Keerlus Voorbeeldclausules

Keerlus. De belangrijkste raakvlakken met de omgeving waar in het constructieve ontwerp rekening mee is gehouden zijn de spoorinfra, de keerlus voor autoverkeer, de bestaande tunnelingang, de liftschacht, een waterberging en overige ondergrondse infra. De bestaande luifel wordt gesloopt. Aan noordzijde grenst de stalling aan een opstelspoor (spoor 9) en aan westzijde grenst de stalling aan 3 kopsporen (sporen 10, 11 en 12). Tijdens het ontwerpproces is uitgebreid onderzocht hoe ver de fietsenstalling geplaatst mag worden vanuit het naastgelegen opstelspoor i.v.m. het veilig gebruik van de spoorinfra en vanwege aanrijdgevaar van de constructie. Met ProRail AM is in DO-fase nadere afstemming geweest en de uitkomst hiervan is dat de constructieve delen van de fietsenstalling op minimaal 3,05m uit hart spoor dienen te worden gerealiseerd, mits een ontsporingsgeleiding in het spoor wordt aangebracht en voortschrijdende instorting bij aanrijding van één kolom wordt voorkomen. Indien de afstand van de stootjukken tot de constructieve delen van de fietsenstalling meer dan 15 meter bedraagt, dan hoeft niet gerekend te worden op aanrijding door een trein die door het stootjuk schiet. Deels onder de stalling wordt een keerlus gesitueerd. De keerlus is alleen toegankelijk voor auto’s. Bussen en vrachtauto’s zijn niet toegestaan op de aanrijdroute naar de keerlus. De keerlus wordt ingericht als een omgeving voor langzaam verkeer, zodat dit gezien wordt als vergelijkbaar met een parkeergarage of binnenplaats. De kolommen rondom de keerlus worden daarom berekend op aanrijdkrachten door autoverkeer. In onderstaande tabel zijn de equivalente krachten gegeven volgens de Nationale bijlage bij de Eurocode. Deze waarden mogen nog gereduceerd worden vanwege de aanrijdrichting en afstand van de weg-as tot de kolommen. Om schade van de stalen kolommen te voorkomen, wordt de onderste 1,2m boven maaiveld volgestort met beton.