Financiële regelingen leren en werken
Financiële regelingen leren en werken
1
Voor werkgevers nr. 32 d.d. 18-1-2023
Inhoud
A. Subsidieregelingen landelijke overheid 4
1. Subsidieregeling Praktijkleren 4
2. Subsidieregeling Praktijkleren in de derde leerweg 5
Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) 9
1. Lage inkomensvoordeel (LIV) 9
X. Regelingen uitkerende instanties 17
Banenafspraak en het quotum arbeidsbeperkten 17
1. Loonkostensubsidie Participatiewet 18
2. Minder loon Wajonger (loondispensatie) 19
6. Bedrijfsadvies inclusieve organisatie 21
7. Vergoeding voorzieningen werkgever 21
D. Gemeentelijke regelingen 24
G. Overzichten financiële regelingen 27
Websites met overzichten financiële regelingen 27
H. Webinars financiële regelingen 28
Wat doet het Leerwerkloket voor u? 30
Inleiding
Voor het volgen van scholing of andere vormen van leren, bestaan er verschillende regelingen waarvan een werkgever gebruik kan maken. Deze leveren vaak aanzienlijke voordelen op.
We onderscheiden de volgende categorieën (“bouwblokken”):
A. Subsidieregelingen landelijke overheid.
B. Belastingvoordelen.
C. Regelingen uitkerende instanties.
D. Gemeentelijke regelingen.
E. Sectorale regelingen.
Na deze bouwblokken geven we inzicht in de inzet van Social Return On Investment (SROI). Deze door de meeste gemeenten toegepaste verplichting op uitgegeven werk, verwerkt in de bestekken, biedt kansen voor zowel werkgevers als voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Hierna worden de belangrijkste subsidiewebsites op een rijtje gezet.
In het laatste hoofdstuk tref je een overzicht aan van onze webinars over financiële regelingen.
Een aantal financiële regelingen, zijn bestemd voor werkzoekenden.
Het is goed om te weten op welke financiële regelingen je (toekomstige) werknemer recht heeft Dit levert jullie beiden voordeel op.
Vraag naar de brochure “Financiële regelingen Leren en Werken voor werkenden, werkzoekenden en scholieren ” bij het Leerwerkloket.
Dit document is samengesteld door Xxxx xx Xxxxx, adviseur Leerwerkloketten, Landelijk Team Leerwerkloketten.
1 Wij gebruiken zoveel mogelijk de brontekst.
A. Subsidieregelingen landelijke overheid
De belangrijkste subsidieregelingen van de landelijke overheid zijn:
1. Subsidieregeling Praktijkleren.
2. Subsidieregeling Praktijkleren in de derde leerweg.
3. Tel mee met Taal.
4. SLIM-subsidie.
5. NL leert door.
6. Subsidieregeling omscholing naar kansrijke beroepen in de ICT en techniek.
1. Subsidieregeling Praktijkleren
Wilt u een praktijk- of werkleerplaats aanbieden zodat mensen beter voorbereid zijn op de arbeidsmarkt? Kijk of u gebruik kunt maken van de subsidieregeling Praktijkleren.
De subsidie is een tegemoetkoming voor de kosten die een werkgever maakt voor de begeleiding van een leerling, deelnemer of student. De subsidieregeling richt zich vooral op:
kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt voor wie toegang tot de arbeidsmarkt een probleem is studenten die een opleiding volgen in sectoren waar een tekort ontstaat aan gekwalificeerd
personeel
wetenschappelijk personeel, dat onmisbaar is voor de Nederlandse kenniseconomie U krijgt beter opgeleid personeel en zij zijn beter voorbereid op de arbeidsmarkt.
Tot 2023 stelt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) jaarlijks subsidie beschikbaar.
Het maximale subsidiebedrag is € 2.700 per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats. XXX.xx neemt alle tijdig ingediende aanvragen in behandeling.
Extra subsidie bbl - leerwerkplek specifieke sectoren
De Subsidieregeling praktijkleren wordt in de studiejaren 2019/2020 tot en met 2021/2022 uitgebreid met een extra compartiment. Erkende leerbedrijven in de sectoren landbouw, horeca en recreatie kunnen bovenop de gebruikelijke subsidie praktijkleren een extra subsidiebedrag aanvragen als zij een bbl leerplek aanbieden.
Vanaf het studiejaar 2019/2020 is hiervoor € 10,6 miljoen per studiejaar beschikbaar. De hoogte van de toeslag is afhankelijk van het aantal gerealiseerde weken begeleiding bij de beroepspraktijkvorming in het betreffende studiejaar. Het beschikbare budget wordt per gerealiseerde begeleidingsweek verdeeld over alle leerplaatsen die in aanmerking komen voor de toeslag.
Bij de aanvraag van het basisbedrag van de Subsidieregeling praktijkleren moet het erkende leerbedrijf in het aanvraagformulier aangeven of het behoort tot de sector landbouw, horeca of recreatie.
De toeslag voor erkende leerbedrijven in de sectoren landbouw, horeca en recreatie is voor de komende 5 jaar beschikbaar (tot en met 2024). De Subsidieregeling Praktijkleren loopt echter tot en met eind 2022. Er is nog niets bekend over een verlenging van de regeling. Daarom is nu nog niet duidelijk hoe de toeslag voor de studiejaren 2022/2023 en 2023/2024 beschikbaar komt.
De hoofdactiviteit van het erkende leerbedrijf dat de opleiding in de praktijk verzorgt, moet bij de Kamer van Koophandel geregistreerd staan onder één van de SBI-codes voor landbouw, horeca of recreatie. Deze registratie moet gedurende het studiejaar waarin de leerplek wordt verzorgd en in ieder geval op het moment van aanvragen correct zijn. U kunt de SBI-code niet met terugwerkende kracht wijzigen om in aanmerking te komen voor de extra subsidie.
Bedrijven en instellingen die een praktijk- of leerwerkplaats aanbieden, kunnen in aanmerking komen voor de subsidieregeling Praktijkleren. De voorwaarden verschillen per onderwijscategorie. Na afloop van de begeleiding dient u uw aanvraag in. Xxxx de voorwaarden per categorie.
xxx.xxx.xx/xxxxxxxxx-xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxx
2. Subsidieregeling Praktijkleren in de derde leerweg
Verzorgt u een praktijk- of werkleerplaats voor een werkzoekende of een werkende die werkloos dreigt te worden? Kijk of u gebruik kunt maken van de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg.
De subsidie is een tegemoetkoming voor de kosten die een erkend leerbedrijf maakt voor het begeleiden bij de beroepspraktijkvorming van een student die een mbo-opleiding in de derde leerweg volgt. Alleen kortlopende bij- en omscholing van een werkzoekende of een werkende die werkloos dreigt te worden komt in aanmerking voor deze subsidie.
U helpt hiermee de directe en duurzame inzetbaarheid van werkenden of werkzoekenden op de arbeidsmarkt te verbeteren.
Een werkzoekende is iemand die staat ingeschreven als werkzoekend bij het UWV. Iedereen met een uitkering van de gemeente of het UWV die kan werken, is ingeschreven als werkzoekende. Ook mensen zonder uitkering kunnen zich inschrijven als werkzoekende. Als zij hulp nodig hebben bij het vinden van werk, dan kunnen ze terecht bij de gemeente.
Heeft u als werkgever contact met de gemeente, het UWV, of een organisatie die namens de gemeente of UWV werkt om iemand weer aan het werk te helpen? Xxx gaat het altijd over een werkzoekende.
Werkende die werkloos dreigt te worden
Een werkende die werkloos dreigt te worden is iemand wiens dienstbetrekking zeer waarschijnlijk niet voortgezet kan worden. Dit kan gebeuren door aankomend ontslag, het aflopen van een tijdelijk contract, omdat de functie komt te vervallen of doordat andere eisen aan de functie gesteld worden.
Van 2021 tot en met 2023 stelt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) subsidie beschikbaar. Het totale beschikbare budget is € 25,5 miljoen.
De regeling wordt verlengd tot in ieder geval eind 2025.
Er zijn 5 aanvraagrondes. Per aanvraagronde is een budget van € 4,5 miljoen beschikbaar met uitzondering van de tweede aanvraagronde. Voor de tweede aanvraagronde is € 7,5 miljoen beschikbaar.
De duur van de opleiding waarvoor een erkend leerbedrijf een vergoeding kan ontvangen is maximaal 40 weken vanaf de startdatum die is opgenomen in de praktijkovereenkomst. Voor het realiseren van een praktijkleerplaats van 40 weken kunt u een vergoeding krijgen van maximaal
€ 2.700, -.
Duurt de praktijkplaats korter dan 40 weken of is er minder dan 40 weken begeleid? Dan stellen we de hoogte van de subsidie naar verhouding bij.
RVO neemt per aanvraagronde alle op tijd ingediende volledige aanvragen in behandeling. Bij een overschrijding van het beschikbare subsidiebudget verdelen we het budget evenredig over de ingediende aanvragen.
Duurt de praktijkplaats langer dan 40 weken? Over de weken die liggen na de eerste 40 aaneengesloten weken van de praktijkplaats ontvangt u geen subsidie. U kunt uw aanvraag in dat geval indienen na afloop van de eerste 40 weken, ongeacht of de opleiding al is afgerond.
Subsidieregeling Praktijkleren in de derde leerweg | XXX.xx | Rijksdienst
Via Tel mee met Taal is er jaarlijks subsidie beschikbaar voor activiteiten gericht op het voorkomen en verminderen van laaggeletterdheid. In 2022 kun je als werkgever weer subsidie aanvragen om te investeren in de basisvaardigheden van je werknemers.
Als werkgever kun je subsidie aanvragen voor scholing. Dit moet leiden tot een betere taalvaardigheid, rekenvaardigheid en/of betere digitale vaardigheden van jouw werknemers. Dit geldt ook voor zzp’ers die voor je bedrijf werken. Of andere werknemers waarmee je een minder duurzame arbeidsrelatie bent aangegaan. Denk aan tijdelijke arbeidsplaatsen, proefplaatsen, beschut werk, et cetera.
Voor alle subsidiestromen geldt: de subsidie is maximaal € 125.000,- per aanvraag en er is sprake van een eigen bijdrage. Tel mee met Xxxx vergoedt 67% van de activiteiten. Het maximumbedrag per cursist is bij werknemers € 1.500,-. In totaal is er in 2022 € 2,9 miljoen beschikbaar voor laaggeletterde werknemers.
Kijk voor meer informatie over de subsidiemogelijkheden voor cursussen voor werknemers op xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/xxxxxxxxxx.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt vanaf 2020 € 48 miljoen per jaar beschikbaar voor initiatieven gericht op het stimuleren van leren en ontwikkelen in het midden- en kleinbedrijf: mkb. Daarnaast komt € 1,2 miljoen beschikbaar om leren en ontwikkelen te stimuleren in grootbedrijven uit de landbouw-, horeca- en recreatiesector.
In het mkb is het minder gebruikelijk dat medewerkers hun kennis en vaardigheden up to date houden tijdens hun werkende leven. Werkgevers hebben daar vaak minder kennis van of tijd en geld voor dan in grotere bedrijven. Ook in de landbouw, de horeca en de recreatiesector is het lastig om een leerrijke werkomgeving te ontwikkelen, omdat er veel seizoensarbeid is. De Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in het mkb draagt hieraan bij.
Voor wie en voor welke activiteiten geldt de SLIM-regeling? De subsidieregeling staat open voor drie groepen aanvragers:
1. individuele mkb-ondernemingen,
2. samenwerkingsverbanden in het mkb en daarnaast
3. de grootbedrijven uit de sectoren landbouw, horeca en recreatie.
Vanaf 2 maart 2020 kunnen deze partijen subsidie aanvragen voor allerlei initiatieven gericht op leren en ontwikkelen. Denk hierbij aan het onderzoeken van scholings- en opleidingsbehoeften in een onderneming of het laten ontwikkelen van loopbaanadviezen voor werkenden in de onderneming.
De regeling biedt ook ruimte voor initiatieven gericht op het ontwikkelen of invoeren van een methode die werkenden in de onderneming stimuleert hun kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen. Bijvoorbeeld het oprichten van een bedrijfsschool, het ontwikkelen en implementeren van een systeem van periodieke ontwikkelgesprekken met werkenden in de onderneming of het opschalen of uitbreiden van andere succesvolle projecten. Tot slot kunnen werkgevers subsidie aanvragen voor het bieden van een praktijkleerplaats voor (delen van) een mbo- opleiding in de derde leerweg.
Kennis- en ondersteuningsprogramma SLIM
Katapult voert een kennis- en ondersteuningsprogramma voor aanvragers van de SLIM- subsidie uit. Door dit programma:
komen projecten met elkaar in contact om van elkaar te leren, kunnen aanvragers deelnemen aan kennisbijeenkomsten,
is er de gelegenheid om vragen te stellen over de subsidie.
Dit programma is geheel kosteloos. Neem een kijkje op de website van Katapult en meld u aan voor het ondersteuningsprogramma SLIM.
Katapult is een netwerk van meer dan 450 samenwerkingsverbanden tussen onderwijs en bedrijfsleven.
Meer informatie over de XXXX-xxxxxxxx, de aanvraagtijdvakken en de aanvraagcriteria vindt u op onze website: xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxx-xx-xxxxxxxxxx/xxxx
De volledige subsidieregeling leest u hier: xxxxx://xxxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxx-0000- 70088.html
In de menukaart staan vier activiteiten genoemd waarvoor je als ondernemer een subsidie kunt aanvragen.
B. Belastingvoordelen
Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl)
In de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) staan 3 tegemoetkomingen in de loonkosten voor werkgevers:
Lage-inkomensvoordeel (LIV). Jeugd-LIV.
Loonkostenvoordelen (LKV’s).
Om werkgevers beter te kunnen informeren over de financiële regelingen binnen de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl), heeft het ministerie van Sociale Zaken & Werkgelegenheid het kennisdocument 'Wtl' gepubliceerd op Xxxxxxxxxxxxx.xx.
Wat gebeurt er als een werkgever recht heeft op zowel LKV als LIV?
Indien een werkgever voor een bepaalde werknemer in aanmerking komt voor meerdere tegemoetkomingen, bijvoorbeeld zowel het LKV als het LIV, dan wordt alleen het hoogste bedrag uitbetaald. Zijn de bedragen van het LKV en het LIV hetzelfde, dan wordt alleen het LKV uitbetaald. Een LKV en de jeugd-LIV kunnen wel samenlopen.
1. Lage inkomensvoordeel (LIV)
Het LIV is een jaarlijkse tegemoetkoming voor werkgevers op grond van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Het LIV is een tegemoetkoming in de loonkosten voor werkgevers die werknemers in dienst hebben met een laag loon. Een laag loon is concreet:
In 2021: een gemiddeld uurloon van minimaal € 10,48 en maximaal € 13,12. In 2022: een gemiddeld uurloon van minimaal € 10,73 en maximaal € 13,43. In 2023; een gemiddeld uurloon van minimaal € 12,04 en maximaal € 15,06.
Daarnaast dienen voor de werknemer minimaal 1248 verloonde uren per jaar in de aangifte loonheffingen te zijn opgenomen.
2. Wat is het doel van het LIV?
Het doel van het LIV is ervoor te zorgen dat mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt een grotere kans op werk hebben en houden. Deze tegemoetkoming in de loonkosten is bedoeld voor werkgevers die mensen in dienst hebben met een laag loon. Hierdoor dalen de loonkosten voor de werkgever, waardoor de kans op werk toeneemt zonder dat iemand minder loon krijgt. Het LIV kan op die manier net dat zetje in de goede richting zijn om mensen die (langdurig) werkloos zijn aan het werk te helpen en om mensen met een laag loon aan het werk te houden.
3. Wanneer heeft de werkgever recht op het LIV?
De werkgever heeft recht op dit voordeel voor elke werknemer die voldoet aan de volgende 5 voorwaarden:
1. De werknemer is verzekerd voor één of meer van de werknemersverzekeringen.
2. De werknemer geniet loon uit tegenwoordige arbeid in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3 tot en met 6 van de Ziektewet.
3. De werknemer had een gemiddeld uurloon tussen € 10,48 en € 13,12 in 2021 of had een gemiddeld uurloon tussen € 10,73 en € 13,43 in 2022 of heeft een gemiddeld uurloon tussen € 12,04 en € 15,06.
4. De werknemer heeft ten minste 1248 verloonde uren per kalenderjaar.
5. De werknemer heeft de AOW-leeftijd nog niet bereikt.
4. Wat moet de werkgever doen om het LIV te krijgen?
De werkgever hoeft het LIV niet aan te vragen. Deze wordt berekend aan de hand van de ingediende aangiften loonheffingen. UWV beoordeelt op basis van de aangiften voor welke werknemers recht bestaat op het LIV. Het is daarbij belangrijk dat de werkgever ook het aantal verloonde uren goed invult. Want kloppen de gegevens in de aangifte niet? Dan loopt hij het LIV misschien helemaal of voor een deel mis.
5. Hoe hoog is het LIV en hoe wordt het berekend?
Het LIV wordt toegekend per werknemer, per verloond uur. Hoeveel de tegemoetkoming precies is, hangt af van het aantal verloonde uren van de werknemer. En van zijn gemiddelde uurloon (jaarloon gedeeld door het aantal verloonde uren).
Om een idee te krijgen van uw recht op het LIV en de hoogte hiervan, kunt u de Regelhulp financieel CV van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gebruiken. Meer uitleg over hoe wij het LIV berekenen, vindt u in de Toelichting UWV rekenregels Wtl.
Xxxxxxxxx uurloon over 2021 | LIV per werknemer per verloond uur | Xxxxxxxx LIV per werknemer per jaar (bij een 38-urige werkweek) |
€ 10,48 tot en met € 13,12 | € 0,49 | € 960 |
Gemiddeld uurloon over 2022 | LIV per werknemer per verloond uur | Xxxxxxxx LIV per werknemer per jaar (bij een 38-urige werkweek) |
€ 10,73 tot en met € 13,43 | € 0,78 | € 1.520 |
Xxxxxxxxx uurloon over 2023 | LIV per werknemer per verloond uur | Xxxxxxxx LIV per werknemer per jaar (bij een 38-urige werkweek) |
€ 12,04 tot en met € 15,06 | € 0,78 | € 1.520 |
De tegemoetkoming verhoging minimumjeugdloon (jeugd-LIV) is een regeling die is ingegaan op 1 januari 2018. Deze regeling is onderdeel van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl).
Het minimumjeugdloon is per 1 juli 2017 verhoogd. Daardoor heeft u als werkgever meer kosten om werknemers van 18 tot en met 20 jaar in dienst te hebben of te nemen. Met het jeugd-LIV kunt u hiervoor een jaarlijkse tegemoetkoming krijgen.
Het recht op en de hoogte van het jeugd-LIV wordt vastgesteld in het jaar na het kalenderjaar waarover het jeugd-LIV wordt berekend. Het vaststellen van deze tegemoetkoming startte in 2019.
2. Wanneer heeft de werkgever recht op het jeugd-LIV?
De werkgever heeft recht op het jeugd-LIV voor elke werknemer die voldoet aan deze 4 voorwaarden:
1. De werknemer is verzekerd voor één of meer van de werknemersverzekeringen.
2. De werknemer geniet loon uit tegenwoordige arbeid in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3 tot en met 6 van de Ziektewet;
3. De werknemer heeft een gemiddeld uurloon dat hoort bij het wettelijke minimumjeugdloon voor zijn leeftijd.
4. De werknemer is op 31 december van het voorgaande jaar: 18, 19, of 20 jaar.
Het gemiddelde uurloon van de werknemer is zijn jaarloon gedeeld door het aantal verloonde uren. Het jaarloon is het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking dat de werkgever in een kalenderjaar aan de werknemer betaalt zolang hij bij de werkgever in dienst is en is verzekerd voor één of meer van de werknemersverzekeringen. Dat betekent dat géén onderdeel van het jaarloon zijn:
WGA-uitkeringen die de werkgever als eigenrisicodrager aan de werknemer betaalt en de WAO-, WIA- en WW-uitkeringen die de werkgever aan de werknemer namens UWV betaalt. Deze uitkeringen zijn immers geen loon uit tegenwoordige arbeid.
ZW-uitkeringen die de werkgever als eigenrisicodrager na afloop van de dienstbetrekking betaalt aan een ex-werknemer.
Nabetalingen die de werkgever na afloop van de dienstbetrekking doet. De werknemer is dan immers niet meer verzekerd voor een van de werknemersverzekeringen.
Xxxxx 0 van de loonstaat dient als uitgangspunt voor het jaarloon.
3. Wat moet de werkgever doen om het jeugd-LIV te krijgen?
UWV beoordeelt aan de hand van de Polisadministratie of de werkgever in aanmerking komt voor het jeugd-LIV, voor welke werknemer en voor welk bedrag. UWV geeft dit door aan de Belastingdienst. De werkgever hoeft zelf geen verzoek te doen en er is geen doelgroepverklaring nodig, zoals bij het LKV. Het is wel belangrijk dat de werkgever het aantal verloonde uren goed invult. Want kloppen de gegevens in de aangifte niet, dan loopt hij het jeugd-LIV misschien helemaal of voor een deel mis.
Als u recht heeft op het jeugd-LIV, dan krijgt u een bedrag per verloond uur. Hoeveel de tegemoetkoming precies is, hangt af van het aantal verloonde uren en van de leeftijd van de werknemer.
De leeftijd van uw werknemer op 31 december van het voorgaande jaar bepaalt het bedrag dat u over het jaar daarna per verloond uur krijgt.
Onderstaande tabel geeft de bedragen voor 2022 weer:
Leeftijd op 31 december | Jeugd-LIV per werknemer per verloond uur | Xxxxxxxx jeugd-LIV per werknemer per jaar |
18 | € 0,07 | € 135,20 |
19 | € 0,08 | € 166,40 |
20 | € 0,30 | € 613,60 |
De loonkostenvoordelen moeten ervoor zorgen dat kwetsbare groepen werknemers betere kansen hebben op de arbeidsmarkt. Er zijn 4 categorieën:
1. het LKV oudere werknemer
2. het LKV arbeidsgehandicapte werknemer
3. het LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden
4. het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer
Om voor deze tegemoetkoming in aanmerking te komen is voor alle groepen een doelgroepverklaring LKV vereist. Voor de premiekortingen was alleen een doelgroepverklaring vereist voor oudere werknemers (vanaf 56 jaar). Het vaststellen van de tegemoetkoming heeft voor het eerst plaatsgevonden in 2019 over 2018.
2. Wanneer heeft de werkgever recht op het LKV?
De werkgever kan voor één of meer van zijn werknemers voldoen aan de voorwaarden van één of meerdere loonkostenvoordelen. Heeft de werkgever iemand in dienst genomen van 56 jaar of ouder? Werknemers die (deels) arbeidsongeschikt of werkloos zijn? Of werknemers die zijn opgenomen in het doelgroepregister voor de banenafspraak of scholingsbelemmerd zijn? Dan voldoet de werknemer misschien aan de voorwaarden van één of meer van deze loonkostenvoordelen. Per LKV verschillen de voorwaarden om ervoor in aanmerking te komen.
Stapeling van LKV’s voor dezelfde werknemer is niet mogelijk. De hoogst berekende LKV telt.
Voorwaarden LKV oudere werknemer (56+)
De werkgever heeft recht op dit voordeel als hij een werknemer in dienst neemt die voldoet aan 4 voorwaarden:
1. Hij is verzekerd voor één of meer van de werknemersverzekeringen.
2. Hij is 56 jaar of ouder, maar heeft de AOW-leeftijd nog niet bereikt.
3. Hij was in de 6 maanden voor hij in dienst kwam, niet bij deze werkgever in dienst.
4. Hij had, in de maand voor hij in dienst kwam, recht op 1 van de volgende uitkeringen: Werkloosheidsuitkering (WW, IOW)
Arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO, WIA, Wet Wajong, Waz, Wamil) Inkomensondersteuning Wet Wajong
Bijstandsuitkering (Participatiewet, IOAW, IOAZ)
Uitkeringen uit de EU, de EER of Zwitserland die hetzelfde doel hebben als de bovenstaande Nederlandse uitkeringen
Verder geldt:
De werkgever heeft voor de werknemer een doelgroepverklaring. Uit deze verklaring blijkt dat de werknemer voldoet aan de voorwaarden.
In de aangifte loonheffingen geeft de werkgever aan dat hij dit loonkostenvoordeel voor de werknemer wil aanvragen.
De werkgever heeft voor de werknemer niet eerder over de maximale duur het loonkostenvoordeel oudere werknemer ontvangen.
Het is geen dienstbetrekking die op grond van de Wet sociale werkvoorziening (WSW) volledig gesubsidieerd is of een dienstbetrekking die valt onder zogenoemd beschut werk op grond van de Participatiewet.
Voldoen de werkgever en de werknemer aan alle voorwaarden, dan mag de werkgever het loonkostenvoordeel vanaf het begin van de dienstbetrekking maximaal 3 jaar aanvragen voor deze werknemer, maar uiterlijk tot de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Als de AOW- leeftijd in de loop van een aangifteperiode wordt bereikt, wordt de periode verlengd tot de aangifteperiode volgend op die waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt.
Voorwaarden LKV arbeidsgehandicapte werknemer
De werkgever heeft recht op dit voordeel als hij een werknemer in dienst neemt die voldoet aan 4 voorwaarden:
1. Hij is verzekerd voor één of meer van de werknemersverzekeringen.
2. Hij heeft de AOW-leeftijd nog niet bereikt.
3. Hij was in de 6 maanden voor hij bij de werkgever in dienst kwam, niet bij deze werkgever in dienst.
4. Hij voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
Hij had, in de maand voor hij in dienst kwam, recht op een WIA-uitkering of op een uitkering uit de EU, de EER of Zwitserland die hetzelfde doel heeft als de WIA-uitkering.
De werknemer had voor 1 januari 2006 recht op een WAO- of Waz-uitkering en was daarom arbeidsgehandicapt op grond van de Wet REA. En hij zou in de maand voordat hij bij de werkgever in dienst kwam, om dezelfde reden arbeidsgehandicapt in de zin van de Wet REA zijn geweest als de Wet REA niet was ingetrokken.
Hij komt bij de werkgever in dienst binnen 5 jaar na de dag waarop de wachttijd (of het tijdvak van de verlengde loondoorbetalingsverplichting) is geëindigd, en voldoet aan deze 2 voorwaarden:
1. UWV heeft in een arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat de werknemer op de 1e dag na afloop van de wachttijd van de WIA (of van het tijdvak van de verlengde loondoorbetalingsverplichting) voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was en niet in staat zijn eigen of ander passend werk te doen bij de werkgever bij wie hij die dag nog in dienst was.
2. De werknemer was 11 weken voor het einde van de wachttijd van de WIA (of van het tijdvak van de verlengde loondoorbetalingsverplichting) nog in dienst bij dezelfde werkgever die hij had toen hij ziek werd.
Verder geldt:
De werkgever heeft voor de werknemer een doelgroepverklaring. Uit deze verklaring blijkt dat de werknemer voldoet aan de voorwaarden.
In de aangifte loonheffingen geeft de werkgever aan dat hij dit loonkostenvoordeel voor de werknemer wil aanvragen.
De werkgever heeft voor de werknemer niet eerder over de maximale duur het loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer ontvangen.
Het is geen dienstbetrekking die op grond van de Wet sociale werkvoorziening (WSW) volledig gesubsidieerd is of een dienstbetrekking die valt onder zogenoemd beschut werk op grond van de Participatiewet.
Voldoen de werkgever en de werknemer aan alle voorwaarden, dan mag de werkgever het loonkostenvoordeel vanaf het begin van de dienstbetrekking maximaal 3 jaar aanvragen voor deze werknemer.
Voorwaarden LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden
De werkgever heeft recht op deze tegemoetkoming als hij een werknemer in dienst neemt die voldoet aan 4 voorwaarden:
1. Hij is verzekerd voor één of meer van de werknemersverzekeringen.
2. Hij heeft de AOW-leeftijd nog niet bereikt.
3. Hij was in de 6 maanden voor hij in dienst kwam, niet bij dezelfde werkgever in dienst.
4. In de maand voor hij in dienst kwam, of op de eerste dag van de indiensttreding, voldoet hij aan 1 van de volgende voorwaarden:
a. Hij heeft recht op een uitkering of arbeidsondersteuning op grond van de Wet Wajong.
b. Hij heeft een WSW-indicatie (Wet sociale werkvoorziening).
c. Hij is volgens UWV niet in staat om 100% van het wettelijke minimumloon te verdienen en wordt onder verantwoordelijkheid van de gemeente naar werk begeleid. Of de gemeente heeft bij het beoordelen van de loonkostensubsidie vastgesteld dat hij niet in staat is om 100% van het wettelijke minimumloon te verdienen (de 'Praktijkroute'). In beide gevallen geldt dat de werknemer op of na 1 januari 2016 in dienst is gekomen bij zijn (toenmalige) werkgever en op dat moment is vastgesteld dat de werknemer minder dan 100% van het minimumloon kan verdienen.
a. Hij beschikt over een indicatie als arbeidsbeperkte. Hieronder vallen onder meer schoolverlaters van het Voortgezet Speciaal Onderwijs en schoolverlaters van het Praktijkonderwijs. Hij heeft een Wiw-baan (Wet inschakeling werkzoekenden) of een IDbaan (In- en doorstroombaan).
b. Hij heeft een voorziening van UWV of de gemeente en kan zonder die voorziening niet het minimumloon verdienen.
c. Hij hoort niet tot de doelgroep banenafspraak, hij heeft door een ziekte of gebrek problemen gehad bij het volgen van onderwijs en hij komt binnen 5 jaar na afronding van dat onderwijs bij de werkgever in dienst.
Verder geldt:
De werkgever heeft voor de werknemer een doelgroepverklaring. Uit deze verklaring blijkt dat de werknemer voldoet aan de voorwaarden.
In de aangifte loonheffingen geeft de werkgever aan het LKV voor de werknemer te willen aanvragen.
De werkgever heeft voor de werknemer niet eerder over de maximale duur het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden ontvangen.
Het is geen dienstbetrekking die op grond van de Wet sociale werkvoorziening (WSW) volledig gesubsidieerd is of een dienstbetrekking die valt onder zogenoemd beschut werk op grond van de Participatiewet.
Voldoen de werkgever en de werknemer aan alle voorwaarden, dan mag de werkgever het loonkostenvoordeel vanaf het begin van de dienstbetrekking maximaal 3 jaar aanvragen voor deze werknemer.
Voorwaarden LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer
De werkgever heeft recht op deze tegemoetkoming als de werkgever een arbeidsgehandicapte werknemer herplaatst die voldoet aan 3 voorwaarden:
1. Hij is verzekerd voor één of meer van de werknemersverzekeringen.
2. Hij heeft de AOW-leeftijd nog niet bereikt.
3. De werknemer voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
Hij had, in de maand voor de herplaatsing, recht op een WIA-uitkering of op een uitkering uit de EU, de EER of Zwitserland die hetzelfde doel heeft als de WIA-uitkering.
Let op: Als hij voor de 1e WIA-dag het werk in zijn huidige of nieuwe functie geheel of gedeeltelijk heeft hervat (bijvoorbeeld als onderdeel van de re-integratie) wordt aan deze voorwaarde niet voldaan. Er bestaat in dat geval geen recht op deze tegemoetkoming.
De werknemer had voor 1 januari 2006 recht op een WAO- of Waz-uitkering en was daarom arbeidsgehandicapt op grond van de Wet REA. En hij zou in de maand voor herplaatsing om dezelfde reden arbeidsgehandicapt in de zin van de Wet REA zijn geweest als de Wet REA niet was ingetrokken.
Verder geldt:
De werkgever heeft voor de werknemer een doelgroepverklaring. Uit deze verklaring blijkt dat de werknemer voldoet aan de voorwaarden.
In de aangifte loonheffingen geeft de werkgever aan dat dit loonkostenvoordeel voor de werknemer wil aanvragen.
De werkgever heeft voor de werknemer niet eerder over de maximale duur het loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer ontvangen.
Het is geen dienstbetrekking die op grond van de Wet sociale werkvoorziening (WSW) volledig gesubsidieerd is of een dienstbetrekking die valt onder zogenoemd beschut werk op grond van de Participatiewet.
Voldoen de werkgever en de werknemer aan alle voorwaarden, dan mag de werkgever het loonkostenvoordeel vanaf het moment van herplaatsing maximaal 1 jaar aanvragen voor deze werknemer.
3. Wat moet de werkgever doen om het LKV te krijgen?
Beschikt de werknemer over een doelgroepverklaring LKV, dan geeft hij een kopie ervan aan de werkgever (dit geldt niet als de werkgever namens de werknemer aanvraagt middels een machtiging). Vervolgens zet de werkgever de indicatie ‘LKV’ op ‘ja’ bij iedere aangifte loonheffingen om aanspraak te kunnen maken op het LKV. Dit doet hij ook voor werknemers die vallen onder het overgangsrecht.
Hoeveel loonkostenvoordeel de werkgever ontvangt, is afhankelijk van de doelgroep waartoe de werknemer behoort. De werkgever ontvangt aan LKV het aantal verloonde uren in het kalenderjaar vermenigvuldigd met het van toepassing zijnde bedrag per verloond uur, met een maximum afhankelijk van de doelgroep. De maximale bedragen per doelgroep zijn als volgt:
Loonkostenvoordeel | Bedrag per verloond uur | Maximumbedrag per jaar | Maximale termijn |
Oudere werknemer | € 3,05 | € 6.000, - | 3 jaar |
Arbeidsgehandicapte werknemer | € 3,05 | € 6.000, - | 3 jaar |
Doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden | € 1,01 | € 2.000, - | 3 jaar |
Herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer | € 3,05 | € 6.000, - | 1 jaar |
C. Regelingen uitkerende instanties
Een deel van de regelingen waar de werkgever gebruik van kan maken heeft zijn grondslag in de Participatiewet. De Participatiewet geldt sinds 1 januari 2015. Deze wet vervangt de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet op de sociale werkvoorziening (WSW) en een groot deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Personen die voorheen een bijstandsuitkering ontvingen op grond van de Wet Werk en Bijstand ontvangen nu een uitkering op grond van de Participatiewet. Doel van de Participatiewet is om mensen met arbeidsvermogen die vallen onder de doelgroep van de Participatiewet naar werk toe te leiden, bij voorkeur naar regulier werk.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet.
Gemeenten hebben op grond van de Participatiewet een breed instrumentarium om mensen met beperkingen aan werk te helpen. Deze instrumenten bieden ook ondersteuning voor werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking aannemen.
Banenafspraak en het quotum arbeidsbeperkten
Kabinet en werkgevers hebben in het sociaal akkoord van 2013 afgesproken dat er extra banen komen voor mensen met een ziekte of handicap. Werkgevers in de marktsector moeten tot 2026 in totaal 100.000 banen realiseren voor mensen met een ziekte of handicap. De overheid doet dit voor
25.000 mensen met een ziekte of handicap. Dit heet de banenafspraak. Op 1 april 2015 is de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten ingegaan. Deze wet bevestigt de afspraken in de banenafspraak.
Volgens de nieuwe wet moeten werkgevers met 25 of meer werknemers, die per jaar meer dan of
40.575 verloonde uren via de loonaangifte verantwoord hebben een bepaald percentage mensen met een ziekte of handicap in dienst te nemen: het quotum arbeidsbeperkten. Voldoen werkgevers daar niet aan, dan kan het zijn dat zij vanaf 2019 een quotumheffing van € 5.000,- per niet-ingevulde arbeidsplaats per jaar moeten betalen. Vanuit het ministerie van SZW wordt bepaald of de quotumheffing over een bepaald jaar toegepast wordt.
In het doelgroepregister (pdf, 1003 kB) staan gegevens van personen die onder de banenafspraak vallen of die alleen meetellen voor de quotumheffing.
Om de privacy van mensen in het register te beschermen, kan alleen gericht worden opgevraagd of uw werknemer, sollicitant, uitzendkracht of gedetacheerde werknemer in het register is opgenomen. Er wordt geen andere informatie gegeven.
Het UWV is de landelijk beheerder van het doelgroepenregister.
Doelgroepenregister en banenafspraak
De volgende mensen staan in het doelgroepregister en vallen onder de banenafspraak:
Mensen die onder de Participatiewet vallen en geen wettelijk minimumloon kunnen verdienen.
Mensen die onder de Participatiewet vallen en alleen met de voorziening jobcoaching het wettelijk minimumloon kunnen verdienen.
Schoolverlaters van het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en het praktijkonderwijs (pro) die zich hebben aangemeld bij UWV.
Mensen met een WSW-indicatie (voormalige Wet Sociale Werkvoorziening). Mensen met oude Wajong of Wajong 2010 die kunnen werken.
Mensen met een WIW-baan (voormalige Wet inschakeling werkzoekenden) of een ID-baan (voormalig Besluit in- en doorstroombanen).
Mensen die via de Praktijkroute in het doelgroepregister instromen.
Doelgroepregister maar geen banenafspraak
Er zijn ook mensen die wel in het doelgroepregister staan, maar niet vallen onder de banenafspraak. Zij tellen wel mee als de quotumregeling ingaat. Het gaat om mensen die:
alleen met een voorziening (hulp, hulpmiddelen en regelingen) het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, én;
een ziekte of handicap hebben die is ontstaan voor hun 18e verjaardag of tijdens hun studie.
Afhankelijk van de uitkering die uw (nieuwe) werknemer krijgt, zijn er verschillende voordelen en regelingen waar u gebruik van kunt maken. Hieronder worden de verschillende voordelen en regelingen toegelicht.
1. Loonkostensubsidie Participatiewet
Doelgroep: Participatiewet doelgroep banenafspraak (gemeenten).
Werkgevers kunnen in aanmerking komen voor loonkostensubsidie van de gemeente als zij mensen met een arbeidsbeperking – waarvoor de gemeente verantwoordelijk is – in dienst nemen.
Voorwaarde is dat een werknemer met voltijdse arbeid niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen. De werkgever betaalt zo alleen voor de werkelijke arbeidsproductiviteit van de werknemer.
De werkgever betaalt de werknemer volledig loon, volgens de voor hem geldende CAO of als die niet van toepassing is, het wettelijk minimumloon. De loonkostensubsidie bedraagt het verschil tussen de loonwaarde van de werknemer en het minimumloon. De loonwaarde wordt zo objectief mogelijk op de werkplek bepaald aan de hand van een gevalideerde loonwaardemethode en er vindt periodiek een herbeoordeling van de loonwaarde plaats.
De loonkostensubsidie is maximaal 70 procent van het wettelijk minimumloon. De werkgever ontvangt daarnaast een vergoeding voor de werkgeverslasten (op dit moment 23,5 procent van de loonsom waarover loonkostensubsidie wordt verstrekt). Het eventuele verschil tussen minimumloon en CAO-loon is voor rekening van de werkgever.
Let op! Gemeenten kunnen loonkostensubsidie ook voor andere doelgroepen verstrekken. Het gaat dan veelal om tijdelijke vormen op basis van lokale of regionale afspraken die al langer geleden zijn gemaakt. De subsidie wordt vooral als stimulans ingezet om uitkeringsgerechtigden te kunnen laten werken.
Loonkostensubsidie en BBL-trajecten
De mbo-opleiding kan niet voorzien in loonkostensubsidie als een leerling vanwege een beperking niet het wettelijk minimum(jeugd)loon (WML) kan verdienen. Omgekeerd sluit de Participatiewet in beginsel loonkostensubsidie uit, wanneer iemand rijks bekostigd onderwijs volgt. Voor jongeren met beperkingen die geen WML kunnen verdienen kan het ontbreken van loonkostensubsidie echter tot gevolg hebben dat zij geen BBL-plek krijgen en geen opleiding kunnen afronden. Gemeenten kunnen daarom in voorkomende gevallen de mogelijkheid benutten die de Participatiewet biedt in artikel 10f
om onder voorwaarden ondersteuning te bekostigen voor deze jongeren, als naar het oordeel van de gemeente een leer-werktraject geboden is om schooluitval te voorkomen en (indien mogelijk) een startkwalificatie te behalen.
Uiteraard blijft onverkort gelden dat een jongere tot de doelgroep van loonkostensubsidie moet behoren en dat ook aan de overige voorwaarden voor loonkostensubsidie moet worden voldaan.
Zo moet sprake zijn van een dienstbetrekking. Of daarvan sprake is, moet door de gemeente worden beoordeeld aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden.
2. Minder loon Wajonger (loondispensatie)
Doelgroep: werknemers met een Wajong-uitkering (UWV).
Bij loondispensatie betaalt de werkgever tijdelijk minder loon aan een werknemer omdat hij minder aan kan dan de andere werknemers. Voorwaarde is dat de werknemer een Wajong-uitkering heeft waarvoor UWV verantwoordelijk is.
UWV vult het loon van de Wajonger dan aan tot maximaal het bedrag dat hij ontving voordat hij bij de werkgever ging werken. De loondispensatie kan een half jaar tot 5 jaar duren. Verlenging is mogelijk, maar uiteindelijk moet de werknemer hetzelfde gaan verdienen als andere werknemers.
Loondispensatie aanvragen
U vraagt loondispensatie aan met het formulier Aanvraag loondispensatie Wajong. Een arbeidsdeskundige van UWV beoordeelt dan of uw werknemer minder presteert door zijn ziekte of handicap. Met dit oordeel stelt de arbeidsdeskundige vast hoeveel loon u moet betalen.
Voor meer informatie over Xxxxxx xxxx Xxxxxxxx bekijk xxx.xxx.xx.
Doelgroep: werknemers met een arbeidshandicap of ziekte (UWV).
De no-riskpolis is een regeling die voor u geldt als u een werknemer met een ziekte of handicap in dienst neemt. De regeling houdt in dat u voor hem een Ziektewetuitkering van UWV kunt krijgen als hij ziek wordt.
Een Ziektewetuitkering is 70% tot 100% van het dagloon van de werknemer, afhankelijk van de situatie. Door de no-riskpolis loopt u dus weinig risico als u een werknemer met een ziekte of handicap in dienst neemt.
Voor wie geldt de no-riskpolis?
De no-riskpolis geldt bijvoorbeeld in deze situaties voor uw werknemer:
Hij heeft bij het begin van zijn dienstverband een WIA-, WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering. Hij valt onder de doelgroep van de banenafspraak.
Hij heeft problemen (gehad) door zijn ziekte of handicap bij het volgen van onderwijs. Er zijn nog andere groepen waarvoor de no-riskpolis geldt. Kijk hiervoor op xxx.xxx.xx.
U hoeft een no-riskpolis niet van tevoren aan te vragen voor uw werknemer. Op het moment dat uw werknemer ziek wordt, geeft u bij de ziekmelding aan dat voor hem de no-riskpolis geldt. De voorwaarden voor de no-riskpolis vindt u op xxx.xxx.xx.
Doelgroep: werknemers met een WAO, WIA, WAZ, Wajong, Ziektewet of WW-uitkering.
Na toestemming van UWV werkt de werknemer 2 maanden met behoud van zijn uitkering. De werkgever hoeft dan geen loon te betalen. Deze periode is net zo lang als de maximale proeftijd aan het begin van een dienstverband. Vaak is dit genoeg om te bekijken of de werknemer geschikt is. Na een proefplaatsing mag de werkgever geen proeftijd meer afspreken met de werknemer.
Voorwaarden voor proefplaatsing Voorwaarden voor een proefplaatsing:
U heeft de bedoeling dat u de werknemer na de proefplaatsing een dienstverband van minimaal 6 maanden aanbiedt.
Het aantal uren van het dienstverband is minimaal hetzelfde aantal uren als de proefplaatsing. U sluit tijdens de proefplaatsing voor de werknemer een aansprakelijkheidsverzekering af.
De werknemer heeft een uitkering van UWV.
Extra voorwaarden voor een werknemer met een WW-uitkering
Voor een werknemer met een WW-uitkering gelden extra voorwaarden. De werknemer: moet minimaal 3 maanden werkloos zijn;
komt zonder hulp moeilijk aan werk.
Is de werknemer xxxxxx dan 3 maanden werkloos? Xxx verwacht het UWV dat hij zonder hulp werk kan vinden. Er gelden enkele uitzonderingen als de werknemer:
jonger is dan 27 jaar en geen startkwalificatie heeft.
voor zijn WW-uitkering langere tijd een Ziektewet- of arbeidsongeschiktheidsuitkering kreeg. En hij kan niet meer kan werken in zijn oude functie.
Een proefplaatsing kan pas beginnen nadat u daarvoor toestemming heeft gekregen van het UWV. U vraagt proefplaatsing aan samen met uw toekomstige werknemer. Dit doet u met het formulier Aanvraag UWV proefplaatsing. Voordat de proefplaatsing begint, beoordeelt het UWV of de proefplaatsing ingezet kan worden en hoelang. Het UWV kijkt dan wat de afstand tot de arbeidsmarkt is van de werknemer en of hij geschikt is voor de functie.
Kijk voor meer informatie op xxx.xxx.xx.
Een jobcoach begeleidt op de werkvloer een werknemer met een langdurige ziekte of handicap. Dit kan een interne jobcoach of een externe jobcoach zijn.
Dit is een subsidieregeling voor werkgevers. Met deze subsidie regelt u een jobcoach voor uw werknemer. Deze jobcoach hoeft niet gecertificeerd te zijn. Het kan ook een collega op de werkvloer zijn die hier een speciale training voor volgde.
Als werkgever zorgt u voor een persoonlijk trainings- of inwerkprogramma en regelt u begeleiding op de werkvloer. De jobcoach is vervolgens de schakel tussen werkgever en werknemer.
Aan het eind van een geslaagd programma kan de werknemer zijn werk zelfstandig uitvoeren. De jobcoach blijft bereikbaar voor wanneer er een probleem ontstaat of er nog onduidelijkheden zijn.
Dit is een voorziening die de werknemer zelf kan aanvragen. Deze externe jobcoach werkt voor een erkende jobcoachorganisatie en legt verantwoording af aan UWV.
Bekijk voor meer informatie xxx.xxx.xx.
6. Bedrijfsadvies inclusieve organisatie
Tijdens een bedrijfsadvies inclusieve arbeidsorganisatie zoekt het UWV in de bestaande werkprocessen naar eenvoudige werkzaamheden. Deze combineren we tot een nieuw takenpakket, waar we vervolgens een geschikte kandidaat bij zoeken uit de doelgroep. Dit advies is kosteloos.
Voor informatie en advies kunt u terecht bij het Werkgeversservicepunt in uw regio (Werkgeversservicepunten | xxxx.xx of het landelijk Werkgeversservicepunt.
7. Vergoeding voorzieningen werkgever
Doelgroep: Participatiewet en werknemers met een WAO, WIA of Wajong-uitkering (UWV, gemeenten).
Een werkgever kan een vergoeding voor voorzieningen krijgen als hij een werknemer met een WAO-, WIA- of Wajong-uitkering in dienst neemt of heeft.
Maakt een werkgever extra kosten waardoor deze werknemer kan werken? Dan kan hij een vergoeding aanvragen voor niet-meeneembare aanpassingen op de werkplek of in het bedrijf. De werknemer kan zelf een vergoeding voor meeneembare hulpmiddelen aanvragen.
Gemeenten kunnen bij de uitvoering van de participatiewet voorziening inzetten, afhankelijk van de persoonlijke situatie. Zij kunnen hierover beleid formuleren en opnemen in de verordening. Zij kunnen daarbij aansluiten bij voorzieningen die UWV ook verstrekt, zoals:
Vervoersvoorzieningen.
Intermediaire voorzieningen (bijvoorbeeld tolk, voorleeshulp). Meeneembare voorzieningen (bijvoorbeeld brailleapparatuur). Werkplekaanpassingen.
Doelgroep: werknemers met een WAO, WIA, WAZ, Wajong, Ziektewet of WW-uitkering (UWV).
De scholing voor deze doelgroepen is geregeld in de Beleidsregels Scholing UWV 2021.
Deze uitkeringsgerechtigden kunnen uitsluitend met instemming van UWV een scholing volgen als er een noodzaak tot het volgen van de scholing bestaat. De noodzaak tot het volgen van een scholing
wordt beoordeeld aan de hand van deze Beleidsregel Scholing 2021. Er is sprake van een noodzaak tot het volgen van scholing als aan alle navolgende vereisten is voldaan:
x. xx xxxxxxxx is arbeidsmarktrelevant én
b. de duur van de scholing overschrijdt niet het gestelde maximum én
c. de uitkeringsgerechtigde is schoolbaar.
a. Arbeidsmarktrelevantie
Een scholing is arbeidsmarktrelevant als aan één van de navolgende vereisten is voldaan:
Er is sprake van een baanintentie of baangarantie. Deze baanintentie of baangarantie blijkt uit een door de werkgever en de uitkeringsgerechtigde ondertekende verklaring of arbeidsovereenkomst, dan wel een mondelinge verklaring door de werkgever. De verklaring houdt in dat de werkgever voornemens is om de uitkeringsgerechtigde na het behalen van het certificaat of diploma een dienstbetrekking aan te bieden. De dienstbetrekking waarop de baanintentie of baangarantie betrekking heeft, start uiterlijk op de eerste dag van de maand direct volgend op de maand waarin de uitkeringsgerechtigde de scholing met een diploma of certificaat heeft afgerond. De omvang van de dienstbetrekking bedraagt minimaal hetzelfde aantal uren per week als de wekelijkse studiebelasting van de scholing en duurt minimaal 6 maanden.
De uitkeringsgerechtigde kan na het volgen van de scholing een door UWV vastgesteld kansberoep vervullen.
De uitkeringsgerechtigde maakt naar genoegen van UWV inzichtelijk dat hij met een certificaat of diploma van de scholing een reële kans heeft op werk in dienstbetrekking of om als zelfstandig ondernemer in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien.
De uitkeringsgerechtigde maakt hiervoor inzichtelijk tot welk (zelfstandig) beroep of functie de scholing opleidt. Wil de uitkeringsgerechtigde in een dienstbetrekking gaan werken, dan geeft hij inzicht in de vacatures die hij na het afronden van zijn scholing kan vervullen. Wil de uitkeringsgerechtigde als zelfstandig ondernemer gaan werken dan maakt de uitkeringsgerechtigde inzichtelijk op welke wijze hij na het volgen van de scholing als zelfstandig ondernemer in zijn onderhoud kan voorzien.
b. Maximum duur van de scholing
De scholing mag maximaal één jaar duren.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag de scholing van een jonggehandicapte uitkeringsgerechtigde met scholingsbelemmeringen als gevolg van ziekte of een handicap maximaal 2,5 jaar duren.
In afwijking van het eerste en tweede lid kan UWV in individuele gevallen een langere scholingsduur toestaan.
c. Schoolbaar
UWV toetst of de uitkeringsgerechtigde schoolbaar is aan de hand van de navolgende criteria: de cognitieve vaardigheden:
de uitkeringsgerechtigde voldoet aan de formele instroomeisen die het opleidingsinstituut stelt aan personen die de scholing willen gaan volgen én
de belasting en de belastbaarheid:
de uitkeringsgerechtigde is zowel fysiek als mentaal voldoende belastbaar om de scholing met goed gevolg af te kunnen ronden en de functie of het beroep, waar de scholing voor opleidt, uit te voeren én
de persoonlijke omstandigheden:
de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde moeten zodanig zijn dat hij in staat is om de scholing met goed gevolg af te kunnen ronden.
Bron: Staatscourant nr. 28009 7-6-2021 Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden.
Doelgroep: Participatiewet 27 jaar of ouder (gemeenten).
De gemeente kan op grond van de Participatiewet participatieplaatsen inzetten voor uitkeringsgerechtigden van 27 jaar en ouder van wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog niet bemiddelaar zijn op de arbeidsmarkt, maar wel het perspectief hebben dat zij met langere begeleiding weer inzetbaar zijn in reguliere arbeid. De gemeente kan hen in beginsel maximaal twee jaar onbeloonde arbeid laten verrichten, mits deze additioneel zijn. Deze periode kan met tweemaal een jaar verlengd worden als de gemeente van oordeel is dat daardoor de kans op inschakeling in het arbeidsproces van de betrokken aanmerkelijk verbetert.
Bij additionele werkzaamheden gelden twee voorwaarden:
De werkzaamheden zijn gericht op arbeidsinschakeling. De werkzaamheden mogen niet leiden tot verdringing.
Doelgroep: werknemers met een WW-uitkering (UWV).
Werkzoekenden kunnen zich bij een werkgever oriënteren op het werk met behoud van WW- uitkering Het is mogelijk voor WW-gerechtigden om met behoud van de uitkering een oriëntatieperiode bij een (toekomstige) werkgever af te spreken. Er worden met werkgevers meer (leer)werkarrangementen gesloten waarbij een oriëntatieperiode onderdeel kan zijn van dit arrangement. Tijdens deze oriëntatieperiode krijgt de deelnemer zicht op de werkzaamheden en kan onderzoeken of dit duurzaam bij hem of haar past. De werkgever heeft daarbij de mogelijkheid om op een vrijblijvende manier kennis te maken met de deelnemer en diens vaardigheden.
Voorwaarden oriëntatieperiode:
De deelnemer mag zich maximaal 14 kalenderdagen oriënteren bij een werkgever.
De deelnemer kijkt en loopt mee en voert slechts activiteiten onder begeleiding uit (geen productieverhogende werkzaamheden).
Als er sprake is van een vergoeding, anders dan een onkostenvergoeding voor bijvoorbeeld reiskosten, dan geeft de deelnemer deze op als inkomsten.
De deelnemer kan deelname aan de oriëntatiedagen als een sollicitatieactiviteit opvoeren.
De deelnemer dient zich tijdens de oriëntatiedagen aan zijn uitkeringsverplichtingen te houden.
De deelnemer dient de aanvraag voor de oriëntatiedagen wel zelf in te dienen, waarna hij een besluit ontvangt of hij met behoud van WW-uitkering deze oriëntatiedagen te kunnen gaan volgen.
Oriëntatiedagen worden ingezet in het kader van arbeidsmarktoriëntatie. Zodat de deelnemer kan onderzoeken wat een mogelijk passende beroepsrichting is.
D. Gemeentelijke regelingen
De toepassing van de instrumenten van de participatiewet kunnen verschillen per gemeente. Gemeenten hebben beleidsvrijheid en bepalen op basis van maatwerk wat iemand aan (financiële) ondersteuning nodig heeft. Bovendien kunnen gemeenten aanvullende instrumenten toepassen die zijn gericht op werknemers die binnen de doelgroep van de Participatiewet vallen.
De regelingen van de gemeente waar de kandidaat is ingeschreven zijn van toepassing.
E. Sectorale regelingen
In verschillende sectoren zijn specifieke financiële regelingen op het gebied van Leren en Werken. Het valt buiten het bestek van deze brochure om alle sectorale financiële regelingen te beschrijven.
We adviseren om per leerwerktraject en per kandidaat te onderzoeken of specifieke sectorale regelingen van toepassing zijn. Deze informatie is vaak te verkrijgen bij het betreffende kenniscentrum of het O&O fonds van de branche.
Een overzicht van de O&O fondsen is ook te vinden op: xxxx://xxxxxxxxxx.xx/
F. Inzet SROI
Opdrachtgevers als gemeenten en woningcorporaties passen bij aanbestedingen boven de € 50.000,- een Social Return On Investment verplichting toe (dit bedrag kan per gemeente variëren). Dit betekent dat de opdrachtnemers bij het aannemen van zo’n opdracht minimaal 5% van de aanneemsom of 7% van de loonsom moeten inzetten voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Ondernemers doen iets terug voor de aan hun gegunde opdracht en diverse doelgroepen met een afstand tot de arbeidsmarkt dan wel zwakke positie op die arbeidsmarkt profiteren daarvan. Deze tegenprestatie mag zich op drie gebieden afspelen te weten; werkgelegenheid, scholing of relevante maatschappelijke activiteiten.
Social Return On Investment creëert duurzaam werk voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Denk bijvoorbeeld aan een taal- of leerachterstand, ontslag, privéomstandigheden of sociaal emotionele problemen.
Voor scholieren en studenten kunnen bij deze werkgevers stageplaatsen en BBL-plekken beschikbaar gesteld worden.
Een andere mogelijkheid is om de positie van zittende werknemers duurzamer te maken en de daar aan verbonden opleidingskosten te verrekenen met de SROI-verplichting.
Werkgevers met een SROI-verplichting mogen een substantieel bedrag verrekenen met deze verplichting als zij bijvoorbeeld een BBL-plek beschikbaar stellen dan wel iemand met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst nemen. De bedragen kunnen per gemeente verschillen.
Als een SROI plichtige werkgever uit bijvoorbeeld Rotterdam een BBL’er in dienst neemt mag deze
€ 10.000, - op jaarbasis in mindering brengen op de SROI-verplichting. Als je bedenkt dat er daarnaast nog meer mogelijkheden zijn in het kader van de hiervoor beschreven financiële regelingen, dan is dit heel aantrekkelijk.
Dit geldt ook voor het beschikbaar stellen van stageplaatsen voor MBO studenten. Daar mag op jaarbasis € 5.000, - voor verrekend worden. Voor VSO-leerlingen zelfs € 10.000, -.
Ook excursies, verzorgen van workshops, bedrijfsbezoeken kunnen met de SROI-verplichting verrekend mogen worden.
In beginsel kan alles wat leidt tot een verkorting van de afstand tot de arbeidsmarkt worden afgetrokken van de SROI-verplichting.
Voor de bedragen en mogelijkheden in uw regio, kunt u zich bij de SROI-medewerker van de betreffende gemeente melden.
G. Overzichten financiële regelingen
Websites met overzichten financiële regelingen
De verschillende financiële regelingen op het gebied van leren en werken kunt u ook terugvinden via de volgende links:
Overzicht met financiële regelingen voor werkgevers opgesteld door het Landelijk Team Leerwerkloketten; Financiële regelingen voor werkgevers | Leerwerkloket
Overzicht met financiële regelingen voor werkenden, werkzoekenden en scholieren opgesteld door het Landelijk Team Leerwerkloketten; Financiële regelingen voor werkenden, werkzoekenden en scholieren | Leerwerkloket
Xxxxxx & Xxx: de Nationale instrumentengidsen; Instrumentengidsen Xxxxxx en Eva | VNG Realisatie
Overzicht regelingen en subsidies LLO van de SER; Regelingen en subsidies voor leven lang ontwikkelen | SER | SER
Overzicht SBB; Financiële ondersteuning | SBB (x-xx.xx) xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx
Regelhulp financieel CV (xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx)
xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxxx-xxxx-xxxxxxxxxxx Kennisbank - Platform Naar Werk
H. Webinars financiële regelingen
Webinars financiële regelingen leren en werken optimaal benutten voor het inrichten van leerwerktrajecten
Scholing is een belangrijk instrument om de afstand tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te verkleinen. Bovendien is scholing belangrijk om te anticiperen op nieuwe omstandigheden. Hiervoor worden in de verschillende arbeidsmarktregio’s leerwerktrajecten georganiseerd.
Het Landelijk Team Leerwerkloketten heeft in het najaar van 2020 in samenwerking met VNG drie webinars gegeven om zo slim mogelijk om te gaan met financiële regelingen voor scholing. Deze webinars zijn nog steeds terug te kijken.
Financiële regelingen in de praktijk
De financiering van leerwerktrajecten wordt vaak als een knelpunt gezien. Professionals zien vaak door de bomen het bos niet meer. Met de webinars “Financiële regelingen leren en werken optimaal benutten” voorzien wij in de behoefte van de regio’s om beter gefaciliteerd te worden in het bundelen en benutten van beschikbare financiële regelingen leren en werken.
Webinars
Wij bieden hiervoor de volgende webinars aan:
1. Anders kijken naar SROI door Xxxx xxx Xxxxx (1 uur).
2. Financial Engineering door Xxxx xx Xxxxx (1½ uur).
3. Xxxxxxx Xxxxxx & Xxx; de Nationale Instrumentengidsen door Xxxxxx Xxxxx (1½ uur). De webinars zijn afzonderlijk te volgen maar versterken elkaar door de onderlinge samenhang.
De webinars worden gegeven door Xxxxxx Xxxxx xxx XXX, Xxxxxx xxx Xxxxxx van UWV en Xxxx xxx Xxxxx en Xxxx xx Xxxxx van het Landelijk Team Leerwerkloketten.
De webinars zijn te volgen via WebinarGeek. Hiervoor hoef je niets te downloaden of installeren, WebinarGeek is namelijk web-based.
In dit onderdeel krijg je inzicht in de diverse toepassingen van Social Return On Investment (SROI). Aan de hand van praktijkvoorbeelden leer je hoe SROI ingezet kan worden om leerwerktrajecten te financieren. Je maakt kennis met de vele mogelijkheden van SROI om de afstand tot de arbeidsmarkt van een brede doelgroep te verkleinen.
Dit webinar bestaat uit 2 delen. In het eerste deel wordt een helikopterview gegeven van de verschillende financieringsbronnen voor het financieren van leerwerktrajecten. Dit wordt overzichtelijk gemaakt met “bouwblokken” waardoor je door de bomen het bos weer ziet. Praktijkvoorbeelden, hulpmiddelen en succesfactoren worden gedeeld. In het tweede deel ga je zelf aan de slag met financial engineering en werk je onder begeleiding een praktijkopdracht uit.
Xxxxxxx Xxxxxx & Xxx; de Nationale Instrumentengids
We verwachten dat professionals alle instrumenten kennen om werkzoekenden en werkgevers goed te ondersteunen. Maar het zijn er nogal wat. Van inzet van schuldhulp, Nederlandse taalles, werkfit- trajecten tot loonkostensubsidie, loonkostenvoordeel, Subsidieregeling Praktijkleren,
proefplaatsingen, sectorale regelingen, etc. Hoe zien professionals door de bomen het bos nog, in het oerwoud van instrumenten? VNG ontwikkelt samen met een aantal gemeenten twee gidsen om alle instrumenten eenvoudig en eenduidig inzichtelijk te maken. Een werkzoekende- en een werkgeversinstrumenten gids. Landelijke tools om lokaal te vullen met eigen instrumenten. Door deze transparantie voor professionals en burgers, kunnen gemeenten elkaar ook onderling inspireren en van elkaar leren.
U kunt de webinars bekijken via xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxx-xx-xxxx/xx_xxx/xxxxxxxxxxxx
Wat doet het Leerwerkloket voor u?
Het Leerwerkloket is een onafhankelijk adviespunt met kennis van onderwijs en arbeidsmarkt. Leerwerkloketten hebben een breed netwerk. Met scholings- en loopbaanadvies zetten we mensen op het spoor om middels scholing een baan te vinden en te behouden. Met u als werkgevers bespreekt het Leerwerkloket de opleidingsbehoefte, geeft individueel scholingsadvies en bouwt mee aan leerwerktrajecten.
Het Leerwerkloket is op de hoogte van de verschillende financiële regelingen en subsidies op het gebied van leren en werken.
Wanneer u kandidaten in een leerbaan wilt plaatsen, geven wij voorafgaand aan de mogelijke plaatsing voor elke afzonderlijke kandidaat advies over de aanvraag van financiële regelingen en subsidies. Wij adviseren hierbij ook over de mogelijke stapelbaarheid van de verschillende regelingen. Bovendien informeren wij u hoe u de aanvraag kunt indienen.
E
W
De contactgegevens van de regionale
Leerwerkloketten vindt u op
Leerwerkloketten | Leerwerkloket
Disclaimer
Aan de informatie in deze brochure kunnen geen rechten worden ontleend. Wijzigingen en typefouten voorbehouden. Wij spannen ons in om de informatie in deze brochure zo volledig, zo nauwkeurig en zo actueel mogelijk te laten zijn. Wij gebruiken zoveel mogelijk de brontekst.
De Leerwerkloketten aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid voor schade op welke manier ontstaan door gebruik, onvolledigheid of onjuistheid van de aangeboden informatie in deze brochure.