Kwaliteitscontrole. (VO 183/2005 Bijlage II) Waar relevant moet een persoon die de nodige kwalificaties bezit, met de kwaliteitsbeheersing worden belast. (VO 183/2005 Bijlage II) Diervoederbedrijven moeten in het kader van een kwaliteitsbeheersingssysteem kunnen beschikken over een laboratorium met voldoende personeel en materieel. (VO 183/2005 Bijlage II) Er moet een kwaliteitsbeheersingsplan op schrift gesteld en uitgevoerd worden dat met name de controle van de kritieke punten in het productieproces omvat, alsmede de procedures voor en de frequentie van de monsternemingen, de analysemethoden en de frequentie van de analyses en de naleving van de specificaties - en de bestemming, in geval van niet-naleving van de specificaties, - en dat geldt voor de verwerkte materialen tot en met de eindproducten. (VO 183/2005 Bijlage II) De producenten moeten bijhouden welke grondstoffen in het eindproduct zijn gebruikt, om de traceerbaarheid te waarborgen. Deze gegevens moeten toegankelijk zijn voor de bevoegde autoriteiten gedurende een periode die is afgestemd op het gebruik waarvoor de producten in de handel worden gebracht. Bovendien moeten, met het oog op de traceerbaarheid, volgens een vooraf door de fabrikant vastgestelde procedure, van de ingrediënten en van iedere partij producten die geproduceerd en in de handel worden gebracht, of van ieder afzonderlijk productiegedeelte (in geval van continuproductie), voldoende monsters genomen en bewaard worden (bij productie uitsluitend bestemd voor de eigen behoeften van de producent: regelmatig). Deze monsters moeten zodanig verzegeld en van etiketten voorzien worden dat zij gemakkelijk geïdentificeerd kunnen worden. Zij moeten zodanig worden bewaard dat verandering van de samenstelling of aantasting van het monster uitgesloten is. Zij moeten ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden gedurende een periode die is afgestemd op het gebruik waarvoor de diervoeders in de handel worden gebracht. In het geval van diervoeder voor dieren die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, moet de producent van het diervoeder alleen monsters van het eindproduct bewaren. (VO 183/2005 artikel 6) de exploitant draagt zorg voor de invoering, de uitvoering en de handhaving van één of meer permanente schriftelijke procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen. Deze beginselen zijn: a) het onderkennen van elk gevaar dat voorkomen, geëlimineerd of tot een aanvaardbaar niveau gereduceerd moet worden; b) het identificeren van de kritieke controlepunten in het stadium of de stadia waarin beheersing essentieel is om een gevaar te voorkomen of te elimineren dan wel tot een aanvaardbaar niveau te reduceren; c) het vaststellen van grenswaarden voor de kritieke controlepunten teneinde te kunnen bepalen wat aanvaardbaar en wat niet aanvaardbaar is op het vlak van preventie, eliminatie of reductie van een onderkend gevaar; d) het vaststellen en toepassen van effectieve bewakingsprocedures op de kritische controlepunten; e) het vaststellen van corrigerende maatregelen wanneer uit de bewaking blijkt dat een kritisch controlepunt niet volledig onder controle is; f) het vaststellen van procedures om te verifiëren of de onder a) tot en met e) genoemde maatregelen volledig zijn en naar behoren functioneren. Deze verificatieprocedures worden regelmatig toegepast; g) het opstellen van op de aard en de omvang van het diervoederbedrijf afgestemde documenten en registers waaruit blijkt dat de onder a) tot en met f) omschreven maatregelen daadwerkelijk worden toegepast. (VO 183/2005 artikel 6) Ingeval een product, een be- en verwerking of een stadium van productie, be- en verwerking, opslag of distributie enige wijziging ondergaat, dient de exploitant van het diervoederbedrijf de procedure gebaseerd op de HACCP-beginselen te herbezien en, waar nodig, aan te passen. (KB 21 feb. 2006 Bijlage I) De exploitant van een diervoederinrichting die diervoeders vervaardigt, houdt de door hem genomen monsters ter beschikking van het Agentschap met het oog op traceerbaarheid: a) gedurende zes maand vanaf de datum van het in de handel brengen voor bijzondere stikstofverbindingen en voedermiddelen; b) tot de gegarandeerde minimale houdbaarheidsdatum en in elk geval gedurende ten minste drie maand vanaf de datum van in de handel brengen voor toevoegingsmiddelen, voormengsels en mengvoeders.
Appears in 2 contracts
Samples: Toelatingsvoorwaarden Voor Inrichtingen Voor De Vervaardiging en/of Het in De Handel Brengen Van Additieven, Toelatingsvoorwaarden Voor Inrichtingen Voor De Vervaardiging en/of Het in De Handel Brengen Van Additieven
Kwaliteitscontrole. (VO 183/2005 Bijlage II) Waar relevant moet een persoon die de nodige kwalificaties bezit, met de kwaliteitsbeheersing worden belast. (VO 183/2005 Bijlage II) Diervoederbedrijven moeten in het kader van een kwaliteitsbeheersingssysteem kunnen beschikken over een laboratorium met voldoende personeel en materieel. (VO 183/2005 Bijlage II) Er moet een kwaliteitsbeheersingsplan op schrift gesteld en uitgevoerd worden dat met name de controle van de kritieke punten in het productieproces omvat, alsmede de procedures voor en de frequentie van de monsternemingen, de analysemethoden en de frequentie van de analyses en de naleving van de specificaties - en de bestemming, in geval van niet-naleving van de specificaties, - en dat geldt voor de verwerkte materialen tot en met de eindproducten. (VO 183/2005 Bijlage II) De producenten moeten bijhouden welke grondstoffen in het eindproduct zijn gebruikt, om de traceerbaarheid te waarborgen. Deze gegevens moeten toegankelijk zijn voor de bevoegde autoriteiten gedurende een periode die is afgestemd op het gebruik waarvoor de producten in de handel worden gebracht. Bovendien moeten, met het oog op de traceerbaarheid, volgens een vooraf door de fabrikant vastgestelde procedure, van de ingrediënten en van iedere partij producten die geproduceerd en in de handel worden gebracht, of van ieder afzonderlijk productiegedeelte (in geval van continuproductie), voldoende monsters genomen en bewaard worden (bij productie uitsluitend bestemd voor de eigen behoeften van de producent: regelmatig). Deze monsters moeten zodanig verzegeld en van etiketten voorzien worden dat zij gemakkelijk geïdentificeerd kunnen worden. Zij moeten zodanig worden bewaard dat verandering van de samenstelling of aantasting van het monster uitgesloten is. Zij moeten ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden gedurende een periode die is afgestemd op het gebruik waarvoor de diervoeders in de handel worden gebracht. In het geval van diervoeder voor dieren die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, moet de producent van het diervoeder alleen monsters van het eindproduct bewaren. (VO 183/2005 artikel 6) de exploitant draagt zorg voor de invoering, de uitvoering en de handhaving van één of meer permanente schriftelijke procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen. Deze beginselen zijn:
a) het onderkennen van elk gevaar dat voorkomen, geëlimineerd of tot een aanvaardbaar niveau gereduceerd moet worden;
b) het identificeren van de kritieke controlepunten in het stadium of de stadia waarin beheersing essentieel is om een gevaar te voorkomen of te elimineren dan wel tot een aanvaardbaar niveau te reduceren;
c) het vaststellen van grenswaarden voor de kritieke controlepunten teneinde te kunnen bepalen wat aanvaardbaar en wat niet aanvaardbaar is op het vlak van preventie, eliminatie of reductie van een onderkend gevaar;
d) het vaststellen en toepassen van effectieve bewakingsprocedures op de kritische controlepunten;
e) het vaststellen van corrigerende maatregelen wanneer uit de bewaking blijkt dat een kritisch controlepunt niet volledig onder controle is;
f) het vaststellen van procedures om te verifiëren of de onder a) tot en met e) genoemde maatregelen volledig zijn en naar behoren functioneren. Deze verificatieprocedures worden regelmatig toegepast;
g) het opstellen van op de aard en de omvang van het diervoederbedrijf afgestemde documenten en registers waaruit blijkt dat de onder a) tot en met f) omschreven maatregelen daadwerkelijk worden toegepast. (VO 183/2005 artikel 6) Ingeval een product, een be- en verwerking of een stadium van productie, be- en verwerking, opslag of distributie enige wijziging ondergaat, dient de exploitant van het diervoederbedrijf de procedure gebaseerd op de HACCP-beginselen te herbezien en, waar nodig, aan te passen. (KB 21 feb. 2006 Bijlage I) De exploitant van een diervoederinrichting die diervoeders vervaardigt, houdt de door hem genomen monsters ter beschikking van het Agentschap met het oog op traceerbaarheid:
a) gedurende zes maand vanaf de datum van het in de handel brengen voor bijzondere stikstofverbindingen en voedermiddelen;
b) tot de gegarandeerde minimale houdbaarheidsdatum en in elk geval gedurende ten minste drie maand vanaf de datum van in de handel brengen voor toevoegingsmiddelen, voormengsels en mengvoeders.. (KB 21 feb. 2006 Bijlage I) De exploitant van een diervoederinrichting houdt als kritiek beschouwde diervoeders alleen in zijn bezit als die vergezeld zijn van het in bijlage IV van het KB van 21 feb. 2006 bedoelde analyserapport. Niettemin mogen ingevoerde als kritiek beschouwde diervoeders, bij afwijking van het voorafgaande lid, in de inrichtingen worden opgeslagen in afwachting van het analyseresultaat en op voorwaarde dat het Agentschap hiermee heeft ingestemd. (KB 21 feb. 2006 Bijlage II) Het kwaliteitsbeheersingsplan voor in de inrichting geproduceerde voormengsels voor herkauwers moet ten minste voldoen aan het hierna volgende inspectieschema: Voor elk monster moet de aanwezigheid van dierlijke eiwitten worden nagegaan. Wanneer de analyse van het monster de aanwezigheid van verboden dierlijke eiwitten aantoont, moet de exploitant in de diervoedersector:
a) een intern rapport opstellen met vermelding van:
I. de gevonden hoeveelheden dierlijke eiwitten
II. het gewicht van de betrokken partij
III. de risico-evaluatie
IV. de vermoedelijke oorzaak
Appears in 2 contracts
Samples: Toelatingsvoorwaarden Voor Inrichtingen Voor De Vervaardiging en/of Het in De Handel Brengen Van Voormengsels, Toelatingsvoorwaarden Voor Inrichtingen Voor De Vervaardiging en/of Het in De Handel Brengen Van Voormengsels
Kwaliteitscontrole. (VO 183/2005 Bijlage II) Waar relevant moet een persoon die de nodige kwalificaties bezit, met de kwaliteitsbeheersing worden belast. (VO 183/2005 Bijlage II) Diervoederbedrijven moeten in het kader van een kwaliteitsbeheersingssysteem kunnen beschikken over een laboratorium met voldoende personeel en materieel. (VO 183/2005 Bijlage II) Er moet een kwaliteitsbeheersingsplan op schrift gesteld en uitgevoerd worden dat met name de controle van de kritieke punten in het productieproces omvat, alsmede de procedures voor en de frequentie van de monsternemingen, de analysemethoden en de frequentie van de analyses en de naleving van de specificaties - en de bestemming, in geval van niet-naleving van de specificaties, - en dat geldt voor de verwerkte materialen tot en met de eindproducten. (VO 183/2005 Bijlage II) De producenten moeten bijhouden welke grondstoffen in het eindproduct zijn gebruikt, om de traceerbaarheid te waarborgen. Deze gegevens moeten toegankelijk zijn voor de bevoegde autoriteiten gedurende een periode die is afgestemd op het gebruik waarvoor de producten in de handel worden gebracht. Bovendien moeten, met het oog op de traceerbaarheid, volgens een vooraf door de fabrikant vastgestelde procedure, van de ingrediënten en van iedere partij producten die geproduceerd en in de handel worden gebracht, of van ieder afzonderlijk productiegedeelte (in geval van continuproductie), voldoende monsters genomen en bewaard worden (bij productie uitsluitend bestemd voor de eigen behoeften van de producent: regelmatig). Deze monsters moeten zodanig verzegeld en van etiketten voorzien worden dat zij gemakkelijk geïdentificeerd kunnen worden. Zij moeten zodanig worden bewaard dat verandering van de samenstelling of aantasting van het monster uitgesloten is. Zij moeten ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden gedurende een periode die is afgestemd op het gebruik waarvoor de diervoeders in de handel worden gebracht. In het geval van diervoeder voor dieren die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, moet de producent van het diervoeder alleen monsters van het eindproduct bewaren. (VO 183/2005 Bijlage II) Dioxinemonitoring
1) Exploitanten van diervoerderbedrijven die voor gebruik in diervoeders bestemde vetten, oliën of daarvan afgeleide producten in de handel brengen, moeten deze producten in erkende laboratoria laten analyseren voor de som van dioxinen en dioxineachtige pcb’s overeenkomstig verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie.
2) Ter aanvulling van het HACCP-systeem van de exploitant van het diervoederbedrijf, moeten de in punt 1 bedoelde analysen met ten minste de volgende frequenties worden uitgevoerd (tenzij anders vermeld, overschrijdt een te analyseren lot producten de 1000ton niet). Oleochemische industrie die diervoeders in de handel brengt:
i) 100 % van de inkomende partijen dierlijke vetten (nog niet geanalyseerd), visolie (nog niet geanalyseerd), oliën en vetten die zijn teruggewonnen bij exploitanten van levensmiddelenbedrijven die binnen de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 852/2004 vallen, en gemengde vetten en oliën;
ii) 100 % van de partijen producten die zijn afgeleid van als diervoeders in de handel gebrachte oliën en vetten, met uitzondering van: — glycerine, — bij splitsen verkregen zuivere gedestilleerde vetzuren, — de onder iii) bedoelde producten;
iii) door splitsen verkregen ruwe vetzuren veresterd met glycerol, vetzuren, mono- en diglyceriden van vetzuren, vetzuurzouten en inkomende partijen ruwe kokosolie moeten aan de hand van de HACCP- beginselen worden geanalyseerd en gedocumenteerd. Een laboratorium dat deze analyses uitvoert, heeft als instructie om de resultaten van de analyses mee te delen aan de bevoegde autoriteit in het geval van een overschrijfding van de dioxinegrenswaarden, als vastgelegd in de punten 1 en 2 van afdeling V van bijlage I bij de richtlijn 2002/32/EG. Ieder te analyseren lot van producten wordt vergezeld van een bewijsstuk waaruit blijkt dat deze producten of alle bestanddelen daarvan zijn geanalyseerd of monsters ter analyse zijn voorgelegd aan een erkend laboratorium. (VO 183/2005 artikel 6) de exploitant draagt zorg voor de invoering, de uitvoering en de handhaving van één of meer permanente schriftelijke procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen. Deze beginselen zijn:
a) het onderkennen van elk gevaar dat voorkomen, geëlimineerd of tot een aanvaardbaar niveau gereduceerd moet worden;
b) het identificeren van de kritieke controlepunten in het stadium of de stadia waarin beheersing essentieel is om een gevaar te voorkomen of te elimineren dan wel tot een aanvaardbaar niveau te reduceren;
c) het vaststellen van grenswaarden voor de kritieke controlepunten teneinde te kunnen bepalen wat aanvaardbaar en wat niet aanvaardbaar is op het vlak van preventie, eliminatie of reductie van een onderkend gevaar;
d) het vaststellen en toepassen van effectieve bewakingsprocedures op de kritische controlepunten;
e) het vaststellen van corrigerende maatregelen wanneer uit de bewaking blijkt dat een kritisch controlepunt niet volledig onder controle is;
f) het vaststellen van procedures om te verifiëren of de onder a) tot en met e) genoemde maatregelen volledig zijn en naar behoren functioneren. Deze verificatieprocedures worden regelmatig toegepast;
g) het opstellen van op de aard en de omvang van het diervoederbedrijf afgestemde documenten en registers waaruit blijkt dat de onder a) tot en met f) omschreven maatregelen daadwerkelijk worden toegepast. (VO 183/2005 artikel 6) Ingeval een product, een be- en verwerking of een stadium van productie, be- en verwerking, opslag of distributie enige wijziging ondergaat, dient de exploitant van het diervoederbedrijf de procedure gebaseerd op de HACCP-beginselen te herbezien en, waar nodig, aan te passen. (KB 21 feb. 2006 Bijlage I) De exploitant van een diervoederinrichting die diervoeders vervaardigt, houdt de door hem genomen monsters ter beschikking van het Agentschap met het oog op traceerbaarheid:
a) gedurende zes maand vanaf de datum van het in de handel brengen voor bijzondere stikstofverbindingen en voedermiddelen;
b) tot de gegarandeerde minimale houdbaarheidsdatum en in elk geval gedurende ten minste drie maand vanaf de datum van in de handel brengen voor toevoegingsmiddelen, voormengsels en mengvoeders. (KB 21 feb. 2006 Bijlage I) De exploitant van een diervoederinrichting houdt als kritiek beschouwde diervoeders alleen in zijn bezit als die vergezeld zijn van het in bijlage IV van het KB van 21 feb. 2006 bedoelde analyserapport. Niettemin mogen ingevoerde als kritiek beschouwde diervoeders, bij afwijking van het voorafgaande lid, in de inrichtingen worden opgeslagen in afwachting van het analyseresultaat en op voorwaarde dat het Agentschap hiermee heeft ingestemd. (KB 21 feb. 2006 bijlage V) De voor de Europese monitoring (“dioxinemonitoring”) bestemde monsters worden genomen door geaccrediteerde onafhankelijke instellingen of door de operator op basis van een door het FAVV toegekende uitzondering. Dat monster mag zijn verkregen door een eenmalige representatieve bemonstering van de op dat tijdstip beschikbare hoeveelheden of mag zijn verkregen door het continu nemen van deelmonsters tijdens het hele productieproces.
Appears in 1 contract
Samples: Erkenningsvoorwaarden Voor De Inrichting Voor De Oleochemische Productie Van Vetzuren
Kwaliteitscontrole. (VO 183/2005 Bijlage II) Waar relevant moet een persoon die de nodige kwalificaties bezit, met de kwaliteitsbeheersing worden belast. (Deze persoon mag eventueel een persoon zijn van buiten het bedrijf maar die duidelijk handelt op vraag en onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant.) (VO 183/2005 Bijlage II) Diervoederbedrijven moeten in het kader van een kwaliteitsbeheersingssysteem kunnen beschikken over een laboratorium met voldoende personeel en materieel. (VO 183/2005 Bijlage II) Er moet een kwaliteitsbeheersingsplan op schrift gesteld en uitgevoerd worden dat met name de controle van de kritieke punten in het productieproces omvat, alsmede de procedures voor en de frequentie van de monsternemingen, de analysemethoden en de frequentie van de analyses en de naleving van de specificaties - en de bestemming, in geval van niet-naleving van de specificaties, - en dat geldt voor de verwerkte materialen tot en met de eindproducten. (VO 183/2005 Bijlage II) De producenten moeten bijhouden welke grondstoffen in het eindproduct zijn gebruikt, om de traceerbaarheid te waarborgen. Deze gegevens moeten toegankelijk zijn voor de bevoegde autoriteiten gedurende een periode die is afgestemd op het gebruik waarvoor de producten in de handel worden gebracht. Bovendien moeten, met het oog op de traceerbaarheid, volgens een vooraf door de fabrikant vastgestelde procedure, van de ingrediënten en van iedere partij producten die geproduceerd en in de handel worden gebracht, of van ieder afzonderlijk productiegedeelte (in geval van continuproductie), voldoende monsters genomen en bewaard worden (bij productie uitsluitend bestemd voor de eigen behoeften van de producent: regelmatig). Deze monsters moeten zodanig verzegeld en van etiketten voorzien worden dat zij gemakkelijk geïdentificeerd kunnen worden. Zij moeten zodanig worden bewaard dat verandering van de samenstelling of aantasting van het monster uitgesloten is. Zij moeten ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden gedurende een periode die is afgestemd op het gebruik waarvoor de diervoeders in de handel worden gebracht. In het geval van diervoeder voor dieren die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, moet de producent van het diervoeder alleen monsters van het eindproduct bewaren. (VO 183/2005 Bijlage II) Dioxinemonitoring
1) Exploitanten van diervoerderbedrijven die voor gebruik in diervoeders bestemde vetten, oliën of daarvan afgeleide producten in de handel brengen, moeten deze producten in erkende laboratoria laten analyseren voor de som van dioxinen en dioxineachtige pcb’s overeenkomstig verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie.
2) Ter aanvulling van het HACCP-systeem van de exploitant van het diervoederbedrijf, moeten de in punt 1 bedoelde analysen met ten minste de volgende frequenties worden uitgevoerd (tenzij anders vermeld, overschrijdt een te analyseren lot producten de 1000ton niet) Mengvoederfabrikanten (andere dan vetmengers):
i) 100 % van de inkomende partijen ruwe kokosolie, dierlijke vetten die nog niet werden geanalyseerd, visolie die nog niet werd geanalyseerd, bij de levensmiddelenindustrie teruggewonnen oliën en mengvet voor gebruik in diervoeders, van oliën en vetten afgeleide producten, met uitzondering van: • glycerine, • lecithine, • gommen, • de onder ii) bedoelde producten;
xx) Xxxxxxxx afkomstig van chemische raffinage, ruwe vetzuren afkomstig van kraken, ruwe gedestilleerde vetzuren afkomstig van kraken en soap stocks
iii) 1% van de uitgaand mengvoeders die bij het binnenkomen beoogde producten bevatten Een laboratorium dat deze analyses uitvoert, heeft als instructie om de resultaten van de analyses mee te delen aan de bevoegde autoriteit in het geval van een overschrijfding van de dioxinegrenswaarden, als vastgelegd in de punten 1 en 2 van afdeling V van bijlage I bij de richtlijn 2002/32/EG. Ieder geanalyseerd lot van producten wordt vergezeld van een bewijsstuk waaruit blijkt dat deze producten of alle bestanddelen daarvan zijn geanalyseerd of monsters ter analyse zijn voorgelegd aan een erkend laboratorium. Als alle inkomende producten die door een mengvoederfabrikant worden gebruikt, zijn geanalyseerd en indien de operator kan bewijzen dat zijn productieproces, de hantering en de opslag het risico op dioxines en dioxineachtige pcb’s niet vergroot, dan is de operator ontslagen van de verplichting om het eindproduct te analyseren. Deze eindproducten worden dan gecontroleerd volgens zijn HACCP. (VO 183/2005 artikel 6) de exploitant draagt zorg voor de invoering, de uitvoering en de handhaving van één of meer permanente schriftelijke procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen. Deze beginselen zijn:
a) het onderkennen van elk gevaar dat voorkomen, geëlimineerd of tot een aanvaardbaar niveau gereduceerd moet worden;
b) het identificeren van de kritieke controlepunten in het stadium of de stadia waarin beheersing essentieel is om een gevaar te voorkomen of te elimineren dan wel tot een aanvaardbaar niveau te reduceren;
c) het vaststellen van grenswaarden voor de kritieke controlepunten teneinde te kunnen bepalen wat aanvaardbaar en wat niet aanvaardbaar is op het vlak van preventie, eliminatie of reductie van een onderkend gevaar;
d) het vaststellen en toepassen van effectieve bewakingsprocedures op de kritische controlepunten;
e) het vaststellen van corrigerende maatregelen wanneer uit de bewaking blijkt dat een kritisch controlepunt niet volledig onder controle is;
f) het vaststellen van procedures om te verifiëren of de onder a) tot en met e) genoemde maatregelen volledig zijn en naar behoren functioneren. Deze verificatieprocedures worden regelmatig toegepast;
g) het opstellen van op de aard en de omvang van het diervoederbedrijf afgestemde documenten en registers waaruit blijkt dat de onder a) tot en met f) omschreven maatregelen daadwerkelijk worden toegepast. (VO 183/2005 artikel 6) Ingeval een product, een be- en verwerking of een stadium van productie, be- en verwerking, opslag of distributie enige wijziging ondergaat, dient de exploitant van het diervoederbedrijf de procedure gebaseerd op de HACCP-beginselen te herbezien en, waar nodig, aan te passen. (KB 21 feb. 2006 Bijlage I) De exploitant van een diervoederinrichting die diervoeders vervaardigt, houdt de door hem genomen monsters ter beschikking van het Agentschap met het oog op traceerbaarheid:
a) gedurende zes maand vanaf de datum van het in de handel brengen voor bijzondere stikstofverbindingen en voedermiddelen;
b) tot de gegarandeerde minimale houdbaarheidsdatum en in elk geval gedurende ten minste drie maand vanaf de datum van in de handel brengen voor toevoegingsmiddelen, voormengsels en mengvoeders.. (KB 21 feb. 2006 Bijlage I) De exploitant van een diervoederinrichting houdt als kritiek beschouwde diervoeders alleen in zijn bezit als die vergezeld zijn van het in bijlage IV van het KB van 21 feb. 2006 bedoelde analyserapport. Niettemin mogen ingevoerde als kritiek beschouwde diervoeders, bij afwijking van het voorafgaande lid, in de inrichtingen worden opgeslagen in afwachting van het analyseresultaat en op voorwaarde dat het Agentschap hiermee heeft ingestemd. (KB 21 feb. 2006 Bijlage II) Het kwaliteitsbeheersingsplan voor de in de inrichting geproduceerde mengvoeders voor herkauwers moet ten- minste voldoen aan het hierna volgende inspectieschema: Voor elk monster moet de aanwezigheid van dierlijke eiwitten worden nagegaan. Wanneer de analyse van het monster de aanwezigheid van verboden dierlijke eiwitten aantoont, moet de exploitant in de diervoedersector:
a) een intern rapport opstellen met vermelding van:
I. de gevonden hoeveelheden dierlijke eiwitten
II. het gewicht van de betrokken partij
III. de risico-evaluatie
IV. de vermoedelijke oorzaak
Appears in 1 contract
Samples: Toelatingsvoorwaarden Voor Inrichtingen Voor De Vervaardiging Van Mengvoeders
Kwaliteitscontrole. (VO 183/2005 999/2001 Bijlage IIIV) Waar relevant moet De mengvoeders voor herkauwers worden regelmatig bemonsterd en geanalyseerd om te verifiëren dat zich hierin geen niet-toegestane bestanddelen van dierlijke oorsprong bevinden; daarbij wordt gebruikgemaakt van de in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie genoemde analysemethoden voor de bepaling van bestanddelen van dierlijke oorsprong in het kader van de controle van diervoeders. De frequentie van de bemonstering en de analyse wordt bepaald op basis van een persoon risicobeoordeling die door de nodige kwalificaties bezitexploitant wordt uitgevoerd als onderdeel van zijn procedures die gebaseerd zijn op de beginselen van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP). De resultaten van dergelijke bemonsteringen en analyses worden ten minste vijf jaar ter beschikking van de bevoegde autoriteit gehouden. (VO 999/2001 Bijlage IV) Ingevoerde zending van de volgende voedermiddelen worden geanalyseerd voor de bepaling van bestanddelen van dierlijke oorsprong in het kader van de controle van diervoeders, om te verifiëren dat zich hierin geen niet-toegestane bestanddelen van dierlijke oorsprong bevinden overeenkomstig de in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 152/2009 genoemde analysemethoden vóór ze in de Unie in het vrije verkeer wordt gebracht:
a) verwerkte dierlijke eiwitten, met de kwaliteitsbeheersing worden belastinbegrip van xxxxxxx, afkomstig van niet- herkauwers;
b) bloedproducten afkomstig van niet-herkauwers. (VO 183/2005 Bijlage II) Diervoederbedrijven moeten in het kader van een kwaliteitsbeheersingssysteem kunnen beschikken over een laboratorium met voldoende personeel en materieel. (VO 183/2005 Bijlage II) Er moet een kwaliteitsbeheersingsplan op schrift gesteld en uitgevoerd worden dat met name de controle van de kritieke punten in het productieproces omvat, alsmede de procedures voor en de frequentie van de monsternemingen, de analysemethoden en de frequentie van de analyses en de naleving van de specificaties - en de bestemming, in geval van niet-naleving van de specificaties, - en dat geldt voor de verwerkte materialen tot en met de eindproducten. (VO 183/2005 Bijlage II) De producenten moeten bijhouden welke grondstoffen in het eindproduct zijn gebruikt, om de traceerbaarheid te waarborgen. Deze gegevens moeten toegankelijk zijn voor de bevoegde autoriteiten gedurende een periode die is afgestemd op het gebruik waarvoor de producten in de handel worden gebracht. Bovendien moeten, met het oog op de traceerbaarheid, volgens een vooraf door de fabrikant vastgestelde procedure, van de ingrediënten en van iedere partij producten die geproduceerd en in de handel worden gebracht, of van ieder afzonderlijk productiegedeelte (in geval van continuproductie), voldoende monsters genomen en bewaard worden (bij productie uitsluitend bestemd voor de eigen behoeften van de producent: regelmatig). Deze monsters moeten zodanig verzegeld en van etiketten voorzien worden dat zij gemakkelijk geïdentificeerd kunnen worden. Zij moeten zodanig worden bewaard dat verandering van de samenstelling of aantasting van het monster uitgesloten is. Zij moeten ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden gedurende een periode die is afgestemd op het gebruik waarvoor de diervoeders in de handel worden gebracht. In het geval van diervoeder voor dieren die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, moet de producent van het diervoeder alleen monsters van het eindproduct bewaren. (VO 183/2005 Bijlage II) Mengvoeders met vetten, oliën of daarvan afgeleide producten moeten in erkende laboratoria geanalyseerd worden voor de som van dioxinen en dioxineachtige pcb’s overeenkomstig Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie. Deze analysen moeten met ten minste de volgende frequenties worden uitgevoerd:
a) 100 % van de inkomende partijen ruwe kokosoliën en van plantaardige oliën afgeleide producten, met uitzondering van glycerol, lecithine en gommen, dierlijke vetten, visolie, uit de levensmiddelenindustrie teruggewonnen oliën en voor diervoeders bestemde mengvetten moet worden geanalyseerd. Een partij kan maximaal 1 000 t van deze producten omvatten;
b) een bemonsteringsfrequentie van 1 % van de partijen moet worden aangehouden voor geproduceerde mengvoeders die de onder a) bedoelde producten bevatten. Wanneer kan worden aangetoond dat een partij van een product of alle bestanddelen van een partij, van de producten als bedoeld in a), die voor zijn productieproces wordt gebruikt, reeds in een eerder stadium van de productie, verwerking of distributie is/zijn geanalyseerd of vallen onder een representatieve analyse per 2000ton voor dierlijke vetten en visolie, zijn bovenstaande analysefrequenties niet verplicht en moet men een frequentie bepalen aan de hand van de algemene HACCP-beginselen. Het laboratorium die deze analyses uitvoert wordt de instructie gegeven om de resultaten van die analyse aan de bevoegde autoriteit mee te delen ingeval de dioxinegrenswaarden, als vastgesteld in de punten 1 en 2 van afdeling V van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG, worden overschreden. (VO 183/2005 artikel 6) de exploitant draagt zorg voor de invoering, de uitvoering en de handhaving van één of meer permanente schriftelijke procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen. Deze beginselen zijn:
a) het onderkennen van elk gevaar dat voorkomen, geëlimineerd of tot een aanvaardbaar niveau gereduceerd moet worden;
b) het identificeren van de kritieke controlepunten in het stadium of de stadia waarin beheersing essentieel is om een gevaar te voorkomen of te elimineren dan wel tot een aanvaardbaar niveau te reduceren;
c) het vaststellen van grenswaarden voor de kritieke controlepunten teneinde te kunnen bepalen wat aanvaardbaar en wat niet aanvaardbaar is op het vlak van preventie, eliminatie of reductie van een onderkend gevaar;
d) het vaststellen en toepassen van effectieve bewakingsprocedures op de kritische controlepunten;
e) het vaststellen van corrigerende maatregelen wanneer uit de bewaking blijkt dat een kritisch controlepunt niet volledig onder controle is;
f) het vaststellen van procedures om te verifiëren of de onder a) tot en met e) genoemde maatregelen volledig zijn en naar behoren functioneren. Deze verificatieprocedures worden regelmatig toegepast;
g) het opstellen van op de aard en de omvang van het diervoederbedrijf afgestemde documenten en registers waaruit blijkt dat de onder a) tot en met f) omschreven maatregelen daadwerkelijk worden toegepast. (VO 183/2005 artikel 6) Ingeval een product, een be- en verwerking of een stadium van productie, be- en verwerking, opslag of distributie enige wijziging ondergaat, dient de exploitant van het diervoederbedrijf de procedure gebaseerd op de HACCP-beginselen te herbezien en, waar nodig, aan te passen. (KB 21 feb. 2006 Bijlage I) De exploitant van een diervoederinrichting houdt als kritiek beschouwde diervoeders alleen in zijn bezit als die diervoeders vervaardigt, houdt de door hem genomen monsters ter beschikking vergezeld zijn van het in bijlage IV van het KB van 21 feb. 2006 bedoelde analyserapport. Niettemin mogen ingevoerde als kritiek beschouwde diervoeders, bij afwijking van het voorafgaande lid, in de inrichtingen worden opgeslagen in afwachting van het analyseresultaat en op voorwaarde dat het Agentschap met hiermee heeft ingestemd. (KB 21 feb. 2006 Bijlage II) Het kwaliteitsbeheersingsplan voor in de inrichting geproduceerde voormengsels voor herkauwers moet ten minste voldoen aan het oog hierna volgende inspectieschema: Totale productiecapaciteit voor voormengsels op traceerbaarheidjaarbasis (ton) Aantal monsters/kwartaal Voor elk monster moet de aanwezigheid van dierlijke eiwitten worden nagegaan. Wanneer de analyse van het monster de aanwezigheid van verboden dierlijke eiwitten aantoont, moet de exploitant in de diervoedersector:
a) gedurende zes maand vanaf een intern rapport opstellen met vermelding van:
I. de datum gevonden hoeveelheden dierlijke eiwitten
II. het gewicht van het in de handel brengen voor bijzondere stikstofverbindingen en voedermiddelen;betrokken partij
b) tot III. de gegarandeerde minimale houdbaarheidsdatum en in elk geval gedurende ten minste drie maand vanaf risico-evaluatie
IV. de datum van in de handel brengen voor toevoegingsmiddelen, voormengsels en mengvoeders.vermoedelijke oorzaak
Appears in 1 contract
Samples: Erkenningsvoorwaarden Voor Inrichtingen Voor De Vervaardiging Van Diervoeders
Kwaliteitscontrole. (VO 183/2005 Bijlage II) Waar relevant moet een persoon die de nodige kwalificaties bezit, met de kwaliteitsbeheersing worden belast. (VO 183/2005 Bijlage II) Diervoederbedrijven moeten in het kader van een kwaliteitsbeheersingssysteem kunnen beschikken over een laboratorium met voldoende personeel en materieel. (VO 183/2005 Bijlage II) Er moet een kwaliteitsbeheersingsplan op schrift gesteld en uitgevoerd worden dat met name de controle van de kritieke punten in het productieproces omvat, alsmede de procedures voor en de frequentie van de monsternemingen, de analysemethoden en de frequentie van de analyses en de naleving van de specificaties - en de bestemming, in geval van niet-naleving van de specificaties, - en dat geldt voor de verwerkte materialen tot en met de eindproducten. (VO 183/2005 Bijlage II) De producenten moeten bijhouden welke grondstoffen in het eindproduct zijn gebruikt, om de traceerbaarheid te waarborgen. Deze gegevens moeten toegankelijk zijn voor de bevoegde autoriteiten gedurende een periode die is afgestemd op het gebruik waarvoor de producten in de handel worden gebracht. Bovendien moeten, met het oog op de traceerbaarheid, volgens een vooraf door de fabrikant vastgestelde procedure, van de ingrediënten en van iedere partij producten die geproduceerd en in de handel worden gebracht, of van ieder afzonderlijk productiegedeelte (in geval van continuproductie), voldoende monsters genomen en bewaard worden (bij productie uitsluitend bestemd voor de eigen behoeften van de producent: regelmatig). Deze monsters moeten zodanig verzegeld en van etiketten voorzien worden dat zij gemakkelijk geïdentificeerd kunnen worden. Zij moeten zodanig worden bewaard dat verandering van de samenstelling of aantasting van het monster uitgesloten is. Zij moeten ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden gedurende een periode die is afgestemd op het gebruik waarvoor de diervoeders in de handel worden gebracht. In het geval van diervoeder voor dieren die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, moet de producent van het diervoeder alleen monsters van het eindproduct bewaren. (VO 183/2005 Bijlage II) Dioxinemonitoring
1) Exploitanten van diervoerderbedrijven die voor gebruik in diervoeders bestemde vetten, oliën of daarvan afgeleide producten in de handel brengen, moeten deze producten in erkende laboratoria laten analyseren voor de som van dioxinen en dioxineachtige pcb’s overeenkomstig verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie.
2) Ter aanvulling van het HACCP-systeem van de exploitant van het diervoederbedrijf, moeten de in punt 1 bedoelde analysen met ten minste de volgende frequenties worden uitgevoerd (tenzij anders vermeld, overschrijdt een te analyseren lot producten de 1000ton niet) Biodieselindustrie die diervoeders in de handel brengt:
i) 100 % van de inkomende partijen dierlijke vetten (nog niet geanalyseerd), visolie (nog niet geanalyseerd), oliën en vetten die zijn teruggewonnen bij exploitanten van levensmiddelenbedrijven die binnen de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 852/2004 vallen, en gemengde vetten en oliën;
ii) 100 % van de partijen producten die zijn afgeleid van als diervoeders in de handel gebrachte oliën en vetten, met uitzondering van: — glycerine, — lecithine, — gommen, — de onder ii) bedoelde producten;
iii) zure oliën uit chemische raffinage, zepen en ruwe kokosolie moeten aan de hand van de HACCP- beginselen worden geanalyseerd en gedocumenteerd.. Een laboratorium dat deze analyses uitvoert, heeft als instructie om de resultaten van de analyses mee te delen aan de bevoegde autoriteit in het geval van een overschrijfding van de dioxinegrenswaarden, als vastgelegd in de punten 1 en 2 van afdeling V van bijlage I bij de richtlijn 2002/32/EG. Ieder geanalyseerd lot van producten wordt vergezeld van een bewijsstuk waaruit blijkt dat deze producten of alle bestanddelen daarvan zijn geanalyseerd of monsters ter analyse zijn voorgelegd aan een erkend laboratorium. (VO 183/2005 artikel 6) de exploitant draagt zorg voor de invoering, de uitvoering en de handhaving van één of meer permanente schriftelijke procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen. Deze beginselen zijn:
a) het onderkennen van elk gevaar dat voorkomen, geëlimineerd of tot een aanvaardbaar niveau gereduceerd moet worden;
b) het identificeren van de kritieke controlepunten in het stadium of de stadia waarin beheersing essentieel is om een gevaar te voorkomen of te elimineren dan wel tot een aanvaardbaar niveau te reduceren;
c) het vaststellen van grenswaarden voor de kritieke controlepunten teneinde te kunnen bepalen wat aanvaardbaar en wat niet aanvaardbaar is op het vlak van preventie, eliminatie of reductie van een onderkend gevaar;
d) het vaststellen en toepassen van effectieve bewakingsprocedures op de kritische controlepunten;
e) het vaststellen van corrigerende maatregelen wanneer uit de bewaking blijkt dat een kritisch controlepunt niet volledig onder controle is;
f) het vaststellen van procedures om te verifiëren of de onder a) tot en met e) genoemde maatregelen volledig zijn en naar behoren functioneren. Deze verificatieprocedures worden regelmatig toegepast;
g) het opstellen van op de aard en de omvang van het diervoederbedrijf afgestemde documenten en registers waaruit blijkt dat de onder a) tot en met f) omschreven maatregelen daadwerkelijk worden toegepast. (VO 183/2005 artikel 6) Ingeval een product, een be- en verwerking of een stadium van productie, be- en verwerking, opslag of distributie enige wijziging ondergaat, dient de exploitant van het diervoederbedrijf de procedure gebaseerd op de HACCP-beginselen te herbezien en, waar nodig, aan te passen. (KB 21 feb. 2006 Bijlage I) De exploitant van een diervoederinrichting die diervoeders vervaardigt, houdt de door hem genomen monsters ter beschikking van het Agentschap met het oog op traceerbaarheid:
a) gedurende zes maand vanaf de datum van het in de handel brengen voor bijzondere stikstofverbindingen en voedermiddelen;
b) tot de gegarandeerde minimale houdbaarheidsdatum en in elk geval gedurende ten minste drie maand vanaf de datum van in de handel brengen voor toevoegingsmiddelen, voormengsels en mengvoeders. (KB 21 feb. 2006 Bijlage I) De exploitant van een diervoederinrichting houdt als kritiek beschouwde diervoeders alleen in zijn bezit als die vergezeld zijn van het in bijlage IV van het KB van 21 feb. 2006 bedoelde analyserapport. Niettemin mogen ingevoerde als kritiek beschouwde diervoeders, bij afwijking van het voorafgaande lid, in de inrichtingen worden opgeslagen in afwachting van het analyseresultaat en op voorwaarde dat het Agentschap hiermee heeft ingestemd. (KB 21 feb. 2006 bijlage V) De voor de Europese monitoring (“dioxinemonitoring”) bestemde monsters worden genomen door geaccrediteerde onafhankelijke instellingen of door de operator op basis van een door het FAVV toegekende uitzondering. Dat monster mag zijn verkregen door een eenmalige representatieve bemonstering van de op dat tijdstip beschikbare hoeveelheden of mag zijn verkregen door het continu nemen van deelmonsters tijdens het hele productieproces.
Appears in 1 contract
Samples: Erkenningsvoorwaarden Voor De Inrichting Voor De Productie Van Biodiesel