HANDLEIDING MG PELLETKACHEL TERMAL AIR 8 & AIR 10
HANDLEIDING MG PELLETKACHEL TERMAL AIR 8 & AIR 10
Instructies voor gebruik, onderhoud en installatie
Verwarmingsapparaten (in deze handleiding worden ze ‘kachels’ genoemd) van MG Pelletverwarming B.V. (in deze handleiding de fabrikant) zijn gemonteerd en getest in overeenstemming met de veiligheidsrichtlijnen en toepasselijke en voorschriften van de Europese Unie.
Deze handleiding is bedoeld voor gebruikers van de kachels, aannemers die de kachels installeren, operators en onderhoudspersoneel van de kachel zoals weergegeven op de voorpagina van de handleiding.
Als u iets in deze handleiding niet begrijpt, neem dan contact op met onze professionele service of een erkend servicecentrum. Vermeld hierbij altijd het nummer van het onderdeel dat u niet begrijpt.
Afdrukken, vertalen of reproduceren, geheel of gedeeltelijk, van deze handleiding is alleen toegestaan met toestemming van de fabrikant. Technische informatie, afbeeldingen en specificaties uit deze handleiding mogen niet aan derden worden verstrekt.
WAARSCHUWING:
BELANGRIJK: het aansluiten van het apparaat op het elektriciteitsnetwerk moet worden uitgevoerd door gekwalificeerd en bevoegde personeel in overeenstemming met de geldende voorschriften.
Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (inclusief kinderen) met beperkte fysieke, motorische en mentale capaciteiten, en door personen met een beperkte kennis en ervaring wanneer de persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid of zorg niet aanwezig is.
Dit apparaat is geen speelgoed. Kinderen mogen niet zonder toezicht in de buurt komen van dit apparaat.
DUBBEL VERBRANDINGSSYSTEEM
De vlam die wordt verkregen door juiste verbranding van de pellets in de kachel, geeft dezelfde hoeveelheid kooldioxide (CO2) af die vrijkomt bij het natuurlijke verval van hout.
De hoeveelheid kooldioxide (CO2) die wordt verkregen door verbranding of afbraak van plantenmassa komt overeen met de hoeveelheid koolstofdioxide (CO2) die de plantenmassa uit de omgeving kan halen en kan omzetten in lucht en koolstof tijdens de hele levensduur.
In tegenstelling tot hout komen er bij het gebruik van niet-hernieuwbare fossiele brandstoffen (kolen, olie, gas) enorme hoeveelheden koolstofdioxide (CO2) vrij in de atmosfeer die zich gedurende miljoenen jaren hebben opgehoopt waardoor het broeikaseffect ontstaat. Het gebruik van hout als brandstof is daarom perfect in balans met het milieu, omdat hout als hernieuwbare brandstof in ecologisch opzicht in harmonie is met de natuur.
Uitgaand van het principe van schone verbranding bereiken we deze doelstellingen volledig. Daarom heeft de fabrikant zijn ontwikkeling en alle activiteiten gericht op het bereiken van dit doel.
Wat beschouwen we als schone verbranding en hoe werkt het?
Het regelen en aanpassen van primaire de luchtinvoer en het inspuiten van secundaire lucht leidt tot secundaire verbranding, de zogenaamde naverbranding, die een secundaire vlam verschaft die van nature lichter en sterker is dan de primaire vlam. De toevoeging van nieuwe zuurstof (ingebracht door de lucht) maakt verdere verbranding mogelijk van gassen die niet volledig zijn verbrand. Dit verhoogt de thermische efficiëntie aanzienlijk en verlaagt de schadelijke uitstoot van koolmonoxide (CO) omdat
onvolledige verbranding tot een minimum wordt beperkt. Dit zijn de basiskenmerken van deze pelletkachels en andere producten van de fabrikant.
INHOUDSOPGAVE
0.0 HET DOEL VAN DEZE HANDLEIDING 5
1.0 VERANTWOORDELIJKHEDEN XXX XX XXXXXXXXX 0
1.1 ALGEMENE GEBRUIKSKENMERKEN 6
1.2 TRANSPORT EN GEBRUIK VAN DE KACHEL - OMGANG 6
1.3 VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE INSTALLATEUR 6
2.0 INSTALLATIE – INSTALLATIE XXX XX XXXXXX 0
2.1 DE KACHEL PLAATSEN 8
2.2 HET ROOKAFVOERSYSTEEM 9
2.3 ISOLATIE EN DE DIAMETER VAN DE OPENING (GAT) OP HET DAK (OF IN DE MUUR) 13
2.4 TOEVOER VERBRANDINGSLUCHT (afbeelding 8) 15
2.5 AANSLUITEN VAN DE VOEDING 16
3.0 BELANGRIJKE INSTRUCTIES 17
3.1 WAARSCHUWING VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR DE INSTALLATEUR 18
3.2 WAARSCHUWING VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR DE GEBRUIKER 18
4.0 VEILIGHEIDSRICHTLIJNEN VOOR ONSTEKING EN REINIGEN VAN DE KACHEL 19
5.0 REGELMATIG REINIGEN EN ONDERHOUD DOOR ASSTOFZUIGER 21
5.1 REINIGING EN ONDERHOUD (voor het onderhoudspersoneel) 23
6.0 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE 24
7.0 DE PELLETKWALITEIT 25
7.1 PELLETS BEWAREN 25
8.0 BESCHRIJVING EN WERKWIJZE VAN HET CONTROLESYSTEEM 26
8.1 BESCHRIJVING VAN HET AANRAAKSCHERM 26
8.2 GEBRUIK EN REGELINGSCONTROLE 29
8.3 MODULATIE 30
8.4 DE KACHEL AAN- EN UITZETTEN 32
8.5 INSTELLEN VAN HET TIJDGECONTROLEERDE PROGRAMMA 33
8.6 ELEKTRISCH SCHEMA 35
8.7 MENU 36
8.8 ALARMVOORWAARDEN 38
9.0 VEILIGHEIDSMAATREGELEN 41
9.1 STORINGEN-OORZAKEN-OPLOSSINGEN 42
10.0 INFORMATIE OVER HET AFDANKEN (WEGDOEN) EN DEMONTEREN (UIT ELKAAR HALEN) VAN DE XXXXXX 44
11.0 DE DUUR VAN DE SERVICEGARANTIE 44
12.0 GARANTIEVOORWAARDEN 45
TECHNISCHE KENMERKEN VAN DE PELLETKACHEL OPEN HAARDEN MG-SERIE
1. Afmetingen kachel 8 – 8 kW: | |
- Diepte | 525 mm |
- Breedte | 440 mm |
- Hoogte | 945 mm |
2. Diameter rookgasaansluiting | 80 mm |
3. Diameter van de buitenluchtinlaat aan de muur | 60 mm |
4. De hoogte van de vloer tot de as van de rookgasaansluiting | 230 mm |
5. Maximaal vermogen van de kachel | 8 KW |
6. Het maximale verbruik | 1,7 kg/h |
7. Mate van efficiëntie bij maximaal vermogen | 93,3% |
8. Minimaal vermogen van de kachel | 2,4 KW |
9. Het minimale verbruik | 0,75 kg/h |
10. Mate van efficiëntie bij minimaal vermogen | 94% |
11. Minimum trek | 5 Pa |
12. Optimale trek | 10 Pa |
13. Verwarmingsvolume | 40 - 100 m3 |
14. De capaciteit van het trechterachtige brandstofreservoir | 5 kg |
15. De maximale werktijd met volledig reservoir | 16 u |
16. De minimale werktijd met volledig reservoir | 8 u |
17. Maximaal uitgangsvermogen | 280,5 W |
18. Voltage en frequentie | 220-230V/50Hz |
19. Het gewicht van de kachel: | |
- Netto | 70 kg |
- Bruto | 75 kg |
1. Afmetingen kachel 10 – 10 kW: | |
- Diepte | 525 mm |
- Breedte | 440 mm |
- Hoogte | 945 mm |
2. Diameter rookgasaansluiting | 80 mm |
3. Diameter van de buitenluchtinlaat aan de muur | 60 mm |
4. De hoogte van de vloer tot de as van de rookgasaansluiting | 230 mm |
5. Maximaal vermogen van de kachel | 10 KW |
6. Het maximale verbruik | 2,1 kg/h |
7. Mate van efficiëntie bij maximaal vermogen | 93,3% |
8. Minimaal vermogen van de kachel | 3 KW |
9. Het minimum verbruik | 0,85 kg/h |
10. Mate van efficiëntie bij minimaalvermogen | 94% |
11. Minimum trek | 5 Pa |
12. Optimale trek | 10 Pa |
13. Verwarmingsvolume | 100 - 150 m3 |
14. De capaciteit van het trechterachtige brandstofreservoir | 15 kg |
15. De maximale werktijd met volledig reservoir | 16 u |
16. De minimale werktijd met volledig reservoir | 8 u |
17. Maximaal uitgangsvermogen | 280,5 W |
18. Voltage en frequentie | 220-230V/50Hz |
19. Het gewicht van de kachel: | |
- Netto | 75 kg |
- Bruto 80 kg
1. Afmeting kachel 12 – 12 kW: | |
- Diepte | 525 mm |
- Breedte | 440 mm |
- Hoogte | 1025 mm |
2. Diameter rookgasaansluiting | 80 mm |
3. Diameter van de buitenluchtinlaat aan de muur | 60 mm |
4. De hoogte van de vloer tot de as van de rookgasaansluiting | 230 mm |
5. Maximaal vermogen van de kachel | 12 KW |
6. Het maximale verbruik | 2,7 kg/h |
7. Mate van efficiëntie bij maximaal vermogen | 93,3% |
8. Minimaal vermogen van de kachel | 3,5 KW |
9. Het minimum verbruik | 0,85 kg/h |
10. Mate van efficiëntie bij minimaal vermogen | 94% |
11. Minimum trek | 5 Pa |
12. Optimale trek | 10 Pa |
13. Verwarmingsvolume | 100 - 180 m3 |
14. De capaciteit van het trechterachtige brandstofreservoir | 15 kg |
15. De maximale werktijd met volledig reservoir | 16 u |
16. De minimale werktijd met volledig reservoir | 8 u |
17. Maximaal uitgangsvermogen | 280,5 W |
18. Voltage en frequentie | 220-230V/50Hz |
19. Het gewicht van de kachel: | |
- Netto | 82 kg |
- Bruto | 87 kg |
0.0 HET DOEL VAN DEZE HANDLEIDING
Het doel van de instructies is de gebruiker in staat te stellen alle noodzakelijke maatregelen te nemen om veilig en correct gebruik van de kachel te garanderen.
0.1 UPDATES
Deze handleiding beschrijft het product op het moment dat de kachel op de markt werd gebracht. Daarom houden de instructies geen rekening met de kachels die eerder op de markt zijn gebracht met de juiste technische documentatie en worden deze na aanpassingen op basis van of door toepassing van nieuwe technologie bij nieuw geproduceerde machines, beschouwd als defect of ontoereikend.
De inhoud van deze handleiding moet zorgvuldig worden gelezen en bestudeerd. Het is noodzakelijk om alle instructies in deze handleiding strikt op te volgen. Alle informatie in deze handleiding is nodig voor de juiste aansluiting, het gebruik en onderhoud van uw kachel.
Daarom moet deze handleiding zorgvuldig worden bewaard voor de noodzakelijke instructies in het geval van problemen of storingen.
Als de kachel aan iemand anders wordt gegeven of verkocht, moet deze handleiding ook aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
1.0 VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE FABRIKANT
Bij het verstrekken van deze handleiding aanvaardt de fabrikant geen civiele of wettelijke aansprakelijkheid, direct of indirect, vanwege:
• ongevallen veroorzaakt door het niet respecteren van de normen en specificaties in deze handleiding
• ongevallen veroorzaakt door onjuiste omgang of onjuist gebruik van de kachel door de gebruiker
• ongevallen als gevolg van aanpassingen en reparaties die niet door de fabrikant zijn goedgekeurd
• slecht onderhoud
• onvoorziene gebeurtenissen
• ongevallen als gevolg van verkeerd gebruik van reserveonderdelen die niet origineel waren of niet bedoeld waren voor dit type kachel.
De verantwoordelijkheid van de aansluiting ligt volledig bij de installateur – de aannemer.
1.1 ALGEMENE GEBRUIKSKENMERKEN
De gebruiker van het apparaat moet beschikken over de volgende basiskenmerken:
• een volwassen en verantwoordelijk persoon zijn
• beschikken over specifieke technische kennis die nodig is voor het routine-onderhoud van de elektrische en mechanische onderdelen van de kachel.
KINDEREN MOGEN ZICH NIET ZONDER TOEZICHT IN DE BUURT VAN DE KACHEL BEVINDEN WANNEER DEZE BRANDT OF ERMEE SPELEN. DE KACHEL IS GEEN SPEELGOED.
1.2 TRANSPORT EN GEBRUIK VAN DE KACHEL - OMGANG
Wanneer u de kachel verplaatst, moet u voorzichtig zijn en voorkomen dat de kachel naar voren kantelt. Dit komt omdat de brandhaard van de kachel zich aan de voorkant bevindt.
Zorg dat tijdens het transport van de kachel dat volledig veilig moet zijn, de vorkheftruck een belastbare capaciteit heeft die hoger is dan het gewicht van de kachel die hij moet opheffen. Vermijd trillingen en schokkende bewegingen.
ALLE VERPAKKINGEN MOETEN WORDEN VERWIJDERD ZODAT DEZE BUITEN HET BEREIK VAN KINDEREN ZIJN. HET VERPAKKINGSMATERIAAL BINNENIN KAN VERSTIKKINGSGEVAAR OPLEVEREN VOOR KINDEREN. HIERONDER VALLEN PLASTIC ZAKKEN, FOLIE, POLYSTYREEN, ENZ.
1.3 VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE INSTALLATEUR
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om alle testen van het rookkanaal, de luchttoevoer en alle handelingen uit te voeren die noodzakelijk zijn om de kachel aan te sluiten (installeren).
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om de kachel aan te sluiten volgens de plaatselijke voorschriften die van toepassing zijn op de locatie waar de kachel wordt aangesloten (geïnstalleerd).
Het gebruik van de kachel moet in overeenstemming zijn met de instructies voor gebruik en onderhoud, en met alle veiligheidsnormen op basis van de lokale regelgeving die van toepassing zijn wanneer de kachel wordt aangesloten (geïnstalleerd).
De installateur moet het volgende controleren (verifiëren):
• het type kachel dat moet worden aangesloten
• of de ruimte waar de kachel zal worden geïnstalleerd, volstaat voor de kachel. Dit wordt uitgedrukt als de minimale afmetingen die zijn vereist voor installatie zoals uiteengezet door de fabrikant van de kachel
• de warmtegenerator
• de instructies van de fabrikant met betrekking tot de vereisten voor de rookverwijderingsssystemen (kanalen en pijpen voor rookafzuiging)
• de interne doorsnede van de schoorsteen, het materiaal waaruit de schoorsteen bestaat, uniforme dwarsdoorsnede
• dat er geen storingen en obstakels in de schoorsteen zijn
• hoogte en verticale uitbreiding van de schoorsteen
• hoogte op de plaats waar de kachel wordt aangesloten
• de aanwezigheid en geschiktheid van de beschermende afdekking voor de schoorsteen die bestand is tegen de wind
• de mogelijkheid om de externe luchttoevoer en de grootte van de benodigde openingen te beveiligen
• gelijktijdig gebruik van de kachel die is aangesloten op andere apparatuur die daar al aanwezig is.
Als het resultaat van alle bovenstaande controles positief zijn, kunnen worden doorgegaan met het aansluiten van de kachel. Zorg dat u de instructies van de fabrikant van de kachel opvolgt, de normen voor brandbeveiliging en de geldende veiligheidsnormen.
Wanneer u klaar bent met het aansluiten, moet de kachel minimaal 30 minuten in de proefmodus worden opgestart om te testen of de kachel goed werkt.
Wanneer de installatie en alle belangrijke ander zaken zijn afgerond, moet de installateur het volgende aan de klant verstrekken:
• instructies voor gebruik en onderhoud die zijn verstrekt door de fabrikant van de kachel (als deze instructies niet bij de kachel zijn meegeleverd)
• de documentatie die nodig is om te voldoen aan de geldende normen.
2.0 PLAATSING – INSTALLATIE VAN DE KACHEL
De verantwoordelijkheid voor het werk dat wordt uitgevoerd op de plaats van aansluiting ligt volledig bij de gebruiker.
Voordat u de kachel installeert en aanzet, moet de installateur voldoen aan alle wettelijke veiligheidsnormen en aan de volgende vereisten:
• controleren dat het plaatsen van de kachel voldoet aan de lokale, nationale en Europese regelgeving
• dat de locatie van het installeren van de kachel voldoet aan de vereisten die in deze handleiding zijn uiteengezet
• plaatsen van rookkanalen
• dat de luchtinlaat overeenkomt met het type van de geïnstalleerde kachel
• dat de elektrische aansluitingen niet zijn uitgevoerd met tijdelijke en/of niet-geïsoleerde elektrische kabels
• evalueren van de effectiviteit van de aarding van de elektrische systemen
• altijd van persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken en alle beschermingsmiddelen gebruiken die zijn voorgeschreven op grond van de plaatselijke regelgeving.
HET IS BELANGRIJK OM ALTIJD TE ZORGEN VOOR VOLDOENDE RUIMTE VOOR ONDERHOUD EN REPARATIE VAN DE KACHEL
2.1 DE KACHEL PLAATSEN
We raden aan dat u de kachel alleen uitpakt wanneer de kachel op de plek staat waar deze wordt aangesloten.
De kachel staat op plastic pennen die met M10-bouten (4 stuks) onderaan de kachel zijn geschroefd. Op de schroeven zijn M10 mm losse moeren aangebracht op de plastic onderdelen. De poten zijn helemaal tot aan de onderkant van de kachel ingepakt. Na het uitpakken van de kachel, wanneer u deze op zijn plaats staat, is het noodzakelijk om alle poten los te schroeven zodat het totale hoogte verschil tussen de vloer en de onderkant van de kachel ongeveer 25 mm is. Wanneer u klaar bent met het nivelleren van de kachel die horizontaal moet komen te staan, draait u de moeren aan met een sleutel nr. 17 onder de kachel, houd op hetzelfde moment het plastic deel van de poten vast. Draai de moeren aan. Het hoogteverschil van ongeveer 25 mm tussen de vloer en de onderkant is nodig voor een betere luchtcirculatie en voor koeling van de kachel. Op deze manier beschermt u de kachel tegen oververhitting en verlengt u de levensduur.
Als de omringende muren en/of vloeren zijn gemaakt van materialen die niet bestand zijn tegen hitte, moet u adequate bescherming gebruiken met behulp van onbrandbaar isolatiemateriaal.
Zorg altijd dat u veilige afstand houdt (ongeveer 45 cm) tussen de kachel en meubels, huishoudelijke apparaten enz. Voor het beschermen van de vloer, als die is gemaakt van brandbare materialen, raden we aan een metalen plaat onder de kachel op de vloer te plaatsen met een dikte van 3-4 mm die zich minstens 30 cm voor de kachel uitstrekt.
Het is verplicht dat een kachel minimaal 25 cm van omringende muren af staat. Laat altijd minstens 15 cm vrij tussen de achterkant van de kachel en de muur om te zorgen voor goede luchtcirculatie of om de lucht goed in die zone te laten stromen.
Als de kachel wordt geïnstalleerd in een keuken met apparatuur voor het afzuigen van lucht of als deze in een ruimte wordt geplaatst met apparaten die vaste brandstof gebruiken (zoals een houtkachel), zorg dan altijd dat de hoeveelheid inlaatlucht in de ruimte voldoende is om veilige werking van de kachel te garanderen.
Als een rookkanaal door het plafond gaat, moet die op de juiste manier thermisch worden geïsoleerd met behulp van onbrandbaar beschermend isolatiemateriaal. Wanneer de kachel op zijn plaats wordt gezet, moet deze waterpas worden geplaatst met behulp van pennen.
GEVAAR!
Het pantser voor het af te zuigen gas mag niet aangesloten zijn op:
• een rookpijp gebruikt door een andere warmtegenerator (ketels, ovens, open haarden, kachels, enz.)
• het ventilatiesysteem (roosters, ventilatieopeningen, enz.), ook als het systeem in de afvoerpijp is geplaatst.
GEVAAR!
Het is verboden om afsluiters te installeren op de luchtafvoer of -toevoer (kleppen die luchtstroming of tocht kunnen belemmeren of uitschakelen).
LET OP!
Als de afvoer van rook slechte trek veroorzaakt, van een slechte luchtstroom (veel bochten, slechte afvoer van rook, vernauwingen, enz.) wordt de rook slecht afgevoerd of is de rookafvoer niet zo goed als die zou moeten zijn.
Het rookafvoersysteem van de kachel werkt onder negatieve druk in de kachelkamer onder lichte druk van de rookafvoerpijp. Het is erg belangrijk dat het rookafzuigsysteem hermetisch afgesloten is (afgedicht). Dit vereist het gebruik van een gladde buis aan de binnenkant. Eerst moet u zorgvuldig de plattegrond en de structuur van de kamer bestuderen om te weten waar de rookafvoerpijp is geplaatst tussen de muren en het dak, zodat de installatie van de pijpen op de juiste manier wordt uitgevoerd in overeenstemming met de normen voor brandbeveiliging.
U moet eerst zorgen dat de ruimte waar de kachel zich bevindt, voldoende geventileerd is voor verbranding. Het is raadzaam om regelmatig een controle uit te voeren om te zorgen dat de verbrandingslucht rechtstreeks naar de verbrandingskamer gaat. De kachel werkt op 220 V ~ 50 Hz. Zorg dat het ELEKTRISCHE SNOER NIET ONDER DE BRANDHAARD ZIT, uit de buurt van de kachel is, uit de buurt van hete zones is en geen scherpe randen raakt waardoor die kan breken. Als de kachel elektrisch wordt overbelast, kan dit leiden tot verkorting van de levensduur van de elektronica van de kachel.
SCHAKEL NOOIT DE STROOMVOORZIENING UIT DOOR DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE HALEN WANNEER DE KACHEL XXXXXX. DIT KAN DE JUISTE WERKING VAN DE KACHEL IN GEVAAR BRENGEN.
2.2 HET ROOKAFVOERSYSTEEM
De rookafzuiging moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de bestaande normen. De slang voor de af te zuigen gassen moet goed zijn afgedicht (zie afbeeldingen 1-7).
Voor rookafzuiging kunt u ook een klassieke bakstenen schoorsteen gebruiken. Afvoerpijpen kunnen ook worden gemaakt van pijpen die goed moeten zijn geïsoleerd (driedubbelwandig) en afgedicht, om te voorkomen dat hier condens in ontstaat.
De rookkanalen mogen absoluut niet worden aangesloten op andere systemen van welke aard dan ook, zoals de systemen die de rook uit de verbrandingskamer afzuigen, afzuigroosters of luchtverdeelsystemen, enz.
HET IS VERBODEN DE ROOKAFVOER TE PLAATSEN IN AFGESLOTEN OF HALF AFGESLOTEN ZONES ZOALS GARAGES, NAUWE GANGEN, ONDERGRONDSE DOORGANGEN OF OP ANDERE SOORTGELIJKE PLAATSEN.
Wanneer de kachel is aangesloten op de pijp voor de afvoer van gassen, is het noodzakelijk om een professionele schoorsteenveger te laten komen die controleert dat de schoorsteen zelfs geen de kleinste scheuren of barsten heeft. Als er in de schoorsteen van het af te zuigen gas dergelijke scheurtjes zijn, moet de pijp voor rookafzuiging worden geïsoleerd voor een goede werking van de schoorsteen.
Het rookafvoersysteem (schoorsteen) bij metalen pijpen moet zijn geaard in overeenstemming met de bestaande normen en voorschriften. Aarding is wettelijk verplicht.
De aarding van het rookafvoersysteem moet zijn gescheiden van de aarding voor de kachel.
De pijp voor de afvoer van gassen moet zijn uitgevoerd volgens de normen in termen van de afmetingen en de materialen die zijn gebruikt bij de constructie daarvan (afbeelding 2).
A) De bovenkant van de schoorsteen is bestand tegen wind.
B) De afmetingen van de schoorsteen kennen geen beperkingen, het is belangrijk dat de trek van de schoorsteen 15 Pa niet overschrijdt.
C) Pakking/verzegeld.
D) Inspectieopeningen – ter controle.
Rookkanalen die in slechte staat zijn of die zijn gemaakt van ongeschikte materialen (asbestcement, gegalvaniseerd plaatmateriaal, enz. met ruwe of poreuze oppervlakken) zijn ontoereikend en brengen de goede werking van de kachel in gevaar.
De rook kan worden afgevoerd via een klassieke rookpijp (zie de volgende afbeelding), op voorwaarde dat deze voldoet aan de volgende vereisten:
- Controleer het onderhoud van de rookkanalen of schoorstenen. Als de rookafvoerpijp oud is, moet deze worden vervangen door een nieuwe. Als de schoorsteen is beschadigd, is het goed deze te repareren of te herbouwen door een stalen pijp te plaatsen die op de juiste manier is geïsoleerd met minerale wol.
- De rook kan alleen rechtstreeks via de rookpijp (schoorsteen) worden afgevoerd als deze voldoet aan de minimale vereisten van een trek van minstens 5 Pa en niet meer dan de maximaal toegestane 15 Pa, en als die is afgedekt voor controle en reiniging.
- Als de schoorsteen een grotere doorsnede heeft dan 20 x 20 cm, of een diameter groter dan 20 cm, kan een mogelijke betere controle van de trek (afname) in de schoorsteen op drie manieren worden aangebracht:
A – kap ter bescherming tegen wind B – schoorsteen
C – verbinding met de schoorsteen
D –deurtje voor reiniging
Afbeelding 1
1. Als er aan de onderkant van de schoorsteen een opening is voor het reinigen, installeer dan een trekregelaar.
2. Plaats een stalen pijp in de schoorsteen met een diameter van 12 cm of meer, indien er een mogelijkheid is voor een dergelijke aanpassing van de schoorsteen.
3. Door bepaalde parameters in de kachel aan te passen. Deze aanpassing mag alleen door een geautoriseerde dienst van de fabrikant worden uitgevoerd.
- Zorg dat de verbinding met de huisschoorsteen goed is afgedicht.
- Vermijd contact met brandbaar materiaal (zoals houten balken) en in alle gevallen moet er worden geïsoleerd met brandwerend materiaal.
De kachel is ontwikkeld om te worden aangesloten op de rookanalen van de schoorsteen met een diameter van 80 mm. Als u geen standaard schoorsteen hebt maar een nieuwe schoorsteen hebt, of als u de bestaande schoorsteen aanpast, gebruik dan geïsoleerde roestvrijstalen pijpen (dubbelwandig) met een diameter zoals vermeld in tabel 1. Flexibele pijpen zijn niet toegestaan.
SYSTEEMTYPE | DIAMETER MM | SYSTEEMMARKERING |
Pijplengte minder dan 5 m | 80 | aanvaardbaar |
Pijplengte meer dan 5 m | 120 | vereist |
Tabel 1
A) minerale wol
B) stalen pijpen
C) muur rondom
Bij installatie van de kachel, snijd het trekbandje om de omgevingssonde door en plaats deze op afstand van de warmtebron.
Afbeelding 2 Afbeelding 3
Na het plaatsen en installeren van de kachel moet u de omgevingssonde losmaken door het trekbandje door te snijden. Plaats daarna de bovenkant van de sonde op afstand van de kachel of een andere warmtebron voor een zo realistisch mogelijke kamertemperatuur. (Afbeelding 3).
Bij gebruik van een verbindingspijp tussen de kachel en de afvoeropening, zorg dat u een connector gebruikt (zoals weergegeven in afbeelding 4a en 4b) met het schoonmaakdeksel (de kap) in de buurt van de schoorsteen. Het aanbrengen van deze connector moet het verzamelen van as mogelijk maken dat in de buis wordt geproduceerd, en de rookafvoerpijp moet af en toe worden gereinigd zonder de buis te hoeven verwijderen. De rook staat onder lichte druk en daarom is het noodzakelijk om het deksel (de kap) te controleren op vervuiling van het systeem voor de afzuiging van gassen en dat perfect afgedicht moet zijn en dat dit zo blijft na elke reiniging. Zorg dat u dezelfde volgorde aanhoudt als bij de montage en controleer de staat van de afdichtingen.
Het ideale vacuüm hangt vooral af van de afwezigheid van barrières zoals vernauwingen en/of connectoren in de hoeken. Het wordt aanbevolen dat de hoeken 30°, 45° en 90° bedragen. Een hoek 90° moet drievoudig zijn (afbeelding 4b). Installeer de rookkanalen volgens afbeelding 7.
Afbeelding 4a.
Het wordt ten zeerste aanbevolen om horizontale verlengingen te vermijden en, indien nodig, te zorgen de pijp niet wordt gebogen maar een helling van minstens 5% heeft.
Het horizontale deel van de rookkanalen mag in geen geval langer dan 3 m zijn.
Afbeelding 4b
Het wordt afgeraden om de rookafzuiging rechtstreeks op de kachel aan te sluiten met een horizontaal deel langer dan 1 m. Zie de afbeeldingen 4 - 8. Na de connector (afbeelding 4a) is het noodzakelijk om een verticale verlenging van Ø 80 mm in lengte te plaatsen voor minimaal 1-1,5 m en pas daarna een horizontale verlenging van Ø 80 mm en een verticale verlenging van Ø 80 of Ø 120 mm, afhankelijk van de hoogte van het rookkanaal (schoorsteen) zoals weergegeven in tabel 1.
JA
NEE
In afbeelding 5, links, tonen we hoe een volledige bovenkant eruit moet zien als er twee schoorstenen naast elkaar staan en in afbeelding 5, rechts, hoe het laatste stuk niet moet zijn gemaakt.
Afbeelding 5
2.3 ISOLATIE EN DE DIAMETER
VAN DE OPENING (GAT)
OP HET DAK (OF IN DE
MUUR)
Nadat u de plaats van de kachel hebt bepaald, moet u een gat maken waar de rookpijp doorheen gaat. Dit varieert afhankelijk van het type installatie, de diameter van de pijp voor het afzuigen van gassen (zie tabel 1) en het soort muur of dak waar de pijp doorheen moet. Zie tabel 2. Isolatie moet bestaan uit minerale wol met een nominale dichtheid van meer dan 80 kg/m2.
Ø 120
Afbeelding 4 Afbeelding 5
1. Armatuur 80 > 120
2. Een verbindingsstuk met bocht
7
Afbeelding 6
1. Verbindingsstuk met een reinigingsopening
2. Reinigingsrichting
3. Opening, een raam voor onderhoud/inspectie
4. Reinigingsrichting
5. Een verbindingsstuk met bocht - verbindingsstuk met reinigingsopening
6. Reinigingsrichting
7. Een drukdeksel voor reiniging (plug-in)
JA
NEE
Afbeelding 7: Monteren van het rookkanaal
Dikte isolatiemateriaal mm | Diameter van de pijp voor rookafzuiging (mm) | ||
D.80 | D.120 | ||
Diameter van de te maken opening (gaten) (mm) | |||
De muren zijn van hout of in ieder geval brandbaar of er zijn brandbare delen | 100 | 150 | 190 |
Betonnen muur of dak | 50 | 100 | 140 |
Een muur of bakstenen dak | 30 | 100 | 140 |
Tabel 2: Isolatiedikte voor het deel van het systeem dat door de muur of het dak loopt.
Bovenal is het noodzakelijk om te zorgen voor de PERFECTE LUCHTSTROOM (trek) in de pijpen van de rookafzuiging die open moeten zijn en zonder obstakels zoals vernauwingen of hoeken. Alle verplaatsingen van de as moeten een gekantelde baan hebben met een maximale hoek van 45 graden ten opzichte van de verticaal, 30 graden is de beste oplossing is. Deze verplaatsing kan het beste worden uitgevoerd in de buurt van de bovenkant van de schoorsteen die bestand is tegen de wind. Volgens de voorschriften (bestendigheid van de bovenkant van de schoorsteen tegen wind, afstand en plaatsing van de kachel) moet worden voldaan aan de afstanden in tabel 3:
Dakhelling: | De afstand tussen de nok en de schoorsteenkap | Minimale hoogte van de schoorsteen gemeten aan de bovenste gleuf (aan de achterkant van de schoorsteen) |
α | Afstand in meters | Hoogte in meters |
150 | minder dan 1,85 m hoger dan 1,85 m | 0,50 m boven de rand 1,00 m van de dakhelling |
300 | minder dan 1,50 m hoger dan 1,50 m | 0,50 m boven de rand 1,30 m van de dakhelling |
450 | minder dan 1,30 m hoger dan 1,30 m | 0,50 m boven de rand 2,00 m van de dakhelling |
600 | minder dan 1,20 m hoger dan 1,20 m | 0,50 m boven de rand 2,60 m van de dakhelling |
Tabel 3
Het is echter vereist om een initiële verticale verlenging van 1,5 m (minimaal aan te brengen om te zorgen voor een goede afvoer van rook.
2.4 TOEVOER VERBRANDINGSLUCHT (afbeelding 8)
De lucht die nodig is voor verbranding die uit de omgeving wordt gehaald, moet via een enkel ventilatierooster binnekomen dat in de buitenmuur van de ruimte is gemonteerd. Dit zorgt voor een betere verbranding en dus voor lager verbruik van pellets. Het wordt afgeraden om de buitenlucht direct via de pijp te laten trekken, omdat dit de efficiëntie van de verbranding vermindert. Een ventilatieschacht moet altijd zijn voorzien van een ventilatierooster aan de buitenkant ter bescherming tegen regen, wind en insecten.
Dit gat moet worden gemaakt in de buitenmuur van de ruimte waar de kachel zich bevindt.
Toevoer van verbrandingslucht uit de garage, opslagplaatsen voor brandbare materialen of uit een ruimte met risico op brand, is verboden.
De opening van de buitenste toevoer van verbrandingslucht mag niet zijn verbonden via pijpen (beperking is slang fi 75, lengte 3 m, met maximaal gebruik van drie bochten 90o).
Als de ruimte nog andere verwarmingsapparaten heeft, moet de toevoer van verbrandingslucht voldoende zijn voor een goede werking van alle apparaten.
Afbeelding 8: Minimale openingen voor het installeren van ventilatieroosters.
Zie voor de juiste en veilige plaatsing van ventilatieroosters de gegevens in tabel 3. Deze zijn de minimale afstanden betreffende elke luchtruimte of rookafzuiging. Deze waarde kan de configuratie van de luchtdruk wijzigen. Deze moet in de juiste volgorde zijn om te voorkomen dat een open raam buitenlucht trekt waardoor de kachel daarvan wordt beroofd.
Het ventilatierooster moet als volgt worden opgesteld | ||
1 m | onder | deuren, ramen, gasafzuigingen, luchtkamers, enz. |
1 m | horizontaal van | |
0,3 m | boven | |
2 m | van | het afzuigen van de rook |
Tabel 3: De minimale afstand voor de toevoer van verbrandingslucht
2.5 AANSLUITEN VAN DE VOEDING
Deze kachels zijn aangesloten op het elektriciteitsnet. Onze kachels hebben elektrische kabels die geschikt zijn voor gemiddelde temperaturen. Als u het netsnoer moet vervangen (bijvoorbeeld als het is beschadigd), neem dan contact op met ons bevoegde technisch personeel. Let op het volgende voordat u de elektrische kachel aansluit:
- Dat de eigenschappen van de elektrische systemen overeenkomen met de informatie die is vermeld in de gegevens op het identificatieplaatje op de kachel.
- Indien het rookafzuigsysteem van metaal is, moet deze zijn geaard in overeenstemming met de bestaande normen en wetgeving. Aarden is wettelijk verplicht.
- De elektrische kabel mag nooit heter worden dan 800C boven de omgevingstemperatuur.
Wanneer de kachel is geïnstalleerd en op zijn positie staat, moet een bipolaire schakelaar of bipolair stopcontact gemakkelijk toegankelijk zijn.
- Als de kachel lange tijd niet wordt gebruikt, haal dan de stekker uit het stopcontact of zet deze op de 0-stand.
Schakel de kachel bij falen of storing direct uit of zet deze op de 0-stand en neem contact op met een erkend servicecentrum.
3.0 BELANGRIJKE INSTRUCTIES
DE VOLGENDE INSTRUCTIES ZIJN VEREIST VOOR DE VEILIGHEID VAN MENSEN, DIEREN EN EIGENDOM.
We willen de installateur van de kachel informeren over enkele van de algemene richtlijnen die moeten worden opgevolgd voor juiste installatie en goede kachelmontage. Deze normen zijn verplicht, maar niet volledig. Voor verdere en meer gedetailleerde informatie dient u de rest van deze gebruiksaanwijzing te lezen.
• Steek de stekker van de kachel in een geaard stopcontact. Afbeelding 12.
• De schakelaar aan de achterkant van de kachel staat op positie 1.
• Sta niet toe dat kinderen of huisdieren in de buurt van de kachel komen.
• Gebruik alleen A1- of A-pellets, geen andere brandstof.
• Breng alle gebruikers op de hoogte van de mogelijke risico’s en gevaren en leer hoe ze het apparaat moeten bedienen.
• Als de kachel op een houten vloer is geplaatst, is het aan te raden het voetstuk waarop die staat te isoleren.
De kachel werkt met een verbrandingskamer die onder negatieve druk staat. Zorg daarom dat de rook goed thermisch geïsoleerd is.
STROOM- KABEL
SCHAKELAAR 0,1
Wanneer de kachel voor de eerste keer wordt aangezet, dan verdampt er vanwege het stabilisatieproces een kleine hoeveelheid verf (niet schadelijk voor de gezondheid) waarmee de kachel is gecoat. Het is daarom noodzakelijk de ruimte te luchten zodat deze rook uit de ruimte verdwijnt.
Afbeelding 9 Afbeelding 10
3.1 WAARSCHUWING VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR DE INSTALLATEUR
De aannemers die het onderhoud uitvoeren, moeten naast het voldoen aan alle veiligheidsmaatregelen:
• altijd veiligheidsuitrusting en persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken
• de voeding uitschakelen voordat ze beginnen met werken
• altijd de juiste gereedschappen gebruiken
• Voordat ze beginnen met werkzaamheden aan de kachel, in gedachten houden dat de kachel koud moet zijn en dat de as ook koud moet zijn. Ze moeten ook controleren dat de handgrepen koud zijn
• ZET DE XXXXXX NOOIT AAN als één van de veiligheidsvoorzieningen defect is, niet goed is ingesteld of helemaal niet werkt
• breng om welke reden dan ook geen wijzigingen aan, anders dan toegestaan en uitgelegd door de fabrikant zelf
• gebruik altijd originele reserveonderdelen, wacht nooit met vervangen totdat de onderdelen zijn versleten.
• het vervangen van versleten onderdelen of onderdelen van de kachel voordat ze stoppen met werken, draagt bij aan het voorkomen van schade door ongelukken als gevolg van plotseling falen of kapotgaan van onderdelen, wat kan leiden tot ernstige gevolgen voor personen en/of eigendommen die zich rondom de kachel bevinden
• maak de vuurkorf schoon voordat u de kachel aansteekt
• zorg dat er geen condensatie is; als er condensatie optreedt, zit er water in de koelrook. We raden u aan om de mogelijke oorzaken van condensatie te vinden om voor een regelmatige en correcte werking van de kachel te zorgen.
3.2 WAARSCHUWING VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR DE GEBRUIKER
De plaats waar de kachel moet worden opgesteld, de montageplaats genoemd, moet worden voorbereid volgens de lokale, nationale en Europese voorschriften.
De kachel is een ‘verwarmingsapparaat’; wanneer dat aan staat, wordt het buitenoppervlak erg heet en bereikt zeer hoge temperaturen.
De kachel is ontworpen om brandstof van geperste houtmassa (pellets met een diameter van 5 mm of 6 mm, met een lengte van 30 mm, en een maximaal vochtgehalte van 8-9%) te verbranden.
Het is daarom erg belangrijk om op het volgende te letten wanneer de kachel aan staat:
• Kom niet in de buurt van en raak het glas van het deurtje niet aan, GEVAAR VOOR BRANDWONDEN.
• Kom niet in de buurt van en raak rookafvoerpijp niet aan, er is GEVAAR VOOR BRANDWONDEN.
• Voer geen opruimhandelingen uit.
• Open het deurtje niet, de xxxxxx werkt alleen goed als deze goed dicht zit.
• Gooi de as niet weg als de kachel AAN staat.
• Kinderen en huisdieren moeten uit de buurt van de kachel blijven.
• VOLG ALLE INSTRUCTIES IN DEZE HANDLEIDING OP.
Evenzo betekent het juiste gebruik van biobrandstofpellets:
• Gebruik alleen brandstof die voldoet aan de instructies van de fabrikant.
• Volg altijd het onderhoudsschema voor de kachel.
• Maak de kachel elke dag schoon (alleen wanneer de kachel en de as koud zijn).
• Gebruik de kachel niet in geval van defecten of abnormaliteiten, in het geval van ongewone geluiden en/of vermoedelijke storingen.
• Spuit geen water op de kachel, ook niet bij brandbestrijding.
• Schakel de kachel niet uit door aan de stekker te trekken. Gebruik de toets op het venster om de kachel uit te schakelen.
• Kantel de kachel niet, DEZE KAN ONSTABIEL WORDEN.
• Gebruik de kachel niet als steun of houder. Laat het tankdeksel nooit openstaan.
• Raak de geverfde delen van de kachel niet aan als deze AAN staat.
• Gebruik geen hout of kolen als brandstof, maar alleen pellets met de volgende kenmerken: diameter 5-6 mm, maximale lengte 30 mm, maximaal vochtgehalte 8-9%.
• Gebruik de kachel niet om afval te verbranden.
• Voer altijd alle handelingen uit met maximale veiligheidsmaatregelen.
4.0 VEILIGHEIDSRICHTLIJNEN VOOR ONTSTEKING EN REINIGEN VAN DE KACHEL
• Gebruik nooit benzine, kerosine of andere ontvlambare stoffen om de kachel AAN te zetten. Houd deze vloeistoffen uit de buurt van de kachel, als de kachel aan staat.
• Zet NOOIT de kachel aan als het glas beschadigd is. Sla niet op het glas of het deurtje zodat deze niet beschadigen.
• Als de kachel AAN staat, mag u het deurtje niet openen om het glas te reinigen. Xxxxxx het glas alleen wanneer de kachel koud is, met een katoenen doek of keukenrol en glasreiniger.
• Zorg dat de kachel stevig staat om eventuele verplaatsing te voorkomen.
• Zorg dat de aslade is geplaatst en dat deze volledig is gesloten, zodat de deuren correct op de lade steunen.
• Zorg dat de kacheldeur goed gesloten is wanneer de kachel brandt.
• Gebruik alleen een stofzuiger om de as uit de kachel te zuigen als de kachel helemaal is afgekoeld.
• Gebruik nooit schurende reinigingsmiddelen voor het reinigen van het kacheloppervlak.
D
Afbeelding 11
Afbeelding 12
A
B
Afbeelding 13
Afbeelding 14 Afbeelding 15
5.0 REGELMATIG REINIGEN EN ONDERHOUD MET EEN AS-STOFZUIGER
Gebruik een trommelvormige stofzuiger die het reinigen van de kachel kan vergemakkelijken. De stofzuiger moet een filter hebben dat voorkomt dat het aangezogen stof terugkeert naar de ruimte waar de kachel zich bevindt.
VOORDAT U BEGINT MET ROUTINEMATIG ONDERHOUD, INCLUSIEF SCHOONMAKEN, MOET U DE VOLGENDE VOORZORGSMAATREGELEN NEMEN:
• Koppel de kachel los van de voeding voordat u een handeling uitvoert.
• Voordat u iets gaat doen, zorg dat de kachel en de as koud zijn.
• Gebruik elke dag de stofzuiger om de as uit de verbrandingskamer op te zuigen.
• Gebruik de stofzuiger elke dag zorgvuldig bij het reinigen van de vuurkorf (na elk gebruik en wanneer de kachel koud is).
• Zorg altijd dat de kachel en de as koud zijn.
Een keer per jaar als u meer dan een ton pellets hebt verbrand, moet u:
- op de bovenkant van de verbrandingskamer de as opzuigen die zich heeft opgehoopt rond de opening (afbeelding 13-A). Het wordt aanbevolen jaarlijks de as aan de achterwand van de verbrandingskamer te verwijderen en bij de inspectieopening van het rookgaskanaal (afbeelding 13-B) en de achterkant van de rookgaskamer, plaat B, te stofzuigen. Het reinigen moet zo worden gedaan dat u de wanden stofzuigt waar zich as heeft opgehoopt (figuur 11-D). Deze plaat is vastgezet met schroeven, zoals weergegeven in afbeelding 11-D.
- Reinig de inspectieopening onder de verbrandingskamer (afbeeldingen 14 en 15), draai de schroeven los, open het deksel en stofzuig de ruimte direct naast de ventilator.
- Verwijder indien nodig de ventilator en maak deze schoon.
Reinig de onderdelen zoals weergegeven in afbeelding 12. De tweede reinigingsmethode wordt niet aanbevolen, omdat hierbij de schroefdraden en speciale moeren op de router of de plaat snel beschadigd raken.
BELANGRIJKE OPMERKING
- Zorg dat u de doorvoer van de inlaatpijp van de pelletstransporteur controleert waardoor de pellets in de haard passeren in relatie tot de beschermende achterwand van de vuurhaard (paneel). Er mogen geen onderbrekingen of niet passende stukken zijn, de overgang moet zijn genivelleerd met de onderkant zodat de pellets vrij kunnen vallen zonder te belemmeringen of ophopingen bij de ingang van de pijp. Dit kan namelijk leiden tot ontbranding. Als het beschermende paneel niet goed is aangebracht, kan dit leiden tot ontbranding van pellets in het pelletsreservoir met onvoorziene gevolgen.
- De fabrikant niet is verantwoordelijk voor gebrekkige plaatsing of bevestiging van de achterwand van de verbrandingskamer (plaat) en de gevolgen voor de kachel.
Zorg dat de kachel en de as koud zijn.
- VUURKAMER (kubusvormig): deze verbrandt de pellets gemaakt van houtmassa. (Zie afbeelding 16). Het wordt aanbevolen om de vuurkamer na elk gebruik, elke dag (wanneer de kachel koud is) te stofzuigen. Het wordt aanbevolen de vuurkamer dagelijks te verwijderen en te zorgen dat er geen resten as op de bodem liggen, en niet-verbrande pellets die zich op de bodem van de vuurkamer hebben opgehoopt. Plaats de vuurhaard terug en zet hem stevig vast om te zorgen voor een veilige werking van de kachel. De vuurhaard moet recht staan en horizontaal, hij mag niet zijn gekanteld!
Als u vragen hebt, aarzel dan niet om een bevoegd servicecentrum te bellen voor uitleg en aanvullende informatie, omdat de fabrikant de omstandigheden van de aansluiting en het onderhoud van de kachel niet kent en geen garantie biedt voor de aansluiting van de kachel en het onderhoud ervan.
1. Opening van de kachelingang voor ontbranding van de pellets
2. Voor optimale prestaties van de vuurkamer mogen openingen niet zijn afgesloten of verstopt met as.
De fabrikant aanvaardt geen enkele verantwoordelijkheid voor schade veroorzaakt door derden.
Afbeelding 16a Afbeelding 16b
Asbak (moet worden gestofzuigd en gereinigd als deze vol is).
Zorg dat de kachel en de as koud zijn.
De asbak moet een keer per week worden gereinigd door stof te zuigen of door gewoon de as weg te gooien. Dit zal alle onzuiverheden daarin verwijderen die ontstaan bij de verbranding van pellets. De bak moet dan worden teruggezet op de juiste plaats.
- Laat geen onverbrande pellets achter in de brander.
- Reinig het glas met een droge doek.
GLAZEN DEURTJE (controleer en reinig regelmatig)
Zorg dat de kachel en de as koud zijn.
Glas is gemaakt van pyro-keramisch materiaal dat bestand is tegen hoge temperaturen. Vervang in geval van schade het glas voordat u de kachel opnieuw gebruikt. Het glas mag alleen worden vervangen door geautoriseerd personeel.
5.1 REINIGING EN ONDERHOUD (voor onderhoudspersoneel)
ROOKKANALEN - SCHOORSTEEN – moeten elke zes maanden worden gereinigd of na het verbanden van een ton pellets.
Zorg dat de kachel en de as koud zijn.
Het rookkanaal (schoorsteen) is bestand tegen wind en moet elk jaar worden gecontroleerd, bij voorkeur aan het begin van het stookseizoen. Het is het beste om erkende professionele aannemers in te schakelen voor reiniging. De plekken die speciale aandacht nodig hebben zijn aangegeven in afbeelding 17.
ONDERDELEN VUURKAMER (EEN KEER PER JAAR OF NA HET VERBRANDEN VAN 1 TON PELLETS)
Zorg dat de kachel en de as koud zijn.
Voor correcte reiniging met een stofzuiger is het minimaal één keer per jaar nodig om de as te verwijderen die zich heeft opgehoopt aan de achterkant van de plaat achter de brander in de vuurkamer. Hiervoor moet u 4 schroeven losdraaien en de plaat verwijderen zoals weergegeven in hoofdstuk 5.0 (afbeelding 14 en 15).
RUIMTE VENTILATOR ROOKAFVOER (controleer en reinig deze één keer per jaar of na verbruik van een ton pellets).
Zorg dat de kachel en de as koud zijn.
Het reinigen van de binnenruimte van de rookafvoer wordt gedaan door eerst de afdekkap aan de onderkant van de vuurkamer en de as aan de voorzijde te verwijderen, en dan met de stofzuigerslang de achtergebleven as uit dit stuk weg te zuigen en voor goede werking van de kachel (afbeeldingen 14 en 15).
ALGEMENE REINIGING AAN HET EINDE VAN HET STOOKSEIZOEN
Zorg dat de kachel en de as koud zijn - koppel de kachel los van de elektrische stroom.
Trek aan het einde van het seizoen, voor de veiligheid, de stekker van de kachel uit het stopcontact. Het is erg belangrijk om de kachel schoon te maken en te inspecteren, zoals hierboven uitgelegd.
Zorg dat de kachel en de as koud zijn.
Na intensief gebruik kan het gebeuren dat de afdichtende deurstrip losraakt. Deze afdichting is vastgelijmd aan de deur met siliconen en bestand tegen hoge temperaturen. Zorg voor of maak de beide uiteinden vast met een strip die bestand is tegen hoge temperaturen Dit is erg belangrijk voor goed sluitende deuren.
Plaatsen die minstens één keer per jaar moeten worden gereinigd.
Afbeelding 17 Plaatsen die minstens één keer per jaar moeten worden gereinigd.
6.0 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE
U hebt een product van uitstekende kwaliteit gekocht.
De fabrikant staat altijd tot uw dienst voor informatie over de kachel en instructies voor montage en installatie in uw regio. Het correct aansluiten van deze kachel, volgens de instructies, is erg belangrijk om gevaar op brand en eventuele storingen te voorkomen.
De kachel werkt met een verbrandingsafzuigdruk. Zorg daarom dat de rook goed thermisch geïsoleerd is.
GEVAAR!
Bij brand in de pijp voor de af te zuigen rook moeten alle mensen en dieren de ruimte uit, ontkoppel de voeding met behulp van de stroomschakelaar in huis of haal de stekker uit het stopcontact (de stekker moet altijd gemakkelijk toegankelijk zijn en vrij van obstakels) en bel onmiddellijk de brandweer.
GEVAAR!
U mag geen gewoon brandhout gebruiken.
GEVAAR!
Gebruik de kachel niet om afval te verbranden.
7.0 DE KWALITEIT VAN DE PELLETS
Deze kachel gebruikt geperst hout (pellets) als brandstof.
Omdat er veel producten zoals deze op de markt zijn, is het belangrijk dat u pellets als brandstof selecteert die schoon zijn. Zorg dat u pellets van hoge kwaliteit gebruikt die compact zijn en een beetje stof hebben. De aanbevolen kwaliteit van pellets is A1 of A2.
Vraag de vertegenwoordiger of de fabrikant om de beste pellets met een diameter van 5 - 6 mm, de langste zijde 30 mm. De juiste werking van de kachel is afhankelijk van het type en de kwaliteit van de pellets, omdat de warmte die wordt verkregen uit verschillende soorten pellets van verschillende intensiteit kan zijn.
Als de pellets van slechte kwaliteit zijn, moet de kachel vaker worden gereinigd.
DE FABRIKANT VAN DE KACHEL IS NIET AANSPRAKELIJK VOOR SLECHTE PRESTATIES VAN DE KACHEL IN GEVAL VAN GEBRUIK VAN PELLETS VAN SLECHTE KWALITEIT.
7.1 OPSLAG VAN XXXXXXX
De pellets moeten op een droge plaats worden bewaard die niet te koud is. Koude en vochtige pellets (bij een temperatuur van ongeveer 50C) verminderen het thermische vermogen van de brandstof en vereisen extra reiniging van de kachel.
DE PELLETS MOGEN NIET DICHT BIJ DE KACHEL WORDEN BEWAARD.
Houd ze op minstens 2 meter afstand van de kachel. Behandel de pellets zorgvuldig en zorg dat ze niet kapot gaan.
WAARSCHUWING: Als de brandstoftank is gevuld met zaagsel of kleine (kapotte) pellets, kan vullen met pellets worden geblokkeerd. Zulke pellets kunnen leiden tot doorbranden van de elektromotor die het mechanisme van het inbrengen van de pellets aandrijft, of de versnelling van deze elektromotor beschadigen. Als u aan de onderkant van het pelletsreservoir of aan de onderkant van de aandrijfmotor wanneer de tank leeg is pellets ziet liggen, zuig deze dan op met de stofzuigerslag via de open gaten in het pelletsreservoir.
8.0 BESCHRIJVING EN WERKWIJZE VAN HET BEDIENINGSSYSTEEM
8.1 BESCHRIJVING VAN HET AANRAAKSCHERM
Weektimer IR -sensor
Alarm onderhoud
Alarm reinigen Alarm brandstof
AAN/UIT-toets
Keuze ketelvermogen
Ventilator Temperatuur
Keuze brandstofkwaliteit Tijd
Instellingen
Links/rechts toetsen voor menukeuze Enter/bevestigen toets voor menubevestiging
Annuleren/terug toets voor menu afsluiten
Afbeelding 18
Menu wijzigen toetsen voor aanpassing parameters
Vermogen Ventilator Temperatuur Brandstof Tijd Instellinge
Afbeelding 19
8.2 GEBRUIK EN REGELINGSCONTROLE
Xxxxxx is uitgeschakeld
Het starten van de kachel gebeurt op zo’n manier dat wanneer de toets wordt aangeraakt en 3 seconden ingedrukt blijft, de aanduiding ‘ON’ op het display verschijnt.
Daarna gaat de kachel naar de automatische modus ‘AUTO’. Het testen van de tijdontsteking en de vlamstabiliteit duurt ongeveer 20 minuten, waarna de vuurkamer/ketel in de normale werkingsmodus komt.
8.3 MODULATIE
Door ENTER aan te raken gaat de waarde van het display knipperen, de toetsen die we gebruiken regelen de vermogensbranders van 1 tot 5 wat wordt bevestigd door de ENTER toets aan te raken. De waarde AUTO maakt automatische aansturing van de vermogensbranders mogelijk, die wij en de fabrikant aanbevelen.
In gevallen dat het vuur gedwongen moet worden gedoofd of de kachel moet worden uitgezet door het indrukken van de aan/uit-toets tijdens het ontstekingsproces, verschijnt het ALARM samen met de pieptoon voor het reinigen van de ketel.
Dan moet u wachten tot de ventilator is gestopt met werken, reinig de brander handmatig en houd dan de aan/uit-toets ingedrukt (2-3 sec) om de fout voor het reinigen te resetten, dan is de kachel klaar om opnieuw te ontsteken door de aan/uit-toets opnieuw ingedrukt te houden.
De volgende indicatie van het bovenste deel van de regeling is de ventilator. De sterkte van de omgevingsventilator kan worden ingesteld op 7 verschillende snelheden (1-5 AUTO en HI), waarbij de gebruiker de geschikte snelheid kiest. De fabrikant raadt de optie »AUTO« aan als beste weerspiegeling van de verbruikte versus verkregen verwarmingsenergie.
Druk in het menu op RECHTS . U komt bij de selectie voor de indicatie van de ingestelde omgevingstemperatuur van de kachel. Als u de omgevingstemperatuur wilt controleren of instellen, druk op de Enter toets en het display begint te knipperen. Gebruik dan de toetsen om de waarden te wijzigen en de nieuwe temperatuur in te voegen. Zorg dat u de waarde bevestigt met de ENTER toets. De temperatuur van de ruimte wordt afgelezen door
de temperatuursonde geïnstalleerd aan de achterkant van de kachel (afbeelding 3).
Door weer op RECHTS te drukken krijgt u een indicatie te zien om het type pellets te kiezen. Met deze optie kunnen we de vuurkamer/ketel aanpassen aan de kwaliteit van de pellets. Er zijn modi voor drie soorten pellets. Door het aanraken van de ENTER toets knippert deze waarde op het display. Door het aanpassen met de toetsen kan de waarde of werkingsmodus van de ketel volgens de kwaliteit van de pellets worden gewijzigd. (waarde hoger dan 1-één leidt naar een lagere kwaliteitsmodus van de pellet)
Wanneer u deze waarden wijzigt, moet u letten op het verbranden van de pellets en de resterende hoeveelheid as in de brander. Als de modus geschikt is, werkt de vuurkamer zonder problemen. Als de modus niet geschikt is, bestaat de mogelijkheid van verhoogd verbruik, periodiek stoppen van de ketel, grote hoeveelheden as, enz.
Het volgende menu met een indicatie (klok) wordt gebruikt om de tijd en de datum van de regeling in te stellen. Door ENTER aan te raken begint de uurwaarde te knipperen. Het wijzigen van een uurwaarde wordt gedaan via de toetsen op de regeling. Zodra u zich in het tijdmenu bevindt, kunt u naar rechts navigeren met de toets RECHTS om de tijd en datum te wijzigen met de toetsen .
Nadat u alles heeft gewijzigd, moet u dit bevestigen door slechts een keer op de toets ENTER te drukken.
Ga door met de toets RECHTS en
u ziet een wijziging in de waarde van de datum. Dezelfde procedure voor het wijzigen van waarden geldt voor het instellen van de tijd.
Na het instellen van de datumwaarden raakt u weer de toets RECHTS aan en u ziet de optie voor het jaar, die ook weer knippert. Kies de toetsen om de waarde van het jaar te kiezen.
Xxxx weer de RECHTS toets aan en u ziet een waarde voor de dagen van de week. Raak de aan om de dag van de week in te voeren.
1 = MAANDAG
2 = DINSDAG
3 = WOENSDAG
4 = DONDERDAG
5 = VRIJDAG
6 = ZATERDAG
7 = ZONDAG
Zorg ervoor het einde van de invoer te bevestigen met de ENTER toets, dan stopt het display met knipperen en het scherm toont de ingestelde tijd.
8.4 DE KACHEL AAN- EN UITZETTEN
UITZETTEN
Door langer dan ongeveer 2 seconden op de AAN/UIT-toets te drukken wanneer de kachel aan staat, verschijnt OFF op het display. Nadat de toets wordt losgelaten, begint de kachel met uitschakelen. De schroeftransporteur stopt, de ventilatoren werken op maximale snelheid om de vuurhaard te reinigen. Als de verbrandingskamer eenmaal is afgekoeld tot de juiste temperatuur, wordt de kachel uitgeschakeld en gaat deze naar de slaapstand. Het display zal teruglezen wat u eerder hebt gekozen, wat af te lezen is op het display.
AANZETTEN
Door langer dan ongeveer een halve seconde op de AAN/UIT-knop te drukken wanneer de kachel uit staat, verschijnt ON op het display en vervolgens wordt weer weergegeven wat de laatst gekozen actie van de gebruiker was. Nadat de toets wordt losgelaten, begint de kachel met inschakelen. Het display zal teruglezen wat u eerder hebt gekozen, ventilatoren werken op voldoende snelheid, de schroeftransporteur begint te bewegen, de ontsteking wordt opgewarmd. Daarna, als de temperatuur van de kachel nog laag is, begint het proces van OPWARMEN, de fase waarin de pellets snel worden afgegeven en de ventilatoren met de juiste snelheid werken. Daarna bereikt de ketel de voorwaarden voor overgang via de koppelingsfasen tot het bereiken van de normale verbrandingsfase.
8.5 INSTELLEN VAN HET TIJDGECONTROLEERDE PROGRAMMA
Het aanpassingsproces is met name van belang voor elk segment van de regeling van de kachel. Eventuele onjuiste instellingen kunnen leiden tot een storing van de kachel, een eenvoudig voorbeeld is verkeerde aanpassing van de datum of de tijd, waardoor de geprogrammeerde werktijd automatisch wordt gekoppeld aan het branden van de kachel.
Afgezien van dit menu voor het instellen van de tijd door het aanraken van de toets , openen we het submenu voor het programmeren van het tijdschema voor de werking van de ketel. Alleen die regeling beschikt over de optie voor het afzonderlijk programmeren van zes schakeltijden per dag voor de ketel.
Raak de toets op het display kort aan.
Er verschijnt C2 > OFF, wat een
teken is dat de tijdmodus is uitgeschakeld.
Door het aanraken van ENTER , begint de waarde OFF op het display te knipperen, dan toets aanraken om een tijdschema te starten van het werkprogramma, op het display verschijnt ON.
Wanneer we de tijdmodus willen uitschakelen, raakt u in dit menu de toets ENTER aan en dan de toets , de waarde op het display gaat van ON naar OFF en blijft knipperen totdat u ENTER aanraakt voor bevestiging.
Als u de tijd van de werking van de kachel wilt programmeren, of het aan- en uitzetten na het werkprogramma wilt instellen op ON, raak dan
de aan en u ziet dat u C3 moet programmeren.
Daarna raakt u de toets ENTER aan voor het openen van het submenu (P1) – (P6), dat wordt gebruikt om de schakeltijden in te stellen.
De programma’s P1, P2 en tot P6 vertegenwoordigen 6 verschillende waarden die u kunt instellen gedurende de week die de gebruiker eventueel moet programmeren om de kachel in en uit te schakelen. Maar voor een enkele dag kunt u slechts drie keer uitschakelen en drie keer inschakelen programmeren. Door het aanraken van ENTER wanneer het display P1 toont, opent u Programmering 1 waar u eerst de optie heeft om de waarde van de tijd in te stellen die u nodig hebt om de kachel AAN te zetten. Hierna raakt u de toets RECHTS aan, u gaat naar de tijd wanneer de kachel moet worden uitgezet, nadat dit is geconfigureerd, raakt u weer de toets RECHTS aan voor het instellen van de omgevingstemperatuur voor de tijdsduur die u programmeert. Normaal is om 21oC of meer in te stellen voor normale werking van de kachel.
Afbeelding 29: Weergave van de navigatie door de menutimer.
Elke wijziging in de instellingen die op het display worden weergegeven, moeten worden bevestigd door het aanraken van de toets ENTER .
8.6 ELEKTRISCH SCHEMA
Afbeelding 30: Elektriciteitsschema
8.7 MENU
Het laatste menu in het hoofdscherm, met de navigatietoets RECHTS is de CONFIGURATIE. Wanneer u dit menu opent, geeft het display OFF weer. Dit symbool geeft aan dat alle menu’s en toetsen op de besturingseenheid zijn ontgrendeld. In dit menu zijn er twee niveaus om de toetsen op de besturingseenheid te beschermen of te blokkeren voor bediening door kinderen of personen die niet in staat zijn om de werking van de ketel te beheren.
Als u op ENTER drukt, knippert de waarde van het display (OFF), raak dan de toets aan en ga verder naar (LOW) een hoger beschermingsniveau van het bedieningspaneel. Met deze bescherming is het alleen mogelijk om de haard/ketel aan of uit te zetten, alle andere opties zijn vergrendeld. Ga met de andere aanraaktoets naar (HIGH) een nog hoger vergrendelingsniveau waarmee het bedieningspaneel wordt vergrendeld en het niet mogelijk is om een waarde in de regeling te wijzigen, en zelfs niet om de ketel uit of in te schakelen. Ga terug naar Instellingen door gewoon te kiezen voor de OFF optie.
Door het indrukken van de toets openen we het submenu C2, dat wordt gebruikt voor het aanpassen van de helderheid van het display. Na een korte weergavetijd wijzigt C2 in het cijfer 5, waarbij het
cijfer 5 maximale uitvoerhelderheid van het display aangeeft. Door het aanraken van de toets ENTER begint deze waarde te knipperen en het aanraken van reguleert de helderheid van het display
van 1 - 5. Bevestig de voltooiing van de instellingswaarde met ENTER .
Houd ingedrukt, we openen een nieuw submenu C3, dat na korte tijd overgaat in OFF. Dit menu dient om STAND BY te activeren voor de
bedieningsmodi van het display. Door op de ENTER toets te drukken begint de waarde te knipperen.
Veranderen van de waarde met de toetsen wijzigt de displaymodus. Als u bijvoorbeeld
overschakelt naar waarde 1, worden in het standby-display de temperatuur en de tijd willekeurig weergegeven. Wanneer het naar OFF schakelt, blijft het display in het ingestelde menu staan, bijvoorbeeld AUTO, temperatuur of tijd. Bevestig de gekozen waarden met ENTER .
Door het verder indrukken van de toets gaan we naar het volgende submenu C4, dat dient om de sterkte van het geluidssignaal van de regeling aan te passen. De waarde in het display C4 verandert in waarde 5, wat betekent dat het geluid is ingesteld op de maximale signaalsterkte. Door op ENTER te drukken openen we dit menu door het drukken op de toetsen voor het aanpassen van de bijbehorende waarde. Bevestig na voltooiing met ENTER . .
De submenu’s C5 en C6 zijn voorgeprogrammeerd en deze waarden VERANDEREN NIET.
Na het uitschakelen blijft de kachelventilator nog een paar minuten werken om de resterende gassen af te zuigen die zijn geproduceerd bij het verbranden (mogelijke temperatuurstijging na de uitschakeling). De werking van de ventilator is bijna geruisloos, behalve mogelijk het geluid van de luchtstroom door de schoorsteen, zijn er geen andere geluiden te horen (let op geluidsisolatie van de schoorsteen bij de ingang van de schoorsteen waar trillingen kunnen ontstaan die als zoemend worden ervaren). In bepaalde gevallen kan ook een zoemend geluid via de schoorsteen ontstaan, vooral als het geen goed uitgevoerde schoorsteen is die niet erg hoog is.
Bij het installeren van de kachel wordt het volgende aanbevolen:
⮚ vlak en hard oppervlak (beton, enz.)
⮚ vrije ruimte aan de achterkant – 50 cm
⮚ vrije ruimte aan de zijkanten – -50-60 cm
⮚ vrije ruimte aan de voorkant – 1 m.
8.8 ALARMVOORWAARDEN
(E108)
40
E109
E108
⮚ Code E001: storing op het toetsenbord
⮚ Code E105: NTC 2-storing
⮚ Code E106: NTC3-storing
⮚ Code E108: storing op de veiligheidsschakelaar
⮚ Code E109: storing op de drukschakelaar
⮚ Code E110: NTC1-storing
⮚ Code E112: te hoge brandstoftemperatuur
⮚ Code E115: algemene storing
9.0 VEILIGHEIDSMAATREGELEN
De kachel is voorzien van de volgende veiligheidsvoorzieningen:
- DRUKREGELAAR (STORING E109)
Controleer de druk in de schoorsteen. De schroeftransporteur van de pellets stopt als de afvoer is verstopt of wanneer er druk is (wind). Sluit het deksel van het pelletsreservoir of de kacheldeur.
- TEMPERATUURSENSOR ROOKGAS
Controleer de temperatuur van de rookgassen waarmee de kachel kan worden ingeschakeld of de ontsteking kan worden gestopt als de temperatuur van het rookgas onder de geprogrammeerde waarde daalt.
- THERMOSTAAT KACHELCONTACT
Wanneer de temperatuur boven de ingestelde veiligheidswaarde komt, wordt de kachel direct uitgeschakeld.
- ELEKTRISCHE STORINGEN
Als er een korte stroomstoring is op het elektriciteitsnet, begint de kachel automatisch af te koelen.
- STORING IN DE ONTSTEKING
Als er geen vlam is bij het opstarten van de kachel, zal de kachel de alarmvoorwaarden aanzetten.
- AANDRIJVING
Als de aandrijfmotor stopt met werken, blijft de kachel werken totdat de vlam door gebrek aan zuurstof, uitgaat en tot de kachel het maximale koelniveau bereikt.
- ONDERBREKING VAN ELEKTRICITEIT
Als er een korte onderbreking van de elektriciteit is, begint de kachel automatisch af te koelen.
- GEEN ONTSTEKING
Als er geen vlam is wanneer u de kachel aanzet, gaat de kachel naar de alarmstatus.
- TOESTROOM ROOKGAS
Bij nominale warmteafgifte bedraagt de toestroom van rookgas 12,2 g/s en 5,4 g/s bij verminderde warmteafgifte.
- TEMPERATUUR ROOKGAS
De temperatuur van het rookgas bij nominale warmteafgifte is 140°C en 65°C bij verminderde warmteafgifte.
- GEDEELD ROOKKANAAL
Dit is niet toegestaan. De ketel moet een eigen rookkanaal hebben.
9.1 STORINGEN – OORZAKEN - OPLOSSINGEN
PROBLEMEN | MOGELIJKE OORZAKEN | OPLOSSINGEN |
Pellets worden niet in de vuurkamer/ de verbrandingskamer geplaatst. | 1. De tank met pellets is leeg. 2. De oneindige spiraal is geblokkeerd. 3. De aandrijfmotor van de oneindige spiraal is defect. 4. De elektronische kaart is defect. | 1. Vul de tank 2. Leeg de tank en deblokkeer de spiraalslak 3. Vervang de aandrijfmotor 4. Vervang de elektronische kaart |
De vlam is uit of de kachel gaat automatisch uit. | 1. De tank met pellets is leeg. 2. De verbrandingskamer wordt niet voorzien van pellets. 3. Interventie van de veiligheidssonde voor de temperatuur van de pellets. 4. De deuren zijn niet goed gesloten of de glasafdichting is versleten. 5. Ongeschikte pellets. 6. Slechte toevoer van pellets. 7. De verbrandingskamer is leeg. 8. De schoorsteen is verstopt. 9. Storing van de drukschakelaar. 10. De rookvacuümmotor is defect. | 1. Vul de tank met pellets. 2. Zie de laatste instructie. 3. Laat de kachel volledig afkoelen en schakel hem weer in. Als het probleem blijft bestaan, neem dan contact op met de technische ondersteuning. 4. Sluit de deur of vervang de glasafdichting met originele afdichting. 5. Vervang het type pellets en kies een type dat is goedgekeurd door de fabrikant. 6. Controleer de dosering en instellingen. 7. Reinig de verbrandingskamer volgens de instructies in de handleiding. 8. Reinig het rookkanaal. 9. Vervang de drukschakelaar. 10. Controleer de motor en vervang deze indien nodig. |
Hij werkte een paar minuten en ging toen uit. | 1. De ontstekingsfase is nog niet voorbij. 2. Controleer of er een stroomstoring is. 3. Het rookkanaal is verstopt. 4. Storing van de drukschakelaar. 5. De bougie is beschadigd. | 1. Probeer opnieuw te ontsteken. 2. Zie de laatste instructie. 3. Het rookkanaal is verstopt. 4. Controleer of vervang de sonde. 5. Controleer of vervang de xxxxxx. |
Pellets blijven vastzitten in de verbrandingskamer. Het glas van het deurtje is vuil en de vlam is zwak. | 1. Gebrek aan lucht voor verbranding. 2. Natte of ongeschikte pellets. 3. De systeemmotor van het rookvacuüm is defect. | 1. Reinig de verbrandingskamer en controleer of alle openingen vrij zijn. Voer standaardreiniging uit van de verbrandingskamer en het rookkanaal. Controleer of de luchtstroom verstopt is. Controleer de pakkingen op de deur. 2. Wijzig het type van de pellets. 3. Controleer de motor en vervang deze indien nodig. |
De rookvacuümmotor is defect. | 1. De kachel ontvangt geen elektriciteit. 2. De motor is defect. 3. Het moederbord is defect. 4. Het bedieningspaneel is defect. | 1. Controleer de hoofdvoeding en de weerstand of deze zijn doorgebrand. 2. Controleer de motor en condensor, vervang deze indien nodig. 3. Vervang de elektronische kaart. 4. Vervang het bedieningspaneel. |
In de automatische modus van de kachel werkt altijd op maximale capaciteit. | 1. De thermostaat is op de maximale positie geprogrammeerd. 2. De thermostaat voor buitenlucht controleert altijd de koude lucht. 3. De sonde die de temperatuur controleert, is defect. 4. Het besturingspaneel is defect of werkt niet. | 1. Stel de thermostaattemperatuur opnieuw in. 2. Wijzig de plaats van de sonde. 3. Controleer de sonde en vervang deze indien nodig. 4. Controleer het besturingspaneel en vervang deze indien nodig. |
De kachel gaat niet aan | 1. Controleer of er een stroomstoring is. 2. De sonde van de pellets is geblokkeerd. 3. De drukschakelaar werkt niet (melding dat deze is geblokkeerd). 4. Het rookvacuüm of rooktoevoerkanaal is verstopt. | 1. Controleer of de stekker in het stopcontact zit en of deze in de I-stand staat. 2. Deblokkeer de sonde door de thermostaat aan de achterkant te controleren. Als deze opnieuw blokkeert, vervang dan de thermostaat. 3. Vervang de drukschakelaar. 4. Reinig het rookkanaal. |
10.0 INFORMATIE OVER HET VERWIJDEREN EN DEMONTEREN VAN DE XXXXXX
Het demonteren en verwijderen of afdanken van een oude gebruikte kachel is uitsluitend de verantwoordelijkheid van de eigenaar. De eigenaar van de kachel moet zich houden aan de voorschriften in zijn/haar land met betrekking tot de veiligheid en de bescherming van het milieu. Het demonteren en afdanken van de kachel kan aan een derde worden overgelaten, als deze derde een bedrijf is dat bevoegd is om dergelijke materialen te verzamelen en af te danken.
OPMERKING: In alle gevallen moet u zich houden aan de toepasselijke voorschriften van het land waar de kachel is geplaats met betrekking tot het afdanken van dergelijke materialen (producten) en, indien nodig, het afdanken van dergelijke artikelen melden.
LET OP
Het demonteren van de kachel mag alleen worden gedaan als de kamer van de kachel niet werkt en wanneer de kachel niet is aangesloten op de voeding (geen stroomvoorziening).
• Haal alle elektrische onderdelen eruit.
• Gooi de batterijen en elektronische kaarten van de afstandsbediening in de juiste afvalbakken in overeenstemming met de normen.
• Scheid de batterijen van de elektrische kaarten.
• Demonteer de kachel met behulp van een geautoriseerd bedrijf.
LET OP
Het afdanken van de kachel in de openbare ruimte vormt een ernstig risico voor mens en dier. In dergelijke gevallen is het altijd de verantwoordelijkheid van de eigenaar als een persoon of dier gewond raakt.
Wanneer de kachel wordt gedemonteerd, moeten deze handleiding en alle andere documenten met betrekking tot de kachel worden vernietigd.
11.0 DE DUUR VAN DE SERVICEGARANTIE
Hiermee bedoelen we de tijd waarin we service, accessoires en onderdelen garanderen, vanaf de aankoopdatum van de apparaten.
Het tijdstip van de gegarandeerde service is in overeenstemming met de wetgeving.
In het geval van wijziging van het model en het ontwerp van het apparaat, is de deadline voor het vervangen van de onderdelen waarvan het ontwerp is gewijzigd, de wettelijke termijn.
Na deze periode worden de betreffende onderdelen in de nieuwe ontwerpen geleverd.
12.0 GARANTIEVOORWAARDEN
De productgarantie is geldig binnen de wettelijke vastgestelde termijn.
De garantie is niet van toepassing op het glas of fysieke schade die is ontstaan na aankoop. DE FABRIKANT BEHOUDT ALLE RECHTEN VOOR OP AANPASSINGEN EN WIJZIGINGEN.
Het apparaat zal, binnen de garantieperiode, alleen correct functioneren als het wordt gebruikt in overeenstemming met de instructies voor aansluiting en gebruik.
De garantie vervalt als wordt vastgesteld dat:
- het aansluiten van het product of het repareren is uitgevoerd door onbevoegde personen of als deze namaakonderdelen hebben ingebouwd
- het product niet juist is gebruikt in overeenstemming met deze gebruiksaanwijzing
- er tijdens het gebruik mechanische schade is ontstaan aan het apparaat
- het foutherstel werd uitgevoerd door onbevoegden
- het apparaat voor commerciële doeleinden werd gebruikt
- de schade is ontstaan tijdens transport na verkoop van het apparaat
- het falen te wijten is aan verkeerde installatie, onjuist onderhoud of mechanische schade veroorzaakt door de klant
- de storing te wijten is aan te veel of te lage spanning en als gevolg van overmacht.
Storingen in het apparaat buiten de garantieperiode kunnen worden verholpen met originele reserveonderdelen, waarop wij ook garantie geven onder dezelfde voorwaarden en bepalingen.
Deze garantie sluit niet uit noch beïnvloedt de rechten van consumenten in het kader van goederen in overeenstemming met wettelijke bepalingen. Als het geleverde product niet overeenkomst met het contract, heeft de consument het recht om van de verkoper te eisen dat het product wordt gerepareerd of vervangen in overeenstemming met de geldende wetgeving.
MG Pelletverwarming B.V.
Bezoekadres: Xxxxxxxxxxxxxx 0 0000 XX xx Xxxxxx Postadres: Xxxxx 00 0000 XX Xxxxxxx
Mobiel : x00000000000
E-mail: xxxx@xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx website: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx KvK: 70178615
BTW: NL858176786B01
IBAN :XX00 XXXX 0000 0000 00 BIC: INGBNL2AA
WE BEHOUDEN ONS HET RECHT VOOR HET PRODUCT TE WIJZIGEN ZONDER DE FUNCTIONALITEIT VAN HET APPARAAT AAN TE TASTEN