Aanleiding. Winkelen is een belangrijk motief voor huishoudens om ritten te maken. Elk huishouden heeft immers voedsel, kleding en bepaalde luxe goederen nodig. Dit betekent dat huishoudens ritten moeten maken om dergelijke zaken aan te schaffen. Vooral in een stedelijke omgeving zijn veel winkels aanwezig, waardoor hier veel ritten gemaakt worden. Daarnaast kan gesteld worden dat verkeer in het algemeen hinder veroorzaakt. Overlast van het verkeer is een van de belangrijkste ergernissen van inwoners van een stad (Kager 2005). Voor gemeenten is het van belang een goed beeld te hebben van deze categorie ritten, zodat er rekening gehouden kan worden met deze verkeersstromen en dat het locale verkeersnetwerk erop kan worden aangepast, maar daarnaast ook beleid ontwikkeld kan worden om voornamelijk het autoverkeer in een stedelijke omgeving terug te dringen. Kennis over de verkeersstromen kan door een gemeente gebruikt worden om de leefbaarheid van de wijken te vergroten. Het belang van het schatten van het winkelverkeer neemt toe met de ontwikkeling dat steeds meer winkels zich naar de periferie van een stad verplaatsen. Deze winkels vestigen zich daar vanwege de lagere grondprijs in vergelijking met de binnenstad of wijkcentrum (Evers et al. 2005). Daarnaast is meer ruimte beschikbaar zodat een groot vloeroppervlak mogelijk is. In wijkcentra en binnensteden is de ruimte sterk beperkt doordat een winkel binnen de bestaande structuur moet worden ingepast. Dit geldt slechts in mindere mate voor een winkel in de periferie van een stad. Vervolgens wordt een locatie gekozen die goed bereikbaar is met de auto, zodat de winkel goed bereikbaar is voor klanten. Deze ontwikkeling zal zich in de toekomst hoogstwaarschijnlijk doorzetten, omdat het economische gezien gunstiger is. De consequenties hiervan op het gebied van mobiliteit zijn nog niet duidelijk, mede doordat de invloed van het winkelmotief op het verkeer niet geheel duidelijk is. Eén van de belangrijkste soorten winkels is de supermarkt. Een groot gedeelte van de huishoudens bezoekt een supermarkt om boodschappen te doen. Bovendien heeft het doen van boodschappen een dagelijks karakter. Elke dag moet er eten op tafel staan en daarom moet men minstens eens per week boodschappen doen. Dit in tegenstelling tot het aanschaffen van luxe goederen. Dit betekent dat het moeten doen van boodschappen voor een dagelijkse stroom van ritten zorgt. Daarbij komt dat ook supermarkten zich meer in de periferie van de stad gaan vestigen. ...