Common use of Het geschil Clause in Contracts

Het geschil. Wat is er gebeurd? 2.1 De consument heeft bij de verzekeraar een ‘Alles-in-één-Polis’, bestaande uit onder meer een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren, verder te noemen de AVP. Op deze verzekering zijn de Verzekeringsvoorwaarden Aansprakelijkheid (model AVP-RV-50-191), verder te noemen de voorwaarden, van toepassing. De voor deze zaak relevante bepalingen uit de voorwaarden zijn in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen. 2.2 De consument heeft op 18 juli 2020 een grondboormachine voorzien van wielen en een hydraulisch aangedreven motor geleend om een aantal gaten in een fundering te boren. Bij het afrijden van de machine van de aanhanger, raakte deze uit balans en viel om, als gevolg waarvan schade aan de grondboormachine is ontstaan. De grondboormachine is niet verzekerd. De eigenaar van de machine heeft de consument voor de ontstane schade aansprakelijk gesteld. De reparateur heeft de herstelkosten in het schaderapport van 29 juli 2020 vastgesteld op € 15.455,-. 2.3 De consument heeft een beroep op de AVP gedaan. Bij brief van 15 oktober 2020 heeft de verzekeraar onder verwijzing naar artikel 13 van de voorwaarden, de schadeclaim afgewezen: 2.4 De consument heeft hierop Stichting Achmea Rechtsbijstand verzocht zijn belangen te behartigen. Bij brief van 23 oktober 2020 heeft zij de verzekeraar verzocht het afwijzende standpunt te herzien en de schade alsnog te vergoeden. De verzekeraar heeft als reactie hierop bij brief van 1 december 2020 het ingenomen standpunt gehandhaafd. 2.5 De consument is van mening dat de verzekeraar zijn schadeclaim ten onrechte heeft afgewezen door een beroep te doen op de uitsluitingsgrond in artikel 13 van de voorwaarden. Hij vordert dat de verzekeraar alsnog de herstelkosten van €15.455,- vergoedt, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. 2.6 De consument heeft ter onderbouwing van zijn vordering het volgende aangevoerd. 2.7 De verzekeraar gaat er ten onrechte vanuit dat de grondboormachine een motorrijtuig is. In de voorwaarden is geen definitie van het begrip ‘motorrijtuig’ opgenomen, zodat voor de uitleg van het begrip ‘motorrijtuig’ aansluiting moet worden gezocht bij de uitleg van dit begrip in artikel 1 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) en artikel 1 Wet aansprakelijkheids- verzekering motorrijtuigen (WAM). Deze bepalingen zijn in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen. Omdat de WAM en de WVW geen definitie geven van het woord ‘voertuig’, als genoemd in de omschrijving van het begrip ‘motorrijtuig’ in beide wetsartikelen, heeft de consument voor de betekenis van het woord ‘voertuig’ het woordenboek als uitgangspunt gebruikt. Op basis van twee online beschikbare bronnen kan de conclusie worden getrokken dat het begrip ‘voertuig’ verwijst naar het vervoeren van mensen of goederen. De grondboormachine voldoet hier niet aan. De grondboormachine heeft weliswaar wielen en een (hydraulisch aangedreven) motor, maar deze hebben enkel het doel om de machine (wegens het gewicht en de omvang) op de juiste plaats te krijgen om deze te kunnen gebruiken, maar dienen niet om mensen of goederen te verplaatsen. Dit maakt dat geen sprake is van een motorrijtuig in de zin van de voorwaarden maar van een werktuig. 2.8 De consument doet een beroep op de contra proferentem-regel. Nu uit de voorwaarden onvoldoende duidelijk blijkt wat onder een motorrijtuig moet worden verstaan, zal op grond van artikel 6:238 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) niet de objectieve, maar de voor de consument meest gunstige uitleg prevaleren. 2.9 De stelling van de verzekeraar dat het begrip ‘motorrijtuigen’ in de WAM duidelijk is gedefinieerd, zodat er geen behoefte bestaat de term ‘voertuigen’ nader te duiden dan wel verder taalkundig uit te leggen, is niet juist. Het enkel verwijzen naar de definitie uit artikel 1 WAM (en de in de voorwaarden gehanteerde tekst) is dan ook niet voldoende om de dekking onder de AVP af te wijzen. 2.10 De consument kan zich niet vinden in de stelling van de verzekeraar dat de grondboor- machine ook volgens de eigen interpretatie van de consument een voertuig is, omdat de grondboormachine door een motor wordt voortbewogen om de installatie naar zijn plaats van bestemming te krijgen – te vervoeren dus – om daar de boorwerkzaamheden te kunnen uitvoeren. De verzekeraar lijkt er hierbij vanuit te gaan dat de grondboor afzonderlijk van het onderstel (o.a. het chassis en de banden) moet worden beschouwd. Dit onderscheid is onterecht: de grondboormachine wordt bediend met een soort afstandsbediening. Hiermee kan de machine zowel verplaatst worden, als dat er opdracht mee wordt gegeven het boren te starten en te stoppen. Het voortbewegen en het boren van de machine kunnen dus niet los van elkaar worden gezien. De stelling van de verzekeraar dat de grondboor door het vervoermiddel wordt vervoerd is te kort door de bocht. 2.11 Voor verkeersrisico’s waartoe motorrijtuigen aanleiding kunnen geven, geldt een specifieke WAM-dekking. Als het motorrijtuig als werkmaterieel wordt ingezet en geen verkeersrisico oplevert, dan geldt de WAM-dekking niet. Voor het onderscheid tussen WAM-risico’s en werkmaterieelrisico’s wordt aangesloten bij een arrest van het Benelux Gerechtshof van 23 oktober 1984 (Visser/Centraal Beheer).1 Volgens die uitspraak doet het WAM-risico zich alleen voor als de schade wordt veroorzaakt op een wijze die karakteristiek is voor deelname aan het verkeer. Is dat niet zo, dan moet dekking onder de aansprakelijkheids- verzekering plaatsvinden. De schade aan de grondboormachine is ontstaan toen de consument deze uit de aanhanger haalde en deze daarbij omviel. De gebruikelijke functie van de grondboormachine heeft niets van doen met vervoer (of verplaatsing) over de openbare weg. De schade is ook niet ontstaan bij vervoer (of verplaatsing) over de openbare weg, maar bij het in gebruik nemen van de machine als werktuig. 2.12 De verzekeraar heeft verweer gevoerd tegen de stellingen van de consument. Voor zover relevant zal de commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

Appears in 1 contract

Samples: Aansprakelijkheidsverzekering

Het geschil. Wat is er gebeurd? 2.1 De consument heeft een ongevallenverzekering bij de verzekeraar een verzekeraar, hierna te noemen Alles-in-één-Polisde verzekering’, bestaande uit onder meer met een aansprakelijkheidsverzekering voor particulierenverzekerde som van € 100.740,-. Op de verzekering zijn van toepassing de verzekeringsvoorwaarden “Voorwaarden Ongevallen Individueel P86A1201”, verder hierna te noemen de AVP. Op deze verzekering zijn de Verzekeringsvoorwaarden Aansprakelijkheid (model AVP-RV-50-191), verder te noemen de voorwaarden, van toepassing. De voor deze zaak dit geschil relevante bepalingen uit de voorwaarden zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak opgenomenuitspraak. 2.2 De consument heeft een beroep gedaan op 18 juli 2020 de verzekering in verband met een grondboormachine voorzien van wielen hem op op 2 januari 2012 overkomen ongeval, hierna te noemen ‘het ongeval’ waarbij hij door zijn toenmalige buurman is mishandeld en een hydraulisch aangedreven motor geleend om een aantal gaten in een fundering te boren. Bij het afrijden van de machine van de aanhangerletsel heeft opgelopen aan zijn vinger, raakte deze uit balans hand, schouder, nek, heup en viel om, als gevolg waarvan schade aan de grondboormachine is ontstaan. De grondboormachine is niet verzekerd. De eigenaar van de machine heeft de consument voor de ontstane schade aansprakelijk gesteld. De reparateur heeft de herstelkosten in het schaderapport van 29 juli 2020 vastgesteld op € 15.455,-rug. 2.3 De consument heeft eerder, op 30 augustus 2008, een beroep ongeval gehad waarbij hij gevallen is over een boomstronk. Het letsel als gevolg van dit ongeval is in 2011 vastgesteld door middel van een expertise door een orthopedisch chirurg, hierna te noemen ‘de expertise’. 2.4 Er is tussen de consument en de verzekeraar een geschil ontstaan over de beoordeling van de mate van blijvende invaliditeit zoals omschreven in de voorwaarden van de verzekering. Partijen zijn in het kader van een eerdere procedure bij Kifid overeengekomen om het oordeel hierover bindend te laten vaststellen op basis van een expertise door een traumachirurg, hierna te noemen ‘de AVP gedaanbindend adviseur’. Bij brief Er is overeenstemming bereikt tussen de consument en de verzekeraar over de vraagstelling aan de bindend adviseur. Partijen zijn overeengekomen dat de expertise bindend is voor beide partijen en dat de expertise zich beperkt tot de gevolgen van de mishandeling op 2 januari 2012, waarbij gecorrigeerd moet worden voor eventuele klachten en/of afwijkingen die op dat moment al bestonden. 2.5 Op 15 oktober 2020 april 2016 is de consument onderzocht door de bindend adviseur. Op 13 januari 2017 heeft de verzekeraar onder verwijzing naar artikel 13 bindend adviseur zijn concept van het geneeskundig deel A van zijn rapport (met de voorwaardenziektegeschiedenis, de schadeclaim afgewezen: 2.4 aanvullende anamnese, de huidige klachten, dossierinformatie over de voorafgaande klachtprocedure en de bevindingen op grond van lichamelijk onderzoek) toegezonden aan de consument en hem in de gelegenheid gesteld om dit concept van zijn opmerkingen te voorzien. De consument heeft hierop Stichting Achmea Rechtsbijstand verzocht zijn belangen daar gebruik van gemaakt met hulp van de door hem ingeschakelde revalidatie- en verzekeringsgeneeskundige, hierna te behartigen. Bij brief van 23 oktober 2020 heeft zij noemen ‘de verzekeraar verzocht het afwijzende standpunt te herzien en de schade alsnog te vergoedendeskundige’. De verzekeraar bindend adviseur heeft als reactie hierop bij brief van 1 december 2020 het ingenomen standpunt gehandhaafd. 2.5 De consument is van mening op 9 februari 2017 laten weten dat de verzekeraar zijn schadeclaim ten onrechte heeft afgewezen door een beroep te doen op de uitsluitingsgrond in artikel 13 hij alle aangeleverde informatie van de voorwaardenconsument heeft verwerkt in zijn concept. Hij vordert dat Op 17 februari 2017 heeft de verzekeraar alsnog de herstelkosten van €15.455,- vergoedt, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke kostenbindend adviseur gerapporteerd aan partijen. 2.6 De consument In zijn rapportage vermeldt de bindend adviseur alle medische documentatie die hij ter inzage heeft ter onderbouwing van zijn vordering het volgende aangevoerd. 2.7 De verzekeraar gaat er ten onrechte vanuit dat gekregen. Hij beschrijft uitgebreid de grondboormachine een motorrijtuig is. In de voorwaarden is geen definitie van het begrip ‘motorrijtuig’ opgenomen, zodat voor de uitleg van het begrip ‘motorrijtuig’ aansluiting moet worden gezocht bij de uitleg van dit begrip in artikel 1 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) en artikel 1 Wet aansprakelijkheids- verzekering motorrijtuigen (WAM). Deze bepalingen zijn in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen. Omdat de WAM en de WVW geen definitie geven van het woord ‘voertuig’, als genoemd in de omschrijving van het begrip ‘motorrijtuig’ in beide wetsartikelen, heeft de consument voor de betekenis van het woord ‘voertuig’ het woordenboek als uitgangspunt gebruikt. Op basis van twee online beschikbare bronnen kan de conclusie worden getrokken dat het begrip ‘voertuig’ verwijst naar het vervoeren van mensen of goederen. De grondboormachine voldoet hier niet aan. De grondboormachine heeft weliswaar wielen en een (hydraulisch aangedreven) motor, maar deze hebben enkel het doel om de machine (wegens het gewicht en de omvang) op de juiste plaats te krijgen om deze te kunnen gebruiken, maar dienen niet om mensen of goederen te verplaatsen. Dit maakt dat geen sprake is van een motorrijtuig in de zin van de voorwaarden maar van een werktuig. 2.8 De consument doet een beroep op de contra proferentem-regel. Nu uit de voorwaarden onvoldoende duidelijk blijkt wat onder een motorrijtuig moet worden verstaan, zal op grond van artikel 6:238 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) niet de objectieve, maar de voor de consument meest gunstige uitleg prevaleren. 2.9 De stelling van de verzekeraar dat het begrip ‘motorrijtuigen’ in de WAM duidelijk is gedefinieerd, zodat er geen behoefte bestaat de term ‘voertuigen’ nader te duiden dan wel verder taalkundig uit te leggen, is niet juist. Het enkel verwijzen naar de definitie uit artikel 1 WAM (en de in de voorwaarden gehanteerde tekst) is dan ook niet voldoende om de dekking onder de AVP af te wijzen. 2.10 De consument kan zich niet vinden in de stelling van de verzekeraar dat de grondboor- machine ook volgens de eigen interpretatie ziektegeschiedenis van de consument een voertuig is, omdat met daarbij cursief de grondboormachine door een motor wordt voortbewogen om de installatie naar zijn plaats van bestemming te krijgen – te vervoeren dus – om daar de boorwerkzaamheden te kunnen uitvoeren. De verzekeraar lijkt er hierbij vanuit te gaan dat de grondboor afzonderlijk van het onderstel (o.a. het chassis en de banden) moet worden beschouwd. Dit onderscheid is onterecht: de grondboormachine wordt bediend met een soort afstandsbediening. Hiermee kan de machine zowel verplaatst worden, als dat er opdracht mee wordt gegeven het boren te starten en te stoppen. Het voortbewegen en het boren van de machine kunnen dus niet los van elkaar worden gezien. De stelling van de verzekeraar dat de grondboor door het vervoermiddel wordt vervoerd is te kort door de bocht. 2.11 Voor verkeersrisico’s waartoe motorrijtuigen aanleiding kunnen geven, geldt een specifieke WAM-dekking. Als het motorrijtuig als werkmaterieel wordt ingezet en geen verkeersrisico oplevert, dan geldt de WAM-dekking niet. Voor het onderscheid tussen WAM-risico’s en werkmaterieelrisico’s wordt aangesloten bij een arrest van het Benelux Gerechtshof van 23 oktober 1984 (Visser/Centraal Beheer).1 Volgens die uitspraak doet het WAM-risico zich alleen voor als de schade wordt veroorzaakt op een wijze die karakteristiek is voor deelname aan het verkeer. Is dat niet zo, dan moet dekking onder de aansprakelijkheids- verzekering plaatsvinden. De schade aan de grondboormachine is ontstaan toen de consument deze uit de aanhanger haalde en deze daarbij omviel. De gebruikelijke functie van de grondboormachine heeft niets van doen met vervoer (of verplaatsing) over de openbare weg. De schade is ook niet ontstaan bij vervoer (of verplaatsing) over de openbare weg, maar bij het in gebruik nemen van de machine als werktuig. 2.12 De verzekeraar heeft verweer gevoerd tegen de stellingen aantekeningen van de consument. Voor zover relevant zal In de commissie bij anamnese benoemt hij alle klachten van de beoordeling daarop ingaan.consument (nek, rechter schouder, lage rug, rechter heup, gehele rechterbeen en linkerhand, inclusief een dagverhaal). Onder ‘lichamelijk onderzoek’ beoordeelt hij alle in verband met voornoemde klachten relevante gewrichten en ledematen. Vervolgens bespreekt de bindend adviseur al het verrichte beeldvormende onderzoek. In de samen- vatting benoemt hij alle claimklachten van de consument. Daarbij geeft hij aan dat de expertise zich beperkt tot de gevolgen van de mishandeling op 1 januari 2012 en dat gecorrigeerd moet worden voor eventuele klachten en/of afwijkingen die op dat moment al bestonden. Tevens geeft hij aan dat de klachten vanaf 2012 in de beleving van de consument niet los kunnen worden gezien van eerder ontstane ongevalsklachten. De bindend adviseur becommentarieert achtereenvolgens de claimklachten van de consument. Hij concludeert dat voor geen enkele klacht, symptoom of radiologische bevinding een relatie met het ongeval onomstotelijk vast staat. De bindend adviseur maakt een onderverdeling naar aandoeningen die (1) een zeer waarschijnlijke (II) een waarschijnlijke (III) een onduidelijke

Appears in 1 contract

Samples: Ongevallenverzekering

Het geschil. Wat is er gebeurd? 2.1 De consument heeft een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor ondernemers (verder te noemen: ‘de verzekering’) bij de verzekeraar. Het criterium voor arbeidsongeschiktheid is passende arbeid en er wordt uitgekeerd vanaf 25% arbeidsongeschiktheid. 2.2 Op de verzekering zijn de ‘Voorwaarden Arbeidsongeschiktheidsverzekering nummer: 43004’ (verder te noemen: ‘de voorwaarden’) van toepassing. In de voorwaarden is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen: 2.3 In 2016 is de consument arbeidsongeschikt geworden en heeft hij een beroep gedaan op de verzekering. De verzekeraar heeft vanaf 29 september 2016 uitkeringen aan de consument verstrekt. 2.4 In 2017 heeft de verzekeraar een interventietraject bij Alles-in-één-Polis’, bestaande uit onder meer Drive’ aangeboden aan de consument. Omdat de klachten aanhielden heeft er in september 2019 een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren, verder te noemen de AVP. Op deze verzekering zijn de Verzekeringsvoorwaarden Aansprakelijkheid (model AVP-RV-50-191), verder te noemen de voorwaarden, van toepassing. De voor deze zaak relevante bepalingen uit de voorwaarden zijn in de bijlage bij deze uitspraak opgenomenpsychiatrische expertise plaatsgevonden. 2.2 De consument heeft op 18 juli 2020 een grondboormachine voorzien van wielen en een hydraulisch aangedreven motor geleend om een aantal gaten in een fundering te boren. Bij het afrijden van de machine van de aanhanger, raakte deze uit balans en viel om, als gevolg waarvan schade aan de grondboormachine is ontstaan. De grondboormachine is niet verzekerd. De eigenaar van de machine heeft de consument voor de ontstane schade aansprakelijk gesteld. De reparateur heeft de herstelkosten in het schaderapport van 29 juli 2020 vastgesteld op € 15.455,-. 2.3 De consument heeft een beroep op de AVP gedaan. 2.5 Bij brief van 15 oktober 24 februari 2020 heeft de verzekeraar onder verwijzing naar artikel 13 van aan de voorwaarden, consument medegedeeld dat hij geen recht meer heeft op uitkering omdat er bij het onderzoek door de schadeclaim afgewezen: 2.4 De consument heeft hierop Stichting Achmea Rechtsbijstand verzocht psychiater geen beperkingen zijn belangen te behartigen. Bij brief van 23 oktober 2020 heeft zij de verzekeraar verzocht het afwijzende standpunt te herzien en de schade alsnog te vergoeden. De verzekeraar heeft als reactie hierop bij brief van 1 december 2020 het ingenomen standpunt gehandhaafd. 2.5 De consument is van mening dat de verzekeraar zijn schadeclaim ten onrechte heeft afgewezen door een beroep te doen op de uitsluitingsgrond in artikel 13 van de voorwaarden. Hij vordert dat de verzekeraar alsnog de herstelkosten van €15.455,- vergoedt, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke kostenvastgesteld. 2.6 De consument heeft ter onderbouwing bezwaar gemaakt tegen het besluit van zijn vordering het volgende aangevoerdde verzekeraar. In onderling overleg heeft vervolgens een second opinion plaatsgevonden door een tweede psychiater. 2.7 Bij brief van 6 april 2021 heeft de verzekeraar aan de consument medegedeeld dat bij het onderzoek door de tweede psychiater opnieuw geen beperkingen zijn vastgesteld en hij daarom zijn standpunt handhaaft. De verzekeraar gaat er ten onrechte vanuit dat de grondboormachine een motorrijtuig is. In de voorwaarden is geen definitie van het begrip ‘motorrijtuig’ opgenomen, zodat voor de uitleg van het begrip ‘motorrijtuig’ aansluiting moet worden gezocht bij de uitleg van dit begrip in artikel 1 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) en artikel 1 Wet aansprakelijkheids- verzekering motorrijtuigen (WAM). Deze bepalingen zijn in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen. Omdat de WAM en de WVW geen definitie geven van het woord ‘voertuig’, als genoemd in de omschrijving van het begrip ‘motorrijtuig’ in beide wetsartikelen, heeft de consument voor de betekenis van het woord ‘voertuig’ het woordenboek als uitgangspunt gebruikt. Op basis van twee online beschikbare bronnen kan de conclusie worden getrokken dat het begrip ‘voertuig’ verwijst naar het vervoeren van mensen of goederen. De grondboormachine voldoet hier niet aan. De grondboormachine heeft weliswaar wielen uitkering afgebouwd en een (hydraulisch aangedreven) motor, maar deze hebben enkel het doel om de machine (wegens het gewicht en de omvang) op de juiste plaats te krijgen om deze te kunnen gebruiken, maar dienen niet om mensen of goederen te verplaatsen. Dit maakt dat geen sprake is van een motorrijtuig in de zin van de voorwaarden maar van een werktuigper 10 mei 2020 beëindigd. 2.8 De consument doet een beroep op vordert uitkering onder de contra proferentem-regelverzekering. Nu uit de voorwaarden onvoldoende duidelijk blijkt wat onder een motorrijtuig moet worden verstaan, zal op grond Als onderbouwing van artikel 6:238 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) niet de objectieve, maar de voor zijn vordering voert de consument meest gunstige uitleg prevaleren. 2.9 de volgende argumenten aan: - De stelling uitkomst van de verzekeraar dat het begrip ‘motorrijtuigen’ in de WAM duidelijk is gedefinieerd, zodat er geen behoefte bestaat de term ‘voertuigen’ nader te duiden dan wel verder taalkundig uit te leggen, second opinion is niet juist. Het enkel verwijzen naar de definitie uit artikel 1 WAM (en de in de voorwaarden gehanteerde tekst) is dan ook niet voldoende om de dekking onder de AVP af te wijzen. 2.10 De consument kan zich niet vinden in de stelling van de verzekeraar dat de grondboor- machine ook volgens de eigen interpretatie van de consument een voertuig is, beslissend omdat de grondboormachine door een motor wordt voortbewogen om de installatie naar zijn plaats van bestemming te krijgen – te vervoeren dus – om daar de boorwerkzaamheden te kunnen uitvoeren. De verzekeraar lijkt er hierbij vanuit te gaan dat de grondboor afzonderlijk van uitkomst in het onderstel (o.a. het chassis en de banden) moet worden beschouwd. Dit onderscheid nadeel is onterecht: de grondboormachine wordt bediend met een soort afstandsbediening. Hiermee kan de machine zowel verplaatst worden, als dat er opdracht mee wordt gegeven het boren te starten en te stoppen. Het voortbewegen en het boren van de machine kunnen dus niet los van elkaar worden gezien. De stelling van de verzekeraar dat de grondboor door het vervoermiddel wordt vervoerd is te kort door de bocht. 2.11 Voor verkeersrisico’s waartoe motorrijtuigen aanleiding kunnen geven, geldt een specifieke WAM-dekking. Als het motorrijtuig als werkmaterieel wordt ingezet en geen verkeersrisico oplevert, dan geldt de WAM-dekking niet. Voor het onderscheid tussen WAM-risico’s en werkmaterieelrisico’s wordt aangesloten bij een arrest van het Benelux Gerechtshof van 23 oktober 1984 (Visser/Centraal Beheer).1 Volgens die uitspraak doet het WAM-risico zich alleen voor als de schade wordt veroorzaakt op een wijze die karakteristiek is voor deelname aan het verkeer. Is dat niet zo, dan moet dekking onder de aansprakelijkheids- verzekering plaatsvinden. De schade aan de grondboormachine is ontstaan toen de consument deze uit de aanhanger haalde en deze daarbij omviel. De gebruikelijke functie van de grondboormachine heeft niets van doen met vervoer (of verplaatsing) over de openbare weg. De schade is ook niet ontstaan bij vervoer (of verplaatsing) over de openbare weg, maar bij het in gebruik nemen van de machine als werktuig. 2.12 De verzekeraar heeft verweer gevoerd tegen de stellingen van de consument. Voor zover relevant zal In de commissie bij second opinion worden opnieuw geen beperkingen gesteld waardoor de beoordeling daarop ingaanconsument geen recht heeft op een uitkering onder de verzekering. - Het is niet correct dat enkel op basis van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders 5 (verder te noemen: ‘DSM-5’) wordt bepaald of iemand arbeidsongeschikt is. De DSM-5 maakt het onmogelijk om een diagnose te stellen omdat zijn stoornis (complexe PTSS) daarin niet wordt genoemd. De DSM-5 is daarom niet geschikt. De consument wijst (als - De psychiaters die door de verzekeraar zijn voorgesteld om de expertise onderzoeken te verrichten werken uitsluitend met de DSM-5. Deze methode is niet geschikt en de consument was daarom op voorhand kansloos. De verzekeraar is ten onrechte niet akkoord gegaan met de door de consument voorgestelde psychiater. De verzekeraar ging niet akkoord omdat deze psychiater alleen ervaring zou hebben met diagnostisch onderzoek en niet met het beoordelen van de belastbaarheid, maar de door de verzekeraar ingeschakelde psychiaters hebben helemaal niet gekeken naar de belastbaarheid.

Appears in 1 contract

Samples: Bindend Advies

Het geschil. Wat is er gebeurd? 2.1 De consument heeft consumenten hebben een Inboedelverzekering (hierna: de verzekering) bij de verzekeraar een ‘Alles-in-één-Polis’, bestaande uit onder meer een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren, verder te noemen de AVPverzekeraar. Op deze de verzekering zijn van toepassing de Verzekeringsvoorwaarden Aansprakelijkheid verzekeringsvoorwaarden INB-RV-01-191 (model AVP-RV-50-191), verder te noemen hierna: de voorwaarden, van toepassing). De voor deze zaak relevante bepalingen uit delen van de voorwaarden zijn in de als bijlage bij deze uitspraak opgenomengevoegd. 2.2 De consument heeft In de nacht van 7 op 18 8 juli 2020 een grondboormachine voorzien van wielen en een hydraulisch aangedreven motor geleend om een aantal gaten in een fundering te boren. Bij het afrijden zijn de twee e-bikes van de machine consumenten gestolen uit een gemeenschappelijke garage. Deze gemeenschappelijke garage behoort tot het appartementencomplex, waar de consumenten wonen. Een van de aanhanger, raakte consumenten heeft van deze uit balans en viel om, als gevolg waarvan schade aan de grondboormachine is ontstaan. De grondboormachine is niet verzekerd. De eigenaar van de machine heeft de consument voor de ontstane schade aansprakelijk gesteld. De reparateur heeft de herstelkosten in het schaderapport van 29 diefstal op 8 juli 2020 vastgesteld op € 15.455,-aangifte gedaan bij de politie. 2.3 De consument consumenten hebben naar aanleiding van deze diefstal een claim ingediend bij de verzekeraar. De verzekeraar heeft de claim met een beroep op de AVP gedaanvoorwaarden afgewezen, omdat er geen braakschade aan de buitenkant van deze ruimte was. Bij brief van 15 oktober 2020 heeft de verzekeraar onder verwijzing naar artikel 13 van de voorwaarden, de schadeclaim afgewezen:De consumenten kunnen zich niet vinden in deze afwijzing en hebben daarom een klacht ingediend bij Kifid. 2.4 De consument heeft hierop Stichting Achmea Rechtsbijstand verzocht zijn belangen te behartigen. Bij brief consumenten vorderen in deze procedure een vergoeding van 23 oktober 2020 heeft zij de verzekeraar verzocht het afwijzende standpunt te herzien en de schade alsnog te vergoedenten gevolge van de diefstal ter hoogte van € 4.200,00. De verzekeraar heeft als reactie hierop bij brief Ter onderbouwing van 1 december 2020 de vordering voeren de consumenten het ingenomen standpunt gehandhaafdvolgende aan. 2.5 De consument Beide e-bikes stonden op slot in de gemeenschappelijke garage van het appartementen- gebouw in het daarvoor bestemde fietsenrek. Die garage is afgesloten door middel van mening een roldeur die alleen door de bewoners kan worden geopend. Op 7 juli 2020 tussen 21:30 en 8 juli 2020 om 8:00 zijn beide fietsen gestolen. Op 7 juli 2020 heeft een medebewoonster gezien dat zich in de verzekeraar zijn schadeclaim ten onrechte heeft afgewezen door garage twee gehelmde personen op een beroep te doen scooter bevonden die een dreigende indruk maakten op de uitsluitingsgrond in artikel 13 bewoonster. Het is aannemelijk dat deze twee personen, niet zijnde bewoners van het appartementencomplex, zich de voorwaarden. Hij vordert dat toegang hebben verschaft tot de verzekeraar alsnog garage door snel achter een bewoner aan te rijden die de herstelkosten van €15.455,- vergoedt, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke kostendeur had geopend. 2.6 De consument clausule in de verzekeringsvoorwaarden betreffende het vereiste van braak(sporen) berust op het vermoeden van ‘eigen schuld’ bij de verzekerde als die braaksporen afwezig zijn, omdat die het de inbreker ‘gemakkelijk’ heeft ter onderbouwing gemaakt, of omdat hem anderszins enige nalatigheid kan worden verweten. In de onderhavige kwestie is van verwijtbaar handelen of nalaten van de verzekerden geen sprake. Als iemand al een verwijt kan worden gemaakt, dan treft dit de andere bewoner van het complex achter wie de dieven naar binnen zijn vordering het volgende aangevoerdgeglipt en niet de verzekerden. 2.7 De verzekeraar gaat er ten onrechte vanuit dat Een kennelijk gepleegd feit, zoals diefstal, is bijna altijd omgeven door onduidelijkheden over de grondboormachine een motorrijtuig isprecieze toedracht. In Er mogen daarom geen al te hoge eisen worden gesteld aan de voorwaarden is geen definitie stel- en bewijsplicht van het begrip ‘motorrijtuig’ opgenomen, zodat voor de uitleg van het begrip ‘motorrijtuig’ aansluiting moet worden gezocht bij de uitleg van dit begrip in artikel 1 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) en artikel 1 Wet aansprakelijkheids- verzekering motorrijtuigen (WAM). Deze bepalingen zijn in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen. Omdat de WAM en de WVW geen definitie geven van het woord ‘voertuig’, als genoemd in de omschrijving van het begrip ‘motorrijtuig’ in beide wetsartikelen, heeft de consument voor de betekenis van het woord ‘voertuig’ het woordenboek als uitgangspunt gebruikt. Op basis van twee online beschikbare bronnen kan de conclusie worden getrokken dat het begrip ‘voertuig’ verwijst naar het vervoeren van mensen of goederenverzekerde. De grondboormachine voldoet hier niet aan. De grondboormachine heeft weliswaar wielen toedracht dient dan ook in het kader van deze gematigde stel- en een (hydraulisch aangedreven) motor, maar deze hebben enkel het doel om de machine (wegens het gewicht en de omvang) op de juiste plaats bewijsplicht te krijgen om deze te kunnen gebruiken, maar dienen niet om mensen of goederen te verplaatsen. Dit maakt dat geen sprake is van een motorrijtuig in de zin van de voorwaarden maar van een werktuigworden beschouwd. 2.8 Twee dreigend ogende personen, onherkenbaar gehelmd, zijn achter een bewoonster binnengeglipt en hebben zich agressief opgesteld. Deze wijze van binnendringen dient als een impliciete bedreiging te worden opgevat. Er hoeft geen geweld te zijn toegepast om een diefstal als gewelddadig te beschouwen. De consument doet dreigende houding is voldoende, als dat het gewenste gevolg teweeg brengt, namelijk dat – in dit geval – binnendringen in een beroep op de contra proferentem-regel. Nu uit de voorwaarden onvoldoende duidelijk blijkt wat onder een motorrijtuig moet worden verstaan, zal op grond van artikel 6:238 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) niet de objectieve, maar de voor de consument meest gunstige uitleg prevalerenafgesloten ruimte mogelijk is. 2.9 De stelling verzekeraar heeft volstaan met een, gezien de omstandigheden, uiterst enge interpretatie van haar voorwaarden. In plaats van alleen begrip voor de vervelende situatie te tonen zou het de verzekeraar sieren de schade uit te keren, dan wel, om haar begrip kracht bij te zetten, een coulance uitkering in overweging te nemen. 2.10 Ter zitting heeft de juridisch adviseur van de consumenten nog aangevoerd dat het onduidelijk en onbegrijpelijk is dat de eis voor braakschade geldt ten aanzien van een stalen roldeur die alleen met behulp van een bom of een bulldozer uit de weg kan worden geruimd. Dat maakt de eis dat er braakschade aanwezig moet zijn tot een niet te vervullen voorwaarde. Dat bedreiging rechtstreeks de persoon van de verzekerde zou moeten raken is niet houdbaar. In dit geval is bedreiging van een derde die zich bij de fietsen bevond hetzelfde. Het door de verzekeraar aangehaalde artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is genuanceerder dan de betekenis die de verzekeraar eraan geeft. In dat artikel staat dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast kan voortvloeien. Ook de mate waarin de rechter de feiten aannemelijk acht speelt een rol. 2.11 Het summierlijk vaststellen van een schade op grond van de enkele constatering dat er geen braakschade is in deze zaak onredelijk en onbillijk en leidt tot een voor verzekerde onrechtvaardige uitkomst. In het huidige geval had het op de weg van de verzekeraar dat het begrip ‘motorrijtuigen’ in de WAM duidelijk is gedefinieerd, zodat er geen behoefte bestaat de term ‘voertuigen’ nader te duiden dan wel verder taalkundig uit te leggen, is niet juist. Het enkel verwijzen naar de definitie uit artikel 1 WAM (en de in de voorwaarden gehanteerde tekst) is dan ook niet voldoende gelegen om de dekking onder de AVP af te wijzen. 2.10 De consument kan zich niet vinden in de stelling bijzondere omstandigheden van de verzekeraar dat de grondboor- machine ook volgens de eigen interpretatie van de consument een voertuig is, omdat de grondboormachine door een motor wordt voortbewogen om de installatie naar zijn plaats van bestemming zaak in overweging te krijgen – te vervoeren dus – om daar de boorwerkzaamheden te kunnen uitvoeren. De verzekeraar lijkt er hierbij vanuit te gaan dat de grondboor afzonderlijk van het onderstel (o.a. het chassis en de banden) moet worden beschouwd. Dit onderscheid is onterecht: de grondboormachine wordt bediend met een soort afstandsbediening. Hiermee kan de machine zowel verplaatst worden, als dat er opdracht mee wordt gegeven het boren te starten en te stoppen. Het voortbewegen en het boren van de machine kunnen dus niet los van elkaar worden gezien. De stelling van de verzekeraar dat de grondboor door het vervoermiddel wordt vervoerd is te kort door de bochtnemen. 2.11 Voor verkeersrisico’s waartoe motorrijtuigen aanleiding kunnen geven, geldt een specifieke WAM-dekking. Als het motorrijtuig als werkmaterieel wordt ingezet en geen verkeersrisico oplevert, dan geldt de WAM-dekking niet. Voor het onderscheid tussen WAM-risico’s en werkmaterieelrisico’s wordt aangesloten bij een arrest van het Benelux Gerechtshof van 23 oktober 1984 (Visser/Centraal Beheer).1 Volgens die uitspraak doet het WAM-risico zich alleen voor als de schade wordt veroorzaakt op een wijze die karakteristiek is voor deelname aan het verkeer. Is dat niet zo, dan moet dekking onder de aansprakelijkheids- verzekering plaatsvinden. De schade aan de grondboormachine is ontstaan toen de consument deze uit de aanhanger haalde en deze daarbij omviel. De gebruikelijke functie van de grondboormachine heeft niets van doen met vervoer (of verplaatsing) over de openbare weg. De schade is ook niet ontstaan bij vervoer (of verplaatsing) over de openbare weg, maar bij het in gebruik nemen van de machine als werktuig. 2.12 De verzekeraar heeft verweer gevoerd tegen de stellingen van de consument. Voor zover relevant zal de commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

Appears in 1 contract

Samples: Bindend Advies