Elektrische verbindingen tussen de toestellen. Elke kabelweg die de stroom- of spanningstransformatoren met een teller verbindt, moet zo kort mogelijk zijn. De sectie van de verbindingsdraden tussen de tellers en de stroomtransformatoren bedraagt minstens 4 mm². De sectie van de verbindingsdraden tussen de tellers en de spanningstransformatoren bedraagt minstens 10 mm². De verbindingsdraden naar stroom- en spanningstransformatoren mogen zich niet in dezelfde kabel bevinden.