Verandering van de bathymetrie Voorbeeldclausules

Verandering van de bathymetrie. De laatste synthese van de bathymetrische monitoring bevestigt de bevindingen die in het MER zijn opgenomen (Xxxxxxx et al., 2020). Uit de langere tijdsreeksen blijkt een gebrek aan een algemeen herstel, wat wijst op het niet-hernieuwbare karakter van de zandvoorraad. Hieruit wordt een relatieve stabiliteit van ontginningszones na stopzetting van ontginning besloten. Er is duinherstel waar te nemen, maar een recente analyse van alle zandduinen in de monitoringszones toont aan dat zandduinen toch licht in hoogte afnemen doorheen de tijd (Xxx Xxxxxxx et al., 2020a; 2020b). Het is nog onduidelijk in hoeverre de onzekerheid van de multibeam en EMS-metingen deze resultaten beïn- vloedt. Uit dezelfde analyse van zandduinen blijkt ook dat de migratie van zandduinen relatief hoog is in sector 4c (Terseleer et al., 2019), wat niet wordt verwacht op ver zeewaartse zandbanken die gemiddeld ook een grovere sedimentsamenstelling hebben. Dit dient verder te worden opgevolgd. Krabbendam et al. (2022) analyseerden drie gebieden waar extractie werd stopgezet en toonden aan dat regeneratie van de duinstructuren niet kan veralgemeend worden. De maximaal toegelaten verlaging is nu bepaald door het nieuwe referentieniveau (Xx Xxx et al., 2014; Degrendele, 2016; Xxxxxxxxxx et al., 2017; FOD Economie, Dienst Continentaal Plat, 2017; MB van 28 september 2020 dat in werking trad op 1 januari 2021). Hierdoor blijft extractie beperkt tot zones met uniforme zandlagen en kan worden aangenomen dat dit herstel bevordert. Op basis van de geschatte hoeveelheden wordt in het MER ingeschat dat de gemiddelde verdieping van de controlezones zal variëren tussen 0,15 m en 0,46 m gedurende 5 jaar. Een maximale verdieping van 0,55 m zou optreden in sector 4c bij scenario 2. Hierbij wordt uitgegaan van een spreiding van de extractie over de beschikbare oppervlakte van de verschillende zones (150 km² of 155 km² voor sce- n a r i o ’ s B A U e n 1 , e n s , zconedenr raekreniinog te’ hsoude2n meet enen e3venturele tijdelijke verderzetting van extractie in sector 4a (zie Hoofdstuk 4: Alternatieven). Het is duidelijk dat er geen gelijkmatige spreiding is van de extractie over een controlezone, en dat er dus grotere verschillen zullen optreden. Per extractie veroorzaakt de hopperzuiger al sporen tot 0,5 m diep.