VERSTERKTE PARTNERSCHAPS- EN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kazachstan, anderzijds
VERSTERKTE PARTNERSCHAPS- EN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST
tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kazachstan, anderzijds
INHOUDSOPGaVE
TITEL PREaMBULE
TITEL I aLGEMENE BEGINSELEN EN DOELSTELLINGEN VaN DE OVEREENKOMST
TITEL II POLITIEKE DIaLOOG; SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN HET BUITENLaNDS EN VEILIGHEIDSBELEID
TITEL III HaNDEL EN ZaKELIJKE aCTIVITEITEN
HOOFDSTUK 1 HaNDEL IN GOEDEREN
HOOFDSTUK 2 DOUaNE
HOOFDSTUK 3 TECHNISCHE HaNDELSBELEMMERINGEN
HOOFDSTUK 4 SaNITaIRE EN FYTOSaNITaIRE MaaTREGELEN
HOOFDSTUK 5 HaNDEL IN DIENSTEN EN VESTIGING
aFDELING 1 aLGEMENE BEPaLINGEN
aFDELING 2 VESTIGING EN GRENSOVERSCHRIJDENDE DIENSTVERLENING
ONDERaFDELING 1 aLLE ECONOMISCHE aCTIVITEITEN
ONDERaFDELING 2 ECONOMISCHE aCTIVITEITEN aNDERS DaN DIENSTEN
aFDELING 3 TIJDELIJK VERBLIJF VaN NaTUURLIJKE PERSONEN VOOR ZaKEN
aFDELING 4 INTERNE REGELGEVING
aFDELING 5 SECTORSPECIFIEKE BEPaLINGEN
aFDELING 6 UITZONDERINGEN
aFDELING 7 INVESTERINGEN
HOOFDSTUK 6 KaPITaaL- EN BETaLINGSVERKEER
HOOFDSTUK 7 INTELLECTUELE EIGENDOM
aFDELING 1 BEGINSELEN
aFDELING 2 NORMEN BETREFFENDE INTELLECTUELE-EIGENDOMSRECHTEN
aFDELING 3 HaNDHaVING VaN INTELLECTUELE-EIGENDOMSRECHTEN
aFDELING 4 aaNSPRaKELIJKHEID VaN aaNBIEDERS VaN INTERMEDIaIRE DIENSTEN
HOOFDSTUK 8 OVERHEIDSOPDRaCHTEN HOOFDSTUK 9 GRONDSTOFFEN EN ENERGIE
HOOFDSTUK 10 HaNDEL EN DUURZaME ONTWIKKELING
HOOFDSTUK 11 MEDEDINGING
HOOFDSTUK 12 OVERHEIDSBEDRIJVEN, DOOR DE OVERHEID GECONTROLEERDE BEDRIJVEN EN BEDRIJVEN WaaRaaN BIJZONDERE OF EXCLUSIEVE RECHTEN OF VOORRECHTEN ZIJN VERLEEND
HOOFDSTUK 13 TRaNSPaRaNTIE
HOOFDSTUK 14 GESCHILLENBESLECHTING
aFDELING 1 DOELSTELLING EN TOEPaSSINGSGEBIED
aFDELING 2 OVERLEG EN BEMIDDELING
aFDELING 3 GESCHILLENBESLECHTINGSPROCEDURES
ONDERaFDELING 1 aRBITRaGEPROCEDURE
ONDERaFDELING 2 NaLEVING
ONDERaFDELING 3 GEMEENSCHaPPELIJKE BEPaLINGEN
aFDELING 4 aLGEMENE BEPaLINGEN
TITEL IV SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN ECONOMISCHE EN DUURZaME ONTWIKKELING
HOOFDSTUK 1 ECONOMISCHE DIaLOOG
HOOFDSTUK 2
SaMENWERKING INZaKE HET BEHEER VaN DE OVERHEIDSFINaNCIËN, WaaRONDER CONTROLE VaN DE OVERHEIDSFINaNCIËN EN INTERNE CONTROLE
HOOFDSTUK 3 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN BELaSTINGEN
HOOFDSTUK 4 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN STaTISTIEK
HOOFDSTUK 5 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN ENERGIE
HOOFDSTUK 6 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN VERVOER
HOOFDSTUK 7 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN MILIEU
HOOFDSTUK 8 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN KLIMaaTVERaNDERING
HOOFDSTUK 9 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN DE INDUSTRIE
HOOFDSTUK 10 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN HET MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF
HOOFDSTUK 11 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN VENNOOTSCHaPSRECHT
HOOFDSTUK 12
SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN HET BaNK- EN VERZEKERINGSWEZEN EN aNDERE FINaNCIËLE DIENSTEN
HOOFDSTUK 13 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN DE INFORMaTIEMaaTSCHaPPIJ
HOOFDSTUK 14 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN TOERISME
HOOFDSTUK 15 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN LaNDBOUW EN PLaTTELaNDSONTWIKKELING
HOOFDSTUK 16
SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN WERKGELEGENHEID, aRBEIDSVERHOUDINGEN, SOCIaaL BE LEID EN GELIJKE KaNSEN
HOOFDSTUK 17 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN GEZONDHEID
TITEL V SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN VRIJHEID, VEILIGHEID EN JUSTITIE
TITEL VI SaMENWERKING OP aNDERE TERREINEN
HOOFDSTUK 1 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN ONDERWIJS EN OPLEIDING
HOOFDSTUK 2 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN CULTUUR
HOOFDSTUK 3 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN ONDERZOEK EN INNOVaTIE
HOOFDSTUK 4 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN MEDIa EN OP aUDIOVISUEEL GEBIED
HOOFDSTUK 5 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN HET MaaTSCHaPPELIJK MIDDENVELD
HOOFDSTUK 6 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN SPORT EN BEWEGING
HOOFDSTUK 7 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN CIVIELE BESCHERMING
HOOFDSTUK 8 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN RUIMTEVaaRT
HOOFDSTUK 9 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN CONSUMENTENBESCHERMING
HOOFDSTUK 10 REGIONaLE SaMENWERKING
HOOFDSTUK 11 SaMENWERKING OP HET GEBIED VaN HET aMBTENaRENaPPaRaaT
TITEL VII FINaNCIËLE EN TECHNISCHE SaMENWERKING
TITEL VIII INSTITUTIONEEL KaDER
TITEL IX aLGEMENE EN SLOTBEPaLINGEN
BIJLaGE I VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG aRTIKEL 46
BIJLaGE II BEPERKINGEN DIE WORDEN TOEGEPaST DOOR DE REPUBLIEK KaZaCHSTaN OVEREENKOMSTIG aRTIKEL 48, LID 2
BIJLaGE III TOEPaSSINGSGEBIED VaN HOOFDSTUK 8 (OVERHEIDSOPDRaCHTEN) VaN TITEL III (HaNDEL EN ZaKELIJKE aC TIVITEITEN)
BIJLaGE IV
MEDIa VOOR DE BEKENDMaKING VaN INFORMaTIE OVER aaNBESTEDINGEN EN aaNKONDIGINGEN aLS BE DOELD IN HOOFDSTUK 8 (OVERHEIDSOPDRaCHTEN) VaN TITEL III (HaNDEL EN ZaKELIJKE aCTIVITEITEN)
BIJLaGE V REGLEMENT VaN ORDE VOOR aRBITRaGE aLS BEDOELD IN HOOFDSTUK 14 (GESCHILLENBESLECHTING) VaN TITEL III (HaNDEL EN ZaKELIJKE aCTIVITEITEN)
BIJLaGE VI
GEDRaGSCODE VOOR LEDEN VaN aRBITRaGEPaNELS EN BEMIDDELaaRS aLS BEDOELD IN HOOFDSTUK 14 (GESCHILLENBESLECHTING) ONDER TITEL III (HaNDEL EN ZaKELIJKE aCTIVITEITEN)
BIJLaGE VII BEMIDDELINGSMECHaNISME aLS BEDOELD IN HOOFDSTUK 14 (GESCHILLENBESLECHTING) VaN TITEL III (HaN DEL EN ZaKELIJKE aCTIVITEITEN)
PROTOCOL BETREFFENDE WEDERZIJDSE aDMINISTRaTIEVE BIJSTaND IN DOUaNEZaKEN
PREaMBULE
HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGaRIJE,
DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK DENEMaRKEN,
DE BONDSREPUBLIEK DUITSLaND, DE REPUBLIEK ESTLaND, IERLaND,
DE HELLEENSE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK SPaNJE, DE FRaNSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK KROaTIË,
DE ITaLIaaNSE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE REPUBLIEK LETLaND, DE REPUBLIEK LITOUWEN,
HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG, HONGaRIJE,
DE REPUBLIEK MaLTa,
HET KONINKRIJK DER NEDERLaNDEN, DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE REPUBLIEK POLEN,
DE PORTUGESE REPUBLIEK, XXXXXXXX,
XX XXXXXXXXX XXXXXXXX, XX XXXXxxXXX XXXXXXXXX, XX XXXXXXXXX XXXXxXX, HET KONINKRIJK ZWEDEN,
HET VERENIGD KONINKRIJK VaN GROOT-BRITTaNNIË EN NOORD-IERLaND,
Verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd, en
DE EUROPESE UNIE,
enerzijds, en
DE REPUBLIEK KaZaCHSTaN,
anderzijds,
hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd,
GEZIEN de sterke banden tussen de partijen en hun gedeelde waarden, evenals hun wens om de betrekkingen te versterken en uit te breiden die in het verleden tot stand zijn gebracht door de tenuitvoerlegging van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten en de Republiek Kazachstan, die op 23 januari 1995 in Brussel is ondertekend, van de strategie voor een nieuw partnerschap tussen de Europese Unie en Centraal-azië, die door de Europese Raad in juni 2007 werd vastgesteld, en van het programma „Op weg naar Europa” van de Kazachse regering, dat in 2008 werd vastgesteld;
GEZIEN de verbintenis van de partijen om volledig uitvoering te geven aan de beginselen en bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties („het VN-handvest”), de Universele Verklaring van de rechten van de mens en van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa („OVSE”), met name die van de Slotakte van Helsinki, alsmede aan andere algemeen erkende normen van internationaal recht;
GEZIEN de krachtige verbintenis van de partijen om te streven naar versterking van de bevordering, bescherming en tenuitvoerlegging van fundamentele vrijheden en mensenrechten, de eerbiediging van democratische beginselen, de rechtsstaat en goed bestuur;
GEZIEN de sterke gehechtheid van de partijen aan de volgende beginselen inzake de samenwerking op het gebied van mensenrechten en democratie: de bevordering van gemeenschappelijke doelstellingen, open en constructieve politieke dialoog, transparantie en eerbiediging van internationale mensenrechtennormen;
GEZIEN de verbintenis van de partijen om de beginselen van de vrijemarkteconomie te onderschrijven;
ERKENNENDE dat de handels- en investeringsrelaties tussen de partijen steeds belangrijker worden;
OVERWEGENDE dat deze overeenkomst de nauwe economische betrekkingen tussen de partijen verder zal versterken en een nieuw klimaat en betere voorwaarden zal scheppen voor verdere ontwikkeling van de handel en investeringen tussen de partijen, onder meer op het gebied van energie;
GEZIEN het voornemen om de handel en investeringen in alle sectoren te bevorderen, binnen een versterkt juridisch kader, met name deze overeenkomst en de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie („de WTO- overeenkomst”);
GEZIEN de verbintenis van de partijen tot bevordering van internationale vrede en veiligheid en de vreedzame oplossing van geschillen, met name door doeltreffende samenwerking op dit gebied in het kader van de VN en de OVSE;
GEZIEN de bereidheid van de partijen om de regelmatige politieke dialoog over bilaterale en internationale vraagstukken van wederzijds belang verder te ontwikkelen;
GEZIEN de verbintenis van de partijen tot naleving van de internationale verplichtingen tot bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor en tot samenwerking inzake non- proliferatie en nucleaire veiligheid en beveiliging;
GEZIEN de verbintenis van de partijen om de illegale handel in en de accumulatie van handvuurwapens en lichte wapens te bestrijden en gezien de vaststelling van het Wapenhandelsverdrag door de algemene Vergadering van de VN;
GEZIEN het belang van actieve deelname van de Republiek Kazachstan aan de tenuitvoerlegging van de strategie voor een nieuw partnerschap tussen de Europese Unie en Centraal-azië;
GEZIEN de verbintenis van de partijen om georganiseerde misdaad en mensenhandel te bestrijden en meer samen te werken op het gebied van terrorismebestrijding;
GEZIEN de verbintenis van de partijen om de dialoog en samenwerking in migratiegerelateerde aangelegenheden op te voeren, met een brede benadering doelende op samenwerking op het gebied van legale migratie en het aanpakken van onregelmatige migratie en mensenhandel, en het belang erkennende van de overnameclausule van deze overeenkomst;
STREVEND naar evenwichtige bilaterale handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en de Republiek Kazachstan;
GEZIEN de verbintenis van de partijen om de rechten en plichten in het kader van het lidmaatschap van de Wereldhan delsorganisatie („WTO”) na te leven en deze op transparante en niet-discriminerende wijze ten uitvoer te leggen;
GEZIEN de gehechtheid van de partijen aan het beginsel van duurzame ontwikkeling, onder andere door de bevordering van de tenuitvoerlegging van multilaterale internationale verdragen en regionale samenwerking;
XXXXXXXX naar verbetering van wederzijds voordelige samenwerking op alle gebieden die van wederzijds belang zijn en naar versterking van het kader daarvoor waar nodig;
ERKENNENDE de noodzaak tot meer samenwerking op het gebied van energie, tot continuïteit van de energievoorziening en tot het faciliteren van de ontwikkeling van passende infrastructuur, voortbouwend op het memorandum van overeen stemming inzake samenwerking op het gebied van energie tussen de Europese Unie en de Republiek Kazachstan, dat op 4 december 2006 werd gesloten in Brussel, en in het kader van het Energiehandvestverdrag;
ERKENNENDE dat alle samenwerking met betrekking tot kernenergie voor vreedzaam gebruik valt onder de samenwer kingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor atoomenergie en de Republiek Kazachstan op het gebied van de nucleaire veiligheid die op 19 juli 1999 in Brussel werd ondertekend, en niet onder deze overeenkomst;
GEZIEN het streven van de partijen om het niveau van de volksgezondheid en de bescherming van de menselijke gezondheid te verhogen, als basisvoorwaarde voor duurzame ontwikkeling en economische groei;
GEZIEN de gehechtheid van de partijen aan meer contacten tussen mensen, onder andere door samenwerking en uitwisse lingen op het gebied van wetenschap en technologie, innovatieontwikkeling, onderwijs en cultuur;
OVERWEGENDE dat de partijen streven naar meer wederzijds begrip en convergentie van hun wet- en regelgeving, met het oog op het verder versterken van wederzijds voordelige betrekkingen en duurzame ontwikkeling;
WIJZEND op het feit dat, als de partijen in het kader van deze overeenkomst specifieke overeenkomsten sluiten op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie, die door de Europese Unie zouden worden gesloten krachtens titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de bepalingen van dergelijke toekomstige overeenkomsten niet bindend zijn voor het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland, tenzij de Europese Unie, tezamen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland wat betreft hun respectieve bilaterale betrekkingen, de Republiek Kazachstan ervan in kennis stelt dat het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland gebonden zijn als deel van de Europese Unie, overeenkomstig Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht. Evenzo zijn interne maatregelen die de Europese Unie krachtens de genoemde titel V vaststelt met het oog op de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, niet bindend voor het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland, tenzij zij te kennen hebben gegeven deel te willen nemen aan deze maatregelen of deze te aanvaarden overeenkomstig Protocol nr. 21. Dergelijke toekomstige overeenkomsten of daarmee samenhangende interne maatregelen van de Europese Unie vallen ook onder Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan die verdragen is gehecht,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
TITEL I
ALGEMENE BEGINSELEN EN DOELSTELLINGEN
Artikel 1
Algemene beginselen
De eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten van de mens, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, de Slotakte van Helsinki van de OVSE, het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa en andere relevante internationale mensenrechteninstrumenten, en van het beginsel van de rechtsstaat, ligt ten grondslag aan het binnenlandse en het buitenlandse beleid van de partijen en is een essentieel element van deze overeenkomst.
De partijen bevestigen hun gehechtheid aan de beginselen van een vrijemarkteconomie, het stimuleren van duurzame ontwikkeling en economische groei.
De tenuitvoerlegging van deze overeenkomst wordt gebaseerd op de beginselen van dialoog, wederzijds vertrouwen en respect, gelijkwaardig partnerschap, wederzijds voordeel en volledige eerbiediging van de beginselen en waarden van het VN-handvest.
Artikel 2
Doelstellingen
1. Bij deze overeenkomst wordt een versterkt partnerschap en versterkte samenwerking tussen de partijen tot stand gebracht, binnen hun respectieve bevoegdheden en op basis van gedeelde belangen en de verdieping van de betrekkingen op alle toepassingsgebieden.
2. Deze samenwerking is een proces tussen de partijen dat bijdraagt aan internationale en regionale vrede en stabiliteit en economische ontwikkeling; de samenwerking wordt gebaseerd op beginselen die de partijen ook bevestigen in hun internationale verbintenissen, met name in het kader van de VN en de OVSE.
Artikel 3
Samenwerking in regionale en internationale organisaties
De partijen werken samen en wisselen standpunten uit in regionale en internationale fora en organisaties.
TITEL II
POLITIEKE DIALOOG; SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN HET BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID
Artikel 4
Politieke dialoog
De partijen ontwikkelen en versterken een doeltreffende politieke dialoog op alle gebieden van wederzijds belang, ter bevordering van de internationale vrede, stabiliteit en veiligheid, onder andere op het Euraziatische continent, op basis van het internationale recht, doeltreffende samenwerking binnen multilaterale instellingen en gedeelde waarden.
De partijen werken samen om de rol van de VN en de OVSE te versterken en de doelmatigheid van internationale en regionale organisaties te vergroten.
De partijen intensiveren hun samenwerking en dialoog met betrekking tot vraagstukken inzake internationale veiligheid en crisisbeheer om het hoofd te bieden aan de huidige mondiale en regionale problemen en grote gevaren.
De partijen streven naar betere samenwerking met betrekking tot alle vraagstukken van gemeenschappelijk belang, met name de naleving van het internationale recht, de versterking van de eerbiediging van democratische beginselen, de rechtsstaat, mensenrechten en goed bestuur. De partijen komen overeen om samen te werken aan een beter klimaat voor verdere regionale samenwerking, met name inzake Centraal-azië en daarbuiten.
Artikel 5
Democratie en rechtsstaat
De partijen werken samen aan de bevordering en doeltreffende bescherming van de mensenrechten en de rechtsstaat, onder meer via de desbetreffende internationale mensenrechteninstrumenten.
Deze samenwerking geschiedt in de vorm van door de partijen overeengekomen activiteiten, onder meer door de eerbiediging van de rechtsstaat te versterken, de bestaande mensenrechtendialoog te bevorderen, democratische instellingen verder te ontwikkelen, het bewustzijn ten aanzien van mensenrechten te vergroten en samenwerking binnen de mensenrechtenorganen van de VN en de OVSE te stimuleren.
Artikel 6
Buitenlands en veiligheidsbeleid
De partijen intensiveren hun dialoog en samenwerking op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid en buigen zich met name over vraagstukken met betrekking tot conflictpreventie en crisisbeheer, regionale stabiliteit, non- proliferatie, ontwapening en wapenbeheersing, nucleaire veiligheid en controle op de uitvoer van wapens en goederen voor tweeërlei gebruik.
De samenwerking wordt gebaseerd op gemeenschappelijke waarden en wederzijdse belangen, is gericht op meer convergentie en doeltreffendheid van het beleid, waarbij gebruik wordt gemaakt van bilaterale, internationale en regionale fora.
De partijen bevestigen hun gehechtheid aan de beginselen van respect voor territoriale integriteit, onschendbaarheid van de grenzen, soevereiniteit en onafhankelijkheid als bepaald in het VN-handvest en de Slotakte van Helsinki van de OVSE, en engageren zich ertoe die beginselen in hun bilaterale en multilaterale betrekkingen te ondersteunen.
Artikel 7
Veiligheid in de ruimte
De partijen streven naar bevordering van meer veiligheid, beveiliging en duurzaamheid van alle ruimtegerelateerde activiteiten en werken op bilateraal, regionaal en internationaal niveau samen om vreedzaam gebruik van de ruimte te waarborgen. De partijen achten het van belang om een wapenwedloop in de ruimte te voorkomen.
Artikel 8
Ernstige misdrijven waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd
De partijen bevestigen opnieuw dat de ernstigste misdaden die de gehele internationale gemeenschap aangaan, niet ongestraft mogen blijven en dat de vervolging ervan moet worden gewaarborgd door maatregelen op intern en interna tionaal niveau, onder meer via het Internationaal Strafhof.
Met passende aandacht voor de integriteit van het Statuut van Rome komen de partijen overeen om een dialoog te voeren over en te streven naar universele onderschrijving van het Statuut, overeenkomstig hun respectieve wetgeving, onder meer door steun te leveren voor capaciteitsopbouw.
Artikel 9
Conflictpreventie en crisisbeheer
De partijen intensiveren hun samenwerking inzake conflictpreventie, de beslechting van regionale conflicten en crisisbeheer teneinde een ruimte van vrede en stabiliteit tot stand te brengen.
Artikel 10
Regionale stabiliteit
De partijen voeren hun gezamenlijke inspanningen op om meer stabiliteit en veiligheid in Centraal-azië en een beter klimaat voor regionale samenwerking te bewerkstelligen, op basis van de beginselen van het VN-handvest, de Slotakte van Helsinki van de OVSE en andere relevante multilaterale documenten die beide partijen onderschrijven.
Artikel 11
Bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens
De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel staten als niet-statelijke actoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale stabiliteit en veiligheid vormt.
De partijen werken samen aan en dragen bij tot de bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, door hun respectieve verplichtingen in het kader van internationale verdragen en andere relevante internationale instrumenten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie, volledig na te leven en ten uitvoer te leggen. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element van deze overeenkomst vormt.
De samenwerking op dit vlak geschiedt onder andere in de vorm van:
a) verdere ontwikkeling van systemen van controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie en goederen en technologie voor tweeërlei gebruik;
b) instelling van een regelmatige politieke dialoog over de vraagstukken die verband houden met dit artikel.
Artikel 12
Handvuurwapens en lichte wapens
De partijen werken samen en zorgen voor coördinatie, complementariteit en synergie in hun inspanningen om de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor op alle relevante niveaus te bestrijden en zetten de regelmatige politieke dialoog voort, ook in multilateraal verband.
Deze samenwerking geschiedt met volledige inachtneming van de bestaande internationale verdragen en resoluties van de VN-Veiligheidsraad, alsmede van de verbintenissen in het kader van andere internationale instrumenten op dit gebied die de partijen onderschrijven. In dit verband zijn beide partijen overtuigd van de waarde van het Wapenhandelsverdrag.
Artikel 13
Terrorismebestrijding
De partijen werken samen op bilateraal, regionaal en internationaal niveau om terrorisme te voorkomen en te bestrijden, in volledige overeenstemming met de rechtsstaat, het internationale recht, internationale mensenrechtennormen, het humanitaire recht en VN-besluiten ter zake, zoals de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de VN.
De partijen werken samen met het oog op:
a) tenuitvoerlegging, waar passend, van VN-resoluties, de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de VN en de verbintenissen van de partijen in het kader van andere internationale verdragen en instrumenten inzake terrorismebe strijding;
b) uitwisseling van informatie over beraamde en gepleegde terroristische daden, vormen en methoden om deze te plegen en terroristische groeperingen die een misdaad beramen, plegen of hebben gepleegd op het grondgebied van een partij, overeenkomstig internationale en binnenlandse wetgeving;
c) uitwisseling van ervaring met betrekking tot de preventie van alle vormen van terrorisme, inclusief het pubiekelijk op internet aanzetten tot terrorisme, en van ervaring met middelen en methoden voor terrorismebestrijding, ervaring op technisch gebied, en opleiding die wordt aangeboden of betaald door de instellingen, organen en agentschappen van de Europese Unie;
d) intensivering van de gezamenlijke inspanningen om de financiering van terrorisme te bestrijden en uitwisseling van visies op radicaliserings- en rekruteringsprocessen; en
e) uitwisseling van beste praktijken betreffende de bescherming van de mensenrechten in het kader van de strijd tegen het terrorisme.
TITEL III
HANDEL EN ZAKELIJKE ACTIVITEITEN
HOOFDSTUK 1
Handel in goederen
Artikel 14
Meestbegunstigingsbehandeling
1. Elke partij behandelt goederen van de andere partij volgens het meestbegunstigingsbeginsel, in overeenstemming met artikel I van de algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (General agreement on Tariffs
and Trade 1994 — „GaTT 1994”), met inbegrip van de aantekeningen daarbij, die mutatis mutandis in deze
overeenkomst zijn opgenomen en daarvan een integrerend deel uitmaken.
2. Lid 1 is niet van toepassing op goederen van een ander land waaraan een partij preferentiële behandeling heeft toegekend overeenkomstig de GaTT 1994.
Artikel 15
Nationale behandeling
Elke partij behandelt goederen van de andere partij als nationale goederen, in overeenstemming met artikel III van de GaTT 1994, met inbegrip van de aantekeningen daarbij, die mutatis mutandis in deze overeenkomst zijn opgenomen en daarvan een integrerend deel uitmaken.
Artikel 16
Douanerechten bij invoer en uitvoer
Elke partij heft douanerechten bij invoer en uitvoer volgens zijn WTO-tariefverbintenissen.
Artikel 17
Invoer- en uitvoerbeperkingen
Geen van de partijen mag verboden of beperkingen, andere dan rechten, belastingen en andere heffingen, invoeren of handhaven, in de vorm van quota's, invoer- of uitvoervergunningen of andere maatregelen, ter zake van de invoer van een goed uit de andere partij of de uitvoer of verkoop ten uitvoer van een goed dat voor het grondgebied van de andere partij is bestemd, in overeenstemming met artikel XI van de GaTT 1994, met inbegrip van de aantekeningen daarbij, die mutatis mutandis in deze overeenkomst zijn opgenomen en daarvan een integrerend deel uitmaken.
Artikel 18
Tijdelijke invoer van goederen
De partijen verlenen elkaar ontheffing van invoerheffingen en -rechten op tijdelijk ingevoerde goederen, in de gevallen en volgens de procedures die zijn vastgesteld in voor hen bindende internationale overeenkomsten op dit gebied. Deze ontheffing wordt verleend overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de partij die de ontheffing verleent.
Artikel 19
Doorvoer
De partijen achten het beginsel van de vrije doorvoer een essentiële voorwaarde voor het bereiken van de doelstellingen van deze overeenkomst. In dat verband verlenen de partijen vrije doorvoer over hun douanegebied aan goederen die zijn verzonden uit of zijn bestemd voor het douanegebied van de andere partij, in overeenstemming met artikel V van de GaTT 1994, met inbegrip van de aantekeningen daarbij, die mutatis mutandis in deze overeenkomst zijn opgenomen en daarvan een integrerend deel uitmaken.
Artikel 20
Vrijwaringsmaatregelen
Geen van de bepalingen van deze overeenkomst doet afbreuk aan of vormt een beletsel voor de rechten en plichten van elke partij in het kader van artikel XIX van de GaTT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen.
Artikel 21
Bijzondere vrijwaringsclausule inzake landbouw
Geen van de bepalingen van deze overeenkomst doet afbreuk aan of vormt een beletsel voor de rechten en plichten van elke partij in het kader van artikel 5 (Bijzondere vrijwaringsbepalingen) van de WTO-overeenkomst inzake de landbouw.
Artikel 22
Antidumping- en compenserende maatregelen
1. Geen van de bepalingen van deze overeenkomst doet afbreuk aan of vormt een beletsel voor de rechten en plichten van elke partij in het kader van artikel VI van de GaTT 1994, de WTO-overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GaTT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen (hierna „SCM- overeenkomst” genoemd).
2. Voordat definitieve maatregelen worden vastgesteld, zorgen de partijen ervoor dat de belangrijkste feiten die aan de beslissing tot toepassing van maatregelen ten grondslag liggen, worden meegedeeld, onverminderd artikel 6, lid 5, van de
WTO-overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GaTT 1994 en artikel 12, lid 4, van de SCM-
overeenkomst. Er moet belanghebbenden voldoende tijd worden gelaten om hun opmerkingen in te dienen.
3. Elke belanghebbende krijgt, mits zulks het onderzoek niet onnodig vertraagt, de gelegenheid te worden gehoord opdat hij gedurende een onderzoek naar antidumping- of compenserende maatregelen zijn standpunt kenbaar kan maken.
4. Dit artikel is niet onderworpen aan de geschillenbeslechtingsbepalingen van deze overeenkomst.
Artikel 23
Prijsstelling
De partijen ziet erop toe dat ondernemingen en entiteiten waaraan bijzondere of exclusieve rechten zijn verleend of die door een partij worden gecontroleerd, die een product op de eigen markt verkopen en eveneens uitvoeren, een gescheiden boekhouding voeren, zodat het volgende duidelijk kan worden vastgesteld:
a) de kosten en baten van de binnenlandse en de internationale activiteiten; en
b) alle aspecten van de methoden waarmee de kosten en baten aan de binnenlandse en de internationale activiteiten worden toegerekend of daarover worden verdeeld.
Deze gescheiden boekhouding zijn gebaseerd op de boekhoudbeginselen van oorzakelijk verband, objectiviteit, transpa rantie en samenhang, in overeenstemming met internationaal erkende boekhoudkundige methoden, en op gegevens die voorwerp van een audit zijn geweest.
Artikel 24
Uitzonderingen
1. De partijen bevestigen dat hun bestaande rechten en plichten in het kader van artikel XX van de GaTT 1994 en de aantekeningen daarbij mutatis mutandis van toepassing zijn op de handel in goederen waarop deze overeenkomst van toepassing is. Daartoe worden artikel XX van de GaTT 1994 en de aantekeningen daarbij mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen en maken zij een integrerend deel van deze overeenkomst uit.
2. De partijen komen overeen dat de partij die voornemens is om een onder i) en j) van artikel XX van de GaTT 1994 bedoelde maatregel te nemen, alvorens dat te doen, de andere partij alle relevante informatie verstrekt, teneinde een oplossing te zoeken die voor beide partijen aanvaardbaar is. De partijen kunnen besluiten tot elke maatregel die aan de moeilijkheden een einde maakt. Indien binnen 30 dagen na het verstrekken van dergelijke informatie geen overeenstemming is bereikt, kan de partij krachtens dit artikel ten aanzien van het betrokken goed maatregelen toepassen. Wanneer door uitzonderlijke, kritieke omstandigheden die onmiddellijk handelen vereisen, voorafgaande informatieverstrekking of voorafgaand onderzoek niet mogelijk is, kan de partij die voornemens is de maatregelen te nemen, onmiddellijk de voorzorgsmaatregelen nemen die nodig zijn om de situatie aan te pakken, en stelt zij de andere partij hiervan onmiddellijk in kennis.
3. De Republiek Kazachstan mag bepaalde maatregelen handhaven die niet in overeenstemming zijn met de artikelen 14, 15 en 17 van deze overeenkomst, op voorwaarde dat die maatregelen in het protocol inzake de toetreding van de Republiek Kazachstan tot de WTO zijn aangegeven, tot het verstrijken van de voor die maatregelen in het protocol vastgestelde overgangsperiode.
HOOFDSTUK 2
Douane
Artikel 25
Douanesamenwerking
1. De partijen intensiveren hun samenwerking op douanegebied met het oog op de waarborging van een transparant handelsklimaat, vergemakkelijking van de handel, bevordering van de continuïteit van de toeleveringsketen en van de consumentenveiligheid, het tegenhouden van goederen waarmee inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten wordt gemaakt en bestrijding van smokkel en fraude.
2. Om deze doelstellingen te verwezenlijken en binnen de grenzen van de beschikbare middelen werken de partijen samen met het oog op onder andere:
a) verbetering van de douanewetgeving, harmonisering en vereenvoudiging van douaneprocedures, in overeenstemming met internationale verdragen en normen op het gebied van douane en handelsbevordering, zoals die ontwikkeld door de Europese Unie (met inbegrip van de blauwdrukken voor de douane), de Wereldhandelsorganisatie en de Wereld douaneorganisatie (met name de Herziene overeenkomst van Kyoto);
b) instelling van moderne douanesystemen, waaronder moderne technologieën voor de afhandeling van douaneformali teiten, regelingen voor geautoriseerde marktdeelnemers, geautomatiseerde op risico gebaseerde analyse en controles, vereenvoudigde procedures voor de vrijgave van goederen, controles na douaneafhandeling, transparante vaststelling van de douanewaarde en regelingen voor partnerschappen tussen de douane en ondernemingen;
c) aanmoediging van strenge normen op het gebied van integriteit met betrekking tot de douane, met name aan de grens, door de toepassing van maatregelen die in overeenstemming zijn met de beginselen die zijn vervat in de verklaring van arusha van de Werelddouaneorganisatie;
d) uitwisseling van beste praktijken en verstrekking van opleiding en technische ondersteuning voor planning en capaci teitsopbouw en voor het waarborgen van strenge normen op het gebied van integriteit;
e) waar passend uitwisseling van informatie en gegevens, met inachtneming van de regels van de partijen inzake de vertrouwelijkheid van gevoelige gegevens en de bescherming van persoonsgegevens;
f) afstemming tussen de douaneautoriteiten van de partijen van hun optreden;
g) waar nodig en passend wederzijdse erkenning van programma's inzake geautoriseerde marktdeelnemers en douane controles, met inbegrip van gelijkwaardige maatregelen voor handelsbevordering;
h) waar nodig en passend koppeling van de respectieve douanestelsels voor doorvoer.
3. De Samenwerkingsraad stelt een subcomité inzake douanesamenwerking in.
4. Over de vraagstukken die door dit hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd. Het Samenwerkingscomité kan regels vaststellen voor het voeren van die dialoog.
Artikel 26
Wederzijdse administratieve bijstand
Onverminderd de andere vormen van samenwerking waarin deze overeenkomst voorziet, in het bijzonder in artikel 25, verlenen de partijen elkaar wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden, in overeenstemming met het protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken bij deze overeenkomst.
Artikel 27
Vaststelling van douanewaarde
Bij de handel tussen de partijen is de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de GaTT 1994 van toepassing op de vaststelling van de douanewaarde van goederen. De bepalingen van die overeenkomst worden mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen en maken daarvan een integrerend deel uit.
HOOFDSTUK 3
Technische handelsbelemmeringen
Artikel 28
WTO-overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen
De partijen bevestigen dat zij in hun betrekkingen aan hun rechten en plichten in het kader van de WTO-overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (technical barriers to trade) („TBT-overeenkomst”) zullen voldoen, die mutatis mutandis in deze overeenkomst is opgenomen en daarvan een integrerend deel uitmaakt.
Artikel 29
Technische voorschriften, normalisatie, metrologie, accreditatie en conformiteitsbeoordeling
1. De partijen komen overeen:
a) de verschillen te verkleinen die tussen hen bestaan op het gebied van technische voorschriften, normalisatie, wettelijke metrologie, accreditatie, markttoezicht en conformiteitsbeoordeling, onder andere door de toepassing van internationale instrumenten op dat gebied aan te moedigen;
b) het gebruik te stimuleren van accreditatie volgens internationale voorschriften, ter ondersteuning van conformiteitsbe oordelingsinstanties en hun activiteiten; en
c) de deelname van de Republiek Kazachstan en haar instanties aan, en waar mogelijk hun lidmaatschap van Europese organisaties die zich bezighouden met normen, conformiteitsbeoordeling, metrologie en daarmee samenhangende taken, te steunen.
2. De partijen zetten een proces op om hun technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordelingspro cedures geleidelijk op elkaar af te stemmen en houden dit proces in stand.
3. Voor gebieden waarop deze afstemming is voltooid, kunnen de partijen onderhandelingen openen over overeen komsten inzake conformiteitsbeoordeling en aanvaarding van industrieproducten.
Artikel 30
Transparantie
1. Onverminderd hoofdstuk 13 (Transparantie) van deze titel zorgt elke partij ervoor dat tijdens de procedures voor de ontwikkeling van technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures belanghebbenden worden geraadpleegd in een vroeg en passend stadium, wanneer het nog mogelijk is om rekening te houden met hun opmerkingen en deze te verwerken, behalve als dit niet mogelijk is in geval van een noodsituatie of een dreigende noodsituatie in verband met veiligheid, gezondheid, milieubescherming of nationale veiligheid.
2. Overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de TBT-overeenkomst voorziet elke partij in een periode voor het indienen van opmerkingen in een vroeg en passend stadium na de kennisgeving van de voorgestelde technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures. Wanneer een openbare raadpleging over voorgestelde technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures gaande is, stelt een partij de andere partij en de natuurlijke personen en rechts personen die zijn gevestigd op het grondgebied van de andere partij, in de gelegenheid om hieraan deel te nemen op voorwaarden die even gunstig zijn als voor de natuurlijke personen en rechtspersonen die zijn gevestigd op het grondgebied van die partij.
3. Elke partij zorgt ervoor dat goedgekeurde technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures openbaar worden gemaakt.
HOOFDSTUK 4
Sanitaire en fytosanitaire maatregelen
Artikel 31
Doelstelling
In dit hoofdstuk worden de beginselen beschreven die van toepassing zijn op sanitaire en fytosanitaire maatregelen en vraagstukken met betrekking tot dierenwelzijn bij de handel tussen de partijen. De partijen passen deze beginselen toe op zodanige wijze dat de handel verder wordt bevorderd, terwijl het niveau van bescherming van het leven en de gezondheid van mensen, dieren en planten in elke partij wordt gehandhaafd.
Artikel 32
Beginselen
1. De partijen zorgen ervoor dat sanitaire en fytosanitaire maatregelen worden ontwikkeld en toegepast op basis van de beginselen van evenredigheid, transparantie, non-discriminatie en wetenschappelijke onderbouwing.
2. Elke partij ziet erop toe dat sanitaire en fytosanitaire maatregelen niet leiden tot een willekeurig of ongerecht vaardigd onderscheid tussen het eigen grondgebied en dat van de andere partij bij gelijke of gelijkaardige omstan digheden. Sanitaire en fytosanitaire maatregelen mogen niet worden toegepast op een manier die een verkapte beperking van het handelsverkeer zou betekenen.
3. De partijen zorgen ervoor dat maatregelen, procedures of controles op sanitair en fytosanitair gebied onverwijld worden uitgevoerd en verzoeken om informatie onverwijld worden behandeld door de bevoegde autoriteiten van elke partij en dat ingevoerde producten daarbij even gunstig worden behandeld als binnenlandse producten.
Artikel 33
Invoervereisten
1. De invoervereisten van de partij van invoer gelden voor het hele grondgebied van de partij van uitvoer, met inachtneming van artikel 35 van dit hoofdstuk. De in certificaten vastgestelde invoervereisten zijn gebaseerd op de beginselen van de commissie van de Codex Alimentarius („Codex”), de Wereldorganisatie voor diergezondheid („OIE”) en het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (International Plant Protection Convention — „IPPC”), tenzij aan de invoervereisten een wetenschappelijk onderbouwde risicoanalyse ten grondslag ligt die is uitgevoerd volgens de internationale regels van de WTO-overeenkomst inzake de toepassing van sanitaire en fytosanitaire maatregelen (hierna
„SPS-overeenkomst” genoemd).
2. De in invoervergunningen vastgelegde sanitaire en veterinaire vereisten mogen niet strenger zijn dan de vereisten die zijn vastgesteld in de in lid 1 van dit artikel bedoelde certificaten.
Artikel 34
Gelijkwaardigheid
Indien de partij van uitvoer hierom verzoekt, en mits gunstige beoordeling door de partij van invoer, wordt de gelijk waardigheid erkend volgens de geldende internationale procedures, van een individuele maatregel en/of groepen maatregelen en/of systemen die algemeen dan wel op een sector of een deel van een sector van toepassing zijn.
Artikel 35
Maatregelen in verband met de gezondheid van planten en dieren
1. De partijen aanvaarden het concept van ziekte- en plagenvrije gebieden en gebieden met een lage prevalentie van ziekten en plagen overeenkomstig de SPS-overeenkomst en de toepasselijke normen, richtsnoeren of aanbevelingen van de Codex, de OIE en het IPPC.
2. Bij de vaststelling van ziekte- of plagenvrije gebieden en gebieden met een lage prevalentie van ziekten of plagen, wordt rekening gehouden met factoren als geografische ligging, ecosystemen, epidemiologisch toezicht en de doeltref fendheid van sanitaire of fytosanitaire controles in die gebieden.
Artikel 36
Vereenvoudiging van de handel
1. De partijen ontwikkelen en implementeren instrumenten om de handel te vereenvoudigen uitgaande van de erkenning door de partij van invoer van de inspectie- en certificatiesystemen van de partij van uitvoer.
2. Met deze instrumenten moet worden voorkomen dat de partij van invoer elke zending of elke exporteur op het grondgebied van de partij van uitvoer moet inspecteren volgens de bestaande wetgeving. Dit kan inhouden dat een exporteur wordt goedgekeurd of dat lijsten worden opgesteld van exporteurs op het grondgebied van de partij van uitvoer op basis van door de partij van uitvoer verstrekte waarborgen.
Artikel 37
Inspecties en audits
Inspecties en audits die door een partij van invoer worden uitgevoerd op het grondgebied van de partij van uitvoer om diens inspectie- en certificatiesystemen te toetsen, vinden plaats overeenkomstig de desbetreffende internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen. De kosten van dergelijke inspecties en audits worden gedragen door de partij die de inspectie of de audit verricht.
Artikel 38
Uitwisseling van informatie en samenwerking
1. De partijen bespreken en wisselen informatie uit over bestaande sanitaire en fytosanitaire maatregelen en maatregelen met betrekking tot dierenwelzijn en de ontwikkeling en tenuitvoerlegging daarvan. Bij dergelijke besprekingen en uitwisselingen worden waar nodig de SPS-overeenkomst en de normen, richtsnoeren en aanbevelingen van het IPPC, de OIE en de Codex in acht genomen.
2. De partijen werken samen op het vlak van het welzijn van planten en dieren door de uitwisseling van informatie, deskundigheid en ervaringen, met het oog op de opbouw van capaciteit op dit gebied. Deze samenwerking wordt specifiek op de behoeften van elke partij afgestemd en heeft als doel elke partij te helpen om te voldoen aan het wettelijke kader van de andere partij.
3. De partijen zetten, wanneer een van hen daarom vraagt, een passende dialoog op om sanitaire en fytosanitaire vraagstukken en andere onder dit hoofdstuk vallende dringende vraagstukken te onderzoeken. Het Samenwerkingscomité kan regels vaststellen voor het voeren van die dialoog.
4. De partijen wijzen contactpunten aan voor de communicatie over zaken die onder dit hoofdstuk vallen en houden de lijst van contactpunten actueel.
HOOFDSTUK 5
Handel in diensten en vestiging
afdeling 1
Algemene bepalingen
Artikel 39
Doelstelling, reikwijdte en toepassingsgebied
1. De partijen herbevestigen hun respectieve verbintenissen in het kader van de WTO-overeenkomst en leggen hierbij de noodzakelijke regels vast voor de verbetering van de wederzijdse voorwaarden voor de handel in diensten en het recht van vestiging.
2. Niets in dit hoofdstuk kan zodanig worden uitgelegd dat een verplichting wordt opgelegd met betrekking tot overheidsopdrachten die onder hoofdstuk 8 (Overheidsopdrachten) van deze titel vallen.
3. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op door de partijen verleende subsidies.
4. In overeenstemming met de bepalingen van deze overeenkomt behoudt iedere partij het recht regelgeving toe te passen en nieuwe regelgeving vast te stellen ter verwezenlijking van legitieme beleidsdoelen.
5. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op maatregelen betreffende natuurlijke personen die toegang zoeken tot de arbeidsmarkt van de Europese Unie of van de Republiek Kazachstan, of op maatregelen aangaande staatsburgerschap, verblijf of werk op permanente basis.
6. Niets in dit hoofdstuk belet een partij maatregelen toe te passen tot regeling van de toegang van natuurlijke personen tot of hun tijdelijke verblijf op haar grondgebied, inclusief maatregelen die nodig zijn voor de bescherming van de integriteit van, en de waarborging van het ordelijke verkeer van natuurlijke personen, over haar grenzen, al mogen deze maatregelen niet zodanig worden toegepast dat de voordelen die een partij op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk toekomen, daardoor worden teniet gedaan of uitgehold (1).
7. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op door een partij vastgestelde of gehandhaafde maatregelen die gevolgen hebben voor de handel in diensten en het recht van vestiging in de audiovisuele sector.
(1) Het zuivere feit dat voor natuurlijke personen afkomstig uit bepaalde landen wel en voor die uit andere landen niet een visum vereist is, wordt niet geacht voordelen op grond van deze overeenkomst teniet te doen of uit te hollen.
Artikel 40
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a) „maatregel”: elke maatregel van een partij, in de vorm van een wet, regeling, voorschrift, procedure, besluit, admini stratief optreden of in enige andere vorm;
b) „door een partij vastgestelde of gehandhaafde maatregelen”: maatregelen genomen door:
i) een centrale, regionale of lokale overheid of autoriteit van een partij; en
ii) een niet-gouvernementele organisatie van een partij bij de uitoefening van door een centrale, regionale of lokale overheid of autoriteit van een partij gedelegeerde bevoegdheden;
c) „natuurlijke persoon uit de Europese Unie” of „natuurlijke persoon uit de Republiek Kazachstan”: een onderdaan van een van de lidstaten van de Europese Unie of van de Republiek Kazachstan overeenkomstig hun respectieve wetgeving;
d) „rechtspersoon”: elke juridische entiteit, naar toepasselijk recht opgericht of anderszins georganiseerd, met winst- of andere oogmerken, in eigendom van particulieren of van de overheid, met inbegrip van kapitaalvennootschappen, trusts, personenvennootschappen, joint ventures, eenmanszaken of verenigingen;
e) „rechtspersoon van een partij”: een rechtspersoon uit de Europese Unie of uit de Republiek Kazachstan die is opgericht in overeenstemming met de wetgeving van respectievelijk een lidstaat van de Europese Unie of de Republiek Kazachstan, en die zijn statutaire zetel, centrale administratie of hoofdvestiging heeft op respectievelijk het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie betrekking heeft of het grondgebied van de Republiek Kazachstan.
als een rechtspersoon die is opgericht in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie of de Republiek Kazachstan alleen zijn statutaire zetel of centrale administratie heeft op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is of op het grondgebied van de Republiek Kazachstan, dan wordt hij niet als rechtspersoon uit de Europese Unie respectievelijk de Republiek Kazachstan beschouwd, tenzij substantiële zakelijke activiteiten worden ontplooid respectievelijk op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is of op het grondgebied van de Republiek Kazachstan;
f) niettegenstaande het onder lid e) bepaalde geldt voor internationaal zeevervoer, inclusief intermodaal vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, dat dit hoofdstuk tevens van toepassing is op buiten de Europese Unie of de Republiek Kazachstan gevestigde scheepvaartmaatschappijen waarover onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie respectievelijk de Republiek Kazachstan zeggenschap hebben, indien hun schepen overeenkomstig de respectieve wetgeving in die lidstaat van de Europese Unie of de Republiek Kazachstan zijn geregistreerd en zij de vlag van een lidstaat van de Europese Unie of van de Republiek Kazachstan voeren;
g) „overeenkomst inzake economische integratie”: een overeenkomst waarbij de handel in diensten en het recht van vestiging aanzienlijk worden geliberaliseerd uit hoofde van de algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten („GaTS”), en met name de artikelen V en V bis daarvan, en/of die bepalingen bevat waarbij het recht van vestiging aanzienlijk wordt geliberaliseerd voor andere economische activiteiten die mutatis mutandis voldoen aan de criteria van de artikelen V en V bis van de GaTS met betrekking tot die activiteiten;
h) „economische activiteiten”: deze term omvat activiteiten van economische aard behoudens activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van de uitoefening van overheidsgezag;
i) „economische activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van de uitoefening van overheidsgezag”: activiteiten die noch op commerciële grondslag, noch in concurrentie met een of meer marktdeelnemers worden uitgevoerd;
j) „exploitatiehandelingen”: het verrichten en voortzetten van economische activiteiten;
k) „dochteronderneming” van een rechtspersoon: een rechtspersoon waarover een andere rechtspersoon uit die partij daadwerkelijk zeggenschap heeft (1);
(1) Een rechtspersoon heeft zeggenschap over een andere rechtspersoon wanneer eerstgenoemde rechtspersoon bevoegd is een meerderheid van de bestuurders van die andere rechtspersoon te benoemen of de handelingen van die andere rechtspersoon anderszins juridisch te sturen.
l) „filiaal” van een rechtspersoon: een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid die kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moedermaatschappij, die een eigen management heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodanig dat laatstgenoemden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er indien nodig een rechtsverhouding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland bevindt, geen rechtstreeks contact behoeven te hebben met deze moedermaatschappij, maar hun transacties kunnen afhandelen met de handelszaak die het agentschap vormt;
m) „vestiging”: elk type zakelijke of beroepsmatige vestiging, met name door middel van:
i) de oprichting, overname of handhaving van een rechtspersoon (1); of
ii) de oprichting of handhaving van een filiaal of vertegenwoordiging (2) op het grondgebied van een partij met als doel een economische activiteit uit te oefenen;
n) „investeerder” van een partij: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een economische activiteit uitoefent of beoogt uit te oefenen door het opzetten van een vestiging;
o) „diensten”: deze term omvat alle diensten (3) in elke sector, behalve diensten die worden verleend in het kader van de uitoefening van overheidsgezag;
p) „diensten die worden verleend in het kader van de uitoefening van overheidsgezag”: diensten die noch op commerciële basis, noch in concurrentie met een of meer dienstverleners worden verleend;
q) „dienstverlener”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een dienst verleent;
r) „dienstverlening”: deze term omvat de productie, distributie, marketing, verkoop en levering van een dienst.
afdeling 2
Vestiging en grensoverschrijdende dienstverlening
Onderafdeling 1
Alle economische activiteiten
Artikel 41
Toepassingsgebied en reikwijdte
1. Deze onderafdeling is van toepassing op maatregelen van een partij die gevolgen hebben voor het recht van vestiging voor alle economische activiteiten en grensoverschrijdende dienstverlening.
2. De partijen herbevestigen hun respectieve rechten en plichten in het kader van de GaTS.
Voor meer duidelijkheid, geldt voor diensten dat de GaTS-lijsten van verbintenissen van de partijen (4), inclusief de voorbehouden en de lijsten van meestbegunstigingsvrijstellingen, in deze overeenkomst worden opgenomen, daarvan een integrerend deel uitmaken en van toepassing zijn.
Artikel 42
Geleidelijke verbetering van de voorwaarden voor vestiging
1. Het Samenwerkingscomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken doet aanbevelingen aan de partijen voor verdere liberalisering van de voorwaarden voor vestiging in het kader van deze overeenkomst.
(1) Onder „oprichting” en „overname” van een rechtspersoon wordt ook verstaan deelneming in het kapitaal van een rechtspersoon met het oogmerk duurzame economische banden tot stand te brengen of te handhaven.
(2) Vertegenwoordigingen van een rechtspersoon van de andere partij mogen geen economische activiteit op commerciële basis uitvoeren
op het grondgebied van de Republiek Kazachstan. De Europese Unie behoudt zich het recht voor zich op vergelijkbare wijze op te stellen.
(3) Voor meer duidelijkheid, wordt met „diensten” bedoeld de diensten die zijn vermeld in de meest recente versie van WTO-document MTN.GNS/W/120.
(4) Voor de Republiek Kazachstan wordt hierbij verwezen naar het hoofdstuk over diensten van het protocol inzake de toetreding van de
Republiek Kazachstan tot de WTO.
2. De partijen streven ernaar geen maatregelen vast te stellen die de voorwaarden voor vestiging beperken ten opzichte van de situatie vóór de datum van ondertekening van deze overeenkomst.
Artikel 43
Geleidelijke verbetering van de voorwaarden voor de grensoverschrijdende dienstverlening
1. De partijen erkennen ten volle het belang van liberalisering van grensoverschrijdende dienstverlening tussen de partijen.
2. Het Samenwerkingscomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken doet aanbevelingen aan de partijen voor verdere liberalisering van grensoverschrijdende dienstverlening in het kader van deze overeenkomst.
Onderafdeling 2
Economische activiteiten anders dan diensten
Artikel 44
Toepassingsgebied en reikwijdte
Deze onderafdeling is van toepassing op maatregelen van een partij die gevolgen hebben voor het recht van vestiging voor alle economische activiteiten anders dan diensten.
Artikel 45
Meestbegunstigingsbehandeling
1. Elke partij behandelt rechtspersonen van de andere partij niet minder gunstig dan de rechtspersonen van een derde land met betrekking tot het recht van vestiging.
2. Elke partij behandelt rechtspersonen van de andere partij niet minder gunstig dan de rechtspersonen van een derde land met betrekking tot het exploiteren van rechtspersonen van de andere partij die op het grondgebied van de eerste partij zijn gevestigd.
3. Voordelen, gunsten, voorrechten of vrijstellingen die in verband met vereisten inzake plaatselijke inbreng door de Republiek Kazachstan zijn toegekend aan rechtspersonen van een WTO-lid die als rechtspersoon zijn gevestigd in de Republiek Kazachstan, worden onverwijld en onvoorwaardelijk toegekend aan rechtspersonen van de Europese Unie die als rechtspersoon zijn gevestigd in de Republiek Kazachstan.
4. De op grond van de leden 1 en 2 toegekende behandeling is niet van toepassing op de door een partij toegekende behandeling krachtens een overeenkomst inzake economische integratie, een vrijhandelsovereenkomst, een overeenkomst inzake voorkoming van dubbele belastingheffing of een overeenkomst die primair betrekking heeft op belastingheffing, en mag niet zodanig worden uitgelegd dat zij zich uitstrekt tot de bescherming van investeringen, anders dan de behandeling die voortvloeit uit artikel 46, inclusief procedures voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staat.
5. Niettegenstaande het vorige lid geldt voor strategische hulpbronnen en producten dat de behandeling die de Republiek Kazachstan toekent aan dochterondernemingen van rechtspersonen van de Europese Unie die als rechts persoon zijn gevestigd in de Republiek Kazachstan, in geen geval minder gunstig mag zijn dan de behandeling die na de datum waarop deze titel van toepassing wordt, wordt toegekend aan dochterondernemingen van rechtspersonen van een derde land die als rechtspersoon zijn gevestigd in de Republiek Kazachstan.
Artikel 46
Nationale behandeling
Behoudens de in bijlage I vermelde voorbehouden:
a) kent elke partij aan dochterondernemingen van rechtspersonen van de andere partij die zijn gevestigd op het grondgebied van de eerste partij, met betrekking tot hun exploitatiehandelingen geen minder gunstige behandeling toe dan aan de eigen rechtspersonen;
b) kent de Republiek Kazachstan aan rechtspersonen en filialen uit de Europese Unie geen minder gunstige behandeling toe dan aan rechtspersonen en filialen uit de Republiek Kazachstan met betrekking tot het recht van vestiging en exploitatiehandelingen voor andere economische activiteiten dan diensten. Nationale behandeling door de Republiek Kazachstan doet geen afbreuk aan de voorwaarden van het protocol inzake de toetreding van de Republiek Kazachstan tot de WTO.
afdeling 3
Tijdelijk verblijf van natuurlijke personen voor zaken
Artikel 47
Toepassingsgebied en definities
1. Deze afdeling is van toepassing op de maatregelen van de partijen met betrekking tot de toegang tot en het tijdelijke verblijf op hun grondgebied van zakelijke bezoekers voor vestigingsdoeleinden, binnen de onderneming overge plaatste personen en dienstverleners op contractbasis, overeenkomstig artikel 39, leden 5 en 6.
2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
a) „zakelijke bezoekers voor vestigingsdoeleinden”: natuurlijke personen die een staffunctie bekleden bij een rechts persoon uit een partij en die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging. Zij bieden geen diensten aan noch verlenen zij deze en evenmin verrichten zij enige andere economische activiteit dan die welke vereist is voor het opzetten van een vestiging. Zij ontvangen geen beloning uit een in de gastpartij gevestigde bron;
b) „binnen een onderneming overgeplaatste personen”: natuurlijke personen die ten minste een jaar in dienst of partner van een rechtspersoon zijn (1) en die tijdelijk worden overgeplaatst naar een vestiging op het grondgebied van de andere partij, die een dochteronderneming, filiaal of moedervennootschap van de rechtspersoon uit een partij kan zijn.
De betreffende natuurlijke persoon moet behoren tot een van de categorieën als beschreven in de respectieve GaTS- lijsten van verbintenissen van de partijen, die voor de toepassing van deze afdeling gelden voor alle economische activiteiten;
c) „dienstverleners op contractbasis”: natuurlijke personen die in dienst zijn bij een rechtspersoon uit een partij, welke rechtspersoon zelf geen agentschap voor arbeidsbemiddeling en personeelsvoorziening is en evenmin via een dergelijk agentschap optreedt, die geen vestiging op het grondgebied van de andere partij heeft en die een bonafide contract voor de verlening van diensten aan een eindverbruiker in die andere partij heeft gesloten (2) op grond waarvan tijdelijk verblijf van zijn werknemers in die partij vereist is voor de uitvoering van het contract;
d) „kwalificaties”: diploma's, certificaten en andere bewijsstukken van een officiële kwalificatie, afgegeven door een in de wet- of regelgeving of in administratieve bepalingen aangewezen autoriteit als bewijs van succesvolle afsluiting van een beroepsopleiding.
Artikel 48
Binnen een onderneming overgeplaatste personen en zakelijke bezoekers voor vestigingsdoeleinden
1. Met betrekking tot diensten herbevestigen de partijen hun respectieve verplichtingen ingevolge de door hen in het kader van de GaTS aangegane verbintenissen ten aanzien van de toegang en het tijdelijke verblijf van binnen een onderneming overgeplaatste personen en zakelijke bezoekers voor vestigingsdoeleinden. De in de GaTS-verbintenissen vermelde voorbehouden zijn van toepassing (3).
(1) Er wordt duidelijk gesteld dat de partners tot dezelfde rechtspersoon moeten behoren.
(2) Het dienstverleningscontract moet in overeenstemming zijn met de wet- en regelgeving en de wettelijke vereisten van de partij waar het contract wordt uitgevoerd.
(3) Voor meer duidelijkheid wordt gesteld dat deze voorbehouden ook de voorbehouden in de definities van de categorieën binnen een
onderneming overgeplaatste personen en zakelijke bezoekers omvatten.
2. Voor economische activiteiten anders dan diensten en behoudens de in bijlage II vermelde voorbehouden:
a) staat elke partij investeerders die op het grondgebied van de andere partij goederen produceren, toe dat zij personen binnen die onderneming overplaatsen, zoals gedefinieerd in artikel 47, lid 2, onder b), en aanvaardt zij zakelijke bezoekers voor vestigingsdoeleinden, zoals gedefinieerd in artikel 47, lid 2, onder a). De toegang en het tijdelijke verblijf worden toegestaan voor ten hoogste drie jaar voor binnen een onderneming overgeplaatste personen en voor ten hoogste negentig dagen binnen een periode van twaalf maanden voor zakelijke bezoekers voor vestigingsdoel einden;
b) treffen of handhaven de partijen geen maatregelen die zijn omschreven als beperkingen van het totale aantal natuurlijke personen dat een investeerder binnen een onderneming mag overplaatsen of van het totale aantal zakelijke bezoekers voor vestigingsdoeleinden, in de vorm van numerieke quota, een verplicht onderzoek naar de economische behoefte, of discriminerende beperkingen.
Artikel 49
Dienstverleners op contractbasis
1. De Republiek Kazachstan staat toe dat rechtspersonen van de Europese Unie op haar grondgebied diensten verlenen door middel van de aanwezigheid van natuurlijke personen die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a) de natuurlijke personen die de Republiek Kazachstan binnenkomen, zijn in het bezit van:
i) een universitaire graad of een hogere technische kwalificatie van gelijkwaardig niveau; en
ii) beroepskwalificaties wanneer die krachtens de wet- en regelgeving of voorschriften van de Republiek Kazachstan vereist zijn om een activiteit in de betrokken sector uit te oefenen;
b) de natuurlijke personen ontvangen geen andere beloning voor het verlenen van diensten dan die welke wordt betaald door de rechtspersoon uit de Europese Unie voor wie zij gedurende hun verblijf op het grondgebied van de Republiek Kazachstan werken;
c) de natuurlijke personen die de Republiek Kazachstan binnenkomen, zijn ten minste gedurende het jaar dat onmiddellijk aan de datum van indiening van het verzoek om toegang tot de Republiek Kazachstan voorafging, in dienst geweest van de rechtspersoon uit de Europese Unie. Bovendien beschikken zij op de datum van indiening van het verzoek om toegang tot de Republiek Kazachstan ten minste vijf jaar werkervaring in de economische sector waarop het contract betrekking heeft;
d) de Republiek Kazachstan kan een onderzoek naar de economische behoefte verlangen en een jaarlijks maximum vaststellen voor het aantal werkvergunningen dat wordt verstrekt aan dienstverleners op contractbasis uit de Europese Unie die toegang krijgen tot de dienstenmarkt in de Republiek Kazachstan. Het totale aantal dienstverleners op contractbasis uit de Europese Unie die toegang krijgen tot de dienstenmarkt in de Republiek Kazachstan, bedraagt maximaal 800 per jaar;
e) na afloop van een periode van vijf jaar na toetreding van de Republiek Kazachstan tot de WTO is het onderzoek naar de economische behoefte niet langer van toepassing (1). Gedurende de periode dat de Republiek Kazachstan een onderzoek naar de economische behoefte verlangt (2), wordt de toegang tot en het verblijf van natuurlijke personen in de Republiek Kazachstan in verband met de uitvoering van een contract toegestaan voor bij elkaar opgeteld ten hoogste vier maanden gedurende een periode van twaalf maanden, dan wel de duur van het contract indien dit korter is. Na afloop van een periode van vijf jaar na de toetreding van de Republiek Kazachstan tot de WTO wordt de toegang en het verblijf toegestaan voor bij elkaar opgeteld ten hoogste zes maanden gedurende een periode van twaalf maanden, dan wel de duur van het contract indien dit korter is. De rechtspersonen uit de Europese Unie dienen ervoor te zorgen dat hun werknemers tijdig het grondgebied van de Republiek Kazachstan verlaten.
(1) alle andere vereisten, wet- en regelgeving inzake toegang, verblijf en werk blijven van toepassing.
(2) Voor meer duidelijkheid wordt gesteld dat voor de Republiek Kazachstan een „onderzoek naar de economische behoefte” inhoudt dat een rechtspersoon uit de Republiek Kazachstan bij het aantrekken van buitenlandse dienstverleners op contractbasis procedures toepast waarbij rekening moet worden gehouden met de toelating van een buitenlandse arbeidskracht op grond van de voorwaarden van de binnenlandse arbeidsmarkt. Deze voorwaarden zijn vervuld wanneer na publicatie van een vacature in massamedia en nadat is geprobeerd een geschikte kandidaat te vinden in de databank van de bevoegde autoriteit, geen kandidaat is gevonden die voldoet aan de criteria van de vacature. Deze procedure zou maximaal één maand mogen duren. De rechtspersoon moet deze procedure voltooien alvorens buitenlandse dienstverleners op contractbasis te kunnen inhuren.
2. De Republiek Kazachstan staat toe dat rechtspersonen uit de Europese Unie op haar grondgebied diensten verlenen door middel van de aanwezigheid van natuurlijke personen mits het contract voor de verlening van diensten aan de volgende voorwaarden voldoet:
a) het dienstverleningscontract:
i) is rechtstreeks gesloten tussen de rechtspersoon uit de Europese Unie en de eindgebruiker, zijnde een rechts persoon van de Republiek Kazachstan;
ii) maakt tijdelijk verblijf op het grondgebied van de Republiek Kazachstan van werknemers van die rechtspersoon voor het verlenen van de dienst noodzakelijk; en
iii) voldoet aan de wetten, regels en voorschriften van de Republiek Kazachstan;
b) het dienstverleningscontract moet betrekking hebben op een van de volgende sectoren, die in de GaTS-lijst van verbintenissen van de Republiek Kazachstan zijn opgenomen en gedefinieerd:
i) juristen
ii) accountants en boekhouders
iii) belastingconsulenten
iv) architecten
v) ingenieurs
vi) ingenieurs: geïntegreerde diensten
vii) stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten
viii) diensten in verband met computers
ix) reclame
x) marktonderzoek
xi) managementadvies
xii) diensten in verband met managementadvies
xiii) technische tests en analyses
xiv) adviseurs en consulenten in verband met de mijnbouw
xv) diensten in verband met aanverwante wetenschappelijke en technische adviezen
xvi) vertalers en tolken
xvii) onderhoud en reparatie van werktuigen en transportmiddelen, in het kader van servicecontracten na verkoop of lease
xviii) milieu;
c) toegang in het kader van dit lid heeft enkel betrekking op de activiteiten in verband met de diensten waarop het contract betrekking heeft; zij verleent niet het recht tot het voeren van de beroepstitel op het grondgebied van de Republiek Kazachstan.
3. De Europese Unie herbevestigt haar rechten en plichten ingevolge de door haar in het kader van de GaTS
aangegane verbintenissen ten aanzien van de toegang en het tijdelijke verblijf van dienstverleners op contractbasis. De in de GaTS-verbintenissen vermelde voorbehouden zijn van toepassing (1).
(1) Voor meer duidelijkheid wordt gesteld dat deze voorbehouden ook de voorbehouden in de definities van de categorieën omvatten.
Artikel 50
Meestbegunstigingsbehandeling
1. Dienstverleners op contractbasis uit de Republiek Kazachstan worden door de Europese Unie niet minder gunstig behandeld dan dienstverleners op contractbasis uit derde landen.
2. Lid 1 is niet van toepassing op de behandeling die wordt toegekend op grond van andere overeenkomsten tussen de Europese Unie en een derde partij die overeenkomstig artikel V van de GaTS zijn aangemeld of die onder de GaTS- lijst van meestbegunstigingsvrijstellingen van de Europese Unie vallen. Lid 1 is evenmin van toepassing op de behandeling die voortvloeit uit de harmonisatie van voorschriften op basis van door de Europese Unie gesloten overeen komsten die voorzien in wederzijdse erkenning overeenkomstig artikel VII van de GaTS.
3. als de Republiek Kazachstan een gunstigere behandeling dan beschreven in deze overeenkomst toekent aan dienst
verleners op contractbasis van een ander WTO-lid, met uitzondering van landen van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) en landen die partij zijn bij een overeenkomst inzake economische integratie met de Republiek Kazachstan, wordt die behandeling ook toegekend aan dienstverleners op contractbasis van de Europese Unie. Deze bepaling is evenmin van toepassing op de behandeling die voortvloeit uit de harmonisatie van voorschriften op basis van door de Republiek Kazachstan gesloten overeenkomsten die voorzien in wederzijdse erkenning overeenkomstig artikel VII van de GaTS.
Artikel 51
Geleidelijke verbetering van de voorwaarden voor tijdelijk verblijf van natuurlijke personen voor zaken
Het Samenwerkingscomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken doet aanbevelingen aan de partijen voor verdere liberalisering van de voorwaarden voor tijdelijk verblijf van natuurlijke personen voor zaken.
afdeling 4
Interne regelgeving
Artikel 52
Reikwijdte en toepassingsgebied
1. De voorschriften van artikel 53 zijn van toepassing op de maatregelen van de partijen met betrekking tot vergunnings- en kwalificatieprocedures die gevolgen hebben voor:
a) grensoverschrijdende dienstverlening;
b) vestiging;
c) dienstverlening door een natuurlijke persoon die overeenkomstig afdeling 3 van dit hoofdstuk op het grondgebied van de andere partij aanwezig is.
2. De voorschriften van artikel 53 zijn van toepassing op alle economische activiteiten die onder dit hoofdstuk vallen. Voor diensten zijn zij van toepassing binnen de specifieke GaTS-verbintenissen van de desbetreffende partij (1). Deze voorschriften zijn niet van toepassing op maatregelen die beperkingen vormen waarvoor lijsten worden opgesteld in het kader van de artikelen XVI of XVII van de GaTS.
Artikel 53
Vergunnings- en kwalificatieprocedures
1. Elke partij ziet erop toe dat de vergunnings- en kwalificatieprocedures voor het verkrijgen van een vergunning voor het verlenen van een dienst of voor vestiging redelijk, duidelijk en relevant voor de onderliggende beleidsdoelstellingen zijn, waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de eisen waaraan moet worden voldaan en de beoordelings criteria, en dat deze op zichzelf geen beperking vormen voor het verlenen van diensten of vestiging.
(1) Voor de Republiek Kazachstan wordt hierbij verwezen naar de afdeling over diensten van het protocol inzake de toetreding van de Republiek Kazachstan tot de WTO.
2. Wanneer voor aanvragen specifieke termijnen bestaan, moet een aanvrager over een redelijke termijn beschikken voor het indienen van een aanvraag. De bevoegde autoriteit behandelt een aanvraag zonder onnodige vertraging. Waar mogelijk dienen aanvragen in elektronische vorm te worden geaccepteerd onder dezelfde voorwaarden inzake echtheid als aanvragen op papier.
3. Waar mogelijk dienen in plaats van originele documenten gewaarmerkte kopieën te worden aanvaard.
4. Elke partij ziet erop toe dat de behandeling van een aanvraag, inclusief het definitieve besluit, wordt voltooid binnen een in de wet vastgestelde redelijke termijn, of in ieder geval zonder onnodige vertraging. Elke partij streeft ernaar voor het behandelen van een aanvraag het normale tijdsbestek vast te stellen. Elke partij zorgt ervoor dat zodra een vergunning of licentie is verleend, deze overeenkomstig de daarin gestelde voorwaarden zonder onnodige vertraging in werking treedt.
5. Elke partij ziet erop toe dat de vergoeding die moet worden betaald voor een vergunning (1), redelijk is ten opzichte van de kosten die de bevoegde autoriteit moet maken en op zichzelf geen beperking vormt voor het verlenen van diensten of vestiging.
6. Wanneer de bevoegde autoriteit van oordeel is dat een aanvraag onvolledig is of dat aanvullende informatie nodig is, doet zij het volgende, binnen een redelijke termijn:
a) de aanvrager informeren;
b) zoveel mogelijk beschrijven welke informatie nodig is; en
c) zoveel mogelijk de kans bieden om tekortkomingen te verhelpen.
7. als de bevoegde autoriteit een aanvraag weigert, stelt zij de aanvrager daarvan zonder onnodige vertraging in
kennis, liefst schriftelijk. De bevoegde autoriteit dient de aanvrager op verzoek te informeren over de reden van weigering en, waar mogelijk, over de eventuele tekortkomingen die zijn geconstateerd. Zij dient de aanvrager te informeren over de procedures om beroep aan te tekenen, overeenkomstig de relevante wetgeving. De bevoegde autoriteit dient een aanvrager toe te staan een nieuwe aanvraag in te dienen volgens de vastgestelde procedures van de bevoegde autoriteit, behalve als zij het aantal vergunningen of kwalificatiecertificaten beperkt.
8. Elke partij zorgt ervoor dat de procedures die de bevoegde autoriteit volgt bij het verlenen van licenties of vergunningen, en haar besluiten, onpartijdig zijn ten aanzien van alle aanvragers. De bevoegde autoriteit dient bij haar besluitvorming onafhankelijk te zijn en geen verantwoordingsplicht te hebben jegens dienstverleners of investeerders waarvoor de licentie of vergunning vereist is.
afdeling 5
Sectorspecif ieke bepalingen
Artikel 54
Internationaal zeevervoer
1. Dit artikel bevat de beginselen voor de liberalisering van diensten met betrekking tot internationaal zeevervoer. Dit artikel doet geen afbreuk aan de rechten en plichten van elke partij in het kader van hun GaTS-verbintenissen.
2. Voor de toepassing van dit artikel omvat „internationaal zeevervoer” vervoer van deur tot deur en multimodaal vervoer, zijnde het vervoer van goederen met behulp van meer dan één wijze van vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, met één enkel vervoersdocument, en in verband daarmee ook het recht voor internationale zeevervoerders rechtstreeks contracten te sluiten met aanbieders van andere wijzen van vervoer.
3. Met betrekking tot de in lid 4 bedoelde activiteiten die door scheepvaartagentschappen worden ondernomen voor diensten in verband met internationaal zeevervoer, staat elke partij aan rechtspersonen van de andere partij toe om dochterondernemingen of filialen op haar grondgebied te vestigen, onder vestigings- en exploitatievoorwaarden die niet minder gunstig zijn dan die welke zij aan haar eigen dochterondernemingen of filialen of aan dochterondernemingen of filialen uit derde landen toekent, indien deze laatste gunstiger zijn.
(1) Vergoedingen voor het verlenen van vergunningen mogen geen vergoedingen voor het gebruik van natuurlijke hulpbronnen omvatten, noch betalingen in verband met veiling, aanbesteding of andere niet-discriminerende middelen om concessies te verlenen, noch verplichte bijdragen voor het verlenen van een universele dienst.
Dit lid is niet van toepassing op vestiging om een vloot te laten varen onder de nationale vlag van een lidstaat van de Europese Unie of de Republiek Kazachstan.
4. De bedoelde activiteiten hebben betrekking op, maar zijn niet beperkt tot:
a) marketing en verkoop van zeevervoer en daarmee samenhangende diensten, door rechtstreeks contact met klanten, van de prijsopgave tot de facturering, ongeacht of deze diensten worden verricht of aangeboden door de dienst verlener zelf dan wel door dienstverleners waarmee de verkoper van de diensten een permanente zakelijke overeenkomst heeft;
b) de aankoop en het gebruik, voor eigen rekening of namens hun klanten (en de wederverkoop aan hun klanten) van alle vormen van vervoer en daarmee samenhangende diensten, met inbegrip van binnenlandsevervoersdiensten, die voor intermodale dienstverlening vereist zijn;
c) het opstellen van documentatie betreffende vervoersdocumenten, douanedocumenten of andere documenten in verband met de oorsprong en de aard van de vervoerde goederen;
d) het verschaffen van bedrijfsinformatie op enigerlei wijze, waaronder door middel van geautomatiseerde informatie systemen en de elektronische uitwisseling van gegevens (met inachtneming van niet-discriminerende beperkingen betreffende telecommunicatie);
e) het sluiten van zakelijke overeenkomsten met andere scheepvaartagentschappen, met inbegrip van deelnemingen in vennootschappen en het in dienst nemen van plaatselijk personeel (of van buitenlands personeel met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomst), met in het betrokken land gevestigde scheepvaartagent schappen;
f) het optreden namens rechtspersonen, onder andere door het organiseren van het aanlopen van de schepen of, indien nodig, het overnemen van vracht.
5. Gezien het huidige niveau van de liberalisering van grensoverschrijdende dienstverlening tussen de partijen op het gebied van het internationale zeevervoer:
a) passen de partijen het beginsel van onbeperkte toegang tot de internationale markten op commerciële en niet-discri minerende grondslag toe;
b) kent elke partij aan schepen die worden geëxploiteerd door dienstverleners uit de andere partij, geen minder gunstige behandeling toe dan die welke zij aan haar eigen schepen of aan die van een derde land toekent indien deze laatste gunstiger is, voor, onder meer, de toegang tot havens, het gebruik van infrastructuur en havendiensten, het gebruik van hulpdiensten voor zeevervoer, evenals de daarmee verband houdende vergoedingen en heffingen, douanediensten en de toewijzing van aanlegplaatsen en laad- en losinstallaties.
6. Bij het toepassen van de in lid 5 beschreven beginselen geldt het volgende:
a) de partijen passen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst geen vrachtverdelingsbepalingen toe van bilaterale overeenkomsten tussen een lidstaat van de Europese Unie en de Republiek Kazachstan;
b) de partijen nemen geen vrachtverdelingsclausules op in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen, tenzij in uitzonderlijke gevallen waarin lijnvaartmaatschappijen van de ene of de andere partij bij deze overeenkomst anders geen reële kans zouden krijgen om aan het handelsverkeer van en naar het betrokken derde land deel te nemen;
c) de partijen staan niet toe dat vrachtverdelingsregelingen worden opgenomen in toekomstige bilaterale overeen komsten betreffende het vervoer van droge en vloeibare bulkladingen;
d) bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst heffen de partijen alle unilaterale maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen op die een verkapte beperking kunnen zijn van of een discriminatoir effect kunnen hebben op het vrij verrichten van diensten in het internationale zeevervoer, en ziet zij af van invoering ervan.
7. Natuurlijke personen en rechtspersonen uit de Europese Unie die internationale zeevervoersdiensten verlenen, mogen onbelemmerd op het internationaal zeevervoer aansluitende diensten verlenen op de binnenwateren van de Republiek Kazachstan en vice versa.
8. Elke partij geeft verleners van diensten op het gebied van het internationale zeevervoer van de andere partij op redelijke en niet-discriminatoire voorwaarden toegang tot de volgende havendiensten: loodsen, hulp van duw- en sleepboten, bevoorrading, brandstof- en waterlevering, ophalen en verwerking van afval en ballastwater, kapiteins diensten, navigatiehulp, diensten vanaf de wal die essentieel zijn voor het functioneren van een schip, waaronder communicatie-, water- en elektriciteitsvoorzieningen, faciliteiten voor noodreparaties, verankering en aan- en afmeren.
9. als de Republiek Kazachstan met betrekking tot zeevervoer een gunstigere behandeling dan beschreven in deze
overeenkomst toekent aan een ander WTO-lid, met uitzondering van kuststaten aan de Kaspische Zee en GOS-landen, wordt deze behandeling ook toegekend aan de natuurlijke personen en rechtspersonen uit de Europese Unie.
Artikel 54 bis
Vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren en door de lucht
Met het oog op een gecoördineerde ontwikkeling van het vervoer tussen de partijen in overeenstemming met hun respectieve commerciële behoeften, kunnen de voorwaarden voor de wederzijdse toegang tot elkaars markten voor het vervoer over de weg, per spoor en over de binnenwateren, en eventueel het luchtvervoer, worden vastgelegd in eventuele specifieke overeenkomsten, waarover in voorkomend geval tussen de partijen wordt onderhandeld nadat deze overeenkomst in werking is getreden.
afdeling 6
Uitzonderingen
Artikel 55
Algemene uitzonderingen
1. Mits de hieronder bedoelde maatregelen niet zodanig worden toegepast dat zij een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen landen bij soortgelijke omstandigheden, of een verkapte beperking van het recht van vestiging, inclusief exploitatiehandelingen, of van grensoverschrijdende dienstverlening vormen, wordt geen enkele bepaling van dit hoofdstuk uitgelegd als beletsel voor het vaststellen of toepassen door een partij van maatregelen die:
a) noodzakelijk zijn voor de bescherming van de openbare veiligheid of de openbare zeden of voor de handhaving van de openbare orde (1);
b) noodzakelijk zijn voor de bescherming van het leven en de gezondheid van mensen, dieren of planten;
c) betrekking hebben op de instandhouding van niet-duurzame natuurlijke hulpbronnen, mits die maatregelen met beperkingen voor interne investeerders of met beperkingen van het interne aanbod of verbruik van diensten gepaard gaan;
d) noodzakelijk zijn voor de bescherming van nationaal artistiek, historisch of archeologisch erfgoed;
e) noodzakelijk zijn om de naleving te waarborgen van wetten of voorschriften die niet strijdig zijn met deze titel, met inbegrip van wetten of voorschriften die betrekking hebben op:
i) het voorkomen van misleidende of frauduleuze praktijken, of noodzakelijk zijn om de gevolgen van de niet- nakoming van contracten te compenseren;
ii) de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met de verwerking en verspreiding van persoonsge gevens en op de bescherming van de vertrouwelijke aard van persoonlijke dossiers en rekeningen;
iii) de veiligheid;
(1) De uitzondering betreffende de openbare orde mag slechts worden ingeroepen in geval van een daadwerkelijke en voldoende ernstige bedreiging van een fundamenteel maatschappelijk belang.
f) strijdig zijn met artikel 46, mits het verschil in behandeling bedoeld is om directe belastingen op doeltreffende of billijke wijze te kunnen opleggen of innen ten aanzien van economische activiteiten, investeerders of dienstverleners van de andere partij (1).
2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de socialezekerheidsstelsels van de partijen of op activiteiten op het grondgebied van elke partij die, al dan niet incidenteel, verband houden met de uitoefening van het overheidsgezag.
afdeling 7
Invester ingen
Artikel 56
Evaluatie en overleg
Uiterlijk drie jaar na de datum waarop deze titel van toepassing wordt, evalueren de partijen gezamenlijk het wettelijk kader voor investeringen om eventuele investeringsbelemmeringen te inventariseren. Op basis van deze evaluatie overwegen zij in onderhandeling te treden om dergelijke belemmeringen aan te pakken, met het oog op de aanvulling op deze overeenkomst, ook inzake de algemene beginselen van investeringsbescherming.
HOOFDSTUK 6
Kapitaal- en betalingsverkeer
Artikel 57
Lopende rekening
De partijen verlenen overeenkomstig de Statuten van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), waar van toepassing, machtiging voor alle betalingen en overdrachten in vrij converteerbare valuta op de lopende rekening van de betalings balans tussen de partijen.
Artikel 58
Kapitaalverkeer
1. Onverminderd de andere bepalingen van deze overeenkomst verbinden de partijen zich ertoe wat de verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de betalingsbalans betreft, het vrije kapitaalverkeer niet te beperken ten aanzien van in overeenstemming met de wetgeving van het gastland verrichte directe investeringen, ten aanzien van economische activiteiten die vallen onder hoofdstuk 5 (Handel in diensten en vestiging) van deze titel, en ten aanzien van de liquidatie en repatriëring van het aldus geïnvesteerde kapitaal en de eventuele opbrengsten daarvan.
(1) Maatregelen die bedoeld zijn om directe belastingen op doeltreffende of billijke wijze te kunnen opleggen of innen, omvatten maatregelen die een partij op grond van haar belastingstelsel neemt en die:
i) van toepassing zijn op investeerders en dienstverleners die geen ingezetenen zijn, gezien het feit dat de fiscale verplichtingen van niet-ingezetenen worden vastgesteld op grond van belastbare feiten die hun oorsprong vinden of geschieden op het grondgebied van de partij;
ii) van toepassing zijn op niet-ingezetenen om ervoor te zorgen dat belastingen op het grondgebied van de partij kunnen worden opgelegd of geïnd;
iii) van toepassing zijn op niet-ingezetenen of ingezetenen ter voorkoming van belastingontwijking of -ontduiking, inclusief handha vingsbepalingen;
iv) van toepassing zijn op gebruikers van diensten die op of vanaf het grondgebied van de andere partij worden verleend, om ervoor te zorgen dat door die gebruikers verschuldigde belastingen die hun bron hebben op het grondgebied van de partij, kunnen worden opgelegd of geïnd;
v) een onderscheid maken tussen investeerders en dienstverleners die belastingplichtig zijn ter zake van wereldwijd belastbare feiten, en andere investeerders en dienstverleners, gezien het verschil in de aard van de belastinggrondslag tussen hen; of
vi) inkomen, winst, voordeel, verlies, aftrek of krediet van ingezeten personen of filialen, dan wel tussen gelieerde personen of filialen van dezelfde persoon vaststellen, toewijzen of omslaan, om de belastinggrondslag van de partij te behouden.
De belastingvoorwaarden of -concepten onder f) en in deze voetnoot worden vastgesteld volgens de belastingdefinities en -concepten, dan wel gelijkwaardige of soortgelijke definities en concepten, van het interne recht van de partij die de maatregel neemt.
2. Onverminderd de andere bepalingen van deze overeenkomst zorgen de partijen wat de verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de betalingsbalans betreft die niet onder lid 1 vallen, in overeenstemming met hun wetgeving voor vrij kapitaalverkeer met betrekking tot onder andere:
a) kredieten in verband met commerciële transacties, waaronder het verlenen van diensten waaraan een ingezetene van een partij deelneemt;
b) financiële leningen en kredieten; of
c) deelneming in het kapitaal van een rechtspersoon zonder de intentie duurzame economische banden aan te knopen of te handhaven.
3. Onverminderd de andere bepalingen van deze overeenkomst voeren de partijen geen nieuwe beperkingen in op het kapitaalverkeer tussen ingezetenen van de partijen en brengen zij in de bestaande regelingen geen verdere beperkingen aan.
4. De partijen kunnen overleg voeren over verdere vergemakkelijking van hun onderlinge kapitaalverkeer.
Artikel 59
Uitzonderingen
Mits de hieronder bedoelde maatregelen niet zodanig worden toegepast dat zij een middel tot willekeurige of ongerecht vaardigde discriminatie tussen landen bij soortgelijke omstandigheden, of een verkapte beperking van het kapitaalverkeer vormen, wordt geen bepaling van dit hoofdstuk uitgelegd als beletsel voor het vaststellen of toepassen door een van de partijen van maatregelen die:
a) noodzakelijk zijn voor de bescherming van de openbare veiligheid en de openbare zeden of voor de handhaving van de openbare orde; of
b) noodzakelijk zijn om de naleving te waarborgen van wetten of voorschriften die niet strijdig zijn met de bepalingen van deze titel, met inbegrip van wetten of voorschriften die betrekking hebben op:
i) het voorkomen van overtredingen of misdrijven, misleidende of frauduleuze praktijken, of noodzakelijk zijn om de gevolgen van de niet-nakoming van contracten te compenseren (faillissement, insolventie en crediteurenbe scherming);
ii) maatregelen vastgesteld of gehandhaafd ter waarborging van de integriteit en de stabiliteit van het financiële stelsel van een partij;
iii) de uitgifte van, de handel in of de verhandeling van effecten, opties, futures of andere derivaten;
iv) de financiële verslaglegging of boekhouding van betalingen indien nodig om hulp te bieden in het kader van rechtshandhaving of aan financiële regelgevende autoriteiten; of
v) waarborging van naleving van beschikkingen of uitspraken in gerechtelijke of administratieve procedures.
Artikel 60
Tijdelijke vrijwaringsmaatregelen met betrekking tot kapitaalverkeer, betalingen of overdrachten
In uitzonderlijke omstandigheden bij ernstige moeilijkheden, of dreigende ernstige moeilijkheden, voor het monetair beleid of het wisselkoersbeleid in geval van de Republiek Kazachstan, of voor de economische en monetaire unie in geval van de Europese Unie, kan de desbetreffende partij voor een periode van ten hoogste één jaar strikt noodzakelijke vrijwaringsmaatregelen treffen ten aanzien van het kapitaalverkeer, de betalingen of de overdrachten. Een partij die dergelijke maatregelen treft of handhaaft, stelt de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis en legt zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing van de maatregelen voor.
HOOFDSTUK 7
Intellectuele eigendom
Artikel 61
Doelstellingen
De doelstellingen van dit hoofdstuk zijn:
a) het bevorderen van de productie en het in de handel brengen van innovatieve en creatieve producten tussen de partijen; en
b) het bereiken van een adequaat en doeltreffend beschermings- en handhavingsniveau voor intellectuele-eigendoms rechten.
afdeling 1
Beginselen
Artikel 62
Aard en toepassingsgebied van de verplichtingen
1. De partijen herinneren aan hun verplichting om adequate en doeltreffende tenuitvoerlegging te waarborgen van de internationale overeenkomsten inzake intellectuele eigendom waarbij zij partij zijn, met inbegrip van de WTO- overeenkomst inzake de handelsaspecten van intellectuele eigendom („TRIPs-overeenkomst”). De bepalingen van dit hoofdstuk vormen een aanvulling op en nadere omschrijving van de tussen de partijen geldende rechten en plichten uit hoofde van de TRIPs-overeenkomst en andere internationale overeenkomsten op het gebied van intellectuele eigendom.
2. Voor de toepassing van deze overeenkomst omvat de term „intellectuele eigendom” onder meer alle categorieën intellectuele eigendom die vallen onder de artikelen 65 tot en met 96.
3. De bescherming van intellectuele eigendom omvat ook de bescherming tegen oneerlijke concurrentie zoals bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom (1883), als herzien en gewijzigd („Verdrag van Parijs”).
4. Dit hoofdstuk belet een partij niet om in haar wetgeving strengere normen inzake de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten toe te passen, mits deze niet strijdig zijn met dit hoofdstuk.
Artikel 63
Overdracht van technologie
1. De partijen komen overeen standpunten en informatie uit te wisselen over hun wetten en internationale praktijk met betrekking tot de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten die van invloed is op de overdracht van technologie. Dit omvat in het bijzonder uitwisselingen over maatregelen om informatiestromen, zakelijke partnerschappen en vrijwillige licentie- en onderaanbestedingsovereenkomsten te vergemakkelijken. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de voorwaarden die nodig zijn voor het scheppen van een passend gunstig klimaat voor technolo gieoverdracht in de gastlanden, met inbegrip van kwesties als het interne juridische kader en de ontwikkeling van menselijk kapitaal.
2. Wanneer maatregelen worden genomen inzake de overdracht van technologie, worden de legitieme belangen van de houders van intellectuele-eigendomsrechten beschermd.
Artikel 64
Uitputting
Elke partij past een regeling voor de interne of regionale (1) uitputting van intellectuele-eigendomsrechten toe, in overeen stemming met haar interne wetgeving, ten aanzien van auteursrechten en naburige rechten, tekeningen en modellen, en handelsmerken.
(1) De term „regionaal” verwijst naar organisaties voor regionale economische integratie die een interne markt voor vrij verkeer van goederen en diensten tot stand brengen.
afdeling 2
Normen betreffende intellectuele-eigendomsrechten
aUTEURSRECHT EN NaBURIGE RECHTEN
Artikel 65
Geboden bescherming
De partijen nemen de rechten en plichten in acht die zijn neergelegd in de volgende internationale overeenkomsten:
a) de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst („Berner Conventie”);
b) het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties („Verdrag van Rome”);
c) het Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO) inzake auteursrecht;
d) het WIPO-Verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen;
e) de TRIPs-overeenkomst.
Artikel 66
Auteurs
Elke partij voorziet voor auteurs in het exclusieve recht het volgende toe te staan of te verbieden:
a) de directe of indirecte, tijdelijke of permanente reproductie van hun werken, geheel of gedeeltelijk, met welk middel en in welke vorm dan ook;
b) elke vorm van distributie onder het publiek van het origineel van hun werken of van kopieën daarvan, door verkoop of anderszins;
c) de mededeling van hun werken aan het publiek, per draad of draadloos, met inbegrip van de beschikbaarstelling van hun werken aan het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk kunnen zijn.
Artikel 67
Uitvoerend kunstenaars
Elke partij voorziet voor uitvoerend kunstenaars in het exclusieve recht het volgende toe te staan of te verbieden:
a) de vastlegging (1) van hun uitvoeringen;
b) de directe of indirecte, tijdelijke of permanente reproductie van vastleggingen van hun uitvoeringen, geheel of gedeeltelijk, met welk middel en in welke vorm dan ook;
c) de distributie onder het publiek van vastleggingen van hun uitvoeringen, door verkoop of anderszins;
d) de beschikbaarstelling van vastleggingen van hun uitvoeringen aan het publiek, per draad of draadloos, op zodanige wijze dat de leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegang ertoe kunnen hebben;
e) de draadloze uitzending en mededeling van hun uitvoeringen aan het publiek, behalve wanneer de uitvoering zelf al een uitgezonden uitvoering is of op basis van een vastlegging is gemaakt.
(1) Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „vastlegging” verstaan de opname van geluid, of van de weergave daarvan, door middel waarvan het geluid kan worden waargenomen, gereproduceerd of medegedeeld door middel van een toestel.
Artikel 68
Producenten van fonogrammen
Elke partij voorziet voor producenten van fonogrammen in het exclusieve recht het volgende toe te staan of te verbieden:
a) de directe of indirecte, tijdelijke of permanente reproductie van hun fonogrammen, geheel of gedeeltelijk, met welk middel en in welke vorm dan ook;
b) de distributie onder het publiek, van hun fonogrammen, met inbegrip van kopieën daarvan, door verkoop of anderszins;
c) de beschikbaarstelling van hun fonogrammen aan het publiek, per draad of draadloos, op zodanige wijze dat de leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegang ertoe kunnen hebben.
Artikel 69
Omroeporganisaties
Elke partij voorziet voor omroeporganisaties in het exclusieve recht het volgende toe te staan of te verbieden:
a) de vastlegging van hun uitzendingen;
b) de reproductie van vastleggingen van hun uitzendingen;
c) de beschikbaarstelling van vastleggingen van hun uitzendingen aan het publiek, per draad of draadloos, op zodanige wijze dat de leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegang ertoe kunnen hebben; en
d) de draadloze heruitzending van hun uitzendingen, alsmede de mededeling aan het publiek van hun uitzendingen indien die mededeling geschiedt op plaatsen die tegen betaling van een entreeprijs voor het publiek toegankelijk zijn.
Artikel 70
Uitzending en mededeling aan het publiek
Elke partij voorziet in een recht om ervoor te zorgen dat een enkele billijke vergoeding wordt uitgekeerd door de gebruiker, wanneer een voor handelsdoeleinden uitgegeven fonogram of reproductie daarvan wordt gebruikt voor draadloze uitzending of voor enigerlei mededeling aan het publiek, en dat die vergoeding wordt verdeeld tussen de desbetreffende uitvoerend kunstenaars en producenten van fonogrammen. Elke partij kan bij gebreke van overeen stemming tussen uitvoerend kunstenaars en producenten van fonogrammen bepalen volgens welke voorwaarden deze vergoeding tussen hen wordt verdeeld.
Artikel 71
Duur van de bescherming
1. Het auteursrecht op een werk van letterkunde of kunst in de zin van artikel 2 van de Berner Conventie geldt gedurende het leven van de auteur en ten minste zeventig jaar na zijn dood.
2. In geval van een gemeenschappelijk auteursrecht op hetzelfde werk wordt de in lid 1 vastgestelde termijn berekend vanaf de dag van overlijden van de langstlevende auteur.
3. De rechten van uitvoerend kunstenaars vervallen niet eerder dan vijftig jaar na de datum van de uitvoering. Indien echter binnen deze termijn een vastlegging van de uitvoering op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek is meegedeeld, vervallen de rechten niet eerder dan vijftig jaar na de datum van die eerste publicatie of, ingeval deze eerder valt, de eerste mededeling aan het publiek.
4. De rechten van producenten van fonogrammen vervallen niet eerder dan vijftig jaar na de vastlegging. Indien het fonogram echter binnen deze termijn op geoorloofde wijze is gepubliceerd, vervallen de rechten niet eerder dan vijftig jaar na de datum van die eerste publicatie. Indien binnen de in de eerste zin bedoelde termijn geen geoorloofde publicatie heeft plaatsgevonden en het fonogram binnen deze termijn op geoorloofde wijze aan het publiek is meegedeeld, vervallen de rechten niet eerder dan vijftig jaar na de datum van de eerste geoorloofde mededeling aan het publiek.
5. De rechten van omroeporganisaties vervallen niet eerder dan vijftig jaar na de eerste uitzending van een programma, ongeacht of deze uitzending al dan niet draadloos plaatsvindt, uitzendingen per kabel of satelliet daaronder begrepen.
6. De in dit artikel gestelde termijnen worden berekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het feit dat de termijn doet ingaan.
7. De duur van de bescherming mag langer zijn dan de in dit artikel bepaalde termijn.
Artikel 72
Bescherming van technische voorzieningen
1. Elke partij voorziet in een passende rechtsbescherming tegen het omzeilen van doeltreffende technische voorzie ningen door een persoon die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij aldus handelt.
2. Elke partij voorziet in een passende rechtsbescherming tegen de vervaardiging, invoer, distributie, verkoop, verhuur, reclame voor verkoop of verhuur, of het bezit voor commerciële doeleinden van inrichtingen, producten of onderdelen, of het verrichten van diensten die voornamelijk tot doel hebben doeltreffende technische voorzieningen te omzeilen of dit in de hand werken.
3. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „technische voorzieningen” verstaan technologie, toestellen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken of ander beschermd materiaal, die niet zijn toegestaan door de houders van een auteursrecht of naburig recht overeenkomstig de interne wetgeving. Technische voorzieningen worden geacht
„doeltreffend” te zijn indien het gebruik van een werk of ander materiaal wordt gecontroleerd door de houders van het recht door de toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocedé zoals encryptie, versluiering of een andere transformatie van het werk of ander materiaal of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming biedt.
Artikel 73
Bescherming van informatie over beheer van rechten
1. Elke partij voorziet in een passende rechtsbescherming tegen eenieder die op ongeoorloofde wijze een van de volgende handelingen verricht:
a) de verwijdering of wijziging van elektronische informatie betreffende het beheer van rechten;
b) de verspreiding, de invoer ter verspreiding, de uitzending, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling aan het publiek van werken of ander krachtens deze overeenkomst beschermd materiaal, waaruit op ongeoorloofde wijze elektronische informatie betreffende het beheer van rechten is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is gewijzigd,
en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot een inbreuk op een auteursrecht of naburig recht als bepaald in de interne wetgeving, dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „informatie over het beheer van rechten” verstaan alle door een houder van een recht verstrekte informatie die dient ter identificatie van het werk of ander materiaal dat wordt beschermd door auteursrecht of naburige rechten, dan wel van de auteur of een andere houder van een recht, of informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van het werk of ander materiaal, alsook de cijfers of codes waarin die informatie vervat is.
3. Lid 1 is van toepassing wanneer in lid 2 bedoelde bestanddelen van deze informatie zijn verbonden met een kopie, of kenbaar worden bij de mededeling aan het publiek, van een werk of ander materiaal dat wordt beschermd door auteursrecht of naburige rechten.
Artikel 74
Uitzonderingen en beperkingen
1. Overeenkomstig de verdragen en internationale overeenkomsten waarbij zij partij zijn, kunnen de partijen alleen in beperkingen of uitzonderingen op de in de artikelen 66 tot en met 70 bedoelde rechten voorzien in bepaalde bijzondere gevallen die niet in strijd zijn met een normale exploitatie van de werken of ander materiaal en de legitieme belangen van de houders van rechten niet op onredelijke wijze schaden.
2. Elke partij voorziet erin dat tijdelijke reproductiehandelingen als bedoeld in de artikelen 66 tot en met 70, die van voorbijgaande of incidentele aard zijn, die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procedé en die worden toegepast met als enig doel:
a) de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon, of
b) een recthmatig gebruik
van een werk of ander materiaal mogelijk te maken, en die geen zelfstandige economische waarde bezitten, van het in de artikelen 66 tot en met 69 bedoelde reproductierecht zijn uitgezonderd.
Artikel 75
Volgrecht
Elke partij stelt ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk die onderdaan is van de andere partij en ten behoeve van diens rechtverkrijgende, een volgrecht in, dat wordt omschreven als een onvervreemdbaar recht waarvan geen afstand kan worden gedaan, zelfs niet op voorhand, om telkens wanneer het kunstwerk na de eerste overdracht door de auteur wordt doorverkocht, een op de verkoopprijs berekend recht te ontvangen. De drempels en tarieven voor dergelijke royalty's worden vastgesteld overeenkomstig de interne wetgeving van de partij waar de doorverkoop plaatsvindt (1).
Artikel 76
Samenwerking bij collectief beheer van rechten
De partijen nemen de hun redelijkerwijs ter beschikking staande maatregelen ter bevordering van afspraken tussen hun respectieve collectieve beheersverenigingen teneinde de toegang tot en de levering van werken en ander beschermd materiaal tussen de grondgebieden van de partijen te vergemakkelijken en de wederzijdse overdracht van royalty's voor het gebruik daarvan te waarborgen. De partijen nemen ook de hun redelijkerwijs ter beschikking staande maatregelen om een hoog niveau van rationalisatie en transparantie te bereiken met betrekking tot de uitvoering van de taken van hun respectieve collectieve beheersverenigingen.
HaNDELSMERKEN
Artikel 77
Internationale overeenkomsten
De partijen:
a) houden zich aan het Protocol bij de Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken, het WIPO-Verdrag inzake het merkenrecht, en
b) stellen alles in het werk wat redelijkerwijs in hun vermogen ligt om toe te treden tot het Verdrag van Singapore inzake het merkenrecht.
(1) Een partij kan in zijn interne wetgeving het volgrecht beperken tot doorverkoop waarbij kunsthandelaars zijn betrokken.
Artikel 78
Registratieprocedure
1. Elke partij zorgt voor een systeem voor de registratie van handelsmerken waarbij de definitieve beslissingen van de desbetreffende handelsmerkinstantie schriftelijk aan de aanvrager worden meegedeeld en naar behoren worden gemotiveerd; de aanvrager heeft de mogelijkheid die beslissingen voor de bevoegde handelsmerkinstantie te betwisten en beroep in te stellen bij een rechtbank.
2. Elke partij voorziet in de mogelijkheid voor houders van rechten om zich tegen aanvragen of registraties van handelsmerken te verzetten. Een dergelijke verzetprocedure is contradictoir.
3. Elke partij voorziet in een openbaar toegankelijke, elektronische gegevensbank van merkregistraties.
Artikel 79
Bekende handelsmerken
De partijen werken samen met het oog op de effectieve bescherming van bekende handelsmerken, als bedoeld in artikel 6 bis van het Verdrag van Parijs en artikel 16, leden 2 en 3, van de TRIPs-overeenkomst.
Artikel 80
Uitzonderingen op rechten verbonden aan handelsmerk
Elke partij voorziet in beperkte uitzonderingen op de aan een handelsmerk verbonden rechten, zoals het eerlijk gebruik van beschrijvende termen, het gebruik van geografische aanduidingen of andere beperkte uitzonderingen waarbij rekening wordt gehouden met de legitieme belangen van de houder van het handelsmerk en van derden.
GEOGRaFISCHE aaNDUIDINGEN
Artikel 81
Definitie
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden onder „geografische aanduidingen” verstaan aanduidingen die aangeven dat goederen hun oorsprong hebben op het grondgebied van een partij, of een regio of plaats op dat grondgebied, waarbij een bepaalde kwaliteit, reputatie of ander kenmerk van de goederen wezenlijk valt toe te schrijven aan zijn geografische oorsprong.
Artikel 82
Beginselen inzake de bescherming van geografische aanduidingen
1. Elke partij waarborgt passende bescherming voor onbepaalde tijd van geografische aanduidingen, door middel van een sui generis beschermingssysteem overeenkomstig de interne wetgeving, zo lang als de geografische aanduiding wettelijke bescherming geniet in het land van oorsprong.
2. Daartoe wordt werken de partijen samen op het gebied van geografische aanduidingen op grond van dit artikel, dat een aanvulling vormt op de minimumnormen die zijn vastgesteld in de desbetreffende bepalingen van de TRIPs- overeenkomst.
3. Elke partij waarborgt dat haar systeem voor de bescherming van geografische aanduidingen open staat voor de registratie van geografische aanduidingen van de andere partij. Elke partij voorziet in een openbaar toegankelijke, elektro nische gegevensbank van geografische aanduidingen.
4. Met betrekking tot geografische aanduidingen die worden beschermd op het grondgebied van een partij, verbiedt en belet elke partij:
a) direct of indirect commercieel gebruik van een beschermde benaming voor producten die niet onder de registratie vallen, wanneer:
i) die producten vergelijkbaar zijn met de producten die vallen onder de beschermde geografische aanduiding, of
ii) dit gebruik de reputatie van de geografische aanduiding exploiteert;
b) wederrechtelijk, imiterend of suggestief gebruik van een beschermde benaming, zelfs wanneer de werkelijke oorsprong van het product wordt vermeld of wanneer de beschermde benaming in vertaling, in een andere spelling of in een ander schrift wordt gebruikt of vergezeld gaat van een formulering waarin een uitdrukking als „soort”,
„type”, „methode” „zoals geproduceerd in”, „-achtig”, „imitatie” en dergelijke voorkomt;
c) elke andere valse of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard of de wezenlijke hoedanigheden van het product op de binnen- of buitenverpakking, reclamemateriaal of documenten voor het betrokken product, alsmede het verpakken in een recipiënt die aanleiding kan geven tot misverstanden over de oorsprong van het product; en
d) elke andere praktijk die de consument ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het product kan misleiden.
5. De partijen handhaven de in de artikelen 81 tot en met 83 van deze overeenkomst bedoelde bescherming, ook op verzoek van een belanghebbende partij, door passende bestuursrechtelijke maatregelen overeenkomstig de interne wetgeving te nemen.
6. Elke partij zorgt ervoor dat een beschermde geografische aanduiding mag worden gebruikt door iedere marktdeelnemer die een product in de handel brengt dat aan de desbetreffende productspecificatie voldoet.
7. Elke partij zorgt ervoor dat overeenkomstig interne wetgeving beschermde benamingen geen soortnamen worden.
8. De partijen zijn niet verplicht een geografische aanduiding te registreren wanneer registratie de consument gezien de reputatie of bekendheid van een merk kan misleiden ten aanzien van de werkelijke identiteit van het product.
9. Onverminderd dit artikel beschermt elke partij geografische aanduidingen ook wanneer er een ouder handelsmerk bestaat. Een „ouder handelsmerk” is een handelsmerk dat in een van de situaties als bedoeld in lid 4 is gebruikt, en dat vóór de datum waarop de aanvraag voor registratie van de geografische aanduiding wordt ingediend bij de bevoegde instantie, is aangevraagd of geregistreerd of waarvoor, mits de betrokken wetgeving in deze mogelijkheid voorziet, rechten zijn verworven door gebruik. Een dergelijk ouder handelsmerk mag verder worden gebruikt en vernieuwd, niettegenstaande de bescherming van de geografische aanduiding, mits er geen redenen zijn voor nietig- of vervallenver klaring op grond van de handelsmerkwetgeving van de partij waar het merk is geregistreerd of wordt gebruikt.
Artikel 83
Onderhandelingen
Ten laatste zeven jaar na de datum waarop deze titel van toepassing wordt, vangen de partijen onderhandelingen aan met het oog op het sluiten van een overeenkomst inzake de bescherming van geografische aanduidingen op hun respectieve grondgebied.
TEKENINGEN EN MODELLEN
Artikel 84
Internationale overeenkomsten
De Europese Unie herhaalt haar verbintenis inzake de akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage
betreffende de internationale inschrijving van tekeningen of modellen van nijverheid van 1999. De Republiek Kazachstan levert, binnen redelijke grenzen, inspanningen om hiertoe toe te treden.
Artikel 85
Voorwaarden voor de bescherming van geregistreerde tekeningen en modellen
1. Elke partij voorziet in de bescherming van onafhankelijk gecreëerde tekeningen en modellen die nieuw en oorspronkelijk zijn. Deze bescherming wordt verleend door registratie, die de houder van een geregistreerde tekening of een geregistreerd model een uitsluitend recht verleent overeenkomstig de interne wetgeving. Voor de toepassing van dit artikel kan een partij een tekening die of model dat een eigen karakter heeft, als oorspronkelijk beschouwen.
2. Een tekening die of model dat is toegepast op of verwerkt in een voortbrengsel dat een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vormt, wordt slechts geacht nieuw te zijn en een eigen karakter te hebben:
a) voor zover het onderdeel, wanneer het in het samengestelde voortbrengsel is verwerkt, bij normaal gebruik van dit laatste, met uitzondering van onderhoud, service of reparatie, zichtbaar blijft, en
b) voor zover deze zichtbare kenmerken van het onderdeel als zodanig aan de voorwaarden inzake nieuwheid en eigen karakter voldoen.
Artikel 86
Door registratie verkregen rechten
De houder van een geregistreerde tekening of een geregistreerd model heeft het exclusieve recht om het te gebruiken en om derden die daartoe niet zijn toestemming hebben, onder meer te beletten een artikel dat de beschermde tekening of het beschermde model uiterlijk vertoont of waarin dit is verwerkt, te vervaardigen, op de markt aan te bieden, te verkopen, in of uit te voeren, op voorraad te hebben of te gebruiken wanneer deze handelingen voor commerciële doeleinden worden verricht.
Artikel 87
Bescherming van niet-geregistreerde tekeningen en modellen
Ten laatste zeven jaar na de datum waarop deze titel van toepassing wordt, voorziet de Republiek Kazachstan in wettelijke bescherming tegen het kopiëren van niet-geregistreerde tekeningen en modellen, op voorwaarde dat de Europese Unie ten laatste twee jaar voor het einde van deze periode van zeven jaar passende opleiding heeft verstrekt aan de bevoegde instanties, organisaties en magistraten.
Artikel 88
Duur van de bescherming
De duur van de bescherming die wordt geboden na de datum waarop een aanvraag is ingediend, bedraagt ten minste tien jaar. Elke partij kan erin voorzien dat de houder de duur van de bescherming kan laten verlengen voor een of meer termijnen van vijf jaar, tot een maximale duur van de bescherming zoals in de interne wetgeving vastgesteld.
Artikel 89
Uitzonderingen
1. Elke partij kan beperkte uitzonderingen op de bescherming van tekeningen en modellen vaststellen, mits deze uitzonderingen niet op onredelijke wijze strijdig zijn met de normale exploitatie van beschermde tekeningen en modellen en niet op onredelijke wijze de legitieme belangen van de eigenaar van de beschermde tekening of het beschermde model schaden, rekening houdend met de legitieme belangen van derden.
2. De bescherming van tekeningen en modellen strekt zich niet uit tot uiterlijke kenmerken van een product die uitsluitend door de technische functie worden bepaald, noch tot uiterlijke kenmerken van een product die noodzakelijk zijn om de interoperabiliteit met een ander product te waarborgen (1).
3. Een tekening die of model dat met de openbare orde of de goede zeden strijdig is, is niet vatbaar voor bescherming door een tekening- of modelrecht.
Artikel 90
Verband met auteursrecht
Tekeningen of modellen die door een tekening- of modelrecht worden beschermd en in een partij zijn geregistreerd, kunnen vanaf de datum waarop de tekening of het model is gecreëerd of in een vorm is vastgelegd, tevens beschermd worden krachtens de auteursrechtwetgeving van die partij. De mate waarin en de voorwaarden waaronder een dergelijke bescherming wordt verleend, met inbegrip van het vereiste oorspronkelijkheidsgehalte, wordt door elke partij vastgesteld.
OCTROOIEN
Artikel 91
Internationale overeenkomsten
Elke partij stelt, binnen redelijke grenzen, alles in het werk om te voldoen aan de artikelen 1 tot en met 16 van het Verdrag inzake octrooirecht.
Artikel 92
Octrooien en volksgezondheid
1. De partijen erkennen het belang van de Verklaring van de ministeriële conferentie van de WTO inzake de TRIPs- overeenkomst en de volksgezondheid, die op 14 november 2001 werd aangenomen. Voor de interpretatie en uitvoering van de rechten en plichten uit hoofde van dit hoofdstuk waarborgt elke partij de consistentie met deze verklaring.
2. Elke partij neemt het Besluit van de algemene Raad van de WTO van 30 augustus 2003 over punt 6 van de in lid 1 bedoelde Verklaring in acht.
Artikel 93
Aanvullend beschermingscertificaat
1. De partijen erkennen dat geneesmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen die op hun respectieve grondgebied door een octrooi worden beschermd, aan een administratieve vergunningsprocedure kunnen worden onderworpen voordat zij in de handel mogen worden gebracht. Zij erkennen dat de termijn tussen de indiening van de octrooiaanvraag en de eerste vergunning om het product in de handel te brengen, zoals voor dat doel door de interne wetgeving omschreven, de termijn van daadwerkelijke bescherming uit hoofde van het octrooi kan bekorten.
2. Elke partij zorgt voor een verdere periode van bescherming voor geneesmiddelen of gewasbeschermingsmiddelen die door een octrooi worden beschermd en die aan een administratieve vergunningsprocedure waren onderworpen, waarbij die periode gelijk moet zijn aan de in lid 1, tweede volzin, bedoelde periode, verminderd met vijf jaar.
3. Onverminderd lid 2 mag de duur van de verdere periode van bescherming niet meer dan vijf jaar bedragen.
(1) In de Europese Unie is deze bepaling niet van toepassing op modulaire producten.
Artikel 94
Bescherming van gegevens die zijn ingediend ter verkrijging van vergunning voor het in de handel brengen van een farmaceutisch product (1)
1. Elke partij voert een alomvattend systeem in om te garanderen dat gegevens die zijn ingediend ter verkrijging van een vergunning voor het in de handel brengen van een farmaceutisch product, vertrouwelijk worden behandeld en niet openbaar worden gemaakt, en dat de exclusiviteit ervan wordt gewaarborgd.
2. Elke partij waarborgt dat informatie die is ingediend ter verkrijging van een vergunning voor het in de handel brengen van een farmaceutisch product, als bedoeld in artikel 39, lid 3, van de TRIPs-overeenkomst, niet wordt meegedeeld aan derden en bescherming geniet tegen oneerlijk commercieel gebruik gedurende ten minste zes jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de vergunning voor het in de handel brengen in een partij is verleend.
Hiertoe geldt het volgende:
a) gedurende een periode van ten minste zes jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de vergunning voor het in de handel brengen is verleend, wordt geen andere, publieke of particuliere persoon of entiteit dan de persoon of entiteit die de vertrouwelijke informatie heeft ingediend, toegestaan zich, ter onderbouwing van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen van een farmaceutisch product, direct of indirect op deze gegevens te beroepen zonder dat de persoon of entiteit die de gegevens heeft ingediend, hiermee uitdrukkelijk heeft ingestemd;
b) gedurende een periode van ten minste zes jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de vergunning voor het in de handel brengen is verleend, worden latere aanvragen voor het in de handel brengen van een farmaceutisch product niet gehonoreerd, tenzij de latere aanvrager zijn eigen gegevens indient, dan wel gegevens die worden gebruikt met instemming van de houder van de eerste vergunning, die voldoen aan dezelfde vereisten als bij de eerste vergunning. Producten die gedurende deze periode van zes jaar zijn geregistreerd zonder dat deze gegevens zijn ingediend, worden uit de handel genomen totdat aan de vereisten is voldaan.
Artikel 95
Gegevensbescherming met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen en voorschriften om herhaling van proeven te voorkomen
1. De partijen stellen veiligheids- en werkzaamheidsvereisten vast voordat zij vergunning verlenen voor het in de handel brengen van gewasbeschermingsmiddelen.
2. Elke partij kent een tijdelijk gegevensbeschermingsrecht toe aan de eigenaar van een test- of studieverslag dat voor het eerst is ingediend ter verkrijging van een vergunning voor het in de handel brengen van een gewasbeschermings middel.
Gedurende de periode waarin het gegevensbeschermingsrecht geldig is, wordt het test- of studieverslag niet gebruikt ten behoeve van een andere persoon die een vergunning voor het in de handel brengen van een gewasbeschermingsmiddel tracht te verkrijgen, tenzij de eigenaar hiermee uitdrukkelijk instemt. Dit recht wordt hierna „gegevensbescherming” genoemd.
3. Het test-of studieverslag is:
a) nodig voor de vergunning of een wijziging van de vergunning om toepassing op een ander gewas mogelijk te maken; en
b) is in overeenstemming verklaard met de beginselen van goede laboratoriumpraktijken of goede experimentele praktijken.
4. De gegevensbescherming voor gewasbeschermingsmiddelen geldt voor een periode van tien jaar, te rekenen vanaf de datum van de eerste vergunning in de desbetreffende partij. Elke partij mag een langere termijn toestaan om vergunningen voor bijvoorbeeld gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico of beperkte toepassingen aan te moedigen.
5. Een test of studie wordt eveneens beschermd wanneer deze voor de verlenging of de herziening van een vergunning noodzakelijk was.
6. De partijen stellen voorschriften vast om herhaling van proeven op gewervelde dieren te voorkomen. aanvragers die testen en studies met gewervelde dieren willen uitvoeren, nemen de maatregelen die nodig zijn om na te gaan of die testen en studies niet reeds zijn uitgevoerd of aangevangen.
(1) In dit hoofdstuk wordt wat betreft de Europese Unie onder een „farmaceutisch product” verstaan een geneesmiddel volgens de definitie van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik.
7. De aspirant-aanvrager en de houder of houders van de relevante vergunningen doen al het mogelijke om tests en studies waarbij gewervelde dieren betrokken zijn, te delen. De kosten van het delen van test- en studieverslagen worden op een billijke, transparante en niet-discriminerende wijze vastgesteld. De aspirant-aanvrager is alleen verplicht deel te nemen in de kosten voor informatie die moet worden ingediend om aan de vergunningseisen te voldoen.
8. Wanneer de aspirant-aanvrager en de houder of houders van de desbetreffende vergunningen voor gewasbescher mingsmiddelen niet tot overeenstemming kunnen komen over het delen van de verslagen van testen en studies met gewervelde dieren, stelt hij de bevoegde autoriteit van de desbetreffende partij hiervan in kennis.
9. Wanneer geen overeenstemming wordt bereikt over het delen van de verslagen van testen en studies met gewervelde dieren, weerhoudt dat de bevoegde autoriteit van de desbetreffende partij er niet van die test- en studiever slagen voor de aanvraag door de aspirant-aanvrager te gebruiken.
De houder of houders van de betrokken vergunning heeft of hebben een vordering op de aspirant-aanvrager voor een billijke deelname in de kosten. De desbetreffende partij kan de betrokken partijen opdragen de zaak op te lossen door middel van formele en bindende arbitrage overeenkomstig het interne recht.
Artikel 96
Kwekersrechten
De Europese Unie herhaalt haar verbintenis inzake het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekproducten („het UPOV-verdrag”); de Republiek Kazachstan levert, binnen redelijke grenzen, inspanningen om hiertoe toe te treden.
afdeling 3
Handhaving van intellectuele-eigendomsrechten
Artikel 97
Algemene verplichtingen
1. De partijen herhalen hun verbintenissen in het kader van de TRIPs-overeenkomst, in het bijzonder deel III daarvan, en nemen de in deze afdeling beschreven aanvullende maatregelen, procedures en rechtsmiddelen, die nodig zijn om te zorgen voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (1).
2. Deze maatregelen, procedures en rechtsmiddelen zijn eerlijk en billijk, mogen niet onnodig ingewikkeld of kostbaar zijn en mogen geen onredelijke termijnen inhouden of nodeloze vertragingen inhouden. Zij zijn ook doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en worden zodanig toegepast dat het scheppen van belemmeringen voor rechtmatig handelsverkeer wordt vermeden en dat wordt voorzien in waarborgen tegen misbruik ervan.
Artikel 98
Gerechtigde aanvragers
Elke partij erkent dat de volgende personen gerechtigd zijn te verzoeken om toepassing van de in deze afdeling en in deel III van de TRIPs-overeenkomst bedoelde maatregelen, procedures en rechtsmiddelen:
a) houders van intellectuele-eigendomsrechten, in overeenstemming met de interne wetgeving;
b) alle andere personen die gemachtigd zijn deze rechten te gebruiken, in het bijzonder licentiehouders, voor zover toegestaan door en in overeenstemming met de interne wetgeving;
(1) Voor de toepassing van de artikelen 98 tot en met 110 worden onder het begrip „intellectuele-eigendomsrechten” ten minste de volgende rechten verstaan: auteursrecht; naburige rechten; sui generis rechten van de samensteller van een databank; rechten van de ontwerper van topografieën van halfgeleiderproducten; rechten op handelsmerken; rechten inzake tekeningen en modellen; octrooirechten, met inbegrip van rechten die voortvloeien uit aanvullende beschermingscertificaten; geografische aanduidingen; rechten op gebruiksmo dellen; kwekersrechten en handelsnamen voor zover deze beschermd worden als exclusieve rechten in de interne wetgeving.
c) instanties voor het collectieve beheer van intellectuele-eigendomsrechten die officieel erkend zijn als gerechtigd tot het vertegenwoordigen van houders van intellectuele-eigendomsrechten, voor zover toegestaan door en in overeen stemming met de interne wetgeving;
d) beroepsorganisaties of personen die erkend zijn als gerechtigd tot het vertegenwoordigen van houders van intellectuele-eigendomsrechten, voor zover toegestaan door en in overeenstemming met de interne wetgeving.
Artikel 99
Bewijsstukken
1. Wanneer een partij redelijkerwijs beschikbaar bewijsmateriaal heeft overgelegd tot staving van haar beweringen, en bij de onderbouwing van haar stellingen bewijsmateriaal heeft gespecificeerd dat zich in de macht van de tegenpartij bevindt, zijn de rechterlijke instanties van de partijen bevoegd te gelasten dat de tegenpartij dit bewijs overlegt, mits de bescherming van vertrouwelijke gegevens wordt gewaarborgd.
2. Onder de in lid 1 bedoelde voorwaarden treft elke partij de nodige maatregelen teneinde de bevoegde rechterlijke instanties in staat te stellen om, in geval van inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht op commerciële schaal, in voorkomend geval op verzoek overlegging te kunnen gelasten van bancaire, financiële of handelsdocumenten die zich in de macht van de tegenpartij bevinden, mits de bescherming van vertrouwelijke informatie wordt gewaarborgd.
Artikel 100
Maatregelen ter bescherming van bewijsmateriaal
1. Elke partij zorgt ervoor dat de bevoegde rechterlijke instanties, al voordat een bodemprocedure is begonnen, op verzoek van de houder van een recht die redelijkerwijs beschikbaar bewijsmateriaal heeft overgelegd tot staving van zijn beweringen dat er inbreuk op zijn intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt of zal worden gemaakt, onmiddellijk afdoende voorlopige maatregelen kunnen gelasten om het relevante bewijsmateriaal in verband met de vermeende inbreuk te beschermen, mits de bescherming van vertrouwelijke informatie wordt gewaarborgd.
2. Tot deze maatregelen kunnen behoren de gedetailleerde beschrijving, met of zonder monsterneming, dan wel de fysieke inbeslagneming van de inbreuk makende goederen en, in voorkomend geval, de bij de productie en/of distributie daarvan gebruikte materialen en werktuigen en de desbetreffende documenten. Die maatregelen worden met name genomen, zo nodig zonder dat de tegenpartij wordt gehoord, wanneer het aannemelijk is dat uitstel de houder van het recht onherstelbare schade zal berokkenen, of indien er een aantoonbaar gevaar bestaat dat bewijsmateriaal wordt vernietigd.
Artikel 101
Recht op informatie
1. Elke partij draagt er zorg voor dat de bevoegde rechterlijke instanties in het kader van procedures inzake inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht naar aanleiding van een met redenen omkleed en evenredig verzoek van de eiser kunnen gelasten dat informatie over de oorsprong en het distributienetwerk van de goederen of diensten die inbreuk op het intellectuele-eigendomsrecht maken, wordt verstrekt door de inbreukmaker en/of iedere andere persoon die:
a) de inbreuk makende goederen op commerciële schaal in zijn bezit bleek te hebben;
b) de inbreuk makende diensten op commerciële schaal bleek te gebruiken;
c) op commerciële schaal diensten bleek te verlenen die bij inbreuk makende activiteiten worden gebruikt; of
d) door een onder a), b) of c), van dit lid bedoelde persoon is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, de vervaardiging of de distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten.
2. De in lid 1 bedoelde informatie omvat, naargelang van het geval:
a) de naam en het adres van de producenten, fabrikanten, distributeurs, leveranciers en andere eerdere bezitters van de goederen of diensten, alsmede van de beoogde groot- en detailhandelaren;
b) informatie over de geproduceerde, vervaardigde, geleverde, ontvangen of bestelde hoeveelheden, alsmede over de voor de desbetreffende goederen of diensten verkregen prijs.
3. De leden 1 en 2 gelden onverminderd andere wettelijke bepalingen waarbij:
a) de houder van het recht ruimere rechten op informatie worden toegekend;
b) het gebruik van de krachtens dit artikel meegedeelde informatie in civiele of strafzaken wordt geregeld;
c) de aansprakelijkheid wegens misbruik van het recht op informatie wordt geregeld;
d) in de mogelijkheid wordt voorzien om te weigeren gegevens te verstrekken die de in lid 1 bedoelde persoon zouden dwingen deelname door hemzelf of door naaste verwanten aan een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht toe te geven; of
e) de bescherming van de vertrouwelijkheid van informatiebronnen of de verwerking van persoonsgegevens wordt geregeld.
Artikel 102
Voorlopige en conservatoire maatregelen
1. Elke partij ziet erop toe dat de rechterlijke instanties, op verzoek van de eiser, een voorlopig bevel kunnen uitvaardigen tegen de vermeende inbreukmaker dat bedoeld is om een dreigende inbreuk op een intellectuele- eigendomsrecht te voorkomen of om, indien wenselijk en indien de interne wetgeving hierin voorziet op straffe van een dwangsom, tijdelijk voortzetting van de vermeende inbreuk op dat recht te verbieden, dan wel om aan deze voortzetting de voorwaarde te verbinden dat zekerheid wordt gesteld teneinde de schadeloosstelling van de houder van het recht te waarborgen. Onder dezelfde voorwaarden en in overeenstemming met de interne wetgeving kan een voorlopig bevel ook worden uitgevaardigd tegen een tussenpersoon wiens diensten door een derde worden gebruikt om inbreuk te maken op een intellectuele-eigendomsrecht.
2. Een voorlopig bevel kan ook worden uitgevaardigd om de inbeslagneming of afgifte te kunnen gelasten van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, teneinde te voorkomen dat zij in het handelsverkeer worden gebracht of zich daarin bevinden.
3. Elke partij zorgt ervoor dat, in geval van inbreuk op commerciële schaal en indien de indiener van het verzoek omstandigheden aantoont die de schadevergoeding in gevaar dreigen te brengen, de rechterlijke instanties in overeen stemming met de interne wetgeving kunnen overgaan tot conservatoir beslag op of verbeurdverklaring van de roerende en onroerende goederen van de vermeende inbreukmaker, met inbegrip van het blokkeren van zijn bankrekeningen en andere tegoeden. Met het oog daarop kunnen de rechterlijke instanties overlegging van bancaire, financiële of commerciële documenten of passende toegang tot de desbetreffende informatie gelasten.
Artikel 103
Corrigerende maatregelen
1. Elke partij zorgt ervoor dat de bevoegde rechterlijke instanties op verzoek van de eiser, onverminderd de aan de houder van het betrokken recht wegens de inbreuk verschuldigde schadevergoeding en zonder schadeloosstelling van welke aard ook, de terugroeping, de definitieve onttrekking aan het handelsverkeer of de vernietiging kunnen gelasten van de goederen waarvan zij hebben vastgesteld dat zij inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht maken. In voorkomend geval kunnen de bevoegde rechterlijke instanties ook de vernietiging gelasten van materialen en werktuigen die hoofdzakelijk zijn gebruikt voor het ontwerpen of vervaardigen van die goederen.
2. De rechterlijke instanties van de partijen kunnen gelasten dat deze maatregelen op kosten van de inbreukmaker worden uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen worden ingeroepen die dit beletten.
Artikel 104
Rechterlijke bevelen
Elke partij zorgt ervoor dat, wanneer bij rechterlijke uitspraak een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is vastgesteld, de rechterlijke instanties een bevel tot staking van de inbreuk tegen de inbreukmaker kunnen uitvaardigen. Wanneer de interne wetgeving daarin voorziet, wordt bij niet-naleving van een rechterlijk bevel in deze in voorkomend geval een dwangsom tot naleving van het bevel opgelegd. Elke partij ziet er eveneens op toe dat houders van een recht kunnen verzoeken om een rechterlijk bevel tegen tussenpersonen waarvan diensten door een derde worden gebruikt om inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht te maken.
Artikel 105
Alternatieve maatregelen
Elke partij kan bepalen dat de bevoegde rechterlijke instanties, in voorkomend geval en op verzoek van degene aan wie de in de artikelen 103 en/of 104 vastgelegde maatregelen kunnen worden opgelegd, kunnen gelasten dat de maatregelen van de artikelen 103 en/of 104 niet worden toegepast, maar in plaats daarvan aan de benadeelde partij een geldelijke schadeloosstelling wordt betaald wanneer de betrokkene zonder opzet en zonder nalatigheid heeft gehandeld, uitvoering van de maatregelen hem onevenredige schade zou berokkenen en geldelijke schadeloosstelling van de benadeelde partij redelijkerwijs toereikend lijkt.
Artikel 106
Schadevergoeding
1. Elke partij ziet erop toe dat wanneer de rechterlijke autoriteiten een schadevergoeding vaststellen:
a) rekening wordt gehouden met alle passende aspecten, zoals de negatieve economische gevolgen, waaronder winstderving, die de benadeelde partij heeft ondervonden, de onrechtmatige winst die de inbreukmaker heeft genoten en, in voorkomend geval, andere elementen dan economische factoren, onder meer de morele schade die de houder van het recht door de inbreuk heeft geleden; of
b) zij deze in voorkomend geval kunnen vaststellen als een eenmalige vergoeding, op basis van elementen zoals ten minste het bedrag aan royalty's of vergoedingen dat verschuldigd was geweest indien de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het intellectuele-eigendomsrecht in kwestie te gebruiken.
2. Elke partij kan erin voorzien dat de rechterlijke instanties invordering van winsten of betaling van schadever goeding, die vooraf kan zijn vastgesteld, aan de benadeelde partij kunnen gelasten indien de inbreukmaker niet wist of niet redelijkerwijs had moeten weten dat hij inbreuk maakte.
Artikel 107
Gerechtskosten
Elke partij draagt er zorg voor dat, als algemene regel, redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, door de in het ongelijk gestelde partij worden gedragen, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.
Artikel 108
Openbaarmaking van rechterlijke uitspraken
Elke partij draagt er zorg voor dat de rechterlijke instanties in rechtszaken wegens inbreuk op een intellectuele- eigendomsrecht op verzoek van de eiser kunnen gelasten dat op kosten van de inbreukmaker passende maatregelen tot verspreiding van de informatie over de uitspraak worden getroffen, met inbegrip van bekendmaking en de volledige of gedeeltelijke publicatie van de uitspraak.
Artikel 109
Vermoeden van auteurschap of houderschap van rechten
Voor de toepassing van de in deze afdeling bedoelde maatregelen, procedures en rechtsmiddelen volstaat het voor de auteur van een werk van letterkunde of kunst, om als zodanig te worden beschouwd en derhalve het recht te hebben om een rechtsvordering wegens inbreuk in te stellen, dat zijn/haar naam op de gebruikelijke wijze op het werk is vermeld, behoudens tegenbewijs. Dit geldt mutatis mutandis voor houders van naburige rechten ten aanzien van hun beschermde materiaal.
Artikel 110
Administratieve procedures
Voor zover een civiel corrigerende maatregel kan worden gelast als gevolg van een administratieve bodemprocedure, is deze procedure in overeenstemming met de beginselen die in wezen gelijkwaardig zijn aan de beginselen die zijn neergelegd in de relevante bepalingen van deze afdeling.
Artikel 111
Maatregelen aan de grens
1. Bij de tenuitvoerlegging van maatregelen aan de grens in verband met de handhaving van intellectuele-eigendoms
rechten zorgt elke partij voor naleving van de verplichtingen in het kader van de overeenkomst.
GaTT 1994 en de TRIPs-
2. Om de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten op het douanegebied van elke partij te waarborgen, stellen de douaneautoriteiten binnen de grenzen van hun bevoegdheid een reeks methoden vast om zendingen te identi ficeren die goederen bevatten waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, overeenkomstig de leden 3 en 4. Tot deze methoden behoren risicoanalysetechnieken die onder andere zijn gebaseerd op door de houder van een recht verstrekte informatie, verzamelde informatie en vrachtinspecties.
3. De douaneautoriteiten kunnen op verzoek van de houder van een recht maatregelen nemen om goederen onder douanetoezicht waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een handelsmerk, een auteursrecht of naburig recht of een geografische aanduiding, in bewaring te houden of het in het vrije verkeer brengen ervan op te schorten.
4. Gedurende niet meer dan drie jaar na de datum waarop deze titel van toepassing wordt, kunnen de douaneautori teiten van de Republiek Kazachstan op verzoek van de houder van een recht maatregelen nemen om goederen onder douanetoezicht waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een octrooi, een gebruiksmodel, een tekening of model van nijverheid, topografie van geïntegreerde schakeling of een kwekersrecht, in bewaring te houden of het in het vrije verkeer brengen ervan op te schorten, op voorwaarde dat de Europese Unie voor het einde van het tweede jaar van deze periode van drie jaar passende opleiding heeft verstrekt aan vertegenwoordigers van de bevoegde instanties, zoals de douane, het openbaar ministerie, het gerecht en andere diensten, waar nodig.
5. De douaneautoriteiten kunnen op eigen initiatief goederen onder douanetoezicht waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een handelsmerk, een auteursrecht of naburig recht of een geografische aanduiding, in bewaring houden of het in het vrije verkeer brengen ervan opschorten.
6. Gedurende vijf jaar na de datum waarop deze titel van toepassing wordt, kunnen de douaneautoriteiten van de Republiek Kazachstan op eigen initiatief goederen onder douanetoezicht waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een octrooi, een gebruiksmodel, een tekening of model van nijverheid, topografie van geïntegreerde schakeling of een kwekersrecht, in bewaring houden of het in het vrije verkeer brengen ervan opschorten, op voorwaarde dat de Europese Unie ten laatste twee jaar voor het einde van deze periode van vijf jaar passende opleiding heeft verstrekt aan vertegen woordigers van de bevoegde instanties, zoals de douane, het openbaar ministerie, het gerecht en andere diensten, waar nodig.
7. Niettegenstaande de leden 3 tot en met 6 bestaat er geen verplichting om de genoemde maatregelen van inbewa ringhouding of opschorting toe te passen op de invoer van goederen die door de rechthebbende of met diens toestemming in een ander land in de handel zijn gebracht.
8. De partijen komen overeen effectief uitvoering te geven aan artikel 69 van de TRIPs-overeenkomst met betrekking tot de internationale handel in goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op intellectuele-eigendoms rechten. Daartoe zijn de partijen bereid binnen hun respectieve douanediensten een contactpunt aan te duiden om de samenwerking te vergemakkelijken en elkaar hiervan in kennis te stellen. Dergelijke samenwerking kan de uitwisseling omvatten van informatie over mechanismen om informatie te verzamelen van de houders van rechten, over goede praktijken en ervaringen op het gebied van risicobeheerstrategieën, alsmede van informatie over methoden om zendingen te identificeren waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk makende goederen bevatten.
9. De douanediensten van een partij zij bereid op verzoek van de andere partij of op eigen initiatief samen te werken teneinde beschikbare relevante informatie te verstrekken aan de douanediensten van de andere partij, met name met betrekking tot goederen in doorvoer over het grondgebied van de ene partij die afkomstig zijn uit of bestemd zijn voor de andere partij.
10. Onverminderd andere vormen van samenwerking, is het Protocol inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken van toepassing met betrekking tot de leden 8 en 9 wat betreft schendingen van de douanewetgeving inzake intellectuele-eigendomsrechten.
11. Onverminderd de bevoegdheden van de Samenwerkingsraad zorgt het in artikel 25, lid 3, bedoelde subcomité inzake douanesamenwerking voor de goede werking en uitvoering van dit artikel. Het subcomité inzake douanesamen werking bepaalt de prioriteiten en stelt passende procedures in voor samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de partijen.
afdeling 4
Aansprakelijkheid van aanbieders van intermediaire diensten
Artikel 112
Gebruik van diensten van intermediairs
De partijen erkennen dat de diensten van intermediairs door derden voor inbreuk makende activiteiten kunnen worden gebruikt. Om het vrije verkeer van informatiediensten te waarborgen en terzelfder tijd intellectuele-eigendomsrechten in de digitale omgeving te handhaven, voorziet elke partij in de in deze afdeling genoemde maatregelen met betrekking tot aanbieders van intermediaire diensten, wanneer deze op generlei wijze betrokken zijn bij de doorgegeven informatie.
Artikel 113
Aansprakelijkheid van aanbieders van intermediaire diensten: „mere conduit” (doorgeefluik)
1. Elke partij zorgt ervoor dat, wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, of in het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk, de aanbieder van de dienst niet aansprakelijk is voor de doorgegeven informatie, op voorwaarde dat deze aanbieder:
a) niet het initiatief tot doorgifte neemt;
b) de ontvanger van de doorgegeven informatie niet selecteert; en
c) de doorgegeven informatie niet selecteert of wijzigt.
2. Het doorgeven van informatie en het verschaffen van toegang in de zin van lid 1 omvatten de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van de doorgegeven informatie, voor zover deze uitsluitend dient om de doorgifte in het communicatienetwerk te bewerkstelligen en niet langer duurt dan redelijkerwijs voor die doorgifte nodig is.
3. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een rechtbank of administratieve instantie om in overeen stemming met de interne wetgeving te verlangen dat de aanbieder van de dienst een inbreuk beëindigt of voorkomt.
Artikel 114
Aansprakelijkheid van aanbieders van intermediaire diensten: „caching” (wijze van opslag)
1. Elke partij zorgt ervoor dat, wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, de aanbieder van de dienst niet aansprakelijk is voor de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van die informatie, wanneer deze opslag enkel geschiedt om latere doorgifte van die informatie aan andere afnemers van de dienst op hun verzoek doeltreffender te maken, op voorwaarde dat de aanbieder van de dienst:
a) de informatie niet wijzigt;
b) de toegangsvoorwaarden voor de informatie in acht neemt;
c) de alom erkende en in de bedrijfstak gangbare regels betreffende de bijwerking van de informatie naleeft;
d) niets wijzigt aan het alom erkende en in de bedrijfstak gangbare rechtmatige gebruik van technologie voor het verkrijgen van gegevens over het gebruik van de informatie; en
e) prompt handelt om de door hem opgeslagen informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken, zodra hij er daadwerkelijk kennis van heeft dat de informatie verwijderd werd van de plaats waar zij zich oorspron kelijk in het net bevond of de toegang ertoe onmogelijk werd gemaakt, of dat een rechtbank of administratieve instantie heeft gelast de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.
2. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een rechtbank of administratieve instantie om in overeen stemming met de interne wetgeving te verlangen dat de aanbieder van de dienst een inbreuk beëindigt of voorkomt.
Artikel 115
Aansprakelijkheid van aanbieders van intermediaire diensten: „hosting”
1. Elke partij zorgt ervoor dat, wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in de opslag van de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, de aanbieder van de dienst niet aansprakelijk is voor de op verzoek van een afnemer van de dienst opgeslagen informatie, op voorwaarde dat de aanbieder van de dienst:
a) niet daadwerkelijk kennis heeft van onwettige activiteit of informatie en, wanneer het een schadevergoedingsvordering betreft, geen besef krijgt van feiten of omstandigheden waaruit het onwettige karakter van de activiteit of informatie duidelijk blijkt; of
b) zodra hij van de onder a) bedoelde informatie kennis heeft of van de onder a) bedoelde feiten of omstandigheden besef krijgt, prompt handelt om de informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken.
2. Lid 1 is niet van toepassing wanneer de afnemer van de dienst op gezag of onder toezicht van de aanbieder van de dienst handelt.
3. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een rechtbank of administratieve instantie om in overeen stemming met de interne wetgeving te verlangen dat de aanbieder van de dienst een inbreuk beëindigt of voorkomt; het doet evenmin afbreuk aan de mogelijkheid voor een partij om procedures vast te stellen om informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken.
Artikel 116
Geen algemene toezichtverplichting
1. De partijen leggen aanbieders van diensten geen algemene verplichting op om bij het aanbieden van de in de artikelen 113 tot en met 115 bedoelde diensten toezicht te houden op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te gaan zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden.
2. Een partij kan aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij verplichten om de bevoegde overheidsautori teiten onverwijld in kennis te stellen van vermeende onwettige activiteiten of informatie van de afnemers van hun dienst. Een partij kan aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij eveneens verplichten om de bevoegde autoriteiten op hun verzoek informatie te verstrekken die kan dienen tot het achterhalen van afnemers van hun dienst waarmee zij een opslagovereenkomst hebben.
Artikel 117
Toepassing van de artikelen 112 tot en met 000
Xx Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxx legt de in de artikelen 112 tot en met 116 bedoelde verplichtingen binnen vijf jaar na de datum waarop deze titel van toepassing wordt volledig ten uitvoer.
Artikel 118
Samenwerking
1. De partijen stimuleren de ontwikkeling van samenwerking tussen handels- of beroepsverenigingen of -organisaties die gericht is op bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten.
2. De partijen komen overeen samen te werken ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de in het kader van dit hoofdstuk aangegane verplichtingen. De samenwerking heeft betrekking op, maar is niet beperkt tot de volgende activiteiten:
a) uitwisseling van informatie over de respectievelijke rechtskaders met betrekking tot intellectuele-eigendomsrechten en de regels inzake de bescherming en handhaving daarvan, en uitwisseling van ervaringen met betrekking tot de voortgang op wetgevingsgebied op die terreinen;
b) uitwisseling van ervaring over de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten;
c) uitwisseling van ervaring over bescherming en handhaving tussen de douane, de politie, administratieve en gerech telijke instanties en belanghebbende organisaties, en coördinatie ter voorkoming van de uitvoer van nagemaakte goederen;
d) capaciteitsopbouw; en
e) bevordering en verspreiding van informatie en kennis over intellectuele-eigendomsrechten, onder meer bij het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld, en bevordering van bewustzijn en kennis bij consumenten en houders van een recht.
HOOFDSTUK 8
Overheidsopdrachten
Artikel 119
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a) „handelsgoederen of -diensten”: goederen of diensten die in de regel op de markt worden verkocht of te koop worden aangeboden aan, en in de regel worden aangekocht door, niet-overheidskopers voor niet-overheidsdoel einden;
b) „constructiedienst”: een dienst die gericht is op de uitvoering, ongeacht op welke wijze, van bouwwerkzaamheden of civieltechnische werken, gebaseerd op afdeling 51 van de voorlopige centrale productenclassificatie („CPCprov”) van de Verenigde Naties;
c) „dag”: kalenderdag;
d) „elektronische veiling”: een zich herhalend proces met elektronische middelen voor de presentatie van nieuwe, verlaagde prijzen, en/of van nieuwe waarden voor bepaalde elementen van de inschrijvingen, dat plaatsvindt na de eerste volledige beoordeling van de inschrijvingen en dat hun rangschikking op basis van elektronische verwerking mogelijk maakt. Dit proces mag derhalve niet worden aangewend voor de aanbesteding van bepaalde werken of diensten voor intellectuele prestaties, zoals het ontwerpen van bouwwerken;
e) „schriftelijk”: elke informatie-eenheid die uitgedrukt is in woorden of cijfers en die kan worden gelezen, gerepro duceerd en vervolgens doorgegeven. De term „schriftelijk” kan ook betrekking hebben op elektronisch verzonden en opgeslagen informatie;
f) „onderhandse aanbesteding”: een procedure waarbij de aanbestedende dienst contact zoekt met de leverancier of leveranciers van zijn keuze;
g) „maatregel”: een wet, voorschrift, procedure, administratieve richtsnoer of praktijk, dan wel een handeling van een aanbestedende dienst, betreffende een onder dit hoofdstuk vallende overheidsopdracht;
h) „lijst voor veelvuldig gebruik”: een door een aanbestedende dienst opgestelde lijst van leveranciers die voldoen aan de voorwaarden voor deelname aan die lijst, waarvan de aanbestedende dienst meer dan eens gebruik denkt te zullen maken;
i) „bericht van aanbesteding”: bekendmaking van een aanbestedende dienst waarbij belangstellende leveranciers worden uitgenodigd een verzoek om deelname in te dienen, zich in te schrijven of beide;
j) „openbare aanbesteding”: een aanbestedingsprocedure waarbij alle belangstellende leveranciers kunnen inschrijven;
k) „persoon”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon;
l) „aanbestedende dienst”: een entiteit die onder de delen 1 tot en met 3 van bijlage III bij deze overeenkomst valt;
m) „erkende leverancier”: een leverancier die door een aanbestedende dienst is erkend als leverancier die aan de voorwaarden voor deelname voldoet;
n) „aanbesteding met voorafgaande selectie”: een aanbestedingsprocedure waarbij slechts erkende leveranciers door de aanbestedende dienst tot inschrijven worden uitgenodigd;
o) „diensten”: omvat constructiediensten, tenzij anders bepaald;
p) „norm”: een door een erkend orgaan goedgekeurd document dat bepaalde voor algemeen en herhaald gebruik bestemde regels, richtlijnen of kenmerken van producten of diensten of daarmee verband houdende processen en productiemethoden bevat, waarvan de naleving niet verplicht is. Het kan ook geheel of ten dele betrekking hebben op terminologische elementen, symbolen en voorschriften betreffende verpakking, markering of etikettering die van toepassing zijn op een product, dienst, proces of productiemethode;
q) „leverancier”: een persoon of groep personen die goederen of diensten levert of kan leveren;
r) „technische specificatie”: een vereiste in een aanbestedingsprocedure waarin:
i) de kenmerken van de aan te schaffen goederen of diensten worden omschreven, zoals kwaliteit, prestaties, veiligheid en afmetingen, dan wel de processen of methoden voor productie of levering; of
ii) terminologische elementen, symbolen en voorschriften betreffende verpakking, markering of etikettering die van toepassing zijn op een product of dienst, worden omschreven.
Artikel 120
Reikwijdte en toepassingsgebied
Toepasselijkheid van dit hoofdstuk
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op alle maatregelen inzake de onder dit hoofdstuk vallende overheidsopdrachten, ongeacht of deze geheel of gedeeltelijk via elektronische weg worden uitgevoerd.
2. De „onder dit hoofdstuk vallende overheidsopdrachten” betreffen de aanschaf voor overheidsdoeleinden:
a) van goederen, diensten of een combinatie daarvan:
i) zoals gespecificeerd in bijlage III bij deze overeenkomst; en
ii) die niet worden aangeschaft met het oog op commerciële verkoop of wederverkoop of voor gebruik bij de productie of levering van goederen of diensten voor commerciële verkoop of wederverkoop;
b) door middel van een contract, waaronder aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie;
c) met op het moment van publicatie van de aanbesteding overeenkomstig artikel 124 een waarde die gelijk is aan of hoger is dan de toepasselijke drempelwaarde die in bijlage III bij deze overeenkomst is gespecificeerd;
d) door een aanbestedende dienst; en
e) die niet anderszins van het toepassingsgebied van lid 3 of bijlage III bij deze overeenkomst is uitgesloten. als de waarde van een opdracht onzeker is, wordt deze geraamd volgens de leden 6 tot en met 8.
3. Tenzij anders bepaald in bijlage III bij deze overeenkomst, is dit hoofdstuk niet van toepassing op:
a) de verwerving of huur van grond, bestaande gebouwen of andere onroerende goederen of de rechten daarop;
b) niet-contractuele overeenkomsten of enige vorm van bijstand die een partij verleent, met inbegrip van samenwer kingsovereenkomsten, subsidies, leningen, kapitaalinjecties, garanties en fiscale stimuleringsmaatregelen;
c) de aanschaf of verwerving van belastingadviesdiensten of bewaardiensten, vereffenings- en managementdiensten voor gereglementeerde financiële instellingen of van diensten in verband met de verkoop, aflossing en distributie van de overheidsschuld, met inbegrip van leningen, staatsobligaties, bankbiljetten en andere effecten;
d) arbeidsovereenkomsten voor werk bij de overheid;
e) opdrachten die worden aanbesteed:
i) met het specifieke doel internationale bijstand, met inbegrip van ontwikkelingshulp, te verlenen;
ii) in het kader van een bijzondere procedure of krachtens een bijzondere voorwaarde van een internationale overeenkomst betreffende de legering van strijdkrachten of betreffende de gezamenlijke uitvoering van een project door de ondertekenende landen; of
iii) in het kader van een bijzondere procedure of krachtens een bijzondere voorwaarde van een internationale organisatie, of gefinancierd door een internationale subsidie, lening of andere vorm van steun, wanneer die procedure of voorwaarde niet in overeenstemming is met dit hoofdstuk.
4. In bijlage III bij deze overeenkomst wordt voor elke partij de volgende informatie gespecificeerd:
a) in deel 1: de entiteiten van de centrale overheid waarvan de aanbestedingen onder dit hoofdstuk vallen;
b) in deel 2: de entiteiten van de subcentrale overheid waarvan de aanbestedingen onder dit hoofdstuk vallen;
c) in deel 3: alle overige entiteiten waarvan de aanbestedingen onder dit hoofdstuk vallen;
d) in deel 4: de goederen die onder deze titel vallen;
e) in deel 5: de diensten, andere dan constructiediensten, die onder dit hoofdstuk vallen;
f) in deel 6: de constructiediensten die onder dit hoofdstuk vallen; en
g) in deel 7: algemene aantekeningen.
5. Indien een aanbestedende dienst, in het kader van een onder dit hoofdstuk vallende overheidsopdracht, van niet in bijlage III genoemde personen verlangt dat zij opdrachten aanbesteden met inachtneming van bijzondere voorschriften, dan is artikel 122 mutatis mutandis van toepassing op die voorschriften.
Waardebepaling
6. Bij het schatten van de waarde van een opdracht om te bepalen of deze onder dit hoofdstuk valt, dient een aanbestedende dienst:
a) de opdracht niet in afzonderlijke opdrachten te verdelen of een bijzondere methode voor het schatten van de waarde van de opdracht te gebruiken om deze geheel of gedeeltelijk buiten de toepassing van dit hoofdstuk te doen vallen; en
b) de geschatte maximale totale waarde van de opdracht gerekend over de gehele looptijd daarvan in de beoordeling mee te nemen, ongeacht of de opdracht gegund is aan één of aan meer leveranciers, en daarbij alle vormen van vergoeding in aanmerking te nemen, met inbegrip van:
i) premies, honoraria, provisies, commissielonen en rente; en
ii) de totale waarde van verschillende opties, indien de aanbesteding daartoe de mogelijkheid biedt.
7. Indien een bepaald voorschrift met betrekking tot een opdracht aanleiding geeft tot het plaatsen van meer dan één opdracht of tot het plaatsen van de opdracht in afzonderlijke percelen (hierna „herhalingsopdrachten” genoemd), is de berekening van de geschatte maximale totale waarde gebaseerd op:
a) de waarde van herhalingsopdrachten betreffende soortgelijke goederen of diensten in de voorafgaande periode van twaalf maanden of het voorafgaande boekjaar van de aanbestedende dienst, indien mogelijk gecorrigeerd op grond van verwachte wijzigingen in hoeveelheid of waarde gedurende de volgende twaalf maanden van de goederen of diensten; of
b) de geraamde waarde van herhalingsopdrachten betreffende soortgelijke goederen of diensten die zullen worden gegund in de periode van twaalf maanden volgende op de eerste opdracht of het boekjaar van de aanbestedende dienst.
8. In het geval van opdrachten door leasing, huur of huurkoop van goederen of diensten of in het geval van opdrachten waarvan de totale prijs niet vaststaat, wordt de geraamde waarde van de opdracht berekend op de volgende grondslag:
a) bij opdrachten met een vaste looptijd:
i) de totale geschatte maximale waarde voor de gehele looptijd wanneer die ten hoogste twaalf maanden bedraagt; of
ii) de totale geschatte maximale waarde met inbegrip van de geraamde restwaarde wanneer de looptijd meer dan twaalf maanden bedraagt;
b) bij opdrachten voor onbepaalde duur, het maandelijks te betalen bedrag vermenigvuldigd met 48; en
c) indien niet duidelijk is of het om een opdracht met een vaste looptijd gaat, is punt b) van toepassing.
Artikel 121
Algemene uitzonderingen
Mits de hieronder bedoelde maatregelen niet zodanig worden toegepast dat zij een middel tot willekeurige of ongerecht vaardigde discriminatie tussen de partijen of een verkapte beperking van het internationale handelsverkeer vormen, wordt niets in dit hoofdstuk uitgelegd als beletsel voor het vaststellen of handhaven door een partij van maatregelen die:
a) noodzakelijk zijn ter bescherming van de openbare zeden, orde of veiligheid;
b) noodzakelijk zijn voor de bescherming van het leven en de gezondheid van mensen, dieren of planten;
c) noodzakelijk zijn voor de bescherming van intellectuele eigendom; of
d) betrekking hebben op goederen of diensten van personen met een handicap, liefdadigheidsinstellingen of gevangenis arbeid.
Artikel 122
Algemene beginselen
Non-discriminatie
1. Ten aanzien van maatregelen inzake onder dit hoofdstuk vallende overheidsopdrachten behandelt elke partij, met inbegrip van haar aanbestedende diensten, goederen en diensten van de andere partij en de leveranciers van de andere partij die die goederen of diensten aanbieden, onvoorwaardelijk niet ongunstiger dan zij, of haar aanbestedende diensten, eigen goederen, diensten en plaatselijk gevestigde leveranciers behandelt.
2. Ten aanzien van alle maatregelen inzake de onder dit hoofdstuk vallende opdrachten waarborgt elke partij, met inbegrip van haar aanbestedende diensten, dat:
a) een plaatselijk gevestigde leverancier niet minder gunstig wordt behandeld dan een andere plaatselijk gevestigde leverancier op grond van de mate waarin het kapitaal ervan of de zeggenschap erover in buitenlandse handen is; of
b) een plaatselijk gevestigde leverancier niet wordt gediscrimineerd op grond van het feit dat de goederen of diensten die door die leverancier voor een bepaalde opdracht worden aangeboden, afkomstig zijn uit de andere partij.
Gebruik van elektronische middelen
3. Wanneer een onder dit hoofdstuk vallende overheidsopdracht wordt aanbesteed met gebruikmaking van elektro nische middelen:
a) ziet de aanbestedende dienst erop toe dat voor de aanbesteding, waaronder ook voor de authenticatie en encryptie van informatie, informatietechnologiesystemen en software worden gebruikt die algemeen beschikbaar en interoperabel met andere algemeen beschikbare informatietechnologiesystemen en software zijn; en
b) hanteert de aanbestedende dienst mechanismen die de integriteit van verzoeken om deelname en van inschrijvingen waarborgen door onder andere het tijdstip van ontvangst te registreren en ongeoorloofde toegang te voorkomen.
Verloop van een aanbesteding
4. aanbestedende diensten zien erop toe dat onder dit hoofdstuk vallende overheidsopdrachten worden aanbesteed
op een transparante en onpartijdige wijze die:
a) in overeenstemming is met dit hoofdstuk, met gebruik van methoden als openbare aanbesteding, aanbesteding met voorafgaande selectie, onderhandse aanbesteding en elektronische veiling;
b) belangenverstrengeling vermijdt; en
c) corrupte praktijken voorkomt.
Oorsprongsregels
5. Ten behoeve van onder dit hoofdstuk vallende overheidsopdrachten passen de partijen op uit de andere partij ingevoerde goederen of door de andere partij verleende diensten geen oorsprongsregels toe die afwijken van de oorsprongsregels die de partij op dat moment op de invoer van goederen of de verlening van diensten uit de andere partij in het normale handelsverkeer toepast.
Maatregelen die niet specifiek betrekking hebben op aanbestedingen
6. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op douanerechten en heffingen van ongeacht welke aard die bij invoer of in verband met invoer worden geïnd, op de wijze van inning van deze rechten en heffingen, en op andere invoerrege lingen en -formaliteiten en maatregelen die gevolgen hebben voor de handel in diensten anders dan maatregelen betreffende onder dit hoofdstuk vallende overheidsopdrachten.
Artikel 123
Informatie over het systeem voor overheidsopdrachten
1. Elke partij:
a) publiceert onverwijld alle wetgeving, regelgeving, gerechtelijke uitspraken, algemene administratieve beschikkingen en standaardclausules die bij wet- of regelgeving verplicht zijn gesteld en door verwijzing zijn opgenomen in berichten van aanbesteding, aanbestedingsdossiers en procedures inzake onder dit hoofdstuk vallende overheidsopdrachten, alsmede alle wijzigingen daarvan, in officieel daartoe aangewezen elektronische of gedrukte media die op ruime schaal worden verspreid en gemakkelijk toegankelijk blijven voor het publiek; en
b) verstrekt desgevraagd een uitleg daarvan aan de andere partij.
2. Deel 1 van bijlage IV bij deze overeenkomst bevat een lijst van:
a) de elektronische of gedrukte media waarin elke partij de in lid 1 bedoelde informatie publiceert;
b) de elektronische of gedrukte media waarin elke partij de berichten overeenkomstig artikel 124, artikel 126, lid 7, en artikel 133, lid 2, publiceert; en
c) de website(s) waarop elke partij de in artikel 133, lid 2, bedoelde berichten over de gunning van een opdracht publiceert.
3. Bij elke wijziging van de in deel 1 van bijlage IV bij deze overeenkomst vermelde informatie betreffende een partij, stelt deze partij het Samenwerkingscomité daarvan onverwijld in kennis. Het Samenwerkingscomité stelt periodiek besluiten vast waarin de wijzigingen van deel 1 van bijlage IV bij deze overeenkomst worden verwerkt.
Artikel 124
Aankondigingen
Bericht van aanbesteding
1. Voor elke onder dit hoofdstuk vallende overheidsopdracht publiceert de aanbestedende dienst, behalve in de in artikel 130 beschreven omstandigheden, een bericht van aanbesteding in de geëigende gedrukte of elektronische media, als vermeld in deel 2 van bijlage IV bij deze overeenkomst. Dergelijke media moeten op ruime schaal worden verspreid en gemakkelijk toegankelijk blijven voor het publiek, ten minste tot het verstrijken van de in het bericht vermelde termijn. Voor de onder de delen 1 tot en met 3 van bijlage III bij deze overeenkomst vallende aanbestedende diensten zijn de berichten via één toegangspunt elektronisch en kosteloos beschikbaar, ten minste gedurende de in deel 2 van bijlage IV bij deze overeenkomst vermelde minimumperiode.
2. Tenzij anders bepaald in dit hoofdstuk, worden in alle berichten van aanbesteding de volgende gegevens opgenomen:
a) de naam en het adres van de aanbestedende dienst en andere informatie die nodig is om contact met de aanbestedende dienst op te nemen en alle relevante documentatie in verband met de opdracht te verkrijgen, alsmede de eventuele kosten en betalingsvoorwaarden;
b) een omschrijving van de opdracht, met inbegrip van de aard en de hoeveelheid van de goederen of diensten die worden aanbesteed, ofwel een schatting van de hoeveelheid, indien deze niet exact bekend is;
c) voor herhaalde opdrachten zo mogelijk een schatting van de data voor de volgende berichten van aanbesteding;
d) een beschrijving van eventuele opties;
e) de termijnen voor de levering van goederen of diensten of de looptijd van de opdracht;
f) de aanbestedingsprocedure, met vermelding of daarbij gebruik wordt gemaakt van onderhandelingen of elektronische veilingen;
g) indien van toepassing het adres en de eventuele termijn voor de indiening van verzoeken om deelname aan de aanbesteding;
h) het adres en de uiterste datum voor de indiening van inschrijvingen;
i) de taal of talen waarin inschrijvingen of verzoeken om deelname kunnen worden ingediend, voor zover het gaat om andere talen dan de officiële taal van de partij waartoe de aanbestedende dienst behoort;
j) een lijst en korte omschrijving van eventuele voorwaarden voor de deelname van leveranciers, waaronder de eventuele verplichte verstrekking van specifieke documenten in verband met de opdracht, tenzij deze vereisten zijn opgenomen in het aanbestedingsdossier dat aan alle belangstellende leveranciers ter beschikking wordt gesteld op hetzelfde tijdstip als het bericht van aanbesteding; en
k) indien de aanbestedende dienst voornemens is overeenkomstig artikel 126 een beperkt aantal erkende leveranciers uit te nodigen om in te schrijven: de criteria aan de hand waarvan zij zullen worden gekozen en eventuele beperkingen op het aantal leveranciers dat mag inschrijven.
Samenvatting
3. Voor iedere voorgenomen aanbesteding publiceert de aanbestedende dienst in het Engels of het Frans, op hetzelfde tijdstip als het bericht van aanbesteding, een gemakkelijk toegankelijke samenvatting. Deze samenvatting bevat in ieder geval de volgende informatie:
a) de inhoud van de opdracht;
b) de uiterste termijn voor de indiening van inschrijvingen of in voorkomend geval de uiterste termijn voor de indiening van verzoeken om deelname aan de aanbesteding of plaatsing op een lijst voor veelvuldig gebruik; en
c) het adres waar documenten met betrekking tot de opdracht kunnen worden opgevraagd.
aankondiging van geplande aanbesteding
4. aanbestedende diensten worden aangemoedigd hun aanbestedingsplannen zo vroeg mogelijk in elk begrotingsjaar
te publiceren (hierna „aankondiging van geplande aanbestedingen” genoemd) in de geëigende gedrukte of elektronische media, als vermeld in deel 2 van bijlage IV bij deze overeenkomst. De aankondiging van geplande aanbestedingen dient de inhoud van de opdrachten en de geplande datum van publicatie van het bericht van aanbesteding te bevatten.
5. De in deel 3 van bijlage III bij deze overeenkomst vermelde aanbestedende diensten kunnen de aankondiging van geplande aanbestedingen als bericht van aanbesteding gebruiken, mits de aankondiging zoveel mogelijk van de in lid 2 bedoelde informatie bevat naargelang van de beschikbaarheid daarvan, alsmede een verklaring dat leveranciers hun belangstelling voor de opdracht bij de aanbestedende dienst bekend kunnen maken.
Artikel 125
Voorwaarden voor deelname
1. aanbestedende diensten beperken de voorwaarden voor de deelname aan een aanbesteding tot wat noodzakelijk is
om te waarborgen dat de leverancier over de juridische en financiële capaciteit en de commerciële en technische vaardigheden beschikt om de desbetreffende opdracht uit te voeren.
2. Bij het bepalen van de voorwaarden voor deelname mag de aanbestedende dienst:
a) de deelname van een leverancier aan een aanbesteding niet afhankelijk stellen van de voorwaarde dat aan de betrokken leverancier reeds eerder een of meer opdrachten zijn gegund door een aanbestedende dienst van een partij;
b) eerdere ervaring verlangen wanneer deze van wezenlijk belang is om aan de eisen van de opdracht te kunnen voldoen; en
c) niet de voorwaarde opleggen dat een leverancier van een partij alleen aan een opdracht kan deelnemen of hem alleen een opdracht kan worden gegund wanneer de aanbestedende dienst van de andere partij hem eerder een of meer opdrachten heeft gegund of wanneer hij ervaring op het grondgebied van die partij heeft, tenzij die vroegere ervaring van wezenlijk belang is om aan de eisen van de opdracht te voldoen.
3. Bij de beoordeling of een leverancier aan de voorwaarden voor deelname voldoet:
a) evalueert de aanbestedende dienst de financiële, commerciële en technische vaardigheden van de leverancier aan de hand van diens zakelijke activiteiten op en buiten het grondgebied van de partij waartoe de aanbestedende dienst behoort; en
b) baseert de aanbestedende dienst zich op de voorwaarden die hij vooraf in het bericht van aanbesteding of het aanbestedingsdossier heeft gespecificeerd.
4. Een partij, met inbegrip van haar aanbestedende diensten, kan wanneer zij beschikt over ondersteunend bewijs een leverancier uitsluiten in geval van:
a) faillissement;
b) valsheid in geschrifte;
c) aanzienlijke of aanhoudende tekortkomingen bij de uitvoering van een wezenlijke eis of verplichting in het kader van een eerdere opdracht of eerdere opdrachten;
d) definitieve veroordelingen wegens een ernstig misdrijf of andere ernstige strafbare feiten;
e) fouten bij de beroepsuitoefening of een handelen of nalaten dat een nadelige invloed heeft op de commerciële integriteit van de leverancier; of
f) indien niet is voldaan aan de belastingverplichtingen.
Artikel 126
Erkenning van leveranciers
Registratiesystemen en erkenningsprocedures
1. Een partij, met inbegrip van haar aanbestedende diensten, kan een systeem bijhouden voor de registratie van leveranciers waarin belangstellende leveranciers zich moeten laten registreren en ten behoeve waarvan zij bepaalde informatie moeten verstrekken.
2. De partijen zien erop toe dat:
a) de erkenningsprocedures van hun aanbestedende diensten zo min mogelijk van elkaar verschillen; en
b) de eventuele registratiesystemen van hun aanbestedende diensten zo min mogelijk van elkaar verschillen.
3. Een partij, met inbegrip van haar aanbestedende diensten, mag een registratiesysteem of erkenningsprocedure niet vaststellen of toepassen met als doel of gevolg dat er in haar aanbestedingsprocedures voor leveranciers van de andere partij onnodige belemmeringen in het leven worden geroepen.
aanbesteding met voorafgaande selectie
4. Wanneer een aanbestedende dienst een opdracht wil aanbesteden met voorafgaande selectie:
a) vermeldt de dienst in het bericht van aanbesteding ten minste de in artikel 124, lid 2, onder a), b), f), g), j) en k), gespecificeerde informatie en nodigt hij leveranciers uit een verzoek om deelname in te dienen; en
b) verstrekt de dienst erkende leveranciers bij aanvang van de inschrijvingstermijn in het in artikel 128, lid 3, onder b), bedoelde bericht ten minste de in artikel 124, lid 2, onder c), d), e), h) en i), gespecificeerde informatie.
5. Een aanbestedende dienst staat alle erkende leveranciers toe om deel te nemen aan een bepaalde aanbestedingspro cedure, tenzij de aanbestedende dienst in het bericht van aanbesteding vermeldt dat het aantal leveranciers dat tot de aanbesteding wordt toegelaten, beperkt is, onder opgave van de criteria voor de selectie van dit beperkte aantal leveranciers.
6. Indien het aanbestedingsdossier niet vanaf de datum van publicatie van het in lid 4 bedoelde bericht van aanbesteding openbaar toegankelijk is, ziet de aanbestedende dienst erop toe dat het dossier voor alle overeenkomstig lid 5 geselecteerde erkende leveranciers op hetzelfde tijdstip beschikbaar komt.
Lijsten voor veelvuldig gebruik
7. aanbestedende diensten mogen een lijst van leveranciers voor veelvuldig gebruik bijhouden, mits een bericht
waarin belangstellende leveranciers worden uitgenodigd opname op de lijst aan te vragen:
a) jaarlijks wordt gepubliceerd; en
b) in geval van elektronische publicatie permanent beschikbaar wordt gesteld,
in het geëigende medium, als vermeld in deel 2 van bijlage IV bij deze overeenkomst.
8. Het in lid 7 bedoelde bericht omvat de volgende informatie:
a) een omschrijving van de goederen of diensten, of de categorieën goederen of diensten, waarvoor de lijst kan worden gebruikt;
b) de voorwaarden voor deelname waaraan leveranciers moeten voldoen om op de lijst te worden opgenomen en de methoden die de aanbestedende dienst gebruikt om te controleren of een leverancier aan de voorwaarden voldoet;
c) de naam en het adres van de aanbestedende dienst en andere informatie die nodig is om contact met de dienst op te nemen en alle relevante documentatie in verband met de lijst te verkrijgen;
d) de geldigheidsduur van de lijst en de wijze waarop deze wordt verlengd of beëindigd, of wanneer er geen geldig heidsduur is bepaald, vermelding van de wijze waarop de beëindiging van het gebruik van de lijst wordt medegedeeld;
e) een vermelding dat de lijst kan worden gebruikt voor aanbestedingen die onder dit hoofdstuk vallen.
9. Niettegenstaande lid 7 hoeft een aanbestedende dienst, indien de lijst voor veelvuldig gebruik drie jaar of minder geldig is, het in dat lid bedoelde bericht slechts eenmaal, bij de aanvang van de geldigheidsduur van de lijst, te publiceren, mits:
a) in het bericht wordt vermeld wat de geldigheidsduur is en dat tijdens die periode geen verdere berichten zullen worden gepubliceerd; en
b) dit bericht met elektronische middelen wordt gepubliceerd en gedurende de geldigheidsduur ervan permanent beschikbaar is.
10. aanbestedende diensten staan leveranciers toe te allen tijde een verzoek tot opname op de lijst voor veelvuldig
gebruik in te dienen en nemen alle erkende leveranciers binnen een redelijk korte termijn op die lijst op.
11. Wanneer een leverancier die niet is opgenomen op een lijst voor veelvuldig gebruik, een verzoek indient tot deelname aan een aanbestedingsprocedure waarbij een dergelijke lijst wordt gehanteerd en alle vereiste documenten indient binnen de in artikel 128, lid 2, bedoelde termijn, wordt dit verzoek door de aanbestedende dienst onderzocht. De aanbestedende dienst sluit de leverancier niet uit van beoordeling in het kader van de aanbestedingsprocedure op grond van het argument dat hij onvoldoende tijd heeft om het verzoek te onderzoeken, tenzij hij, in uitzonderlijke gevallen, als gevolg van de complexiteit van de aanbesteding, niet in staat is het onderzoek van het verzoek te voltooien binnen de termijn die voor de indiening van inschrijvingen is toegestaan.
Entiteiten die vallen onder deel 3 van bijlage III bij deze overeenkomst
12. aanbestedende diensten die onder deel 3 van bijlage III bij deze overeenkomst vallen, kunnen een bericht waarbij
leveranciers worden uitgenodigd een aanvraag tot opname op de lijst voor veelvuldig gebruik in te dienen, gebruiken als bericht van aanbesteding, mits:
a) het bericht wordt gepubliceerd overeenkomstig lid 7 en de in lid 8 gespecificeerde informatie bevat, evenals zoveel van de in artikel 124, lid 2, gespecificeerde informatie als beschikbaar, alsmede een verklaring dat het bericht als bericht van aanbesteding geldt of dat alleen de leveranciers op de lijst voor veelvuldig gebruik verdere berichten in verband met deze lijst zullen ontvangen; en
b) de aanbestedende dienst aan leveranciers die bij hem belangstelling hebben geuit voor een bepaalde opdracht, onverwijld voldoende informatie verstrekt aan de hand waarvan de leverancier kan beoordelen in hoeverre de opdracht voor hem relevant is, alsmede alle overige in artikel 124, lid 2, voorgeschreven informatie, voor zover beschikbaar.
13. aanbestedende diensten die onder deel 3 van bijlage III bij deze overeenkomst vallen, mogen leveranciers die
overeenkomstig lid 10 een aanvraag tot opname op de lijst voor veelvuldig gebruik hebben ingediend, toestaan in te schrijven op een bepaalde opdracht, indien de aanbestedende dienst voldoende tijd heeft om te onderzoeken of de leverancier aan de voorwaarden voor deelname voldoet.
Informatie over besluiten van aanbestedende diensten
14. aanbestedende diensten stellen leveranciers die een verzoek tot deelname of een verzoek tot opname op een lijst
voor veelvuldig gebruik hebben ingediend, zo spoedig mogelijk in kennis van hun besluit inzake dat verzoek.
15. Wanneer een aanbestedende dienst een verzoek van een leverancier tot deelname of tot opname op een lijst voor veelvuldig gebruik afwijst, de erkenning van een leverancier intrekt of een leverancier van een lijst voor veelvuldig gebruik schrapt, stelt de dienst de leverancier daarvan onverwijld in kennis en verstrekt hij de leverancier desgevraagd onverwijld een schriftelijke motivering van zijn besluit.
Artikel 127
Technische specificaties en aanbestedingsdossier
Technische specificaties
1. aanbestedende diensten mogen geen technische specificaties opstellen, vaststellen of toepassen of conformiteitsbe
oordelingsprocedures voorschrijven met als doel of gevolg dat onnodige belemmeringen voor de internationale handel ontstaan.
De technische specificaties moeten inschrijvers gelijke toegang bieden en mogen niet tot gevolg hebben dat ongerecht vaardigde belemmeringen voor de openstelling van opdrachten voor mededinging ontstaan.
2. Bij het voorschrijven van de technische specificaties van de goederen of diensten die het voorwerp van de aanbesteding zijn, geldt in voorkomend geval het volgende:
a) de aanbestedende dienst formuleert de technische specificaties in de vorm van prestatie-eisen of functionele eisen eerder dan in de vorm van ontwerpkenmerken of descriptieve normen; en
b) de aanbestedende dienst baseert de technische specificaties op internationale normen, wanneer die bestaan, en anders op nationale technische voorschriften, erkende nationale normen of bouwvoorschriften.
3. Wanneer in de technische specificaties ontwerpkenmerken of descriptieve kenmerken zijn opgenomen, dient de aanbestedende dienst in voorkomend geval aan te geven dat inschrijvingen voor gelijkwaardige goederen of diensten die aantoonbaar aan de voorwaarden van de opdracht voldoen, eveneens in aanmerking komen, door in het aanbestedings dossier termen als „of gelijkwaardig” op te nemen.
4. aanbestedende diensten schrijven geen technische specificaties voor waarin vereisten inzake of verwijzingen naar
bepaalde handelsmerken of handelsnamen, octrooien, auteursrechten, tekeningen en modellen, typen, een bepaalde oorsprong, producent of leverancier zijn opgenomen, tenzij er geen andere voldoende nauwkeurige of begrijpelijke manier is om de voorwaarden van de opdracht te beschrijven, en op voorwaarde dat termen zoals „of gelijkwaardig” in het aanbestedingsdossier worden opgenomen.
5. aanbestedende diensten vragen of aanvaarden van personen die een commercieel belang bij de aanbesteding
kunnen hebben, geen advies dat kan worden gebruikt bij de opstelling of de vaststelling van een technische specificatie voor een specifieke aanbesteding, wanneer dat advies tot gevolg kan hebben dat concurrentie wordt uitgesloten.
6. Met het oog op een grotere zekerheid mag een partij, met inbegrip van haar aanbestedende diensten, overeen komstig dit artikel technische specificaties opstellen, vaststellen of toepassen met als doel het behoud van natuurlijke hulpbronnen of de bescherming van het milieu te bevorderen.
aanbestedingsdossier
7. De aanbestedende dienst stelt leveranciers een aanbestedingsdossier ter beschikking met alle informatie die zij nodig hebben om geldige inschrijvingen op te stellen en in te dienen. Dit dossier bevat alle onderstaande gegevens, tenzij deze informatie reeds in het bericht van aanbesteding is opgenomen:
a) een omschrijving van de opdracht, met inbegrip van de aard en de hoeveelheid van de goederen of diensten die worden aanbesteed, ofwel een schatting van de hoeveelheid, indien deze niet exact bekend is, alsmede alle eventuele vereisten waaraan moet zijn voldaan, met inbegrip van eventuele technische specificaties, certificaties met betrekking tot de conformiteitsbeoordeling, plannen, tekeningen of instructiemateriaal;
b) alle eventuele voorwaarden voor de deelname van leveranciers, met inbegrip van een lijst met informatie en documenten die de leveranciers in verband daarmee moeten verstrekken;
c) alle evaluatiecriteria die de aanbestedende dienst bij de gunning van de opdracht toepast, alsmede het relatieve gewicht van elk van deze criteria, tenzij de prijs het enige criterium is;
d) wanneer de aanbestedende dienst een opdracht aanbesteedt met elektronische middelen: alle authenticatie- en encryp tievereisten en overige vereisten in verband met de indiening van informatie in elektronische vorm;
e) wanneer de aanbestedende dienst een elektronische veiling organiseert: de regels, met inbegrip van de weging van de evaluatiecriteria voor elk van de onderdelen van de opdracht, die voor de elektronische veiling zullen gelden;
f) indien de inschrijvingen in het openbaar zullen worden geopend: de datum en het tijdstip waarop en de plaats waar de inschrijvingen zullen worden geopend en de personen die daarbij in voorkomend geval aanwezig mogen zijn;
g) alle andere voorwaarden, zoals betalingsvoorwaarden of eventuele beperkingen op de wijze waarop inschrijvingen kunnen worden ingediend, bijvoorbeeld op papier of in elektronische vorm; en
h) in voorkomend geval de data voor de levering van de goederen of diensten.
8. Bij het vaststellen van een datum voor de levering van de goederen of diensten die het voorwerp van de aanbesteding zijn, houdt de aanbestedende dienst rekening met factoren als de complexiteit van de opdracht, de omvang van de verwachte onderaanneming, en de werkelijk benodigde tijd voor het produceren, het uit de voorraad halen en vervoeren van goederen vanaf de plaatsen van levering of voor het verrichten van diensten.
9. De in het bericht van aanbesteding of het aanbestedingsdossier vermelde evaluatiecriteria kunnen, onder meer, de prijs en andere kostenfactoren, de kwaliteit, de technische waarde, de milieukenmerken en de leveringsvoorwaarden omvatten.
10. De aanbestedende dienst:
a) stelt onverwijld een aanbestedingsdossier beschikbaar zodat belangstellende leveranciers voldoende tijd hebben om geldige inschrijvingen in te dienen;
b) verstrekt op verzoek onverwijld het aanbestedingsdossier aan elke belangstellende leverancier; en
c) beantwoordt onverwijld elk redelijk verzoek om relevante informatie van een belangstellende of deelnemende leverancier, mits dergelijke informatie die leverancier niet bevoordeelt ten opzichte van andere leveranciers.
Wijzigingen
11. Indien een aanbestedende dienst voorafgaand aan de gunning van de opdracht de criteria of vereisten wijzigt die in het bericht van aanbesteding of het aan deelnemende leveranciers verstrekte aanbestedingsdossier zijn vermeld, of een bericht van aanbesteding of aanbestedingsdossier wijzigt of opnieuw publiceert, geeft hij schriftelijk kennis van alle wijzigingen of verstrekt hij een nieuw of gewijzigd bericht van aanbesteding of aanbestedingsdossier:
a) aan alle leveranciers die aan de procedure deelnemen op het moment dat de informatie wordt gewijzigd of opnieuw gepubliceerd, indien zij bekend zijn bij de aanbestedende dienst, en in alle andere gevallen op dezelfde wijze als de oorspronkelijke informatie; en
b) op een zodanig tijdstip dat de leveranciers voldoende tijd hebben om hun inschrijving te wijzigen en opnieuw in te dienen.
Artikel 128
Termijnen
algemeen
1. De aanbestedende dienst geeft, overeenkomstig zijn eigen redelijke behoeften, de leveranciers voldoende tijd om verzoeken tot deelname en geldige inschrijvingen op te stellen en in te dienen, waarbij rekening wordt gehouden met factoren zoals:
a) de aard en de complexiteit van de opdracht;
b) de omvang van de verwachte onderaanneming; en
c) de tijd die nodig is voor de verzending van inschrijvingen uit het buitenland en eigen land wanneer geen gebruik wordt gemaakt van elektronische middelen.
Dergelijke termijnen en eventuele verlengingen ervan moeten voor alle belangstellende of deelnemende leveranciers gelijk zijn.
Minimumtermijnen
2. Wanneer een aanbestedende dienst gebruik maakt van voorafgaande selectie, mag de termijn voor de indiening van verzoeken tot deelname in beginsel niet minder dan 25 dagen vanaf de datum van publicatie van het bericht van aanbesteding bedragen. Wanneer als gevolg van een door de aanbestedende dienst naar behoren gemotiveerde urgente situatie een dergelijke termijn onhaalbaar is, mag deze worden bekort tot ten minste tien dagen.
3. Tenzij de leden 4, 5, 7 en 8 van toepassing zijn, mag de minimumtermijn voor de indiening van inschrijvingen niet minder bedragen dan 40 dagen vanaf de datum waarop:
a) in het geval van een openbare aanbesteding, het bericht van aanbesteding is gepubliceerd; of
b) bij aanbesteding met voorafgaande selectie, de aanbestedende dienst de leveranciers heeft meegedeeld dat zij worden uitgenodigd in te schrijven, ongeacht of een lijst voor veelvuldig gebruik wordt toegepast.
4. aanbestedende diensten mogen de in lid 3 genoemde termijn voor de inschrijving verkorten tot ten minste tien
dagen, indien:
a) de aanbestedende dienst in overeenstemming met artikel 124, lid 4, ten minste 40 dagen maar niet meer dan twaalf maanden vóór de publicatie van het bericht van aanbesteding, een aankondiging van geplande aanbestedingen heeft gepubliceerd, waarin de volgende gegevens zijn opgenomen:
i) een omschrijving van de opdracht;
ii) bij benadering de uiterste data voor de indiening van inschrijvingen of verzoeken tot deelname;
iii) een verklaring dat de belangstellende leveranciers hun belangstelling voor de opdracht aan de aanbestedende dienst kenbaar moeten maken;
iv) het adres waar documenten met betrekking tot de opdracht kunnen worden opgevraagd; en
v) zoveel van de in artikel 124, lid 2, gespecificeerde informatie die vereist is voor het bericht van aanbesteding als beschikbaar is;
b) de aanbestedende dienst, in het geval van herhaalde opdrachten, in een eerste bericht van aanbesteding aangeeft dat in volgende berichten termijnen voor inschrijving zullen worden vermeld overeenkomstig dit lid; of
c) de in lid 3 genoemde termijn als gevolg van een door de aanbestedende dienst naar behoren gemotiveerde urgente situatie onhaalbaar is.
5. aanbestedende diensten mogen de in lid 3 genoemde termijn voor de inschrijving met zeven dagen verkorten in
elk van de volgende situaties:
a) het bericht van aanbesteding wordt elektronisch gepubliceerd;
b) het gehele aanbestedingsdossier is elektronisch beschikbaar vanaf de datum van publicatie van het bericht van aanbesteding; en
c) de aanbestedende dienst aanvaardt elektronische inschrijvingen.
6. Toepassing van de bepalingen lid 5, in combinatie met lid 4, mag in geen geval leiden tot een verkorting van de in lid 3 bepaalde termijn voor het indienen van een inschrijving tot minder dan zeven dagen vanaf de datum van publicatie van het bericht van aanbesteding.
7. Niettegenstaande andere bepalingen van dit artikel mag een aanbestedende dienst bij de aankoop van commerciële goederen of diensten of een combinatie daarvan, de in lid 3 genoemde termijn voor de indiening van inschrijvingen verkorten tot ten minste 13 dagen, op voorwaarde dat de aanbestedende dienst op hetzelfde tijdstip zowel het bericht van aanbesteding als het volledige aanbestedingsdossier in elektronische vorm publiceert. Wanneer de aanbestedende dienst bovendien elektronische inschrijvingen voor deze commerciële goederen of diensten aanvaardt, mag hij de in lid 3 genoemde termijn verkorten tot ten minste zeven dagen.
8. Indien een onder deel 3 van bijlage III vallende aanbestedende dienst alle of een beperkt aantal erkende leveranciers heeft geselecteerd, kan de termijn voor de indiening van een inschrijving in onderling overleg tussen de aanbestedende dienst en de geselecteerde leveranciers worden vastgesteld. Indien geen overeenstemming wordt bereikt, dient de termijn ten minste zeven dagen te bedragen.
Artikel 129
Aanbesteding op basis van onderhandelingen
1. Een partij kan bepalen dat haar aanbestedende diensten onderhandelingen kunnen voeren:
a) als de aanbestedende dienst het voornemen daartoe heeft vermeld in het overeenkomstig artikel 124, lid 2, vereiste bericht van aanbesteding; of
b) als bij de beoordeling blijkt dat geen van de inschrijvingen duidelijk het voordeligst is volgens de in het bericht of in het aanbestedingsdossier vermelde specifieke evaluatiecriteria.
2. aanbestedende diensten:
a) zien erop toe dat iedere uitsluiting van leveranciers tijdens onderhandelingen plaatsvindt in overeenstemming met de in het bericht van aanbesteding of het aanbestedingsdossier vermelde evaluatiecriteria; en
b) stellen, wanneer de onderhandelingen zijn afgesloten, voor alle resterende leveranciers een gelijke termijn vast voor de indiening van een nieuwe of herziene inschrijving.
Artikel 130
Onderhandse aanbesteding
1. Mits zij deze bepaling niet toepassen met het oogmerk de mededinging tussen leveranciers te verhinderen of op een wijze waardoor leveranciers van de andere partij worden gediscrimineerd of binnenlandse leveranciers worden beschermd, kunnen aanbestedende diensten gebruikmaken van onderhandse aanbesteding en besluiten de artikelen 124, 125, 126, 127 (leden 7 tot en met 11), 128, 129, 131 en 132 niet toe te passen, maar uitsluitend in de volgende omstandigheden:
a) op voorwaarde dat de vereisten van het aanbestedingsdossier niet wezenlijk worden gewijzigd, in het geval dat:
i) geen inschrijvingen zijn ingediend of geen leveranciers om deelname hebben verzocht;
ii) geen inschrijvingen zijn ingediend die aan de essentiële eisen van het aanbestedingsdossier voldoen;
iii) geen leveranciers aan de voorwaarden voor deelname voldoen; of
iv) de ingediende inschrijvingen onderling zijn afgestemd;
b) indien de goederen of diensten slechts door een bepaalde leverancier kunnen worden geleverd en er geen redelijk alternatief of substituut bestaat vanwege een van de volgende redenen:
i) de opdracht betreft een kunstwerk;
ii) de bescherming van octrooien, auteursrechten of andere exclusieve rechten; of
iii) de afwezigheid van concurrentie om technische redenen;
c) voor aanvullende leveringen, door de oorspronkelijke leverancier, van goederen en diensten die niet in de oorspron kelijke opdracht waren opgenomen, indien verandering van leverancier voor de aanvullende goederen of diensten:
i) niet mogelijk is om economische of technische redenen, zoals wanneer de aanvullende producten of diensten uitwisselbaar of interoperabel moeten zijn met bestaande uitrusting, software, diensten of installaties die in het kader van de oorspronkelijke opdracht zijn verworven; en
ii) tot aanzienlijk ongemak of aanzienlijke kostenstijgingen zou leiden voor de aanbestedende dienst;
d) in strikt noodzakelijke gevallen, wanneer de goederen of diensten om uiterst dringende redenen, wegens gebeurte nissen die door de aanbestedende dienst niet konden worden voorzien, niet tijdig kunnen worden verkregen door middel van openbare aanbesteding of aanbesteding met voorafgaande selectie;
e) voor goederen die op een grondstoffenmarkt worden aangekocht;
f) wanneer een aanbestedende dienst een prototype of een nieuw product of een nieuwe dienst aanschaft die op zijn verzoek tijdens de uitvoering van een specifieke opdracht inzake onderzoek, proefneming, studie of oorspronkelijke ontwikkeling ten behoeve van die opdracht is ontwikkeld. De originele ontwikkeling van een eerste product of dienst kan een beperkte productie of levering omvatten om de resultaten van veldproeven te incorporeren en te demonstreren dat het product of de dienst geschikt is voor productie of levering in grotere hoeveelheden volgens aanvaardbare kwaliteitsnormen, maar omvat geen serieproductie of levering om commerciële levensvatbaarheid te bereiken of onderzoeks- en ontwikkelingskosten te recupereren;
g) voor aankopen onder uitzonderlijk voordelige voorwaarden die alleen op zeer korte termijn ontstaan in het geval van ongebruikelijke verkopen, zoals bij liquidatie, curatele of faillissement, maar niet bij normale aankopen bij normale leveranciers; of
h) in het geval van opdrachten die worden gegund aan de winnaar van een prijsvraag, mits:
i) die prijsvraag is georganiseerd op een wijze die verenigbaar is met de beginselen van dit hoofdstuk, met name met betrekking tot de publicatie van een bericht van aanbesteding; en
ii) de inzendingen worden beoordeeld door een onafhankelijke jury met het oog op de gunning van een ontwerpop dracht aan de maker van de winnende inzending.
2. aanbestedende diensten stellen een verslag op over elk contract dat in het kader van lid 1 wordt gegund. Dit
verslag vermeldt de naam van de aanbestedende dienst, de waarde en het soort aangeschafte goederen of diensten, en bevat tevens een verklaring met daarin een vermelding van de in lid 1 beschreven omstandigheden en voorwaarden die deze procedure rechtvaardigden.
Artikel 131
Elektronische veilingen
1. aanbestedende diensten kunnen gebruikmaken van een elektronische veiling.
2. Bij openbare en onderhandse aanbestedingen en procedures op basis van onderhandelingen kan de aanbestedende dienst beslissen dat de gunning van de opdracht wordt voorafgegaan door een elektronische veiling, indien nauwkeurige specificaties voor de opdracht kunnen worden opgesteld.
De elektronische veiling heeft betrekking op:
a) hetzij alleen de prijzen wanneer de opdracht wordt gegund op basis van de laagste prijs; of
b) hetzij de prijzen en/of de nieuwe waarde van de elementen van de inschrijvingen zoals aangegeven in het bestek, wanneer de opdracht wordt gegund aan de voordeligste inschrijving.
3. als een aanbestedende dienst beslist gebruik te maken van een elektronische veiling, moet dit worden vermeld in
het bericht van aanbesteding.
Het bestek bevat onder andere de volgende informatie:
a) de elementen waarvan de waarde het voorwerp is van de elektronische veiling, voor zover deze elementen kwantifi ceerbaar zijn en kunnen worden uitgedrukt in cijfers of procenten;
b) de eventuele limieten van de waarden die kunnen worden ingediend, zoals voortvloeiend uit de specificaties van de opdracht;
c) de informatie die tijdens de elektronische veiling ter beschikking van de inschrijvers zal worden gesteld en, in voorkomend geval, het tijdstip waarop;
d) relevante informatie betreffende het verloop van de elektronische veiling;
e) de voorwaarden waaronder de inschrijvers een bod kunnen doen en met name de minimumverschillen die in voorkomend geval voor de biedingen vereist zijn;
f) relevante informatie betreffende het gebruikte elektronische systeem en de nadere technische bepalingen en specifi caties voor de verbinding.
4. alvorens over te gaan tot de elektronische veiling, voert de aanbestedende dienst een eerste volledige beoordeling
uit van de inschrijvingen aan de hand van het/de vastgestelde gunningscriterium/a en de weging daarvan. alle
inschrijvers die een aan de eisen beantwoordende inschrijving hebben ingediend, worden tegelijkertijd elektronisch uitgenodigd nieuwe prijzen en/of nieuwe waarden in te dienen; deze uitnodiging bevat alle relevante informatie voor de individuele verbinding met het gebruikte elektronische systeem en preciseert de datum en het aanvangsuur van de elektronische veiling. De elektronische veiling kan in een aantal opeenvolgende fasen verlopen. De elektronische veiling kan op zijn vroegst twee werkdagen na de datum van verzending van de uitnodigingen beginnen.
5. Wanneer de opdracht wordt gegund aan de voordeligste inschrijving, moet bij de uitnodiging het resultaat van de volledige beoordeling van de inschrijving van de betrokken inschrijver worden gevoegd. De uitnodiging vermeldt tevens de wiskundige formule die tijdens de elektronische veiling de automatische herklasseringen op basis van de ingediende nieuwe prijzen en/of nieuwe waarden bepaalt. In deze formule moet het relatieve gewicht zijn verwerkt dat aan alle vastgestelde criteria is toegekend om de voordeligste inschrijving te bepalen, zoals dat in de aankondiging van de opdracht of het bestek is aangegeven; daartoe moeten eventuele marges vooraf in een bepaalde waarde worden uitgedrukt.
6. Tijdens elke fase van de elektronische veiling deelt de aanbestedende dienst ogenblikkelijk aan alle inschrijvers ten minste de informatie mee die de inschrijvers de mogelijkheid biedt op elk moment hun respectieve klassering te kennen. De aanbestedende dienst kan ook andere informatie betreffende andere ingediende prijzen of waarden meedelen, mits dit in de specificaties is vermeld. De aanbestedende dienst kan tevens op ieder ogenblik meedelen hoeveel inschrijvers aan die fase van de veiling deelnemen. In geen enkele fase van de elektronische veiling mag evenwel de identiteit van de inschrijvers bekend worden gemaakt.
7. De aanbestedende dienst kan de elektronische veiling op één of meer van de onderstaande wijzen afsluiten:
a) in de uitnodiging tot deelname aan de veiling wordt een vooraf vastgestelde datum en een vooraf vastgesteld tijdstip voor de sluiting vermeld;
b) op het moment dat geen nieuwe prijzen of waarden meer worden ontvangen die beantwoorden aan de vereisten betreffende de minimumverschillen. In dat geval preciseert de aanbestedende dienst in de uitnodiging tot deelname aan de veiling de termijn die na ontvangst van de laatste aanbieding in acht wordt genomen alvorens de veiling wordt gesloten;
c) wanneer alle fasen van de veiling die in de uitnodiging tot deelname aan de veiling zijn vermeld, zijn doorlopen.
8. Wanneer de aanbestedende dienst heeft besloten de elektronische veiling overeenkomstig lid 7, onder c), af te sluiten, in voorkomend geval in combinatie met het bepaalde onder b), wordt in de uitnodiging tot deelname aan de veiling het tijdschema voor elke fase van de veiling vermeld.
9. Na sluiting van de elektronische veiling gunt de aanbestedende dienst de opdracht overeenkomstig artikel 132, op basis van de resultaten van de elektronische veiling.
10. aanbestedende diensten mogen geen misbruik maken van de methode van de elektronische veiling, noch mogen
zij de methode gebruiken om de mededinging te beletten, te beperken of te vervalsen of om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van de opdracht zoals omschreven in het bericht van aanbesteding en zoals vastgelegd in het bestek.
Artikel 132
Behandeling van inschrijvingen en gunning van opdrachten
Behandeling van inschrijvingen
1. De aanbestedende dienst neemt bij het ontvangen, openen en behandelen van inschrijvingen procedures in acht die garanderen dat het aanbestedingsproces eerlijk en onpartijdig verloopt en de inschrijvingen vertrouwelijk worden behandeld.
2. Indien een inschrijving door de aanbestedende dienst pas na het verstrijken van de vastgestelde termijn wordt ontvangen, mag de betrokken leverancier daarvan geen nadelige gevolgen ondervinden indien de vertraging uitsluitend te wijten is aan onjuiste afhandeling door de aanbestedende dienst.
3. Indien de aanbestedende dienst een leverancier de gelegenheid biedt om tussen de opening van de inschrijvingen en de gunning van de opdracht onbedoelde vormfouten te corrigeren, biedt de aanbestedende dienst alle deelnemende leveranciers daartoe de gelegenheid.
Gunning van opdrachten
4. Om voor gunning in aanmerking te komen, moet een inschrijving schriftelijk worden ingediend, bij de opening voldoen aan de essentiële vereisten die in het bericht van aanbesteding en het aanbestedingsdossier zijn opgenomen, en afkomstig zijn van een leverancier die aan de voorwaarden voor deelname voldoet.
5. Tenzij de aanbestedende dienst besluit dat het niet in het openbaar belang is de opdracht te plaatsen, gunt hij de opdracht aan de leverancier die volgens de bevindingen van de aanbestedende dienst in staat is de voorwaarden van de opdracht te vervullen en van wie de inschrijving, beoordeeld aan de hand van de in het bericht van aanbesteding of in het aanbestedingsdossier vermeld evaluatiecriteria:
a) de voordeligste is; of
b) wanneer de prijs het enige criterium is, de laagste prijs biedt.
6. Wanneer de aanbestedende dienst een inschrijving ontvangt met een prijs die in verhouding tot de andere inschrij vingen abnormaal laag is, kan zij inlichtingen inwinnen bij de inschrijver om zich ervan te vergewissen dat deze aan de voorwaarden voor deelname voldoet en in staat is de opdracht volgens de gestelde voorwaarden tot een goed einde te brengen.
7. Het is de aanbestedende dienst niet toegestaan gebruik te maken van opties, een aanbesteding te annuleren of gegunde opdrachten te wijzigen op een wijze die in strijd is met zijn verplichtingen in het kader van dit hoofdstuk.
Artikel 133
Transparantie
Kennisgeving aan leveranciers
1. aanbestedende diensten stellen de deelnemende leveranciers onverwijld in kennis van besluiten aangaande de
xxxxxxx van een opdracht en doen dat desgevraagd schriftelijk. Met inachtneming van artikel 134, leden 2 en 3, stelt de aanbestedende dienst een afgewezen leverancier op diens verzoek in kennis van de redenen voor de afwijzing van zijn inschrijving en van de relatieve voordelen van de inschrijving van de gekozen leverancier.
Publicatie van informatie over de gunning
2. Uiterlijk 72 dagen na de gunning van een opdracht die onder dit hoofdstuk valt, publiceert de aanbestedende dienst een bericht in het geëigende gedrukte of elektronische medium als vermeld in deel 2 van bijlage IV bij deze overeenkomst. Indien het bericht alleen in een elektronische medium wordt gepubliceerd, moet de informatie gedurende een redelijke termijn gemakkelijk toegankelijk blijven. Het bericht moet ten minste de volgende gegevens bevatten:
a) een beschrijving van de aangeschafte goederen of diensten;
b) de naam en het adres van de aanbestedende dienst;
c) de naam en het adres van de leverancier aan wie de opdracht is gegund;
d) het bedrag van de geselecteerde inschrijving of de hoogste en de laagste inschrijving die bij de gunning in overweging zijn genomen;
e) de datum van gunning; en
f) de gebruikte aanbestedingsmethode, en in geval van onderhandse aanbesteding overeenkomstig artikel 130, een beschrijving van de omstandigheden die deze procedure rechtvaardigden.
Bewaren van documentatie, verslagen en elektronische traceerbaarheid
3. Een aanbestedende dienst bewaart gedurende ten minste drie jaar vanaf de datum waarop hij een opdracht plaatst:
a) de documentatie en verslagen betreffende aanbestedingsprocedures en gunningen in verband met opdrachten die onder deze overeenkomst vallen, met inbegrip van de op grond van artikel 130 vereiste verslagen; en
b) gegevens die waarborgen dat het verloop van de onder dit hoofdstuk vallende opdracht via elektronische middelen naar behoren traceerbaar is.
Artikel 134
Openbaarmaking van informatie
Verstrekking van informatie aan partijen
1. Indien de andere partij daarom verzoekt, verstrekt een partij onverwijld alle informatie die nodig is om te bepalen of de aanbesteding eerlijk, onpartijdig en overeenkomstig dit hoofdstuk is verlopen, met inbegrip van informatie over de kenmerken en relatieve voordelen van de inschrijving van de gekozen leverancier. Wanneer het bekendmaken van dergelijke informatie de mededinging bij latere aanbestedingen zou verstoren, wordt deze informatie door de partij die haar ontvangt pas vrijgegeven na overleg met en instemming van de partij die de informatie heeft verstrekt.
Informatie die niet openbaar wordt gemaakt
2. Niettegenstaande andere bepalingen van dit hoofdstuk verstrekt een partij, met inbegrip van haar aanbestedende diensten, aan geen enkele leverancier informatie die afbreuk zou kunnen doen aan de eerlijke mededinging tussen leveranciers.
3. Niets in dit hoofdstuk mag zodanig worden uitgelegd dat een partij, met inbegrip van haar aanbestedende diensten, autoriteiten en toetsingsinstanties, verplicht wordt vertrouwelijke informatie openbaar te maken indien openbaarmaking:
a) de rechtshandhaving zou bemoeilijken;
b) de eerlijke mededinging tussen leveranciers zou kunnen schaden;
c) de legitieme handelsbelangen van bepaalde personen, met inbegrip van de bescherming van de intellectuele eigendom, zou schaden; of
d) anderszins in strijd zou zijn met het openbaar belang.
Artikel 135
Binnenlandse toetsingsprocedures
1. Elke partij voorziet in een passende, effectieve, transparante en niet-discriminatoire procedure voor bestuurlijke of rechterlijke toetsing, waarmee een leverancier die belang heeft of heeft gehad bij een onder dit hoofdstuk vallende overheidsopdracht bezwaar of beroep kan aantekenen tegen:
a) een inbreuk op dit hoofdstuk; of
b) niet-naleving van de maatregelen die een partij tot uitvoering van dit hoofdstuk heeft ingesteld, indien de leverancier overeenkomstig het interne recht van de partij niet rechtstreeks bezwaar of beroep kan aantekenen tegen een inbreuk op dit hoofdstuk.
2. De procedureregels voor alle bezwaar- en beroepsprocedures ingevolge lid 1 worden op schrift gesteld en openbaar gemaakt.
3. Indien een leverancier in het kader van een aanbestedingsprocedure waarbij hij een belang heeft of heeft gehad een klacht indient wegens inbreuk of niet-naleving als bedoeld in lid 1, moedigt de betrokken partij haar aanbestedende dienst en de leverancier aan het geschil door overleg te beslechten. De aanbestedende dienst neemt dergelijke klachten tijdig en onbevooroordeeld in beraad op een wijze die geen afbreuk doet aan de deelname van de leverancier aan lopende of toekomstige aanbestedingen of aan diens recht om door middel van de procedure voor bestuurlijke of rechterlijke toetsing corrigerende maatregelen te verkrijgen.
4. Iedere leverancier krijgt voldoende tijd om een bezwaar of beroep voor te bereiden en in te dienen; deze termijn is ten minste tien dagen vanaf het tijdstip waarop de grond voor het bezwaar of beroep voor de leverancier bekend is geworden of redelijkerwijs bekend had kunnen worden.
5. Door elke partij wordt ten minste één onpartijdige en van de aanbestedende diensten onafhankelijke bestuurlijke of rechterlijke instantie ingesteld of aangewezen om een bezwaar of beroep door een leverancier in het kader van een onder dit hoofdstuk vallende aanbesteding te ontvangen en te beoordelen.
6. Indien een bezwaar of beroep in eerste aanleg wordt beoordeeld door een andere instantie dan een van de in lid 5 bedoelde instanties, ziet de partij erop toe dat de leverancier tegen de oorspronkelijke beslissing beroep kan instellen bij een onpartijdige bestuurlijke of rechterlijke instantie die onafhankelijk is van de aanbestedende dienst die de aanbesteding heeft uitgeschreven waarop het bezwaar of beroep betrekking heeft.
7. Elke partij waarborgt dat, indien het een niet-rechterlijke beroepsinstantie betreft, hoger beroep bij een rechterlijke instantie mogelijk is of de regels inzake procesvoering bepalen dat:
a) de aanbestedende dienst schriftelijk op het bezwaar reageert en alle relevante documenten aan de beroepsinstantie ter beschikking stelt;
b) de partijen bij de procedure het recht hebben te worden gehoord alvorens de beroepsinstantie een beslissing neemt over het beroep;
c) de partijen bij de procedure het recht hebben zich te laten vertegenwoordigen en vergezellen;
d) de partijen bij de procedure toegang hebben tot alle zittingen in het kader van de procedure;
e) de partijen bij de procedure het recht hebben te verzoeken dat de procedure in het openbaar plaatsvindt en dat getuigen mogen worden voorgesteld; en
f) de beroepsinstantie haar beslissingen of aanbevelingen tijdig schriftelijk uitvaardigt en deze in alle gevallen van een motivering voorziet.
8. Elke partij stelt procedures in, of handhaaft deze, die voorzien in:
a) snelle voorlopige maatregelen die de mogelijkheid van de leverancier om aan de aanbesteding deel te nemen in stand houden; en
b) corrigerende maatregelen of compensatie voor het geleden verlies of de geleden schade, indien de beroepsinstantie heeft bepaald dat inbreuk of niet-nakoming als bedoeld in lid 1 heeft plaatsgevonden; deze corrigerende maatregelen of compensatie kunnen beperkt blijven tot de voor het opstellen van de inschrijving en/of het indienen van het bezwaar of beroep gemaakte kosten.
9. De in lid 8, onder a), bedoelde snelle voorlopige maatregelen kunnen aanleiding geven tot schorsing van de aanbestedingsprocedure. In de in lid 8 bedoelde procedures kan worden bepaald dat bij de beslissing over het al dan niet toepassen van dergelijke maatregelen rekening mag worden gehouden met mogelijke zware negatieve gevolgen voor de belangen die op het spel staan, waaronder het openbaar belang. De rechtmatige redenen om geen maatregelen te nemen, moeten schriftelijk worden aangegeven.
Artikel 136
Wijziging en rectificatie van het toepassingsgebied
1. Een partij mag een wijziging of rectificatie voorstellen van de op die partij betrekking hebbende elementen van bijlage III bij deze overeenkomst.
Wijzigingen
2. Een partij die een wijziging voorstelt:
a) stelt de andere partij daarvan schriftelijk in kennis; en
b) doet in die kennisgeving een voorstel voor passende compenserende aanpassingen voor de andere partij om het toepassingsgebied op een niveau te houden dat vergelijkbaar is met dat van vóór de wijziging.
3. Niettegenstaande lid 2, onder b), hoeft een partij niet in compenserende aanpassingen te voorzien indien:
a) de wijziging een verwaarloosbaar effect heeft; of
b) de wijziging betrekking heeft op een dienst waarover de partij daadwerkelijk haar zeggenschap of invloed heeft beëindigd.
4. De andere partij wordt geacht, ook voor de toepassing van hoofdstuk 14 (Geschillenbeslechting) van deze titel, met de wijziging in te stemmen, tenzij zij binnen 45 dagen na ontvangst van de in lid 2, onder a), bedoelde kennisgeving schriftelijk bezwaar maakt omdat:
a) een overeenkomstig lid 2, onder b), voorgestelde aanpassing voldoende is om het overeengekomen toepassingsgebied op een vergelijkbaar niveau te houden;
b) de wijziging een verwaarloosbaar effect heeft overeenkomstig lid 3, onder a); of
c) de wijziging betrekking heeft op een dienst waarover de partij daadwerkelijk haar zeggenschap of invloed heeft beëindigd, zoals bedoeld in lid 3, onder b).
Rectificaties
5. De volgende wijzigingen van de delen 1 tot en met 3 van bijlage III bij deze overeenkomst worden beschouwd als een rectificatie, mits zij het volgens dit hoofdstuk overeengekomen toepassingsgebied niet aantasten:
a) wijziging van de naam van een entiteit;
b) fusie tussen twee of meer entiteiten die in hetzelfde deel van bijlage III worden genoemd; en
c) splitsing van een entiteit in twee of meer entiteiten, mits alle nieuwe entiteiten worden opgenomen in hetzelfde deel van bijlage III als waar de oorspronkelijke entiteit was opgenomen.
6. De partij die een rectificatie voorstelt, stelt de andere partij daarvan om de twee jaar in kennis, vanaf de datum waarop deze titel van toepassing wordt (1).
7. Een partij kan binnen 45 dagen na ontvangst van de in lid 6 bedoelde kennisgeving bij de andere partij bezwaar aantekenen tegen een voorgestelde rectificatie. Bij het indienen van het bezwaar moeten de redenen worden vermeld waarom de voorgestelde rectificatie geen wijziging zou zijn in de zin van lid 5 en moet worden beschreven welk effect de voorgestelde rectificatie zou hebben op het overeengekomen toepassingsgebied. Indien een dergelijk bezwaar niet binnen 45 dagen na ontvangst van de kennisgeving is ingediend, wordt de partij geacht met de voorgestelde rectificatie in te stemmen.
Het Samenwerkingscomité
8. als binnen de in de leden 4 en 7 genoemde periode geen bezwaar is ingediend tegen een voorgestelde wijziging of
rectificatie, past het Samenwerkingscomité bijlage III bij deze overeenkomst aan de wijziging of rectificatie aan. De wijziging of rectificatie wordt van toepassing op de dag na afloop van de in de leden 4 en 7 genoemde periode.
9. als een bezwaar is ingediend tegen een voorgestelde wijziging of rectificatie, bespreekt het Samenwerkingscomité
de kwestie. Het Samenwerkingscomité kan besluiten de wijziging of rectificatie goed te keuren en bijlage III bij de overeenkomst dienovereenkomstig te wijzigen.
Artikel 137
Overgangsperiode
Dit hoofdstuk wordt van toepassing vijf jaar na de datum waarop deze titel van toepassing wordt. Voor de in deel 4 van bijlage III genoemde goederen en voor de onder deel 6 van bijlage III vallende diensten, wordt dit hoofdstuk van toepassing acht jaar na de datum waarop deze titel van toepassing wordt.
(1) De Europese Unie wordt geacht aan deze verplichting te hebben voldaan indien zij de Republiek Kazachstan in kennis stelt van rectifi caties binnen de kennisgevingscyclus in het kader van de WTO-overeenkomst inzake overheidsopdrachten.
HOOFDSTUK 9
Grondstoffen en energie
Artikel 138
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a) „grondstoffen”: substanties die worden gebruikt voor de vervaardiging van industrieproducten, met uitzondering van energiegoederen, verwerkte visserijproducten of landbouwproducten, maar met inbegrip van natuurlijke rubber, huiden en vellen, hout en houtpulp, zijde, wol, katoen en andere plantaardige producten voor de textielproductie;
b) „energiegoederen”: op basis van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen van de Werelddouaneorganisatie („GS”) en de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie: aardgas, vloeibaar aardgas, vloeibaar petroleumgas (LPG) (GS 27.11), elektriciteit (GS 27.16), ruwe olie en olieproducten (GS 27.09-
27.10 en 27.13-27.15) en steenkool en andere vaste brandstoffen (GS 27.01-27.04);
c) „vennootschap”: een rechtsentiteit die een commerciële organisatie is onder de jurisdictie of zeggenschap van een van de partijen, bijvoorbeeld, maar niet beperkt tot een kapitaalvennootschap, trust, personenvennootschap, joint venture of vereniging;
d) „dienstverlener”: een dienstverlener zoals gedefinieerd in artikel 40, onder q);
e) „maatregel”: een maatregel zoals gedefinieerd in artikel 40, onder a);
f) „vervoer”: transmissie en distributie van energiegoederen via pijpleidingen voor olie en olieproducten en hogedruk- gaspijpleidingen, hoogspanningsnetwerken en -lijnen, spoorwegen, wegen en andere faciliteiten voor het vervoer van energiegoederen;
g) „ongeoorloofde toe-eigening”: alle activiteiten bestaande in de wederrechtelijke toe-eigening van energiegoederen uit transmissiepijpleidingen voor olie en olieproducten en hogedruk-gaspijpleidingen, hoogspanningsnetwerken en
-lijnen, spoorwegen, wegen en andere faciliteiten voor het vervoer van energiegoederen;
h) „noodsituatie”: een situatie waardoor een aanzienlijke verstoring of een fysieke onderbreking van de levering van aardgas, olie of elektriciteit tussen de Europese Unie en de Republiek Kazachstan wordt veroorzaakt, ook bij levering die via derde landen verloopt en bij een uitzonderlijk grote vraag naar energiegoederen binnen de Europese Unie of de Republiek Kazachstan, waarbij marktmaatregelen niet voldoende zijn en aanvullende niet op de markt gebaseerde maatregelen noodzakelijk zijn;
i) „vereiste inzake plaatselijke inbreng”:
i) voor goederen, het vereiste dat een onderneming goederen van binnenlandse oorsprong of herkomst koopt of gebruikt, ongeacht of daarbij wordt aangegeven om welke specifieke producten of hoeveelheid of waarde het gaat of een verband wordt gelegd met de omvang of de waarde van de plaatselijke productie;
ii) voor diensten, het vereiste dat de keuze van de dienstverlener of de geleverde dienst beperkt ten nadele van diensten of dienstverleners van de andere partij;
j) „overheidsbedrijf”: een onderneming die betrokken is bij commerciële activiteiten en waarvan de centrale of subcentrale overheid van een partij, rechtstreeks of onrechtstreeks, in het bezit is van 50 % of meer van het geplaatste kapitaal of van de stemmen die verbonden zijn aan de door de onderneming uitgegeven aandelen;
k) „rechtspersoon”: een rechtspersoon zoals gedefinieerd in artikel 40, onder d);
l) „rechtspersoon van een partij”: een rechtspersoon van een partij zoals gedefinieerd in artikel 40, onder e).
Artikel 139
Prijsregulering
1. Indien de prijs van grondstoffen of energiegoederen voor industriële gebruikers wordt gereguleerd door de overheid van een partij, streven de partijen naar een prijs die de kosten dekt en redelijke winst toelaat.
2. als de prijs van grondstoffen of energiegoederen op de binnenlandse markt verschilt van de uitvoerprijs voor
hetzelfde product, verstrekt de partij van uitvoer, op verzoek van de andere partij, een verklaring voor het verschil, die niet mag bestaan in vervoerkosten en uitvoerheffingen.
Artikel 140
Handels- en uitvoermonopolies
De partijen vestigen noch handhaven een handels- of uitvoermonopolie voor grondstoffen of energiegoederen, behalve indien een partij gebruik wenst te maken van haar prioritaire recht (voorkooprecht) op de aankoop van ruw en droog gas en goud.
Artikel 141
Toegang tot en recht van prospectie, exploratie of productie van koolwaterstoffen (ruwe olie en aardgas)
1. Niets in deze overeenkomst vormt een aantasting van de soevereiniteit van de partijen overeenkomstig het interna tionale recht ten aanzien van de koolwaterstoffen die zich binnen hun grondgebied en hun binnen-, archipel- en territoriale wateren bevinden, of van de soevereine rechten om zich binnen hun exclusieve economische zone en het continentale plat bevindende koolwaterstoffen te exploreren en te exploiteren.
2. De partijen behouden het recht te bepalen welke gebieden binnen hun grondgebied, binnen-, archipel- en territoriale wateren, exclusieve economische zone en continentale plat worden opengesteld voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen.
3. Wanneer een partij een soeverein besluit neemt als bedoeld in lid 2, zorgt elke partij ervoor dat de ondernemingen van de andere partij niet worden gediscrimineerd met betrekking tot de toegang tot en het recht van prospectie, exploratie en productie van koolwaterstoffen, mits de desbetreffende onderneming als rechtspersoon is gevestigd op het grondgebied van de partij die de toegang verleent.
4. Elke partij kan van een onderneming waaraan een vergunning is verleend voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen, verlangen dat zij een tegenwaarde in geld of in de vorm van koolwaterstoffen betaalt.
5. De partijen nemen de maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat licenties of andere vergunningen op grond waarvan een onderneming het recht van prospectie, exploratie en productie van koolwaterstoffen kan uitoefenen, worden verleend volgens een vooraf bekendgemaakte procedure of een aankondiging waarbij potentiële belangstellenden worden uitgenodigd een aanvraag voor een vergunning in te dienen. In deze aankondiging moeten de soort licentie of vergunning, het desbetreffende geografische gebied en de voorgestelde datum of tijdslimiet voor het verlenen van de licentie of vergunning worden gespecificeerd.
6. De leden 3 tot en met 5 doen geen afbreuk aan het recht van een overheidsbedrijf om toegang tot en het recht van prospectie, exploratie en productie van koolwaterstoffen te verkrijgen door middel van rechtstreekse onderhandelingen met haar partij. Wanneer een dergelijk overheidsbedrijf besluit zijn recht van prospectie, exploratie en productie van koolwaterstoffen geheel of gedeeltelijk over te dragen, zijn de verplichtingen van de leden 3 tot en met 5 van toepassing.
7. Ten aanzien van de vergunningsvoorwaarden en de procedure voor de vergunningverlening is artikel 53 van toepassing.
Artikel 142
Voorwaarden voor investeringen in grondstoffen en energiegoederen
Met het oog op het stimuleren van de investeringen in activiteiten in verband met prospectie, exploratie, extractie en mijnbouw met betrekking tot grondstoffen en energiegoederen mogen de partijen:
a) geen maatregelen vaststellen of handhaven die vereisten inzake plaatselijke inbreng bevatten voor producten, dienst verleners, investeerders of investeringen van de andere partij, tenzij anders bepaald in het protocol inzake de toetreding van de Republiek Kazachstan tot de WTO of in de GaTS-lijsten van verbintenissen van de Europese Unie en haar lidstaten;
b) geen maatregelen vaststellen of handhaven op grond waarvan een onderneming van de andere partij verplicht is intellectuele-eigendomsrechten over te dragen of te delen om producten of diensten te kunnen verkopen of te kunnen investeren op het grondgebied van die partij. Het staat de partijen vrij om over contracten te onderhandelen met investeerders die rechten in verband met prospectie, exploratie, extractie en mijnbouw met betrekking tot grondstoffen en energiegoederen wensen te verwerven, waarbij een dergelijke overdracht op vrijwillige basis, onder marktvoorwaarden en tegen marktprijs geschiedt.
Artikel 143
Doorvoer
1. De partijen nemen alle maatregelen die nodig zijn om de doorvoer van energiegoederen te vergemakkelijken, overeenkomstig het beginsel van vrije doorvoer en artikel 7, leden 1 en 3, van het Energiehandvestverdrag.
2. Elke partij verbiedt de ongeoorloofde toe-eigening, door een aan haar zeggenschap of jurisdictie onderworpen entiteit, van grondstoffen en energiegoederen die over haar grondgebied al dan niet in transit worden vervoerd, en neemt alle maatregelen die nodig zijn om dergelijke ongeoorloofde toe-eigening aan te pakken.
Artikel 144
Onderbreking
1. Elke partij neemt alle maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat exploitanten van de hoofdpijpleidingen en
-netwerken voor de doorvoer of het vervoer van energie:
a) het risico van onopzettelijke onderbreking, vermindering of stopzetting van de doorvoer en/of het vervoer minima liseren;
b) de normale doorvoer die of het normale vervoer dat onopzettelijk werd onderbroken, verminderd of stopgezet, zo spoedig mogelijk weer doorgang laten vinden.
2. Bij een geschil over een aangelegenheid waarbij de partijen dan wel een of meer aan de zeggenschap of jurisdictie van een van de partijen onderworpen entiteiten betrokken zijn, mag een partij over het grondgebied waarvan energie goederen worden doorgevoerd, vervoerd, ontvangen of opgeslagen in het kader van een vervoers- of doorvoerroute, dergelijke doorvoer, vervoer, ontvangst of opslag niet onderbreken of beperken en evenmin toestaan dat aan haar zeggenschap of jurisdictie onderworpen entiteiten zulks doen, behalve indien daarin expliciet is voorzien in een contract of andere overeenkomst inzake dergelijke doorvoer, vervoer, ontvangst of opslag, voordat een geschillenbeslechtingspro cedure in het kader van het desbetreffende contract is afgerond, dan wel de geschillenbeslechtingsprocedure van hoofdstuk 14 (Geschillenbeslechting) van deze titel voor de noodsituaties zoals gedefinieerd in artikel 138, onder h).
3. Een partij kan op grond van dit artikel niet aansprakelijk worden gesteld voor een onderbreking of beperking in geval van overmacht of wanneer zij ten gevolge van handelingen die aan een derde land of aan een aan de zeggenschap of jurisdictie van een derde land onderworpen entiteit kunnen worden toegerekend, niet in staat is energiegoederen te leveren of door te voeren.
Artikel 145
Toegang tot hoogspanningsnetwerken en -lijnen
1. Elke partij verleent de ondernemingen die als rechtspersoon zijn gevestigd op het grondgebied van de partij die de toegang verleent, niet-discriminerende toegang tot hoogspanningsnetwerken en -lijnen die geheel of gedeeltelijk eigendom zijn van of worden gereguleerd door de partij die de toegang verleent, met inachtneming van de capaciteit van bedoelde netwerken en lijnen. Deze toegang wordt op eerlijke en billijke wijze verdeeld.
2. Bij het toepassen van maatregelen inzake dergelijke transmissienetwerken en -lijnen zien de partijen erop toe dat de volgende beginselen in acht worden genomen:
a) alle wet- en regelgeving inzake toegang en vervoerstarieven zijn volledig transparant;
b) de maatregelen discrimineren niet met betrekking tot de oorsprong van de elektriciteitsproductie binnen hun grondgebied of de bestemming van de elektriciteit; en
c) de vervoerstarieven discrimineren niet tussen ondernemingen uit de Europese Unie en de Republiek Kazachstan.
Artikel 146
Regelgevende autoriteiten voor elektriciteit en gas
1. Elke partij wijst regelgevende autoriteiten aan en machtigt ze tot regulering van de elektriciteits- en de gasmarkt op hun respectieve grondgebied. Deze regelgevende autoriteiten zijn juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk van alle andere openbare autoriteiten of marktdeelnemers.
2. De besluiten die een regelgevende autoriteit neemt en de procedures die zij toepast, zijn onpartijdig ten aanzien van alle marktdeelnemers.
3. Een door een beslissing van een regelgevende autoriteit getroffen marktdeelnemer kan tegen die beslissing beroep aantekenen bij een beroepsinstantie. Indien deze beroepsinstantie niet onafhankelijk is van de bij dat besluit betrokken partijen of geen rechtscollege is, moeten haar beslissingen door een onpartijdige en onafhankelijke rechterlijke instantie kunnen worden getoetst. Beslissingen van de beroepsinstantie en de rechterlijke instantie moeten altijd schriftelijk worden gemotiveerd. De partijen waarborgen dat definitieve beslissingen van de beroepsinstantie, of van de rechterlijke instantie als die de finale instantie is, doeltreffend ten uitvoer worden gelegd.
Artikel 147
Hernieuwbare energie
1. Dit artikel is van toepassing op maatregelen die van invloed kunnen zijn op de handel en investeringen tussen de partijen met betrekking tot energieopwekking uit hernieuwbare niet-fossiele bronnen, zoals wind, zon en waterkracht, maar niet met betrekking tot de producten waaruit dergelijke energie wordt opgewekt.
2. Elke partij:
a) neemt noch handhaaft maatregelen die partnerschappen met plaatselijke ondernemingen verplicht stellen, tenzij deze partnerschappen om technische redenen noodzakelijk worden geacht en de partij die dergelijke maatregelen vaststelt of handhaaft, op verzoek van de andere partij het bestaan van deze technische redenen kan aantonen;
b) ziet erop toe dat in voorkomend geval de regels betreffende de vergunning-, certificering- en licentieprocedures, in het bijzonder met betrekking tot uitrusting, installaties en bijbehorende transmissienetwerkinfrastructuur, objectief, transparant en niet-willekeurig zijn en aanvragers uit de andere partij niet discrimineren;
c) ziet erop toe dat administratieve heffingen op hernieuwbare energie, zoals die welke moeten worden betaald door consumenten, planologen, architecten, bouwondernemingen, installateurs en leveranciers, transparant zijn en worden beperkt tot, bij benadering, de kosten van de verleende diensten;
d) ziet erop toe dat hoofdstuk 1 (Handel in goederen) van deze titel wordt toegepast op de invoer en het gebruik van goederen van oorsprong uit de andere partij en de levering van goederen door leveranciers van de andere partij;
e) ziet erop toe dat artikel 53 wordt toegepast op de verlening van diensten door leveranciers van de andere partij;
f) ziet erop toe dat de voorwaarden en procedures voor de verbinding met en toegang tot transmissienetwerken transparant zijn en niet leiden tot discriminatie van leveranciers van de andere partij of van uit hernieuwbare energie bronnen geproduceerde elektriciteit. De partijen nemen zien erop toe dat passende maatregelen worden genomen met betrekking tot netwerken en de markt om de belemmeringen voor uit hernieuwbare energiebronnen geprodu ceerde elektriciteit tot een minimum te beperken;
g) stelt noch handhaaft het vereiste dat:
i) een onderneming van de andere partij goederen koopt of gebruikt van binnenlandse oorsprong of herkomst van de partij die het vereiste stelt, ongeacht of daarbij wordt aangegeven om welke specifieke producten of hoeveelheid of waarde het gaat of een verband wordt gelegd met de omvang of de waarde van de plaatselijke productie; of
ii) de aankoop en het gebruik van ingevoerde producten door een onderneming worden beperkt tot een hoeveelheid die is gerelateerd aan de omvang of de waarde van de door deze onderneming uitgevoerde lokale producten.
3. Wanneer er internationale of regionale normen bestaan met betrekking tot uitrusting en systemen voor energieop wekking uit hernieuwbare en niet-fossiele bronnen, nemen de partijen deze normen, of de relevante onderdelen ervan, als basis voor hun technische voorschriften, tenzij deze internationale normen of de relevante onderdelen ervan ondoel treffend of ongeschikt zijn om de legitieme beoogde doelstellingen te verwezenlijken. Voor de toepassing van dit lid worden de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO) en de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) beschouwd als relevante internationale normalisatie-instellingen.
4. In voorkomend geval nemen de partijen bij het formuleren van op de productvereisten gebaseerde technische voorschriften de prestaties van het product, met inbegrip van de milieuprestaties ervan, als uitgangspunt, eerder dan het ontwerp of de beschrijving van het product.
5. Niets in dit artikel wordt uitgelegd als beletsel voor het vaststellen of handhaven door een partij van maatregelen die nodig zijn voor de veilige werking van de betrokken energienetten of de veiligheid van de energievoorziening, op voorwaarde dat dergelijke maatregelen niet zodanig worden toegepast dat zij een middel vormen tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen de producten, dienstverleners of investeerders van de partijen waar dezelfde omstandigheden gelden, of een verkapte beperking van de handel tussen de partijen.
Artikel 148
Samenwerking met betrekking tot grondstoffen en energiegoederen
1. Onverminderd de artikelen 204 tot en met 208 intensiveren de partijen hun samenwerking en bevorderen zij het wederzijds begrip op het gebied van de handel in grondstoffen en energiegoederen.
2. De partijen erkennen dat een gunstig klimaat voor buitenlandse directe investeringen in de productie van en handel in grondstoffen en energiegoederen het beste kan worden gecreëerd door de beginselen van transparantie en non- discriminatie te eerbiedigen en ervoor te zorgen dat de regels de handel niet verstoren. Meer algemeen bevordert een dergelijk klimaat een efficiënte toewijzing en benutting van grondstoffen en energiegoederen.
3. De samenwerking en de bevordering van wederzijds begrip hebben betrekking op bilaterale handelsvraagstukken, alsmede vraagstukken van wederzijds belang in verband met de internationale handel. Het kan daarbij gaan om handels verstoringen die van invloed zijn op de wereldmarkt, milieu- en ontwikkelingsvraagstukken die specifiek verband houden met de handel in grondstoffen en energiegoederen alsmede maatschappelijk verantwoord ondernemen overeen komstig internationaal erkende normen zoals de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en de OESO- richtsnoeren inzake zorgvuldigheidseisen voor verantwoorde bevoorradingsketens van bodemschatten uit door conflicten getroffen gebieden en risicogebieden. De samenwerking en de bevordering van wederzijds begrip hebben betrekking op de uitwisseling van gegevens en informatie over de regelgeving inzake de grondstoffen- en energiesector. Dit betekent niet dat de partijen verplicht zijn gegevens te verstrekken waarvan openbaarmaking naar hun oordeel tegen hun respectieve veiligheidsbelangen indruist.
4. Elke partij kan een verzoek indienen tot het organiseren van een ad-hocvergadering over grondstoffen en energie goederen of een ad-hocsessie daarover tijdens een vergadering van het Samenwerkingscomité. De bilaterale samenwerking kan daarnaast waar passend worden uitgebreid tot de relevante pluri- of multilaterale fora waaraan beide partijen deelnemen.
Artikel 149
Mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing
1. De partijen stellen een mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing in om praktische maatregelen vast te stellen tot voorkoming van en tot snelle reactie op een noodsituatie of een dreigende noodsituatie.
2. De partijen ondernemen gezamenlijk actie met het oog op:
a) vroegtijdige evaluatie van mogelijke risico's en problemen in verband met het aanbod van en de vraag naar aardgas, olie of elektriciteit; en
b) voorkoming van en snelle reactie op een noodsituatie of een dreigende noodsituatie.
3. Indien een van de partijen weet heeft van een noodsituatie of van een situatie die naar haar mening tot een noodsituatie zou kunnen leiden, stelt zij de andere partij daarvan zo snel mogelijk in kennis.
4. Voor de toepassing van dit artikel komen de partije overeen dat het lid van de Europese Commissie dat bevoegd is voor energie en de minister van Energie van de Republiek Kazachstan de verantwoordelijke instanties zijn.
5. Na een kennisgeving informeren de partijen elkaar over hun beoordeling van de situatie.
6. Binnen drie kalenderdagen na een kennisgeving kan elke partij om overleg verzoeken om:
a) een gemeenschappelijke beoordeling van de situatie uit te werken;
b) aanbevelingen te formuleren om de noodsituatie meester te worden en de gevolgen ervan tot een minimum te beperken;
c) een speciale stuurgroep in te stellen, die onder andere toezicht houdt op energiestromen op belangrijke punten in de betrokken infrastructuur.
7. De partijen werken in voorkomend geval samen met derde landen om de dreiging van een noodsituatie te elimineren of de noodsituatie meester te worden.
8. als de noodsituatie aanhoudt, kan elke partij een spoedprocedure voor geschillenbeslechting in gang zetten,
overeenkomstig het bijzondere mechanisme als beschreven in hoofdstuk 14 (Geschillenbeslechting) van deze titel.
9. De partijen onthouden zich vanaf het moment van kennisgeving van maatregelen die de noodsituatie zouden kunnen vergroten of verergeren, rekening houdend met de omstandigheden.
10. Een partij beroept zich bovendien in dergelijke procedures voor geschillenbeslechting niet op of voert daarin niet als bewijs aan:
a) standpunten die zijn ingenomen of voorstellen die zijn gedaan door de andere partij in de loop van de in dit artikel beschreven procedure; of
b) enige verklaring van de andere partij dat deze bereid is een oplossing te aanvaarden voor de in dit artikel bedoelde noodsituatie.
11. Het Samenwerkingscomité kan indien nodig nadere uitvoeringsbepalingen vaststellen voor de toepassing van dit artikel.
Artikel 150
Uitzonderingen
1. Dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan uitzonderingen, voorbehouden of beperkingen waarin deze overeenkomst voorziet.
2. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op projecten voor onderzoek of ontwikkeling of op demonstratieprojecten op niet-commerciële schaal.
3. Niets in dit hoofdstuk wordt uitgelegd als beletsel voor het vaststellen of handhaven door een partij van maatregelen die nodig zijn voor de veilige werking van de betrokken energie-infrastructuur, met inbegrip van energie vervoer en de betrokken productiefaciliteiten, die van belang zijn voor de nationale of openbare veiligheid, met inbegrip van de voorkoming van en de reactie op een noodsituatie, op voorwaarde dat dergelijke maatregelen niet zodanig worden toegepast dat zij een middel vormen tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen de producten, dienstverleners of investeerders van de partijen waar dezelfde omstandigheden gelden, of een verkapte beperking van de handel tussen de partijen.
HOOFDSTUK 10
Handel en duurzame ontwikkeling
Artikel 151
Context en doelstellingen
1. De partijen herinneren aan de
agenda
21 van de Conferentie van de Verenigde Naties inzake milieu en
ontwikkeling van 1992, de Verklaring van de Internationale arbeidsorganisatie („IaO”) over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk van 1998, het Uitvoeringsplan van Johannesburg over duurzame ontwikkeling van 2002, de Ministeriële Verklaring van de Economische en Sociale Raad van de VN van 2006 inzake het genereren van volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor allen, de Verklaring van de IaO over sociale gerech tigheid voor een eerlijke mondialisering van 2008, en het slotdocument van de VN-conferentie over duurzame ontwikkeling van 2012, getiteld „The future we want”, dat is geïntegreerd in resolutie 66/288, die op 27 juli 2012 door de algemene Vergadering van de VN is aangenomen.
2. De partijen herbevestigen hun verbintenis om de ontwikkeling van de internationale handel op zodanige wijze te bevorderen dat deze bijdraagt aan de doelstelling van duurzame ontwikkeling, voor het welzijn van huidige en toekomstige generaties. De partijen streven ernaar deze doelstelling te integreren in en tot uitdrukking te doen komen op elk niveau van hun handelsbetrekkingen.
Artikel 152
Multilaterale milieu- en arbeidsnormen en -overeenkomsten
1. De partijen erkennen de waarde van internationale governance en overeenkomsten op milieugebied als antwoord van de internationale gemeenschap op mondiale of regionale milieuproblemen.
2. De partijen erkennen dat volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor alle landen kernele menten uitmaken van duurzame ontwikkeling en een prioritaire doelstelling van internationale samenwerking.
3. In dat verband herhalen de partijen hun verbintenis om multilaterale milieuovereenkomsten waarbij zij partij zijn, evenals de respectievelijk door de lidstaten van de Europese Unie en de Republiek Kazachstan geratificeerde IaO- verdragen, daadwerkelijk in hun wetgeving en praktijk ten uitvoer te leggen.
Artikel 153
Regelgevingsrecht en beschermingsniveaus
1. De partijen erkennen het recht van elke partij om haar eigen niveaus van interne milieu- en arbeidsbescherming vast te stellen, en dienovereenkomstig haar wetgeving en beleid ter zake vast te stellen of te wijzigen, in overeen stemming met de internationaal erkende normen en overeenkomsten als bedoeld in artikel 152. De partijen streven naar hoge niveaus voor milieu- en arbeidsbescherming.
2. De partijen erkennen dat het niet gepast is handel of investeringen aan te moedigen door de beschermingsniveaus waarin hun respectieve milieu- en arbeidswetgeving voorzien, te verzwakken of te beperken.
3. De partijen wijken niet af van hun respectieve milieu- en arbeidswetgeving en doen geen afbreuk aan de daadwer kelijke handhaving ervan door een onafgebroken of herhaald handelen of nalaten, om de handel of investeringen aan te moedigen.
Artikel 154
Xxxxxx en investeringen ter bevordering van duurzame ontwikkeling
1. De partijen herbevestigen hun verbintenis om de bijdrage van de handel aan de doelstelling van duurzame ontwikkeling in economisch, sociaal en ecologisch opzicht te versterken. Daartoe komen zij overeen het volgende te bevorderen:
a) handel en investeringen in milieugoederen en -diensten en klimaatvriendelijke producten en technologieën;
b) duurzaamheidsregelingen zoals programma's voor eerlijke en ethische handel of milieukeurmerken; en
c) praktijken van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
2. De partijen wisselen informatie en ervaring uit over hun activiteiten ter bevordering van de samenhang en de wederzijdse ondersteuning van doelstellingen op het gebied van handel, milieu en sociale aspecten. De partijen versterken hun samenwerking en dialoog over duurzame-ontwikkelingsvraagstukken die zich in het kader van hun handelsbetrekkingen voordoen, met inbegrip van de relevante aspecten die worden beschreven in titel IV (Economische en duurzame ontwikkeling) van deze overeenkomst.
3. Bij de in lid 2 van dit artikel bedoelde samenwerking en dialoog worden de belanghebbenden betrokken, met name de sociale partners, evenals andere maatschappelijke organisaties, in het kader van de bij artikel 251 ingestelde maatschappelijke samenwerking.
4. Het Samenwerkingscomité kan regels vaststellen voor dergelijke samenwerking en dialoog.
Artikel 155
Geschillenbeslechting
Onderafdeling 2 van afdeling 3 van hoofdstuk 14 (Geschillenbeslechting) van deze titel is niet van toepassing op geschillen waarop dit hoofdstuk van toepassing is. Voor dergelijke geschillen geldt dat de partijen, nadat het arbitra gepanel zijn eindverslag heeft opgesteld overeenkomstig de artikelen 180 en 182, de passende maatregelen die zij zullen nemen bespreken, waarbij zij rekening houden met dit verslag. Het Samenwerkingscomité ziet toe op de tenuitvoer legging van dergelijke maatregelen en blijft de zaak volgen, onder andere door middel van het in artikel 154, lid 3, bedoelde mechanisme.
HOOFDSTUK 11
Mededinging
Artikel 156
Beginselen
De partijen erkennen het belang van een vrije en onvervalste mededinging voor hun handelsbetrekkingen. De partijen erkennen dat concurrentieverstorende praktijken en overheidsmaatregelen, waaronder subsidies, de goede werking van de markten kunnen verstoren en de voordelen van de liberalisering van het handelsverkeer kunnen ondergraven.
Artikel 157
Wetgeving inzake kartelbestrijding en fusies en de tenuitvoerlegging daarvan
1. Elke partij handhaaft op haar grondgebied een uitgebreide mededingingswetgeving waarbij doeltreffend wordt opgetreden tegen concurrentieverstorende overeenkomsten, onderling afgestemde praktijken en eenzijdig concurrentie verstorend gedrag van ondernemingen met een dominante marktpositie, en waarin wordt voorzien in doeltreffend toezicht op concentraties.
2. Elke partij houdt onafhankelijk opererende mededingingsautoriteiten in stand, die verantwoordelijk en toereikend uitgerust zijn voor een doeltreffende handhaving van de in lid 1 bedoelde mededingingswetgeving.
3. De partijen erkennen het belang van transparante en niet-discriminerende toepassing van hun respectieve mededin gingswetgeving, waarbij de beginselen van een eerlijk proces en de rechten van de verdediging van de betrokken ondernemingen in acht worden genomen.
Artikel 158
Staatsmonopolies, staatsondernemingen en ondernemingen waaraan bijzondere of exclusieve rechten of voorrechten zijn verleend
1. Niets in dit hoofdstuk belet een partij in overeenstemming met haar wetgeving staatsmonopolies of staatsonderne mingen aan te wijzen of in stand te houden, of aan ondernemingen bijzondere of exclusieve rechten of voorrechten te verlenen.
2. Elke partij ziet erop toe dat op bij economische activiteiten betrokken staatsmonopolies, staatsondernemingen en ondernemingen waaraan bijzondere of exclusieve rechten of voorrechten zijn verleend, de in artikel 157 bedoelde mededingingswetgeving van toepassing is. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder economische activiteiten verstaan het aanbieden van goederen en diensten op een bepaalde markt. Het begrip „economische activiteiten” omvat niet activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van de uitoefening van overheidsgezag, dat wil zeggen activiteiten die noch op commerciële grondslag, noch in concurrentie met een of meer marktdeelnemers worden uitgevoerd.
3. De toepassing van de mededingingswetgeving als bedoeld in artikel 157 mag de betrokken ondernemingen niet belemmeren in de wettelijke of feitelijke uitvoering van de aan hen opgedragen bijzondere taken van openbaar belang. Uitzonderingen moeten beperkt en transparant zijn. De handel en investeringen mogen niet zodanig worden beïnvloed dat de doelstelling van deze overeenkomst erdoor wordt ondermijnd.
Artikel 159
Subsidies
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „subsidie” verstaan een maatregel die voldoet aan de voorwaarden van artikel 1 van de SCM-overeenkomst, ongeacht of de subsidie wordt verstrekt aan een onderneming voor de productie van goederen of de levering van diensten, en die specifiek is in de zin van artikel 2 van die overeenkomst.
2. Elke partij zorgt voor transparantie op subsidiegebied. Daartoe brengt elke partij vanaf de datum van toepassing van deze titel om de twee jaar aan de andere partij verslag uit over de rechtsgrondslag, waarin onder andere wordt vermeld: de beleidsdoelstelling of het doel van de subsidie, de duur of andere tijdsbeperkingen, de vorm en indien mogelijk het bedrag en de begunstigde van een door de regering of een overheidsinstantie verstrekte subsidie. Een dergelijk verslag wordt geacht te zijn verstrekt als deze informatie beschikbaar is gesteld op een openbaar toegankelijke website of via het kennisgevingsmechanisme van de WTO.
3. als een partij meent dat een door de andere partij verstrekte subsidie negatieve gevolgen heeft voor de belangen
van de eerste partij, kan zij overleg over de kwestie aanvragen. De partij waaraan het verzoek wordt gericht, overweegt dit zorgvuldig. Tijdens het overleg moet met name de beleidsdoelstelling van de subsidie worden toegelicht en moet worden nagegaan of de subsidie stimulerend werkt, in verhouding staat tot het doel en of er maatregelen kunnen worden genomen om het potentieel verstorend effect op de handel en investeringen van de partij die het verzoek indient, te beperken (1).
4. Om het overleg te vergemakkelijken verstrekt de partij waaraan het verzoek wordt gericht, binnen 90 dagen na ontvangst van het verzoek informatie over de desbetreffende subsidie. als de partij die het verzoek indient, op basis van deze informatie meent dat de subsidie buitensporige negatieve gevolgen heeft of kan hebben voor haar handels- en investeringsbelangen, doet de partij waaraan het verzoek wordt gericht haar best om deze negatieve gevolgen aan te pakken.
5. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op subsidies met betrekking tot de visserij en de handel in goederen waarop bijlage 1 bij de WTO-overeenkomst inzake de landbouw van toepassing is.
Artikel 160
Geschillenbeslechting
De bepalingen van hoofdstuk 14 (Geschillenbeslechting) zijn niet van toepassing ten aanzien van de artikelen 156 tot en met 158 en artikel 159, leden 3 en 4.
(1) Een subsidie wordt geacht in verhouding te staan tot het doel als het bedrag niet hoger is dan wat nodig is om de doelstelling te verwezen lijken.
Verband met de WTO
De bepalingen van dit hoofdstuk doen geen afbreuk aan de rechten en plichten van een partij in het kader van de WTO- overeenkomst, met name de SCM-overeenkomst en het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen.
Artikel 162
Vertrouwelijkheid
Bij het uitwisselen van informatie krachtens dit hoofdstuk nemen de partijen de beperkingen in acht die voortvloeien uit het beroeps- of zakengeheim.
HOOFDSTUK 12
Overheidsbedrijven, door de overheid gecontroleerde bedrijven en bedrijven waaraan bijzondere of exclusieve rechten of voorrechten zijn verleend
Artikel 163
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a) „overheidsbedrijf”: een onderneming die betrokken is bij commerciële activiteiten en waarvan de centrale of subcentrale overheid van een partij in het bezit is van 50 % of meer van het geplaatste kapitaal of van de stemmen die verbonden zijn aan de door de onderneming uitgegeven aandelen;
b) „door de overheid gecontroleerd bedrijf”: een onderneming die betrokken is bij commerciële activiteiten en waarvan de centrale of subcentrale overheid van een partij, rechtstreeks of onrechtstreeks, beslissende invloed uitoefent of kan uitoefenen krachtens haar financiële deelneming, de regels of praktijken inzake de werking van de onderneming of enig andere manier die een dergelijke beslissende invloed bepaalt. Van beslissende invloed van een partij is sprake wanneer de partij rechtstreeks of onrechtstreeks gerechtigd is meer dan de helft van de leden van het bestuur, het management of het toezichthoudend orgaan van de onderneming te benoemen;
c) „bedrijf waaraan bijzondere of exclusieve rechten of voorrechten zijn verleend”: een publieke of particuliere onderneming die betrokken is bij commerciële activiteiten en waaraan de centrale of subcentrale overheid van een partij wettelijk of feitelijk bijzondere of exclusieve rechten of voorrechten heeft verleend. Dergelijke rechten of voorrechten kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op het recht om als distributeur, netwerkprovider of een andere intermediair te fungeren voor de aan- of verkoop van een product of de verlening of ontvangst van een dienst. Monopolies die betrokken zijn bij een commerciële activiteit vallen onder het begrip „bedrijf waaraan bijzondere of exclusieve rechten of voorrechten zijn verleend”;
d) „monopolie”: een entiteit die betrokken is bij een commerciële activiteit, met inbegrip van consortia, en die op de relevante markt op het grondgebied van een partij op centraal of subcentraal niveau is aangewezen als enige leverancier of enige koper van een product of dienst; een entiteit waaraan exclusieve intellectuele-eigendomsrechten zijn verleend, valt echter niet onder dat begrip alleen om de reden dat haar dergelijke rechten zijn verleend;
e) „bijzondere rechten”: rechten die door de centrale of subcentrale overheid van een partij zijn verleend aan een beperkt aantal ondernemingen binnen een bepaald geografisch gebied of een bepaalde markt voor producten of diensten, waardoor het voor andere ondernemingen aanzienlijk moeilijker wordt om de betrokken economische activiteit binnen hetzelfde geografische gebied en onder grotendeels gelijkwaardige voorwaarden uit te oefenen. Het bij de toewijzing van schaarse middelen verlenen van een licentie of vergunning aan een beperkt aantal onderne mingen op basis van objectieve, evenredige en niet-discriminerende criteria, is op zich geen bijzonder recht;
f) „niet-discriminerende behandeling”: nationale behandeling of meestbegunstigingsbehandeling zoals beschreven in deze overeenkomst, indien deze behandeling gunstiger is;
g) „uit commerciële overwegingen”: in overeenstemming met de gebruikelijke zakelijke praktijk van een particuliere onderneming die op basis van de beginselen van de markteconomie actief is in de internationale handel;
h) „aanwijzen”: een monopolie instellen of toestaan of het bereik van een monopolie uitbreiden, wettelijk of feitelijk.
Artikel 164
Toepassingsgebied
1. De partijen bevestigen hun rechten en plichten op grond van artikel XVII, leden 1 tot en met 3, van de GaTT 1994, het Memorandum van overeenstemming betreffende de interpretatie van artikel XVII van de GaTT 1994, artikel VIII, leden 1, 2 en 5, van de GaTS, en het hoofdstuk over overheidsbedrijven, door de overheid gecontroleerde bedrijven en bedrijven waaraan bijzondere of exclusieve rechten of voorrechten zijn verleend, van het Protocol inzake de toetreding van de Republiek Kazachstan tot de WTO, die in deze overeenkomst worden opgenomen, daarvan een integrerend deel uitmaken en van toepassing zijn.
2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op onder hoofdstuk 8 van Titel III van deze overeenkomst vallende overheids opdrachten van een partij of haar aanbestedende diensten, als bedoeld in artikel 120.
3. Dit hoofdstuk is van toepassing op alle economische activiteiten die onder deze overeenkomst vallen. De artikelen 166 en 167 zijn niet van toepassing op diensten die niet worden vermeld in de GaTS-lijst van verbintenissen van een partij.
Artikel 165
1. Zonder afbreuk te doen aan de rechten en plichten van de partijen in het kader van dit hoofdstuk, belet niets in dit hoofdstuk een partij een overheidsbedrijf of een door de overheid gecontroleerd bedrijf op te richten of in stand te houden, een monopolie aan te wijzen of in stand te houden of een onderneming bijzondere of exclusieve rechten of voorrechten te verlenen.
2. Een onderneming die onder dit hoofdstuk valt, mag niet door een partij worden verplicht of aangemoedigd zich te gedragen op een wijze die in strijd is met deze overeenkomst.
Artikel 166
Non-discriminatie
Tenzij anders bepaald in artikel 142, in de GaTS-lijst van verbintenissen van een partij of in de voorbehouden van een partij ten aanzien van de nationale behandeling, als beschreven in bijlage I bij deze overeenkomst, ziet elke partij erop toe dat een onderneming die voldoet aan de voorwaarden van artikel 163, onder c) en d), bij de aan- of verkoop van goederen of diensten, de goederen, diensten en/of dienstverleners van de andere partij niet discrimineert.
Artikel 167
Commerciële overwegingen
Behalve om te beantwoorden aan de doelstelling waarvoor bijzondere of exclusieve rechten zijn verleend, bijvoorbeeld een openbaredienstverplichting, of, in geval van overheidsbedrijven of door de staat gecontroleerde bedrijven, om te voldoen aan hun publieke opdracht, en op voorwaarde dat het gedrag van de onderneming om aan die doelstelling te beantwoorden of aan die opdracht te voldoen in overeenstemming is met artikel 166 en met hoofdstuk 11 (Mededinging) van deze titel, ziet elke partij erop toe dat de in artikel 163, onder a) tot en met d), bedoelde onderne mingen, op het desbetreffende grondgebied handelen uit commerciële overwegingen bij de aan- en verkoop van goederen, onder andere wat betreft prijs, kwaliteit, beschikbaarheid, verhandelbaarheid, vervoer en andere aan- of verkoopvoorwaarden, alsmede bij de aankoop of levering van diensten, ook wanneer die worden geleverd aan of door een investeerder van de andere partij.
Prijsstelling
Het hanteren van verschillende prijzen op verschillende markten of binnen dezelfde markt op grond van normale commerciële overwegingen, zoals vraag en aanbod, is op zich niet in strijd met de artikelen 166 en 167.
Artikel 169
Corporate governance
1. De partijen zien erop toe dat de in artikel 163, onder a) tot en met d), bedoelde ondernemingen strenge normen inzake transparantie en ondernemingsbestuur in acht nemen, overeenkomstig de OESO-richtsnoeren voor corporate governance in overheidsbedrijven van 2005. Verdere ontwikkeling van het beleid inzake corporate governance binnen de in artikel 163, onder a) tot en met d), bedoelde ondernemingen dient overeenkomstig die richtsnoeren te geschieden.
2. Elke partij ziet erop toe dat regelgevingsinstanties die verantwoordelijk zijn voor de regelgeving ten aanzien van de in artikel 163, onder a) tot en met d), bedoelde ondernemingen juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk zijn van en geen verantwoordingsplicht hebben jegens in artikel 163, onder a) tot en met d), bedoelde ondernemingen.
3. Elke partij ziet erop toe dat wet- en regelgeving op alle centrale en lokale overheidsniveaus op consistente en niet- discriminerende wijze wordt gehandhaafd, ook voor de in artikel 163, onder a) tot en met d), bedoelde ondernemingen. Uitzonderingen zijn beperkt en transparant.
Artikel 170
Uitwisseling van informatie
1. Een partij die reden heeft om aan te nemen dat haar belangen uit hoofde van deze overeenkomst in negatieve zin worden beïnvloed door de exploitatiehandelingen van een in artikel 163, onder a) tot en met d), bedoelde onderneming van de andere partij, kan deze partij verzoeken informatie te verstrekken over de exploitatiehandelingen van de desbetreffende onderneming wat betreft de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze overeenkomst. Dergelijke informatie kan betrekking hebben op organisatorische, bedrijfsmatige en financiële aspecten.
2. Elke partij verstrekt op verzoek van de andere partij informatie over in artikel 163, onder a) tot en met d), bedoelde ondernemingen die niet behoren tot het midden- en kleinbedrijf zoals gedefinieerd in de wetgeving van de partij waaraan het verzoek wordt gericht. In een dergelijk verzoek om informatie moet worden vermeld om welke ondernemingen, welke producten of diensten en welke markten het gaat en welke aanwijzingen er zijn dat deze onderneming praktijken hanteert die de handel of investeringen tussen de partijen belemmeren.
3. Elke partij verstrekt op verzoek van de andere partij informatie over uitzonderingen, niet-conforme maatregelen, immuniteiten en andere maatregelen, inclusief gunstigere behandeling, die op het grondgebied van de partij waaraan het verzoek wordt gericht, worden toegepast op in artikel 163, onder a) tot en met d), bedoelde ondernemingen.
4. Uit hoofde van de leden 1 tot en met 3 kan een partij niet worden verplicht tot het verstrekken van vertrouwelijke informatie waarvan bekendmaking de rechtshandhaving zou belemmeren of anderszins in strijd zou zijn met het openbaar belang, of schadelijk zou zijn voor de rechtmatige commerciële belangen van bepaalde ondernemingen.
HOOFDSTUK 13
Transparantie
Artikel 171
1. Elke partij beantwoordt zo spoedig mogelijk verzoeken van de andere partij om specifieke informatie over haar algemeen toepasselijke maatregelen of internationale overeenkomsten die op deze titel betrekking hebben of daarvoor gevolgen hebben. Elke partij richt ook één of meer informatiepunten op, die over al deze aangelegenheden op verzoek specifieke informatie verstrekken aan belanghebbenden uit de andere partij (1). De partijen stellen elkaar binnen drie maanden na de datum waarop deze titel van toepassing wordt in kennis van hun informatiepunten. Informatiepunten hoeven geen depositaris te zijn van wet- en regelgeving.
2. alle wet- en regelgeving, decreten, besluiten en algemeen toepasselijke administratieve beschikkingen die verband
houden met of van invloed zijn op onder deze titel vallende aangelegenheden moeten zo snel mogelijk worden gepubliceerd op een wijze die voldoet aan de vereisten van de WTO-overeenkomst, inclusief artikel X van de GaTT 1994, artikel III van de GaTS en artikel 63 van de TRIPs-overeenkomst. De partijen actualiseren regelmatig de informatie die over dergelijke maatregelen is gepubliceerd, inclusief websites, en zorgen ervoor dat deze informatie gemakkelijk beschikbaar is voor belanghebbenden. Dergelijke informatie moet beschikbaar zijn zolang de maatregelen van kracht zijn en gedurende een redelijke periode nadien.
3. De partijen publiceren alle wet- en regelgeving, decreten, besluiten en algemeen toepasselijke administratieve beschikkingen die verband houden met of van invloed zijn op onder deze titel vallende aangelegenheden, voorafgaand aan de vaststelling ervan. De partijen geven belanghebbenden gedurende een redelijke termijn, doorgaans niet minder dan 30 kalenderdagen, de gelegenheid om opmerkingen in te dienen voordat de desbetreffende maatregel wordt afgerond of ingediend bij de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor vaststelling. Er wordt rekening gehouden met opmerkingen die gedurende deze termijn worden ingediend.
4. Wet- en regelgeving, decreten, besluiten en algemeen toepasselijke administratieve beschikkingen die verband houden met of van invloed zijn op onder deze titel vallende aangelegenheden, worden niet van kracht voordat zij zijn gepubliceerd.
5. Niets in deze overeenkomst verplicht een partij tot het verstrekken van vertrouwelijke informatie waarvan bekendmaking de rechtshandhaving zou belemmeren of anderszins in strijd zou zijn met het openbaar belang, of schadelijk zou zijn voor de rechtmatige handelsbelangen van bepaalde publieke of particuliere ondernemingen.
6. artikel 55 is van toepassing ten aanzien van dit hoofdstuk.
HOOFDSTUK 14
Geschillenbeslechting
afdeling 1
Doelstelling en toepassingsgebied
Artikel 172
Doelstelling
Het doel van dit hoofdstuk is een doeltreffend en doelmatig mechanisme ter vermijding en beslechting van geschillen tussen de partijen over de interpretatie en toepassing van deze overeenkomst op te zetten, teneinde waar mogelijk tot een onderling overeengekomen oplossing te komen.
(1) Het informatiepunt voor de Republiek Kazachstan is het informatiepunt dat is opgericht in het kader van de GaTS.
Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle geschillen over de interpretatie en toepassing van de bepalingen van deze titel, tenzij anders bepaald.
afdeling 2
Overleg en bemiddeling
Artikel 174
Overleg
1. De partijen streven ernaar alle geschillen als bedoeld in artikel 173 op te lossen door te goeder trouw overleg te voeren, teneinde tot een onderling overeengekomen oplossing te komen.
2. Wanneer een partij de andere partij om overleg verzoekt, doet zij dat schriftelijk, met kopie aan het Samenwer kingscomité, met vermelding van de maatregel waarom het gaat en welke van de bepalingen waarnaar wordt verwezen in artikel 173 zij van toepassing acht.
3. De partij waaraan het verzoek is gericht, reageert binnen tien dagen na de datum van ontvangst, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald of tenzij door de partijen anders is overeengekomen.
4. Het overleg vindt plaats binnen 30 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek op het grondgebied van de partij waaraan het verzoek is gericht, tenzij de partijen anders overeenkomen. Het overleg wordt 30 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek geacht te zijn afgesloten, tenzij beide partijen overeenkomen het overleg voort te zetten. Het overleg, en in het bijzonder alle tijdens het overleg door de partijen verstrekte informatie en ingenomen standpunten, is vertrouwelijk en laat de rechten van de partijen in latere procedures onverlet.
5. Overleg over dringende aangelegenheden wordt 15 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek geacht te zijn afgesloten, tenzij beide partijen overeenkomen het overleg voort te zetten.
6. Indien de partij waaraan het verzoek om overleg is gericht, niet binnen tien dagen na de datum van ontvangst van het verzoek hierop reageert, of indien het overleg niet binnen de in lid 3 respectievelijk lid 4 van dit artikel genoemde termijn wordt gehouden, of indien de partijen overeenkomen geen overleg te voeren of indien het overleg is afgesloten zonder dat een onderling overeengekomen oplossing is bereikt, kan de partij die om overleg heeft verzocht, een beroep doen op artikel 176.
7. Tijdens het overleg verstrekt elke partij voldoende feitelijke informatie, zodat een volledig onderzoek mogelijk is naar de wijze waarop de betrokken maatregel van invloed kan zijn op de werking en toepassing van deze overeenkomst.
8. Overleg over noodsituaties zoals gedefinieerd in artikel 138, onder h), wordt vijf dagen na de datum van ontvangst van het verzoek om overleg geacht te zijn afgesloten, tenzij beide partijen anders overeenkomen.
Artikel 175
Bemiddeling
Overeenkomstig bijlage VII bij deze overeenkomst kan elke partij de andere partij verzoeken om aan een bemiddelings procedure deel te nemen met betrekking tot een maatregel die de handel of de investeringen tussen de partijen ongunstig beïnvloedt.
afdeling 3
Geschillenbeslechtingsprocedures
Onderafdeling 1
Arbitrageprocedure
Artikel 176
Inleiding van de arbitrageprocedure
1. Wanneer de partijen er niet in zijn geslaagd het geschil door middel van het in artikel 174 bedoelde overleg op te lossen, kan de partij die om overleg heeft verzocht, overeenkomstig dit artikel om de instelling van een arbitragepanel verzoeken.
2. Het verzoek om instelling van een arbitragepanel wordt schriftelijk gedaan bij de andere partij en bij het Samenwer kingscomité. De klagende partij vermeldt in haar verzoek welke maatregel in het geding is en legt uit, op zodanige wijze dat de rechtsgrond van de klacht duidelijk is, waarom die maatregel een inbreuk vormt op de bepalingen waarnaar wordt verwezen in artikel 173.
Artikel 177
Instelling van het arbitragepanel
1. Een arbitragepanel bestaat uit drie arbiters.
2. Binnen tien dagen na de datum waarop het schriftelijke verzoek tot instelling van een arbitragepanel is ingediend bij de partij waartegen de klacht is gericht, voeren de partijen overleg teneinde overeen te komen over de samenstelling van het panel.
3. Wanneer de partijen binnen de in lid 2 van dit artikel genoemde termijn geen overeenstemming over de samenstelling van het arbitragepanel bereiken, kan elke partij binnen vijf dagen na het verstrijken van de in lid 2 van dit artikel vastgestelde termijn een arbiter benoemen uit de overeenkomstig artikel 196 opgestelde sublijst van die partij. Wanneer een van de partijen verzuimt een arbiter te benoemen, wordt deze op verzoek van de andere partij door de voorzitter van het Samenwerkingscomité, of door diens vertegenwoordiger, door middel van loting aangewezen uit de overeenkomstig artikel 196 opgestelde sublijst van die partij.
4. Tenzij de partijen binnen de in lid 2 van dit artikel vastgestelde termijn overeenstemming bereiken over de voorzitter van het arbitragepanel, wordt deze op verzoek van een van de partijen door de voorzitter van het Samenwer kingscomité, of diens vertegenwoordiger, door middel van loting aangewezen uit de sublijst van voorzitters die is opgenomen in de overeenkomstig artikel 196 opgestelde lijst.
5. De voorzitter van het Samenwerkingscomité, of diens vertegenwoordiger, wijst binnen vijf dagen na de indiening van het in lid 3 respectievelijk lid 4 bedoelde verzoek van een van de partijen de arbiters aan.
6. De datum van instelling van het arbitragepanel is die waarop alle drie de aangewezen arbiters hun benoeming hebben aanvaard overeenkomstig het reglement van orde van bijlage V bij deze overeenkomst.
7. Indien een of meer van de in artikel 196 bedoelde lijsten niet zijn opgesteld of niet voldoende namen bevatten op het tijdstip van indiening van een verzoek als bedoeld in lid 3 respectievelijk lid 4, worden de arbiters door middel van loting aangewezen uit de personen die door een van de partijen of door beide partijen formeel zijn voorgedragen.
8. Tenzij de partijen anders overeenkomen, zijn bij een geschil tussen partijen over een noodsituatie zoals gedefinieerd in artikel 138, onder h), de tweede volzin van lid 3 en lid 4 van dit artikel van toepassing, zonder dat een beroep op lid 2 van dit artikel kan worden gedaan, en bedraagt de in lid 5 van dit artikel bedoelde termijn twee dagen.
Artikel 178
Voorlopige uitspraak inzake dringende aard
Indien een partij daarom verzoekt, doet het arbitragepanel binnen tien dagen na zijn instelling een voorlopige uitspraak over de vraag of het een zaak dringend acht.
Artikel 179
Conciliatie bij dringende energiegeschillen
1. Bij een geschil over een noodsituatie zoals gedefinieerd in artikel 138, onder h), kan elke partij de voorzitter van het arbitragepanel verzoeken om als conciliator op te treden met betrekking tot aangelegenheden in verband met het geschil, door een verzoek daartoe tot het arbitragepanel te richten.
2. De conciliator tracht overeenstemming te bereiken over een oplossing van het geschil of over een procedure om een dergelijke oplossing tot stand te brengen. Indien een dergelijke overeenstemming niet is bereikt binnen 15 dagen na benoeming van de conciliator, doet deze een aanbeveling voor een oplossing voor het geschil of voor een procedure om tot een dergelijke oplossing te komen, en bepaalt hij welke voorwaarden in acht moeten worden genomen vanaf een bepaalde datum totdat het geschil is opgelost.
3. De partijen en de onder hun zeggenschap of jurisdictie vallende entiteiten eerbiedigen de ingevolge lid 2 gedane aanbevelingen met betrekking tot de voorwaarden gedurende drie maanden na het besluit van de conciliator of totdat het geschil is opgelost, als dat eerder is.
4. De conciliator eerbiedigt de gedragscode voor leden van arbitragepanels en bemiddelaars („de gedragscode”) die is opgenomen in bijlage VI bij deze overeenkomst.
Artikel 180
Verslagen van het arbitragepanel
1. Het arbitragepanel legt een tussentijds verslag voor aan de partijen over de resultaten van het feitenonderzoek, de toepasselijkheid van de desbetreffende bepalingen en de beweegredenen die aan de bevindingen en aanbevelingen van het panel ten grondslag liggen.
2. Een partij kan binnen 14 dagen na ontvangst van het verslag het arbitragepanel schriftelijk verzoeken bepaalde aspecten van het tussentijdse verslag te heroverwegen.
3. Het arbitragepanel kan het tussentijdse verslag wijzigen na beoordeling van de eventuele schriftelijke opmerkingen van de partijen, en wanneer het dat zinvol acht, de zaak nader onderzoeken.
4. Het eindverslag van het arbitragepanel bevat de resultaten van het feitenonderzoek, de toepasselijkheid van de bepalingen waarnaar wordt verwezen in artikel 173 en de beweegredenen die aan de bevindingen en conclusies van het panel ten grondslag liggen. Het eindverslag bevat een toereikende bespreking van de argumenten die zijn ingeroepen gedurende de fase van de tussentijdse beoordeling en een duidelijk antwoord op de vragen en opmerkingen van de partijen.
Artikel 181
Tussentijds verslag van het arbitragepanel
1. Uiterlijk 90 dagen na de datum van instelling van het arbitragepanel, legt het een tussentijds verslag voor aan de partijen. Wanneer het arbitragepanel van oordeel is dat deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de voorzitter van het arbitragepanel de partijen en het Samenwerkingscomité hiervan schriftelijk in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en de datum waarop het arbitragepanel zijn tussentijds verslag denkt te kunnen voorleggen. In geen geval mag het tussentijdse verslag later dan 120 dagen na de datum van instelling van het arbitragepanel worden voorgelegd.
2. In dringende gevallen stelt het arbitragepanel alles in het werk om het tussentijdse verslag binnen 45, maar in geen geval later dan 60 dagen na de datum van instelling voor te leggen. Een partij kan binnen zeven dagen na ontvangst van het tussentijdse verslag het arbitragepanel schriftelijk verzoeken bepaalde aspecten te heroverwegen, overeenkomstig artikel 180, lid 2.
3. Bij een geschil tussen partijen over een noodsituatie zoals gedefinieerd in artikel 138, onder h), wordt het tussentijdse verslag binnen 20 dagen na de datum van instelling van het arbitragepanel voorgelegd, en worden verzoeken ingevolge artikel 180, lid 2, gedaan binnen vijf dagen nadat het tussentijdse verslag is voorgelegd. Het arbitragepanel kan ook besluiten af te zien van het tussentijdse verslag.
Artikel 182
Eindverslag van het arbitragepanel
1. Uiterlijk 120 dagen na de datum van instelling legt het arbitragepanel een eindverslag voor aan de partijen en het Samenwerkingscomité. Wanneer het arbitragepanel van oordeel is dat deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de voorzitter van het arbitragepanel de partijen en het Samenwerkingscomité hiervan schriftelijk in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en de datum waarop het panel zijn eindverslag denkt te kunnen voorleggen. In geen geval mag het eindverslag later dan 150 dagen na de datum van instelling van het arbitragepanel worden voorgelegd.
2. In dringende gevallen stelt het arbitragepanel alles in het werk om het eindverslag binnen 60 dagen na de datum van diens instelling voor te leggen. In geen geval mag het eindverslag later dan 75 dagen na de datum van instelling van het arbitragepanel worden voorgelegd.
3. Bij een geschil over een noodsituatie zoals gedefinieerd in artikel 138, onder h), legt het arbitragepanel zijn eindverslag voor binnen 40 dagen na de datum van diens instelling.
Onderafdeling 2
Naleving
Artikel 183
Naleving van het eindverslag van het arbitragepanel
De partij waartegen de klacht is gericht, neemt de nodige maatregelen om de uitspraak van het arbitragepanel onverwijld en te goeder trouw na te leven.
Artikel 184
Redelijke termijn voor naleving
1. Indien onmiddellijke naleving niet mogelijk is, trachten de partijen overeenstemming te bereiken over de termijn waarbinnen het eindverslag moet worden nageleefd. In dat geval stelt de partij waartegen de klacht is gericht, uiterlijk 30 dagen na ontvangst van het eindverslag van het arbitragepanel de klagende partij en het Samenwerkingscomité in kennis van de tijd die zij nodig heeft om het verslag na te kunnen leven („redelijke termijn”).
2. Indien de partijen geen overeenstemming bereiken over de duur van de redelijke termijn, kan de klagende partij binnen 20 dagen na de datum van ontvangst van de in lid 1 van dit artikel bedoelde kennisgeving het oorspronkelijk overeenkomstig artikel 177 ingestelde arbitragepanel („oorspronkelijke arbitragepanel”) schriftelijk verzoeken om een redelijke termijn vast te stellen. Dit verzoek wordt tegelijkertijd aan de andere partij en aan het Samenwerkingscomité medegedeeld. Uiterlijk 20 dagen na ontvangst van het verzoek legt het arbitragepanel zijn verslag voor aan de partijen en aan het Samenwerkingscomité.
3. De partij waartegen de klacht is gericht, stelt de klagende partij schriftelijk in kennis van haar vorderingen met betrekking tot de naleving van het eindverslag van het arbitragepanel. Deze kennisgeving wordt schriftelijk gedaan, ten minste één maand voor afloop van de redelijke termijn.
4. De partijen kunnen de redelijke termijn in onderling overleg verlengen.
Artikel 185
Onderzoek van maatregelen tot naleving van het eindverslag van het arbitragepanel
1. De partij waartegen de klacht is gericht, stelt de klagende partij en het Samenwerkingscomité in kennis van de maatregelen die zij heeft getroffen om het eindverslag van het arbitragepanel na te leven. Deze kennisgeving moet worden gedaan voor het einde van de redelijke termijn.
2. Wanneer er tussen de partijen onenigheid bestaat over het bestaan van een maatregel waarvan overeenkomstig lid 1 van dit artikel kennis is gegeven of over de vraag of die maatregel verenigbaar is met de bepalingen waarnaar wordt verwezen in artikel 173, kan de klagende partij het oorspronkelijke arbitragepanel schriftelijk verzoeken hierover uitspraak te doen. In dat verzoek geeft de klagende partij aan om welke specifieke maatregel het gaat en legt zij uit waarom deze maatregel onverenigbaar is met de bepalingen waarnaar wordt verwezen in artikel 173, op zodanige wijze dat de rechtsgrond van de klacht duidelijk is. Uiterlijk 45 dagen na ontvangst van het verzoek legt het arbitragepanel zijn verslag voor aan de partijen en aan het Samenwerkingscomité.
Artikel 186
Tijdelijke maatregelen bij niet-naleving
1. Indien de partij waartegen de klacht is gericht niet voor afloop van de redelijke termijn kennis geeft van een maatregel die zij heeft getroffen om het eindverslag van het arbitragepanel na te leven, of indien het arbitragepanel oordeelt dat er geen maatregel is getroffen om aan het eindverslag te voldoen of dat de maatregel waarvan overeen komstig artikel 185, lid 1, kennis is gegeven, niet verenigbaar is met de verplichtingen van de partij krachtens de bepalingen waarnaar wordt verwezen in artikel 173, biedt de partij waartegen de klacht is gericht de klagende partij, op verzoek van en na overleg met deze laatste, een compensatie aan.
2. Indien de klagende partij besluit niet om een aanbod voor compensatie als bedoeld in lid 1 van dit artikel te verzoeken of, wanneer zij wel daarom verzoekt maar de partijen geen akkoord over compensatie bereiken binnen 30 dagen na afloop van de redelijke termijn of de kennisgeving van het in artikel 185, lid 2, bedoelde verslag van het arbitragepanel, is de klagende partij gerechtigd om, na de andere partij en het Samenwerkingscomité hiervan in kennis te hebben gesteld, passende maatregelen te treffen in een mate die overeenstemt met de mate waarin de schending de voordelen voor de klagende partij teniet doet of uitholt (1). In de kennisgeving moeten dergelijke maatregelen worden gespecificeerd. De klagende partij kan vanaf tien dagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de partij waartegen de klacht is gericht, dergelijke maatregelen toepassen, tenzij de partij waartegen de klacht is gericht overeen komstig lid 3 van dit artikel om arbitrage heeft verzocht.
3. Indien de partij waartegen de klacht is gericht, van oordeel is dat de passende maatregelen niet overeenstemmen met de mate waarin de schending van haar verplichtingen uit hoofde van de bepalingen waarnaar wordt verwezen in artikel 173, de voordelen voor de klagende partij teniet doet of uitholt, kan de partij waartegen de klacht is gericht, het oorspronkelijke arbitragepanel schriftelijk verzoeken hierover uitspraak te doen. Dit verzoek wordt voor het verstrijken van de in lid 2 van dit artikel bedoelde periode van tien dagen meegedeeld aan de klagende partij en aan het Samenwer kingscomité. Uiterlijk 30 dagen na ontvangst van het verzoek legt het oorspronkelijke arbitragepanel zijn verslag over de passende maatregelen van de klagende partij voor aan de partijen en aan het Samenwerkingscomité. De klagende partij legt de maatregelen niet ten uitvoer voordat het oorspronkelijke arbitragepanel zijn verslag heeft voorgelegd. Maatregelen die na voorlegging van het rapport ten uitvoer worden gelegd, moeten in overeenstemming zijn met het verslag van het arbitragepanel.
4. Dergelijke door de klagende partij toegepaste maatregelen en de in dit artikel bedoelde compensatie zijn van tijdelijke aard en mogen niet meer worden toegepast nadat:
a) de partijen ingevolge artikel 191 tot een onderling overeengekomen oplossing zijn gekomen;
b) de partijen zijn overeengekomen dat de maatregel waarvan overeenkomstig artikel 185, lid 1, is kennis gegeven, ertoe leidt dat de partij waartegen de klacht is gericht, in overeenstemming is met de bepalingen waarnaar wordt verwezen in artikel 173; of
c) de maatregel waarvan het arbitragepanel overeenkomstig artikel 185, lid 2, heeft vastgesteld dat deze niet in overeen stemming is met de bepalingen waarnaar wordt verwezen in artikel 173, is ingetrokken of gewijzigd zodat de maatregel met die bepalingen in overeenstemming is gebracht.
(1) Het begrip „tenietdoening en uitholling” wordt op dezelfde manier uitgelegd als in het WTO-memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen.
Artikel 187
Onderzoek van nalevingsmaatregelen die zijn getroffen na vaststelling van tijdelijke maatregelen bij niet- naleving
1. De partij waartegen de klacht is gericht, stelt de klagende partij en het Samenwerkingscomité in kennis van de maatregelen die zij heeft getroffen om het eindverslag van het arbitragepanel na te leven nadat overeenkomstig artikel 186 compensatie is toegepast of een passende maatregel is getroffen door de klagende partij, naargelang van het geval. Behalve in de in lid 2 van dit artikel bedoelde gevallen beëindigt de klagende partij de maatregel binnen 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving. In de gevallen waarin compensatie is toegepast, met uitzondering van de in lid 2 van dit artikel bedoelde gevallen, kan de partij waartegen de klacht is gericht binnen 30 dagen na haar kennisgeving dat zij heeft voldaan aan het eindverslag van het arbitragepanel, de toepassing van die compensatie beëindigen.
2. Indien de partijen binnen 30 dagen na ontvangst van de in lid 1 van dit artikel bedoelde kennisgeving geen overeenstemming bereiken over de vraag of de partij waartegen de klacht is gericht, heeft voldaan aan het eindverslag van het arbitragepanel, verzoekt de klagende partij het oorspronkelijke arbitragepanel schriftelijk hierover uitspraak te doen. Dit verzoek wordt tegelijkertijd aan de andere partij en aan het Samenwerkingscomité medegedeeld. Het arbitra gepanel legt zijn verslag binnen 45 dagen na de indiening van het verzoek voor aan de partijen en aan het samenwer kingscomité. Indien het arbitragepanel oordeelt dat de partij waartegen de klacht is gericht, heeft voldaan aan het eindverslag van het arbitragepanel, beëindigt de klagende partij de op grond van artikel 186 getroffen passende maatregel dan wel beëindigt de partij waartegen de klacht is gericht de compensatie, naargelang van het geval. Indien het arbitragepanel oordeelt dat de partij waartegen de klacht is gericht, niet volledig heeft voldaan aan het eindverslag van het arbitragepanel, wordt de compensatie of de passende maatregel op grond van artikel 186 aangepast aan het verslag van het arbitragepanel.
Artikel 188
Maatregelen bij dringende energiegeschillen
1. Bij een geschil tussen partijen over een noodsituatie zoals gedefinieerd in artikel 138, onder h), is dit artikel van toepassing.
2. In afwijking van de artikelen 184, 185 en 186 kan de klagende partij passende maatregelen treffen die overeen stemmen met de mate waarin haar voordelen worden teniet gedaan of uitgehold door de partij die verzuimt het eindverslag van het arbitragepanel binnen 15 dagen na de voorlegging ervan na te leven. Deze maatregelen kunnen onmiddellijk ingaan. De maatregelen mogen zo lang duren als de partij waartegen de klacht is gericht, het eindverslag van het arbitragepanel niet naleeft.
3. Indien de partij waartegen de klacht is gericht, de niet-nakoming van het eindverslag dan wel de evenredigheid of de verenigbaarheid van de door de klagende partij toegepaste maatregel betwist, kan zij een procedure uit hoofde van artikel 186, lid 3, of artikel 187 aanhangig maken, die zo spoedig mogelijk wordt behandeld. De klagende partij hoeft de passende maatregelen pas in te trekken of aan te passen nadat het panel uitspraak heeft gedaan, en mag de maatregelen hangende de procedure handhaven.
Onderafdeling 3
Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 189
Vervanging van arbiters
Indien in een in het kader van dit hoofdstuk gevoerde arbitrageprocedure een of meer leden van het oorspronkelijke arbitragepanel niet in staat zijn om aan de werkzaamheden van het panel deel te nemen, zich terugtrekken of moeten worden vervangen wegens niet-naleving van de gedragscode van bijlage VI bij deze overeenkomst, is de procedure van artikel 177 van toepassing. De termijn voor kennisgeving van het verslag kan worden verlengd met de tijd die nodig is om een nieuwe arbiter te benoemen, maar in geen geval met meer dan 20 dagen.
Artikel 190
Schorsing en beëindiging van arbitrage- en nalevingsprocedures
Het arbitragepanel kan op verzoek van beide partijen te allen tijde zijn werkzaamheden schorsen gedurende een door de partijen overeengekomen periode, die echter niet meer dan 12 opeenvolgende maanden mag bedragen. Op schriftelijk verzoek van beide partijen respectievelijk een van de partijen hervat het zijn werkzaamheden vóór respectievelijk aan het einde van deze periode. De partij die het verzoek indient, stelt de voorzitter van het Samenwerkingscomité en de andere partij hiervan in kennis. Indien een partij bij het verstrijken van de overeengekomen schorsingsperiode het arbitragepanel niet verzoekt zijn werkzaamheden te hervatten, wordt de procedure beëindigd. De schorsing en beëindiging van de werkzaamheden van het arbitragepanel laten de rechten van de partijen in andere procedures waarop artikel 197 van toepassing is onverlet.
Artikel 191
Onderling overeengekomen oplossing
De partijen kunnen te allen tijde onderling een oplossing voor een onder dit hoofdstuk vallend geschil overeenkomen. Zij stellen het Samenwerkingscomité en de voorzitter van het arbitragepanel in voorkomend geval gezamenlijk in kennis van een dergelijke oplossing. Indien ingevolge de desbetreffende interne procedures van een van de partijen voor de oplossing goedkeuring vereist is, wordt in de kennisgeving naar dit vereiste verwezen en wordt de geschillenbeslechtings procedure geschorst. Indien dergelijke goedkeuring niet vereist is, of nadat is kennisgegeven van de voltooiing van die interne procedures, wordt de geschillenbeslechtingsprocedure beëindigd.
Artikel 192
Reglement van orde
1. Op de procedures voor de beslechting van geschillen in het kader van dit hoofdstuk zijn het reglement van orde van bijlage V bij deze overeenkomst en de gedragscode van bijlage VI bij deze overeenkomst van toepassing.
2. De zittingen van het arbitragepanel zijn openbaar, tenzij anders bepaald in het reglement van orde van bijlage V bij deze overeenkomst.
Artikel 193
Inlichtingen en technisch advies
Het arbitragepanel kan op verzoek van een partij of op eigen initiatief bij alle bronnen, met inbegrip van de bij het geschil betrokken partijen, alle inlichtingen inwinnen die het voor de arbitrageprocedure nuttig acht. Het arbitragepanel heeft tevens het recht deskundigen om advies te vragen wanneer het dat nuttig acht. Voordat het deskundigen kiest, raadpleegt het arbitragepanel de partijen. Op het grondgebied van een partij gevestigde natuurlijke of rechtspersonen kunnen overeenkomstig het in bijlage V bij deze overeenkomst neergelegde reglement van orde als amicus curiae
opmerkingen bij het arbitragepanel indienen. commentaar aan elk van de partijen voorgelegd.
alle
in het kader van dit artikel verkregen informatie wordt voor
Artikel 194
Interpretatieregels
arbitragepanels leggen de in artikel 173 bedoelde bepalingen uit volgens de gebruikelijke regels voor de uitlegging van het internationaal publiekrecht, met inbegrip van die welke in het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 1969 zijn gecodificeerd. Het arbitragepanel neemt tevens de relevante interpretaties in aanmerking die zijn vastgesteld door WTO-panels en de Beroepsinstantie en die zijn aangenomen door het Orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO (Dispute Settlement Body — hierna „DSB” genoemd). De verslagen van het arbitragepanel kunnen de rechten en plichten van de partijen uit hoofde van deze overeenkomst niet verruimen of beperken.
Artikel 195
Besluiten en verslagen van het arbitragepanel
1. De beraadslagingen van het arbitragepanel zijn vertrouwelijk. Het arbitragepanel stelt alles in het werk om besluiten bij consensus te nemen. Wanneer het evenwel niet mogelijk is bij consensus tot een besluit te komen, wordt een besluit bij meerderheid van stemmen genomen. In geen geval worden afwijkende meningen van arbiters openbaar gemaakt.
2. De verslagen van het arbitragepanel worden opgesteld buiten tegenwoordigheid van de partijen. De verslagen bevatten de resultaten van het feitenonderzoek, de toepasselijkheid van de relevante in artikel 173 bedoelde bepalingen en een onderbouwing van de bevindingen en conclusies van het panel.
3. De verslagen van het arbitragepanel worden door de partijen onvoorwaardelijk aanvaard. Zij scheppen geen rechten of verplichtingen voor natuurlijke of rechtspersonen.
4. De partijen maken de verslagen van het arbitragepanel openbaar, waarbij vertrouwelijke informatie moet worden beschermd, zoals bepaald in het reglement van orde van bijlage V bij deze overeenkomst.
afdeling 4
Algemene bepalingen
Artikel 196
Lijsten van arbiters
1. Het Samenwerkingscomité stelt op basis van voorstellen van de partijen uiterlijk zes maanden na de inwerking treding van deze overeenkomst een lijst op van 15 personen die bereid en geschikt zijn om als arbiter op te treden. Deze lijst bestaat uit drie sublijsten: één sublijst voor elke partij en een sublijst van personen die geen onderdaan van een van de partijen zijn en als voorzitter van het arbitragepanel kunnen optreden. Elke sublijst bevat ten minste vijf personen. Het Samenwerkingscomité ziet erop toe dat de lijst te allen tijde uit dit aantal personen blijft bestaan.
2. De arbiters beschikken over gespecialiseerde kennis en ervaring op het gebied van het recht en de internationale handel. Zij zijn onafhankelijk, treden op persoonlijke titel op, nemen geen instructies aan van enige organisatie of regering, zijn niet verbonden aan de regering van een van de partijen en nemen de gedragscode van bijlage VI bij deze overeenkomst in acht.
3. Het Samenwerkingscomité kan aanvullende lijsten opstellen van 15 personen met kennis van en ervaring in specifieke onder deze overeenkomst vallende sectoren. Met instemming van de partijen worden die aanvullende lijsten gebruikt voor de samenstelling van het arbitragepanel overeenkomstig de procedure van artikel 177.
Artikel 197
Verhouding tot WTO-verplichtingen
1. Een beroep op de geschillenbeslechtingsbepalingen van deze titel laat alle maatregelen in het kader van de WTO onverlet, met inbegrip van die tot beslechting van een geschil.
2. Een partij kan met betrekking tot een specifieke maatregel in verband met een schending van een in wezen gelijk waardige verplichting uit hoofde van zowel deze overeenkomst als de WTO-overeenkomst evenwel niet in beide fora een procedure inleiden. Een partij mag, zodra een procedure voor geschillenbeslechting is ingeleid, enkel een procedure in verband met de schending van een in wezen gelijkwaardige verplichting uit hoofde van de andere overeenkomst in het andere forum inleiden, wanneer het eerst gekozen forum om procedurele of bevoegdheidsredenen geen uitspraak kan doen in de procedure ten aanzien van de schending van die verplichting.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt:
a) een procedure voor geschillenbeslechting krachtens de WTO-overeenkomst geacht te zijn ingeleid wanneer een partij overeenkomstig artikel 6 van het WTO-memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen een verzoek om instelling van een panel indient;
b) een procedure voor geschillenbeslechting krachtens dit hoofdstuk geacht te zijn ingeleid wanneer een partij overeen komstig artikel 176, lid 1, van deze overeenkomst een verzoek om instelling van een arbitragepanel indient.
4. Niets in deze overeenkomst belet een partij een door het DSB toegestane schorsing van verplichtingen ten uitvoer te leggen. Er kan geen beroep op de WTO-overeenkomst worden gedaan om een partij te beletten tijdelijke maatregelen bij niet-naleving uit hoofde van dit hoofdstuk toe te passen.
Artikel 198
Termijnen
1. alle in dit hoofdstuk vastgestelde termijnen, met inbegrip van die waarbinnen arbitragepanels hun verslagen
moeten voorleggen, worden gerekend in kalenderdagen vanaf de dag volgende op die waarop det desbetreffende handeling of het desbetreffende feit plaatsvond, tenzij anders bepaald.
2. De partijen bij het geschil kunnen in onderling overleg alle in dit hoofdstuk vermelde termijnen wijzigen. Het arbitragepanel kan de partijen te allen tijde voorstellen alle in dit hoofdstuk vermelde termijnen te wijzigen, met opgave van de redenen daarvoor.
TITEL IV
SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ECONOMISCHE EN DUURZAME ONTWIKKELING
HOOFDSTUK 1
Economische dialoog
Artikel 199
De partijen onderschrijven de beginselen van de vrijemarkteconomie ter waarborging van gezond macro-economisch beleid en ontwikkelen en intensiveren een regelmatige economische dialoog met het oog op de verdere uitbreiding en verdieping van wederzijds voordelige economische betrekkingen, alsmede met het oog op duurzame ontwikkeling en economische groei.
Artikel 200
De partijen evalueren regelmatig de stand van zaken met betrekking tot de bilaterale samenwerking en wisselen regelmatig informatie, deskundigheid en beste praktijken uit op het gebied van economisch beleid, economische en financiële ontwikkeling en statistiek.
HOOFDSTUK 2
Samenwerking inzake het beheer van de overheidsfinanciën, waaronder controle van de overheidsfinanciën en interne controle
Artikel 201
De partijen werken samen inzake het beheer van de overheidsfinanciën, waaronder controle van de overheidsfinanciën en interne controle, met het oog op de verdere ontwikkeling van een deugdelijk systeem voor het beheer van de overheidsfinanciën dat verenigbaar is met de beginselen van spaarzaamheid, doelmatigheid en doeltreffendheid, alsmede van transparantie en verantwoording.
De samenwerking omvat:
a) bevordering van de toepassing van aanvaardbare en algemeen erkende internationale normen, alsmede van convergentie met de goede praktijken van de Europese Unie op dit vlak;
b) uitwisseling van informatie en ervaringen op dit vlak.
HOOFDSTUK 3
Samenwerking op het gebied van belastingen
Artikel 202
De partijen streven naar betere internationale samenwerking op fiscaal gebied, met name wat betreft vergemakkelijking van het innen van legitieme belastinginkomsten, en naar de ontwikkeling volgens internationale normen van maatregelen voor de doelmatige uitvoering van de beginselen van goed bestuur op fiscaal gebied, waaronder transpa rantie en uitwisseling van informatie. De partijen intensiveren hun dialoog en wisselen ervaringen uit om schadelijke belastingpraktijken te tegen te gaan.
HOOFDSTUK 4
Samenwerking op het gebied van statistiek
Artikel 203
De partijen bevorderen harmonisering van statistische methoden en werkwijzen, waaronder de verzameling en verspreiding van statistieken. De statistische samenwerking richt zich op de uitwisseling van kennis, de bevordering van goede praktijken en de naleving van de grondbeginselen van de officiële statistiek van de VN en de Praktijkcode Europese statistieken.
De Europese Unie draagt hieraan bij door technische bijstand te verlenen aan de Republiek Kazachstan.
HOOFDSTUK 5
Samenwerking op het gebied van energie
Artikel 204
De partijen handhaven en intensiveren hun huidige samenwerking inzake energie, met het oog op vergroting van energiezekerheid, efficiëntie, duurzaamheid en concurrentievermogen. De samenwerking wordt gebaseerd op een breed partnerschap en wordt geleid door de beginselen van wederzijds belang, wederkerigheid, transparantie en voorspel baarheid, in overeenstemming met de beginselen van de markteconomie en bestaande multilaterale en bilaterale overeen komsten op dit gebied.
Artikel 205
De samenwerking omvat onder andere de volgende gebieden:
a) tenuitvoerlegging van energiestrategieën en energiebeleid, uitwerking van prognoses en scenario's, onder andere met betrekking tot de situatie op de wereldmarkt voor energieproducten, alsmede verbetering van het statistische registra tiesysteem in de energiesector;
b) schepping van een aantrekkelijk en stabiel investeringsklimaat en aanmoediging van wederzijdse investeringen op niet-discriminerende en transparante basis in de energiesector;
c) doeltreffende samenwerking met de Europese Investeringsbank, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling en andere internationale financiële instellingen en instrumenten, ter ondersteuning van de samenwerking tussen de partijen op energiegebied;
d) verhoogde wetenschappelijke en technische samenwerking en uitwisseling van informatie met het oog op de ontwikkeling van energietechnologieën, met bijzondere aandacht voor energiezuinige en milieuvriendelijke techno logieën, overeenkomstig hoofdstuk 3 (Onderzoek en innovatie) van titel VI;
e) management- en technische opleiding in de energiesector, onder andere het vergemakkelijken van de uitwisseling van stagiairs van gespecialiseerde opleidingen van instellingen voor hoger onderwijs in de Europese Unie en de Republiek Kazachstan, alsmede het ontwikkelen van gezamenlijke opleidingsprogramma's op basis van goede praktijken;
f) uitbreiding van de samenwerking in het kader van multilaterale energiefora, -initiatieven en -instanties;
g) uitwisseling van kennis en ervaringen en overdracht van technologie op het gebied van innovatie, onder andere met betrekking tot management en energietechnologieën.
Artikel 206
Koolwaterstofenergie
De samenwerking omvat onder andere de volgende gebieden:
a) modernisering en verbetering van bestaande en ontwikkeling van nieuwe energie-infrastructuur van gemeenschap pelijk belang, volgens de beginselen van de markteconomie, die zich onder andere richt op diversifiëring van de energiebronnen, de leveranciers en de vervoersroutes en -wijzen, alsmede op het creëren van nieuwe opwekkingscapa citeit en op de integriteit, efficiëntie, veiligheid en beveiliging van energie-infrastructuur, waaronder op het gebied van elektriciteit;
b) ontwikkeling, door middel van hervorming van de regelgeving, van competitieve, transparante en niet-discrimi nerende energiemarkten volgens goede praktijken;
c) verbetering en versterking van de stabiliteit en continuïteit van de energiehandel op lange termijn, onder andere door de voorspelbaarheid en stabiliteit van de vraag naar energie te waarborgen, op niet-discriminerende basis en met minimale gevolgen en risico's voor het milieu;
d) bevordering van een hoog niveau van milieubescherming en duurzame ontwikkeling in de energiesector, onder andere met betrekking tot extractie, productie, distributie en verbruik;
e) verbetering van de veiligheid van activiteiten met betrekking tot offshorekoolwaterstofexploratie en -productie door de uitwisseling van ervaring op het gebied van het voorkomen van ongelukken, analyse, respons en sanering na een ongeluk, en beste praktijken inzake aansprakelijkheid en juridische procedures in geval van een ramp.
Artikel 207
Hernieuwbare energiebronnen
Er wordt gestreefd naar samenwerking op het gebied van:
a) ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen op economisch en ecologisch verantwoorde wijze, waaronder samenwerking inzake regelgeving, certificering en normalisatie en technologische ontwikkeling;
b) vergemakkelijking van uitwisselingen tussen Kazachse en Europese instellingen, laboratoria en entiteiten uit de particuliere sector, onder andere door middel van gezamenlijke programma's met het oog op de toepassing van beste praktijken bij het opwekken van de energie voor de groene economie van de toekomst;
c) organisatie van gezamenlijke seminars, conferenties, opleidingsprogramma's en regelmatige uitwisseling van informatie en open statistische data, alsmede van informatie over de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen.
Artikel 208
Energie-efficiëntie en -besparing
De samenwerking ter bevordering van energie-efficiëntie en -besparing, onder andere in de steenkoolsector en met betrekking tot het affakkelen van gas (en het gebruik van geassocieerd gas), in gebouwen, apparatuur, en vervoer, omvat onder andere:
a) uitwisseling van informatie over beleid, wet- en regelgeving en actieplannen inzake energie-efficiëntie;
b) vergemakkelijking van de uitwisseling van ervaringen en kennis op het gebied van energie-efficiëntie en energiebe sparing;
c) het opzetten en uitvoeren van projecten, waaronder demonstratieprojecten, voor het introduceren van innovatieve technologieën en oplossingen met betrekking tot energie-efficiëntie en energiebesparing;
d) opleidingsprogramma's en -cursussen op het gebied van energie-efficiëntie met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel.
HOOFDSTUK 6
Samenwerking op het gebied van vervoer
Artikel 209
De partijen werken samen aan:
a) uitbreiding en versterking van hun samenwerking op vervoersgebied, teneinde bij te dragen tot de ontwikkeling van duurzame vervoerssystemen;
b) aandacht voor sociale en milieugerelateerde aspecten van vervoerssystemen;
c) bevordering van efficiënt, veilig en betrouwbaar vervoer;
d) verbetering van de belangrijkste vervoersverbindingen tussen hun grondgebieden.
Artikel 210
De in dit hoofdstuk bedoelde samenwerking bestrijkt onder meer de volgende gebieden:
a) uitwisseling van de beste praktijken met betrekking tot vervoersbeleid;
b) verbetering van het verkeer van passagiers en goederen, een vlottere doorstroming van het vervoer door het wegwerken van administratieve, technische en andere belemmeringen, ten behoeve van sterkere marktintegratie, verbetering van de vervoersnetwerken en modernisering van de infrastructuur;
c) uitwisseling van informatie en gezamenlijke activiteiten op regionaal en internationaal niveau en tenuitvoerlegging van toepasselijke internationale overeenkomsten en verdragen;
d) uitwisseling van beste praktijken inzake veiligheid en duurzame ontwikkeling van maritiem vervoer.
De Republiek Kazachstan brengt haar bilaterale luchtvaartovereenkomsten met de lidstaten van de Europese Unie in overeenstemming met het recht van de Europese Unie.
Artikel 211
Over de vraagstukken die door dit hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
HOOFDSTUK 7
Samenwerking op het gebied van milieu
Artikel 212
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking inzake milieuaangelegenheden en dragen zo bij tot duurzame ontwikkeling en goed bestuur op het gebied van milieubescherming.
Er wordt samenwerking nagestreefd op de volgende gebieden:
a) milieubeoordeling, -monitoring en -controle;
b) opleiding en bewustmaking inzake milieu, betere toegang tot informatie, meer betrokkenheid van het publiek bij besluitvorming en toegang tot de rechter in verband met milieuaangelegenheden;
c) wetgeving inzake milieubescherming;
d) luchtkwaliteit;
e) afvalbeheer;
f) beheer van de waterkwaliteit, met inbegrip van het mariene milieu;
g) geïntegreerd watervoorradenbeheer, met inbegrip van de bevordering van geavanceerde waterbesparende techno logieën;
h) behoud en bescherming van bio- en landschapsdiversiteit;
i) duurzaam bosbeheer;
j) industriële verontreiniging en industriële emissies;
k) classificatie en veilig beheer van chemische stoffen;
l) initiatieven van de Europese Unie en de Republiek Kazachstan inzake groene economie; en
m) uitwisseling van ervaring in verband met het beleid voor duurzame ontwikkeling van de visserij.
Artikel 213
De samenwerking op het gebied van milieubescherming vindt plaats met wederzijdse instemming van de partijen, op onder meer de volgende wijzen:
a) uitwisseling van technologie, wetenschappelijke en technische informatie en onderzoeksactiviteiten op het gebied van milieubescherming;
b) uitwisseling van ervaring inzake het verbeteren van de wetgeving en methoden op het gebied van milieu.
Artikel 214
De partijen schenken bijzondere aandacht aan de uitvoering van en samenwerking inzake milieuaangelegenheden in het kader van de relevante multilaterale milieuovereenkomsten, en komen overeen de samenwerking op regionaal niveau te intensiveren.
De partijen wisselen ervaring uit over de integratie van milieu in andere sectoren, onder meer door beste praktijken uit te wisselen, kennis en bekwaamheden te bevorderen en de opleiding en bewustmaking op het gebied van milieu te verbeteren, met betrekking tot de in dit hoofdstuk genoemde gebieden.
HOOFDSTUK 8
Samenwerking op het gebied van klimaatverandering
Artikel 215
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking voor de bestrijding van en aanpassing aan de klimaatveran dering. De partijen werken samen in hun beider belang op basis van gelijkheid en wederzijds voordeel en rekening houdend met de onderlinge afhankelijkheid tussen bilaterale en multilaterale verbintenissen op dit gebied.
Artikel 216
Met de samenwerking worden maatregelen bevorderd op nationaal en internationaal niveau, onder meer op de volgende gebieden:
a) matiging van de klimaatverandering;
b) aanpassing aan de klimaatverandering;
c) markt- en niet-marktgebaseerde aanpak van de klimaatverandering;
d) onderzoek, ontwikkeling, demonstratie, invoering en verspreiding van nieuwe, veilige en duurzame koolstofarme en aanpassingstechnologieën;
e) uitwisseling van klimaatexpertise en steun voor andere sectoren;
f) bewustmaking, voorlichting en opleiding.
Artikel 217
De partijen zorgen onder meer voor de uitwisseling van informatie en expertise, de uitvoering van gezamenlijke onderzoeksactiviteiten en de informatie-uitwisseling over schone technologieën, de uitvoering van gezamenlijke activiteiten op regionaal en internationaal niveau, onder meer in verband met multilaterale milieuovereenkomsten die op de partijen van toepassing zijn, zoals het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering, en de uitvoering van gezamenlijke activiteiten in het kader van relevante agentschappen, in voorkomend geval.
HOOFDSTUK 9
Samenwerking op het gebied van de industrie
Artikel 218
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking inzake industrie, onder meer op het gebied van de ontwikkeling van doeltreffende stimulansen en gunstige omstandigheden voor de verdere diversificatie en een sterker concurrentievermogen van de verwerkende industrie.
Daartoe werken de partijen samen door onder meer beste praktijken en ervaringen uit te wisselen op de volgende gebieden:
a) productiviteit en efficiënt gebruik van hulpbronnen;
b) overheidssteun voor industriële sectoren, op basis van de WTO-voorschriften en andere regels die van toepassing zijn op de partijen;
c) uitvoering van het industriebeleid binnen de context van toenemende integratie;
d) instrumenten voor een efficiëntere uitvoering van het industriebeleid;
e) investering in de verwerkende industrie, vermindering van het energieverbruik in de verwerkende industrie en uitwisseling van ervaringen met de uitvoering van arbeidsproductiviteitsstrategieën;
f) scheppen van gunstige omstandigheden voor de ontwikkeling van nieuwe productietechnologieën, nieuwe hightechin dustrieën, kennis en technologieoverdracht, en verdere ontwikkeling van basisinfrastructuur en een gunstige omgeving voor innovatieclusters;
g) investering en handel in de sectoren mijnbouw en productie van grondstoffen, ter bevordering van het wederzijds begrip en de transparantie, het ondernemingsklimaat en de informatie-uitwisseling en de samenwerking inzake niet- energetische mijnbouw, met name wat betreft de winning van metaalertsen en industriële mineralen;
h) ontwikkeling van de personeelscapaciteit in de verwerkende industrie;
i) stimuleren van bedrijfsinitiatieven en industriële samenwerking tussen ondernemingen uit de Europese Unie en de Republiek Kazachstan.
Deze overeenkomst sluit niet uit dat de industriële samenwerking tussen de partijen wordt versterkt en afzonderlijke regelingen worden vastgesteld.
HOOFDSTUK 10
Samenwerking op het gebied van het midden- en kleinbedrijf
Artikel 219
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking op het gebied van het midden- en kleinbedrijf („mkb”) om een omgeving te creëren die bevorderlijk is voor de succesvolle ontwikkeling en oprichting van mkb-ondernemingen.
De partijen werken daartoe samen op de volgende gebieden:
a) uitwisseling van informatie over het beleid inzake de ontwikkeling van het mkb;
b) uitwisseling van beste praktijken inzake initiatieven ter bevordering van ondernemerschap als sleutelcompetentie;
c) bevordering van contacten tussen bedrijfsorganisaties van de beide partijen via een nauwere dialoog;
d) delen van ervaring die het mkb beter in staat stellen de internationale markten te betreden;
e) uitwisseling van ervaring over het vergroten van de impact van het regelgevingskader op het mkb;
f) uitwisseling van beste praktijken over de toegang van het mkb tot financiering.
HOOFDSTUK 11
Samenwerking op het gebied van vennootschapsrecht
Artikel 220
De partijen erkennen dat voor een goed functionerende markteconomie met een voorspelbaar en transparant onderne mingsklimaat doeltreffende voorschriften en werkwijzen op het gebied van vennootschapsrecht en corporate governance noodzakelijk zijn, alsook op het gebied van boekhouding en boekhoudkundige controle, en benadrukken het belang van convergentie van de regelgeving op dit gebied.
De partijen werken samen op de volgende gebieden:
a) uitwisseling van beste praktijken betreffende de beschikbaarheid van informatie over de organisatie en vertegenwoor diging van geregistreerde ondernemingen en betreffende de transparante en vlotte toegang tot die informatie;
b) verdere ontwikkeling van het beleid inzake corporate governance, in overeenstemming met de internationale normen, met name die van de OESO;
c) bevordering van de uitvoering en consistente toepassing van de internationale standaarden voor financiële verslag legging (International Financial Reporting Standards — IFRS) voor de geconsolideerde jaarrekeningen van beursgeno teerde vennootschappen;
d) onderlinge aanpassing van de boekhoudregels en de financiële verslaglegging, ook met betrekking tot het mkb;
e) reglementering van en toezicht op het beroep van auditor en accountant;
f) internationale controlenormen en de gedragscode van de Internationale Federatie van accountants (International Federation of accountants — IFaC); de samenwerking op dit gebied heeft tot doel het professionele niveau van auditors te verhogen door beroepsorganisaties, auditorganisaties en auditors de regels en gedragscodes te doen volgen.
HOOFDSTUK 12
Samenwerking op het gebied van het bank- en verzekeringswezen en andere financiële diensten
Artikel 221
De partijen zijn het eens over het belang van doeltreffende wetgeving en praktijken en komen samenwerking overeen op het gebied van financiële diensten, met het oog op:
a) betere regelgeving inzake financiële diensten;
b) passende en doeltreffende bescherming van investeerders en consumenten van financiële diensten;
c) bevordering van de integriteit en de stabiliteit van het mondiale financiële stelsel;
d) betere samenwerking tussen de verschillende actoren van het financiële stelsel, waaronder regelgevende en toezicht houdende instanties;
e) bevordering van onafhankelijk en doeltreffend toezicht.
De partijen streven ernaar de regelgeving beter af te stemmen op de erkende internationale normen voor gezonde financiële systemen.
HOOFDSTUK 13
Samenwerking op het gebied van de informatiemaatschappij
Artikel 222
De partijen bevorderen de samenwerking inzake de ontwikkeling van de informatiemaatschappij ten behoeve van burgers en bedrijven door de brede beschikbaarheid van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en hoogwaardiger diensten tegen betaalbare prijzen. Via deze samenwerking wordt gestreefd naar de ontwikkeling van de concurrentie in en de openheid van de ICT-markten, alsook naar meer investeringen in de sector.
Artikel 223
De samenwerking omvat onder meer uitwisseling van informatie en beste praktijken over de uitvoering van initiatieven in verband met de informatiemaatschappij, met name op de volgende gebieden:
a) ontwikkeling van een doeltreffend regelgevingskader voor de ICT-sector;
b) bevordering van breedbandtoegang;
c) ontwikkeling van interoperabele elektronische diensten;
d) garanderen van gegevensbescherming; en
e) ontwikkeling van roamingdiensten.
Artikel 224
De partijen stimuleren de samenwerking tussen de regelgevende instanties op het gebied van ICT, elektronische communicatie inbegrepen, van de Europese Unie en de Republiek Kazachstan.
HOOFDSTUK 14
Samenwerking op het gebied van toerisme
Artikel 225
De partijen werken samen op het gebied van toerisme, met het oog op de ontwikkeling van een concurrerende en duurzame toerisme-industrie als motor van economische groei, emancipatie, werkgelegenheid en uitwisselingen in de toeristische sector.
Artikel 226
De samenwerking is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
a) respect voor de integriteit en de belangen van plaatselijke gemeenschappen, met name in plattelandsgebieden;
b) belang van het behoud van het cultureel en historisch erfgoed; en
c) positieve interactie tussen toerisme en milieubehoud.
Artikel 227
De samenwerking heeft voornamelijk betrekking op de volgende aspecten:
a) uitwisseling van informatie, beste praktijken, ervaring en knowhow, onder meer inzake innovatieve technologieën;
b) totstandbrenging van een strategisch partnerschap tussen belanghebbenden van de overheid, de particuliere sector en de gemeenschappen, ter ondersteuning van de duurzame ontwikkeling van het toerisme;
c) bevordering en ontwikkeling van toerismeproducten en -markten, infrastructuur, personele middelen en institutionele structuren, alsook identificatie en eliminatie van belemmeringen voor reisdiensten;
d) ontwikkeling en uitvoering van een efficiënt beleid en efficiënte strategieën, met inbegrip van de juridische, adminis tratieve en financiële aspecten;
e) opleiding en capaciteitsopbouw op het gebied van toerisme, teneinde de dienstverlening te verbeteren; en
f) ontwikkeling en bevordering van het toerisme waarbij de plaatselijke bevolking betrokken is en van andere duurzame vormen van toerisme.
HOOFDSTUK 15
Samenwerking op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling
Artikel 228
De partijen werken samen ter bevordering van de ontwikkeling van de landbouw en het platteland, met name door hun beleid en wetgeving geleidelijk op elkaar af te stemmen.
Artikel 229
De samenwerking bestrijkt onder meer de volgende terreinen:
a) vergroten van het wederzijds begrip van het beleid inzake landbouw en plattelandsontwikkeling;
b) uitwisselen van beste praktijken inzake planning, evaluatie en uitvoering van het beleid inzake landbouw en platte landsontwikkeling;
c) delen van kennis en beste praktijken in verband met het beleid inzake plattelandsontwikkeling, ter bevordering van het sociale en economische welzijn van plattelandsbewoners;
d) bevorderen van de modernisering en duurzaamheid van de landbouwproductie;
e) verbeteren van de concurrentiepositie van de landbouwsector en van de efficiëntie en transparantie van de markten;
f) uitwisselen van ervaringen op het gebied van geografische aanduidingen voor landbouwproducten en levensmiddelen, kwaliteitsbeleid en de controlemechanismen hiervoor, het garanderen van de voedselveiligheid en de ontwikkeling van biologische landbouwproducten;
g) verspreiden van kennis en bevorderen van voorlichtingsdiensten aan landbouwproducenten;
h) bevorderen van de samenwerking bij agro-industriële investeringsprojecten, met name bij de ontwikkeling van de veehouderij en de akkerbouw;
i) uitwisselen van ervaring in verband met het beleid inzake duurzame ontwikkeling van de agro-industrie en de verwerking en distributie van landbouwproducten.
HOOFDSTUK 16
Samenwerking op het gebied van werkgelegenheid, arbeidsverhoudingen, sociaal beleid en gelijke kansen
Artikel 230
De partijen bevorderen de ontwikkeling van de dialoog en werken samen ter bevordering van de agenda voor waardig werk van de IaO, het werkgelegenheidsbeleid, de levens- en arbeidsomstandigheden en gezondheid en veiligheid op het werk, de sociale dialoog, sociale bescherming, sociale integratie, antidiscriminatie en eerlijke behandeling van werknemers die legaal verblijven en werken in de andere partij.
Artikel 231
De partijen streven de in artikel 230 genoemde doelen na, onder meer door samenwerking en uitwisseling van praktijken op de volgende gebieden:
a) bevorderen van de levenskwaliteit en garanderen van een betere sociale omgeving;
b) bevorderen van de sociale integratie en de sociale bescherming voor alle werknemers en moderniseren van de sociale zekerheidsstelsels in termen van kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid;
c) terugdringen van armoede en bevorderen van de sociale samenhang en de bescherming van kwetsbare personen;
d) tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt en op sociaal vlak, overeenkomstig de verplichtingen van de partijen uit hoofde van internationale normen en verdragen;
e) bevorderen van actieve arbeidsmarktmaatregelen en efficiënter maken van de diensten voor arbeidsvoorziening;
f) streven naar meer en betere banen met fatsoenlijke arbeidsomstandigheden;
g) verbeteren van de levens- en arbeidsomstandigheden en van de bescherming van de gezondheid en veiligheid op het werk;
h) bevorderen van gendergelijkheid door de deelname van vrouwen aan het sociale en economische leven te stimuleren en ervoor te zorgen dat mannen en vrouwen gelijke kansen hebben op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, opleiding, economie, samenleving en besluitvorming;
i) verbeteren van de kwaliteit van het arbeidsrecht en een betere bescherming van werknemers garanderen;
j) de sociale dialoog bevorderen en stimuleren, onder meer door de capaciteit van de sociale partners te versterken.
Artikel 232
De partijen bevestigen opnieuw hun verbintenissen om de toepasselijke IaO-verdragen daadwerkelijk uit te voeren.
De partijen erkennen, gezien de ministeriële verklaring van de Economische en Sociale Raad van de VN van 2006 over het genereren van volledige en productieve werkgelegenheid en waardig werk voor allen, dat volledige en productieve werkgelegenheid en waardig werk voor allen sleutelelementen zijn van duurzame ontwikkeling.
De partijen moedigen, overeenkomstig de Verklaring van de IaO van 1998 over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk, de participatie aan van alle relevante belanghebbenden, met name sociale partners, in de ontwikkeling van hun sociaal beleid en in de samenwerking tussen de Europese Unie en de Republiek Kazachstan in het kader van deze overeenkomst.
De partijen streven naar meer samenwerking op het gebied van waardig werk, werkgelegenheid en sociaal beleid binnen alle relevante fora en organisaties.
HOOFDSTUK 17
Samenwerking op het gebied van gezondheid
Artikel 233
De partijen ontwikkelen hun samenwerking op het gebied van volksgezondheid, om de bescherming van de menselijke gezondheid te verbeteren en de ongelijkheid op gezondheidsgebied te verminderen, overeenkomstig gemeenschappelijke waarden en beginselen inzake gezondheid, en als basisvoorwaarde voor duurzame ontwikkeling en economische groei.
Artikel 234
De samenwerking heeft betrekking op de preventie en controle van overdraagbare en niet-overdraagbare ziekten, onder meer door de uitwisseling van gezondheidsinformatie, de bevordering van de integratie van gezondheid in alle beleidster reinen, samenwerking met internationale organisaties, met name de Wereldgezondheidsorganisatie, evenals door het bevorderen van de uitvoering van internationale gezondheidsovereenkomsten, zoals het Kaderverdrag inzake tabaksont moediging van de Wereldgezondheidsorganisatie van 2003 en de Internationale Gezondheidsregeling.
TITEL V
VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT
Artikel 235
Rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden
Bij hun samenwerking in het kader van deze titel hechten de partijen bijzonder belang aan de bevordering van de rechtsstaat, met inbegrip van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de toegang tot het gerecht en het recht op een eerlijk proces, en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden.
De partijen werken samen met het oog op een betere werking van de instellingen, onder meer met betrekking tot rechts handhaving, vervolging, rechtsbedeling en de preventie en bestrijding van corruptie.
Artikel 236
Juridische samenwerking
De partijen bouwen samenwerking in burgerlijke en handelszaken uit, met name wat betreft de onderhandelingen over en de ratificatie en tenuitvoerlegging van relevante multilaterale verdragen inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, in het bijzonder de verdragen van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht.
De partijen bevorderen de samenwerking in strafzaken, onder meer met betrekking tot wederzijdse juridische bijstand. Dit kan, in voorkomend geval en met inachtneming van de toepasselijke procedures, de toetreding van de Republiek Kazachstan tot de verdragen van de Raad van Europa inzake strafrechtelijke procedures en de uitvoering daarvan omvatten, alsook de uitvoering van de relevante internationale instrumenten van de VN en samenwerking met Eurojust.
Artikel 237
Bescherming van persoonsgegevens
De partijen werken samen om een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens te waarborgen, door beste praktijken en ervaringen uit te wisselen, rekening houdend met de Europese en internationale rechtsinstrumenten en
-normen.
De samenwerking kan, in voorkomend geval en met inachtneming van de toepasselijke procedures, de toetreding omvatten van de Republiek Kazachstan tot het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en het aanvullend protocol daarbij, alsook de uitvoering daarvan door de Republiek Kazachstan.
Artikel 238
Samenwerking inzake migratie, asiel en grensbeheer
1. De partijen bevestigen het belang dat zij hechten aan het beheer van migratiestromen. De samenwerking is gebaseerd op onderling overleg tussen de partijen en vindt plaats overeenkomstig de desbetreffende geldende wetgeving.
2. In het kader van de samenwerking ter voorkoming en ter bestrijding van onregelmatige migratie komen de partijen het volgende overeen:
a) de Republiek Kazachstan verbindt zich ertoe haar onderdanen die op onregelmatige wijze aanwezig zijn op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie op verzoek van deze lidstaat onverwijld over te nemen; en
b) alle lidstaten van de Europese Unie verbinden zich ertoe hun onderdanen die op onregelmatige wijze aanwezig zijn op het grondgebied van de Republiek Kazachstan op verzoek van laatstgenoemd land onverwijld over te nemen.
3. De lidstaten van de Europese Unie en de Republiek Kazachstan verstrekken hun onderdanen onverwijld de passende identiteitsdocumenten voor de in lid 2 vermelde doeleinden, zonder andere dan in dit artikel genoemde formaliteiten. Indien de over te nemen persoon niet in het bezit is van documenten of andere bewijzen van zijn of haar nationaliteit, treffen de bevoegde diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van de desbetreffende lidstaat of de Republiek Kazachstan, op verzoek van de Republiek Kazachstan of de lidstaat, onverwijld en zonder verdere formali teiten regelingen om deze persoon te ondervragen teneinde zijn of haar nationaliteit vast te stellen.
4. De partijen komen overeen om overeenkomstig de totaalaanpak van migratie en mobiliteit een alomvattende dialoog tot stand te brengen over relevante migratiegerelateerde aangelegenheden, onder andere om de mogelijkheid te onderzoeken van onderhandelingen over een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kazachstan waarbij de specifieke verplichtingen voor de lidstaten van de Europese Unie en de Republiek Kazachstan inzake overname worden geregeld, met inbegrip van een verplichting tot overname van onderdanen van andere landen en staatloze personen, alsook om de mogelijkheid te onderzoeken van parallelle onderhandelingen over een overeenkomst inzake visumversoepeling voor burgers van de Europese Unie en de Republiek Kazachstan.
Artikel 239
Consulaire bescherming
De Republiek Kazachstan gaat ermee akkoord dat de diplomatieke en consulaire autoriteiten van een in de Republiek Kazachstan vertegenwoordigde lidstaat van de Europese Unie aan onderdanen van andere lidstaten van de Europese Unie die geen toegankelijke permanente vertegenwoordiging hebben in de Republiek Kazachstan, bescherming bieden onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor hun eigen onderdanen.
Artikel 240
Bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme
De partijen werken samen om te voorkomen dat hun financiële systemen en relevante niet-financiële sectoren worden gebruikt voor het witwassen van opbrengsten uit criminele activiteiten in het algemeen en uit drugsdelicten in het bijzonder, en voor de financiering van terrorisme, overeenkomstig de door de Financial action Task Force aangenomen internationale normen voor de bestrijding van witwaspraktijken en financiering van terrorisme. Deze samenwerking strekt zich uit tot de terugvordering, inbeslagname, confiscatie en teruggave van vermogensbestanddelen of gelden die uit criminele activiteiten zijn verkregen.
Dankzij de samenwerking kan relevante informatie worden uitgewisseld in het kader van de relevante wetgeving en internationale verbintenissen van de partijen.
Artikel 241
Drugs
De partijen werken samen aan een evenwichtige en geïntegreerde aanpak van drugsgerelateerde aangelegenheden, met name wat betreft de illegale handel in verdovende middelen, psychotrope stoffen en precursoren. Het beleid en de maatregelen met betrekking tot drugs zijn gericht op het versterken van de structuren om het aanbod van en de vraag naar drugs, psychotrope stoffen en precursoren aan te pakken, door betere coördinatie en samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten met het oog op het aanpakken van de handel in, het aanbod van en de vraag naar drugs, en het verbeteren van preventie, behandeling en rehabilitatie, met inachtneming van de mensenrechten.
De samenwerking heeft ook als doel drugsgerelateerde schade te verminderen, de productie en het gebruik van synthetische drugs aan te pakken en doeltreffend te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van drugsprecursoren om op illegale wijze drugs en psychotrope stoffen te vervaardigen.
De partijen spreken af hoe zij zullen samenwerken om die doelstellingen te verwezenlijken. De maatregelen worden gebaseerd op onderling overeengekomen beginselen, overeenkomstig de desbetreffende internationale verdragen en instrumenten en het actieplan van de Europese Unie en Centraal-azië inzake drugs.
Artikel 242
Bestrijding van georganiseerde en grensoverschrijdende misdaad en corruptie
De partijen werken samen aan het voorkomen en bestrijden van alle vormen van georganiseerde, economische, financiële en grensoverschrijdende criminele activiteiten, met inbegrip van mensensmokkel en -handel, drugshandel, de handel in vuurwapens, verduistering, fraude, namaak, vervalsing van documenten en corruptie binnen de overheid en in de particuliere sector, en komen daarbij hun bestaande internationale verplichtingen op dit gebied ten volle na.
De partijen bevorderen de bilaterale, regionale en internationale samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties, met inbegrip van de uitwisseling van beste praktijken en mogelijke samenwerking met agentschappen van de Europese Unie.
De partijen verbinden zich tot de daadwerkelijke uitvoering van de relevante internationale normen, in het bijzonder die welke zijn vastgelegd in het VN-Verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (UN Convention against Transnational Organised Crime — „UNTOC”) van 2000 en de drie protocollen daarbij, en het VN-Verdrag tegen corruptie van 2003. De samenwerking kan, in voorkomend geval en met inachtneming van de toepasselijke procedures, omvatten dat de Republiek Kazachstan toetreedt tot en uitvoering geeft aan relevante instrumenten van de Raad van Europa met betrekking tot het voorkomen en bestrijden van corruptie.
Artikel 243
Bestrijding van cybercriminaliteit
De partijen versterken de samenwerking voor het voorkomen en bestrijden van misdrijven die gepleegd worden met gebruik van elektronischecommunicatienetwerken en informatiesystemen, of tegen dergelijke netwerken en systemen, onder meer door uitwisseling van goede praktijken.
TITEL VI
SAMENWERKING OP ANDERE GEBIEDEN
HOOFDSTUK 1
Samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding
Artikel 244
De partijen werken samen op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op het bevorderen van modernere onderwijs- en opleidingsstelsels in de Republiek Kazachstan en afstemming op het beleid en de praktijken van de Europese Unie. De partijen werken samen ter bevordering van een leven lang leren en moedigen samenwerking en transparantie aan op alle niveaus van onderwijs en opleiding. De partijen leggen voorts nadruk op maatregelen voor het bevorderen van de interinstitutionele samenwerking, de mobiliteit van studenten, academisch en administratief personeel, onderzoekers en jongeren, en de uitwisseling van informatie en ervaring.
De partijen bevorderen de gezamenlijke coördinatie van de activiteiten van de onderwijsstelsels overeenkomstig Europese en internationale normen en beste praktijken.
HOOFDSTUK 2
Samenwerking op het gebied van cultuur
Artikel 245
De partijen bevorderen culturele samenwerking waarbij de culturele diversiteit in acht wordt genomen, om het wederzijdse begrip en de kennis van elkaars cultuur te versterken.
De partijen streven ernaar passende maatregelen te treffen om de culturele uitwisseling te bevorderen en gemeenschap pelijke culturele initiatieven op diverse gebieden te stimuleren.
De partijen overleggen en ontwikkelen een wederzijds voordelige samenwerking in het kader van multilaterale interna tionale verdragen en internationale organisaties, zoals de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (Unesco). De partijen blijven standpunten uitwisselen over culturele diversiteit, onder meer om de beginselen van het Verdrag van de Unesco van 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen te bevorderen, en voeren projecten uit in het kader van het internationale decennium voor de toenadering tussen culturen (2013-2022) die door de algemene Vergadering van de VN in het leven is geroepen.
De partijen bevorderen gezamenlijke activiteiten, programma's en plannen evenals de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van opleiding en capaciteitsopbouw voor kunstenaars en professionals uit de cultuursector en culturele organisaties.