Verhoging van turbiditeit en optreden van sedimentpluimen Voorbeeldclausules

Verhoging van turbiditeit en optreden van sedimentpluimen. Tijdens zandextractie kan materiaal in suspensie worden gebracht op drie manieren: 1) door de verstoring van de bodem; 2) door overvloei van water en sedimenten uit de hopperzuiger en 3) door het terugvoeren van ongewenste fracties na extractie. Monitoring is gericht op het vaststellen van nabij- en ver-veldeffecten door gebruik te maken van verschillende technieken (zie Xxx Xxxxxxx et al., 2020a; 2020b; 2022). De belangrijkste bevindingen zijn: (1) In het nabije veld kunnen turbiditeitsfluctuaties en sedimentpluimen duidelijk gevisualiseerd worden. Dit gebeurt nu ook op basis van multibeam waterkolomdata, waarbij de ondergrens van de korrelgrootte- en detectielimieten voor de concentratie nog onduidelijk zijn (Roche et al., 2021). (2) Modellering in het Hinderbankengebied toont aan dat fijne sedimentpartikels tot 14 km ver kunnen getransporteerd worden (Van Lancker et al., 2017). (3) Fijnkorrelig materiaal wordt gebufferd in de permeabele zandige sedimenten (Xxx Xxxxxxx et al., 2017; 2020b). (4) Een belangrijk aandachtspunt betreft het voorkomen van zand in de grindgebieden; de omvang van dit fenomeen wordt nader onderzocht (Xxx Xxxxxxx et al., 2020b). Het dient beklemtoond dat het onderzoek (Xxx Xxxxxxx et al., 2020a; 2020b) van het voorkome n van zand in grindbedden momenteel vooral plaatsvindt ter hoogte van de Hinderbanken, gezien (1) lagere concentraties aan natuurlijke turbiditeit; (2) de aanwezigheid van grindfauna aangepastaan dit eerder helder water en (3) het inzetten van de grotere baggerschepen met in de piekperiodes simultane operaties. Het hogere sedimentverzet per tijdseenheid leidt dus tot hogere volumesaan materiaal dat in suspensie komt. In het MER wordt gesteld dat slechts een kleine hoeveelheid fijnmateriaal in suspensie wordt gebracht tijdens de extractiewerken. Als algemene stelling voor topzones van zandbanken is dit correct. Lager op de banken, in troggen van grote duinen, en in de geulen (waar geen zandwinning plaatsvindt) is dit echter heel variabel. Adequate kwantificering van de fijne fractie blijft echter moeilijk. Het wordt weggewassen bij be- monstering, waardoor deze fractie in staalnameresultaten sterk onderschat is. Standaard akoestische methodes kunnen deze fractie ook niet detecteren. Het meest belangrijke is echter om remobilisatie van fijn materiaal te beperken. De implementatie van het nieuwe referentievlak vermijdt alvast dat geologische lagen met fijner materiaal worden aangesneden. Wat absoluut moet vermeden worde...