Stadslijnen. Net als in de huidige concessie Oost-Brabant, beschikken de steden 's-Hertogenbosch (inclusief Vught) en Tilburg (inclusief Goirle) ook in de nieuwe concessie over een stadsnet. Ten opzichte van de huidige lijnvoering streven wij daarbij naar een sterkere bundeling van reizigersstromen, zodat hogere frequenties kunnen worden geboden en de wegbeheerders gerichter kunnen investeren in de doorstroming. Daarmee sorteren wij voor op de doorontwikkeling naar HOV-stadslijnen om recht te doen aan de rol die het openbaar vervoer moet gaan spelen binnen de mobiliteitstransitie (zie hoofdstuk 4). Inschrijvende vervoerders krijgen ontwikkelruimte om de stadsnetten naar eigen inzicht vorm te geven. Wel hebben wij voor beide stadsnetten, in samenwerking met de betrokken gemeenten, de volgende uitgangspunten geformuleerd die in het programma van eisen nader worden uitgewerkt: • Stadslijnen kennen ruime bedieningstijden. We stellen per stad minimumeisen aan de te bieden frequenties; • De stadslijnen ontsluiten verplichte haltes in de wijken die rechtstreeks, dat wil zeggen zonder overstap, met de ov-knoop en/of de centrumhaltes dienen te worden verbonden; • Alle bestaande haltes langs de routes van stadslijnen moeten verplicht worden ontsloten; • De beschikbare routes worden door de wegbeheerders aangewezen, waarbij corridors waar gemeenten doorstromingsmaatregelen hebben genomen of van plan zijn te nemen, dwingend kunnen worden voorgeschreven, en • Het aanbod op de stadsnetten geldt in elk geval voor de eerste drie jaar van de concessie. Na drie jaar kan de concessiehouder voorstellen doen om (delen van) de stadsnetten anders in te richten en daarbij beter aan te sluiten bij de demografische en stedelijke ontwikkeling. De provincie overweegt bovendien om voor de hoogfrequente corridors in Tilburg de inzet van gelede bussen te verplichten. Aangezien er ook veel stadsbussen overgaan vanuit de huidige concessie (zie paragraaf 5.1) hebben de inschrijvers weinig invloed op het type materieel. De eisen aan de stadslijnen worden dus mede bepaald op basis van de bestaande (zero emissie) busvloot. De eisen aan het materieel worden in het programma van eisen uitgewerkt.