Monitoring emissies lucht. 2.3.1 De monitoring van emissies naar lucht dient te worden uitgevoerd conform een door vergunninghouder opgesteld emissiecontroleplan (ECP). In dit emissiecontroleplan dient, met de voor de inrichting geldende BBT-conclusies en bepalingen uit artikel 2.8 van het Activiteitenbesluit als uitgangspunt, per emissiepunt het volgende te worden vastgelegd: • bepaling storingsfactor; • vaststellen controlevorm (continu meting/periodieke meting/ERP's) en –frequentie; • de beschrijving van de ERP's; • de monitoringfrequentie; • de relatie tussen de emissie en de ERP; • de onder- en bovengrenzen (het vastgestelde bereik) van de emissierelevante parameter waarbinnen de goede werking van de afgasbehandelingstechniek gewaarborgd is; • een onderbouwing van bovengenoemde onder- en bovengrens, onder meer door het vastleggen van de relatie tussen de tussen de emissierelevante parameters en de emissie door metingen; • de wijze waarop de meetapparatuur wordt gekalibreerd.