INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam. (H.R.-R'dam nr. 24120.312).
Artikel | Omschrijving | |
1 | Definities | 3 |
2 | Algemene verplichtingen van de werkgever | 4 |
3 | Algemene verplichtingen van de vakverenigingen | 4 |
4 | Algemene verplichtingen van de werknemer | 5 |
5 | Aanneming en ontslag | 6 |
6 | Dienstrooster en arbeidstijden | 7 |
7 | Functiegroepen en salarisschalen | 8 |
8 | Toepassing van de salarisschalen | 10 |
9 | Bijzondere beloning en verzuimuren | 13 |
10 | Weekeind- en feestdagen | 17 |
11 | Afwezigheid | 18 |
12 | Vakantie | 20 |
13 | Uitkering bij arbeidsongeschiktheid en re-integratie | 22 |
14 | Pensioenregeling | 25 |
15 | Levensloopregeling | 25 |
16 | Bedrijfsreglement | 26 |
17 | Vorming en scholing jeugdigen | 26 |
18 | Sociaal Beleid | 26 |
19 | Xxxxxxxxxxx werknemer | 26 |
20 | Zorgverzekeringswet | 27 |
21 | Spaarregeling | 27 |
22 | Seniorenregeling | 27 |
23 | Arbeidsduur | 28 |
24 | Douchegeldvergoeding | 29 |
25 | Deeltijdarbeid | 29 |
26 | Zwangerschaps- en bevallingsverlof | 29 |
27 | Tussentijdse wijziging | 29 |
28 | Duur der collectieve arbeidsovereenkomst | 30 |
Bijlage I | Functielijst | 31 |
Bijlage II | Functiejarenschaal per 01-04-2009 | 32 |
Bijlage IIA | Functiejarenschaal per 01-01-2010 | 33 |
Bijlage III | Vorming en scholing jeugdigen | 37 |
Bijlage IV | Leerplichtigen | 38 |
Bijlage V | Organisatiebureaus / Ingeleende arbeidskrachten / werkgelegenheid | 39 |
Bijlage VI | Vakbondswerk op het niveau van de onderneming | 40 |
Bijlage VII | Scholing van werknemers | 42 |
Bijlage VIII | Bijdrage aan de vakbonden | 43 |
Bijlage IX | Onbetaald verlof | 45 |
Bijlage X | Wisselen van ploeg | 46 |
Bijlage XI | Arbeidsmarkt en instroombeleid | 47 |
Bijlage XII | Wet Arbeid Gehandicapte Werknemers (WAGW) | 48 |
Bijlage XIII | Periodiek overleg | 49 |
Bijlage XIV | Gewetensbezwaren | 50 |
Bijlage XV | Pensioenparagraaf | 51 |
Bijlage XVI | Diversen | 52 |
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
tussen de ondergetekenden:
Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam,
als partij ter ene zijde en
FNV Bondgenoten te Utrecht, CNV BedrijvenBond te Utrecht,
elk als partij ter andere zijde,
is de volgende collectieve arbeidsovereenkomst gesloten.
ARTIKEL 1
DEFINITIES
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
werkgever : de partij ter ene zijde;
vakvereniging : elk der partijen ter andere zijde;
werknemer : de mannelijke of vrouwelijke werknemer in dienst van de werkgever, van wie de functie is opgenomen in bijlage I van deze overeenkomst;
maand : een kalendermaand;
week : een periode van 7 etmalen, waarvan de eerste aanvangt bij het begin van de eerste dienst op maandagochtend;
dienstrooster : een arbeidsregeling, welke aangeeft op welke tijdstippen de werk-
nemers normaliter hun werkzaamheden aanvangen en deze beëindi- gen en eventueel onderbreken;
normale arbeidsduur : het gemiddelde aantal uren per week, berekend op jaarbasis, gedu-
rende welke de werknemers normaliter volgens dienstrooster hun werkzaamheden verrichten;
ADV-dag : vrije dienst binnen het dienstrooster, welke per werknemer op een individueel verschillende datum kan vallen;
roostervrije dag : roostervrije dienst in het kader van een ploegenrooster, waarin op
alle dagen van de week gewerkt wordt;
schaalsalaris : het salaris zoals vermeld in bijlage II;
maandinkomen : het maandsalaris vermeerderd met eventuele bijzondere beloningen
als bedoeld onder 9.2.1. en met een eventuele persoonlijke toeslag als bedoeld onder 8.4.1.;
basisjaarsalaris : 12 x het schaalsalaris; contractueel jaarinkomen : 14 x het schaalsalaris.
ARTIKEL 2 ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVER
2.1. De werkgever verplicht zich deze collectieve arbeidsovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid te zullen nakomen.
2.2. De werkgever verplicht zich generlei actie te zullen voeren of te zullen steunen, welke ten doel heeft wijziging te brengen in de volgens deze collectieve arbeidsovereenkomst geregelde arbeidsvoorwaarden op een andere wijze dan neergelegd in de artikelen 27 en 28.
2.3. De werkgever zal de vakverenigingen eenmaal per jaar inlichten over voorgenomen belangrijke investeringen. In het bijzonder zullen de vakverenigingen tijdig worden ingelicht over investeringsplannen, waarvan de realisering directe consequenties heeft voor de werk- gelegenheid in de onderneming.
2.4. De werkgever zal voor in ploegendienst werkende afdelingen zoveel reservepersoneel in dienst hebben als nodig is voor een normale vervanging bij ziekte, vakantie en andere vrije dagen van de werknemer op grond van de bepalingen van deze collectieve arbeidsover- eenkomst.
2.5. De werkgever verbindt zich geen werknemers in dienst te nemen of te houden op voorwaarden, welke in strijd zijn met het in deze overeenkomst of het in artikel 16 bedoelde bedrijfsreglement bepaalde dan wel bedrijfsarbeid te doen verrichten op voorwaarden, welke per jaar en in totaliteit bezien een andere waarde hebben dan in deze overeenkomst geldende voorwaarden.
2.6. De werkgever zal met iedere werknemer schriftelijk een individuele arbeidsovereenkomst aangaan, waarin verwezen wordt naar deze collectieve arbeidsovereenkomst en het geldende bedrijfsreglement.
2.7. De werkgever zal iedere werknemer een exemplaar van deze collectieve arbeidsovereen- komst verstrekken.
ARTIKEL 3
ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE VAKVERENIGINGEN
3.1. De vakverenigingen verplichten zich deze collectieve arbeidsovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid te zullen nakomen.
3.2. De vakverenigingen verplichten zich met alle hen ten dienste staande middelen nakoming van deze collectieve arbeidsovereenkomst door hun leden te zullen bevorderen, generlei actie te zullen voeren of te zullen bevorderen, welke beoogt wijzigingen te brengen in deze collectieve arbeidsovereenkomst op een andere wijze dan omschreven in de artikelen 27 en
28 en daarbij hun krachtige samenwerking aan de werkgever te zullen verlenen tot ongestoorde voortzetting van het bedrijf.
3.3. De vakverenigingen verplichten zich te zullen bevorderen, dat hun leden een individuele arbeidsovereenkomst tekenen op grondslag van deze collectieve arbeidsovereenkomst en het geldende bedrijfsreglement.
ARTIKEL 4 ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER
4.1. De werknemer is gehouden de belangen van het bedrijf van de werkgever als een goed werknemer te behartigen, ook indien daartoe geen uitdrukkelijke opdracht is gegeven.
4.2. De werknemer is gehouden alle hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, voor zover deze redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd en voor zover verband houdend met de werkzaamheden in het bedrijf, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht te nemen.
4.3. De werknemer is gehouden voor wat zijn dienst- en rusttijd betreft, zich te houden aan zijn dienstrooster.
4.4. De werknemer is gehouden ook buiten de vastgestelde werktijden, arbeid te verrichten, voor zover de werkgever de desbetreffende wettelijke voorschriften en de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst in acht heeft genomen. Deze bepaling geldt in het bijzonder voor werknemers, die op zaterdag moeten overwerken voor het verrichten van arbeid met betrekking tot zeeschepen. De in dit lid bedoelde verplichting om over te werken geldt niet voor de werknemers van 55 jaar en ouder.
4.5. Met inachtneming van het bepaalde in de Arbo-wet zal de werknemer de gegeven aan- wijzingen en voorschriften naleven, de ter beschikking gestelde veiligheidsmiddelen gebruiken.
4.6. De werknemer is gehouden zich te gedragen naar het geldend bedrijfsreglement.
4.7. Indien de werkgever daartegen bezwaar maakt, is het de werknemer verboden enigerlei betaalde arbeid voor derden te verrichten of als zelfstandige een nevenbedrijf te voeren. De werkgever is bevoegd een werknemer, die dit verbod overtreedt, zonder behoud van salaris te schorsen overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het bedrijfsreglement en in geval van herhaling op staande voet te ontslaan.
4.8. De werknemer is gehouden tot geheimhouding ten aanzien van alles wat hem tengevolge van zijn dienstbetrekking bekend wordt, zoals bijvoorbeeld omtrent de inrichting van het be- drijf, de grondstoffen, de bewerking daarvan en de producten. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van de dienstbetrekking.
4.9. De werknemer is gehouden volgens de geldende controlevoorschriften mee te werken aan medische begeleiding.
4.10. De werknemer, die voornemens is een verbintenis, als genoemd in BW jegens de overheid aan te gaan, behoeft de schriftelijke toestemming daartoe van de werkgever. De werk- nemer, die een dergelijke verbintenis heeft aangegaan, is verplicht daarvan binnen 4 weken na de datum van zijn indiensttreding schriftelijk mededeling te doen aan de werkgever.
4.11. De werknemer is gehouden een individuele arbeidsovereenkomst te tekenen, waarbij deze collectieve arbeidsovereenkomst en het bedrijfsreglement van toepassing worden verklaard.
ARTIKEL 5
AANNEMING EN ONTSLAG
5.1. Aard van het dienstverband
5.1.1. Bij het aangaan van de dienstbetrekking geldt wederzijds een wettelijke proeftijd, tenzij in de individuele arbeidsovereenkomst een andere regeling wordt getroffen.
5.1.2. Een dienstverband kan worden aangegaan:
a. voor onbepaalde tijd;
b. voor bepaalde tijd.
Indien in de individuele arbeidsovereenkomst niet anders wordt bepaald, wordt het dienstverband geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.
Indien het onder b. genoemde dienstverband langer dan een half jaar heeft geduurd, wordt het geacht te zijn gewijzigd in een dienstverband voor onbepaalde tijd, tenzij het een dienstverband betreft, waarvan in de individuele arbeidsovereenkomst is bepaald dat het is aangegaan
- wegens vervanging van een langdurig zieke;
- voor het verrichten van een bepaald karwei.
5.2. Einde van het dienstverband
5.2.1. Een dienstverband voor een bepaalde tijdsduur eindigt op het tijdstip genoemd in de individuele arbeidsovereenkomst. Indien de dienstbetrekking wederom voor een bepaalde tijd wordt voortgezet, dient de werkgever dit ten minste één week voordien schriftelijk te bevestigen aan de werknemer. Het bepaalde in artikel 668 BW (opzeggingsvereiste voortgezette dienstbetrekkingen voor een bepaalde tijdsduur), alsmede het bepaalde in artikel 670 BW 3e en 5e lid (opzeggingsverbod tijdens arbeidsongeschiktheid en tijdens militaire dienst) is niet van toepassing op de in dit lid bedoelde dienstverbanden.
5.2.2. Een dienstverband voor het verrichten van een bepaald karwei eindigt bij het gereed komen van het karwei, waarvoor het dienstverband werd aangegaan. Een dienstverband voor het verrichten van werkzaamheden van tijdelijke aard eindigt door opzegging door de werkgever of de werknemer met een termijn van één dag, welke termijn na een dienstverband van twee maanden wordt verlengd tot zeven dagen. Het bepaalde in de onder 5.2.1. bedoelde artikelen van het BW is niet van toepassing op de in dit lid bedoelde dienstverbanden.
5.2.3. Een dienstverband voor onbepaalde tijd eindigt door opzegging door de werkgever of de werknemer. Voor zover bij of krachtens de Wet of andere bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst niet anders is bepaald, bedraagt na de proeftijd de termijn van opzegging:
a. voor de werkgever tenminste zoveel weken als de dienstbetrekking na de meerder- jarigheid van de werknemer gehele jaren heeft geduurd, tot een maximum van 13 weken. Bij opzegging door de werkgever van een werknemer ouder dan 45 doch jonger dan 65 jaar, zal deze termijn voor elk vol jaar waarin de werknemer na het bereiken van de 45- jarige leeftijd bij de werkgever in dienst is geweest, met een week worden verlengd. De verlenging uit dezen hoofde zal eveneens maximaal 13 weken bedragen.
b. Voor de werknemer tenminste zoveel weken als de dienstbetrekking na zijn meerder- jarigheid tijdvakken van 2 gehele jaren heeft geduurd, tot een maximum van 6 weken.
Dit alles met dien verstande, dat de termijn van opzegging voor beide partijen tenminste één maand zal bedragen en de opzegging alleen tegen het einde van een maand kan geschieden.
5.2.4. Elk dienstverband eindigt zonder opzegging op de laatste dag van de maand na de 65e verjaardag van de werknemer.
Op een dienstverband voor onbepaalde tijd, dat is aangegaan met een werknemer voor wie de hierboven bedoelde pensioendatum reeds is verstreken, zijn het bepaalde onder 5.2.3. (opzeggingstermijnen) en artikel 670 BW lid 1 (opzeggingsverbod tijdens arbeidson- geschiktheid) niet van toepassing. De opzeggingstermijn blijft echter ten minste één maand.
5.2.5. Het bepaalde in artikel 670 BW lid 3 (opzeggingsverbod tijdens militaire dienst) is niet van toepassing op een werknemer, die jegens de overheid een verbintenis als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de Noodwachten heeft aangegaan, tenzij hij vóór zijn indiensttreding c.q. vóór het aangaan van een dergelijke verbintenis een schriftelijke verklaring van de werkgever heeft verkregen, dat deze geen bezwaar tegen een dergelijke verbintenis heeft.
5.3. Sociaal plan bij fusie, sluiting en dergelijke
Indien de werkgever op grond van bedrijfseconomische omstandigheden, dan wel ten ge- volge van reorganisatie, heeft besloten tot fusie, sluiting dan wel verdere automatisering respectievelijk mechanisering met sociale consequenties voor een in het licht van de ondernemingsgrootte belangrijk aantal werknemers, zal hij zich onverwijld met de vakverenigingen in verbinding stellen met het oogmerk om tot een voor betrokkenen passende voorlichting te komen en met de bedoeling de uit de maatregelen voor betrokkenen voortvloeiende sociale consequenties met de vakverenigingen te bespreken. In het kader van dit overleg met de vakverenigingen zal een sociaal plan worden opgesteld. In dit sociaal plan wordt aangegeven met welke belangen van de werknemers in het bijzonder rekening dient te worden gehouden en welke voorzieningen in verband daarmee zullen worden getroffen. In het desbetreffende geval zal de werkgever de SER-fusiegedragsregels naleven.
5.3.1. In geval de werkgever tot het weer aannemen van personeel overgaat, zal door hem als regel voorrang worden gegeven aan die sollicitanten, die het langste dienstverband bij de werkgever hadden, mits niet meer dan één jaar is verlopen sedert hun ontslag en het bedrijfsbelang zich niet tegen deze regels verzet.
ARTIKEL 6 DIENSTROOSTER EN ARBEIDSTIJDEN
6.1. Dienstrooster
6.1.1. Iedere werknemer werkt volgens één van de volgende dienstroosters:
a. een dagdienstrooster, dat een periode van 1 week omvat;
b. een 2-ploegendienstrooster, dan een periode van 2 aaneengesloten weken omvat;
c. een 7-daags ochtend-/middagdienstrooster, dat een periode van 6 aaneengesloten we- ken omvat;
d. een 3-ploegendienstrooster, dat een periode van 3 aaneengesloten weken omvat;
e. een 5-ploegendienstrooster, dat een periode van 25 aaneengesloten dagen omvat.
Voor de normale arbeidsduur wordt verwezen naar artikel 23.
6.1.2. Incidentele afwijkingen van de normale dagelijkse arbeidsduur van een half uur of minder, worden geacht deel uit te maken van de onder 6.1.1. bedoelde werkweken.
6.2. Arbeidstijden
a. in dagdienst wordt normaliter gewerkt op maandag t/m vrijdag tussen 07.00 en 18.00 uur;
b. in 2-ploegendienst wordt normaliter gewerkt op maandag t/m vrijdag, waarbij de werk- nemers periodiek van dienst wisselen en één der diensten een ochtend- of middagdienst is;
c. in 7-daagse ochtend-/middagdienst wordt normaliter op alle dagen van de week gewerkt, waarbij de werknemers beurtelings in een ochtend- en middagdienst zijn ingedeeld, afgewisseld door roostervrije dagen;
d. in 3-ploegendienst wordt normaliter gewerkt op maandag t/m vrijdag, waarbij de werk- nemers beurtelings in een ochtend-, middag- en nachtdienst zijn ingedeeld, afgewisseld door roostervrije dagen;
e. in 5-ploegendienst wordt normaliter op alle dagen van de week gewerkt, waarbij de werk- nemers beurtelings in een ochtend-, middag- en nachtdienst zijn ingedeeld, afgewisseld door roostervrije dagen.
6.3. Bepalingen inzake het dienstrooster
6.3.1. Iedere werknemer ontvangt van de werkgever mededeling van het dienstrooster, waarin hij zijn werkzaamheden verricht. Overplaatsing naar een ander soort dienstrooster gaat in met ingang van de dag, waarop de werknemer zijn werkzaamheden in het nieuwe rooster aanvangt.
6.3.2. Over algemene dienstroosterwijzigingen, waarbij een belangrijk aantal werknemers is betrokken, zal de werkgever overleg plegen met de betrokken werknemers, onverminderd de bevoegdheid van de vakverenigingen daarover met de werkgever overleg te plegen.
6.3.3. Indien invoering of wijziging van een dienstrooster verband houdt met arbeid op zondag, zal de werkgever de vakverenigingen daarvan tijdig in kennis stellen.
ARTIKEL 7 FUNCTIEGROEPEN EN SALARISSCHALEN
7.1. Functiegroepen
De functies van de werknemers zijn ingedeeld in functiegroepen. De indeling is vermeld in bijlage I van deze overeenkomst. De indeling zal zo nodig worden herzien, waarbij gebruik wordt gemaakt van een systeem van functieclassificatie. Momenteel is hiervoor het ORBA- systeem in gebruik.
7.2. Procedure (her)waardering functies
- Een aanvraag tot beheer/schrijven en/of (her)waarderen van een functie wordt door of via het hoofd Personeel & Organisatie ingediend. Het initiatief tot (her)schrijven of (her)waarderen van een functie kan uitgaan van de betrokken functievervuller, diens teamleider of Personeel & Organisatie. Tot herschrijven en herwaarderen zal eerst dan worden overgegaan, indien er sprake is van een duidelijke wijziging in de functieinhoud.
- Personeel & Organisatie verzorgt de omschrijvingen en de aanvraag tot weging. Tussen ontvangst van de door de werknemer ingevulde "vragenlijst ten behoeve van het onderzoek naar de functie-inhoud" en uitreiking aan de werknemer van het eerste concept van de functieomschrijving zal een periode liggen van ten hoogste één maand.
- Iedere functie zal, zodra de inhoud is doorgesproken met en akkoord bevonden door betrokken werknemer, zijn teamleider en het betrokken directielid, op grond van deze functieomschrijving worden gewogen door de AWVN-deskundige.
- Wanneer de waardering van een functie resulteert in indeling in een hogere salarisgroep en de betrokken werknemer de functie als zodanig reeds uitvoert, geldt als ingangsdatum voor de salarisconsequenties van de nieuwe indeling de eerste van de maand volgend op de datum waarop Personeel & Organisatie de aanvraag heeft ingediend bij het Organisatiebureau van AWVN.
7.3. Beroepsprocedure functieclassificatie
De werknemer, die bezwaar maakt tegen zijn functie-indeling volgens het systeem van functieclassificatie kan, nadat door de werkgever afwijzend op zijn bezwaar is besloten, tegen deze beslissing in beroep gaan bij het Organisatiebureau van de AWVN te Den Haag. Hij dient zijn bezwaar binnen zes maanden nadat hij door de werkgever officieel in kennis is gesteld van zijn functie-indeling, kenbaar te maken. Het beroep dient schriftelijk en voorzien van argumenten te worden ingediend via de afdeling Personeel & Organisatie van de werkgever.
Van beroep is sprake indien de werknemer:
- bezwaar maakt tegen de hem ter kennis gebrachte functie-indeling
- bezwaar maakt tegen een weigering van de werkgever om de functie van werknemer te (doen) herwaarderen.
7.3.1. De inschaling gaat in op de eerste dag van de kalendermaand volgend op de maand waarin schriftelijk bezwaar is gemaakt bij werkgever.
7.3.2. Indien de betrokken werknemer niet akkoord gaat met de beslissing van het Organisatiebureau van de AWVN, kan hij zich voor beroep wenden tot zijn vakorganisatie, opdat deskundigen van het Organisatiebureau van de AWVN en van de vakorganisatie(s) tot een bindende uitspraak komen.
7.4. Salarisschalen
Bij elke functiegroep behoort een salarisschaal, welke een schaal omvat gebaseerd op leeftijd en een schaal gebaseerd op functiejaren. Deze salarisschalen zijn opgenomen in bijlage II van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
7.5. Indeling in functiegroepen en salarisschalen
Werknemers, die over de kundigheden en ervaring beschikken, welke voor de vervulling van een bepaalde functie zijn vereist, worden bij tewerkstelling in die functie in de overeenkomende functiegroep en salarisschaal geplaatst, onverminderd het onder 7.5.2. bepaalde.
7.5.1. Werknemers, die de minimum leeftijd van hun salarisschaal hebben overschreden en die bij hun indiensttreding of bij plaatsing in een hogere functie nog niet over de kundigheden en ervaring beschikken, welke voor de vervulling van hun functie zijn vereist, kunnen gedurende een beperkte tijd, doch niet langer dan 3 maanden, in een lagere salarisschaal worden inge- deeld dan met hun functie overeenkomt. In uitzonderingsgevallen kan deze periode met maximaal 3 maanden worden verlengd.
7.5.2. Werknemers, die tijdelijk een functie waarnemen, welke hoger is ingedeeld dan hun eigen functie, blijven ingedeeld in de functiegroep en salarisschaal welke met hun functie overeenkomt. Deze werknemers worden extra beloond volgens het onder 8.5. bepaalde.
7.5.3. Werknemers, die worden geplaatst in een hoger ingedeelde functie en over de voor die functie vereiste kundigheden en ervaring beschikken, worden in de overeenkomende hogere salarisschaal ingedeeld met ingang van de datum van bevordering.
7.5.4. Werknemers, die door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek, worden geplaatst in een lager ingedeelde functie, worden in de overeenkomende lagere salaris- schaal ingedeeld met ingang van de maand volgend op die waarin de plaatsing in de lagere functie is geschied.
7.5.5. Werknemers, die als gevolg van bedrijfsomstandigheden in een lager ingedeelde functie worden geplaatst, worden met ingang van de daarop volgende maand in de met de lager ingedeelde functie overeenkomende salarisschaal ingedeeld.
7.5.6. Iedere werknemer ontvangt schriftelijk mededeling van de functiegroep waarin zijn functie is ingedeeld, de salarisschaal waarin hijzelf is ingedeeld, zijn schaalsalaris en eventueel het aantal functiejaren waarop zijn schaalsalaris is gebaseerd.
ARTIKEL 8 TOEPASSING VAN DE SALARISSCHALEN
8.1. Vaststelling van de schaalsalarissen
8.1.1. De schaalsalarissen van de werknemers, die nog niet het maximum van hun salarisschaal hebben bereikt, worden éénmaal per jaar en wel met ingang van 1 januari, opnieuw vastgesteld. Voor werknemers, die de minimum leeftijd van hun functiejarenschaal nog niet hebben overschreden, geschiedt de salarisvaststelling per half jaar. Tussentijdse herzieningen vinden slechts plaats bij indeling in een andere salarisschaal op grond van het bepaalde onder 7.5.3., 7.5.4. of 7.5.5., alsmede ten aanzien van de werknemers, die op grond van het bepaalde onder 7.5.1. nog in een lagere salarisschaal zijn ingedeeld dan met hun functie overeenkomt. Voor leerplichtige werknemers geldt het bepaalde in bijlage IV.
8.1.2. Werknemers, die nog niet de in hun salarisschaal voorkomende minimum leeftijd hebben overschreden, ontvangen het schaalsalaris dat met hun leeftijd op 1 januari overeenkomt (leeftijdschaal).
8.1.3. Werknemers, die vorenbedoelde minimum leeftijd wel hebben overschreden, ontvangen het schaalsalaris dat overeenkomt met het aantal jaren op 1 januari dat zij na het bereiken van de minimum leeftijd onafgebroken in hun salarisschaal ingedeeld zijn geweest (functie- jarenschaal).
8.1.4. Indien een werknemer in een functie elders zoveel in de functie bruikbare ervaring heeft verkregen, dat het op grond daarvan niet redelijk zou zijn hem op basis van 0 functiejaren te belonen, kunnen hem - in overeenstemming met die ervaring - functiejaren worden toegekend.
8.1.5. Indien bij indiensttreding functiejaren zijn vastgesteld, zal het aantal functiejaren met ingang van 1 januari daaraanvolgend slechts dan met 1 worden verhoogd, indien de indiensttreding heeft plaats gevonden vóór 1 juli. Bij wijze van uitzondering kan in geval van promotie op of nà 1 juli de toekenning van de functiejarenverhoging één jaar later plaats vinden dan hiervoor geregeld.
8.1.6. Voor de werknemer, die het eindsalaris van de bij zijn functie behorende schaal heeft bereikt, geldt met ingang van 1 januari 1991 dat, na één jaar onafgebroken functievervulling op dat eindsalaris gedurende 5 jaren en steeds per 1 januari, het basisjaarsalaris wordt verhoogd met 0,5% van zijn schaalmaximum.
8.2. Indeling in een hogere salarisschaal
Een werknemer, beloond volgens de functiejarenschaal, die wordt ingedeeld in een hogere salarisschaal, zullen daarbij zoveel functiejaren worden toegekend, als nodig zijn voor een verhoging van het schaalsalaris met het verschil tussen de twee desbetreffende schaalsalarissen bij 0 functiejaren.
8.3. Indeling in een lagere salarisschaal door eigen toedoen
Een werknemer, beloond volgens de functiejarenschaal, die door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek, in een lagere salarisschaal wordt ingedeeld, zullen daarbij zoveel functiejaren worden toegekend als nodig zijn voor een salarisverlaging van ten minste het bedrag, dat in de vorige salarisschaal jaarlijks voortvloeide in verband met functiejaren, maar nooit meer dan tot het eerstvolgende lagere bedrag in de lagere salarisschaal.
8.4. Indeling in een lagere salarisschaal door bedrijfsomstandigheden
8.4.1. Een werknemer, beloond volgens de functiejarenschaal, die wegens bedrijfsomstandig- heden in een lagere salarisschaal wordt ingedeeld, zullen daarbij zoveel functiejaren worden toegekend als nodig zijn om via inschaling in de lagere schaal aan een schaalsalaris te komen, dat zo min mogelijk onder zijn oorspronkelijke salaris ligt. Indien het toekennen van functiejaren niet toereikend is, zal het tekort worden omgezet in een aanvullend bedrag, een zogenaamde persoonlijke toeslag. Dit bedrag zal als een nominaal bedrag blijven bestaan, tenzij lid 8.4.2. van toepassing is.
8.4.2. Bij herindeling in een hogere salarisschaal c.q. bij verhoging ingevolge de functiejaren- schaal, wordt de persoonlijke toeslag evenveel verminderd als het maandsalaris stijgt.
8.4.3. Indien de werknemer op het moment van indeling in de lagere salarisschaal 57 jaar of ouder is, zal zijn salaris gelijk blijven aan het schaalsalaris, dat hij voor de overplaatsing genoot. Op dit schaalsalaris zullen alle algemene ontwikkelingen van toepassing zijn, welke op de salarisschaal worden toegepast.
8.4.4. Het bepaalde in 8.4.3. is eveneens van toepassing op het schaalsalaris van de werknemer van 57 jaar of ouder, die om medische redenen een lager ingedeelde functie gaat vervullen. In dit geval zullen eventuele sociale verzekeringsuitkeringen worden verrekend.
8.5. Waarnemen van een hogere functie
8.5.1. De werknemer, die in opdracht van de werkgever gedurende 1 dienst of meer een functie waarneemt, welke hoger is ingedeeld dan zijn eigen functie, ontvangt, berekend over het aantal waargenomen diensten, een uitkering van 4% van het eigen schaalsalaris bij het waarnemen van een functie, welke 1 groep hoger is ingedeeld, 8% bij het waarnemen van een functie, welke 2 groepen hoger is ingedeeld en 12% bij het waarnemen van een functie, welke 3 of meer groepen hoger is ingedeeld.
Voor het vaststellen van het bedrag van de waarnemingstoeslag zal uitgegaan worden van een gemiddelde van 20 werkdagen per kalendermaand.
8.5.2. De werknemer, die door werkgever is aangesteld als vaste waarnemer van een hoger inge- deelde functie, ontvangt per maand een vaste waarnemingstoeslag van
- 1% van het eigen schaalsalaris bij het waarnemen van een functie, welke 1 groep hoger is ingedeeld;
- 2% van het eigen schaalsalaris bij het waarnemen van een functie, welke 2 groepen hoger is ingedeeld;
- 3% van het eigen schaalsalaris bij het waarnemen van een functie, welke 3 of meer groepen hoger is ingedeeld.
8.5.3. Indien een werknemer als vaste waarnemer is aangesteld van een functie, die zelf ook vaste waarnemer is van een andere functie, ontvangt deze waarnemer tweemaal de vaste waarne- mingstoeslag.
Indien twee werknemers zijn aangesteld beurtelings één hoger ingedeelde functie waar te nemen, ontvangen zij ieder de helft van de onder 8.5.2. genoemde toeslag.
8.5.4. Nadat een werknemer, voor wiens functie een vaste waarnemer is aangesteld, langer dan drie maanden afwezig is geweest ten gevolge van ziekte en/of dienstreis, ontvangt zijn waarnemer - naast zijn vaste toeslag - een toeslag zoals genoemd onder 8.5.1.
Het hiervoor gestelde geldt eveneens, indien de waar te nemen functie drie maanden vacant is geweest.
8.5.5. De in dit lid 8.5 bedoelde toeslag wordt niet toegekend aan de werknemer voor wie bij de indeling van zijn functie met het eventueel waarnemen van een hoger ingedeelde functie reeds rekening is gehouden.
8.6. Vaststellen maandsalaris arbeidsgehandicapte werknemer
Onder arbeidsgehandicapte werknemer wordt verstaan, de werknemer die een recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de ZW, WAO, WIA of Wajong of van
wie op grond van een medisch-arbeidskundige beoordeling is vastgesteld dat hij in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid Het maandsalaris van de Arbeidsgehandicapte werknemer, kan door de werkgever in afwijking van het in de artikelen 7 en 8 bepaalde naar redelijkheid worden vastgesteld. Hierbij zal rekening worden gehouden met eventuele uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetgeving (zoals WAO, IVA, WGA en WW).
8.7. Vermindering van het maandsalaris
Voor elke volle dienst c.q. gedeeltelijke dienst gedurende welke een werknemer in een maand niet heeft gewerkt wegens ziekte, ongeval, afwezigheid zonder behoud van salaris, onvrijwillige werkloosheid, willekeurig verzuim of wegens indiensttreding of ontslag, wordt het maandsalaris naar evenredigheid verminderd voor elk verzuimd uur.
8.8. Uitbetaling van de salarissen
Het vastgestelde (netto) maandinkomen wordt uiterlijk op de laatste dag van elke maand uitbetaald.
8.9. Nadere bepalingen ten aanzien van salariëring en uitbetaling
8.9.1. Het verschil tussen het basisjaarsalaris en het contractueel jaarinkomen, vermeerderd met eventuele bijzondere beloningen als bedoeld onder 9.2.1. en een eventuele persoonlijke toeslag als bedoeld onder 8.4.1. wordt aan de werknemer, die op 1 januari van het lopende kalenderjaar in dienst van de werkgever is, in twee gelijke delen toegekend.
De twee delen worden uitbetaald als volgt:
- 1 deel (te noemen "meibestanddeel") tegelijk met de salarisbetaling over de maand mei en
- 1 deel (te noemen "decemberbestanddeel") tegelijk met de salarisbetaling over de maand december.
8.9.2. De wettelijk voorgeschreven minimum vakantietoeslag is inbegrepen bij de onder 8.9.1. bedoelde inkomensbestanddelen. Ook eventuele uitkeringen krachtens de sociale verzeke- ringswetten (zoals WAO, IVA, WGA en W)W zijn inbegrepen bij de in 8.9.1. bedoelde inkomensbestanddelen.
8.9.3. Het meibestanddeel zal ingaande 01-04-2003 ten minste € 2052,59 gaan bedragen voor de volgende categorieën werknemers:
a. de vakvolwassen werknemers;
b. de werknemers van 23 jaar en ouder.
8.9.4. Bij tussentijdse indiensttreding c.q. uitdiensttreding heeft de werknemer recht op een evenredig deel van de onder 8.9.1. bedoelde inkomensbestanddelen. Daarbij geldt, dat beide delen worden geacht te zijn verworven in de periode 1 januari tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar.
8.9.5. Voor de vaststelling van het aantal maanden dienstverband wordt bij in- en uitdienst- tredingen vóór of op de 15e van de maand de 1e van die maand als datum van in- of uit- diensttreding aangehouden. Bij in- en uitdiensttredingen ná de 15e van een maand wordt de 1e van de daarop volgende maand aangehouden. In afwijking hiervan zullen, indien het dienstverband korter dan één maand heeft geduurd, de in artikel 8.9.1. bedoelde inkomens- bestanddelen zuiver proportioneel worden vastgesteld.
8.9.6. Bij tussentijdse overplaatsing, met als gevolg een lager of een hoger maandinkomen, worden de onder 8.9.1. bedoelde inkomensbestanddelen berekend naar een evenredig deel van het laatste maandinkomen vóór de overplaatsing en naar een evenredig deel van het decemberinkomen van dat jaar.
ARTIKEL 9 BIJZONDERE BELONING EN VERZUIMUREN
9.1. Algemeen
De maandsalarissen, bedoeld in de artikelen 7 en 8 worden geacht een normale beloning te zijn voor een normale functievervulling in dagdienst gedurende een kalendermaand. Bijzondere beloningen in de vorm van incidentele extra beloningen worden slechts toegekend, indien een groter beroep op de werknemer wordt gedaan dan uit een normale functievervulling in dagdienst voortvloeit. Onder normale functievervulling worden mede verstaan geringe incidentele afwijkingen van de normale dagelijkse arbeidsduur van een half uur of minder.
9.2. Toeslag voor het werken in ploegen
9.2.1. Voor geregelde arbeid in ploegendienst wordt een toeslag op het maandsalaris gegeven. Deze toeslag per maand is voor de verschillende roosters als volgt vastgesteld als percentage van het maandsalaris:
- voor de 2-ploegendienst : | 13,3 | % |
- voor de 7-daagse ochtend-/middagdienst : | 21,5 | % |
- voor de 3-ploegendienst : | 20,0 | % |
- voor de 5-ploegendienst : | 28,5 | % |
9.2.2. Indien een werknemer niet gedurende een hele maand aanspraak heeft op ploegentoeslag, wordt voor elke volledige dienst gedurende welke hij geen arbeid in ploegendienst heeft ver- richt, een evenredig deel van der onder 9.2.1. genoemde toeslag gekort. Deze korting vindt plaats met inachtneming van het onder 9.3. bepaalde.
9.3. Invallen in ploegendienst
Werknemers, die in een week slechts voor enkele diensten in de ploegendienst invallen, of in de loop van een week worden overgeplaatst naar een met een ander toeslagpercentage beloond dienstrooster en voldoen aan het bepaalde onder 9.6. worden in die week beloond volgens het onder 9.7.1. of 9.7.2. respectievelijk 9.8. c.q. 9.9. bepaalde. Voor het overige is op hen het onder 6.3.1. bepaalde van toepassing.
9.4. Overplaatsing naar een lager beloond rooster
Werknemers die, anders dan door eigen toedoen, waaronder begrepen een herplaatsing binnen de onderneming als gevolg van blijvende arbeidsongeschiktheid voor de eigen func- tie, worden overgeplaatst uit de ploegendienst naar een lager beloond rooster, ontvangen:
9.4.1. indien zij 3 maanden of korter in ploegendienst hebben gewerkt, het bepaalde onder 9.3.;
9.4.2. indien zij langer dan 3 maanden, maar korter dan een half jaar in ploegendienst hebben gewerkt: de (het) op een vast geldbedrag gefixeerde (verschil in) ploegentoeslag ten tijde van de overplaatsing nog gedurende de lopende maand, plus gedurende de daarop volgende maand 80% van dat geldbedrag;
9.4.3. indien zij een half jaar, maar niet langer dan 3 jaar in ploegendienst hebben gewerkt: de (het) op een vast geldbedrag gefixeerde (verschil in) ploegentoeslag ten tijde van de over- plaatsing nog gedurende de lopende maand, plus gedurende de daarop volgende maand 100%, 1 maand 80%, 1 maand 60%, 1 maand 40%, alsmede 1 maand 20% van dat geldbedrag;
9.4.4. indien zij langer dan 3 jaar, maar niet langer dan 5 jaar in ploegendienst hebben gewerkt: de (het) op een vast geldbedrag gefixeerde (verschil in) ploegentoeslag ten tijde van de over- plaatsing nog gedurende de lopende maand plus daarop volgend 2 maanden 100%, 2 maanden 80%, 2 maanden 60%, 2 maanden 40%, alsmede 2 maanden 20% van dat geldbedrag;
9.4.5. indien zij langer dan 5 jaar in ploegendienst hebben gewerkt: de (het) op een vast geldbedrag gefixeerde (verschil in) ploegentoeslag ten tijde van de overplaatsing nog gedurende de lopende maand plus gedurende daarop volgend 4 maanden 100%, 4 maanden 80%, 4 maanden 60%, 4 maanden 40%, alsmede 4 maanden 20% van dat geldbedrag;
9.4.6. indien werknemers 57 jaar of ouder zijn en zij ten tijde van de terugplaatsing langer dan 5 jaar in ploegendienst hebben gewerkt: de (het) op een vast geldbedrag gefixeerde (verschil in) ploegentoeslag ten tijde van de overplaatsing nog gedurende de lopende maand plus gedurende de daarop volgende 4 maanden 100%, 9 maanden 80%, 9 maanden 60%, 9 maanden 40%, alsmede 9 maanden 20% van dat geldbedrag.
9.4.7. In afwijking van het onder 9.4.5. bepaalde geldt voor een werknemer van 57 jaar of ouder, die op medische gronden wordt afgekeurd voor werk in ploegendienst, dat de werkgever zal trachten hem in een beschikbare dagdienstfunctie te plaatsen.
De laatst betaalde ploegentoeslag zal dan van kracht blijven als een, op een vast geldbedrag gefixeerde, individuele garantie, mits:
a. de ongeschiktheid voor de ploegendienst is vastgesteld door een arts van de Bedrijfs- vereniging;
b. de werknemer ten tijde van de afkeuring tenminste 10 jaar onafgebroken bij Xxxxxxxxx in ploegendienst is werkzaam geweest;
c. de werknemer bij Aluchemie in dienst blijft.
Voor de medewerker, die op eigen verzoek teruggaat naar een beschikbare dagdienst- functie en ouder is dan 57 jaar en langer dan 10 jaar in de volcontinudienst heeft gewerkt, geldt de afbouwregeling zoals beschreven in artikel 9.4.6.
Medewerkers van 57 jaar en ouder, die anders dan door eigen toedoen niet meer in ploegendienst kunnen werken, ondervinden geen afbouw van de ploegentoeslag.
9.4.8. De hierboven bedoelde toeslag zal geen deel uitmaken van het maandsalaris en zal derhalve niet mee stijgen met een verhoging van de salarisschalen. Bij overplaatsing in een met een hogere toeslag beloond dienstrooster, bij herclassificatie van de functie, of bij plaatsing in een hoger ingedeelde functie, zal de toeslag evenveel verminderd worden als het inkomen stijgt.
Tevens zullen eventuele sociale verzekeringsuitkeringen (zoals WAO, IVA, WGA en WW) worden verrekend, uitgezonderd de verhogingen van de sociale verzekeringsuitkeringen in verband met prijscompensatie.
9.4.9. Tijdelijke overplaatsing ploegendienst naar dagdienst
Indien een werknemer werkzaam in de ploegendienst ten gevolge van bedrijfsomstandig- heden dan wel op advies van de bedrijfsarts in het kader van re-integratie c.q. herstel tijdelijk wordt overgeplaatst naar de dagdienst geldt het volgende:
a. de werknemer zal zijn werkzaamheden verrichten conform de arbeidstijden (dag- dienstrooster) zoals deze gelden voor de dagdienst;
b. de werknemer behoudt gedurende de tijdelijke periode zijn ploegentoeslag;
c. de werknemer heeft gedurende deze tijdelijke periode geen recht op opbouw van extra roostervrije tijd (adv) tenzij hij langer dan drie maanden aaneengesloten in de dagdienst werkzaam is geweest. Indien de werknemer langer dan drie maanden aaneengesloten in de dagdienst werkzaam is geweest, dan heeft hij vanaf de eerste dag volgend op de hiervoor bedoelde periode van drie maanden recht op opbouw van de extra roostervrije tijd (adv).
9.5. Vergoeding van consignatie en extra opkomst
9.5.1. Werknemers, die in opdracht van de werkgever geconsigneerd zijn, ontvangen daarvoor per dag op maandag tot en met vrijdag 0,7%, op zaterdagen en zondagen 2% en op feestdagen 2,5% van hun maandsalaris.
9.5.2. Werknemers, die in opdracht van de werkgever een extra reis van huis naar het bedrijf moeten maken, ontvangen per extra opkomst een toeslag op het maandsalaris. Deze toeslag bedraagt:
1 % op dagen vallende op maandag tot en met vrijdag; 1,5% op dagen vallende op zaterdag;
2 % op dagen vallende op zon- en feestdagen.
9.6. Compensatie vrije tijd bij overschrijding van de normale arbeidsduur
9.6.1. Wanneer in opdracht van de werkgever arbeid is verricht, waardoor de normale arbeidsduur volgens het dienstrooster is overschreden, zal deze overschrijding van de arbeidsduur bij voorkeur worden gecompenseerd in vrije tijd, tenzij de bedrijfsomstandigheden naar oordeel van de werkgever dit niet toelaten. De opgenomen compenserende tijd wordt volgens de onder 9.7.2. genoemde percentages in mindering gebracht op de beloning als genoemd onder 9.7.1.
9.6.2. De compenserende vrije tijd dient vóór de 15e van de tweede maand, volgend op de kalendermaand waarin de desbetreffende overschrijding valt, te worden opgenomen.
9.6.3. Opnemen van deze vrije tijd op een zaterdag, zondag of een feestdag is niet toegestaan. Indien echter een werknemer in volcontinudienst arbeid heeft verricht op een roostervrije zaterdag of zondag, kan de compenserende vrije tijd wél op zaterdag respectievelijk zondag worden opgenomen.
Noot: Partijen hebben bij het wijzigen en verlengen van de CAO uitvoerig gesproken over de toepassing van dit artikel en zijn daarbij het volgende overeengekomen:
Compenserende vrije tijd ontstaan op of na 1 juli 2009
Zulks conform de doelstelling van artikel 9.6 CAO is het de bedoeling dat de werknemer zijn compenserende tijd - zoals bedoeld in lid 9.6.1. - zo snel als mogelijk opneemt doch uiterlijk binnen de termijn zoals bedoeld in lid 9.6.2. Indien de werknemer deze compenserende vrije tijd niet binnen de termijn opneemt als bedoeld in lid 9.6.2, zal werkgever na afloop van deze termijn eenzijdig deze compenserende vrije tijd inroosteren.
De toevoeging ten aanzien van de eenzijdige inroostering door de werkgever blijft van kracht tot ultimo 31 december 2009.
Compenserende vrije tijd ontstaan voor 1 juli 2009
Zulks conform de doelstelling van de afbouwregeling als beschreven onder punt 3, wordt van de werknemer verwacht dat de compenserende vrije tijd opgebouwd voor 1 juli 2009 uiterlijk op 31 december 2009 is afgebouwd.
9.7. Beloning bij overschrijding van de normale arbeidsduur
9.7.1. Het inkomen voor de onder 9.6. bedoelde overschrijdingen van de normale arbeidsduur bedraagt, inclusief het doorbetaalde salaris over de op maandag tot en met vrijdag vallende feestdagen, de volgende percentages van het maandsalaris:
1. voor uren op maandag tot en met zaterdag 18.00 uur 0,87%
2. voor uren op zaterdag na 18.00 uur en op zondag 1,16%
3. voor uren op feestdagen 1,74%
4. voor uren op roostervrije dagen van personeel in de 5-ploegendienst en de 7-daagse ochtend-/middagdienst:
a. op maandag tot en met vrijdag 1,16%
b. op zaterdag 1,45%
c. op zondag 1,74%
d. op feestdagen 2,32%
Het verrichten van arbeid op aan de eigen dienst voorafgaande of aansluitende en deze dienst overschrijdende uren, wordt uitsluitend beloond volgens de percentages bedoeld onder de punten 1., 2. en 3. van 9.7.1.
9.7.2. De opgenomen compenserende vrije tijd wordt op de onder 9.7.1. genoemde beloning in mindering gebracht en wel:
voor uren opgenomen op maandag tot en met vrijdag 0,58% per uur
voor uren opgenomen op zaterdag 0,87% per uur
voor uren opgenomen op zondag 1,16% per uur
9.7.3. Per maand worden de ingevolge deze collectieve arbeidsovereenkomst toegekende percen- tages getotaliseerd en afgerond naar boven op een heel procent.
9.7.4. De beloning van arbeid op feestdagen, welke de normale arbeidsduur volgens dienstrooster niet overschrijdt, is geregeld in artikel 10.
9.8. Xxxxxxxx van arbeid buiten normale arbeidstijden zonder overschrijding van de normale arbeidsduur
9.8.1. Indien in opdracht van de werkgever arbeid wordt verricht op tijden, welke gelegen zijn buiten de tijdstippen als bedoeld onder 6.2. c.q. buiten de tijdstippen waarop de wisseling van ploeg plaats vindt, zonder dat daardoor de normale dagelijkse arbeidsduur volgens het dienstrooster wordt overschreden, wordt daarvoor een toeslag op het maandsalaris gege- ven.
Deze toeslag bedraagt per uur
op maandag tot en met zaterdag 0,29%
op zondag 0,58%
op feestdagen 1,16% van het maandsalaris
9.8.2. Indien de werknemer, werkzaam in dagdienstrooster, in opdracht van de werkgever arbeid verricht op tijden, welke gelegen zijn buiten de tijdstippen van de voor hem geldende rooster- tijd (aanvang/einde), zonder dat daarbij de normale dagdienst wordt overschreden, geldt als aanvulling dat indien sprake is van verschoven uren er:
a) over ten minste 2 uren toeslag wordt betaald;
b) indien er sprake is van meer dan 6 uur verschoven uren er over de hele dienst tot maxi- maal 8 uur de toeslag wordt uitbetaald.
9.9. Overplaatsing naar een andere ploeg of dienst
Werknemers, die worden overgeplaatst naar een andere ploeg of dienst, ontvangen daarvoor, in afwijking van het onder 9.8. bepaalde, per overgang een eenmalige toeslag van 1,74% van het maandsalaris.
Bij terugplaatsing wordt deze toeslag alleen dan opnieuw betaald, indien de terugplaatsing geschiedt nadat de werknemer gedurende 5 diensten in de afwijkende ploeg of dienst heeft gewerkt.
9.10. Verzuimuren
9.10.1. Onverminderd het onder 9.6. en 9.7.1. bepaalde, behoeft de werknemer in dagdienst, voor wie de normale arbeidsduur wordt overschreden op uren, welke vallen tussen 22.00 uur en de aanvang van de dagdienst en voor wie bedoelde overschrijding vóór 04.00 's ochtends is begonnen, niet eerder met zijn normale arbeid te beginnen dan nadat hij binnen hetzelfde etmaal zoveel uren heeft verzuimd als het aantal hier bedoelde overschrijdingsuren heeft bedragen met een maximum van 9 uren.
9.10.2. Deze verzuimuren kunnen uitsluitend worden opgenomen tussen de aanvang en het einde van de dagdienst volgend op de hier bedoelde overschrijding.
9.10.3. De werknemer in ploegendienst, die in aansluiting op zijn dienstrooster overwerk moet verrichten gedurende meer dan 4 uur, heeft eveneens recht op doorbetaald verzuim voor de uren waarmee deze 4 overuren worden overschreden. Als het overwerk van een werknemer in ploegendienst 4 uur of korter duurt, dan wel zijn eerstvolgende dienst later dan 12 uren na het beëindigen van deze arbeid aanvangt, ontstaat geen recht op verzuimuren.
9.10.4. Wanneer een werknemer invalt in een ander dan het voor hem geldende dienstrooster, zal tussen het beëindigen van zijn normale dienst en het opkomen in de nieuwe dienst een tijdvak van ten minste 12 uur in acht worden genomen.
9.10.5. Niet of niet tijdig opgenomen verzuimuren vervallen zonder dat de werkgever is gehouden tot betaling van enige vergoeding.
ARTIKEL 10
WEEKEIND- EN FEESTDAGEN
10.1. Onder feestdagen worden in deze collectieve arbeidsovereenkomst verstaan: nieuwjaarsdag, Koninginnedag, 5 mei (eens per 5 jaren, te beginnen in 2005), de beide paasdagen, Hemelvaartsdag, de beide pinksterdagen en de beide kerstdagen.
10.2. Voor de toepassing van dit artikel en de andere artikelen van deze overeenkomst worden de zaterdagen, zondagen en feestdagen geacht een periode van 24 aaneengesloten uren te omvatten.
10.3. Op de onder 10.2. bedoelde dagen wordt als regel niet gewerkt, tenzij het arbeid in 7- daagse ochtend-/middagdienst en 5-ploegendienst betreft volgens het geldende dienst- rooster.
10.4. Indien op een op maandag tot en met vrijdag vallende feestdag niet behoeft te worden gewerkt, wordt het maandinkomen met inachtneming van het bepaalde onder 10.7. doorbetaald.
10.5. Werknemers in 7-daagse ochtend-/middagdienst die volgens dienstrooster op een feestdag arbeid moeten verrichten, ontvangen over de maand waarin die feestdag valt, een toeslag van 1,16% van hun maandsalaris per gewerkt uur. Deze toeslag wordt, in het geval dat het bedrijfsbelang het toelaat dat de werknemers vervangend vrij met behoud van maand- inkomen ontvangen, teruggebracht met 0,58% van hun maandsalaris per uur opgenomen vervangende vrije tijd.
Indien het bedrijfsbelang dit toelaat, kan de werknemer, uitsluitend voor een op zondag vallende, volgens dienstrooster gewerkte feestdag, in plaats van de resterende toeslag van 0,58% vervangend vrij met behoud van maandinkomen opnemen.
10.6. Werknemers in 5-ploegendienst, die volgens dienstrooster op een feestdag arbeid moeten verrichten, ontvangen over de maand waarin die feestdag valt, een toeslag van 1,16% van hun maandsalaris per gewerkt uur.
10.7. Indien een op maandag tot en met vrijdag vallende feestdag voor werknemers in 7-daagse ochtend-/middagdienst en 5-ploegendienst samenvalt met een opgenomen roostervrije dag, ontvangen zij op een ander tijdstip vrij met behoud van maandinkomen, tenzij het bedrijfs- belang zich tegen vrijgeven verzet, in welk geval deze werknemers een compensatie ten bedrage van 4,64% van hun maandsalaris ontvangen.
ARTIKEL 11
AFWEZIGHEID
11.1. Afwezigheid in verband met arbeidsongeschiktheid
Met uitsluiting van het anders en overigens in artikel 629 BW bepaalde is bij arbeidson- geschiktheid van de werknemer het in artikel 13 bepaalde van toepassing.
11.2. Betaald verlof
Indien de werknemer de bedongen arbeid noodzakelijkerwijs niet heeft kunnen verrichten door het bijwonen van de hieronder genoemde gebeurtenissen, wordt het salaris doorbe- taald gedurende de daarvoor vastgestelde termijnen van verlof, mits hij zo mogelijk ten minste één dag tevoren en onder overlegging van bewijsstukken aan de werkgever, van het verzuim kennis geeft.
11.2.1. Van de dag van overlijden tot en met de dag der begrafenis in geval van overlijden en begrafenis van de echtgeno(o)t(e) of van een tot het gezin behorend kind of pleegkind van de werknemer;
11.2.2. gedurende twee dagen of diensten bij overlijden of begrafenis van één zijner ouders of niet onder 11.2.1. genoemde kinderen en pleegkinderen;
11.2.3. gedurende één dag of dienst op de dag van de begrafenis van xxxxxxxxxxx, grootouders der echtgeno(o)t(e), kleinkinderen, broers, zusters, xxxxxxxxxxxx, xxxxxxxxxxx, xxxxxxxxxx- ters, zwagers en schoonzusters;
11.2.4. gedurende één dag bij ondertrouw van de werknemer zelf en gedurende 2 aaneengesloten dagen of diensten bij zijn huwelijk;
11.2.5. gedurende één dag of dienst bij huwelijk van één zijner kinderen, pleegkinderen, klein- kinderen, broers, zusters, ouders, schoonouders, zwagers en schoonzusters;
11.2.6. gedurende één dag of dienst bij 25- en 40-jarig huwelijk van de werknemer;
11.2.7. gedurende twee dagen of diensten bij bevalling van de echtgenote;
11.2.8. gedurende een door de werkgever naar billijkheid te bepalen tijdsduur tot een maximum van twee dagen of diensten, indien een werknemer tengevolge van de vervulling van een buiten zijn schuld bij of krachtens de Wet persoonlijk opgelegde verplichting verhinderd is zijn arbeid te verrichten, mits deze vervulling niet in zijn vrije tijd kan geschieden en onder aftrek van de vergoeding voor loonderving, welke hij van derden zou hebben kunnen ontvangen;
11.2.9. gedurende één dag of dienst bij 25- en 40-jarig dienstjubileum van de werknemer;
11.2.10. gedurende één dag of dienst bij grote professie of priesterwijding van een kind of pleegkind van de werknemer;
11.2.11. gedurende één dag of dienst bij 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijk van ouders en schoonouders van de werknemer;
11.2.12. gedurende één dag of dienst, maximaal 1 maal per kalenderjaar, bij verhuizing van de werknemer.
11.2.13. Onder bijzondere omstandigheden kan de werkgever betaald verzuim toestaan in andere gevallen dan hierboven genoemd c.q. langer verzuim toestaan dan in de hierboven genoemde gevallen is aangegeven, indien hij de afwezigheid van de werknemer wegens zodanige omstandigheden gerechtvaardigd acht.
11.2.14. Indien een werknemer als officieel afgevaardigde voor een statutaire vergadering van een van de vakverenigingen is aangewezen, zal de werkgever hem op verzoek van het hoofdbestuur van deze vakvereniging verzuim met behoud van loon toekennen, indien en voor zover de bedrijfsomstandigheden de afwezigheid naar zijn oordeel toelaten. Als regel zal dit verzuim 3 dagen per jaar niet overschrijden.
11.2.15. Indien een werknemer voor het bijwonen van een door een der vakverenigingen georganiseerde vormings- of scholingsbijeenkomst wenst te verzuimen, zal de werkgever indien de bedrijfsomstandigheden dat verzuim naar zijn oordeel toelaten, op een daartoe strekkend verzoek van het hoofdbestuur van die vakvereniging overwegen en ter zake met die vakvereniging overleggen of en in hoeverre verzuim kan worden toegekend. Indien verzuim wordt toegekend, zal het loon over de toegekende dagen worden doorbetaald.
11.2.16. Op vormings- en scholingsbijeenkomsten, welke dienen ter opleiding van vakverenigings- functionarissen, is het hier bepaalde niet van toepassing.
11.2.17. In de gevallen, waarin het "salaris" moet worden doorbetaald, wordt daaronder verstaan het maandinkomen naar rato van het aantal gewerkte uren.
11.2.18. Op werknemers, die te kennen hebben gegeven duurzaam samen te wonen, zijn van toepassing de bepalingen van 11.2., 11.2.1., 11.2.3., 11.2.5., 11.2.7. en 11.2.11., als ware sprake van een wettelijke verbintenis.
11.2.19. Voor de formele registratie van partnerschap wordt één dag of dienst bijzonder verlof toegekend.
11.2.20. - Calamiteitenverlof
Werknemer heeft recht op verlof met behoud van zijn loon voor een korte, door werkgever naar billijkheid te berekenen tijd, wanneer hij zijn arbeid niet kan verrichten wegens de in de Wet Arbeid en Zorg en in deze collectieve arbeidsovereenkomst genoemde redenen, waaronder redenen die betrekking hebben op zeer persoonlijke omstandigheden (bijvoorbeeld de eerste opvang van een plotseling ziek geworden kind).
- Zorgverlof
Werknemer heeft over een periode van 12 achtereenvolgende maanden recht op zorg- verlof in verband met ziekte van een persoon zoals bedoeld in de Wet Arbeid en Zorg.
Het gaat dan onder andere om de zorg voor de partner of andere zieke thuiswonende gezinsleden. Het zorgverlof bedraagt ten hoogste tweemaal de arbeidsduur per week. Voor fulltimers in zowel dag- als ploegendienst wordt in deze collectieve arbeidsover- eenkomst uitgegaan van ten hoogste 10 dagen.
Loondoorbetaling vindt plaats op basis van 70% van het maximaal SWV dagloon.
De Wet Arbeid en Zorg is onverkort op deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing, waarbij positieve afwijkingen gehandhaafd blijven. Daar waar nadere afspraken met betrekking tot de uitvoering van zaken zoals genoemd in de Wet Arbeid en Zorg nodig worden geacht, kunnen deze alleen worden gemaakt wanneer hierover overeenstemming is bereikt tussen werkgever en de bij deze collectieve arbeidsover- eenkomst betrokken vakorganisatie.
11.3. Niet betaalde gevallen
Het bepaalde in artikel 628 BW met betrekking tot de doorbetaling van salaris is in de daar bedoelde gevallen van kracht in zoverre, dat de werkgever niet gehouden is loon door te betalen in de volgende gevallen:
11.3.1. Schorsing van de werknemer door de werkgever in de gevallen en onder de voorwaarden als geregeld in het geldende bedrijfsreglement.
11.3.2. De invoering van een "verkorte werkweek" (een zogenaamde 0-urenweek daaronder begrepen), mits de werkgever voor die invoering de volgens artikel 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen vereiste vergunning heeft verkregen en hij niet tot het aanvragen van een vergunning overgaat, dan nadat met de vakverenigingen overleg is gepleegd. Partijen achten een termijn van een week voor dit voorafgaand overleg voldoende.
11.3.3. De verlenging van een "verkorte werkweek" (een zogenaamde 0-urenweek daaronder begrepen), mits, wanneer het een verlenging betreft, welke ten aanzien van de aantallen erbij betrokken werknemers en/of het aantal uren, dat verkort zal worden gewerkt, afwijkt van de oorspronkelijke vergunning, de werkgever de onder 11.3.2. omschreven procedure zal hebben gevolgd. Ten aanzien van een verlenging waarbij de oorspronkelijke vergunning ongewijzigd wordt overgenomen, geldt, dat hij de vakverenigingen tijdig, dat wil zeggen tenminste één week voor het ingaan van de verlenging, daarvan mededeling moet hebben gedaan.
ARTIKEL 12
VAKANTIE
12.1. Het vakantiejaar is gelijk aan het lopende kalenderjaar.
12.2. Duur der vakantie
12.2.1. Iedere werknemer, die een vol vakantiejaar in dienst van de werkgever is, heeft recht op een vakantie met behoud van salaris van in totaal:
25 werkdagen c.q. diensten, indien hij bij de aanvang van het vakantiejaar 19 jaar of ouder is, doch xxxxxx is dan 40 jaar;
26 werkdagen c.q. diensten, indien hij bij de aanvang van het vakantiejaar 40 jaar of ouder is, doch xxxxxx is dan 45 jaar;
27 werkdagen c.q. diensten, indien hij bij de aanvang van het vakantiejaar 45 jaar of ouder is, doch xxxxxx is dan 50 jaar;
28 werkdagen c.q. diensten, indien hij bij de aanvang van het vakantiejaar 50 jaar of ouder is;
27 werkdagen indien hij bij de aanvang van het vakantiejaar de leeftijd van 19 jaar nog niet heeft bereikt en niet leerplichtig is. Voor leerplichtige werknemers geldt het bepaalde in bijlage IV.
12.2.2. De vakantie wordt ten dele aaneengesloten en voor het overige in de vorm van snipper- dagen opgenomen. Mits de aanspraak daartoe toereikend is, wordt de werknemer in de gelegenheid gesteld de aaneengesloten vakantie binnen een tijdvak van 23 aaneengesloten kalenderdagen op te nemen. Met ingang van 1 januari 2008 geldt, dat de eerste werkdag in het voor de werknemer geldende rooster als eerste vakantiedag wordt aangemerkt.
12.3. Berekening aantal vakantiedagen
12.3.1. De werknemer, die vóór het einde van het lopende vakantiejaar in of uit de dienst van de werkgever treedt, heeft in dat vakantiejaar voor elke maand dienstverband in het lopende vakantiejaar recht op een evenredig deel der vakantie.
12.3.2. Bij in- of uitdiensttredingen vóór of op de 15e van een maand wordt de 1e van die maand als datum van in- of uitdiensttreding aangehouden. Bij in- en uitdiensttredingen nà de 15e van een maand wordt de 1e van de maand daarop volgend aangehouden. In afwijking hiervan zal, indien het dienstverband korter dan één maand heeft geduurd, het aantal vakantiedagen zuiver proportioneel worden vastgesteld.
12.4. Tijdstip der vakantie
12.4.1. De aaneengesloten vakantie wordt gegeven op het door de werkgever in overleg met de betrokken werknemer vast te stellen tijdstip.
12.4.2. Indien de aaneengesloten vakantie samenvalt met een feestdag als bedoeld in artikel 10, waarop vrijaf met behoud van salaris wordt gegeven, zal de aaneengesloten vakantie van de betrokken werknemer dienovereenkomstig worden verlengd, tenzij de werkgever of de werknemer er de voorkeur aan geeft een overeenkomend aantal snipperdagen toe te kennen c.q. op te nemen.
12.4.3. Snipperdagen worden opgenomen op een tijdstip, dat door de werkgever na overleg met de betrokken werknemer is vastgesteld.
12.5. Het niet-verwerven van vakantierechten gedurende onderbreking der werkzaamheden
12.5.1. De werknemer verwerft geen vakantierechten over de tijd gedurende welke hij wegens het niet-verrichten van zijn werkzaamheden geen aanspraak op in geld vastgesteld salaris heeft.
12.5.2. Het onder 12.5.1. bepaalde is niet van toepassing, indien de werknemer zijn werkzaam- heden niet heeft verricht wegens:
- ziekte of ongeval, tenzij veroorzaakt door opzet van de werknemer;
- het naleven van een wettelijke verplichting of verbintenis ten aanzien van de landsver- dediging of openbare orde, niet zijnde opkomstplicht voor eerste oefening;
- het genieten van verlof gebaseerd op in een vorige dienstbetrekking verworven, doch niet opgenomen verlof;
- het met toestemming van de werkgever deelnemen aan een door de vakvereniging van de werknemer georganiseerde bijeenkomst;
- onvrijwillige werkloosheid bij handhaving van het dienstverband;
- zwangerschap of bevalling.
In deze gevallen - behalve wanneer het ziekte of ongeval betreft - worden nog vakan- tierechten verworven over de eerste 12 maanden waarin geen arbeid wordt verricht, waarbij de duur der onderbreking uit de respectieve oorzaken tezamen wordt geteld.
In geval van ziekte of ongeval worden alleen nog vakantierechten verworven over de laatste 6 maanden van de ziekteperiode, welke voorafgaan aan herstel dan wel ontslag.
12.5.3. Indien een onderbreking der werkzaamheden als bedoeld onder 12.5.2. in meer dan één vakantiejaar valt, wordt het in een vorig jaar vallend deel der onderbreking bij de berekening van de periode van afwezigheid in aanmerking genomen.
12.5.4. Ten aanzien van het tijdstip van de aanvang en het einde van de hier bedoelde onderbreking is het onder 12.3.2. bepaalde van overeenkomstige toepassing.
12.5.5. De verworven vakantierechten in de onder 12.5.2. genoemde gevallen vervallen, indien de dienstbetrekking door de werknemer wordt beëindigd alvorens de arbeid is hervat.
12.6. Samenvallen van vakantiedagen met bepaalde andere dagen, waarop geen arbeid wordt verricht
12.6.1. Dagen, waarop de werknemer geen arbeid heeft verricht om een der redenen genoemd onder 12.6.2., alsmede onder 11.2.1., 11.2.2., 11.2.3., 11.2.7. en 11.2.8. gelden niet als vakantiedagen.
12.6.2. Indien een der onder 12.6.1. genoemde verhinderingen echter eerst intreedt tijdens een vastgestelde vakantie of snipperdag, zullen de dagen waarop die verhindering zich voordoet, wel als vakantiedagen worden geteld, tenzij de werknemer vóór de aanvang van die vastgestelde vakantie of snipperdag aan de werkgever heeft medegedeeld, dat die verhindering zich zou voordoen. Indien het in de gevallen onder 11.2.1., 11.2.2., 11.2.3.,
11.2.7. en 11.2.8. niet mogelijk is de mededeling vooraf te doen, kan deze ook onmiddellijk na afloop van de vakantie of snipperdag geschieden.
12.6.3. Indien ingevolge het onder 12.6.2. bepaalde, aanvankelijk vastgestelde vakantiedagen niet als zodanig worden gerekend, zal de werkgever na overleg met de werknemer nieuwe data vaststellen, waarop die dagen alsnog kunnen worden genoten.
12.7. Vakantie bij ontslag
12.7.1. Bij het eindigen van de dienstbetrekking zal de werknemer desgewenst in de gelegenheid worden gesteld de hem nog toekomende vakantie op te nemen, met dien verstande, dat deze dagen niet eenzijdig in de opzeggingstermijn mogen worden begrepen.
12.7.2. Indien de werknemer de hem toekomende vakantie niet heeft opgenomen, zal hem voor elke niet genoten dag een evenredig salarisbedrag worden uitbetaald. In geval van ontslag wegens twee jaar onafgebroken arbeidsongeschiktheid blijft de in de vorige volzin bedoelde vakantie beperkt tot hetgeen hieromtrent in artikel 12.5.2. is bepaald. Wel behoudt de werk- nemer aanspraak op een eventueel vakantietegoed, zoals dat bestond bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid.
12.7.3. Teveel genoten vakantie wordt op overeenkomstige wijze met het salaris verrekend.
12.7.4. De werkgever reikt de werknemer bij het einde van de dienstbetrekking desgewenst een verklaring uit, waaruit blijkt hoeveel rechten op vakantie hij niet in natura heeft genoten, doch heeft uitbetaald gekregen.
12.8. Bij vorige werkgever(s) verworven vakantierechten
De werknemer dient bij de aanvang van de dienstbetrekking de werkgever een verklaring te overleggen, waaruit blijkt xxxxxxx rechten op vakantie hij bij zijn vorige werkgever(s) heeft verworven, doch niet in natura heeft genoten, opdat de werkgever weet op hoeveel verlofdagen zonder behoud van salaris de werknemer aanspraak kan maken.
12.9. Uitvoeringsbepalingen
12.9.1. De werknemer, die volgens rooster op zaterdag en/of zondag moet werken, kan in zijn vakantie niet meer dan 3 zaterdagen en 3 zondagen opnemen.
12.9.2. De werknemer, die volgens rooster in de nacht van zondag op maandag moet werken, kan in zijn vakantie niet meer dan 3 maal de nacht van zondag op maandag opnemen.
12.9.3. De werkgever kan bepalen, dat de werknemer, behoudens in geval van overmacht, de aanvraag voor vakantie een bepaalde termijn vóór de gewenste datum moet indienen.
ARTIKEL 13
UITKERING BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID EN RE-INTEGRATIE
Loondoorbetaling en aanvulling bij ziekte waarbij eerste ziektedag ligt op of na 1 januari 2004
Indien een werknemer ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, en waarbij de eerste ziektedag ligt op of na 1 januari 2004, gelden voor hem de bepalingen van artikel 629: BW, de Ziektewet (zoals die luiden vanaf 1 januari 2004, de Wet Arbeid en Zorg en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), voor zover hierna niet anders is bepaald.
- Periode van eerste 104 weken arbeidsongeschiktheid
13.1 Loondoorbetaling eerste periode van 52 weken
Bij arbeidsongeschiktheid zal gedurende de eerste 52 weken en met inachtneming van het gestelde in artikel 7:629 BW het loon aan de werknemer worden doorbetaald tot 100% van het netto maandinkomen.
13.2. Wettelijke loondoorbetaling tweede periode van 52 weken
Gedurende de tweede 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW zal aan de werknemer 70% van het maandinkomen, tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van de Coördinatiewet SV worden doorbetaald.
13.3 Aanvulling wettelijke loondoorbetaling tweede periode van 52 weken
Gedurende de tweede 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven op de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 70% van het netto maandinkomen.
13.4 Suppletie loondoorbetaling tweede periode van 52 weken
Gedurende de tweede 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW zal werkgever de wettelijke en aanvullende loondoorbetaling, zoals bedoeld in de leden 13.3. en 13.4. suppleren met 30% tot maximaal 100% van het netto maandinkomen, mits (ook) door werknemer volledig wordt voldaan aan alle eisen van wet en regelgeving, zoals onder andere vastgelegd in de Wet Verbetering Poortwachter, en alle ziekteverzuimregels respectievelijk regels voortvloeiend uit verzuimbeleid, zoals deze gelden binnen de onderneming van werkgever. Een en ander gericht op een snelle en actieve re-integratie van de werknemer in het arbeidsproces.
Of de werknemer voldoet aan de voorwaarden gesteld aan de in dit lid bedoelde suppletie zal in eerste aanleg worden getoetst tijdens het evaluatiemoment na de eerste periode van 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW en worden vastgelegd in het voorlopige re-integratieverslag. De formele afhandeling van de toetsing vindt plaats in het Sociaal Medisch Team, die een bindend oordeel geeft. Het Sociaal Medisch Team zal gedurende de tweede wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW de re-integratie- activiteiten van werknemer blijven monitoren. Indien en voor zover hiertoe aanleiding bestaat, kan het hoofd Personeel & Organisatie op aangeven van het Sociaal Medisch Team naast het geldende sanctiebeleid de uitkering van de hier bedoelde suppletie stopzetten.
De in dit lid bedoelde suppletie van 30% zal ook worden uitbetaald aan de werknemer die naar oordeel van het Sociaal Medisch Team op het moment van toetsing geen benutbare mogelijkheden meer heeft.
- Na periode van eerste 104 weken arbeidsongeschiktheid (WIA)
13.5 De werknemer die op grond van de WIA volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en dienovereenkomstig in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de Inkomens- voorziening voor Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA, te weten 80-100% arbeidsongeschikt) en deze werknemer op het moment van intreden van de arbeidson- geschiktheid, zoals bedoeld in artikel 13.1 de leeftijd had bereikt van 55 jaar of ouder, zal werkgever na afloop van de periode zoals bedoeld in artikel 13. leden 1 tot en met 5 (éérste 104 weken arbeidsongeschiktheid) een bovenwettelijke uitkering c.q. aanvulling verstrekken ter grootte van maximaal 10% van het maandinkomen. Deze uitkering c.q. aanvulling eindigt met ingang van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
13.6 Met in achtneming van het gestelde in artikel 13.10. zal werkgever gedurende de eerste periode van 104 weken arbeidsongeschiktheid zich maximaal inspannen om de arbeidson- geschikte werknemer binnen zijn organisatie te re-integreren; hierbij rekening houdend met de beperkingen van werknemer en voor zover mogelijk met benutting van maximaal 100% verdiencapaciteit.
Xxxxxxx de werknemer niet dan wel niet binnen afzienbare tijd binnen de organisatie van werkgever herplaatsbaar blijkt te zijn en dientengevolge werknemer in aanmerking komt voor externe herplaatsing, dan wel indien de werkgever op grond van de Wet besluit het dienstverband met de werknemer te beëindigen, zal werkgever de vakbond waar werknemer
is bij aangesloten hierover informeren. Indien de vakvereniging dit te kennen geeft zal tussen werkgever en vakvereniging over de ontstane situatie worden overlegd.
- (Rand)voorwaarden bij doorbetaling, aanvulling en/of suppletie
13.7 De onder artikel 13. leden 1 tot 6 bedoelde doorbetalingen, aanvullingen en of suppleties worden niet toegekend aan de werknemer die de desbetreffende voorschriften niet stipt naleeft.
In geval van misbruik dan wel indien de arbeidsongeschiktheid te wijten is aan eigen schuld van de betrokken werknemer verbeurt hij eveneens iedere aanspraak op de in dit artikel be- doelde doorbetalingen, aanvullingen en of suppleties.
13.8 Indien de werkgever ter zake van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer tegen een of meer derden een vordering tot schadevergoeding kan doen gelden, zal werknemer de daartoe benodigde informatie verstrekken. Indien de werknemer dit weigert, heeft hij geen recht op het bepaalde in de artikelen 13. leden 1. tot en met 6.
- Afspraken in het kader van de Wet Verbetering Poortwachter
13.9 a) Werkgever zal in het kader van de re-integratie van de arbeidsongeschikte werknemer een aanbod tot passend werk doen. In eerste instantie zal worden getracht een aanbod tot intern passend werk te doen waarbij onder meer rekening wordt gehouden met opleiding, ervaring en vaardigheden van de werknemer.
b) Er is sprake van een geslaagde interne re-integratie bij werkgever wanneer dit uit de eindevaluatie door werkgever, werknemer en de Arbo-dienst/re-integratiebedrijf blijkt. Bij re-integratie in een lager beloonde functie, ontvangt werknemer gerekend vanaf de eerste dag van arbeidsongeschiktheid over maximaal 104 weken het oude salaris (inclusief vaste toeslagen).
Hierna geldt, tenzij in deze collectieve arbeidsovereenkomst anders is bepaald (afbouw- regeling ploegentoeslag, 57-jarigen regelingen), het bij de nieuwe functie behorende salaris.
c) Wanneer intern geen geschikte functie voor werknemer beschikbaar is, de functie niet geschikt kan worden gemaakt door aanpassing van de werkomgeving en/of prestatie- normen en werknemer niet geschikt kan worden gemaakt (door scholing) voor de functie, zal werknemer extern worden geïntegreerd.
d) Werknemer wordt bij een externe re-integratie begeleid door een re-integratiebedrijf.
De eerste zes maanden van een re-integratie bij een andere werkgever kunnen worden vorm gegeven als een proefplaatsing op detacheringbasis. Werknemer wordt maximaal tweemaal een re-integratietraject aangeboden.
Wanneer een tweede re-integratietraject niet tot resultaat leidt, zal het re-integratiebedrijf met werknemer de mogelijke vervolgacties bespreken.
e) Werkgever zal een aanbod tot passende arbeid zowel naar een interne als externe functie schriftelijk (laten) doen. Het aanbod vermeldt tevens het wettelijk recht van de werknemer om een second opinion aan te vragen bij de UWV. Werknemer dient deze second opinion binnen 14 dagen aan te vragen.
f) Werknemer is in geval van verzuim wegens arbeidsongeschiktheid verplicht om in redelijkheid zijn volle medewerking te verlenen aan inspanningen gericht op interne of externe re-integratie.
g) Wanneer de periode tussen aanvraag second opinion en uitspraak langer dan 6 weken heeft geduurd als gevolg van verwijtbaar handelen van de werknemer, dan heeft de werknemer over de periode vanaf deze 6 weken tot het moment van de uitspraak geen recht meer op doorbetaling van het loon of eventuele aanvulling.
h) Indien UWV oordeelt dat werknemer het aanbod van werkgever ten onrechte heeft geweigerd, is deze weigering geen reden tot looninhouding en/of ontslag door de werkgever mits werknemer de aangeboden functie alsnog direct (de dag volgend op ontvangst van de UWV-beschikking) aanvaardt. Voornoemde geldt ook wanneer het gaat om een aanbod bij een andere externe werkgever binnen de periode van de eerste 104 weken van arbeidsongeschiktheid, zoals bedoeld in artikel 13. leden 1 tot en met 5.
i) De werkgever draagt zorg voor voorlichting aan de werknemer over de rechten en plichten voortvloeiend uit de Wet Verbetering Poortwachter. Dit betekent onder meer voorlichting over moment van ziekmelding, plan van aanpak, re-integratieverslag, aanvraag WIA/WGA-uitkering en vervolgtraject.
j) De werkgever zal in overleg met de Ondernemingsraad komen tot de selectie van één of meer re-integratiebedrijven waarmee kan worden samengewerkt in het kader van het re- integratieproces van werknemers. Eventueel kunnen de re-integratiediensten ook worden geleverd door de Arbo-dienst van de werkgever. Bij de keuze van het re-integratiebedrijf zal onder meer aandacht worden besteed aan zaken als privacyreglement, maatwerk per werknemer en andere kwaliteitseisen.
k) De vakbonden worden in het periodiek overleg geïnformeerd over de dienstverlening die verricht is en de resultaten, die behaald zijn door de Arbo-dienst en/of Re-inte- gratiebureau.
ARTIKEL 14
PENSIOENREGELING
In het bedrijf van werkgever bestaat een pensioenregeling, waaraan deelname door de werknemer verplicht is op grondslag van de desbetreffende toetredingsvoorwaarden. Voor de vaststelling van de deelnemersbijdrage wordt de pensioengrondslag verminderd met een franchise. Wijzigingen in de pensioenregeling, betrekking hebbende op de werknemersbijdrage in de premie of de hoogte van de uitkeringen, zullen door de werkgever pas goedgekeurd worden, nadat hij ter zake overleg heeft gepleegd met de vakverenigingen.
Voor de werknemers die voor 1 januari 2006 in dienst zijn, gelden per 1 januari 2006 onderstaande overgangsregelingen:
a) Voor de werknemers geboren voor 1 januari 1950 (55-plussers) wordt gebruik gemaakt van de wet- telijke overgangsmaatregelen: voor hen blijven:
I) de oude (vroeg)pensioenregelingen en
II) uitloop VUT-regeling bestaan onder de gelijke voorwaarden.
b) Voor de werknemers geboren op of na 1 januari 1950 (55-min), die op 31 december 1995 in dienst van werkgever waren en vanaf 1 januari 1996 tot het moment dat zij op grond van een doorlopend dienstverband bij werkgever met pensioen gaan, zullen indien en voor zover nadeel bestaat ten gevolge van het vervallen van de uitloop VUT-regeling ter compensatie op grond van de individuele omstandigheid en gebruikmakend van niet benutte fiscale ruimte rechten worden ingekocht met een maximum van 15 jaar.
ARTIKEL 15
LEVENSLOOPREGELING
Met ingang van 1 januari 2006 geldt binnen de onderneming van werkgever een levensloopregeling, waaraan de werknemer kan deelnemen, mits hij niet deelneemt aan de spaarloonregeling.
De arbeidsvoorwaardelijke voorwaarden zullen nader tussen partijen worden ingevuld.
ARTIKEL 16
BEDRIJFSREGLEMENT
De werkgever is bevoegd een bedrijfsreglement in te voeren, houdende nadere regelen ten aanzien van de arbeid in het bedrijf.
ARTIKEL 17 VORMING EN SCHOLING JEUGDIGEN
Aan niet-leerplichtige werknemers tot en met 18 jaar wordt, indien en voor zover zij deelnemen aan vakonderwijs dan wel aan cursussen van erkende vormingsinstituten, maximaal 1 dag per week vrijaf met behoud van salaris gegeven, een en ander conform bijlage III.
ARTIKEL 18
SOCIAAL BELEID
18.1. De werkgever zal jaarlijks een sociaal/Maatschappelijk jaarverslag opstellen dat, tenminste 1 maand vóór de bespreking in de overlegvergadering, aan ieder personeelslid ter beschikking zal worden gesteld. Tegelijkertijd zal dit verslag aan de vakverenigingen worden toege- zonden.
18.2. In dit sociaal/Maatschappelijk jaarverslag verstrekt de werkgever de uitgangspunten en feitelijke gegevens inzake alle onderdelen van het gevoerde sociale beleid met betrekking tot het personeel.
ARTIKEL 19
BESCHERMING WERKNEMER
19.1. De werkgever erkent het recht van de werknemer op een veilige arbeidsplaats. Hij kan niet volledig garant zijn, dat de werknemer geen schade aan persoon en goed lijdt. Hij treft echter de nodige maatregelen, teneinde deze veilige arbeidsplaats te verwezenlijken. De werkgever is verplicht de werknemers op de hoogte te stellen van de te onderkennen specifieke gevaren, welke in hun arbeidssituatie kunnen optreden en van de veilig- heidsmaatregelen, welke ter zake worden getroffen. Hij ziet toe op de naleving van de veilig- heidsvoorschriften.
19.2. De werkgever draagt zorg voor periodieke medische keuringen van de werknemers.
19.3. De werkgever zal ten sterkste bevorderen, dat onderzoek wordt gedaan naar de toxische eigenschappen van stoffen, welke in de onderneming in het productieproces worden gebruikt en waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen, dat deze stoffen gevaar voor de gezondheid van de werknemer zouden kunnen opleveren.
19.4. Teneinde goede en veilige werkomstandigheden zoveel mogelijk te bevorderen zal werk- gever bij voortduring hieraan aandacht besteden onder andere door:
- het treffen van daarop gerichte maatregelen voor haar werknemers;
- het periodiek geven van voorlichting en het plegen van overleg met de Ondernemingsraad inzake veiligheid en gezondheid;
- het geven van informatie en instructies aan werknemers over gevaren bij het werk, de daarmede verband houdende veiligheidsregels en de door hen te nemen maatregelen bij storingen en onregelmatigheden;
- het waar nodig ter beschikking stellen van persoonlijke beschermingsmiddelen.
19.5. De werknemer zal de eigen veiligheid en die van zijn collega's naar vermogen in acht nemen. Hij doet dit onder andere door:
- zich op de hoogte te stellen van de voorschriften, door de veiligheidsregels in acht te nemen en de gegeven instructies op te volgen;
- op elk overlegniveau waarin hij betrokken is een bijdrage te leveren ter instandhouding en zo mogelijk verbetering van de veiligheid;
- zijns inziens bestaande gevaren te melden bij zijn teamleider;
- de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken;
- werkzaamheden op te schorten indien hij, door het uitvoeren van het opgedragen werk, in strijd zou komen met de geldende voorschriften;
- werkzaamheden op te schorten, wanneer de werkgever nalaat voorgeschreven veilig- heidsmaatregelen te treffen en indien daardoor voor hem of voor anderen onmiddellijk gevaar dreigt.
ARTIKEL 20
ZORGVERZEKERING
In het bedrijf van de werkgever wordt een collectieve basis- en aanvullende zorgverzekering aange- boden.
Werkgever zal aan de werknemer die deelneemt aan de door de werkgever aangeboden aanvullende zorgverzekering, bij de loonbetaling van september een tegemoetkoming in de premie betaalbaar stellen van € 120,-- bruto per kalenderjaar; met ingang van het kalenderjaar 2009 verhoogd tot € 125,00 bruto Indien een werknemer geen volledig kalenderjaar in dienst is, geldt dat de hier bedoelde uitkering pro rato wordt uitgekeerd.
ARTIKEL 21
SPAARREGELING
De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid deel te nemen aan een spaarloonregeling, indien de werknemer niet deelneemt aan de levensloopregeling.
ARTIKEL 22
SENIORENREGELING
22.1. Seniorendagen
Aan de werknemers van 58 jaar en ouder wordt, op jaarbasis bezien, toegekend respec- tievelijk:
1 extra vrije dag c.q. dienst bij de leeftijd van 58 jaar; 2 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 59 jaar; 3 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 60 jaar; 4 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 61 jaar.
22.2. Extra vrije dagen voor senioren in ploegen met nachtdiensttijdvakken.
Voor de werknemers van 58 jaar en ouder worden, op jaarbasis bezien, de onder 22.1. genoemde aantallen extra vrije dagen c.q. diensten verhoogd met 3 extra vrije dagen c.q. diensten, mits in het rooster van hun ploegendienst regelmatig nachtdiensttijdvakken zijn opgenomen.
22.3. 85% dagen voor senioren
22.3.1. Voor senioren is op jaarbasis het opnemen van extra vrije tijd met behoud van 85% van het op dagbasis berekende maandsalaris toegestaan, te weten gedurende maximaal:
1 extra vrije dag c.q. dienst bij de leeftijd van 55 of 56 jaar 2 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 57 of 58 jaar; 4 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 59 jaar;
6 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 60 jaar; 8 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 61 jaar.
22.3.2. Het opnemen van zulke extra vrije tijd dient vooraf per kwartaal in onderling overleg te worden vastgesteld en zal niet zijn toegestaan in de periode van 15 juni tot en met 15 augustus. Het opnemen van extra vrije tijd, als hier bedoeld, zal geen invloed hebben op de jaarlijkse uitkeringen en evenmin op de ploegentoeslag en de pensioengrondslag.
22.4. Vaststellen van de leeftijd van senioren
De leeftijd van de werknemer, zoals die wordt bereikt in het lopende kalenderkwartaal, is bepalend voor de toekenning respectievelijk het toestaan van de vorenstaande (extra) vrije dagen c.q. diensten ten behoeve van senioren.
22.5. Pensioen Inzicht cursus
De werknemer die gebruikmaakt van de mogelijkheid tot eerder uittreden dan wel de pensioengerechtige leeftijd van 65 jaar nadert, kan deelnemen aan een cursus ter voorberei- ding op zijn niet-actieve periode. De kosten van deze cursus worden gedragen door werkgever. Aan bedoelde werknemers wordt studieverlof toegekend tot ten hoogste 5 dagen.
ARTIKEL 23
ARBEIDSDUUR
23.1. Normale arbeidsduur
23.1.1. De normale arbeidsduur bedraagt in de 2-ploegendienst, de 3-ploegendienst en de 7- daagse ochtend-/middagdienst 36,0 uur per week.
23.1.2. Om de onder 23.1.1. vermelde arbeidsduur te bereiken zijn aan de in deze roosters werkende medewerkers ADV-dagen toegekend en wel
2-pl. dienst | 3-pl. dienst | 7-daagse o/m-dienst | |
individueel in te roosteren naar keuze werknemer | 7,5 | 8,5 | 8,5 |
door leiding in te roosteren op vrijdag in de middagdienst | 10 | ||
totaal | 17,5 | 8,5 | 8,5 |
23.1.3. De normale arbeidsduur in de dagdienst bedraagt 36,0 uur per week.
Om deze arbeidsduur te bereiken zijn aan de in dit rooster werkende medewerkers 26 ADV- dagen toegekend.
De wijze van inroosteren van de 26 ADV-dagen voor de dagdienst wordt na overleg met de Ondernemingsraad vastgesteld.
23.1.4. De normale arbeidsduur in de 5-ploegendienst bedraagt 33,6 uur per week.
23.2. Nadere bepalingen ten aanzien van ADV-dagen
23.2.1. ADV-dagen worden opgenomen in de vorm van hele vrije diensten.
23.2.2. Het individueel naar keuze van de werknemer inroosteren van ADV-dagen zal aldus plaats vinden:
- ten minste twee maanden tevoren
- over het jaar gespreid
- de bedrijfsomstandigheden moeten de keuze toelaten.
23.2.3. Een ingeroosterde ADV-dag vervalt indien de werknemer niet in staat is deze te genieten, ook indien dit het gevolg is van arbeidsongeschiktheid.
Slechts in zeer bijzondere gevallen kan, in overleg tussen werkgever en werknemer, worden overeengekomen dat op een ADV-dag arbeid wordt verricht. Dan zal gelden, dat dit werk zal worden beschouwd als overwerk overeenkomstig de artikelen 9.6.1. en 9.6.2.
Wanneer aan artikel 11.2. rechten ontleend kunnen worden, komt een op die dag inge- roosterde ADV-dag niet te vervallen. (De aanspraak op die ADV-dag blijft dus behouden.)
ARTIKEL 24
DOUCHEGELDVERGOEDING
In verband met de invloeden bij het productieproces, welke als hinderlijk worden ervaren, bestaat in het bedrijf van de werkgever voor de werknemers een douchegeldregeling. Ter compensatie van deze invloeden, zoveel mogelijk in aansluiting op de mate van de ondervonden hinder, gelden de volgende vergoedingen:
groep "zwart" per 1 april 2009 € 55,55; en per 1 januari 2010 € 55,83 bruto per maand
groep "grijs" per 1 april 2009 € 27,78; en per 1 januari 2010 € 27,91 bruto per maand
ARTIKEL 25
DEELTIJDARBEID
25.1 Indien op grond van de individuele arbeidsovereenkomst de bedongen arbeidsduur minder bedraagt dan de arbeidsduur van een voltijd werknemer, zijn de bepalingen van deze regeling naar evenredigheid van de individuele arbeidsduur op overeenkomstige wijze van toepassing, tenzij bij de desbetreffende artikelen anders is vermeld.
25.2 Op basis van de Wet Aanpassing Arbeidsduur (WAA) kan een werknemer, die minimaal een jaar bij een werkgever in dienst is, schriftelijk om aanpassing van de arbeidsduur vragen. De werkgever kan dit verzoek afwijzen op grond van zwaarwegende bedrijfsomstandigheden. Indien de werkgever een verzoek om vermindering van de arbeidsduur afwijst zal hij de werknemer schriftelijk en gemotiveerd hiervan in kennisstellen.
ARTIKEL 26 ZWANGERSCHAPS- EN BEVALLINGSVERLOF
Voorafgaande aan de eerste dag van de zogenoemde zwangerschapsuitkering en/of in aansluiting op
de zes weken zogenoemde bevallingsuitkering worden aan de desbetreffende werkneemster in totaal 10 dagen betaald verlof toegekend.
ARTIKEL 27
TUSSENTIJDSE WIJZIGING
27.1. In geval van ingrijpende veranderingen in de algemene sociaal-economische verhoudingen in Nederland zijn partijen bevoegd ook tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereen- komst wijzigingen in de salarisbepalingen aan de orde te stellen.
27.2. In geval tussen partijen verschil van mening bestaat over de vraag of er inderdaad sprake is van ingrijpende veranderingen in de algemene sociaal-economische verhoudingen in Neder- land, zal over deze vraag binnen 4 weken een advies aan de Stichting van de Arbeid worden gevraagd, dat partijen zal binden.
27.3. Indien over de voorgestelde wijzigingen binnen 2 maanden nadat deze aan de orde zijn gesteld, geen overeenstemming wordt bereikt, is de partij, welke de wijzigingen heeft voor- gesteld, gerechtigd deze collectieve arbeidsovereenkomst met een termijn van een maand per aangetekend schrijven aan alle overige partijen op te zeggen.
27.4. Partijen zullen vanuit hun gezamenlijke verantwoordelijkheid om te zorgen dat de collectieve arbeidsovereenkomst niet in strijd is met doel en strekking van de Wet Gelijke Behandeling en Leeftijd, de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst welke hiermee – mogelijk
– strijdig zijn vaststellen.
Partijen zullen voorts, indien en voor zover sprake is van strijdigheid, in overleg treden teneinde de betreffende collectieve arbeidsovereenkomst bepalingen te schrappen dan wel te wijzigen. Een en ander op dusdanige wijze dat daarmee recht blijft worden gedaan aan de belangen van de werknemers.
ARTIKEL 28 DUUR DER COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking per 1 april 2009 en eindigt van rechtswege op
31 maart 2010.
Aldus overeengekomen en getekend ter respectieve woonplaatsen: Partij ter ene zijde:
Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam
Directie
Partijen ter andere zijde:
FNV Bondgenoten te Utrecht
Voorzitter
Districtsbestuurder
CNV BedrijvenBond
te Utrecht Voorzitter
Secretaris
BIJLAGE I van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam.
FUNCTIELIJST | ||
Groep A | 0 - | 39½ punten ORBA |
Xxxxx X | 00 - | 00x punten ORBA |
Xxxxx X | 00 - | 00x punten ORBA |
Xxxxx X | 00 - | 00x punten ORBA |
Xxxxx X | 00 - | 000x punten ORBA |
Groep F | 104 - | 119½ punten ORBA |
Groep G | 120 - | 135½ punten ORBA |
Xxxxx X | 000 - | 000x punten ORBA |
Groep I | 152 - | 167½ punten ORBA |
Xxxxx X | 000 - | 000x punten ORBA |
Bijlage II: Schaalsalarissen, eenmalige uitkering en resultaat afhankelijke uitkering:
II.A Schaalsalaris per 1 april 2009 (inclusief 1%)
II.B Schaalsalaris per 1 januari 2010 (inclusief 0,5%)
II.C Eenmalige uitkering
Werkgever zal bij de loonbetaling van de maand januari 2010 aan de werknemer die dan in dienst is, een eenmalige uitkering betaalbaar stellen ter grootte van € 100,00 bruto. Indien een werknemer gedurende de looptijd van deze CAO niet volledig in dienst is geweest of op grond van individuele arbeidsovereenkomst de bedongen arbeidsduur minder bedroeg dan de arbeidsduur van een voltijd werknemer (parttime, opname zorgverlof, etc.) geldt dat deze uitkering naar evenredigheid wordt uitbetaald.
De werknemer heeft daarbij de keuze dit bedrag als volgt te laten uitkeren:
a) door te laten storten in zijn levensloopregeling c.q. spaarloonregeling;
b) het brutobedrag te ontvangen bij de geduide loonbetaling.
Werknemer zal zijn keuze uiterlijk voor 1 december 2009 schriftelijk aan werkgever bekend maken.
Bij ontbreken van een dergelijke schriftelijke keuze, wordt de werknemer geacht te hebben gekozen voor een bruto-uitkering, die tijdens de reguliere salarisbetaling zal worden uitgekeerd.
II.D Resultaat Afhankelijke Uitkering (RAU)
Voor de werknemers geldt gedurende het kalenderjaar 2009 een regeling voor resultatendeling, waarbij doelen worden gesteld ten aanzien van de bedrijfsvoering.
Voor het kalenderjaar 2009 zijn de doelen (zie 2.a) tussen partijen vastgesteld. Het beschikbaar bedrag is € 250,00* bruto, welke beschikbaar valt als alle doelen worden gerealiseerd. Afhankelijk van de realisatie van deze doelen wordt een uitkering ineens gedaan. Als voorwaarden bij deze resultatendeling geldt:
*) noot: tezamen met de doelstellingafbouw oude vrije tijdsrechten, als bedoeld onder II.E € 450,00
a. De doelstellingen voor het kalenderjaar 2009 zijn:
1. In het kalenderjaar 2009 het aantal geregistreerde en erkende “near misses” is gestegen naar 52. De hier bedoelde verbetering wordt beoordeeld door de HSE-quality groep, die haar bevinden hierover met de VGWM-commissie zal besprekingen;
2. Aan het eind van het kalenderjaar 2009 het totale ziekteverzuim over het hele jaar berekend onder de 4,9% eindigt (Werknemers die langer arbeidsongeschikt zijn dan 6 maanden worden in de berekening van dit percentage niet meegenomen);
3. Aan het eind van het kalenderjaar 2009 de zogenaamde “scrap” berekend over het hele jaar 2009 lager is dan 7%;
b. Indien geen van de doelstellingen wordt gehaald bedraagt het uitkeringsbedrag € 0,00 en indien alle doelstellingen worden gehaald bedraagt de uitkering maximaal € 250,00* bruto.
c. Aan iedere doelstelling is een uitkering gekoppeld, te weten
a.1 . € 100,00 bruto
a.2. € 50,00 bruto
a.3. € 100,00 bruto
*) noot: tezamen met de doelstellingafbouw oude vrije tijdsrechten, als bedoeld onder II.E € 450,00
De metingen ten behoeve van het vaststellen of de doelen zijn gehaald, zal plaatsvinden over de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009.
d. De uitkering voor de werknemer bedraagt een vast bedrag. De uitkering maakt geen deel uit van het (vaste) salaris, het pensioengevend salaris, of enige andere arbeidsvoorwaardelijke grondslag.
e. De beloning wordt alleen uitgekeerd aan hen die ten tijde van de vaststelling van de resultatenuitkering een arbeidsovereenkomst hebben met werkgever. Hierbij wordt een uitzondering gemaakt voor de werknemer die gedurende de looptijd van de CAO, aansluitend aan zijn dienstverband gebruik is gaan maken van zijn (pre)pensioen. Hij ontvangt de uitkering naar evenredigheid.
f. Indien een werknemer gedurende het betreffende kalenderjaar niet volledig in dienst is geweest of op grond van individuele arbeidsovereenkomst de bedongen arbeidsduur minder bedroeg dan de arbeidsduur van een voltijd werknemer (parttime, opname zorgverlof, etc.) geldt dat de resultatenuitkering naar evenredigheid wordt uitbetaald.
g. Werkgever zal bij de loonbetaling van de maand januari 2010 de uitkering overeenkomstig de uitkomst van de behaalde doelen betaalbaar stellen.
De werknemer heeft daarbij de keuze dit bedrag als volgt te laten uitkeren:
a) door te laten storten in zijn levensloopregeling c.q. spaarloonregeling;
b) het bruto bedrag te ontvangen bij de geduide loonbetaling.
Werknemer zal zijn keuze uiterlijk voor 1 december van het betreffende kalenderjaar schriftelijk aan werkgever bekend maken. Bij ontbreken van een dergelijke schriftelijke keuze, wordt de werknemer geacht te hebben gekozen voor een bruto uitkering, zoals bedoeld onder b).
h. Partijen zullen na afloop van het kalenderjaar 2009, deze resultatendeling evalueren. Een en ander met het oog op een eventuele voortzetting.
II.E Afbouw oude vakantierechten:
Partijen hebben uitvoerig gesproken over de bedrijfsomstandigheden en in bijzonder de omlaag bijgestelde productie verwachting en dientengevolge de druk op de bezetting. Indachtig deze terugval in productie zien partijen onderstaande afspraken als een maatregel om (verdergaande) ingrepen te beperken.
a. Voor het kalenderjaar 2009 en 2010 dient het over het hele personeel berekende saldo oude vrije tijdsrechten (openstaande uren opgebouwd voor 2009 vermeerderd met verworven uren in het kalenderjaar 2009 en 2010) te worden afgebouwd. Een en ander dat het totale saldo vrije tijdsrechten per 31 december 2010 gelijk is of lager dan 5.000 dagen;
b. Onder vrije tijdsrechten wordt in deze verstaan:
- ADV-dagen*
- compenserende vrije tijd
- vakantiedagen
Werkgever zal het totale saldo vrije tijdsrechten monitoren en over de voortgang van de afbouw informatie verstrekken.
*) ADV-dagen zijn ten behoeve van de compleetheid opgenomen. Zulks conform de bestaande afspraken en gebruik is hier slechts sprake van dagen die in het kalenderjaar 2009 worden verworven. Het huidige beleid en afspraken blijven onverminderd van kracht.
c. Om dit doel te realiseren zal werkgever (lees: direct leidinggevende) na accorderen van deze afspraken met de werknemer die op 31 december 2008 over meer dan 10 dagen oude vrijetijdsrechten beschikte in overleg treden ten einde over de individuele afbouw afspraken te maken. Een en ander gericht op het inroosteren van vrije tijdsrechten voor 31 december 2010, opdat de doelstelling van afbouw kan worden gehaald.
Verder zal werkgever de ontwikkeling van opbouw van vrije tijdsrechten bij de werknemer die op 31 december 2008 respectielijk 31 december 2009 tien of minder oude vrijetijdsrechten had blijven monitoren en zo nodig met betreffende werknemer in overleg treden opdat het saldo op 31 december 2010 in lijn blijft met de bedrijfsdoelstelling.
d. Indien tijdens de hierboven bedoelde gesprekken tussen de direct leidinggevende en de werknemer over de interpretatie van de strekking van deze afspraak verschil van inzicht blijkt te bestaan, kan de betreffende werknemer of direct leidinggevende, de werkgever ( dat wil zeggen: afdeling HR) verzoeken de toepassing te toetsen aan de redelijkheid en billijkheid. Indien en voor zover noodzakelijk kan de afdeling HR het vervolggesprek met de werknemer voortzetten.
Noot:
In die gevallen waar toepassing van deze afspraken zou leiden tot een evident onbillijke situatie, kan de afdeling HR op grond van redelijkheid en billijkheid ten gunste van de werknemer afwijkende afspraken voorstellen. (Dat wil ondermeer zeggen: ten gunste van de werknemer geheel of gedeeltelijk van deze afspraken afwijken)
e. Ter ondersteuning van deze ondernemingsdoelstelling hebben partijen een (aanvullende) resultaat afhankelijke uitkering vastgesteld. Hierbij geldt als doelstelling dat de afbouw van oude vrije tijdsrechten wordt gerealiseerd, te weten het totale saldo (bepaald over alle werknemers) op 31 december 2010 gelijk is aan of lager dan 5.000 dagen. Onder vrije tijdsrechten wordt verstaan: ADV-dagen*, compenserende vrije tijd en vakantiedagen.
*) ADV-dagen zijn hier voor de compleetheid opgenomen. Zulks conform de bestaande afspraken en gebruik worden deze dagen reeds opgenomen binnen het kalenderjaar waarin ze worden verworven.
Indien deze doelstelling wordt gehaald, zal werkgever bij de loonbetaling van de maand januari 2011 aan de werknemer een eenmalige uitkering betalen van € 200,00 bruto. Uitbetaling van deze eenmalige uitkering vindt plaats onder dezelfde voorwaarden als die gelden bij de Resultaat Afhankelijke Uitkering (RAU), als hierboven beschreven onder II.D, te weten onder punten: d, e, f en (bij eventuele uitbetaling in 2011, maar dan met keuze werknemer als bedoeld onder g; a en b)
BIJLAGE III als bedoeld in artikel 17 van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam.
1. Vorming van jeugdige werknemers
1.1. Niet-leerplichtige werknemers tot en met de leeftijd van 18 jaar zullen in de gelegenheid worden gesteld gedurende de daarvoor benodigde tijd tot een maximum van 2 x ½ dag of 1 dag per week, met behoud van salaris, deel te nemen aan cursussen van erkende vormingsinstituten.
1.2. Jeugdige werknemers, die tegen het einde van de cursus de 19-jarige leeftijd reeds hebben bereikt, is het geoorloofd de betreffende cursus te voltooien.
1.3. Indien voor het volgen van de cursus reiskosten moeten worden gemaakt, zal de werkgever daarvoor een redelijke tegemoetkoming geven.
1.4. Indien ter afsluiting van een cursusjaar en derhalve binnen het programma van de vormingsinstituten, een werkkamp wordt georganiseerd, kan de jeugdige werknemer daaraan in beginsel deelnemen.
2. Vakopleiding van jeugdige werknemers (leerlingstelsel)
2.1. Niet-leerplichtige werknemers, die aan de daarvoor te stellen eisen voldoen, hebben recht op het volgen van een opleiding, met behoud van salaris, binnen het kader van het leerlingstelsel.
2.2. Voor zover deze opleiding via avondonderwijs wordt genoten, zullen de betreffende jeugdige werknemers in de gelegenheid worden gesteld tussen het einde van de normale dagtaak en het begin van de lessen een redelijke rustpauze te genieten, afhankelijk van de afstand.
2.3. Teneinde een redelijke tegemoetkoming te geven ten opzichte van jeugdige werknemers, die dagonderwijs volgen, verdient het aanbeveling, wanneer gedurende 3 avonden per week onderwijs gevolgd moet worden, in overleg met de cursusleider na te gaan of het redelijk is de betrokkene binnen de onderneming - al dan niet met hulp - één ochtend per week de gelegenheid te geven het aan de opleiding verbonden huiswerk te maken.
2.4. Vorenbedoelde faciliteiten zijn bedoeld voor werknemers van 20 jaar en jonger.
3. Vakopleiding van jeugdige werknemers (niet-leerlingstelsel).
De faciliteiten als bedoeld onder 2. zullen analoog worden toegepast op niet-leerplichtige werkne- mers, die met instemming van hun werkgever een vakopleiding - welke niet onder het leer- lingstelsel valt - volgen, gericht op een binnen de onderneming te vervullen functie.
BIJLAGE IV van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam.
LEERPLICHTIGEN
1. Voor een werknemer, die partieel leerplichtig is, geldt dat de in de collectieve arbeidsover- eenkomst vastgestelde normale arbeidsduur wordt verminderd in evenredigheid met het aantal dagen, waarop hij aan de leerplicht onderworpen is.
2. Over de tijd, waarop een werknemer ter vervulling van zijn wettelijke leerplicht een onder- wijsinstelling moet bezoeken, is geen salaris verschuldigd. Het schaalsalaris wordt in evenre- digheid met de voor hem geldende arbeidstijd berekend.
3. De vakantierechten zijn vastgesteld op 21 dagen op jaarbasis.
4. Op de dag, waarop een werknemer een onderwijsinstelling bezoekt of zou hebben moeten bezoeken of van die instelling vakantie geniet, kan hij niet worden verplicht in de onderneming werkzaam te zijn.
5. In geval een werknemer vrijwillig arbeid verricht op dagen, waarop hij wegens vakantie en dergelijke van de onderwijsinstelling die instelling niet behoeft te bezoeken, zal hij daarvoor het normale voor een dag geldende roostersalaris ontvangen.
BIJLAGE V van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam.
1. Organisatiebureaus
De werkgever zal - behoudens indien zwaarwichtige bedrijfsbelangen zich hiertegen verzetten - zodra besloten is een opdracht te geven aan een extern organisatiebureau, met de vakverenigin- gen en de Ondernemingsraad overleg plegen over de voorgenomen opdracht aan dat organisatiebureau, alsmede de vakverenigingen en de Ondernemingsraad in de gelegenheid stellen hierover hun visie kenbaar te maken.
2. Ingeleende arbeidskrachten
2.1. De werkgever draagt zonder voorafgaand overleg met de Ondernemingsraad in zijn onderneming geen werkzaamheden op aan ingeleende arbeidskrachten, die niet vallen onder de bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst, indien deze werkzaamheden naar hun aard door de werknemers in zijn dienst plegen te worden verricht, tenzij die werkzaamheden van een dergelijke omvang zijn, dat verwacht mag en kan worden, dat deze met het dan bestaande werknemersbestand onder normale werkcondities niet tijdig (zulks gemeten naar de normen van een behoorlijke en efficiënte bedrijfsvoering) uitgevoerd kunnen worden.
2.2. De werkgever laat evenmin toe, dat deze werkzaamheden door ingeleende arbeidskrachten gedurende een langere ononderbroken periode dan 9 maanden worden verricht.
2.3. Onder "ingeleende arbeidskracht" wordt in dit verband verstaan de natuurlijke persoon die, anders dan ter uitvoering van respectievelijk in het kader van een door de werkgever met een derde gesloten aannemingsovereenkomst, werkzaamheden verricht in de onderneming van de werkgever met wie hij geen dienstverband heeft aangegaan.
2.4. Wanneer de werkgever gebruik maakt van ingeleende arbeidskrachten, waarvoor op grond van het gestelde in lid 2.1. voorafgaand overleg met de Ondernemingsraad is vereist, zal daarover ook periodiek nadere informatie worden verstrekt aan de Ondernemingsraad, inhoudende:
- naam en adres van de uitlener(s);
- aard en geschatte duur van de werkzaamheden;
- de arbeidsvoorwaarden van de ingeleende arbeidskrachten;
- het aantal ingeleende arbeidskrachten.
2.5. Eenmaal per zes maanden zal werkgever aan vakverenigingen een overzicht doen toekomen van ingeleend personeel in dienst bij derden.
3. Werkgelegenheid
3.1. Partijen achten het van belang, dat tegen de achtergrond van de economische situatie, in het belang van de werknemers en van de gemeenschap, verdere aandacht wordt besteed aan de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de werkgelegenheid bij de werkgever. Zij onder- kennen het belang van het behoud van de werkgelegenheid en de verbetering van de kwaliteit daarvan.
3.2. Overwegende, dat de werkgever verantwoordelijk is voor de continuïteit en rentabiliteit van de onderneming en daardoor voor de werkgelegenheid, dat het geven van garanties van ar- beidsplaatsen niet binnen de macht van de werkgever ligt, dat in redelijkheid mag worden verwacht, dat bij een eventuele noodzakelijke vermindering van de werkgelegenheid gedwongen collectieve ontslagen zoveel mogelijk worden voorkomen, althans tot het uiterste worden beperkt, gelden de volgende afspraken:
3.2.1. de vakorganisaties zullen tweemaal per jaar worden ingelicht over de gang van zaken bij de werkgever, de bestaande toekomstverwachtingen, vooruitzichten over de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de eventuele afwijkingen, welke zich hebben voorgedaan ten opzichte van
eerder uitgesproken verwachtingen;
3.2.2. indien werkgever plannen voorbereidt - waaronder investeringsplannen en ingrijpende verande- ringen van technologische aard - welke tot een duidelijke verandering in de bedrijfssituatie aanleiding kunnen geven en welke belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de werkgelegen- heid in kwantitatieve en/of kwalitatieve zin, zullen de vakorganisaties en de Ondernemingsraad op een zodanig tijdstip over deze problemen worden geïnformeerd, dat zij op de voorgenomen activiteiten, alsmede op de te verwachten gevolgen nog kunnen inspelen;
3.2.3. indien de ontwikkelingen het noodzakelijk maken de bestaande omvang van werkgelegenheid in te krimpen, zullen de vakorganisaties daarover worden geïnformeerd. Er zal naar worden ge- streefd gedwongen collectieve ontslagen zoveel mogelijk te vermijden en de inkrimping in de eerste plaats te doen geschieden door natuurlijk verloop;
3.2.4. de werkgever zal tijdens de looptijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst in principe niet tot gedwongen collectieve ontslagen overgaan. Indien als gevolg van niet voorziene ontwikkelingen toch tot gedwongen collectieve ontslagen moet worden overgegaan, zullen deze niet plaats vinden binnen een periode van zes maanden nadat het beraad hierover met de vakverenigingen is aangevangen;
3.2.5. onder gedwongen collectieve ontslagen worden in dit verband verstaan ontslagen - wegens overtolligheid - waarbij betrokkenen niet het verwijt treft, dat zij het ontslag zelf onvermijdelijk maken door het weigeren van een redelijk aanbod tot herplaatsing of anderszins tekort schieten in medewerking.
4. Teneinde een zo zinvol mogelijke werkgelegenheid en een zo groot mogelijke continuïteit van de arbeidsverhouding met haar werknemers te kunnen nastreven, zal de werkgever:
4.1. in vacatures bij voorkeur voorzien uit reeds in dienst zijnde werknemers, hierbij rekening houdende met de mogelijkheden en omstandigheden van de werknemer;
4.2. indien vacatures niet binnen het bedrijf kunnen worden vervuld, bij de werving het UWV WERKbedrijf inschakelen. Bij vervulling van de vacature zal deze bij het UWV WERKbedrijf worden afgemeld. Dit geldt ook voor deeltijdfuncties;
4.3. uitsluitend gebruik maken van uitzendkrachten, indien sprake is van:
- onvermijdelijke piekvorming in het werk;
- een niet gewenste opeenhoping van werk tengevolge van ziekte, vakantie of vacatures;
- een tijdelijke overgangsfase in de organisatie tengevolge van een voorgenomen structurele wijziging.
5. In alle vorenvermelde situaties zal ook de Ondernemingsraad worden geïnformeerd en zullen de ter zake geldende wettelijke voorschriften in acht worden genomen. Inzake punt 4.3. zal met de Ondernemingsraad een werkbare procedure worden afgesproken.
6. Indien een langdurig werkloze sollicitant na doorlopen van de selectieprocedure gelijkwaardig blijkt te zijn aan (een) andere sollicitant(en), zal bij het vervullen van de vacature de voorkeur aan de langdurig werkloze gegeven worden.
BIJLAGE VI van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam.
VAKBONDSWERK OP HET NIVEAU VAN DE ONDERNEMING
1. Ten behoeve van het contact tussen de bestuurders van de vakverenigingen en hun leden in de onderneming; de verbetering van het contact met de leden van de Ondernemingsraad; de mogelijkheid kleinere individuele problemen van de leden binnen het bedrijf op te lossen; hierbij ervan uitgaande, dat de normale bedrijfsgang en de bestaande overlegstructuren door het bondswerk op het niveau van de onderneming niet dienen te worden verstoord of belemmerd, komen partijen overeen, dat voor de bedrijfsledengroepen van de FNV Bondgenoten en de CNV BedrijvenBond de volgende faciliteiten gelden.
2. Ter beschikking van de bedrijfsledengroepen staat een aantal mededelingenborden, te weten in de automatenhal kleedgebouw, het kantoorgebouw, kantinehal, het laboratorium, benedengang havenkantoor en lunchruimtes massa/vormerij, ovens II en V.
Mededelingen betreffende bedrijfsledengroepen betrekking hebbend op convocaties en huis- houdelijke mededelingen kunnen daarop worden aangebracht.
3. Op aanvraag van de voorzitter van een bedrijfsledengroep bij het hoofd Personeel & Organisatie zal, tijdens of na werktijd, door het bedrijf een spreekkamer ter beschikking worden gesteld ten behoeve van contacten met individuele leden en ten behoeve van vergaderingen van het bestuur van een bedrijfsledengroep; dit laatste eventueel in aanwezigheid van de districtsbestuurder.
De besturen van de verschillende bedrijfsledengroepen zullen in principe gebruik maken van dezelfde spreekkamer. Behalve van stoelen, tafels en een telefoonaansluiting, zal de spreek- kamer voorzien zijn van een aparte bergruimte voor elke bedrijfsledengroep.
4. Vakbonden kunnen bij het hoofd Personeel & Organisatie een verzoek indienen om vakbonds- publicaties op intranet te plaatsen. Het hoofd Personeel & Organisatie bepaalt naar zijn inzien of de betreffende vakbondspublicatie wel of niet op intranet wordt geplaatst.
5. Naast het contact, dat het bestuur van een bedrijfsledengroep heeft met individuele leden en met leden van de Ondernemingsraad, zal binnen het bedrijf uitsluitend de voorzitter dan wel zijn plaatsvervanger contact hebben met uitsluitend het hoofd Personeel & Organisatie of zijn plaatsvervanger. Het is de voorzitter van een bedrijfsledengroep tevens toegestaan binnen werk- tijd contact te hebben met vakbondsfunctionarissen.
6. Ten behoeve van het bondswerk op het niveau van de onderneming stelt de werkgever jaarlijks beschikbaar maximaal 1 uur per jaar per lid van de betrokken vakbond, dat in de onderneming werkzaam is. Hierin zijn dan alle uren begrepen, welke door werknemers tijdens hun werktijd in verband met het bondswerk in het bedrijf worden besteed. Het bestuur van een bedrijfs- ledengroep bepaalt op welke wijze deze uren worden besteed en dient jaarlijks een begroting hiervoor in. De tijdstippen waarop deze uren worden besteed, worden overigens bepaald aan de hand van de bedrijfsomstandigheden, in overleg met de direct leidinggevende van iedere betrokkene.
De besturen van de bedrijfsledengroepen houden ieder voor zich hiertoe een urenregistratie bij.
7. Eenmaal per kwartaal verstrekt de werkgever een lijst van in- en uit dienst getreden werknemers aan de besturen van de bedrijfsledengroepen, omvattende naam, voorletters, afdeling, datum in-
c.q. uitdiensttreding.
8. Bovengenoemde faciliteiten zullen ten aanzien van de desbetreffende werknemersorganisatie worden ingetrokken, indien:
- tussen deze werknemersorganisatie en de werkgever geen collectieve arbeidsovereenkomst noch overleg daartoe bestaan;
- er - blijkens een door deze werknemersorganisatie aan de directie uitgebracht ultimatum - een stakingsdreiging is dan wel een staking is.
9. Aan bestuursleden van een bedrijfsledengroep zal gedurende de tijd, dat zij een bestuursfunctie bekleden, dezelfde ontslagbescherming worden verleend als ten behoeve van Ondernemings- raadleden, zoals vastgelegd is in de Wet op de Ondernemingsraden.
10. Het aantal bestuursleden, voor wie ontslagbescherming geldt, wordt in overleg tussen directie en districtsbestuurder bepaald. Vervolgens deelt de districtsbestuurder de desbetreffende namen aan werkgever mee.
11. Indien werkgever voornemens is het dienstverband met een kaderlid van een bij de collectieve arbeidsovereenkomst betrokken vakvereniging via UWV of Kantongerecht te beëindigen, zal werkgever - indien het betrokken kaderlid als zodanig bij haar bekend is - eerst overleg plegen met de desbetreffende districtsbestuurder.
BIJLAGE VII van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam.
SCHOLING VAN WERKNEMERS
1. De werkgever schenkt blijvend aandacht aan scholing, herscholing, bijscholing en omscholing van werknemers, teneinde zodoende te bereiken, dat zoveel mogelijk ieder personeelslid, binnen het kader van de reëel beschikbare functies, gedurende zijn dienstverband bij Aluchemie een vol- waardige werkkring zal kunnen blijven vervullen. Bij werkgever wordt de aanpak van opleidings- activiteiten geregeld in het Opleidingsplan.
Dit plan wordt vastgesteld via overleg tussen werkgever en Ondernemingsraad, waarbij tevens de prioriteitstelling van de bedrijfsopleiding wordt vastgesteld.
Wanneer interne of externe ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, zal dit plan - ook weer via overleg met de Ondernemingsraad - worden aangepast respectievelijk aangevuld. Het Opleidings- plan is gespreksonderwerp bij het periodiek overleg met de vakverenigingen.
2. De werknemer, die wordt aangesteld in een functie, waarvoor hij om aan de functie verbonden oplei- dingseisen te kunnen voldoen, opleiding moet volgen, zal dit in eigen tijd doen.
3. De werknemer die anders dan is bedoeld in lid 2, een opleiding dient te volgen, kan hierbij worden verplicht opleidingen te volgen in eigen tijd tot maximaal 24 uur per jaar. Werkgever zal de indeling in een opleiding uiterlijk een maand voor aanvang aan de werknemer bekend maken. Daarenboven kunnen op grond van vrijwilligheid, in overleg tussen werkgever en werknemer afspraken worden gemaakt over nader te volgen bedrijfsopleidingen.
BIJLAGE VIII van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam.
BIJDRAGE AAN DE VAKBONDEN
Partij ter ene zijde verklaart zich bereid tot het verstrekken van een bijdrage overeenkomstig de tussen AWVN en FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond en De Unie gesloten overeenkomst met betrekking tot de bijdrageregeling aan de vakbonden.
BIJLAGE IX van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam.
ONBETAALD VERLOF
Indien de bedrijfsomstandigheden dit toelaten kan de werkgever in geval van bijzondere redenen incidenteel enige dagen onbetaald verlof toestaan, indien hij de afwezigheid van de werknemer wegens zodanige omstandigheden gerechtvaardigd acht.
BIJLAGE X van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam.
WISSELEN VAN PLOEG
Overplaatsing van een werknemer in ploegendienst naar een andere ploeg vindt slechts plaats nadat hieromtrent, in een zo vroeg mogelijk stadium, overleg is gepleegd met de betrokken werknemer.
Tijdens dit overleg zal de reden van de overplaatsing worden genoemd.
BIJLAGE XI van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam.
Arbeidsmarkt en instroombeleid
Partijen zullen gedurende de looptijd van de CAO gezamenlijk verkennen welke mogelijkheden naast de reguliere instroom binnen de onderneming van werkgever bestaan om extra instroom van nog nader te bepalen doelgroepen (mogelijk jongeren, zoals bedoeld met task force jeugdwerkloosheid) te bevorderen. Een en ander opdat de vervangingsvraag van de komende jaren op een voortvarende wijze wordt beantwoord.
Stagiaires en schoolverlater
Indien en voor zover de bedrijfsomstandigheden zich hier niet tegen verzetten zal werkgever zijn beleid ten aanzien stagiaires en schoolverlaters continueren.
BIJLAGE XII van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam.
WET ARBEID GEHANDICAPTE WERKNEMERS (WAGW)
Met het oog op een te voeren beleid overeenkomstig de algemene taakstelling van artikel 2 WAGW, te weten:
a. het - voor zover dit redelijkerwijs in het vermogen ligt - bevorderen van gelijke kansen voor minder validen met betrekking tot de deelname aan het arbeidsproces;
b. het treffen van voorzieningen tot behoud, herstel/bevordering van arbeidsgeschiktheid, ligt het in de bedoeling, dat in de loop van de contractsperiode van deze collectieve arbeidsovereenkomst een verdere uitwerking wordt gegeven aan de volgende aandachts- punten:
1. De bestaande feitelijke situatie met betrekking tot in dienst zijnde werknemers, voor zover deze vallen onder de doelstellingen van de WAGW.
2. De inschakeling van de bedrijfsarts, de contactarts c.q. arbeidsdeskundige Bedrijfsvereni- ging bij verzuimproblemen om de integratie te bespoedigen.
3. De melding van mogelijk geschikte vacatures bij de instanties, welke betrokken zijn bij de lopende herplaatsinggevallen
4. Het gedurende een bepaalde tijdsperiode beschikbaar houden van de eigen functie van de arbeidsongeschikte werknemer, dan wel van vacante lichtere functies.
5. Mogelijkheden voor minder valide werknemers om in een lichtere functie dan wel in deeltijd te kunnen werken.
6. De wijze waarop bij werving en selectie ook rekening wordt gehouden met de inschakeling van minder valide werknemers.
7. Scholing van minder valide werknemers.
BIJLAGE XIII van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam.
PERIODIEK OVERLEG
Partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst voeren tijdens de looptijd van deze overeenkomst periodiek overleg, ten minste éénmaal per kwartaal. Onverlet de rechten van de Ondernemingsraad, zal tussen partijen bij deze gelegenheid onder meer overleg worden gepleegd over het gevoerde en te voeren beleid inzake scholing, milieu, veiligheid en gezondheid.
BIJLAGE XIV van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam.
GEWETENSBEZWAREN
Indien een werknemer bij de uitoefening van zijn functie aantoonbaar in gewetensnood komt, zal met betrokkene binnen de grenzen der redelijkheid en de mogelijkheden van het bedrijf naar een oplossing worden gezocht.
BIJLAGE XV van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam.
PENSIOENPARAGRAAF
Hangende de uitwerking van de betreffende reglementen qua strekking wordt gewerkt volgens onderstaande. Dat wil zeggen dat de oude bepalingen voor zover niet strijdig met de nieuwe afspraken en wet- en regelgeving blijven gelden met toepassing van de nieuwe afspraken. Deze bijlage komt te vervallen zodra het nieuwe reglement is vastgesteld.
Voor de werknemers geboren op of na 1 januari 1950 (55-min), die op 31 december 1995 in dienst van werkgever waren en vanaf 1 januari 1996 tot het moment dat zij op grond van een doorlopend dienstver- band bij werkgever met pensioen gaan, zullen indien en voor zover nadeel bestaat ten gevolge van het vervallen van de uitloop-VUT-regeling ter compensatie op grond van de individuele omstandigheid en gebruikmakend van niet benutte fiscale ruimte rechten worden ingekocht.
Dit is het verschil tussen wat men heeft opgebouwd en wat fiscaal toelaatbaar kon worden opgebouwd. Van dit verschil wordt 80% over maximaal 25 achterliggende dienstjaren ingekocht. De waarde hiervan wordt in 15 jaren ingekocht.
Deeltijdpensioen
In het pensioenreglement zoals dit geldt binnen de onderneming van werkgever, wordt de mogelijkheid opgenomen van deeltijdpensioen.
Pensioenreglement
De tekst van het nieuwe reglement zal aan vakbonden ter toetsing worden voorgelegd, opdat kan worden vastgesteld of de overeengekomen wijzigingen correct zijn verwerkt. Hierbij wordt tevens de hierboven vermelde afspraak over deeltijdpensioen getoetst.
BIJLAGE XVI van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. te Rotterdam.
Diversen
I. Ouderenbeleid Aluchemie
Aluchemie realiseert zich dat bij het vorderen van de leeftijd van de medewerk(st)er sociaal- medische problemen kunnen ontstaan met betrekking tot (delen van) de functie-inhoud of het voor betrokkene geldende dienstrooster.
Teneinde preventief op deze problematiek te kunnen inspelen zal voor deze groep medewerk(st)ers een speciale begeleiding in het leven worden geroepen in die zin, dat met iedere medewerk(st)er, die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, jaarlijks een "seniorengesprek" zal worden gevoerd.
In dit gesprek zal het functioneren van deze medewerk(st)er in zijn/haar functie en dienstrooster onderwerp van gesprek zijn, een en ander tegen de achtergrond van mogelijk optredende dan wel verwachte bezwaren van medische aard.
In het geval de uitkomst van een dergelijk gesprek is dat inderdaad van hier bedoelde bezwaren sprake is, zal ook de bedrijfsarts worden ingeschakeld en zal de aard van de onderhavige problematiek worden vastgesteld.
Vervolgens zal worden nagegaan in hoeverre binnen de werkorganisatie op de desbetreffende individuele medewerk(st)er toegesneden oplossingen kunnen worden gevonden, waarbij gedacht kan worden aan - voor zover beschikbaar en mogelijk - een andere functie of ander rooster, aangepaste functie-inhoud dan wel taakverlichting binnen de werkeenheid of werken in een aangepast rooster.
II Levensfasebewust personeelsbeleid
Partijen hebben uitvoerig gesproken over het binnen de onderneming van werkgever aanwezig levensfasebewust personeelsbeleid en de daarmee samenhangende instrumenten. Partijen zullen tijdens de periodieke overleggen de toepassing van dit beleid en voortgang blijven bespreken.
Als verbetering binnen dit beleid is vastgesteld, dat de kwaliteit van het medewerkersgesprek (inclusief seniorengesprekken) moet worden verhoogd.
Partijen hebben daarom het navolgende afgesproken:
a. Werkgever zal in het perspectief van levensfasebewust personeelsbeleid het medewerkersgesprek centraal stellen;
b. Ter verbetering van de kwaliteit zal een begeleidingscommissie worden gevormd. Deze commissie zal gedurende de kalenderjaren 2009 en 2010 blijven bestaan en minimaal twee maal per kalenderjaar bij elkaar komen.
Deze commissie wordt als volgt samengesteld:
- twee leden aangewezen door de ondernemingsraad;
- twee direct leidinggevenden, welke door de werkgever worden benaderd
- twee personen van de afdeling HR. De taak van deze commissie is:
- de huidige structuur en procedures van medewerkersgesprekken evalueren op grond van het uitgangspunt verbeteren van de kwaliteit;
- het ontwerpen van een agenda respectievelijk richtlijn voor onderwerpen die tijdens het gesprek minimaal aan de orde dienen te komen;
- opstellen van aanbevelingen welke gericht zijn op het ontwikkelingen van een training voor direct leidinggevende;
- monitoren van de voortgang gericht op verbeteren van de kwaliteit van de hier bedoelde gesprekken en de eenduidige toepassing van het vigerende levensfasebewust personeelsbeleid;
d. De vakbonden zullen tijdens het periodieke overleg over de bevindingen van deze begeleidingscommissie worden geïnformeerd.
III. Ziekteverzuimbeleid Aluchemie
Het ziekteverzuimbeleid Aluchemie is in belangrijke mate gebaseerd op de acties en maatregelen, welke onderdeel vormen van het zogenaamde ziekteverzuimproject.
De drie hoofdpeilers van dit project zijn preventie, begeleiding en terugkeer. Puntsgewijs worden deze drie hoofdelementen hieronder nader uitgewerkt.
Ten slotte heeft ook het ziekteverzuim een arbeidsvoorwaardelijke kant, waarvan de voorwaarden eveneens hieronder worden opgesomd.
Preventie
- werksfeer, omgang, motivatie (TQM)
- scholing op gebied van leiding geven (TQM)
- linking-pin-overleg
- periodiek medische keuringen
- arbeidshygiënisch onderzoek
- werkplekbezoeken
- bedrijfsgeneeskundig spreekuur
- voorlichting aan individuele medewerkers
- aanbevelingen aan management
Begeleiding
- rol teamleider
- rol bedrijfsarts
- rol sociaal-medisch-team
Terugkeer
- aangepast werken qua taak of tijd
- werken op therapiebasis
- andere functie/ombijscholing
- overige re-integratieacties
- intakegesprekken
IV. Scholing
De persoonlijke scholingswensen van de werknemers worden in de jaarlijkse medewerkers- gesprekken geïnventariseerd. De afdeling Personeel & Organisatie zal sturen op het houden van deze gesprekken. Scholingswensen, die enigszins een raakvlak hebben met het werk bij Aluchemie, functiegericht en/of carrièregericht, zullen worden vergoed binnen de grenzen van het voor de scholing uitgetrokken budget.
V. Bezetting, opvang in- en uitstroom
- Het streven is een goede inwerkperiode voor de werknemers, die nieuw op een functie komen. De minimale inwerkperiode is daarbij 2 maanden. De inwerkperiode wordt ingevuld voordat de feitelijke functie wordt ingevuld. Hierbij zal een mentor leiding geven. Evaluatie hiervan vindt plaats in het periodiek overleg tussen werkgever en de bij de collectieve arbeidsovereenkomst betrokken vakorganisaties.
- Aluchemie zal aan het begin van ieder jaar een overzicht maken van de verwachte uitstroom van werknemers in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en voorzienbare (langdurige) uitval vanwege arbeidsongeschiktheid. Aan de hand van dit overzicht zal een plan van aanpak worden gemaakt gericht op vroegtijdige vervanging met een adequate inwerkperiode. In overleg met de direct leidinggevende van een afdeling of ploeg waar de uitstroom gaat plaats vinden, wordt op grond van onder andere de benodigde kennis en vaardigheden, de minimale lengte van de te hanteren inwerkperiode vastgesteld.
Werkgever zal het traject eveneens voorleggen aan de Ondernemingsraad en in het periodiek overleg bespreken met de betreffende vakorganisaties. Hierbij dient te worden opgemerkt, dat Xxxxxxxxx voor wat betreft de bezetting alleen datgene kan doen dat past binnen de door Alcan gestelde grenzen. Zij zal echter alles in het werk stellen, indien dit nodig mocht blijken, bij Alcan toestemming te verkrijgen voor het mogen afwijken van de gestelde grenzen.
VI. WGA-Hiaatverzekering/WIA-excedentverzekering
Werkgever zal binnen de onderneming aan werknemers een zogenaamde WGA-hiaatverzekering aanbieden (aanvullingsverzekering gericht op herstel ten opzichte van oude WAO-situatie).
De werknemer kan vrijwillig gebruik maken van deze verzekering. Indien werknemer besluit van deze door werkgever aangeboden verzekering gebruik te maken, dan zal werkgever een bijdrage aan de te betalen premie bieden van maximaal 20%.
Werkgever zal zorgdragen dat voor betrokken werknemers binnen zijn onderneming een adequate WIA-excedentverzekering bestaat. De premie voor deze verzekering komt voor rekening van de werkgever.
VII Werkgeverspremie premiesparen
Het ten gevolge van het vervallen van de premiespaarregeling per kalenderjaar ter beschikking gestelde bedrag van € 450,00 (bruto) per werknemer zal over de kalenderjaren 2006, 2007 en 2008 in de maand december van het betreffende kalenderjaar betaalbaar worden gesteld.
De werknemer heeft daarbij de keuze dit bedrag betaalbaar te stellen ten behoeve van:
a) doorstorten in zijn/haar levensloopregeling;
b) doorstorten in zijn/haar spaarloonregeling óf,
c) dit bedrag (bruto) uit te keren bij de loonbetaling van de maand december (Indien en voor zover toegestaan, kan werknemer ervoor kiezen dit bedrag aan te wenden bij het fiscaal vriendelijk verrekenen van de vakbondscontributie, als bedoeld in het binnen de onderneming geldende reglement).
VIII. WGA gedifferentieerde premie:
Werkgever heeft de mogelijkheid om de helft van de WGA-gedifferentieerde premie (onder aftrek van de opslag in verband met de rente hobbel) op het nettoloon van werknemer in te houden.
Werkgever zal dit over het kalenderjaar 2009 respectievelijk looptijd van de CAO niet doen
IX. Arbeidstijdenwet
Partijen zullen gedurende de looptijd knelpunten met de overlegbepalingen uit de Arbeidstijdenwet, zoals deze gold tot 1 april 2007, inventariseren en daarvoor oplossingen overeenkomen.
Voor de periode dat deze studie niet tot adequate oplossingen heeft geleid, geldt dat indien de bedrijfsomstandigheden om ruimere arbeids- en rusttijden vragen dan de hiervoor bedoelde overleg-bepalingen, dat dan in overleg met de ondernemingsraad ruimere normen binnen de grenzen van de nieuwe Arbeidstijdenwet worden bepaald via een collectieve regeling.
X. Employability <--> blijvende inzetbaarheid
Functiegerelateerde opleidingen:
De 24 uur extra opkomst zoals bepaald in bijlage VII lid 3 van de CAO zullen met ingang van 1 au- gustus 2007 als volledige dienst van 8 uur worden ingeroosterd, opdat wordt voorkomen dat er extra opkomsten ontstaan. Daarbij zal werkgever er op toezien, dat inhoud wordt gegeven aan de CAO-afspraak dat de indeling van de opleiding uiterlijk één maand vóór aanvang bij de werknemer bekend wordt gemaakt.
Indien en voor zover de bedrijfsomstandigheden naar oordeel van werkgever ruimte biedt om verplichte bedrijfsopleidingen in dagdiensten te houden, kan hiermede in de planning rekening worden gehouden.