Common use of ASPECTEN MET BETREKKING TOT DE CONTINUÏTEIT Clause in Contracts

ASPECTEN MET BETREKKING TOT DE CONTINUÏTEIT. 2.6.1. Algemene principes De continuïteitsveronderstelling is een fundamenteel boekhoudkundig principe bij het opstellen van de jaarrekening dat altijd moet worden overwogen in de context van het getrouw beeld van de jaarrekening. Volgens de continuïteitsveronderstelling wordt een entiteit verondersteld haar financiële overzichten op te stellen onder de veronderstelling dat zij haar activiteiten in een voorzienbare toekomst handhaaft. Deze veronderstelling is niet langer verantwoord in de gevallen waarin het bestuursorgaan de intentie heeft om de entiteit in vereffening te stellen, om de activiteiten stop te zetten, of indien er zich geen enkele andere alternatieve en realistische oplossing aanbiedt. Zo wordt bijvoorbeeld op grond van artikel 3:6, §1 KB/WVV (art. 28 KB/W. Venn.) bij de vaststelling en toepassing van de waarderingsregels ervan uitgegaan dat de vennootschap haar activiteiten zal voortzetten. Op grond van artikel 3:6, §2 van datzelfde koninklijk besluit (art. 28, §2, KB/W. Venn.) wordt de jaarrekening, indien de vennootschap besluit haar activiteiten stop te zetten of indien er niet meer kan van uitgegaan worden dat de vennootschap haar activiteten zal voortzetten, opgesteld uitgaande van andere waarderingsregels hetgeen leidt tot een balans opgesteld in discontinuïteit (hetgeen leidt tot afschrijvingen en waardeverminderingen met betrekking tot de oprichtingskosten, vaste en vlottende activa, alsook voorzieningen die moeten worden aangelegd voor de kosten die verbonden zijn aan de beëindiging van de activiteiten). De boekhoudkundige referentiestelsels, waaronder IFRS zoals goedgekeurd door de Europese Unie (geconsolideerde jaarrekening van genoteerde vennootschappen) en het Belgisch boekhoudkundig referentiestelsel (cf. hierboven), houden een verplichting in voor het bestuursorgaan om over te gaan tot een beoordeling van de mogelijkheid voor de vennootschap om de activiteiten in continuïteit verder te zetten, ter onderbouwing van het gebruik van de continuïteitsveronderstelling bij het opstellen van de jaarrekening. Verder vereist artikel 3:1 van voormeld koninklijk besluit (art. 24 KB/W. Venn.) dat wanneer de toepassing van de bepalingen van de titels 1, 2 en 3 van dit KB/WVV niet volstaat om te voldoen aan het voorschrift van het getrouw beeld van de jaarrekening, aanvullende inlichtingen moeten worden verstrekt in de toelichting. Voor wat betreft deze aanvullende inlichtingen in de toelichting verwijzen we naar de bespreking (cf. infra, randnummer 302) van de onzekerheid van materieel belang inzake de continuïteit. Overeenkomstig ISA 570 (Herzien) is het de verantwoordelijkheid van de commissaris om:  te evalueren of voldoende en geschikte controle-informatie is verkregen en om te concluderen over de geschiktheid van het hanteren door het bestuursorgaan van de continuïteitsveronderstelling bij het opstellen van de jaarrekening;  te concluderen, op basis van de verkregen controle-informatie, of er sprake is van een onzekerheid van materieel belang met betrekking tot gebeurtenissen of omstandigheden die significante twijfel kunnen doen ontstaan over de mogelijkheid van de gecontroleerde entiteit om haar continuïteit te handhaven; en  te rapporteren overeenkomstig ISA 570 (Herzien). De paragrafen 10 tot en met 16 van ISA 570 (Herzien) omvatten de vereiste werkzaamheden gericht op het verkrijgen van voldoende en geschikte controle-informatie op grond waarvan de commissaris, via het toepassen van professionele oordeelsvorming, concludeert zowel over de geschiktheid van het hanteren van de continuïteitsveronderstelling als over de vraag of er al dan niet sprake is van een “onzekerheid van materieel belang” die verband houdt met gebeurtenissen of omstandigheden welke, afzonderlijk of collectief, significante twijfel kunnen doen ontstaan over de mogelijkheid van de vennootschap om haar continuïteit te handhaven. Wat voornoemde onzekerheid betreft wordt normaliter uitgegaan van een tijdsbestek van minstens 12 maanden na het einde van het boekjaar, tenzij het management van de gecontroleerde entiteit een langere termijn in aanmerking zou nemen bij haar continuïteitsinschatting (in welk geval de commissaris deze langere termijn voor ogen houdt). In functie van bijzondere omstandigheden (zoals beschreven in paragraaf 15 van ISA 570 (Herzien)) kan dit tijdsbestek ook langer zijn dan 12 maanden. Het in aanmerking nemen van deze periode van 12 maanden kan enige moeilijkheden opleveren wanneer er een lange periode ligt tussen de einddatum van het boekjaar en de datum van afsluiting van de jaarrekening. In extreme gevallen kunnen entiteiten hun jaarrekening een jaar of langer na de einddatum van het boekjaar vaststellen (de reactie van de commissaris op deze situatie wordt in deze afdeling niet behandeld (zie, supra, sectie 1.5.2.)). Dit aspect wordt in de ISA's niet uitdrukkelijk behandeld. Ook al is de in ISA 570 (Herzien) vastgestelde periode van 12 maanden niet langer strikt van toepassing, toch zal de commissaris bij het opstellen van zijn controleverslag bijzonder voorzichtig zijn met betrekking tot onder meer de continuïteit van de vennootschap en de eventuele verwijzingen daarnaar in zijn verslag. Aldus wordt in ISA 560, paragraaf 6, bepaald dat de auditor controlewerkzaamheden dient uit te voeren om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen om te bepalen of alle gebeurtenissen die zich tussen de datum van de financiële overzichten en de datum van de controleverklaring hebben voorgedaan en die een aanpassing van de financiële overzichten of een toelichting daarop vergen, zijn onderkend. Dit wordt aangevuld met paragraaf 7, waarin wordt ingegaan op de procedures die moeten worden uitgevoerd, zoals het inwinnen van inlichtingen bij het management en, in voorkomend geval, bij de met governance belaste personen, om te bepalen of er gebeurtenissen na balansdatum hebben plaatsgevonden die van invloed kunnen zijn op de financiële overzichten. Paragraaf A9 verwijst expliciet naar gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan of zich waarschijnlijk zullen voordoen en die twijfel zouden doen rijzen over de geschiktheid van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opstellen van de jaarrekening zijn gehanteerd, bijvoorbeeld gebeurtenissen die twijfel doen rijzen over de geldigheid van de continuïteitsveronderstelling. De commissaris moet in zijn aanpak ook rekening houden met het nazicht van de naleving van een aantal in het WVV opgenomen vereisten inzake de continuïteit, die hierna worden besproken. Xxxxxxxxx 00 van ISA 570 (Herzien) verduidelijkt dat indien er tijdens een controle van de jaarrekening gebeurtenissen of omstandigheden worden geïdentificeerd die gerede twijfel kunnen doen ontstaan over de mogelijkheid van de entiteit om haar continuïteit te handhaven, de commissaris 5 specifieke werkzaamheden dient uit te voeren gericht op het verkrijgen van voldoende en geschikte controle-informatie om te bepalen of er een “onzekerheid van materieel belang” bestaat. De lezer moet kennisnemen van paragraaf 16 van voormelde ISA waarin deze procedures in detail worden beschreven die onder meer bestaan in het evalueren van de plannen van het management voor toekomstige maatregelen, alsook in het evalueren van de betrouwbaarheid van de onderliggende gegevens en het vaststellen of er een adequate onderbouwing is. Xxxxxxxxx 00 van ISA 570 (Herzien) stelt dat de commissaris dient te evalueren of voldoende en geschikte controle-informatie is verkregen. Een deel van deze controle-informatie kan ongetwijfeld worden verkregen naar aanleiding van de verificatie van de naleving van een aantal bepalingen van het WVV die op continuïteit betrekking hebben, waaronder de volgende: Alle rechtspersonen BV CV NV VZW (stichting) Overgedragen verlies blijkt uit de balans Art. 3:6, §1, 6° / 3:48, §1, 6° / 3:52 WVV 2 x verlies blijkt uit de resultaten-rekening Art. 3:6, §1, 6° / 3:48, §1, 6° / 3:52 WVV “Eigen vermogen” < ½ kapitaal Art. XX.45 WER Art. 7:228 WVV

Appears in 4 contracts

Samples: www.icci.be, www.icci.be, www.icci.be

ASPECTEN MET BETREKKING TOT DE CONTINUÏTEIT. 2.6.1. Algemene principes De continuïteitsveronderstelling is een fundamenteel boekhoudkundig principe bij het opstellen van de jaarrekening dat altijd moet worden overwogen in de context van het getrouw beeld van de jaarrekening. Volgens de continuïteitsveronderstelling wordt een entiteit verondersteld haar financiële overzichten op te stellen onder de veronderstelling dat zij haar activiteiten in een voorzienbare toekomst handhaaft. Deze veronderstelling is niet langer verantwoord in de gevallen waarin het bestuursorgaan de intentie heeft om de entiteit in vereffening te stellen, om de activiteiten stop te zetten, of indien er zich geen enkele andere alternatieve en realistische oplossing aanbiedt. Zo wordt bijvoorbeeld op grond van artikel 3:6, §1 KB/WVV (art. 28 KB/W. Venn.) bij de vaststelling en toepassing van de waarderingsregels ervan uitgegaan dat de vennootschap haar activiteiten zal voortzetten. Op grond van artikel 3:6, §2 van datzelfde koninklijk besluit (art. 28, §2, KB/W. Venn.) wordt de jaarrekening, indien de vennootschap besluit haar activiteiten stop te zetten of indien er niet meer kan van uitgegaan worden dat de vennootschap haar activiteten zal voortzetten, opgesteld uitgaande van andere waarderingsregels hetgeen leidt tot een balans opgesteld in discontinuïteit (hetgeen leidt tot afschrijvingen en waardeverminderingen met betrekking tot de oprichtingskosten, vaste en vlottende activa, alsook voorzieningen die moeten worden aangelegd voor de kosten die verbonden zijn aan de beëindiging van de activiteiten). De boekhoudkundige referentiestelsels, waaronder IFRS zoals goedgekeurd door de Europese Unie (geconsolideerde jaarrekening van genoteerde vennootschappen) en het Belgisch boekhoudkundig referentiestelsel (cf. hierboven), houden een verplichting in voor het bestuursorgaan om over te gaan tot een beoordeling van de mogelijkheid voor de vennootschap om de activiteiten in continuïteit verder te zetten, ter onderbouwing van het gebruik van de continuïteitsveronderstelling bij het opstellen van de jaarrekening. Verder vereist artikel 3:1 van voormeld koninklijk besluit (art. 24 KB/W. Venn.) dat wanneer de toepassing van de bepalingen van de titels 1, 2 en 3 van dit KB/WVV niet volstaat om te voldoen aan het voorschrift van het getrouw beeld van de jaarrekening, aanvullende inlichtingen moeten worden verstrekt in de toelichting. Voor wat betreft deze aanvullende inlichtingen in de toelichting verwijzen we naar de bespreking (cf. infra, randnummer 302) van de onzekerheid van materieel belang inzake de continuïteit. Overeenkomstig ISA 570 (Herzien) is het de verantwoordelijkheid van de commissaris om:  te evalueren of voldoende en geschikte controle-informatie is verkregen en om te concluderen over de geschiktheid van het hanteren door het bestuursorgaan van de continuïteitsveronderstelling bij het opstellen van de jaarrekening;  te concluderen, op basis van de verkregen controle-informatie, of er sprake is van een onzekerheid van materieel belang met betrekking tot gebeurtenissen of omstandigheden die significante twijfel kunnen doen ontstaan over de mogelijkheid van de gecontroleerde entiteit om haar continuïteit te handhaven; en  te rapporteren overeenkomstig ISA 570 (Herzien). De paragrafen 10 tot en met 16 van ISA 570 (Herzien) omvatten de vereiste werkzaamheden gericht op het verkrijgen van voldoende en geschikte controle-informatie op grond waarvan de commissaris, via het toepassen van professionele oordeelsvorming, concludeert zowel over de geschiktheid van het hanteren van de continuïteitsveronderstelling als over de vraag of er al dan niet sprake is van een “onzekerheid van materieel belang” die verband houdt met gebeurtenissen of omstandigheden welke, afzonderlijk of collectief, significante twijfel kunnen doen ontstaan over de mogelijkheid van de vennootschap om haar continuïteit te handhaven. Wat voornoemde onzekerheid betreft wordt normaliter uitgegaan van een tijdsbestek van minstens 12 maanden na het einde van het boekjaar, tenzij het management van de gecontroleerde entiteit een langere termijn in aanmerking zou nemen bij haar continuïteitsinschatting (in welk geval de commissaris deze langere termijn voor ogen houdt). In functie van bijzondere omstandigheden (zoals beschreven in paragraaf 15 van ISA 570 (Herzien)) kan dit tijdsbestek ook langer zijn dan 12 maanden. Het in aanmerking nemen van deze periode van 12 maanden kan enige moeilijkheden opleveren wanneer er een lange periode ligt tussen de einddatum van het boekjaar en de datum van afsluiting van de jaarrekening. In extreme gevallen kunnen entiteiten hun jaarrekening een jaar of langer na de einddatum van het boekjaar vaststellen (de reactie van de commissaris op deze situatie wordt in deze afdeling niet behandeld (zie, supra, sectie 1.5.2.)). Dit aspect wordt in de ISA's niet uitdrukkelijk behandeld. Ook al is de in ISA 570 (Herzien) vastgestelde periode van 12 maanden niet langer strikt van toepassing, toch zal de commissaris bij het opstellen van zijn controleverslag bijzonder voorzichtig zijn met betrekking tot onder meer de continuïteit van de vennootschap en de eventuele verwijzingen daarnaar in zijn verslag. Aldus wordt in ISA 560, paragraaf 6, bepaald dat de auditor controlewerkzaamheden dient uit te voeren om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen om te bepalen of alle gebeurtenissen die zich tussen de datum van de financiële overzichten en de datum van de controleverklaring hebben voorgedaan en die een aanpassing van de financiële overzichten of een toelichting daarop vergen, zijn onderkend. Dit wordt aangevuld met paragraaf 7, waarin wordt ingegaan op de procedures die moeten worden uitgevoerd, zoals het inwinnen van inlichtingen bij het management en, in voorkomend geval, bij de met governance belaste personen, om te bepalen of er gebeurtenissen na balansdatum hebben plaatsgevonden die van invloed kunnen zijn op de financiële overzichten. Paragraaf A9 verwijst expliciet naar gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan of zich waarschijnlijk zullen voordoen en die twijfel zouden doen rijzen over de geschiktheid van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opstellen van de jaarrekening zijn gehanteerd, bijvoorbeeld gebeurtenissen die twijfel doen rijzen over de geldigheid van de continuïteitsveronderstelling. De commissaris moet in zijn aanpak ook rekening houden met het nazicht van de naleving van een aantal in het WVV opgenomen vereisten inzake de continuïteit, die hierna worden besproken. Xxxxxxxxx 00 16 van ISA 570 (Herzien) verduidelijkt dat indien er tijdens een controle van de jaarrekening gebeurtenissen of omstandigheden worden geïdentificeerd die gerede twijfel kunnen doen ontstaan over de mogelijkheid van de entiteit om haar continuïteit te handhaven, de commissaris 5 specifieke werkzaamheden dient uit te voeren gericht op het verkrijgen van voldoende en geschikte controle-informatie om te bepalen of er een “onzekerheid van materieel belang” bestaat. De lezer moet kennisnemen van paragraaf 16 van voormelde ISA waarin deze procedures in detail worden beschreven die onder meer bestaan in het evalueren van de plannen van het management voor toekomstige maatregelen, alsook in het evalueren van de betrouwbaarheid van de onderliggende gegevens en het vaststellen of er een adequate onderbouwing is. Xxxxxxxxx 00 van ISA 570 (Herzien) stelt dat de commissaris dient te evalueren of voldoende en geschikte controle-informatie is verkregen. Een deel van deze controle-informatie kan ongetwijfeld worden verkregen naar aanleiding van de verificatie van de naleving van een aantal bepalingen van het WVV die op continuïteit betrekking hebben, waaronder de volgende: Alle rechtspersonen BV CV NV VZW (stichting) Overgedragen verlies blijkt uit de balans Art. 3:6, §1, 6° / 3:48, §1, 6° / 3:52 WVV 2 x verlies blijkt uit de resultaten-rekening Art. 3:6, §1, 6° / 3:48, §1, 6° / 3:52 WVV “Eigen vermogen” < ½ kapitaal Art. XX.45 WER Art. 7:228 WVV

Appears in 1 contract

Samples: www.icci.be