ADVIES
ADVIES
in het geding tussen:
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] wonende te [woonplaats], verzoekers gemachtigde: mevrouw mr. A.M.T. Wigger
en
[stichting 1] gevestigd te [vestigingsplaats], het bevoegd gezag van [school 1] te [vestigingsplaats], verweerder
gemachtigde: mevrouw mr. A.H.M. Agbakuru-van Bavel
1. KERN VAN HET ADVIES
Het verzoek is gegrond. De school heeft niet in redelijkheid tot haar besluit kunnen komen om de leerling te verwijderen.
2. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 8 november 2022 hebben verzoekers aan de Commissie een geschil voorgelegd over de beslissing van verweerder van 3 november 2022 om [leerling] te verwijderen van [school 1].
Verweerder heeft op 2 december 2022 een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van het geschil vond plaats op 13 december 2022 te Utrecht. Xxxxxxxxxx en [leerling] waren aanwezig met de onderwijsconsulent, daartoe bijgestaan door de gemachtigde.
Namens verweerder waren aanwezig ter zitting [directeur], [sectorleider] en [mentor], daartoe bijgestaan door de gemachtigde.
[samenwerkingsverband] werd ter zitting vertegenwoordigd door [beleidsmedewerker].
3. DE FEITEN
1. Xxxxxxxxxx zijn de ouders van [leerling]. [leerling] is geboren op [geboortedatum]. Op 1 september 2019 is hij gestart op het vmbo-t op [school 2] te [vestigingsplaats].
2. Naar aanleiding van twee incidenten heeft [school 2] [leerling] geschorst en gemeld voornemens te zijn hem te verwijderen. Tegen die beslissing hebben verzoekers bezwaar ingediend, maar dit heeft niet geleid tot intrekking van de beslissing. [leerling] zou tijdelijk naar een bovenschoolse
voorziening gaan, maar dit duurde lang en verzoekers zijn samen met een onderwijsconsulent op zoek gegaan naar een passende school. Sinds 23 november 2021 gaat [leerling] niet meer naar school.
3. Xxxxxxxxxx hebben [leerling] aangemeld op [school 1] (hierna: de school). De school heeft een overeenkomst opgesteld over het gedrag van de leerling. De plaatsing is een proefplaatsing tot aan de kerstvakantie (van 22 augustus 2022 tot en met 23 december 2022). Vervolgens zal [leerling] definitief worden geplaatst als het goed gaat.
4. Op 18 oktober 2022 en op 20 oktober 2022 zouden zich incidenten hebben voorgedaan, waarbij leerlingen van [school 1] rondhingen bij een andere school die zich in hetzelfde pand bevindt ([school 3]) en niet wilden vertrekken. Op 21 oktober 2022 heeft de school een melding van [school 3] ontvangen dat zich een incident heeft voorgedaan bij hun school en dat leerlingen van [school 1] hierbij waren betrokken.
5. Die dag hebben de directeur en de conciërge met [leerling] gesproken over het incident.
6. De school heeft op 3 november 2022 een herstelgesprek op de school georganiseerd voor de betrokken leerlingen. [leerling] is uitgenodigd voor het gesprek, maar heeft niet deelgenomen aan het gesprek omdat hij eerst met zijn vader wilde spreken.
7. Op 3 november 2022 heeft een gesprek op school plaatsgevonden tussen ouders, [leerling] en de school naar aanleiding van de gebeurtenissen. De school heeft gemeld dat de proefplaatsing wordt beëindigd.
8. Op 7 november 2022 heeft de directeur van de school op verzoek van gemachtigde van verzoekers een bericht gestuurd waarom de proefplaatsing op de school is beëindigd. De reden daarvoor is dat de afspraken zoals opgenomen in de overeenkomst over het gedrag door [leerling] zijn overtreden. De school heeft contact met [school 2] opgenomen en ze zullen samen optrekken om een passende school voor [leerling] te vinden.
4. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Standpunt verzoekers
Er is sprake van verwijdering van [leerling] van de school. De Wet op het voorgezet onderwijs 2020 (WVO 2020) biedt geen mogelijkheid tot proefplaatsing. Sinds november 2021 volgt hij geen onderwijs meer op [school 2]. De school heeft [leerling] feitelijk toegelaten en daarom kan hij niet meer ingeschreven staan op [school 2]. Door [school 2] is het voornemen tot verwijdering destijds bevestigd. Er is geen definitief besluit tot verwijdering door [school 2] genomen. Dit is niet ongebruikelijk voor scholen, omdat de leerling elders al onderwijs volgt.
Bij het nemen van het besluit tot verwijdering heeft de school onvoldoende onderzoek gedaan naar de feitelijke toedracht van de incidenten. Ook heeft de school bij haar beslissing onvoldoende rekening gehouden met de belangen van [leerling].
[leerling] heeft niet zomaar het herstelgesprek geweigerd. Xxxxxxxxx heeft [leerling] geadviseerd om niet in gesprek te gaan. [leerling] voelde zich overvallen en zag een politieauto naar de school komen.
Xxxxxxxxxx en [leerling] voelden zich destijds op [school 2] niet serieus genomen door de politie. Gelet op eerdere ervaringen op [school 2] voelde hij zich angstig. Xxxxxxxxx wist niet dat het gesprek een herstelgesprek was. Dit werd voor verzoeker duidelijk nadat de sectorleider op 3 november 2022 belde dat het gesprek later op die dag zou gaan over de beëindiging van de proefplaatsing, omdat geen herstelgesprek is gevoerd. Overigens is het niet zo dat [leerling] elk contact vermijdt. Hij heeft zowel met de directeur als telefonisch met de sectorleider gesproken. Verder heeft de school onvoldoende rekening gehouden met het feit dat [leerling] eerder geruime tijd thuis heeft gezeten en hij als gevolg daarvan ondanks goede schoolresultaten moest doubleren. Het ging goed met [leerling] op de school, maar hij heeft opnieuw te maken met een onderbreking van het onderwijs, wat zal leiden tot onderwijsvertraging en van invloed zal zijn op zijn ontwikkeling. [leerling] is gebaat bij klassikaal onderwijs. Destijds en nog steeds is daarom het opdc niet geschikt voor [leerling]. Voor [leerling] is geen ontwikkelingsperspectief opgesteld terwijl dat - gelet op zijn voorgeschiedenis - wel nodig was.
Verder hebben [leerling] en verzoekers bewust gekozen voor onderwijs op de school vanwege haar evangelische grondslag. Dat [leerling] eerder op een andere school zonder deze grondslag onderwijs volgde, had te maken met praktische zaken.
Voorts hebben verzoekers het recht om een klacht dan wel een geschil in te dienen zonder dat verzoekers of de leerling daardoor in een nadeliger positie raken. De insteek van verzoekers is geweest om met de school tot een gesprek te komen. Het geschil is ingediend vanwege de lange termijn van 10 weken in het geval de huidige situatie zou voortduren. Ter zitting heeft de school gemeld dat [leerling] naar [school 4] kan. Verzoekers hebben deze mogelijkheid niet eerder gehoord.
Standpunt verweerder
Xxxxxxxxxx zijn niet ontvankelijk in hun verzoek omdat geen sprake is van verwijdering. [leerling] verbleef op de school op basis van een proefplaatsing, daarmee is hij geen leerling van de school, maar van [school 2] waar hij ingeschreven staat. [school 1] kan hem dan ook niet verwijderen. Als [leerling] zich tijdens de afgesproken periode goed zou gedragen, zou worden overgegaan tot inschrijving van de leerling. De school is zich wel bewust van haar zorgplicht ondanks dat [leerling] niet staat ingeschreven. De school heeft [school 2] geïnformeerd. [leerling] kan naar het opdc of naar [school 4]. [leerling] kan zijn onderwijsproces zonder onderbreking voortzetten.
Indien de Commissie van mening is dat verzoekers ontvankelijk zijn in hun verzoek, voert verweerder het volgende aan.
Voordat [leerling] op de school startte zijn duidelijke afspraken met hem gemaakt over het gedrag, die zijn vastgelegd in een overeenkomst. Op dat moment is afgesproken dat de proefplaatsing zou worden geëvalueerd en [leerling] mogelijk na de kerstvakantie kan worden ingeschreven. Ook is besproken dat de proefplaatsing eerder kan worden beëindigd als de regels zouden worden overtreden. Voorafgaand aan de proefplaatsing heeft de school meerdere keren contact met [school 2] gehad. Ook heeft de school [school 2] geïnformeerd over de voortgang van [leerling].
Het ging aanvankelijk goed met [leerling] op de school. Bij aanvang van de proefplaatsing was het niet nodig om hem extra ondersteuning te bieden. Overigens is ook de periode te kort om vast te kunnen stellen of [leerling] al dan niet een leerling met een extra ondersteuningsbehoefte is. Voor [leerling] is een opp opgesteld, maar hierover heeft de school niet meer met verzoekers kunnen spreken omdat de proefplaatsing werd beëindigd. [leerling] heeft de overeenkomst op vier punten
geschonden. De school heeft zorgvuldig onderzoek gedaan naar de incidenten. [leerling] heeft de regels overtreden door niet te luisteren naar instructies van het personeel en niet deel te nemen aan een herstelgesprek. Dergelijke afspraken zijn niet voor niets gemaakt. De school dient grenzen te stellen. Wellicht was de situatie anders geweest als [leerling] wel deel had genomen aan het herstelgesprek en het geschil niet aanhangig was gemaakt en er een kras op het vertrouwen was ontstaan.
De school heeft zorgvuldig de belangen afgewogen, maar kan niet voorbijgaan aan het feit dat [leerling] de regels heeft overtreden. [leerling] kan naar het opdc of [school 4] zodat hij onderwijs zonder onderbreking kan volgen.
5. INBRENG SAMENWERKINGSVERBAND
Bij een plaatsing op het opdc blijft de school waar de leerling staat ingeschreven verantwoordelijk voor het onderwijsprogramma. De leerling kan worden geplaatst vanwege de ondersteunings- behoefte, maar ook vanwege de veiligheid. In beginsel is het doel van plaatsing op het opdc terugkeer naar de school van herkomst tenzij dit echt niet kan. De school van inschrijving heeft de zorgplicht om een passende school voor de leerling te vinden. Doorgaans wordt een school gevonden zonder onderbreking van het onderwijsproces. Soms wordt het samenwerkingsverband betrokken voor het vinden van een andere school.
Weliswaar is er wettelijk geen grondslag voor een proefplaatsing, maar dat hoeft ook niet. De proefplaatsing is in die zin hetzelfde als een plaatsing op een opdc. Het samenwerkingsverband vraagt zich af of de huidige situatie anders was geweest als de school aan verzoekers helder had gemaakt wat zo’n herstelgesprek behelst en als dit gesprek alsnog had plaatsgevonden.
6. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
Bevoegdheid bij verwijdering
Aan de Commissie kunnen geschillen worden voorgelegd die verband houden met de verwijdering van een leerling.1 Het geschil heeft hierop betrekking en in zoverre is de Commissie bevoegd van het verzoek kennis te nemen.
Ontvankelijkheid
Formeel staat [leerling] nog ingeschreven op [school 2], vallend onder het gezag van [stichting 2]. Verweerder meent daarom dat verzoekers in hun verzoek niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
De WVO 2020 biedt geen wettelijke grondslag voor een soort “probeerperiode”. Er is in de wet wel de mogelijkheid opgenomen om op een andere school of instelling doorgebrachte onderwijstijd (deels) voor het aantal klokuren mee te tellen. Deze bepaling is uitsluitend geschreven voor samenwerking met een school of instelling voor voortgezet speciaal onderwijs. Bovendien zijn hier strikte voorwaarden aan verbonden. Zo dient er een overeenkomst te worden gesloten tussen het
1 Op grond van artikel 12.34 Wet op het voortgezet onderwijs 2020 (WVO 2020)
bevoegd gezag van een school of scholengemeenschap en (het bevoegd gezag van) een school of instelling voor voortgezet speciaal onderwijs. Zo’n afspraak is ook nog in tijd beperkt. De leerling kan ten hoogste drie maanden aaneengesloten het volledige onderwijsprogramma volgen op een andere school.2
In dit geval is er geen sprake van het doorbrengen van onderwijstijd op een school of instelling voor voortgezet speciaal onderwijs. Hier heeft verweerder uitsluitend een overeenkomst met [leerling] en verzoekers gesloten die afspraken over het gedrag en de duur bevat. [school 2] was bij het maken van die afspraken niet betrokken. Van een overeenkomst tussen het bevoegd gezag ([stichting 2]) en verweerder is dus geen sprake.
Deze proefplaatsing, zoals verweerder dit heeft gekarakteriseerd, staat de wetgever niet toe. [leerling] stond weliswaar ingeschreven bij [school 2], maar sinds 22 augustus 2022 volgt hij feitelijk onderwijs op [school 1] en sindsdien is hij leerling van verweerder. Aangezien de wet geen grondslag biedt voor toelating onder voorwaarden kan de Commissie tot geen andere conclusie komen dan dat [leerling] tot de school van verweerder is toegelaten. Een besluit tot toelating roept voor verweerder als de ontvangende school rechten en plichten in het leven. Een van die verplichtingen is het inschrijven van de leerling. Het enkele feit dat verweerder die verplichting niet is nagekomen kan niet tot de conclusie leiden dat alleen de voormalige school ([school 2] van [stichting 2]) een besluit tot verwijdering kan nemen. Nu [leerling] feitelijk onderwijs op [school 1] volgt, is het hem ontzeggen van de toegang tot het onderwijs niet anders te kwalificeren dan als de verwijdering van een leerling die tot de school is toegelaten.
Het verweer dat verzoekers niet ontvankelijk zijn in hun verzoek, omdat [leerling] formeel nog op een andere school staat ingeschreven, kan niet aan verzoekers worden tegengeworpen nu verweerder zelf heeft besloten [leerling] niet in te schrijven.
Het voorgaande betekent naar het oordeel van de Commissie dat [leerling] feitelijk als leerling is ingeschreven op [school 1]. Dat verweerder heeft besloten dat [leerling] niet langer op de school onderwijs kan volgen, komt onder deze omstandigheden materieel overeen met een verwijderingsbesluit. De Commissie is dan ook van oordeel dat er sprake is van een situatie die gelijk is te stellen met verwijdering. Nu het verzoek tijdig is ingediend, is het verzoek ontvankelijk.
Inhoudelijke beoordeling van het verwijderingsbesluit
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [school 2] heeft gemeld voornemens te zijn [leerling] te verwijderen vanwege betrokkenheid bij twee geweldsincidenten.
Dit was aanleiding voor verzoekers en [leerling] om te zoeken naar een andere school.
Voorafgaand aan de start op deze school heeft verweerder gesprekken met verzoekers, [leerling] en [school 2] gevoerd. In deze gesprekken heeft verweerder aanleiding gezien om een overeenkomst tussen school en ouders en leerling over het gedrag van de leerling op te stellen. Deze overeenkomst is besproken en door verzoekers, [leerling] en de sectorleider ondertekend.
[leerling] is gestart in augustus 2022 en aanvankelijk ging het goed op school. Hij behaalde goede schoolresultaten en ter zitting heeft verweerder verklaard dat de school tevreden was en is over zijn houding in de school en de klas. Er waren geen aparte gesprekken met [leerling] naast korte
2 Artikel 2.38 WVO 2020 jo artikel 2.45 Uitvoeringsbesluit WVO 2020
momenten klassikaal of op de gang om te vragen hoe het gaat. Er waren geen signalen die erop wezen dat hij bij (gewelds)incidenten betrokken zou raken. Door verweerder is een opp opgesteld, hoewel niet is vastgesteld dat [leerling] een leerling met een extra ondersteuningsbehoefte is. Het opp voldoet niet aan de wettelijke vereisten. In het opp had opgenomen kunnen worden dat [leerling] zich op zijn vorige school niet veilig voelde en daarbij wellicht ondersteuning nodig had. Overigens is het opp niet met ouders gedeeld en is het niet tot een op overeenstemming gericht overleg gekomen vanwege de incidenten en de daaropvolgende verwijderingsprocedure.
Verweerder heeft gemeld dat [leerling] de overeenkomst op 4 punten heeft overschreden. [leerling] heeft zich niet aan de aanwijzingen van de conciërge van de andere school gehouden, heeft niet positief gereageerd op correcties, wenste niet deel te nemen aan een herstelgesprek, heeft zijn gedrag niet aangepast en was passief betrokken bij een incident bij de andere school dat mogelijk dreigde te escaleren. Deze combinatie van het overschrijden van de opgestelde regels en het niet meewerken aan een herstelgesprek, heeft geleid tot het feit dat [leerling] niet langer welkom op de school is. [leerling] xxxxxx zich niet veilig op zijn vorige school en heeft daar negatieve ervaringen opgedaan. Gelet op zijn voorgeschiedenis is het niet onbegrijpelijk dat [leerling] zich zo opstelde zoals hij deed op 3 november 2022 en weigerde in gesprek te gaan zonder zijn vader te hebben gesproken. Daarbij komt dat verzoeker [leerling] heeft gezegd niet aan het gesprek deel te nemen. Dit advies was eveneens ingegeven door eerdere ervaringen op de vorige school en onduidelijkheid wat het gesprek inhield. De context van het herstelgesprek was bij verzoeker niet helder. Toen dit wel voor verzoeker duidelijk werd, was aan de kant van verweerder geen ruimte om hierover in gesprek te gaan.
De Commissie onderschrijft het belang van een herstelgesprek en een constructieve houding van partijen. Echter, gezien in het licht van het voorgaande, oordeelt de Commissie dat de consequentie van het overschrijden van gemaakte afspraken in combinatie met het aanvankelijk weigeren van het herstelgesprek als buitenproportioneel. Weliswaar dient verweerder helder te zijn over de gestelde grenzen, maar in de voorliggende situatie had verweerder een andere maatregel kunnen opleggen en [leerling] in ieder geval nogmaals een kans kunnen bieden voor een herstelgesprek. Daarbij had verweerder aan kunnen geven dat [leerling] bij het uitblijven van zijn medewerking van school zou worden verwijderd. Gelet op het voorgaande oordeelt de Commissie dat verweerder niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om [leerling] te verwijderen.
De Commissie wenst nog op te merken dat door het indienen van een verzoek bij de Commissie, verzoekers en leerling niet in een nadeliger positie mogen worden gebracht dan in het geval zij geen verzoek zouden hebben ingediend. Het indienen van een geschil staat het voeren van (herstel)gesprekken tussen partijen niet in de weg.
7. OORDEEL
Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie het verzoek gegrond.
8. AANBEVELINGEN
De Commissie adviseert verweerder de beslissing te heroverwegen en het herstelgesprek met verzoekers en [leerling] aan te gaan.
Aldus gedaan te Utrecht op 18 januari 2023 door mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, voorzitter, xxx. X. Xxxxxx, drs. W.D. Xxxxxxxxx xxx xxx Xxxxxx, leden, in aanwezigheid van xx. X. Xxxxxxx, secretaris.
mr. J.P.L.C. Dijkgraaf xx. X. Xxxxxxx
voorzitter secretaris