ARREST
Milieuhandhavingscollege
ARREST
nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M
In zake: .........
verzoekende partij tegen:
het VLAAMSE GEWEST
vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke van de Vlaamse Minister voor Omgeving, Natuur en Landbouw
vertegenwoordigd door:
mevrouw ........., afdelingshoofd van de Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het Departement Leefmilieu Natuur en Energie (de gewestelijke entiteit)
verwerende partij
I. Voorwerp van de vordering
De vordering, ingesteld met een aangetekende brief van 15 oktober 2014, strekt tot de vernietiging van de beslissing van 23 september 2014 van de gewestelijke entiteit, gekend onder nummer 12/AMMC/1142-M/JA.
De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 498 euro (83 euro vermeerderd met de opdeciemen).
II. Verloop van de rechtspleging
De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en het administratief dossier neergelegd. De verzoekende partij heeft geen memorie van wederantwoord ingediend.
De partijen zijn opgeroepen voor de zitting van 7 mei 2015, waar de vordering tot vernietiging werd behandeld en de debatten werden gesloten.
Bij tussenarrest van 9 november 2015 werden de debatten heropend en zijn de partijen opnieuw opgeroepen voor de zitting van 24 november 2015.
Bestuursrechter Xxxxx XX XXXX heeft verslag uitgebracht.
De verzoekende partij is niet ter zitting verschenen of vertegenwoordigd.
Mevrouw die voor de verwerende partij verschijnt, is gehoord.
De vordering tot vernietiging werd ab initio behandeld en de debatten werden gesloten.
III. FEITEN
Met een brief van 6 april 2012 meldt de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (vervolgens: OVAM) aan de verzoekende partij het volgende:
“…
De OVAM voert controles uit in het kader van de aanvaardingsplicht van afgedankte elektrische en elektronische apparaten (AEEA) om na te gaan of de bepalingen die van toepassing zijn voor AEEA nageleefd worden. U bent erkend overbrenger voor het transport van AEEA. Op basis van VLAREA artikel 5.5.5.3. vragen we om te rapporteren hoeveel AEEA u vervoerde in 2011 en om te bewijzen dat er aan de doelstellingen inzake hergebruik, recycling en nuttige toepassing (VLAREA artikel 3.5.3 §2) werd voldaan. Als bijlage aan deze brief vindt u de relevante wetgeving.
Elke erkende overbrenger die AEEA met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde of zelf verwerkt, moet de doelstellingen inzake hergebruik en recycling en nuttige toepassing behalen en moet hierover op vraag van de OVAM rapporteren. Dit kan op twee manieren:
- Ofwel rapporteert u rechtstreeks aan de OVAM voor elke exploitatiezetel die beschikt over een erkenning als overbrenger voor AEEA.
- Ofwel wordt u partner bij Recupel. Dan rapporteert u aan Recupel en Recupel neemt de rapportering aan de OVAM op zich. (…)
Indien u toch opteert om geen partner te worden bij Recupel dan moet u zelf rapporteren aan de OVAM. De rapportering over 2011 moet u bij de OVAM indienen (…) voor 31 mei 2012. (…)
Indien u kiest om partner te worden bij Recupel moet u binnen de twee maanden na het versturen van deze brief de charter overeenkomst ondertekenen en rapporteren over 2011 conform de hierin gemaakte afspraken.
…”
Als rechtsgrond van de verplichting tot rapportage aan OVAM vermeldt de brief artikel 5.5.5.3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en –beheer (vervolgens: VLAREA).
Omdat de verzoekende partij aan de brief van 6 april 2012 geen gevolg blijkt te hebben gegeven, verzendt OVAM op 15 juni 2012 een herinneringsbrief waarin de verzoekende partij wordt gevraagd om de onlinerapportering vóór 1 juli 2012 in te vullen. Als rechtsgrond van de rapportageverplichting vermeldt OVAM artikel 5.2.5.4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (vervolgens: VLAREMA) dat vanaf 1 juni 2012 VLAREA heeft vervangen.
Op 5 september 2012 stelt een toezichthouder van OVAM ten laste van de verzoekende partij proces-verbaal op wegens schending van artikel 5.2.5.4 VLAREMA. Er wordt vastgesteld dat de verzoekende partij als geregistreerd inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of –makelaar heeft
verzuimd om op verzoek van XXXX informatie te verschaffen over het behalen van de doelstellingen betreffende hergebruik, recyclage en nuttige toepassing, zoals bepaald in artikel
3.4.4.5 VLAREMA.
Op 29 september 2012 beslist de procureur des Konings dat hij de verzoekende partij niet strafrechtelijk zal vervolgen.
Met een aangetekende brief van 17 december 2012 brengt de verwerende partij de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. De verzoekende partij wordt gewezen op haar recht op schriftelijk verweer en op het recht om te worden gehoord.
Op 29 september 2014 beslist de verwerende partij om de voormelde alternatieve bestuurlijke geldboete van 498 euro aan de verzoekende partij op te leggen. De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt:
“…
In het proces-verbaal met nummer KO.64.H6.102180 dd. 5 september 2012 (…) werd een schending vastgesteld van het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (‘VLAREMA’).
Deze feiten betreffen een milieumisdrijf (art. 16.1.2.2° van het decreet van 5 april 1995 houdende de algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM) waarvoor de procureur des Konings beslist heeft om niet over te gaan tot de strafrechtelijke behandeling ervan. (…)
In 2012 voerde de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (‘OVAM’) een handhavingsactie uit binnen het kader van haar bevoegdheden gericht op het in kaart brengen van de legale en illegale verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (‘AEEA’). Deze actie richtte zich tot alle erkende overbrengers van AEEA, die op vraag van de OVAM dienden te bewijzen dat er aan de doelstellingen inzake hergebruik, recycling en nuttige toepassing van AEEA werd voldaan. In 2011 beschikte u over een geldige erkenning als xxxxxxxxxxx xxx XXXX.
De OVAM stuurde u op 6 april 2012 een brief teneinde u in de gelegenheid te stellen te bewijzen dat bovenvermelde doelstellingen werden behaald. In deze brief werd gevraagd om voor 31 mei 2012 de online-rapportering via de website van de OVAM in te vullen. Op 13 juni 2012 werd vastgesteld dat u nog geen rapportering had ingevuld. Op 15 juni 2012 verstuurde de OVAM een herinneringsbrief met de vraag om de rapportering alsnog in te vullen voor 1 juli 2012.
Op 14 augustus 2012 vernam de OVAM van de VZW Recupel dat u geen overeenkomst met hen afsloot. Deze overeenkomst zou ingehouden hebben dat u alle gegevens met betrekking tot de inzameling van AEEA aan de VZW Xxxxxxx zou gerapporteerd hebben. De VZW Xxxxxxx zou op haar beurt aan de OVAM gerapporteerd hebben. (…)
De online-rapportering was in te vullen tot en met 31 augustus 2012, hierna werd deze afgesloten. Op 5 september 2012 had u nog steeds geen rapportering ingediend.
Artikel 5.2.5.4 VLAREMA (…) bepaalt dat de afvalstoffenproducent inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of –makelaar (…) die afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, de doelstellingen inzake hergebruik en nuttige toepassing, vermeld in artikel 3.4.4.5 VLAREMA moet behalen. Op verzoek van de OVAM verstrekt hij daarover informatie.
U beschikt over een erkenning als overbrenger tot 25 mei 2015. Alle erkende overbrengers waarvan de erkenning nog niet verlopen was, zijn op 1 juni 2012 omgezet in een geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of –makelaar. U kwalificeert aldus als een geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of –makelaar. Het verzuim om de rapportering bij de OVAM in te dienen houdt een schending in van artikel
5.2.5.4 VLAREMA.
Het milieumisdrijf staat vast in uwen hoofde.
De hoogte van de geldboete
Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd.
Ernst
Bovenvermelde regelgeving strekt ertoe om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico’s in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken.
Het afvalstoffenbeleid heeft tot doel de gezondheid van de mens en het milieu te vrijwaren tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen en de verspilling van grondstoffen en energie tegen te gaan.
Bijgevolg dient de nuttige toepassing van afvalstoffen zoveel mogelijk bevorderd te worden en de verwijdering ervan dient te worden georganiseerd.
De organisatie met betrekking tot het verwerken en verwijderen van afvalstoffen is er op gericht om eenduidig te bepalen over welke afvalstoffen het gaat, de mogelijke verwerkingswijzen, de verantwoordelijke actoren etc. Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur dient conform de afvalstoffenwetgeving naar een vergunde verwerker te worden gebracht waar het volgens de geldende Vlaamse doelstellingen voor hergebruik, recycling en nuttige toepassing verwerkt moet worden. Zonder de rapportering aan de OVAM wordt de controle op het behalen van deze doelstellingen onmogelijk gemaakt.
U liet na om de door de OVAM verzochte informatie te verschaffen aangaande het bewijs dat er aan de doelstellingen inzake hergebruik, recycling en nuttige toepassing werd voldaan voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
Overwegende dat bovenvermelde feiten derhalve voldoende ernstig zijn om gesanctioneerd te worden met een alternatieve bestuurlijke geldboete.
Frequentie
In het proces-verbaal zijn er geen indicaties dat er bij u reeds eerder vergelijkbare feiten
werden vastgesteld; daarom wordt het criterium “frequentie” niet meegenomen bij de bepaling van het bedrag van de geldboete.
Omstandigheden
Per schrijven van 17 december 2012 werd u door AMMC op de hoogte gebracht van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelsontneming. Artikel 16.4.37 DABM voorziet dat AMMC een boetebeslissing moet nemen binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving. Deze termijn van 180 dagen is een termijn van orde, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt.
Aangezien deze beslissingstermijn inmiddels verstreken is en AMMC van oordeel is dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen, wordt het boetebedrag tevens verlaagd, rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure.
Voor het overige zijn er wat dit milieumisdrijf betreft geen bijzondere omstandigheden die in acht worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de boete.
…”
Dat is de bestreden beslissing.
IV. Ontvankelijkheid van de vordering tot vernietiging
Uit de gegevens van het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig ingesteld is. Er worden geen excepties opgeworpen.
V. Onderzoek van de vordering tot vernietiging
A. Eerste bezwaar
1.
In wat als een eerste bezwaar kan worden begrepen en door de verwerende partij blijkbaar ook zo is begrepen, stelt de verzoekende partij dat zij in 2012 een brief kreeg ‘om een vergunning aan te vragen om wasmachines te mogen vervoeren’, dat zij geen wasmachines vervoert en dat zij dus een boete opgelegd heeft gekregen ‘om een vergunning niet te hebben die ik in feite niet nodig heb, diegene om wasmachines te vervoeren, en die vervoer ik nog steeds niet’. De verzoekende partij zegt daar niet meer uitleg over te kunnen geven.
2.
De verwerende partij antwoordt dat het milieumisdrijf dat de verzoekende partij wordt toegerekend niet bestaat in het vervoeren van wasmachines zonder vergunning, maar in het verzuim om te voldoen aan de op haar rustende verplichting tot rapportage aan OVAM over het behalen van de reglementair bepaalde doelstellingen op het vlak van hergebruik, recyclage en nuttige toepassing van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Of de verzoekende partij al dan niet dergelijke apparatuur vervoert, is irrelevant. De verwerende partij wijst erop dat de verzoekende partij in de onlinerapportering had kunnen aanduiden welke vragen op haar niet van toepassing zijn.
Beoordeling
De verwerende partij kwalificeert de vastgestelde feiten als een milieumisdrijf volgens artikel 16.1.2, 2° van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepaling inzake milieubeleid, meer bepaald als een schending van artikel 5.2.5.4 VLAREMA. Het op het tijdstip van de vastgestelde feiten geldende artikel 5.2.5.4 VLAREMA legt onder meer de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of –makelaar die afgedankte elektrische en elektronische apparatuur verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, de plicht op om op verzoek van OVAM te rapporteren over het behalen van de doelstellingen betreffende hergebruik en nuttige toepassing, vermeld in artikel 3.4.4.5 van hetzelfde besluit.
De verzoekende partij wordt geen schending van enige vergunningsplicht verweten. Het is wegens de schending van de in artikel 5.2.5.4 VLAREMA bepaalde informatieplicht dat de verzoekende partij werd beboet. De verzoekende partij betwist niet dat zij is erkend als overbrenger van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en dat zij, vanaf 1 juni 2012, als geregistreerd inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of –makelaar onder het toepassingsgebied van artikel 5.5.5.4 VLAREMA valt.
Dat de verzoekende partij in 2011, het jaar waarop de gevraagde rapportage betrekking heeft, geen afgedankte elektrische en elektronische apparatuur heeft vervoerd, doet niet ter zake. Ook in dat geval geldt de bedoelde informatieplicht. Het had eenvoudigweg volstaan dat de verzoekende partij dat in de rapportering had ingevuld.
Het bezwaar wordt verworpen.
B. Tweede bezwaar
1.
In wat als een tweede bezwaar kan worden begrepen en door de verwerende partij blijkbaar ook zo is begrepen, bepleit de verzoekende partij dat er rekening wordt gehouden met haar ‘lichtgelovigheid aan de telefoon’. Volgens de verzoekende partij zou zij telefonisch te horen hebben gekregen dat het ‘in orde’ zou worden gebracht.
2.
De verwerende partij antwoordt dat de verzoekende partij geen begin van bewijs van dwaling levert over de te vervullen verplichtingen. Minstens bewijst de verzoekende partij niet dat er sprake is van onoverwinnelijke dwaling.
Beoordeling
Met de verwerende partij kan er worden aangenomen dat de verzoekende partij, waar zij zich op haar ‘lichtgelovigheid’ beroept, onoverwinnelijke dwaling als schulduitsluitingsgrond aanvoert om te bepleiten dat de feiten waarvoor ze werd beboet haar niet kunnen worden verweten.
Dwaling als strafrechtelijke schulduitsluitingsgrond kan maar met goed gevolg worden ingeroepen als zij onoverkomelijk is. Dat wil zeggen dat ieder redelijk en voorzichtig persoon, geplaatst in dezelfde omstandigheden, op dezelfde manier zou hebben gehandeld. Xxxxx trouw alleen volstaat niet.
De aangevoerde dwaling steunt louter op de blote bewering van de verzoekende partij dat zij door een personeelslid van OVAM telefonisch werd misleid, wat niet volstaat. Het blijkt ook dat de verzoekende partij in de brieven van 6 april 2012 en van 15 juni 2012 van XXXX klaar en duidelijk op haar rapportageverplichting werd gewezen. De brief van 15 juni 2012 vermeldt bovendien dat de rapportering ook moet worden ingevuld zelfs als de verzoekende partij in 2011
geen afgedankte elektrische en elektronische apparatuur heeft opgehaald, en stelt bij verzuim proces-verbaal in het vooruitzicht.
Het bezwaar wordt verworpen.
Om deze redenen beslist het Milieuhandhavingscollege
1. Het beroep is ontvankelijk en ongegrond.
2. De behandeling van het beroep door het Milieuhandhavingscollege heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is.
Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare terechtzitting op 21 januari 2016, door het Milieuhandhavingscollege, vierde kamer, samengesteld uit:
Xxxx XXX XXXX, voorzitter van de vierde kamer, Xxxxx XX XXXX, bestuursrechter
Xxxxxx XXXXXX, bestuursrechter
met bijstand van Xxxxxx XXXXXXXXX, griffier
De griffier, De voorzitter van de vierde kamer,
Xxxxxx XXXXXXXXX Xxxx XXX XXXX