Brandveiligingsmiddelen en andere voorzorgsmaatregelen Voorbeeldclausules

Brandveiligingsmiddelen en andere voorzorgsmaatregelen. De hydranten, gelegen in het bezette terrein en in de toegangswegen moeten steeds vrijgehouden worden en voor de brandweer gemakkelijk bereikbaar zijn. • Opstapeling van stro of hooi binnen of tussen de inrichtingen is verboden, tenzij met voorafgaande toelating van de of van de directie van PSRC De Nekker, die daartoe de nodige veiligheidsrichtlijnen zal verstrekken. • Het aanbrengen of opstapelen van divers brandbaar materiaal kan bijkomende maatregelen ter voorkoming van brand noodzakelijk maken. Hiervoor dient de stedelijke brandweer geraadpleegd. Bijzondere bijkomende maatregelen worden dienaangaande vermeld in de bijzondere brandbeveiligingsvoorschriften opgesteld door de brandweer. • Papierresten, leeg brandbaar verpakkingsmateriaal en brandbaar afval moeten onmiddellijk verwijderd worden en mogen niet onder de vloeren van de barakken, getimmerten en stand geborgen of weggeworpen worden. • In alle inrichtingen en stands moeten draagbare blustoestellen van passende soort aanwezig zijn. Deze moeten op goed zichtbare en bereikbare plaatsen aangebracht, op oordeelkundige wijze opgesteld zijn en jaarlijks door een bevoegde firma nagezien en op deugdelijkheid beproefd worden. Het bewijs van nazicht zal op verzoek van de bevelhebber van de brandweer of aan de directie van PSRC De Nekker moeten kunnen voorgelegd worden. • De plaatsing en het aantal blustoestellen worden bepaald door de brandweer in overleg met de uitbaters of inrichters. Deze blustoestellen dienen te voldoen aan de Belgische normen. De degelijkheid dient bewezen aan de hand van een keuringsattest of label, afgeleverd door de leverancier van de blustoestellen. Het bewijs van nazicht zal op verzoek aan de brandweer of de directie van PSRC De Nekker worden voorgelegd. • Bij vaststelling van onvoldoende of gebrekkige brandbeveiliging moeten alle bijkomende opgelegde voorzorgsmaatregelen onmiddellijk nageleefd worden. • Ballonnetjes gevuld met een brandbaar en/of giftig gas mogen niet in de inrichting aanwezig zijn. • Enkel niet gevaarlijk inert en onontvlambaar gas mag worden gebruikt voor het vullen van ballonnen. De flessen moeten stevig vastgehecht aan de muur, de wanden of de kolommen worden opgesteld. • Versieringen met papierslingers en dergelijke mogen niet in de stands worden aangebracht. • Motorvoertuigen tentoongesteld in daartoe bestemde ruimten mogen geen brandstof in hun reservoirs hebben. De batterijen zijn eruit verwijderd.