Partner definitie

Partner. Echtgenoot of geregistreerd partner.
Partner degene met wie de werknemer een huwelijkse relatie of een relatie onderhoudt die daaraan gelijk is gesteld of met wie hij een geregistreerd partnerschap of samenlevingscontract is aangegaan, een en ander met inachtneming van de eisen die daaraan bij of krachtens wet worden gesteld;
Partner echtgenoot/echtgenote van verzekerde of degene met wie verzekerde duurzaam samenwoont (tenminste 1 jaar teruggerekend vanaf het mo- ment dat de reis aanvangt).

Examples of Partner in a sentence

  • Hierbij zijn de direct leidinggevende en de People Business Partner/HR Business Partner aanwezig.

  • De (Senior) People Business Partner/ HR- Business Partner van het bedrijfsonderdeel, waarin het kaderlid werkzaam is, is verantwoordelijk voor het plannen van deze gesprekken.

  • Voor de periode na de dag van de begrafenis hanteert Fibrant de volgende uitgangspunten: - Rouwverwerking is per definitie maatwerk: in het geval van verlies vindt altijd een gesprek plaats met de leidinggevende, een Business Partner People & Culture en medewerker om maatwerkafspraken te maken en uitval door ziekte te voorkomen.

  • Demedewerker laat zijn argumenten weten aan zijn direct leidinggevende enaan de People Business Partner/ HR Business Partner.

  • Aan deze gesprekken nemen deel: het kaderlid, zijn leidinggevende en de verantwoordelijke (Senior) People Business Partner/HR- Business Partner .


More Definitions of Partner

Partner. De persoon waarmee de Xxxxxxxxxxx op het ogenblik van het schadegeval een feitelijke of wettige eenheid vormt, op bestendige wijze onder hetzelfde dak woont en op hetzelfde adres gedomicilieerd is. Een origineel bewijs van de ambtenaar van de burgerlijke stand vormt het bewijs.
Partner. De persoon met wie de werknemer een relatie heeft op basis van burgerlijk huwelijk, geregistreerd partnerschap dan wel een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst waarbij voldaan wordt aan de in bijlage I opgenomen voorwaarden.
Partner de wettelijke echtgeno(o)t(e), geregistreerd partner of partner met wie de werknemer op basis van een notariële samenlevingsovereenkomst duurzaam samenleeft met het oogmerk het voeren van een gezamenlijke huishouding;
Partner. Een persoon met wie de werknemer een geregistreerde relatie heeft en met wie hij een gemeenschappelijke huishouding voert.
Partner. De echtgenoot/echtgenote of geregistreerde partner van de werknemer of de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont en een gemeenschappelijke huishouding voert, tenzij het een persoon betreft met wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat. Van een gezamenlijke huishouding, zoals bedoeld in de eerste volzin is sprake, indien twee ongehuwde of niet- geregistreerde personen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding of op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.
Partner. Onder partner wordt in dit reglement verstaan:
Partner. 1. Xxxxxxxxxx of echtgenote of geregistreerde partner. 2. Een persoon, die geen familie is in de eerste of tweede graad, met wie de medewerker op hetzelfde adres woont en een gemeenschappelijke huishouding heeft. Dit moet blijken uit een notariële akte of een verklaring die beide partners hebben ondertekend.