Hoogte van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag per kalenderjaar over de in het eerste lid bedoelde periode wordt vastgesteld, door de in het tweede lid bedoelde pensioengrondslag te vermenigvuldigen met het volgende voortzettingspercentage: a. 25% bij een arbeidsongeschiktheid van 35-45%; b. 50% bij een arbeidsongeschiktheid van 45-65%; c. 100% bij een arbeidsongeschiktheid van 65-100%. Indien recht bestaat op premievrije voortzetting gedurende een deel van een kalenderjaar, wordt de volgens het tweede lid vastgestelde pensioengrondslag voor dat kalenderjaar eerst vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen waarover WIA-uitkering wordt verleend en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar. Voor de deelnemer die al arbeidsongeschikt was, in de zin van de WIA of de Ziektewet (ZW), op de datum waarop zijn deelneming laatstelijk aanving is dit lid niet van toepassing voor zijn op dat moment geldende mate van arbeidsongeschiktheid en wordt het voortzettingspercentage vastgesteld door eerst het voortzettingspercentage volgens bovengenoemde tabel vast te stellen en deze vervolgens te verminderen met het voortzettingspercentage vastgesteld volgens die zelfde tabel op basis van zijn arbeidongeschiktheid bij de laatste aanvang van zijn deelneming. De mate van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de deelneming wordt daarbij als volgt vastgesteld: a. Voor de deelnemer die tijdens de deelneming aan deze pensioenregeling op grond van een pensioenregeling van een eerdere werkgever recht heeft of krijgt op premievrije voortzetting van de verwerving van pensioenaanspraken wegens arbeidsongeschiktheid betreft dit de mate van arbeidsongeschiktheid die gold bij het einde van die (eerdere) dienstbetrekking dan wel de mate van arbeidsongeschiktheid die gold op de latere datum waarop de uitkering ingevolge de WIA is ingegaan. b. Voor andere arbeidsongeschikte deelnemers dan genoemd onder a wordt de mate van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de deelneming vastgesteld op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA op die datum of de latere datum waarop de uitkering ingevolge de WIA ingaat. Voorafgaand aan het recht op een uitkering krachtens de WIA dient gedurende een onafgebroken periode van 24 maanden sprake geweest te zijn van en ZW-uitkering.
Appears in 2 contracts
Samples: Pension Regulations, Pension Regulation
Hoogte van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag per kalenderjaar over de in het eerste lid bedoelde periode wordt vastgesteld, door de in het tweede lid bedoelde pensioengrondslag te vermenigvuldigen met het volgende voortzettingspercentage:
a. 25% bij een arbeidsongeschiktheid van 35-45%;
b. 50% bij een arbeidsongeschiktheid van 45-65%;
c. 100% bij een arbeidsongeschiktheid van 65-100%. Indien recht bestaat op premievrije voortzetting gedurende een deel van een kalenderjaar, wordt de volgens het tweede lid vastgestelde pensioengrondslag voor dat kalenderjaar eerst vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen waarover WIA-uitkering wordt verleend en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar. Voor de deelnemer die al arbeidsongeschikt was, in de zin van de WIA of de Ziektewet (ZW)Ziektewet, op de datum waarop zijn deelneming laatstelijk aanving is dit lid niet van toepassing voor zijn op dat moment geldende mate van arbeidsongeschiktheid en wordt het voortzettingspercentage vastgesteld door eerst het voortzettingspercentage volgens bovengenoemde tabel vast te stellen en deze vervolgens te verminderen met het voortzettingspercentage vastgesteld volgens die zelfde tabel op basis van zijn arbeidongeschiktheid bij de laatste aanvang van zijn deelneming. De mate van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de deelneming wordt daarbij als volgt vastgesteld:
a. Voor de deelnemer die tijdens de deelneming aan deze pensioenregeling op grond van een pensioenregeling van een eerdere werkgever recht heeft of krijgt op premievrije voortzetting van de verwerving van pensioenaanspraken wegens arbeidsongeschiktheid betreft dit de mate van arbeidsongeschiktheid die gold bij het einde van die (eerdere) dienstbetrekking dan wel de mate van arbeidsongeschiktheid die gold op de latere datum waarop de uitkering ingevolge de WIA is ingegaan.
b. Voor andere arbeidsongeschikte deelnemers dan genoemd onder a wordt de mate van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de deelneming vastgesteld op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA op die datum of de latere datum waarop de uitkering ingevolge de WIA ingaat. Voorafgaand aan het recht op een uitkering krachtens de WIA dient gedurende een onafgebroken periode van maximaal 24 maanden sprake geweest te zijn van en een ZW-uitkering.
Appears in 2 contracts
Samples: Pension Regulation, Pension Regulation
Hoogte van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag per kalenderjaar over de in het eerste lid bedoelde periode wordt vastgesteld, door de in het tweede lid bedoelde pensioengrondslag te vermenigvuldigen met het volgende voortzettingspercentage:
a. 25% bij een arbeidsongeschiktheid van 35-45%;
b. 50% bij een arbeidsongeschiktheid van 45-65%;
c. 100% bij een arbeidsongeschiktheid van 65-100%. Indien recht bestaat op premievrije voortzetting gedurende een deel van een kalenderjaar, wordt de volgens het tweede lid vastgestelde pensioengrondslag voor dat kalenderjaar eerst vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen waarover WIA-uitkering wordt verleend en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar. Voor de deelnemer die al arbeidsongeschikt was, in de zin van de WIA of de Ziektewet (ZW)Ziektewet, op de datum waarop zijn deelneming laatstelijk aanving is dit lid niet van toepassing voor zijn op dat moment geldende mate van arbeidsongeschiktheid en wordt het voortzettingspercentage vastgesteld door eerst het voortzettingspercentage volgens bovengenoemde tabel vast te stellen en deze vervolgens te verminderen met het voortzettingspercentage vastgesteld volgens die zelfde tabel op basis van zijn arbeidongeschiktheid bij de laatste aanvang van zijn deelneming. De mate van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de deelneming wordt daarbij als volgt vastgesteld:
a. Voor de deelnemer die tijdens de deelneming aan deze pensioenregeling op grond van een pensioenregeling van een eerdere werkgever recht heeft of krijgt op premievrije voortzetting van de verwerving van pensioenaanspraken wegens arbeidsongeschiktheid betreft dit de mate van arbeidsongeschiktheid die gold bij het einde van die (eerdere) dienstbetrekking dan wel de mate van arbeidsongeschiktheid die gold op de latere datum waarop de uitkering ingevolge de WIA is ingegaan.
b. Voor andere arbeidsongeschikte deelnemers dan genoemd onder a wordt de mate van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de deelneming vastgesteld op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA op die datum of de latere datum waarop de uitkering ingevolge de WIA ingaat. Voorafgaand aan het recht op een uitkering krachtens de WIA dient gedurende een onafgebroken periode van 24 maanden sprake geweest te zijn van en een ZW-uitkering.
Appears in 1 contract
Samples: Pension Regulation