PGGM CAO
PGGM CAO
1 januari 2008 tot en met 31 december 2008
INHOUDSOPGAVE
DEEL A
INLEIDING 4
1. ALGEMENE BEPALINGEN 5
1.1. Begrippenomschrijving 5
1.2. Toepassing 6
1.3. Geldigheidsduur van de CAO 6
2. DIENSTVERBAND 7
2.1. De Arbeidsovereenkomst 7
2.2. Wederzijdse verplichtingen van werkgever en werknemer 7
2.3. Beoordelingssysteem 9
2.4. Schorsing 9
2.5 Einde van de arbeidsovereenkomst 10
2.6. Wachtgeld 11
3. BELONING 14
3.1. Salariëring 14
3.2. Salaristabel en Promotieperiodiek 15
3.3 Vakantietoelage 16
3.4. Eindejaarsuitkering 17
3.5. Gratificaties 17
3.6 Vergoeding voor vervanging 17
3.7 Variabele beloning 18
4. ARBEIDSTIJD 19
4.1. Basisarbeidsduur 19
4.2. Bedrijfstijden en werktijden 21
4.3. Overwerk 23
4.4. Vergoeding voor overwerk en werken bij verruimde bedrijfstijden 24
4.5. Bereikbaarheidsregeling 25
4.6. Vakantieverlof 26
4.7. Verlof oudere werknemers 28
4.8. Buitengewoon verlof 29
4.9 Levensloopregeling 33
4.10 Werkgeversbijdrage voor levensloop 33
4.11 Werkgeversbijdrage PGGM aanvullende producten 34
5. PENSIOEN, ARBEIDSONGESCHIKTHEID EN OVERLIJDEN 34
5.1. Pensioenregeling 34
5.2. Arbeidsongeschiktheid 34
5.3. Uitkering bij overlijden 36
6. UNITSPECIFIEKE XXXXXXXXXXXXXXXXXX 00
6.1. Investments 37
6.2. Marktorganisatie 38
6.3. Operations 39
6.4. IFS 39
7. OVERIGE BEPALINGEN 41
7.1. Faciliteiten werknemersorganisaties 41
7.2. Geschillen 42
7.3. Uitgangspunten bij reorganisatie 43
7.4. Garantieregeling in verband met nieuwe salarisstructuur 44
7.5. Telewerken 45
DEEL B 45
8.1. Cafetariaplan 45
8.2. Reiskostenregeling 47
8.3. Verhuiskostenregeling 48
8.4. Studiekostenregeling 49
8.5. Vergoeding voor kosten geneeskundige hulp 51
8.6. Kinderopvang 52
8.7. Spaarregelingen 52
8.8 Rentekortingsregeling bij hypotheken 55
8.9. Autoregeling 59
8.10. Onkostenvergoeding 59
8.11. Telefoonkostenvergoeding 60
8.12. Xxxxxxxxxx-/Xxxxxxxxxxxxxxx 00
8.13. Gemaksdiensten 60
DEEL C 61
BIJLAGE I 61
BIJLAGE II OVERGANGSREGELING VOOR VERGOEDING VAN AUTOKOSTEN 63
BIJLAGE III LEASEAUTOREGELING PGGM 2006 65
INLEIDING
Tussen PGGM NV, statutair gevestigd te Utrecht, verder te noemen PGGM, als partij ter ene zijde en
– de CNV Dienstenbond, gevestigd te Hoofddorp;
– de ABVAKABO FNV, gevestigd te Zoetermeer;
– de Unie, gevestigd te Houten,
als partijen ter andere zijde is overeenstemming bereikt ter zake van een Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO).
Van deze overeenkomst wordt de geldigheidsduur bepaald in de Algemene Bepalingen, zoals vastgelegd in artikel 1.3.
Aldus overeengekomen, te Zeist, Hoofddorp, Zoetermeer en Xxxxxx, d.d. 2008. De CNV Dienstenbond,
Gevestigd te Hoofddorp;
................................................................
ABVAKABO FNV,
Gevestigd te Zoetermeer;
................................................................
De Unie,
Gevestigd te Houten;
................................................................
Voor PGGM, Raad van bestuur
....................................................... ........................................................
1. ALGEMENE BEPALINGEN
1.1. Begrippenomschrijving
1.1.1. In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a. Werkgever
PGGM M/V BV
b. Directie
De directeur tot wiens portefeuille, overeenkomstig en met inachtneming van de bepalingen van het directiereglement, het sociale beleid van de organisatie behoort of - bij diens afwezigheid - zijn aangewezen plaatsvervanger.
c. Werknemer
Een ieder die een arbeidsovereenkomst heeft met PGGM M/V BV en ingedeeld is in schaal 1 tot en met 13 van deze CAO, met uitzondering van stagiaires.
d. Deeltijdwerker
De werknemer, die regelmatige arbeid verricht binnen een werktijd structureel korter dan de basisarbeidsduur als bedoeld onder artikel 4.1.
Deeltijders kunnen - voor zover hieronder niet anders is bepaald - naar rato aanspraak maken op de bepalingen van de CAO, waarbij de deeltijden in een percentage van de basis arbeidsduur zullen worden uitgedrukt.
De werktijd en arbeidsduur bedragen in principe minimaal 50% van de normale werktijd en basisarbeidsduur.
e. Kostwinner
De werknemer die geregeld voorziet in het noodzakelijke levensonderhoud van zijn/haar echtgenoot/echtgenote (of ex-echtgenoot/echtgenote), van bloed- of aanverwanten tot en met de 2e graad of van andere, door de directie met genoemden gelijk te stellen personen.
De werknemer wordt als zodanig aangemerkt indien zijn/haar loon in de regel meer dan de helft bedraagt van het totale inkomen van de werknemer xxxxxxxxxxx met dat van zijn/haar partner.
f. Partner
De echtgenoot of echtgenote van de werknemer dan wel degene met wie de werknemer samenwoont en een gezamenlijke huishouding voert en mits dit samenwonen als duurzaam is bedoeld.
De werknemer die aanspraken aan de CAO ontleent wegens duurzame samenwoning dient bij het desbetreffende verzoek te overleggen:
- een verklaring van duurzame samenwoning;
- de naam en geboortedatum van de partner. g Raad van bestuur
PGGM wordt bestuurd door een raad van bestuur, bestaande uit drie leden.
h. Feestdagen
Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, Paasmaandag, Hemelvaartsdag, Pinkstermaandag, Eerste en Tweede Kerstdag, 5 mei en overige nationale feest- en gedenkdagen voor zover deze algemeen gevierd worden.
i. Normale werktijd
De werktijd als bedoeld in artikel 4.2.1. van deze CAO.
j. Werktijd onder een verruimde bedrijfstijd
De werktijd als bedoeld in artikel 4.2.2. van deze CAO.
k. Overwerk
Het werk, dat in overleg met de direct leidinggevende, door de werknemer buiten de normale werktijd wordt verricht, tenzij dit werk aansluit aan de normale werktijd en van kortere duur is dan een half uur.
l. Uurloon
Het bruto maandsalaris gedeeld door 156. Alle in de CAO genoemde bedragen zijn bruto bedragen, tenzij anders benoemd.
1.2. Toepassing
1.2.1 -1 Indien bij of ingevolge wettelijke bepalingen regels zijn of worden gesteld, waarvan afwijking niet is geoorloofd, is deze CAO en zijn de op grond van deze CAO vastgestelde uitvoeringsbepalingen slechts van toepassing voor zover deze met de wettelijke bepalingen niet in strijd zijn.
-2 De raad van bestuur kan bij wijze van uitzondering bepalen, dat op bepaalde werknemers deze CAO in zijn geheel of ten dele niet van toepassing is; zoveel mogelijk wordt hierover van te voren overleg gepleegd met de ondernemings- raad, casu quo met de partijen ter andere zijde.
-3 De raad van bestuur kan voor bepaalde functies of werkzaamheden bijzondere voorschriften vaststellen, welke niet in strijd mogen zijn met de bepalingen van deze CAO; zoveel mogelijk wordt hierover van te voren overleg gepleegd met de ondernemingsraad casu quo met de partijen ter andere zijde.
-4 Voor werknemers, die op 1 januari 1971 uit de dienst van één der volgende pensioenfondsen zijn overgekomen:
- Pensioenfonds voor Katholieke Instellingen;
- Pensioenfonds Volksgezondheid en Maatschappelijk Werk;
- Pensioenfonds van de Bond der Nederlandse Diakonessenhuizen en geestverwante ziekenhuizen;
zal de raad van bestuur van de bepalingen van deze CAO in gunstige zin afwijken voor zover vóór die datum bij één der genoemde fondsen regelingen van toepassing waren, die voor de werknemer gunstiger waren.
-5 Het in lid 4 bepaalde is niet van toepassing op de bijdrage van de werknemer in de premie voor de pensioenregeling als bedoeld in artikel 5.1.
1.3. Geldigheidsduur van de CAO
1.3.1. -1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2008 en eindigt per 1 januari 2009 tenzij partijen overeen komen op een eerdere datum wijzigingen in de overeenkomst aan te brengen. Indien geen der partijen vóór 1 oktober 2008 aan de andere partij te kennen heeft gegeven dat zij de
overeenkomst wenst te doen eindigen, of in één of meer bepalingen wijzigingen wenst, zodat alsdan een gewijzigde overeenkomst tot stand komt, zal deze geacht worden voor één jaar stilzwijgend te zijn verlengd.
2. DIENSTVERBAND
2.1. De Arbeidsovereenkomst
2.1.1. -1 Tenzij het bepaalde in het tweede lid van dit artikel toepassing vindt, wordt de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en de werknemer aangegaan voor onbepaalde tijd.
-2 De arbeidsovereenkomst kan voor bepaalde tijd worden aangegaan;
a. indien de werkzaamheden, waarmee de werknemer is belast, van tijdelijke aard zijn;
b. indien de dienstbetrekking strekt tot tijdelijke vervanging;
c. ten einde te beoordelen of de werknemer de geschiktheid bezit voor de functie, waartoe hij zich verbindt, echter ten hoogste voor één jaar. Een tijdelijke arbeidsovereenkomst kan maximaal twee maal worden verlengd, waarbij de totale duur van alle arbeidsovereenkomsten voor
bepaalde tijd tezamen genomen, inclusief eventuele tussenperioden van niet meer dan 3 maanden, niet meer bedraagt dan maximaal 3 jaren. Indien een voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst is verlengd, is voor haar beëindiging geen voorafgaande opzegging nodig.
-3 Ongeacht of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde dan wel voor onbepaalde tijd wordt aangegaan, kan wederzijds -conform het bepaalde in artikel 7: 652 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek- een proeftijd worden bedongen van maximaal twee maanden.
2.1.2. -1 De arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer wordt schriftelijk aangegaan.
-2 Bij de indiensttreding ontvangt de werknemer kosteloos:
a. een door werkgever en werknemer getekend exemplaar van de arbeidsovereenkomst;
b. een exemplaar van deze CAO en van de bijzondere bepalingen, die op de werknemer van toepassing zijn.
-3 De schriftelijke arbeidsovereenkomst houdt in:
a. de naam, voornamen, geboorteplaats, geboortedatum en nationaliteit van de werknemer;
b. de datum van indiensttreding;
c. de functiebeschrijving c.q. functiekarakteristiek;
d. de waardering van de functie, indien deze volgens het bij werkgever geldende systeem van functiewaardering is gewaardeerd dan wel de indeling op basis van de Functie Familie Matrix;
e. het salaris, onder aanduiding van de salarisklasse, die op de functie van toepassing is;
f. de mededeling of de overeenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd wordt aangegaan;
g. een verklaring van de werknemer, dat hij met de inhoud van deze CAO bekend is en dat hij daarmede akkoord gaat.
-4 Een exemplaar van deze CAO is bij de afdeling HR in papieren vorm opvraagbaar.
-5 Alle wijzigingen in functie, functiewaardering of functie-indeling en salariëring worden de werknemer schriftelijk meegedeeld.
2.2. Wederzijdse verplichtingen van werkgever en werknemer
2.2.1. -1 Werkgever en werknemer dragen gezamenlijk zorg voor een goede verstandhouding binnen PGGM en op de plaats van de arbeid.
-2 De werkgever is gehouden de werknemer in de gelegenheid te stellen tot de vervulling van de verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst.
2.2.2. | -1 | De werknemer is verplicht de in deze CAO gestelde regels in acht te nemen. |
-2 -3 | De werknemer is gehouden de hem met het oog op de vervulling van zijn functie door of vanwege de directie gegeven voorschriften en/of aanwijzingen op te volgen. Indien de werknemer door onvoorziene omstandigheden verplicht is van de | |
-4 | hem gegeven voorschriften en/of aanwijzingen af te wijken, geeft hij daarvan onmiddellijk kennis aan degene, onder wiens directe leiding hij werkzaam is. Om transparantie en duidelijkheid rondom gedragsregels te bevorderen hanteert | |
-5 | de werkgever de regeling “Gedragscode PGGM”. De Gedragscode PGGM is tevens bedoeld ter bescherming van de medewerkers in hun externe contacten met onder andere zakelijke relaties. In de Gedragscode PGGM zijn op basis van het wettelijke kader de regels en sanctionering voor werknemers vastgelegd met betrekking tot het voorkomen van verstrengeling van belangen van de werkgever en de privé-belangen van medewerkers. De werknemer ondertekent bij zijn arbeidsovereenkomst voor ontvangst van de Gedragscode PGGM en verstrekt daarnaast een jaarlijkse verklaring omtrent zijn eventuele aandelentransacties. De werknemer is verplicht, wanneer de directie dit in het belang van het werk | |
nodig acht, in bijzondere gevallen, tijdelijk andere dan zijn gewone werkzaam- heden te verrichten. De directie zal bij het opdragen van deze werkzaamheden zoveel mogelijk rekening houden met de door de werknemer vervulde functie. | ||
2.2.3. | -1 -2 | De werknemer is gehouden met betrekking tot de bewaring, het gebruik en het onderhoud van de hem door of vanwege werkgever ter beschikking gestelde hulpmiddelen de geldende voorschriften en/of de hem gegeven aanwijzingen op te volgen. Indien de werknemer door opzet of bewuste roekeloosheid eigendommen van |
werkgever of van derden beschadigt of verloren doet gaan, is hij aansprakelijk voor de schade. Nadat de werknemer is gehoord, wordt door of namens de directie bepaald, of de in de vorige alinea bedoelde schade door hem vergoed dient te worden. De eventueel op te leggen vergoeding zal op het salaris van de werknemer worden ingehouden in maandelijkse termijnen ten bedrage van ten hoogste 4% van het maandsalaris. Indien wordt bepaald dat de werknemer de schade dient te vergoeden, zal hem dat schriftelijk en met redenen omkleed worden medegedeeld. |
2.2.4. Het is de werknemer verboden:
a. rechtstreeks of door tussenkomst van (een) ander(en) deel te nemen aan ten behoeve van werkgever uit te voeren aannemingen, leveringen of werken;
b. rechtstreeks of door tussenkomst van (een) ander(en) geschenken, provisie of commissieloon te vorderen of aan te nemen van personen, ten behoeve van werkgever werkzaam of van leveranciers van werkgever;
c. van personen waarmede hij door zijn functie in aanraking komt, giften, provisie of beloning te vorderen of aan te nemen;
d. personen in dienst van werkgever te bezigen voor het verrichten van persoonlijke diensten of iets dat aan werkgever behoort, te gebruiken voor persoonlijke doeleinden, een en ander tenzij goedkeuring van de directie is verkregen;
e. een andere gehonoreerde functie uit te oefenen of handel te drijven zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de directie.
De werknemer aan wie geschenken, provisie als bedoeld onder b. en c. van dit artikel worden aangeboden, (welke worden aangeboden) met de kennelijke bedoeling opdrachten te verwerven of te behouden, geeft hiervan onmiddellijk kennis aan zijn verantwoordelijke directeur.
2.2.5. De werknemer dient aan de afdeling HR mededeling te doen van:
- adreswijziging;
- wijziging in zijn burgerlijke staat;
- wijziging in de samenstelling van zijn gezin;
- alle andere feiten en mutaties waarvan redelijkerwijs kan worden verondersteld, dat kennisgeving van belang is.
2.3. Beoordelingssysteem
2.3.1. Werkgever kent een beoordelingssysteem, dat in samenhang met de salarisstructuur de basis vormt voor een gedifferentieerd beloningssysteem. Voor het beoordelingssysteem geldt het instemmingsrecht voor de ondernemingsraad.
2.4. Schorsing
2.4.1. De directie kan de werknemer in de uitoefening van zijn functie schorsen op grond van gedragingen, die zo ernstig van aard zijn, dat onmiddellijke beëindiging van zijn werkzaamheden voor werkgever noodzakelijk moet worden geacht.
De schorsing wordt schriftelijk en met redenen omkleed aan de werknemer medegedeeld. De werknemer wordt in de gelegenheid gesteld zich binnen 4 x 24 uur te verantwoorden. Hij kan zich daarbij door een raadsman laten bijstaan.
De schorsing duurt ten hoogste één maand en kan met ten hoogste één maand worden verlengd, met dien verstande dat de schorsing gehandhaafd kan blijven tijdens de periode van opzegging overeenkomstig artikel 2.5.3.
Tijdens de schorsing kan de werknemer de toegang tot de gebouwen en/of terreinen van werkgever worden ontzegd.
Indien en zodra blijkt dat schorsing ongegrond was, vindt in overleg met de betrokken werknemer zowel mondelinge als schriftelijke rehabilitatie door of vanwege de directie plaats.
2.5. Einde van de arbeidsovereenkomst
2.5.1. De arbeidsovereenkomst eindigt:
a. indien de overeenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan, door het verstrijken van de termijn of de beëindiging van de werkzaamheden waarvoor zij is aangegaan;
b. door ingang van het ouderdomspensioen of overbruggingsuitkering ingevolge de in artikel 5.1.bedoelde pensioenregeling;
c. door ingang van flexpensioen.
Werknemer en werkgever kunnen in de gevallen van lid b en c vervolgens besluiten tot het continueren van het dienstverband. In dergelijke gevallen is het seniorenverlof uit artikel 4.7. en de VWO-regeling niet van toepassing.
d. door overlijden van de werknemer;
e. door beëindiging om een dringende reden bedoeld in de artikelen 7: 678 of 7: 679 BW;
f. door schriftelijke opzegging.
g. door ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
2.5.2. Opzegging van de arbeidsovereenkomst door of vanwege de directie zal slechts geschieden om gewichtige redenen, welke onder anderen aanwezig kunnen worden geacht:
a. wanneer de werknemer zich schuldig maakt aan wangedrag of op andere wijze de plichten veronachtzaamt, welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt;
b. wanneer de werknemer niet of niet meer de geschiktheid blijkt te bezitten voor de functie waartoe hij zich heeft verbonden;
c. wanneer de werknemer voor 80% of meer arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering en deze arbeidsongeschiktheid langer duurt dan de termijn waarover, ingevolge het in artikel 5.2.3. lid 1 bepaalde, aanspraak op een aanvullende uitkering van werkgever bestaat.
d. wanneer het optreden van de werknemer zodanig is, dat tewerkstelling bij werkgever redelijkerwijze niet langer van de directie kan worden gevergd;
e. wanneer wegens opheffing van de functie of wegens reorganisatie de functie van de werknemer overbodig wordt; de opzegging van de arbeidsovereenkomst geschiedt in dit geval niet dan na voorafgaand overleg met partij ter andere zijde.
2.5.3. -1 De termijn van opzegging, door werkgever en werknemer in acht te nemen, bedraagt in alle gevallen twee maanden.
-2 De arbeidsovereenkomst, die is afgesloten voor onbepaalde tijd, zal slechts per het einde van de maand kunnen eindigen, behoudens in gevallen als genoemd in artikel 7: 678 van het Burgerlijk Wetboek.
2.6. Wachtgeld
2.6.1 Ingeval het dienstverband wordt opgezegd om redenen, als bedoeld in artikel 2.5.2. sub e, wordt aan de werknemer met ingang van de dag, waarop de arbeidsovereen- komst eindigt, een wachtgeld toegekend overeenkomstig de navolgende bepalingen van de wachtgeldregeling.
2.6.2. -1 Behoudens het bepaalde in het verdere van deze regeling, bedraagt het wachtgeld als bedoeld in het voorgaande artikel gedurende de eerste drie maanden het laatst genoten bruto salaris en wordt het daarna toegekend met drie maanden voor elk vol jaar in dienst van werkgever doorgebracht, ten bedrage van:gedurende de eerste drie maanden het laatst bruto genoten salaris, gedurende de volgende drie maanden 85%, gedurende de volgende twee jaren 70% en vervolgens 60% van dat salaris.
De berekende duur van de wachtgeldaanspraak wordt gekort met een periode van 12 maanden gedurende de periode van een wachtgelduitkering van 60% van het laatstgenoten salaris. Indien de periode van een wachtgelduitkering van 60% korter is dan 12 maanden, wordt gekort voor deze kortere periode.
-2 Indien het dienstverband is onderbroken, wordt bij de vaststelling van het aantal dienstjaren uitsluitend de diensttijd die onmiddellijk aan het ontslag met toekenning van wachtgeld voorafgaat, in aanmerking genomen, tenzij de onderbreking(en) van het dienstverband korter dan twee jaren heeft (hebben) geduurd.
-3 Bij de vaststelling van het aantal dienstjaren wordt de tijd in dienst van het Pensioenfonds voor Katholieke Instellingen, het Pensioenfonds van de Bond der Nederlandse Diakonessenhuizen en geestverwante ziekenhuizen en het Pensioenfonds Volksgezondheid en Maatschappelijk Werk, alsmede van andere instellingen voor sociale verzekering ter beoordeling van de directie, doorgebracht, mede in aanmerking genomen, zulks voor zover die diensttijd onmiddellijk voorafgaat aan die bij werkgever.
-4 Bij de toepassing van het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde wordt de diensttijd vóór het bereiken van de achttienjarige leeftijd vervuld, niet in aanmerking genomen.
-5 Onder laatst genoten salaris wordt behoudens het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, verstaan:
het salaris dat door de werknemer op de dag vóór zijn ontslag werd xxxxxxx, alsmede de in de artikelen 3.3. en 3.4. bedoelde toelagen.
-6 Indien het salaris en de toelagen, als bedoeld in het vorige lid, uit andere hoofde dan op grond van periodieke verhogingen, gewijzigd zou zijn wanneer de betrokkene in dienst zou zijn gebleven, geldt vanaf de datum van inwerkingtreding van die wijziging het aldus gewijzigde bedrag als laatst genoten salaris.
-7 Voor functies, die geleidelijk worden opgeheven, kan ten aanzien van het voor de toepassing van dit reglement als laatst genoten salaris aan te nemen bedrag van het bepaalde in het vijfde lid van dit artikel worden afgeweken.
-8 Het wachtgeld wordt, behoudens voor zover het gebaseerd is op de in het vijfde lid van dit artikel bedoelde toelagen, uitgekeerd in maandelijkse termijnen. Met toestemming van de op wachtgeld gestelde kan de uitbetaling echter in langere termijnen plaatsvinden.
Het in de CAO met betrekking tot de wijze van uitbetaling van de in het vijfde lid van dit artikel bedoelde toelagen bepaalde, vindt ten aanzien van het wachtgeld overeenkomstige toepassing.
-9 De directie kan met de op wachtgeld gestelde een regeling treffen krachtens welke het wachtgeld geheel of ten dele wordt vervangen door een afkoopsom.
-10 | Er is een verplichting van de werknemer om zich in te schrijven bij het CWI als werkzoekende en om een WW-uitkering bij het UWV aan te vragen. Gedurende deze periode is werknemer eveneens verplicht zich actief op te stellen teneinde betaalde arbeid te verrichten. | |
2.6.3 | -1 -2 | Indien de op wachtgeld gestelde met ingang van of na de dag waarop het wachtgeld is ingegaan, inkomsten uit arbeid of bedrijf geniet, worden deze inkomsten op het wachtgeld in mindering gebracht, indien en voorzover zij tezamen met het wachtgeld het laatstelijk genoten niveau van het wachtgeld overstijgen als bedoeld in artikel 2.6.2 lid 1. Op het wachtgeld komen in mindering de uitkering ingevolge een wettelijke |
-3 | wachtgeld- en/of werkloosheidsverzekering, alsmede een mogelijke uitkering ingevolge de Ziektewet en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering. De betrokkene is verplicht onmiddellijk het bedrag aan inkomsten uit arbeid of | |
-4 | bedrijf op te geven, evenals het bedrag dat aan wachtgeld of werkloosheidsuitkering dan wel aan ziekengeld of arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge een wettelijke regeling genoten wordt. Voldoet hij aan die verplichting niet of niet juist, dan kan het wachtgeld worden ingehouden. De bepalingen in lid 1 en 2 van dit artikel zijn van toepassing op diegenen die | |
na 1 januari 2008 op wachtgeld worden gesteld. Lid 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing op de wachtgeldgerechtigden die reeds voor 1 januari 2008 op wachtgeld zijn gesteld; voor hen geldt het bepaalde in artikel 2.6.3. sub 1 uit de CAO met looptijd 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 | ||
2.6.4. | -1 -2 | Indien de op wachtgeld gestelde een hem aangeboden functie, die hem in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden redelijkerwijze kan worden opgedragen, weigert te aanvaarden of ook anderszins geen gebruik maakt van de gelegenheid inkomsten te verkrijgen op een wijze die, in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden, naar het oordeel van de directie voor hem passend kan worden geacht, worden deze verzuimde inkomsten op het wachtgeld in mindering gebracht, indien en voorzover zij tezamen met het wachtgeld het laatstelijk genoten niveau van het wachtgeld overstijgen als bedoeld in artikel 2.6.2 lid 1. De op wachtgeld gestelde is voorts verplicht zich te gedragen naar de |
-3 | voorschriften, die hem door of namens de directie, hetzij in het algemeen hetzij voor een bijzonder geval, worden gegeven en ertoe strekken om een functie of een andere bron van inkomsten te verkrijgen. Bij niet-nakoming van die voorschriften kan het wachtgeld door de directie geheel of ten dele worden ingetrokken. De bepalingen van dit artikel vinden overeenkomstige toepassing voor de | |
-4 | werknemer, aan wie het voornemen is medegedeeld, om zijn functie op te heffen of de inrichting van de afdeling, waarbij hij werkzaam is, zodanig te veranderen, dat hij overbodig zal worden, met dien verstande, dat de toekenning van wachtgeld achterwege kan blijven of slechts tot verminderd bedrag kan geschieden. De bepaling in lid 1 van dit artikel is van toepassing op diegenen die na 1 | |
januari 2008 op wachtgeld worden gesteld. Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op de wachtgeldgerechtigden die reeds voor 1 januari 2008 op wachtgeld zijn gesteld; voorhen geldt het bepaalde in artikel 2.6.4. sub 1 uit de CAO met looptijd 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007. | ||
2.6.5. | -1 | Aan degene, die op wachtgeld is gesteld, of te wiens aanzien is bepaald, dat hij op wachtgeld zal worden gesteld, kan, indien hij elders arbeid of bedrijf gaat ter hand nemen, ter zake van de kosten, die voor hem aan de daartoe nodige verhuizing zijn verbonden, een bedrag worden toegekend, indien bij gebreke |
van die toekenning die arbeid of dat bedrijf door hem redelijkerwijze niet zou zijn te aanvaarden.
2.6.6. -1 Het wachtgeld eindigt:
a. met het verstrijken van de in het eerste lid van artikel 2.6.2. bedoelde termijn;
b. met ingang van de dag waarop het pensioen of de overbruggingsuitkering ingevolge de in artikel 5.1.bedoelde pensioenregeling kan ingaan;
c. met het einde van de maand waarin de op wachtgeld gestelde komt te overlijden.
-2 Het wachtgeld kan worden vervallen verklaard, indien de op wachtgeld gestelde zich zodanig gedraagt dat hij, indien hij in dienst was gebleven, zou zijn ontslagen, dan wel indien hij zich in het buitenland vestigt of geacht moet worden aldaar duurzaam te verblijven.
2.6.7. -1 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de op wachtgeld gestelde wordt aan de rechthebbende(n) als bedoeld in het tweede lid van artikel 5.3. een bedrag uitgekeerd dat gelijk is aan driemaal het op het tijdstip van overlijden geldende maandelijkse wachtgeld. Het bepaalde in het derde lid van artikel 5.3. is van overeenkomstige toepassing.
-2 Aan de weduwe van de op wachtgeld gestelde wordt naast de uitkering als bedoeld in het eerste lid van dit artikel gedurende een jaar, na de maand van overlijden, een maandelijks bedrag gegarandeerd, dat gelijk is aan het op het tijdstip van overlijden geldende maandelijkse wachtgeld, zulks onder aftrek van uitkeringen krachtens de Algemene Nabestaandenwet en uitkeringen krachtens de pensioenregeling als bedoeld in artikel 5.1.
2.6.8. -1 Gedurende de in het eerste lid van artikel 2.6.2. bedoelde termijn blijft de in artikel 5.1. bedoelde pensioenregeling van toepassing.
-2 Tenzij het wachtgeld ingevolge het in het eerste lid van artikel 2.6.3. en in artikel 2.6.4. bepaalde is verminderd, is de bijdragegrondslag gelijk aan het laatst genoten salaris.
Op de eerste januari samenvallend met of volgend op de dag waarop het in het eerste lid van artikel 2.6.3. en in artikel 2.6.4. bepaalde toepassing heeft gevonden, wordt de bijdragegrondslag vastgesteld op het verschil van de laatst geldende bijdragegrondslag en de vermindering van het wachtgeld.
Voor de toepassing van het in deze alinea bepaalde wordt het in het eerste lid van artikel 2.6.2. bedoelde percentage geacht 100 te zijn.
-3 Indien het wachtgeld ingevolge het in het eerste lid van artikel 2.6.2. bepaalde is vastgesteld op basis van een percentage van 85 of minder, wordt het deel van de premie waarvoor werkgever verhaal heeft op het wachtgeld naar evenredigheid bepaald.
-4 Voor de vaststelling van de toeslag bij achterstand van de veronderstelde rechten op pensioen als bedoeld in het pensioenreglement van werkgever wordt de deelneming in het pensioenfonds geacht te hebben voortgeduurd tot het ingaan van het ouderdomspensioen.
3. BELONING
3.1. Salariëring
3.1.1. -1 Voor de salariëring geldt de in artikel 3.2. opgenomen salaristabel. Aan de werknemer wordt een salaris betaald volgens de voor hem geldende salarisklasse op de wijze als door hem met werkgever is overeengekomen, een en ander met inachtneming van de bepalingen van deze CAO. Van de geldende salarisklassen, die door werkgever worden gebruikt, wordt aan de werknemer een exemplaar verstrekt.
Ieder kalenderjaar plegen partijen overleg over de aanpassing van de salarissen overeenkomstig een in onderling overleg vast te stellen indexcijfer. Met ingang van 1 januari 2008 worden de per 31 december 2007 geldende salarissen en salarisschalen met 3% verhoogd.
-2 Telkens op 1 januari van enig jaar wordt de werknemer, die op die datum ten minste 6 maanden in dienst is, beoordeeld op grond van het in artikel 2.3. genoemde beoordelingssysteem. Zolang het bij de beoordeling behorende maximum salaris volgens de voor hem geldende salarisklasse niet is bereikt, wordt een periodieke salarisverhoging toegekend op basis van de beoordelingsuitslag “voldoende”, “goed”, “zeer goed” of “uitstekend”, tenzij van onvoldoende geschiktheid is gebleken.
De periodieken worden in zogenoemde “delta´s” uitgedrukt. Eén delta is 1% van het voor de desbetreffende salarisschaal geldende maximum bij “goed” functioneren. Voor “voldoende”, “goed”, “zeer goed” en “uitstekend” functioneren worden respectievelijk 1, 3, 5 en 6 delta´s toegekend.
De beoordelingsuitspraak en daarop gebaseerde verhoging wordt de werknemer schriftelijk meegedeeld.
-3 Indien de werknemer bevorderd wordt naar een functie, die in een hogere functiegroep is ingedeeld, wordt zijn salaris verhoogd met de in tabel 3.2. opgenomen promotieperiodiek tenzij het huidige persoonlijke salaris van de betrokken medewerker al hoger is dan het maximum eindsalaris bij “goed” beoordeling in de nieuwe salarisklasse. Het nieuwe salaris is minimaal gelijk aan het beginsalaris van de nieuwe salarisklasse.
-4 Over de tijd, gedurende welke de werknemer in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn werk te verrichten, wordt hem zijn salaris niet uitgekeerd.
-5 Meer of minder werken
Het salaris van de werknemer met een, ten opzichte van de basisarbeidsduur uit artikel 4.1, afwijkend aantal overeengekomen uren wordt naar rato van het aantal overeengekomen uren vastgesteld.
De vakantie- en eindejaarsuitkering worden naar evenredigheid vastgesteld.
3.2. Salaristabel en Promotieperiodiek
In onderstaande tabel is verwerkt de salarisverhoging van 3% per 1 januari 2008.
Salaristabel per 1 januari 2008
Klasse | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 |
Beginsalaris | 1523 | 1574 | 1635 | 1711 | 1806 | 1922 | 2069 | 2250 | 2476 | 2757 | 3105 | 3539 | 4071 |
Periodieke verhoging | |||||||||||||
Voldoende | 16 | 18 | 19 | 21 | 23 | 26 | 30 | 34 | 39 | 45 | 54 | 63 | 75 |
Goed | 55 | 57 | 61 | 66 | 73 | 80 | 90 | 102 | 116 | 136 | 160 | 187 | 224 |
Zeer goed | 89 | 95 | 101 | 109 | 121 | 134 | 149 | 171 | 195 | 227 | 264 | 313 | 371 |
Uitstekend | 106 | 112 | 122 | 132 | 144 | 161 | 180 | 203 | 235 | 271 | 317 | 375 | 445 |
Eindsalaris | |||||||||||||
Voldoende | 1650 | 1753 | 1880 | 2039 | 2237 | 2480 | 2785 | 3163 | 3632 | 4207 | 4919 | 5805 | 6906 |
Goed | 1776 | 1884 | 2020 | 2192 | 2404 | 2668 | 2995 | 3399 | 3902 | 0000 | 0000 | 0000 | 7421 |
Zeer goed | 1830 | 1964 | 2132 | 0000 | 0000 | 0000 | 3300 | 3763 | 4329 | 0000 | 0000 | 0000 | 8369 |
Uitstekend | 1884 | 2020 | 2192 | 0000 | 0000 | 0000 | 3399 | 3902 | 4516 | 5283 | 6237 | 7421 | 8894 |
Promotieperiodiek | |||||||||||||
bij promotie naar | 26 | 31 | 38 | 47 | 59 | 74 | 91 | 112 | 141 | 174 | 217 | 271 |
Leeftijdskorting
Het beginsalaris is het salaris van een 23-jarige met 0 ervaringsjaren. Voor werknemers jonger dan 23 jaar wordt het beginsalaris gekort met 10% per leeftijdsjaar. Bepalend is daarbij de leeftijd op 1 januari van het betreffende kalenderjaar.
3.2.1. Jaarsalaris
Bij een vakantietoelage van 8% en een eindejaarsuitkering van 6,5% wordt het jaarsalaris gevonden door het maandsalaris te vermenigvuldigen met de factor 13,74.
3.3. Vakantietoelage
3.3.1. -1 Jaarlijks - als regel in de maand mei - wordt aan de werknemer een vakantie- toelage uitgekeerd. De hoogte van de toelage bestaat uit een percentage (8%) van het over de maand mei genoten salaris vermenigvuldigd met twaalf.
Voor werknemers van 23 jaar of ouder geldt met betrekking tot de vakantie- toelage een minimum bedrag per 1 januari 2007 van € 1.733 en per 1 januari 2008 van € 1.785. Dit minimum bedrag zal jaarlijks worden aangepast aan een tussen de partijen in onderling overleg overeen te komen indexcijfer.
Indien de werknemer een beperkte werktijd heeft, wordt de minimaal uit te keren vakantietoelage naar evenredigheid berekend.
[Kindertoelage
Bij overeenkomst d.d. 12 november 1981 is bepaald dat voor de werknemer in dienst getreden vóór 1 januari 1982, de vakantietoelage wordt verhoogd met een extra bedrag per kind dat geboren is vóór 1 januari 1982 en waarvoor kinderbijslag wordt genoten. Het bedrag van de kindertoelagen zal jaarlijks worden aangepast overeenkomstig het vast te stellen indexcijfer van de salarissen.]
-2 Indien de werknemer niet het gehele kalenderjaar waarop de vakantietoelage betrekking heeft in dienst van werkgever was of vermoedelijk zal zijn, wordt de vakantietoelage naar evenredigheid bepaald.
-3 Indien aan een werknemer vóór de algemene betaling van de vakantietoelage ontslag wordt verleend, ontvangt hij zijn vakantietoelage voor het betreffende kalenderjaar bij de laatste salarisbetaling. Als grondslag voor de berekening van de vakantietoelage geldt in dit geval het over de maand van ontslag genoten salaris.
-4 Indien de werknemer in dienst treedt, nadat de algemene betaling van de vakantietoelage heeft plaatsgevonden, ontvangt hij zijn vakantietoelage over het betreffende kalenderjaar bij de salarisbetaling over december van dat jaar, respectievelijk bij de laatste salarisbetaling in geval van eerder ontslag. Als grondslag voor de berekening van de vakantietoelage geldt in dit geval het over de maand van indiensttreding genoten salaris.
-5 Indien het dienstverband tussen het tijdstip van de betaling van de vakantie- toelage en de 31ste december van dat jaar wordt beëindigd, zal bij de laatste salarisbetaling de te veel betaalde vakantietoelage worden verrekend.
-6 In het jaar, waarin de werknemer werkgever wegens pensionering verlaat, vindt de in het tweede lid van dit artikel bedoelde vermindering geen toepassing.
-7 Het in het zesde lid bepaalde vindt overeenkomstig toepassing ingeval het dienstverband wordt beëindigd op grond van het bepaalde in artikel 2.5.2. onder c.
-8 De vakantie en – eindejaarstoeslag van de werknemer die in enig jaar werkgever verlaat wegens pensionering dan wel wiens dienstverband beëindigt op grond van het bepaalde in art 2.5.2. lid b en c en in datzelfde jaar opnieuw in dienst treedt, wordt verrekend met de vakantie en – eindejaarstoeslag die de werknemer ex lid 6 en 7 van dit artikel reeds heeft ontvangen. Deze verrekening kan per saldo niet leiden tot een terugbetalingsverplichting van de werknemer.
3.4. Eindejaarsuitkering
3.4.1. Bij de salarisbetaling over december respectievelijk bij de laatste salarisbetaling in geval van eerder ontslag wordt aan de werknemer een toelage uitbetaald.
Deze eindejaarsuitkering bedraagt 6,5%. De berekening vindt plaats conform de methodiek van de vakantietoelage ingevolge artikel 3.3 met dien verstande dat als grondslag voor de berekening geldt het over de maand december respectievelijk het over de maand van ontslag genoten salaris.
3.4.2. Voor werknemers van 23 jaar of ouder geldt een minimum. Bij een volledig dienstverband bedraagt de minimum eindejaarsuitkering per 1 januari 2007 € 1.408 en per 1 januari 2008 € 1.450.
[Het gestelde over Kindertoelage(overgangsregeling) onder 3.3.1. geldt ook bij de eindejaarsuitkering met dien verstande, dat het bedrag per kind in de eindejaarsuitkering een derde (1/3) bedraagt van het bedrag, dat geldt bij de vakantietoelage.]
3.5. Gratificaties
3.5.1. -1 De directie is bevoegd aan de werknemer een gratificatie toe te kennen wegens buitengewone toewijding en/of taakvervulling.
-2 Bij het 12½-jarig dienstverband bij werkgever ontvangt de werknemer een gratificatie gelijk aan een kwart van zijn maandsalaris.
Bij het 25-jarig dienstverband bij werkgever ontvangt de werknemer een gratificatie gelijk aan zijn maandsalaris.
Bij het 40-jarig dienstverband bij werkgever ontvangt de werknemer een gratificatie gelijk aan zijn maandsalaris.
Voor het uitbetalen van de gratificaties zijn de bepalingen van de Wet op de Loonbelasting van toepassing.
-3 Indien een dienstjubileumdatum ligt na de datum dat aanspraak kan worden gemaakt op de overbruggingsuitkering, als bedoeld in het pensioenreglement van werkgever, en voordat de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt, zal op het moment dat toetreding tot de overbruggingsuitkering plaatsvindt de jubileumuitkering worden uitbetaald in de vorm van een slotuitkering.
-4 Onder dienstverband bij werkgever wordt voor de toepassing van dit lid, tot 1 april 1980, mede verstaan diensttijd bij een ander pensioenfonds of een andere instelling voor sociale verzekering, welke diensttijd onmiddellijk voorafgaat aan die bij werkgever.
3.6. Vergoeding voor vervanging
3.6.1. -1 De werknemer, die ingevolge hem daartoe door of namens de directie verstrekte opdracht, ten minste gedurende een maand volledig een andere functie heeft waargenomen met uitzondering van vervanging wegens vakantie, ontvangt indien voor die functie een hogere salarisklasse geldt dan voor zijn functie, een vergoeding voor de duur van de waarneming overeenkomstig het in de volgende lid bepaalde.
-2 Bij de vaststelling van de vergoeding wordt uitgegaan van de helft van het verschil tussen het beginsalaris van de huidige functie en het beginsalaris van de waargenomen functie, met dien verstande dat de vergoeding tenminste gelijk is aan het beginsalaris van de waargenomen functie.
3.7 Variabele beloning
• Variabele beloning is een beloning bovenop de reguliere vaste beloning:
• De regeling variabele beloning is gebaseerd op het werken volgens afspraken over op output gerichte targets, zowel kwantitatief als kwalitatief op zowel organisatie-, afdelings- en individueel niveau.
• Uitgangspunt is dat bij voldoende functioneren geen variabele beloning wordt toegekend. In uitzonderingsgevallen kan variabele beloning bij "voldoende" functioneren worden toegekend. De leidinggevende dient dit te onderbouwen bij zijn naast hogere leidinggevende.
• Variabele beloning heeft betrekking op bepaalde functiefamilies vanaf schaal 8 tot en met 13: managementfuncties, directe functiefamilies (het betreft functies die een direct aantoonbare impact op het resultaat hebben waarbij de directe impact kan worden vertaald in financiële doelen) en overige functiefamilies.
• De raad van bestuur stelt vast welke functiefamilies in aanmerking komen voor variabele beloning. Leidende beginselen hierbij zijn marktconformiteit en het daadwerkelijk kunnen vergroten van de resultaatgerichtheid van de functiefamilies.
• De vakorganisaties hebben gedurende de jaren 2008 en 2009 een instemmende rol in de toewijzing van functiefamilies.
• Een eenmaal aangewezen functiefamilie wordt structureel opgenomen in het beleid variabele beloning.
• De maximale hoogte van de bonus wordt vastgesteld aan de hand van marktvergelijkingen. De hoogte van de variabele beloning voor 2008 is vastgesteld op:
Schaal | Direct | Management | Overig |
8 - 9 | 10% | 10% | 0% |
10 - 11 | 15% | 15% | 10% |
12 - 13 | 15% | 15% | 10% |
• Aantal en weging van de targets worden jaarlijks door de unitdirectie vastgesteld.
• De te bepalen targets en dus de toe te kennen variabele beloning worden bepaald door de individuele doelen, de afdelingsdoelen en doelen van de unit/PGGM. De targets beslaan een kalenderjaar.
• Individuele targets worden vastgesteld door de lijnmanagers en goedgekeurd door de betreffende directeur. De unitdirectie is eindverantwoordelijk voor de uiteindelijke besluitvorming.
• De hoogte van de variabele beloning is in eerste instantie afhankelijk van de target realisatie. Individuele toekenning van variabele beloning wordt door de naasthogere leidinggevende geaccordeerd. HR coördineert het gehele proces van target evaluatie en adviseert het verantwoordelijke management.
• De variabele beloning telt niet mee voor de berekening van vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.
• De variabele beloning maakt deel uit van de bijdragegrondslag pensioenregeling
• In geval van afwezigheid gedurende meer dan 3 maanden binnen de looptijd van de regeling worden nadere afspraken gemaakt met de deelnemer.
• De uitwerking van het variabel beloningsbeleid staat beschreven in de uitvoeringsregels.
• Variabele beloning wordt stapsgewijs ingevoerd in heel PGGM. Invoering van variabele beloning gaat gepaard onder strikte randvoorwaarden onder andere op het gebied van training en vaardigheden van leidinggevenden om te werken met dit instrument.
• Ultimo 2008 zal de invoering van de variabele beloning worden geëvalueerd.
4. ARBEIDSTIJD
4.1. Basisarbeidsduur
-1 De basisarbeidsduur bij een voltijd dienstverband bedraagt 36 uur per week, dit laatste over een kalenderjaar gerekend.
-2 De in lid 1 genoemde arbeidsduur geldt als norm. Hiervan kan structureel of incidenteel worden afgeweken. Voor een structurele afwijking geldt de Wet Aanpassing Arbeidsduur. Voor een incidentele afwijking geldt het systeem van flexibele arbeidsduur uit 4.1.2.
4.1.1. Roostervrije uren
-1 Om conform artikel 4.1 op voltijdbasis tot een gemiddeld 36-urige werkweek te komen, bouwt de werknemer maximaal 192 roostervrije uren per jaar op.
-2 Per unit of afdeling kunnen per kalenderjaar door de werkgever van genoemde 192 roostervrije uren maximaal 24 uur als verplicht roostervrij worden aangewezen. In overleg met en instemming van de ondernemingsraad zal vóór 1 december van enig jaar worden bepaald welke dagen in het volgende jaar als verplichte roostervrij worden aangewezen.
-3 Van de roostervrije dagen blijven maximaal 40 uur ter vrije besteding van de werknemer. De resterende roostervrije uren worden zoveel mogelijk van te voren ingeroosterd volgens een regelmatig patroon. Dit gebeurt zo veel mogelijk in een schema van 8 uur per twee weken, dan wel 4 uur per week.
-4 Voor deeltijders zal het aantal roostervrije uren naar rato van het deeltijdpercentage worden berekend. Vervolgens worden afgetrokken de feitelijke werktijden die op de aangewezen roostervrije uren zouden zijn gewerkt. Een eventueel restant wordt aan het verlof toegevoegd.
-5 De in te roosteren tijd wordt gepland in het overleg tussen leidinggevende en werknemer. Bij gebrek aan overeenstemming beslist de leidinggevende.
-6 Niet opgenomen geplande roostervrije tijd komt te vervallen, tenzij de werkgever op grond van een bedrijfsbelang de werknemer vraagt op die dag werkzaamheden te verrichten.
Indien de werkgever de werknemer vraagt op meer dan 24 geplande roostervrije uren werkzaamheden te verrichten, is sprake van overwerk. In principe dient dit te worden voorkomen.
-7 Bij ziekte op een ingeplande roostervrije tijd komt deze tijd te vervallen. Bij ziekte op een voor de werknemer vrij besteedbare roostervrije tijd zal wel sprake zijn van compensatie in de vorm van een vervangende vrij besteedbare roostervrije tijd.
-8 Indien een werknemer niet beschikt over (voldoende) roostervrije uren voor collectief vastgestelde roostervrije tijd dan worden deze ten laste gebracht van het saldo vakantie-uren.
4.1.2. Flexibele arbeidsduur
-1 In het kader van flexibele arbeidsduur bestaat de mogelijkheid te kiezen voor een langere of kortere werkweek dan gemiddeld 36 uur op jaarbasis. De werknemer kan dan kiezen voor een gemiddeld 32, 34, 38 of 40 urige werkweek.
-2 De bron om tot verlenging van de standaard werkweek te komen wordt gevormd door de beschikbare 192 roostervrije uren. Bij een werktijd van 8 uur per dag en een gemiddeld respectievelijk 38 of 40-urige werkweek op jaarbasis verwerft de werknemer respectievelijk 96 of 0 roostervrije uren.
Bij vermindering van de standaard werkweek wordt de arbeidsduur gesteld op gemiddeld respectievelijk 32 of 34-urige werkweek op jaarbasis bij een werktijd van 8 uur per dag. Het salaris wordt naar rato van het voltijds salaris aangepast. Er worden geen roostervrije uren opgebouwd.
-3 Arbeidsvoorwaarden die zijn gekoppeld aan de arbeidsduur (zoals salaris, vakantietoeslag, einde jaarsuitkering, pensioenopbouw) worden pro rata aangepast.
-4 De werknemer dient vóór 1 oktober van enig kalenderjaar een aanvraag in bij zijn leidinggevende. De budgetverantwoordelijke leidinggevende toetst het verzoek en honoreert dit geheel of gedeeltelijk indien en voor zover dit past binnen de organisatorische en capacitaire mogelijkheden. Uiteindelijk beslist de leidinggevende of een individuele wens tot aanpassing van de arbeidsduur en werktijden inpasbaar is in het takenpakket en rooster van de afdeling.
-5 De aanvraag en gemaakte afspraken over een afwijkende arbeidsduur en honorering gelden telkens éénmalig voor het daaropvolgende kalenderjaar.
-6 Dit artikel is niet van toepassing voor werknemers die gebruik maken van de regelingen als bedoeld in artikel 4.7
-7 In de gevallen dat er sprake is van ouderschapsverlof, zwangerschaps- en bevallingsverlof en/of ziekte op de datum van wijziging arbeidsduur, gaat de wijziging in na afloop van het eerder genoemde verlof of nadat de werknemer volledig arbeidsgeschikt is en zijn werkzaamheden volledig hervat heeft.
4.1.3. Deeltijd
In het kader van een deeltijdbevorderende maatregel en de Wet Aanpassing Arbeidsduur heeft elke werknemer het recht om de werkgever te verzoeken zijn functie structureel in deeltijd uit te oefenen. Dit laatste conform de voorwaarden in de WAA. De werknemer dient hiertoe bij de werkgever een schriftelijk verzoek in om de overeengekomen arbeidsduur aan te passen. De werkgever zal binnen vier weken hier schriftelijk en gemotiveerd op reageren. De werkgever kan het verzoek slechts afwijzen op grond van zwaarwegende bedrijfsorganisatorische bezwaren. Bij afwijzing van een verzoek kan de werknemer een adviescommissie inschakelen.
Deze adviescommissie bestaat uit de Directeur HR, één vertegenwoordiger namens het management (niet betrokken bij een eventueel geschil) en één vertegenwoordiger namens de ondernemingsraad. De commissie adviseert aan de directie.
4.2. Bedrijfstijden en werktijden
4.2.1. -1 Standaard bedrijfstijden en werktijden
a. Bij een werkweek van gemiddeld 36 uur op jaarbasis of flexibele arbeidsduur conform artikel 4.1.2., bedraagt de normale werktijd per dag 8 uur.
b. Bij een werkweek van 4x9 uur, conform artikel 6.3.1., bedraagt de normale werktijd per dag 9 uur.
c. Bij flexibilisering van werktijden bedraagt de normale werktijd gemiddeld 36 uur per week op kwartaalbasis.
d. De normen van de standaardregeling uit de Arbeidstijdenwet vormen de kaders voor de indeling van de werktijden.
e. De werktijd dient als regel volbracht te worden in de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 7.30 uur v.m en 19.00 uur n.m.
f. De uiterste tijd van aanvang van de werkzaamheden is 9.30 uur v.m. en de vroegste tijd van beëindiging 16.00 uur n.m., tenzij de aard van de werkzaam- heden de vrijheid van keuze op dit punt dient te beperken.
g. Indien de aard van de werkzaamheden geen of een beperkte keuze laten, of een andere dan het onder lid 1 genoemde aantal uren noodzakelijk maken, wordt dit schriftelijk vastgelegd met vermelding van de noodzakelijke afwijking.
h. De lunchpauze ligt tussen 12.00 uur en 13.30 uur.
De pauze bedraagt minimaal een half uur en maximaal anderhalf uur.
-2 Het in bovenstaand lid bepaalde is niet van toepassing op de werknemers die als regel buiten kantoor werkzaam zijn of zullen zijn.
4.2.2. Verruimde bedrijfstijden en werktijden
-1 Voor werknemers van de Marktorganisatie en de direct ondersteunende diensten worden verruimde bedrijfstijden gehanteerd, te weten: maandag tot en met vrijdag van 7.30 uur tot en met 21.00 uur en zaterdag van 9.00 uur tot en met 16.00 uur. Tot de direct ondersteunende functies worden gerekend de minimaal benodigde functies van IT (systemen) en de facilitaire diensten alsmede de Mid Office (“specialisten”). Als werktijd kan per werknemer maximaal een blok (dagdeel) van 4 uur worden ingeroosterd. Wordt een werknemer 2 dagdelen op 1 zaterdag ingeroosterd dan geldt 1 dagdeel als overwerk.
-2 De leiding van de Marktorganisatie kan besluiten tot het werken volgens een roostercyclus. Indien daartoe wordt besloten, dan is de werknemer verplicht daaraan mee te werken. Alleen voor de dan zittende deeltijders en de werknemers in de direct ondersteunende functies geldt dat hun instemming vereist is om volgens rooster te gaan werken.
Voor de nieuwe deeltijders die voltijds gaan werken respectievelijk de zittende voltijds werknemers, blijft de verplichting om in te roosteren bestaan.
-3 De werk- en rusttijden voor de individuele werknemer worden per kwartaal vastgelegd in roosters met een bandbreedte van:
- 4 uur tot 8 uur per dag
- 32 uur tot 40 uur per week
- gemiddeld 36 uur per week, gerekend over een periode van 13 weken.
De werktijden van deeltijd werknemers alsmede werknemers die kiezen voor een afwijkende arbeidsduur in het kader van 4.1.2., worden naar rato van deze arbeidsduur vastgesteld.
De werktijdenregeling zal vóór invoering met een commissie van de ondernemingsraad worden besproken.
-4 De voor de werknemer geldende vakantieverlofdagen, feestdagen en roostervrije dagen worden opgenomen in het rooster.
-5 De indeling van de roosters wordt minimaal één maand tevoren aan de betrokken werknemers bekend gemaakt.
Bij de indeling van de roosters zal de werkgever zoveel mogelijk rekening houden met de individuele wensen van de werknemers.
Indien een werknemer onoverkomelijke bezwaren heeft tegen de indeling van zijn roosters, dan kan dit worden voorgelegd aan een commissie van de ondernemingsraad met betrekking tot werktijden. Wanneer betrokkenen niet tot overeenstemming komen heeft deze OR-commissie in dit geval de bevoegd- heid advies uit te brengen aan de directie, die een definitieve beslissing neemt.
-6 Voor specifieke doelgroepen is het, na instemming van de vakorganisaties, toegestaan gebroken diensten toe te passen.
-7 Er zal niet op zon- en feestdagen worden ingeroosterd. Indien er toch wordt gewerkt, dan wordt per gewerkt uur een toeslag toegekend van 100% van het uurloon.
-8 Indien vanwege de roosterindeling na 18.00 uur moet worden gewerkt, wordt desgewenst door werkgever een maaltijd verstrekt. De daarvoor benodigde pauzetijd telt niet mee voor de bepaling van het aantal gewerkte uren.
4.2.3. Flexibilisering werktijden
Binnen de grenzen van de bovengenoemde bedrijfstijd bestaat -naast de standaardtijd van 8 uur per dag en 192 roostervrije uren per jaar- onder voorwaarden de mogelijkheid van een flexibeler werktijdenindeling.
Flexibele werktijden: verschillende modellen van een gemiddeld 36-urige werkweek zijn tussen leidinggevende en werknemer bespreekbaar, behalve 4 x 9 uur werken per week (zie daarvoor 6.3.1.).
Bij een verschillend aantal uren per dag en/of per week wordt een gemiddeld 36-urige werkweek op kwartaalbasis aangehouden. Afspraken daarover worden vooraf vastgelegd in roosters.
De individuele werktijden worden op basis van de voor de werknemer geldende arbeidsduur in overleg tussen leidinggevende en werknemer overeengekomen. Het initiatief voor dit overleg kan zowel van de werknemer als van de leidinggevende uitgaan.
Bij verzoeken van de leidinggevende aan de werknemer om (tijdelijk) flexibeler te werken, geldt dat hiervoor de instemming van de betrokken werknemer nodig is.
Criteria voor het overleg over werktijden (voor de individuele afspraken over een flexibele indeling van de werktijden).
De criteria voor het in overleg invullen van de individuele werktijden zijn in ieder geval:
• de eis van bereikbaarheid voor de klanten
• de voortgang van het werk per groep/afdeling moet gewaarborgd blijven
• de indeling van de werktijd moet organisatorisch mogelijk en zinvol zijn
• kunnen afstemmen op de variaties in het werkaanbod (seizoensgebonden, piekbelasting)
• een zorgvuldige afweging van de wederzijdse belangen van werknemer en leidinggevende:
- bij verzoeken van de werknemer worden diens voorkeuren gevolgd indien er geen organisatorische belemmeringen zijn;
- zijn deze er wel dan zal dit gemotiveerd aan de werknemer worden uitgelegd, zodat hij zich op een andere voorkeur kan richten.
Daarnaast gelden als kaders voor de begrenzing van de mogelijke indeling van de werktijden de bepalingen van de Arbowet ter zake van de gevolgen van arbeidstijden voor veiligheid, gezondheid en welzijn, in het bijzonder met de richtlijnen voor beeldschermwerk.
4.3. Overwerk
4.3.1. Overwerk in het kader van de standaard bedrijfstijden (conform artikel 4.2.1.)
-1 Door of namens de directie kan, indien door bijzondere omstandigheden de werkzaamheden anders niet kunnen worden gaande gehouden, aan de werknemer worden opgedragen werkzaamheden buiten de normale werktijd te verrichten, zulks tot een maximum van acht uur per week en met inachtneming van de ter zake geldende wettelijke voorschriften. De werknemer van 55 jaar en ouder zal geen overwerk worden opgedragen. Deze bepaling is niet van toepassing voor werknemers die op 1 januari 2008 53 jaar en ouder zijn (zgn hardheidsclausule).
-2 Op zaterdagen, zondagen en feestdagen wordt slechts gewerkt, indien dit naar het oordeel van de directie noodzakelijk is en voor zover de betrokken werknemer hiertegen in beginsel geen bezwaar heeft.
-3 Indien na de normale werktijd ten minste 3 uur wordt overgewerkt, wordt een pauze ingelast van één uur. In deze pauze wordt desgewenst door werkgever een maaltijd verstrekt. De pauze wordt beschouwd als overwerk maar telt niet mee voor de bepaling van de voornoemde 3 uur.
Bedraagt het overwerk 2½ uur op een dag dan mag ½ uur pauze voor vergoeding in aanmerking worden genomen.
-4 Indien de werknemer in het pauze-uur geen gebruik maakt van de vanwege werkgever te verstrekken maaltijd, maar naar huis gaat, worden de daarvoor gemaakte reiskosten vergoed.
-5 Het declaratieformulier ter zake van verricht overwerk volgens artikel 4.4. dient, voorzien van de paraaf van de directe chef, ingediend te worden bij HR.
-6 Deeltijdwerkers
Indien een deeltijder op verzoek van de leiding incidenteel overwerk verricht, dient bij het opdragen van het overwerk zoveel mogelijk rekening te worden gehouden met de verscheidenheid aan achtergronden van waaruit de deeltijder en voltijder hebben gekozen voor een bepaald arbeidspatroon en met de flexibiliteit van de organisatie betreffende gedifferentieerde arbeidstijden.
Ingeval van overwerk door een deeltijder zal deze een overwerkvergoeding ontvangen over de uren waarover de voltijder overwerkvergoeding ontvangt. Toepassing van dit principe leidt ertoe dat voor de deeltijder ten aanzien van overwerk het volgende geldt:
- toekenning van vergoeding overwerk voor uren, gewerkt na de gebruikelijke werktijden (maandag tot en met vrijdag van 07.30 - 19.00 uur);
- geen overwerkcompensatie voor extra uren, gewerkt binnen de gebruikelijke werktijden.
4.3.2. Overwerk binnen het kader van de verruimde bedrijfstijden conform artikel 4.2.2.
Bij het werken volgens een overeengekomen roostercyclus binnen de verruimde bedrijfstijden wordt als overwerk beschouwd het werk dat - buiten de normale roostertijden - in overleg met de direct leidinggevende wordt verricht over meer dan 40 uur per week, gemiddeld over een periode van 13 weken. Met het aantal van 40 uren per week wordt gerekend inclusief feest-, vakantie-, ziekte- en roostervrije dagen.
4.4. Vergoeding voor overwerk en werken bij verruimde bedrijfstijden
4.4.1. -1a Overwerk in het kader van de standaard bedrijfstijden
De vergoeding voor opgedragen overwerk conform artikel 4.3.1. bestaat uit verlof gelijk aan de duur van het overwerk, vermeerderd met:
- 50% bij overwerk, verricht op werkdagen;
- 75% bij overwerk, verricht op zaterdagen en overige vrije dagen;
- 100% bij overwerk, verricht op zon- en feestdagen. Voor gedeelten van uren met een minimum van ¼ uur wordt een naar evenredigheid vastgestelde vergoeding gegeven.
-1b Overwerk in het kader van verruimde bedrijfstijden
De vergoeding voor opgedragen overwerk conform artikel 4.3.2. bestaat uit een toeslag van 50% op het uursalaris voor overwerkuren verricht op maandag tot en met zaterdag. De inconveniëntentoeslag voor het werken in roosters wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van de overwerkvergoeding.
-2 Voor deeltijd werknemers wordt de vermeerdering van het verlof bij overwerk alleen toegekend over de uren, waarmede de normale werktijd per werkdag wordt overschreden.
-3 Aan werknemers ingedeeld in salarisklasse 10, waarvan het maximum salaris niet uitgaat boven het goed-niveau, wordt, mitsdien er sprake is van opgedragen overwerk, vervangend verlof toegekend uitsluitend voor de duur van het overwerk.
Werknemers ingedeeld in salarisklasse 11 of hoger ontvangen geen vergoeding voor opgedragen overwerk.
-4 Het op basis van het eerste lid van dit artikel toegekende verlof dient te worden opgenomen binnen drie maanden na de overwerkperiode. Indien de belangen van werkgever de verlofverlening niet toelaten, dan wel indien er naar het oordeel van de directie een gegronde reden bestaat om het verlof niet binnen deze drie maanden op te nemen, wordt het verlof vervangen door een geldelijke vergoeding bestaande uit eenmaal het uurloon voor elk vol uur dat is overgewerkt, vermeerderd met een toeslag op het uurloon van:
- 50% bij overwerk verricht op werkdagen;
- 75% bij overwerk verricht op zaterdagen en overige vrije dagen;
- 100% bij overwerk verricht op zon- en feestdagen.
Voor gedeelten van uren met een minimum van ¼ uur wordt een naar evenredigheid vastgestelde vergoeding gegeven.
Het bepaalde in het tweede lid van dit artikel is op deze toeslag van overeenkomstige toepassing.
-5 De geldelijke vergoeding wordt uitbetaald uiterlijk aan het einde van de vierde maand na de beëindiging van de overwerkperiode.
-6 Het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde is mede van toepassing op werknemers, die als regel buiten kantoor werkzaam zullen zijn, met dien verstande dat voor werkzaamheden buiten kantoor de volgende bepalingen gelden:
a. het overwerk kan op de dag zelf gecompenseerd worden door verlof gelijk aan de duur van het overwerk, daarmee vervalt de in het eerste lid bedoelde vermeerdering niet;
b. overwerk alleen wordt toegekend over de uren die meer gewerkt zijn dan 8 uur per dag.
4.4.2. Toeslag voor werken bij verruimde bedrijfstijden conform artikel 4.2.2.
Indien een werknemer krachtens de met hem overeengekomen roostercyclus werkzaamheden verricht op maandag tot en met vrijdag tussen 18.00 en 21.00 uur, dan ontvangt hij een inconveniëntentoeslag van 25% van het uurloon. Voor het verrichten van werkzaamheden op zaterdag bedraagt de toeslag 50% van het uurloon.
4.5. Bereikbaarheidsregeling
4.5.1. -1 Doel van de regeling is gebruik te kunnen maken van capaciteit in de personeelsbezetting ten behoeve van:
- het kunnen verhelpen van storingen;
- het kunnen verrichten van plotseling opkomend extra werkaanbod.
Hierbij geldt als uitgangspunt dat medewerkers gedurende een bepaalde periode buiten de voor hen geldende arbeidstijden zich beschikbaar dienen te houden om op verzoek werkzaamheden te kunnen verrichten.
-2 Zich bereikbaar houden betekent in dat geval een beperking van bewegings- vrijheid en niet een stringente gebondenheid. De mogelijkheid van bereikbaar- heid via telefoon, portofoon of semafoon dient gegarandeerd te zijn.
4.5.2. -1 Een bereikbaarheidsdienst houdt in dat de werknemer buiten de normale werktijd bereikbaar dient te zijn om, na oproep door de daartoe aangewezen functionaris, noodzakelijk blijkende werkzaamheden te verrichten.
-2 Gedurende de bereikbaarheidsdienst dient de betrokken werknemer op een zodanige plaats aanwezig te zijn, dat de reistijd tot de werkplek niet langer is dan die vanaf zijn woonhuis.
4.5.3. Op reeds bekend gemaakte vakantie-uren kunnen geen bereikbaarheidsdiensten worden vastgelegd.
4.5.4. -1 Indien de werknemer tijdens de bereikbaarheidsdiensten niet wordt opgeroepen als bedoeld in artikel 4.5.2., gelden de uren van de bereikbaarheidsdiensten niet als overwerk en zal de werknemer uitsluitend een vergoeding in geld ontvangen.
-2 Vanaf 1 juni 2006 bedraagt de xxxxx vergoeding voor werknemers die volgens een vast dienstrooster bereikbaarheidsdiensten verrichten € 174 per week van 7 dagen.
Vanaf 1 januari 2007 bedraagt de xxxxx vergoeding voor werknemers die volgens een vast dienstrooster bereikbaarheidsdiensten verrichten € 178 per week van 7 dagen.
De bruto vergoeding wordt jaarlijks aangepast aan de tussen de partijen overeen te komen CAO-index.
-3 Voor de overige werknemers, met wie incidenteel afspraken met betrekking tot bereikbaarheidsdiensten worden gemaakt, bedraagt de bruto-vergoeding voor elk uur of gedeelte daarvan 25% van het voor de desbetreffende periode geldend overwerktarief.
4.5.5. -1 Indien de werknemer tijdens de bereikbaarheidsdiensten wordt opgeroepen als bedoeld in artikel 4.5.2., is het bepaalde in artikel 4.3. op de gewerkte uren van toepassing, met dien verstande dat tevens als overwerk in aanmerking zal worden genomen 2 x ½ uur reistijd.
-2 In geval van een oproep worden de heen- en terugreis tussen de woonplaats en de werkplek als een dienstrit beschouwd, die op basis van de voor dienstritten geldende regeling gedeclareerd kan worden, met dien verstande dat de vergoeding belast wordt voor belasting en sociale verzekeringen.
4.5.6. In afwijking van het in artikel 4.3.1. lid 1 bepaalde inzake het aantal uren overwerk per week geldt voor hen, die in een ploegendienstregeling zijn ingedeeld een maximum van 16 uur per 4 weken en een maximum van 10 uur per week.
4.6. Vakantieverlof
4.6.1. -1 Onverminderd het bepaalde in de volgende leden van dit artikel heeft de werknemer die op 1 januari in dienst is, in dat jaar recht op een vakantie van:
a. 200 uren (basisverlof) tot het kalenderjaar, waarin hij de vijfendertig jarige leeftijd bereikt;
b. 208 uren met ingang van het kalenderjaar, waarin hij de vijfendertig jarige leeftijd bereikt, tot het kalenderjaar, waarin hij de vijfenveertig jarige leeftijd bereikt;
c. 216 uren met ingang van het kalenderjaar, waarin hij de vijfenveertig jarige leeftijd bereikt;
d. 224 uren met ingang van het kalenderjaar, waarin hij de vijfenvijftig jarige leeftijd bereikt.
De werknemer die deelneemt aan het cafetariaplan conform artikel 8.1. kan
- onder de voorwaarden zoals neergelegd in de afspraken over het cafetariaplan - jaarlijks met de werkgever afspraken maken over het afstand doen van een aantal vakantie-uren in ruil voor de bestedingsmogelijkheden van het cafetariaplan.
Het restant overeen te komen aantal vakantie-uren moet minimaal 200 per volledig gewerkt kalenderjaar zijn. Voor deeltijders wordt het minimum aantal vakantie-uren vastgesteld naar rato van het deeltijdpercentage.
-2 Voor elke gehele maand waarin tussen werkgever en werknemer geen dienstverband heeft bestaan, wordt het aantal vakantie-uren, waarop de werknemer ingevolge het vorige lid over het betrokken kalenderjaar recht heeft met 1/12 gedeelte verminderd. De uitkomst van de in dit lid bedoelde berekening wordt zo nodig, naar boven afgerond tot een geheel aantal uren.
-3 Het in het vorige lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing in geval van afwezigheid van de werknemer wegens ziekte of ongeval, met dien verstande dat de aanspraak blijft bestaan voor het tijdvak van de laatste zes maanden waarin de arbeid niet werd verricht wegens ziekte en/of ongeval.
-4 Indien de werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst nog vakantieverlof tegoed heeft, ontvangt hij een uitkering, ten bedrage van het salaris over een tijdvak gelijk aan het niet opgenomen vakantieverlof. De werknemer kan in dat geval op verzoek een schriftelijke opgave worden verstrekt van het aantal niet opgenomen vakantie-uren.
Het aantal vakantie-uren, waarop de werknemer bij het einde van zijn vorige dienstbetrekking blijkens een schriftelijke verklaring nog recht had, kan hij in het jaar van zijn indiensttreding bij werkgever als vakantieverlof opnemen zonder behoud van salaris.
-5 De aanspraak op vakantie-uren ontstaat van maand tot maand. De aanspraak verjaart vijf jaar na de maand waarin het recht is ontstaan.
Bij opname van vakantie-uren worden eerst de uit de vijf voorafgaande jaren overgebleven en verdiende vakantie-uren verrekend. De aanspraak op vakantieverlofdagen verjaart niet vijf jaar na de maand waarop het recht is ontstaan indien en voor zover deze worden gespaard ten behoeve van en onder de voorwaarden van het cafetariaplan conform artikel 8.1.
-6 Het in het betreffende kalenderjaar opgebouwde vakantieverlof wordt, voor zover de belangen van werkgever zulks toelaten, overeenkomstig de wensen van de werknemer - desgewenst ononderbroken - verleend. Xxxxx het vakantieverlof niet ononderbroken verleend, dan zal zoveel mogelijk tenminste de helft daarvan aaneensluitend worden verleend.
Per kalenderjaar mag maximaal 1 ½ keer het basisverlof worden opgenomen. Na toestemming van de leidinggevende kan hiervan afgeweken worden.
-7 Vakantieverlof van 40 uur of meer aaneengesloten, dient zoveel mogelijk ten minste 3 maanden te voren te worden aangevraagd.
-8 Het vakantieverlof kan in uren worden toegekend, mits de bedrijfsomstandig- heden dit toelaten.
-9 In geval de werknemer wegens langdurige ziekte of krachtens de WIA slechts halve dagen kan werken, is in redelijkheid het in het vorige lid bepaalde van overeenkomstige toepassing.
-10 Indien de werknemer bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst reeds meer vakantie-uren blijkt te hebben opgenomen dan waarop hij ingevolge dit artikel recht heeft, wordt bij de laatste salarisbetaling teveel opgenomen vakantie-uren verrekend met het salaris.
-11 Werknemer en werkgever kunnen beiden verzoeken tot het afkopen van bovenwettelijke vakantie-uren. Hiertoe is beider instemming vereist.
-12 Deeltijdwerkers
Ingeval een andere arbeidstijdenregeling met de deeltijder is getroffen, zal het aantal verlofdagen in evenredigheid worden vastgesteld (in uren uitgedrukt) en zullen afspraken moeten worden gemaakt tussen werknemer en leiding- gevende over de wijze waarop deze dagen worden opgenomen.
4.6.2. Verlofaanspraken bij flexibele arbeidsduur conform artikel 4.1.2.
De werknemer met een flexibele arbeidsduur heeft per kalenderjaar recht op een vakantie (basisverlof) van:
- bij een gemiddelde arbeidsduur van 40 uur 200 uur
- bij een gemiddelde arbeidsduur van 38 uur 200 uur
- bij een gemiddelde arbeidsduur van 34 uur 170 uur
- bij een gemiddelde arbeidsduur van 32 uur 160 uur
4.6.3. Verlofaanspraken bij een flexibele werktijdenindeling en 4 x 9 uur
De werknemer voor wie een flexibele werktijdenindeling geldt gebaseerd op een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week, heeft per kalenderjaar recht op een vakantie van:
- 180 uur (basisverlof) tot het kalenderjaar waarin hij de 35-jarige leeftijd bereikt
- 187,2 uur vanaf zijn 35-jarige tot en met 44-jarige leeftijd
- 194,4 uur vanaf zijn 45-jarige tot en met 54-jarige leeftijd en
- 201,6 uur vanaf zijn 55-jarige tot en met 64-jarige leeftijd.
De werknemer voor wie een werkweek van 4 x 9 uur geldt, heeft per kalenderjaar recht op een vakantie van:
- 180 uur (basisverlof) tot het kalenderjaar waarin hij de 35-jarige leeftijd bereikt
- 189 uur vanaf zijn 35-jarige tot en met 44-jarige leeftijd
- 198 uur vanaf zijn 45-jarige tot en met 54-jarige leeftijd en
- 207 uur vanaf zijn 55-jarige tot en met 64-jarige leeftijd.
4.7. Verlof oudere werknemers
Deze regelingen dienen om arbeidsongeschiktheid te voorkomen.
4.7.1. Seniorenverlof
-1 Met ingang van de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 58 jaar bereikt wordt aan de werknemer seniorenverlof toegekend.
-2 De omvang van het seniorenverlof bedraagt op jaarbasis vanaf de 58-jarige leeftijd: 40 uren
59-jarige leeftijd: 80 uren 60-jarige leeftijd: 120 uren 61-jarige leeftijd: 240 uren 62-jarige leeftijd: 360 uren 63-jarige leeftijd: 480 uren 64-jarige leeftijd: 600 uren.
-3 Aangezien de regeling beoogt een geleidelijke overgang te bewerkstelligen tussen werken en niet werken kan het seniorenverlof niet opgespaard worden en kan niet tot uitbetaling leiden.
Het seniorenverlof dient maandelijks voor 1/12 gedeelte te worden opgenomen. Niet opgenomen verlof vervalt direct na afloop van de maand.
4.7.2. Vermindering werktijd voor oudere werknemers (VWO-regeling)
4.7.2.1 De VWO-regeling bestaat uit twee delen: een VWO-regeling voor werknemers vanaf 55 tot en met 59 jaar en een VWO-vervolgregeling voor 60-jarigen.
-1 De VWO-regeling is van toepassing op werknemers vanaf de maand waarin de betrokken werknemer 55 jaar wordt. Vanaf dat moment kan de werknemer op elk gewenst moment instappen. Later instappen is ook mogelijk.
De werknemer maakt minimaal 2 maanden voor de gewenste ingangsdatum kenbaar deel te willen nemen aan de VWO-regeling.
-2 Vervolgens wordt de werknemer in de gelegenheid gesteld in te stappen in de VWO-vervolgregeling voor 60-jarigen. Dit kan eveneens per de eerste van de maand waarin de 60-jarige leeftijd is bereikt.
4.7.2.2. Uitgangspunten VWO-regeling
-1 De werkweek wordt verkort naar 32 uur per week.
-2 Aanspraken op roostervrije uren en senioren-uren worden hiervoor ingeleverd.
De werknemer levert verder op fulltime basis 40 uur in. De 24 extra leeftijdsuren hoeven niet ingeleverd te worden bij deelname aan de VWO- regeling. Bij een 4-daagse werkweek heeft men dus recht op in totaal 184 uur.
-3 De werknemer ontvangt 96% bruto salaris (afgeleid van het fulltime bruto salaris).
-4 Bij deelname aan deze regeling wordt de grondslag voor de pensioenopbouw gehandhaafd op het niveau van het percentage dienstverband, direct vooraf- gaande aan de deelname aan de VWO-regeling.
-5 De pensioenpremie over het verschil tussen het salarisbedrag vóór en ná deelname aan de VWO-regeling wordt door de werkgever betaald
-6 Deelname aan de regeling is gebaseerd op een vrije keuze van de werknemer.
-7 Deelname aan de VWO-regeling is onomkeerbaar; indien de werknemer eenmaal heeft gekozen voor deelname is het niet mogelijk om in latere instantie terug te keren naar de situatie van vóór de deelname.
-8 Na het aflopen van het eerste deel VWO-regeling, c.q. bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd, is er een nieuw keuze moment.
-9 Deeltijd werknemers komen in aanmerking voor deelname aan de regeling bij een dienstverband van minstens 60%.
4.7.2.3 Nadere voorwaarden
-1 Vervangende werkzaamheden
Het is de werknemer die aan deze regeling deelneemt niet toegestaan vervangende werkzaamheden te verrichten. Onder vervangende werkzaamheden worden in dit verband verstaan nevenwerkzaamheden voor zover die een grotere omvang hebben dan de nevenwerkzaamheden die de werknemer met toestemming van de werkgever verrichtte gedurende de laatste 24 maanden voorafgaande aan het tijdstip waarop hij aan deze regeling gaat deelnemen.
-2 Ingeval de werknemer zijn arbeidstijd heeft teruggebracht tot de overeengekomen seniorenarbeidsduur, zal bij individueel ontslag een eventuele schadeloosstelling worden gebaseerd op het laatstgenoten xxxxx xxxxxxx dat de werknemer zou hebben genoten indien hij niet aan de
VWO-regeling zou hebben deelgenomen.
4.7.2.4 VWO-vervolgregeling
-1 Voor de VWO-vervolgregeling zijn de artikelen 4.7.2.2 (m.u.v. lid 3 en 8) en
4.7.2.3 van toepassing.
-2 Voor de VWO-vervolgregeling geldt dat de werknemer gedurende één jaar 98,5% van zijn bruto salaris ontvangt.
4.7.2.5. Evaluatie
In 2008/2009 zal een evaluatie naar kostenontwikkeling, deelname en effectiviteit plaatsvinden. Op grond van de bevindingen vanuit deze evaluatie zal worden onderzocht of de huidige uitvoering kan worden gecontinueerd of dient te worden aangepast.
Een eventuele aanpassing van de regeling zal slechts plaats kunnen vinden in overleg met de bij de CAO betrokken partijen.
4.8. Buitengewoon verlof
Definitie van een dag: het aantal uren dat een medewerker per dag werkt volgens zijn arbeidsovereenkomst. Onder de verwijzing naar ‘een dag’ in het gehele artikel 4.8 dient te worden verstaan het aantal uren dat een werknemer per dag werkt volgens zijn arbeidsovereenkomst’.
4.8.1. Tenzij ernstige belangen van de afdeling zich daartegen verzetten, wordt in de hierna volgende gevallen aan de werknemer buitengewoon verlof met behoud van salaris, tenzij anders is bepaald, verleend voor een tijdsduur vast te stellen door de directie, behoudens waar de duur van dit verlof uitdrukkelijk is bepaald:
a. bij aangifte huwelijk of partnerregistratie van de werknemer: één dag;
b. 1. bij huwelijk of partnerregistratie van de werknemer, voor burgerlijk- en kerkelijk huwelijk tezamen: vier achtereenvolgende werkdagen waaronder de dag waarop het burgerlijk en/of kerkelijk huwelijk wordt voltrokken, zulks ter keuze van de werknemer;
2. bij huwelijk of partnerregistratie van één der leden van zijn/haar gezin en van bloed- en aanverwanten in de eerste en tweede graad: de dag waarop het burgerlijk en/of kerkelijk huwelijk wordt voltrokken, zulke ter keuze van de werknemer;
x. xxxxxxx in de woning van de werknemer een besmettelijke ziekte heerst en de directie het verlenen van verlof noodzakelijk acht;
d. bij overlijden van kinderen, partner, ouders of schoonouders, alsmede wanneer de werknemer in overige gevallen is aangewezen de begrafenis of crematie te regelen, wordt buitengewoon verlof verleend van de overlijdensdag tot en met de dag van begrafenis of crematie;
e. bij overlijden van xxxxxxxxxxx, kleinkinderen, broers, zusters, zwagers of schoonzusters en van bij de werknemer inwonende bloed- en aanverwanten: 1 dag;
f. voor het bijwonen van de begrafenis of crematie van de sub e genoemde personen;
g. bij niet voorziene zeer bijzondere – buiten de schuld van de werknemer – ontstane omstandigheden of gebeurtenissen, waardoor de werknemer is verhinderd zijn arbeid te verrichten.
h. voor het bijwonen van vergaderingen of zittingen van of het verrichten van werkzaamheden voor publiekrechtelijke colleges waarin de werknemer is benoemd of verkozen en voor zover deze niet in vrije tijd kan plaatsvinden;
i. voor het bijwonen van landelijke vergaderingen van vak- of beroeps- organisaties, indien de werknemer deel uitmaakt van een der besturende organen of afgevaardigde is van een plaatselijke afdeling of groepsafdeling, alsmede voor het bijwonen van ten hoogste zes hoofdbestuursvergaderingen, indien de werknemer deel uitmaakt van het hoofdbestuur van vak- of beroeps- organisaties;
j. Voor het volgen van cursussen of studiedagen van vak- of beroepsorganisaties, mits de werkzaamheden op de afdeling de afwezigheid wegens dit verlof toelaat en het verlof tijdig is aangevraagd, tot een maximum van vijf dagen per kalenderjaar;
k. voor
1. het leiden of volgen van een cursus voor jeugdleider;
2. het leiden van een jeugdkamp als hoofdleider;
3. het assisteren van de leiding in grote jeugdkampen op basis van één assistent op elke 50 deelnemers, in die gevallen waarin geen vervanger is gevonden voor de assistent en de aanwezigheid van de assistent voor het welslagen van het kamp dringend gewenst is.
De cursussen bedoeld onder 1. moeten uitgaan van een landelijke organisatie voor jeugdwerk of door deze organisatie worden aanbevolen als belangrijk voor de vorming van de jeugdleider en ten minste drie achtereenvolgende dagen duren.
De jeugdkampen, waaronder mede worden verstaan de in het kader van door de overheid gesubsidieerde kindervakantie-activiteiten, moeten uitgaan van een landelijke organisatie voor jeugdwerk of onderdelen van deze organisatie. Het buitengewone verlof met behoud van salaris bedraagt voor het volgen of leiden van een cursus voor jeugdleider of assisteren van de leiding in een jeugdkamp tezamen, de helft van het aantal werkdagen, dat deze cursussen en/of kampen duren, tot een maximum van vijf dagen per kalenderjaar.
l. voor het volgen van lessen, alsmede voor de voorbereiding op en het afleggen van het afleggen van examens, als geregeld in de regeling studiefaciliteiten, artikel 8.4.;
m. voor gehuwden of ongehuwd duurzaam samenwonenden, voor hen die een eigen huishouding hebben en voor hen die vanuit de ouderlijke woning een eigen huishouding gaan voeren bij verhuizing: tot een maximum van 2 dagen per periode van 12 maanden;
n. bij 12½-, 25- en 40-jarig huwelijk of partnerregistratie van de werknemers en bij 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijk of partnerregistratie van ouders en schoonouders: één dag. Indien genoemde jubilea in het weekend vallen, mag de feitelijke feestdag gecompenseerd worden door buitengewoon verlof op de vrijdag voorafgaand aan of de maandag volgend op de feestdag;
o. bij 25- en 40-jarig dienstverband van de werknemer: twee dagen. De onder n, tweede volzin, opgenomen bepaling is van overeenkomstige toepassing;
p. voor de vervulling van zijn godsdienstige plichten verband houdende met de volgende Israëlische feest- of vastendagen:
Nieuwjaar : 1 dag; Grote Verzoendag : 1 dag; Paasfeest : 2 dagen;
Wekenfeest : 1 dag;
q. voor het volgen van door erkende organisaties georganiseerde cursussen ter voorbereiding op de pensionering: het aantal werkdagen dat deze cursus duurt, tot een maximum van 15 dagen.
4.8.2. Arbeid en zorg
a) Ouderschapsverlof
1. In de periode tussen de geboorte en het bereiken van de 8-jarige leeftijd van het kind kan, op verzoek, per ouder de werktijd tijdelijk worden verkort tot de helft van de normale werktijd gedurende een periode van zes maanden.
2 De werknemer kan de werkgever verzoeken dit onbetaalde ouderschapsverlof over een kortere of langere periode op te mogen nemen gedurende meer of minder uren per week of het verlof op te delen in ten hoogste drie perioden, waarbij iedere periode ten minste een maand bedraagt.
3. De werkgever kan het verzoek van de werknemer, bedoeld in het tweede lid, afwijzen indien een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich hiertegen verzet.
b) Adoptieverlof
1. De werknemer heeft in verband met de adoptie van een kind recht op verlof.
2. De duur van het verlof bedraagt twee maanden. Gedurende deze periode heeft de werknemer recht op doorbetaling van 100% van het netto loon.
3. Uitbreiding met een maand tot drie maanden is mogelijk. Dit vindt plaats voor rekening werknemer en mits de bedrijfsomstandigheden dit toelaten.
c) Zwangerschaps- en bevallingsverlof
1. De vrouwelijke werknemer heeft in verband met haar bevalling recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof.
2. Het recht op zwangerschapsverlof bestaat vanaf zes weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling, zoals aangegeven in een aan de werkgever overgelegde schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige, tot en met de dag van de bevalling. Het zwangerschapsverlof gaat in uiterlijk vier weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling.
3. Het bevallingsverlof gaat in op de dag na de bevalling en bedraagt tien aaneengesloten weken vermeerderd met het aantal dagen dat het zwangerschapsverlof minder dan zes weken heeft bedragen.
4. Gedurende het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft de vrouwelijke werknemer recht op doorbetaling van 100% van haar netto loon.
d) Kraamverlof
Bij de bevalling van de echtgenote, de geregistreerde partner of de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont, heeft de partner recht op twee dagen verlof.
De werknemer heeft recht op doorbetaling van 100% van het netto loon.
e) Zorgverlof
e.1 Kortdurend zorgverlof
1. De werknemer heeft recht op verlof voor de noodzakelijk verzorging in verband met ziekte van een persoon als bedoeld in het tweede lid.
2. Onder een persoon als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan:
a. de echtgenoot, de geregistreerde partner of de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont;
b. een inwonend kind tot wie de werknemer als ouder in een familierechtelijke betrekking staat;
c. een inwonend kind van de echtgenoot, de geregistreerde partner of de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont;
d. een pleegkind dat blijkens verklaringen uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als de werknemer en door hem in diens gezin duurzaam wordt verzorgd en opgevoed op basis van een pleegcontract als bedoeld in artikel 39 van de Wet op de jeugdhulpverlening;
e. een bloedverwant in de eerste graad, niet zijnde een kind.
3. Het verlof bedraagt in elke periode van 12 achtereenvolgende maanden ten hoogste twee maal de arbeidsduur per week. Voor fulltimers zijn is dit dus 72 uur per jaar oftewel 9 dagen van 8 uur. Voor deeltijders is dit naar rato.
4. De werknemer heeft tijdens het kortdurend zorgverlof recht op 70% van het loon, maar tenminste het voor de werknemer geldende minimumloon.
5. Het verlof vangt niet aan of eindigt in ieder geval zodra de werkgever aan de werknemer kenbaar maakt dat hij tegen het opnemen van het verlof onderscheidenlijk de voortzetting daarvan een zodanig zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang heeft, dat het belang van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
e.2. Langdurig zorgverlof
De werkgever kan aan de werknemer op diens verzoek -bij zeer ernstige ziekte van zijn/haar partner, inwonende kinderen, ouders of schoonouders- onbetaald zorgverlof verlenen, tenzij de bedrijfsomstandigheden dit naar het oordeel van de werkgever niet toelaten.
Gedurende dit verlof zijn de verplichtingen van de werknemer tot het verrichten van arbeid en van de werkgever tot het betalen van salaris, vakantie- en eindejaarsuitkering en verdere uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende emolumenten, alsmede het verwerven en opnemen van vakantie-uren en roostervrije dagen tijdelijk opgeheven. De te betalen pensioenpremie over het gedeelte onbetaald verlof is voor rekening van werknemer.
f) Calamiteiten- en ander kort verzuimverlof
De werknemer heeft recht op verlof met volledig behoud van loon voor een korte, naar billijkheid te berekenen tijd, wanneer hij zijn arbeid niet kan verrichten wegens
a. zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden
b. voor het uitoefenen van het kiesrecht of het voldoen aan een wettelijke verplichting, ingeval dit niet in de vrije tijd kan geschieden
De naar billijkheid te bepalen benodigde verloftijd is bedoeld voor het treffen van noodzakelijke maatregelen voor een structurele oplossing.
De medewerker dient op verzoek aannemelijk te maken dat de verloftijd noodzakelijk is geweest voor het treffen van bedoelde maatregelen.
Bij samenloop van calamiteiten- en kortdurend zorgverlof eindigt het calamiteitenverlof na één dag en gaat het vervolgens over in kortdurend zorgverlof.
Voor het overige wordt verwezen naar de Wet Arbeid en Zorg.
4.9 Levensloopregeling
De werknemer wordt in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan een levensloopregeling volgens de bepalingen van het reglement “Levensloopregeling tussen werkgever en werknemer PGGM”. Dat reglement kan door partijen worden gewijzigd.
De bronnen voor inleg in de levensloopregeling zijn conform het PGGM cafetariaplan, waarbij ook het opgespaarde spaarverlof kan worden ingebracht.
De volgende doelen zijn toegestaan:
• studieverlof,
• xxxxxx in het kader van Wet Arbeid en Zorg (zoals bijv. ouderschapsverlof),
• minder werken,
• aanvullend pensioen en
• langdurig betaald verlof
4.10 Werkgeversbijdrage voor levensloop
De structurele werkgeversbijdrage voor levensloop is 1% van het salaris dat als volgt wordt gedefinieerd:
• vast bruto salaris
• vakantietoeslag
• eindejaarsuitkering
• vaste toeslag(en)
• overwerk
De werkgeversbijdrage wordt ook betaald aan werknemers die niet meedoen aan de levensloopregeling. Het is mogelijk om de structurele werkgeversbijdrage als salaris te laten uitbetalen. Deze werkgeversbijdrage zal maandelijks worden betaald.
De structurele werkgeversbijdrage van 1% voor levensloop is direct pensioengevend. Indien dit om wat voor reden dan ook niet mogelijk is, dan zal dit door werkgever kostenneutraal worden gecompenseerd. Er wordt dan gezocht naar een oplossing zodat er wel sprake is van pensioenopbouw of een daaraan gelijkwaardige oplossing. Dit alles in overleg tussen partijen overeen te komen.
Tijdens opname levensloop betaalt werkgever het werkgeversgedeelte van de pensioenpremie door.
XXX xxxxxxxx bevelen PGGM Advies BV aan als uitvoerder.
4.11 Werkgeversbijdrage PGGM aanvullende producten
PGGM versterkt vanaf 2008 aan alle werknemers binnen de daarvoor geldende fiscale grenzen volgens de “Regeling voor producten uit eigen bedrijf” een structurele bijdrage van 20% in de premiekosten van de arbeidsongeschiktheids- en/of de overlijdensrisicoverzekering van PGGM tot een maximum van 250 euro per jaar.
5. PENSIOEN, ARBEIDSONGESCHIKTHEID EN OVERLIJDEN
5.1. Pensioenregeling
Voor de werknemer geldt een pensioenregeling volgens de bepalingen van het pensioenreglement van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Bij wijzigingen van de OP/Flex-pensioenpremie wordt het gemiddelde bedrag van de werknemersbijdrage gesteld op 37% van het gemiddelde bedrag van de totale premieafdracht van alle aan de regeling deelnemende werknemers. Daarna wordt het hiervoor benodigde percentage -van het salaris na aftrek van de AOW-franchise- verminderd met
1%-punt. Per 1 april 2001 wordt de vermindering van de werknemersbijdrage vastgesteld op 2%-punt.
De werknemersbijdrage in de OP/Flex-pensioenpremie is per 1 januari 2007 vastgesteld op 6,3%.
5.2. Arbeidsongeschiktheid
5.2.1. Verplichtingen van de werknemer
-1 De werknemer, die wegens arbeidsongeschiktheid niet in staat is tot werken dient hiervan onmiddellijk en zo mogelijk onder opgave van de vermoedelijke duur mededeling te (laten) doen. De werknemer is verplicht zich aan een medisch onderzoek te laten onderwerpen, ingeval de directie zulks nodig acht ter beoordeling van de vraag of en op welke termijn en in welke mate werkhervatting verwacht kan worden. De kosten van dit medisch onderzoek komen ten laste van werkgever. Na herstel dienen de werkzaamheden zo spoedig mogelijk te worden hervat.
-2 Af- en aanmelding bij arbeidsongeschiktheid.
a. De bovenbedoelde mededeling van verhindering wegens ziekte behoort op de eerste ziektedag vóór 9.30 uur v.m. te geschieden bij de directe chef, onder opgave van het adres waar de werknemer tijdens de arbeidsongeschiktheid verblijft.
Indien de werknemer tijdens de werktijd het werk beëindigt wegens arbeidsongeschiktheid dient hiervan onmiddellijk melding te worden gedaan aan de directe chef.
b. Bij hervatting van de werkzaamheden dient de werknemer de eerste werkdag vóór 9.30 uur v.m. hiervan melding te doen aan de directe chef.
-3 Bezoek aan huisarts, tandarts en specialist.
Van bezoek aan huisarts, tandarts of specialist tijdens de normale werktijd behoort, zo mogelijk van tevoren, de directe chef van de werknemer in kennis te worden gesteld, met vermelding van de tijdsduur die voor dit bezoek waarschijnlijk nodig is.
5.2.2. -1 Onverminderd de verplichtingen die op de werknemer rusten ingevolge de Ziektewet, Xxx verbetering poortwachter en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) is hij gehouden tot naleving van de hierna bedoelde controle- en begeleidingsaanpak ziekteverzuim. Zowel van de werknemer als de werkgever wordt verwacht dat deze actief zal bijdragen aan het herstel van de werknemer.
-2 Werkgever stelt in overleg met de ondernemingsraad richtlijnen en procedures vast ter zake van een controle- en begeleidingsaanpak in het kader van het ziekteverzuimbeleid, welke zijn gebaseerd op de beleidslijnen ter zake van de uitvoering van de Ziektewet en Wet verbetering poortwachter zoals deze ook door de UWV worden gehanteerd. Hierin wordt tenminste bepaald:
- aan welke voorschriften de werknemer zich bij arbeidsongeschiktheid moet houden en
- welke controle- en begeleidingsactiviteiten door werkgever zullen worden uitgevoerd.
5.2.3. Xxxxxxx bij arbeidsongeschiktheid
-1 Indien de werknemer door arbeidsongeschiktheid of door zwangerschap en bevalling verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, heeft de werknemer gedurende de eerste 52 weken van de arbeidsongeschiktheid, maar uiterlijk tot het einde van de arbeidsovereenkomst, recht op een bovenwettelijke aanvulling op hetgeen is vermeld in artikel 7: 629 lid 1 BW en wel tot 100% van zijn laatstgenoten brutosalaris, zoals dat gold in de periode direct voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid, inclusief de toeslagen vermeld in lid 4 van dit artikel. Gedurende de eerste 52 weken heeft de werknemer tenminste recht op het voor hem geldende wettelijk minimum loon.
Gedurende week 53 tot en met week 104 van de arbeidsongeschiktheid, maar uiterlijk tot het einde van de arbeidsovereenkomst, heeft de werknemer, indien hij gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en (passende) werkzaamheden verricht, recht op een bovenwettelijke aanvulling op hetgeen is vermeld in artikel 7: 629 lid 1 BW tot maximaal 30% met als maximum 100% van het laatstgenoten brutosalaris zoals dat gold in de periode direct voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid, inclusief de toeslagen vermeld in lid 4 van dit artikel.
Gedurende week 53 tot week 104 van de arbeidsongeschiktheid, maar uiterlijk tot het einde van de arbeidsovereenkomst, heeft de werknemer, die volledig arbeidsongeschikt is en door de bedrijfsarts c.q. UWV is vastgesteld dat de werknemer niet in staat wordt geacht om de eigen functie of passende werkzaamheden te verrichten, recht op een bovenwettelijke aanvulling op de regeling zoals vermeld in artikel 7: 629 lid 1 BW en wel tot maximum 100% van het laatstgenoten brutosalaris, zoals dat gold in de periode direct voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid, inclusief de toeslagen vermeld in lid 4 van dit artikel.
Op het door werkgever verschuldigde loon wordt in mindering gebracht:
a. het bedrag van een uitkering in geld dat een werknemer toekomst op grond van een verzekering krachtens de wet of uit andere hoofde, of uit enig (sociaal) fonds waarin de deelneming is bedongen of voortvloeit uit deze arbeidsovereenkomst;
b. het bedrag van inkomsten uit arbeid, die de werknemer ondanks zijn ziekte, elders dan wel bij werkgever en met toestemming van werkgever heeft verricht, zowel in als buiten dienstbetrekking.
Op de hierboven vermelde loondoorbetalingsverplichting en de aanvulling zijn van toepassing de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 7:629 BW.
-2 Indien de werknemer na ommekomst van 104 weken arbeidsongeschiktheid een loonverlies heeft van minder dan 35%, dan ontvangt de werknemer over de gewerkte uren salaris, vermeerderd met 70% van het verschil van xxxxxxx dat werd verdiend door de werknemer vóór arbeidsongeschiktheid en het salaris dat verdiend wordt met werkhervatting gedurende een periode van 18 maanden rekenend vanaf de eerste dag na ommekomst van 104 weken arbeidsongeschiktheid. Gedurende die periode van 18 maanden rust op werkgever de verplichting om maatregelen te nemen om de werknemer intern dan wel extern te herplaatsen.
Indien de werknemer na ommekomst van 104 weken arbeidsongeschiktheid een loonverlies heeft van minstens 35% en minder dan 80%, of meer dan 80% met of zonder kans op herstel zoals vastgesteld door UWV, dan zal de werknemer over de door de werknemer gewerkte uren, naast het salaris het evenredig gedeelte van het salaris een aanvulling ontvangen conform de voorwaarden neergelegd in het pensioenreglement inclusief de in de toekomst aangebrachte wijzigingen, via het arbeidsongeschiktheidspensioen plaatsvinden.
-3 De aanvullende uitkering wordt als regel op dezelfde wijze als het salaris uitbetaald.
-4 Gedurende de termijn dat de werknemer aanspraak heeft op een aanvullende uitkering als bedoeld in dit artikel, behoudt hij recht op de in de artikelen 3.3.1. en 3.4.1. bedoelde toelagen.
-5 Op de in dit artikel bedoelde aanvullende uitkering bestaat geen aanspraak, indien de arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit een de werknemer bij zijn indiensttreding bekende ziekte of gebrek, waaromtrent hij bij zijn indiensttreding werkgever geen of onjuiste inlichtingen heeft verstrekt.
-6 Het niet voldoen aan de richtlijnen en procedures van de conform 5.2.2 vastgestelde controle- en begeleidingsaanpak ziekteverzuim, kan leiden tot het niet betalen van de aanvullende uitkering als bedoeld in dit artikel.
-7 Ten aanzien van alle arbeidsongeschiktheidsgevallen waarvoor de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid is gelegen vóór 1 januari 2004 blijft de voormalige regeling in de CAO d.d. 1 april 2004 tot en met 31 december 2004 (artikel 5.2.3) van toepassing. De tekst van dat artikel is als bijlage bij deze CAO gevoegd.
5.2.4. Ziekteverzuim/arbeidsongeschiktheid
Partij ter ene zijde blijft aandacht besteden aan het verzuimbeleid en zal samen met de Arbodienst streven naar een beleid gericht op preventie.
5.3. Uitkering bij overlijden
5.3.1. -1 Ingeval van overlijden van de werknemer wordt het salaris uitbetaald tot en met de maand van overlijden.
-2 Aan de weduwe respectievelijk weduwnaar of bij ontstentenis van deze aan het (de) minderjarig(e) kind(eren) is (zijn) aan één of meer bloedverwanten of aanverwanten, in wier levensonderhoud de werknemer, ingevolge het bepaalde in artikel 1:392 van het Burgerlijk Wetboek voorzag respectievelijk aan (een) ander(en) voor wie de werknemer xxxxxxxxxx is, wordt een bedrag uitgekeerd gelijk aan driemaal het op het tijdstip van overlijden geldende maandsalaris, xxxxx onder aftrek van eenmalige uitkeringen in verband met het overlijden van de werknemer krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeids-
ongeschiktheidsverzekering.
-3 De directie bepaalt aan wie der rechthebbenden de uitkering, bedoeld in het tweede lid, zal worden uitbetaald.
-4 De weduwe respectievelijk weduwnaar van de werknemer wordt naast de uitkering als bedoeld in het tweede lid van dit artikel gedurende een jaar, na de maand van overlijden, een maandelijks bedrag gegarandeerd, dat gelijk is aan een twaalfde gedeelte van het netto salaris, als bedoeld in artikel 5.3.1. lid 2 van haar resp. zijn overleden partner in het jaar van overlijden, zulks onder aftrek van uitkeringen krachtens de Algemene Nabestaandenwet en uitkeringen krachtens de pensioenregeling als bedoeld in artikel 5.1.
Onder weduwe respectievelijk weduwnaar wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan de partner als bedoeld in artikel 1.1.1. sub f.
6. UNITSPECIFIEKE ARBEIDSVOORWAARDEN
6.1. Investments
6.1.1. Regeling variabele beloning
De directie is bevoegd aan specifieke doelgroepen een regeling variabele beloning toe te kennen. Daarbij worden de volgende doelgroepen onderscheiden:
- Categorie I Managementfuncties
- Categorie II Directe functies
- Categorie III Indirecte functies
- Categorie IV Overige indirecte functies
6.1.2. Salarissystematiek
Voor categorie I, II en III geldt de volgende salarisstructuur.
• Er is sprake van een job family pay curve. De functies binnen een familie (schaal 10, 11 en 12) zijn aan elkaar gerelateerd door de uitgevoerde activiteiten en de noodzakelijke basis kennis, met name Front Office functies.
• De schalen (minima, midpoint en maxima) worden jaarlijks verhoogd met het gemiddelde stijgingspercentage uit de specifieke beloningsmarkt voor de betreffende functies. De schaal wordt minimaal verhoogd met het
CAO-stijgingspercentage.
• Het salaris van de werknemer stijgt jaarlijks op basis van de individuele ontwikkeling in competenties en kennis en het geleverde resultaat. Daarbovenop komt de eventuele marktstijging. Minimaal wordt het salaris verhoogd met het CAO-stijgingspercentage.
o Bij een ‘onvoldoende’ beoordeling krijgt de werknemer alleen de CAO-verhoging.
o Er zullen géén honoreringen meer boven de vastgestelde salarisschalen alsmede afwijkingen van de vigerende sturingscurve ‘beoordelingen’ worden geaccepteerd.
• Op basis van de beoordeling en individuele Relatieve Salaris Positie (RSP, dit is het huidig salaris gedeeld door midpoint van de schaal als percentage) wordt een groeipercentage toegekend.
• De beoordelingsuitspraak leidt tot een salarisverhoging voor zover het maximum van de schaal nog niet bereikt is.
• Werknemer kan in 7 jaar door kan groeien vanuit begin juniorschaal naar het uitstekend/zeer goed/goed niveau van de seniorschaal afhankelijk van de beoordeling.
• Op basis van gedefinieerde niveau´s van competenties, ervaring en kennis gaat een werknemer over naar een volgende schaal of wanneer een RSP groter dan 100% is bereikt. Dit totdat schaal 12 is bereikt.
• Er zijn groeipercentages in bepaalde bandbreedte ter beoordeling van het management.
• Getallen in de salarisgroeitabel (Tabel 2) betreffen percentages over het feitelijk bruto maandsalaris.
• Xxxxxxxxx is dat de werknemer met enkele jaren werkervaring start op 80% van juniorschaal, voor junioren zonder werkervaring wordt uitgegaan van instapniveau van 50%.
Tabel 1a, Maxima maandsalarissen Front Office per 1 januari 2007 (36 uur) inclusief CAO aanpassing
Goed (100%) | Zeer goed | Uitstekend | |
10 | 4.969 | 5.466 | 5.963 |
11 | 5.637 | 6.201 | 6.764 |
12 | 6.793 | 7.472 | 8.151 |
13 | 8.406 | 9.247 | 10.087 |
Tabel 1b, Maxima maandsalarissen per 1 januari 2008 (36 uur)
Goed (100%) | Zeer goed | Uitstekend | |
10 | 5.118 | 5.630 | 6.142 |
11 | 5.806 | 6.387 | 6.967 |
12 | 6.997 | 7.696 | 8.396 |
13 | 8.658 | 9.524 | 10.390 |
Tabel 2, Salarisgroeitabel in %
Beoordeling | Rsp 60<90 | Rsp 90<100 | Rsp 100< 110 | Rsp 110- 120 |
Uitstekend | 00-00 | 00-00 | 8-12 | 6-10 |
Zeer goed | 10-14 | 8-12 | 6-10 | - |
Goed | 6-10 | 4-8 | - | - |
Voldoende | 2-4 | - | - | - |
Onvoldoende | - | - | - | - |
6.2. Marktorganisatie
6.2.1. Verruimde bedrijfstijden
Bij de Marktorganisatie kan er sprake zijn van verruimde bedrijfstijden. Zie daarvoor de artikelen 4.2.2., 4.3.2 en 4.4.2.
6.2.2. Pilot 4 x 9 uur
Voor werknemers van de Marktorganisatie geldt dat zij de werkgever kunnen verzoeken om 4 x 9 uur per week te mogen werken. De werkgever toetst dit verzoek aan de eis van bereikbaarheid voor de klanten, organisatorische mogelijkheden en productiviteit en neemt vervolgens een beslissing.
6.3. Operations
6.3.1. Pilot 4 x 9 uur
De huidige pilot bij Operations wordt verlengd. Voor werknemers van Operations geldt dat zij de werkgever kunnen verzoeken om 4 x 9 uur per week te mogen werken. De werkgever toetst dit verzoek aan de eis van bereikbaarheid voor de klanten, organisatorische mogelijkheden en productiviteit en neemt vervolgens een beslissing.
6.4. IFS
6.4.1. Onregelmatige werktijden
Met gebruikmaking van de bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 1.2.1. lid 2 en
2.2.2. lid 2 kan de directie, in overleg met de partijen ter andere zijde, bepalen dat voor één of meer werknemers van de unit IFS de volgende werktijdenregeling geldt. Werknemers van 50 jaar of ouder kunnen niet worden verplicht in ploegendienst te werken.
6.4.2. De werktijd van de in bovenstaand artikel bedoelde werknemers zal, in afwijking van de in artikel 4.2.1. genoemde tijden, liggen vóór 7.30 uur en na 19.00 uur op de dagen van maandag tot en met vrijdag. Deze tijden worden vastgelegd in een ploegendienstrooster van 8 uur, exclusief een half uur pauze.
6.4.3. Per maand wordt een ploegendiensttoelage toegekend als compensatie voor onaangename uren. Deze toelage is gebaseerd op een verhoging van het uurloon met 35% voor de volgens het in artikel 6.4.2. bedoelde rooster gewerkte uren van
6.00 uur tot 7.30 uur en de uren van 19.00 uur tot 24.00 uur op de dagen maandag tot en met vrijdag.
De verhoging van het uurloon bedraagt 50% voor de uren tussen 00.00 uur en 06.00 uur op de dagen maandag tot en met vrijdag.
Het gedeelte van het salaris boven het bedrag behorende bij het maximumsalaris bij de beoordeling 'goed' in klasse 4 blijft voor de vaststelling van de ploegendiensttoelage buiten beschouwing.
6.4.4. -1 Invallen in een ander ploeg of het invallen van dagdienst in morgen- of avonddienst dient zoveel mogelijk beschouwd te worden als een "verschoven" dienst. Dat wil zeggen, dat vermeden dient te worden dat door invallen langer gewerkt wordt dan de normale werktijd.
-2 De vergoeding voor invallen kan niet worden omgezet in vervangende verlofdagen.
-3 Voor het invallen in een rooster met meer onaangename uren wordt een vergoeding gegeven. Deze extra vergoeding wordt gegeven voor het aantal uren dat uitgaat boven het aantal onaangename uren dat in het normale ploegendienstrooster van toepassing is op basis van de percentages genoemd in artikel 6.4.3. van deze regeling.
6.4.5. Indien invallen toch gepaard gaat met het overschrijden van de normale werktijd, wordt de overwerkregeling van artikel 4.3. toegepast. In afwijking van het in artikel
4.3.1. lid 1 bepaalde inzake het aantal uren overwerk per week geldt voor hen, die in een ploegendienstregeling zijn ingedeeld een maximum van 16 uur per 4 weken en een maximum van 10 uur per week.
6.4.6. -1 Onverminderd het in artikel 4.6. bepaalde met betrekking tot vakantieverlof, dient het vakantieverlof zoveel mogelijk gespreid te worden over morgen- en avonddienst. De ploegendiensttoelage wordt bij vakantieverlof en buitengewoon verlof doorbetaald.
-2 De ploegendiensttoelage behoort tot het salaris bij de bepaling van:
a. het maximum van de te betalen vergoeding als bedoeld in artikel 2.2.3. lid 2;
b. de grondslag van de vakantie- en de eindejaarsuitkering (artikel 3.3.1. lid 1 en artikel 3.4.1.);
c. de grootte van de gratificaties als bedoeld in artikel 3.5.1. lid 2;
d. het jaarsalaris in het kader van de vergoeding voor kosten geneeskundige hulp (artikel 8.5.1. lid 4);
e. het nettosalaris bij arbeidsongeschiktheid (artikel 5.3.2. lid 2);
x. xxxxxxxxx bij overlijden (artikel 5.3.1. lid 2).
-3 De ploegendiensttoelage behoort niet tot het salaris bij de bepaling van:
a. het uurloon c.q. maandsalaris in het kader van de vergoeding voor overwerk en voor vervanging (artikel 4.3.1. lid 1 respectievelijk 3.6.1.);
b. de uitkering voor niet opgenomen vakantieverlof c.q. verrekening van te veel opgenomen vakantieverlof (artikel 4.6.1. leden 4 en 10);
c. de 12%-vergoeding in het kader van de verhuiskostenregeling artikel 8.3.;
d. het maximale bedrag van de lening inzake de rentekortingsregeling bij hypotheken (artikel 8.8.).
6.4.7. -1 Indien een werknemer als gevolg van bedrijfsomstandigheden of op medisch advies wordt overgeplaatst naar een afdeling waarvoor geen of een lagere ploegendiensttoelage geldt, heeft de werknemer aanspraak op een toelage, indien:
a. hij tenminste drie jaar onafgebroken in ploegendienst werkzaam is geweest;
b. het verschil tussen het salaris verhoogd met de ploegendiensttoelage vóór de in het eerste lid bedoelde overplaatsing en het salaris verhoogd met de eventueel nog te genieten lagere ploegendiensttoelage na de in het eerste lid bedoelde overplaatsing meer bedraagt dan 3% van het salaris verhoogd met de ploegendiensttoelage voor de in de eerste volzin van dit artikel bedoelde overplaatsing.
-2 De toelage bedraagt gedurende het eerste jaar 75%, gedurende het tweede jaar 50% en gedurende het derde jaar 25% van het in het eerste lid onder b genoemde verschil, voor zover dit meer bedraagt dan het hierin genoemde percentage. De berekeningsgrondslag voor de toelage blijft gedurende de hiervoor genoemde periode ongewijzigd.
-3 Op de toelage zijn de bepalingen genoemd in artikel 4.5.6. van toepassing.
-4 Als een werknemer op het tijdstip waarop hij op wachtgeld gesteld wordt volgens een ploegendienstrooster werkte, worden de maandelijkse termijnen van het wachtgeld als bedoeld in artikel 2.6.2. lid 8 van de wachtgeldregeling vermeerderd met een compensatie voor de ploegendiensttoelage. De duur en de hoogte van de compensatie worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in het eerste en het tweede lid van dit artikel.
CAO op maat
Tegen de achtergrond van het ontwikkelen van de onderneming erkennen partijen dat het in de toekomst wenselijk zou kunnen zijn om meer doelgroepgerichte arbeidsvoorwaarden te definiëren. Partijen kunnen hiertoe afspraken maken op basis van uit te wisselen argumenten.
7. OVERIGE BEPALINGEN
7.1. Faciliteiten werknemersorganisaties
7.1.1. Werkgever geeft de werknemersorganisaties en hun vertegenwoordigers bij werkgever faciliteiten ten behoeve van het werk van de werknemersorganisaties.
7.1.2. -1 Ten behoeve van een doelmatige communicatie en overleg met de werknemersorganisaties, partijen bij deze CAO, met haar leden, werkzaam bij werkgever, is het deze organisatie toegestaan :
a. gebruik te maken van de publicatieborden bij het werkgever voor:
- het doen van mededelingen van zakelijke en informatieve aard;
- het bekend maken van de namen van vertegenwoordigers of contactpersonen van de werknemersorganisaties;
- het aankondigen van vergaderingen van de werknemersorganisaties;
- het publiceren van beknopte verslagen van deze vergaderingen;
- de kandidaatstelling van de leden van de werknemersorganisaties voor de verkiezingen van de Ondernemingsraad.
Een exemplaar van de te publiceren berichten en mededelingen wordt van te voren ter kennis gebracht van de directie.
b. gebruik te maken van vergaderruimten van werkgever.
Het gebruik van deze vergaderruimten geschiedt in beginsel buiten of aansluitend aan de normale kantoortijden, op basis van een tijdig ingediende aanvraag bij de directie.
c. gebruik te maken van de interne postdienst van werkgever voor de verspreiding van aan vertegenwoordigers of contactpersonen van de werknemersorganisaties geadresseerde stukken.
-2 Het gebruik maken van de onder lid 1 bedoelde faciliteiten mag de goede gang van zaken binnen de organisatie niet verstoren.
-3 Wanneer het bedrijfsbelang dit, naar het oordeel van de directie, vordert, kan het verlenen van de onder lid 1 genoemde faciliteiten voor het geheel of voor delen worden opgeschort.
De directie zal op de kortst mogelijke termijn de werknemersorganisatie(s) hierover informeren.
-4 Indien verschil van inzicht ontstaat over de wijze van toekenning en gebruik van de onder lid 1 genoemde faciliteiten in algemene zin, dan wel naar aanleiding van de opschorting onder lid 3 zal overleg plaatsvinden tussen de directie en de werknemersorganisatie(s). Indien dit overleg niet voor alle daarbij betrokkenen tot een bevredigend resultaat leidt, kan ieder der betrokken partijen dit verschil van inzicht onderwerpen aan het oordeel van de Commissie van Geschillen overeenkomstig het in artikel 7.2.1. bepaalde, waarbij ten aanzien van dit artikel en het daarbij behorende Reglement voor werknemer moet worden gelezen werknemersorganisatie(s), partij(en) bij de CAO.
7.1.3. Werkgeversbijdrage
Werkgever stelt jaarlijks een werkgeversbijdrage beschikbaar aan de bij deze CAO betrokken vakorganisaties. Deze bijdrage is vastgesteld op € 20,21 per medewerker (peildatum aantal werknemers: 31 december van het voorafgaande kalenderjaar).
7.2. Geschillen
7.2.1. Algemeen
-1 Onverminderd de mogelijkheid van beroep op de gewone rechter, kan de werknemer ten aanzien van een door de directie met betrekking tot hem genomen beslissing de instelling van een Commissie van Geschillen vragen.
-2 Een verzoek tot het instellen van een Commissie van Geschillen dient met redenen omkleed te worden gericht aan de secretaris van het bestuur van werkgever.
-3 De werknemer doet van zijn verzoek tot het instellen van een Commissie van Geschillen onverwijld mededeling aan de directie onder overlegging van een afschrift van het verzoekschrift.
-4 Beide partijen zullen alle gevraagde medewerking aan de Commissie van Geschillen moeten verlenen.
-5 De samenstelling en werkwijze van de Commissie van Geschillen worden bij afzonderlijk reglement, opgenomen in artikel 7.2.2., geregeld.
7.2.2. Reglement Commissie van Geschillen
-1 Een commissie van geschillen bestaat uit drie leden, die geen bestuurslid, noch directielid, noch werknemer van werkgever mogen zijn.
-2 Werkgever en werknemer wijzen binnen zes weken na de indiening van het in het derde lid van artikel 7.2.1. bedoelde verzoekschrift, elk één lid van de Commissie van Geschillen aan. De door werkgever en werknemer aangewezen leden wijzen samen één lid aan, die tevens als voorzitter zal optreden.
Werkgever voegt aan de commissie een secretaris toe.
-3 In geval de door werkgever en werknemer aangewezen leden ter zake van de aanwijzing van het derde lid niet tot overeenstemming komen, zal door werkgever en/of de werknemer aan de kantonrechter te Utrecht worden verzocht het derde lid te benoemen.
-4 Aan de behandeling van een geschil kan de Commissie van Geschillen een voorlopig onderzoek doen voorafgaan, waarin partijen afzonderlijk worden gehoord en voorts al diegenen, die naar het inzicht van de commissie hiervoor in aanmerking komen.
-5 Voor de behandeling van een geschil worden partijen tenminste 14 dagen van tevoren uitgenodigd. Partijen worden in de gelegenheid gesteld vooraf kennis te nemen van de bescheiden, die door de andere partij in het geschil zijn overgelegd.
-6 Tijdens de behandeling van het geschil worden partijen in elkaars tegenwoordigheid gehoord. Partijen kunnen zich bij de behandeling door een raadsman doen bijstaan.
-7 De beraadslagingen van de Commissie van Geschillen vinden in een voltallige vergadering plaats. Deze is niet openbaar. De tijdens deze zitting gedane mededelingen zijn geheim.
-8 De Commissie van Geschillen neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. De stemming vindt mondeling plaats. Geen der leden mag zich van stemmen onthouden.
-9 De uitspraak van de Commissie van Geschillen is met redenen omkleed en wordt bij aangetekend schrijven aan partijen meegedeeld.
-10 De uitspraak van de Commissie van Geschillen behelst mede een regeling omtrent het dragen van de kosten van de behandeling van het geschil, zulks met dien verstande dat de administratie en vergaderkosten steeds door werkgever gedragen zullen worden.
7.3. Uitgangspunten bij reorganisatie
7.3.1. Algemeen
Werkgever zal ernaar streven dat de nadelige gevolgen van een reorganisatie voor de betrokken werknemers zoveel mogelijk worden beperkt. Partijen kunnen overeenkomen de gevolgen hiervan te regelen in een sociaal beleidskader (SBK). Wanneer een dergelijk SBK is overeengekomen, prevaleren soortgelijke bepalingen uit het SBK boven deze CAO.
7.3.2. Betrokkenheid
Er zullen zodanige overlegvormen worden gekozen dat voor betrokken werknemers concrete mogelijkheden bestaan tot meedenken over en beïnvloeden van de eigen werksituatie.
7.3.3. Informatie
Indien PGGM plannen voorbereidt ten aanzien van:
* nieuwe investeringen, met uitzondering van investeringen in de beleggingssfeer;
* belangrijke wijzigingen binnen de organisatie;
* fusering met één of meerdere ondernemingen;
* liquidatie;
die nadelige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden zal zij de werknemersorganisaties hierover tijdig informeren.
Onder tijdig wordt verstaan een zodanig tijdstip, dat de partijen ter andere zijde betrokken kunnen worden bij de genoemde plannen.
PGGM zal in geval van reorganisatie en fusie het bepaalde in de SER-fusiegedrags- regels naleven.
Rekening houdend met de voorgeschreven overlegstructuren, zullen de werknemers van een bij een reorganisatie betrokken bedrijfsonderdeel of afdeling zo spoedig mogelijk op de hoogte worden gebracht van een voorgenomen reorganisatie indien mogelijk van de voor hen daaruit voortvloeiende consequenties.
Als vaststaat dat door de reorganisatie de functie van en werknemer komt te vervallen of zodanig van karakter verandert dat deze niet meer door de fungerende werknemer kan worden vervuld, zal dit aan hem worden meegedeeld. Hem zal tegelijkertijd worden meegedeeld, dat getracht zal worden voor hem elders bij PGGM een andere passende functie te vinden.
Tevens zal hem worden gewezen op de mogelijkheid dat hij wellicht door bij- of herscholing voor een andere functie binnen het bedrijf geschiktheid kan verwerven, dan wel geschiktheid kan verwerven voor een functie buiten het bedrijf, alsmede op de daarvoor bestaande faciliteiten.
7.4. Garantieregeling in verband met nieuwe salarisstructuur
7.4.1. De garantieregeling is als volgt uitgewerkt en zal worden toegepast conform de navolgende regeling.
7.4.2. De garantieperiodiek is berekend door het verschil in salarisbedrag te nemen tussen het beginpunt van de functieschaal en het eindpunt van de uitloopschaal en dit te delen door het aantal tussenliggende functiejaren. (Bij de berekening van deze garantieperiodiek zijn de 4 wachtjaren buiten beschouwing gelaten.) De aldus berekende garantieperiodieken zijn:
Garantieregeling bedragen per 1-1-2008
Functie- schaal
uitloop- c.q. pers. schaal
Perspectief periodiek garantie-letter
€ | € | |||
1 | 3 | 1799 | 66 | A |
3 | 18 | 1975 | 64 | B |
18 | 32 | 2177 | 54 | C |
32 | 45 | 2362 | 56 | D |
45 | 57 | 2621 | 72 | E |
57 | 71 | 2894 | 76 | F |
71 | 89 | 3305 | 77 | G |
89 | 103 | 3803 | 97 | H |
103 | 114 | 4221 | 140 | I |
114 | 130 | 4849 | 135 | J |
130 | 148 | 5509 | 133 | K |
148 | 149 | 5982 | 140 | L |
149 | 150 | 6518 | 151 | M |
150 | 151 | 7056 | 162 | N |
151 | 152 | 7684 | 177 | O |
152 | 153 | 8313 | 193 | P |
7.4.3. De toekenning van de garantieperiodiek zal geschieden indien:
1. Het verhogingsbedrag op basis van de beoordelingsuitspraak conform de salaris-/functiegroep waarin betrokkene conform CATS is ingedeeld lager is dan de garantieperiodiek welke voor betrokkene is bepaald overeenkomstig de op 31 december 1989 voor hem/haar geldende persoonlijke schaal c.q. schalenband
èn
2. Het individueel toegezegde en schriftelijk vastgelegde perspectief (maximum uitloopschaal of persoonlijk maximum) nog niet is bereikt.
7.4.4. De garantieregeling blijft van kracht totdat een werknemer in een salarisgroep geplaatst wordt, waarbij zijn/haar garantieperspectief lager is dan in de nieuwe structuur, met dien verstande dat het garantieperspectief minimaal gelijk moet zijn aan het "goed" salaris in de nieuwe salarisgroep. Indien een werknemer op eigen verzoek naar een lichtere functie gaat wordt het salaris ingepast in de salarisgroep, die bij de nieuwe functie behoort en komt de garantieregeling te vervallen.
N.B. De af te spreken procentuele CAO-verhogingen in de toekomst zullen tevens van toepassing zijn op het gegeven te bereiken garantieperspectief en de garantieperiodiek.
Voor werknemers die na 1 januari 1988 in dienst van werkgever zijn getreden
c.q. die intern van functie zijn gewisseld, zijn de met hen gemaakte individuele afspraken van toepassing. Ingeval geen individuele afspraken gemaakt zijn, vallen zij eveneens onder de bepalingen van de garantieregeling.
7.5. Telewerken
De mogelijkheid tot telewerken staat voor alle werknemers open. Een verzoek kan worden afgewezen als werkgever van oordeel is dat het technisch/organisatorisch in het voorkomende geval niet mogelijk is.
Deel B
Partijen kunnen in overleg tijdens de looptijd van de CAO de hierna genoemde regelingen tussentijds wijzigen.
8.1. Cafetariaplan
Er is een cafetariaplan waarbij de volgende doelen en bronnen gelden.
8.1.1. Tijdbronnen
• Bovenwettelijke vakantie-uren (5 tot 8 dagen per jaar, afhankelijk van leeftijd)
• 96 roostervrije uren
• Overwerktijd
8.1.2. Geldbronnen
• Bruto salaris (het bruto-salaris dat de medewerker ontvangt (voor zover hoger dan het geldende wettelijk minimumloon)
• Vakantietoelage (gedefinieerd in artikel 3.3. van de CAO (voor zover hoger dan het minimum conform artikel 3.3.1-1 van de CAO)
• Eindejaarsuitkering (gedefinieerd in artikel 3.4. van de CAO (voor zover hoger dan het minimum conform artikel 3.4.2 van de CAO)
• Gratificaties (gedefinieerd in artikel 3.5 van de CAO)
• Variabele beloningen (gedefinieerd in de artikelen 6.1.1 en 6.2.2) van de CAO
• Woon-werkverkeervergoeding ( alleen voor het lopende kalenderjaar) gedefinieerd in artikel 8.2. van de CAO)
• Spaarloon (gedefinieerd in artikel 8.7.1 van de CAO).
8.1.3. Doelen
De volgende doelen kunnen in het cafetariaplan worden gekozen:
• Pensioensparen
• Spaarloon
• Fietsenplan
• OV-jaarkaart
• Levensloop
• Vakbondscontributie
Het hiernavolgende schema geeft aan op welk wijze bronnen en doelen gecombineerd kunnen worden.
DOELEN BRONNEN | PENSIOEN -SPAREN | SPAAR- LOON | FIETS | OV- KAART | LEVENS LOOP | VAKBONDS CONTRIB. |
Overwerk | X | X | X | X | X | X |
Bovenwettelijke vakantie-uren | X | X | X | X | X | X |
ATV (12) | X | X | X | X | X | X |
Gratificaties | X | X | X | X | X | |
Variabele beloning | X | X | X | X | X | |
Spaarloon | X | X | X | |||
Bruto-salaris | X | X | X | X | X | X |
Vakantietoelage | X | X | X | X | X | X |
Decembertoelage | X | X | X | X | X | X |
Woon-werkverkeer- vergoeding | X | X |
8.1.4. De bronnen en randvoorwaarden
-1 Voor bepaling van de waarde “tijd” wordt deze omgerekend in de salariswaarde. De waarde van één dag (8 uur) is het bruto maandsalaris op basis van 36 uur op het moment van inleveren x 3 : 65.
-2 Bij het inruilen van tijdbronnen dient vooraf goedkeuring aan het afdelingshoofd te worden gevraagd met het oog op bewaking van een toereikend saldo aan beschikbare tijdbronnen en verwerking in de desbetreffende afdelingsadministratie. Voor de geldbronnen is geen toestemming nodig; deze bron mag binnen de gestelde voorwaarden vrij voor ruil ingezet worden.
8.1.5. Reglement cafetariaplan
Voor overige bepalingen wordt verwezen naar het reglement cafetariaplan.
8.2. Reiskostenregeling
8.2.1. Voor het heen en weer reizen tussen huis en werk wordt een reiskostenvergoeding toegekend tenzij er een leaseauto of OV-kaart door de werkgever is verstrekt.
8.2.2. -1 Het bedrag van de reiskostenvergoeding is gelijk aan het bedrag genoemd in de tabel, voorkomend in de handleiding voor loonbelasting en premieheffing, aangevende de vergoedingen die zijn vrijgesteld van loonbelasting en premie- heffing voor de afstand die voor de betrokken werknemer van toepassing is, echter maximaal het bedrag behorende bij een afstand van 20 tot 30 km. Indien het reiskostenforfait wordt gewijzigd, zullen partijen overleggen.
-2 Werknemers, die op een afstand van minder dan 10 km van werkgever wonen, ontvangen een tegemoetkoming voor het woon-werkverkeer van € 22,48 bruto per maand. Dit bedrag wordt geïndexeerd met de gemiddelde stijging van de tabel als bedoeld in 8.2.2. lid 1.
-3 Voor de bepaling van de afstand die voor de betrokken werknemer van toepassing is, zal steeds in aanmerking worden genomen de meest directe weg tussen woonhuis en de plaats waar de betrokken werknemer gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht.
8.2.3. De directie is bevoegd aan de werknemer die op een grotere afstand dan 30 km van het werk woont, een hogere dan de in artikel 8.2.2. genoemde reiskostenvergoeding toe te kennen.
8.2.4. Voor werknemers die als regel buiten kantoor werkzaam zijn of zullen zijn, geldt een afwijkende regeling voor vergoeding van reiskosten.
8.2.5. Geen reiskostenvergoeding wordt toegekend over de periode dat de werknemer langer dan één maand arbeidsongeschikt is en geen werkzaamheden op kantoor verricht.
8.2.6. Deeltijdwerkers
Deeltijders komen op dezelfde wijze in aanmerking voor reiskostenvergoeding als fulltime werknemers.
Voor de vaststelling van het bedrag van de reiskostenvergoeding geldt als uitgangspunt de bedragen die ingevolge de belastingwetgeving zijn vrijgesteld van loonbelasting en premieheffing. Deze bedragen zijn gerelateerd aan het wel of niet dagelijks heen en weer reizen. Dit betekent dat alleen de deeltijder, die minder dagen per week werkt in aanmerking komt voor een naar rato lagere reiskostenvergoeding.
8.2.7. De werknemer die niet in aanmerking komt voor de leaseregeling en niet valt onder de overgangsmaatregel van artikel 8.9.1.4. en die in een kalenderjaar meer dan 2500 zakelijke kilometers met zijn eigen auto rijdt, ontvangt voor elke zakelijke kilometer gelegen boven de 2500 kilometers per jaar bruto € 0,24 per kilometer. Het gedeelte gelegen boven de € 0,19 bruto is fiscaal belast. De werknemer dient zelf lopende het betreffende jaar de overschrijding van de 2500 zakelijke kilometers aan werkgever aan te geven. Daarvoor dient de werknemer jaarlijks bescheiden te overleggen waaruit volgt dat een overschrijding van 2500 zakelijke kilometers heeft plaatsgevonden alsmede de hoogte van die overschrijding. Werkgever is gehouden tot vergoeding over te gaan, indien en voor zover de werknemer daarvoor deugdelijke bescheiden, conform de daartoe opgestelde richtlijnen van de fiscus, heeft overgelegd. Werkgever behoudt zich het recht voor om bij een wijziging in de fiscale facilitering, voornoemde vergoedingen te wijzigen.
Kilometers woon- werkverkeer worden niet als zakelijke kilometers geteld.
8.3. Verhuiskostenregeling
8.3.1. Deze regeling is van toepassing bij de indiensttreding van een werknemer, mits de directie van oordeel is dat de werknemer genoodzaakt is te verhuizen of door de verhuizing aanmerkelijk dichter bij de plaats waar hij als regel zijn werkzaamheden verricht, komt te wonen en de directie akkoord gaat met de keuze van woonplaats.
8.3.2. Deze regeling vindt eveneens toepassing bij verhuizing die verband houdt met:
a. het overlijden van de werknemer, indien hij een weduwe van wie hij ten tijde van het overlijden niet duurzaam gescheiden leefde, een weduwnaar die recht heeft op pensioen ingevolge de in artikel 5.1. bedoelde pensioenregeling en/of wezen die ten tijde van zijn overlijden tot zijn huishouden behoorde nalaat;
b. de opzegging van de arbeidsovereenkomst door werkgever als bedoeld in artikel 2.5.2. sub c en e;
c. de gezondheidstoestand van de werknemer of één van zijn gezinsleden, als bedoeld in artikel 8.5.1. lid 5, ten blijke waarvan de verklaring van een arts dient te worden overgelegd;
d. de vestiging in een woonplaats die centraal dan wel meer centraal is gelegen in het gebied, waarin de werknemer als regel zijn werkzaamheden zal gaan verrichten, dan wel verricht, zulks met dien verstande dat voor de verhuizing vooraf toestemming dient te zijn verkregen van de directie;
e. andere bijzondere omstandigheden, zulks ter beoordeling van de directie.
8.3.3. De verhuiskostenvergoeding bestaat uit:
a. voor het gaan bezichtigen van woningen, voor niet meer dan twee personen ten hoogste driemaal de reiskosten van de oude naar de mogelijk nieuwe woonplaats, gebaseerd op de laagste klasse van het openbaar vervoer;
b. voor de in de artikelen 8.2.1. en 8.2.2. bedoelde rechthebbende en eventueel zijn gezin: een vergoeding van de reiskosten bij de verhuizing, gebaseerd op de laagste klasse van het openbaar vervoer;
c. de volledige vergoeding van kosten voor de verhuizer of andere wijze van transport, inclusief inpakken en uitpakken, op grond van over te leggen rekeningen;
d. indien een huurwoning wordt betrokken: een vergoeding van de opknapkosten, op grond van over te leggen rekeningen, tot ten hoogste € 226,89;
onder opknapkosten worden verstaan de kosten van die timmer-, metsel- en schilderswerkzaamheden e.d. die noodzakelijk zijn - zulks ter beoordeling van de directie - om de woning in bewoonbare staat te brengen, voor zover deze kosten niet ten laste van de huiseigenaar kunnen worden gebracht; onder opknapkosten worden de kosten van behangen en witten niet begrepen;
De opknapkosten worden slechts vergoed, indien een eigen huishouding wordt gevoerd, waaronder wordt verstaan het bewonen van woonruimte met eigen inboedel, omvattende het meubilair en de gebruikelijke stoffering voor ten minste twee vertrekken, waaronder een woonkeuken kan worden begrepen, en keukenuitrusting;
e. voor degene die bij de aanvang van de arbeidsovereenkomst, het einde van de arbeidsovereenkomst of ten tijde van de verhuizing al naar gelang het bepaalde in de artikelen 8.3.1. en 8.3.2. sub a t/m e van toepassing is, een eigen huishouding voert en in de nieuwe woning blijft voeren: een vergoeding ten bedrage van 12% van het op het hiervoor bedoelde tijdstip geldende jaarsalaris, inclusief vakantie- en eindejaarsuitkering en exclusief overwerk- vergoeding en andere vergoedingen of toelagen, met een minimum van 12% van het maximum jaarsalaris volgens klasse 6 bij beoordeling 'goed', inclusief vakantie- en eindejaarsuitkering en met een maximum dat gelijk is aan hetgeen
maximaal fiscaal vrij mag worden verstrekt; dit bedrag wordt verhoogd met
€ 45,38 voor elk kind waarvoor recht op wettelijke kinderbijslag bestaat;
f. in bijzondere omstandigheden, zulks ter beoordeling van de directie, voor degene die op het onder e. bedoelde tijdstip geen eigen huishouding voert: een van geval tot geval door de directie vast te stellen vergoeding die ten hoogste gelijk is aan de onder e genoemde vergoeding;
g. indien ten tijde van de verhuizing de huur van zowel de oude woning als van de nieuwe woning voldaan dient te worden: een vergoeding van de huur van de oude woning voor een korte periode, ter beoordeling van de directie, doch ten hoogste voor een periode van drie maanden.
8.3.4. -1 Indien het betreft de verhuizing van een gezin waarvan meer leden werknemer van werkgever zijn, wordt de verhuiskostenvergoeding slechts aan één van deze werknemers toegekend en wel aan de werknemer met het hoogste salaris.
-2 Indien het bepaalde in artikel 8.3.2 sub c. van toepassing is en de verhuizing plaatsvindt als gevolg van indiensttreding bij een andere werkgever, bestaat slechts aanspraak op de verhuiskostenvergoeding krachtens deze regeling, voor zover deze meer bedraagt dan de vergoeding waarop de gewezen werknemer eventueel jegens de volgende werkgever ingevolge diens verhuiskostenregeling aanspraak heeft.
8.3.5. -1 Geen aanspraak op de verhuiskostenvergoeding bestaat indien de verhuizing plaatsvindt later dan twee jaar na de datum van indiensttreding of de datum van het einde van de arbeidsovereenkomst al naar gelang het bepaalde in de artikelen 8.3.1. en 8.3.2. sub a t/m c van toepassing is, behoudens in bijzondere gevallen, ter beoordeling van de directie.
-2 De werknemer is verplicht de ontvangen verhuiskostenvergoeding terug te betalen indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd op zijn verzoek of als gevolg van aan hem te wijten feiten of omstandigheden, tenzij deze beëindiging plaatsvindt twee jaar of langer na de datum van indiensttreding en één jaar na de datum van verhuizing.
8.3.6. Belastingen en andere inhoudingen, die over de verhuiskostenvergoeding verschuldigd zijn, worden niet gecompenseerd.
8.4. Studiekostenregeling
8.4.1. De volgende opleidingscategorieën worden onderscheiden:
-1 Opleidingen, welke noodzakelijk zijn respectievelijk van groot belang worden geacht voor de huidige respectievelijk toekomstige functie bij werkgever. Deze dienen gebaseerd te zijn op een in overleg met werkgever vastgesteld opleidingsplan en loopbaanafspraken.
-2 Opleidingen, welke passen binnen de richtlijnen bij reorganisatie.
-3 Opleidingen van algemeen vormende aard (VMBO, HAVO en VWO) respectievelijk Lager, Middelbaar en Hoger Beroepsonderwijs, welke gevolgd worden aan een door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen erkende en gesubsidieerde onderwijsinstelling.
Onder deze categorie vallen mede de werknemers met niet afgemaakte of inadequate opleidingen tot en met middelbaar niveau.
-4 Overige opleidingen gericht op de persoonlijke ontplooiing van de werknemer bij werkgever.
-5 Opleidingsfaciliteiten ten behoeve van tijdelijke arbeidskrachten. Voor de toekenning van deze studiefaciliteit gelden de volgende specifieke uitgangspunten:
- de te volgen opleiding moet van aantoonbaar nut zijn bij het zoeken c.q. vinden van een vaste betrekking binnen of buiten de organisatie
- de motivatie om de opleiding te gaan volgen is onderbouwd vanuit de beoordelingsuitkomst of de aanbeveling gedaan bij de functionerings- gesprekken.
8.4.2. Vergoedingen
De naar het oordeel van de directie redelijk gemaakte of te maken studiekosten worden voor de categorieën 1,2,3 en 5 voor 100% vergoed. Voor categorie 4 bedraagt de tegemoetkoming 50%.
Onder studiekosten wordt verstaan:
- cursus-, les-, school- of collegegelden;
- examen/tentamengeld; indien herkansing noodzakelijk is, zal achteraf bij succesvol afronden, alsnog het examen/tentamengeld kunnen worden gedeclareerd;
- boeken, voor zover verplicht voor de studie;
- interlokaal vervoer, noodzakelijk gemaakt naar en van cursusplaats, berekend naar de minst kostbare wijze;
Alleen voor opleidingen, die vallen onder de categorieën 1 en 2 mag, indien gebruik gemaakt wordt van eigen vervoer de reiskosten gedeclareerd worden conform de vergoeding voor incidenteel zakelijk verkeer;
- indien - ter beoordeling van werkgever - de aanschaf van duurzaam studiemateriaal noodzakelijk is, komen de kosten daarvan in aanmerking voor vergoeding. Xxxxxxx studiemateriaal wordt eigendom van de werkgever;
- indien werknemer niet in de gelegenheid is de maaltijd thuis te gebruiken, wordt een maaltijd via het personeelsrestaurant verstrekt,
- de voor de opleiding noodzakelijke hulpmiddelen blijven in beginsel voor rekening van werknemer.
8.4.3. Studieverlof
Voor opleidingen vallend onder de categorieën 1, 2 en 5 kan voor zover de werkzaamheden het toelaten verlof gegeven worden voor het volgen van lessen in werktijd.
Indien opleidingen volgens categorie 2 (binnen de richtlijnen bij reorganisatie) buiten werktijd worden gevolgd, zal de cursustijd worden gecompenseerd.
Bij opleidingen, die vallen onder categorieën 3 en 4 wordt ervan uitgegaan dat de cursussen/lessen buiten de werktijd kunnen worden gevolgd.
Indien de opleiding in werktijd wordt gegeven kan, voor zover de werkdruk op de afdeling het toelaat, studieverlof worden toegekend tot ten hoogste 1 dag per week, gemiddeld over een jaar berekend.
8.4.4. Xxxxxx in verband met voorbereiding op examen/tentamen
Voor de voorbereiding van een examen/tentamen, dat een studie of een afgerond gedeelte daarvan afsluit, kan afhankelijk van de studiebelasting studieverlof worden toegekend tot een maximum van 5 halve dagen per studie/onderdeel.
8.4.5. Xxxxxx in verband met het afleggen van examen/tentamen
Voor het afleggen van een examen/tentamen, dat een studie of een afgerond gedeelte daarvan afsluit, wordt verlof toegekend voor de benodigde tijd, voor zover
8.4.6. Opleidingstijd buiten de normale werktijd
De tijd besteed aan opleidingen buiten de normale werktijd, wordt niet gecompenseerd.
8.4.7. Terugbetalingsverplichting in verband met voortijdige beëindiging studie
Indien de werknemer op aan hem verwijtbare gronden een studie voortijdig beëindigt, is hij verplicht tot terugbetaling van de reeds gedeclareerde kosten binnen 12 maanden in 12 gelijke delen per maand. Werknemer is verplicht werkgever per omgaande te informeren indien de studie beëindigd is.
8.4.8. Terugbetalingsverplichting in verband met beëindiging dienstverband
Indien werknemer op eigen verzoek dan wel wegens aan hem te wijten omstandigheden wordt ontslagen tijdens de studie, kan werkgever de reeds toegekende vergoeding terugvorderen.
Een terugvordering van studiekosten zal alleen plaatsvinden indien en voor zover de toegekende studievergoeding het bedrag van € 2268,90 op jaarbasis overschrijdt.
Is de studie beëindigd en ligt het tijdstip van beëindiging dienstverband korter dan 2 jaar na de beëindiging van de studie dan wordt de terugbetaling gerelateerd aan
het nog niet verstreken gedeelte van genoemde periode. De terugbetalingsverplich- ting geldt niet voor studietoekenningen, die vallen onder de categorieën 2 en 3.
Per kalendermaand wordt het bedrag waarop de terugbetalingsverplichting van toepassing is, verminderd met 1/24 van de toegekende studievergoeding waarbij een ingegane kalendermaand als verstreken wordt beschouwd.
8.4.9. Deeltijdwerkers
Deeltijders komen voor dezelfde studiekostenvergoeding in aanmerking als de fulltime werknemers.
8.5. Vergoeding voor kosten geneeskundige hulp
8.5.1 De werknemer, die in het kader van de door werkgever ten behoeve van zijn werknemers gesloten collectieve verzekering tegen ziektekosten voor zichzelf en eventueel zijn gezinsleden een aanvullende verzekering heeft afgesloten, wordt een bedrag vergoed ter grootte van 60% van de premie van deze aanvullende verzekering.
8.5.2 Het in het eerste lid van dit artikel bepaalde vindt geen toepassing ten aanzien van die gezinsleden, die uit ander hoofde in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de door hen verschuldigde premie voor de ziektekosten- verzekering. De werknemer heeft in deze mededelingsplicht naar werkgever. Eventuele onverschuldigde betaalde premie, is werkgever gerechtigd maandelijks te verrekenen met het salaris van de werknemer.
8.5.3 1. Werknemers zoals bedoeld in lid 1, die tevens "aanvullend" zijn verzekerd,kunnen in het geval van bijzondere ziektekosten die niet worden gedekt door een ziektekostenverzekering een vergoeding voor deze kosten aanvragen. Dit is bedoeld voor schrijnende gevallen. De criteria ter beoordeling hiervoor zijn degezinssituatie en het (gezins)inkomen van de medewerker, omvang en redelijkheid van de gemaakte kosten.
2. De volgens dit artikel gemaakte kosten voor gezinsleden worden alleenvergoed voor zover deze zijn gemaakt voor gezinsleden. Onder gezinsleden wordt in dit artikel verstaan de partner van de werknemer, de kinderen en pleegkinderen, voor wie kinderbijslag wordt genoten ingevolge de wettelijke regelingen inzake kinderbijslag of waarvan de werknemer grotendeels voorziet in de kosten van levensonderhoud.
8.5.4 Ten aanzien van de in lid 3 genoemde bijzondere ziektekosten zal jaarlijks door werkgever ter beschikking worden gesteld een maximale vergoeding van totaal
€ 15.000,-. De werknemer dient om in aanmerking te komen voor een deel van die vergoeding een gemotiveerde aanvraag in te dienen. Op die aanvraag wordt beslist door de CAO-partijen. Voornoemde vergoeding kan alleen worden toegekend ter dekking van bijzondere ziektekosten die niet worden gedekt door een aanvullende (ziektekosten)verzekering met de meest uitgebreide dekking volgens de collectieve ziektekostenverzekering van werkgever.
8.5.3. Deeltijdwerkers
Aan deeltijders wordt eveneens 60% van de premie als bedoeld in van artikel 8.5.1 lid 1 vergoed.
8.6. Kinderopvang
De wettelijke regels worden gevolgd.
8.7. Spaarregelingen
Ter bevordering van de spaarzin en de vorming van duurzaam bezit geldt voor de werknemer een spaarregeling overeenkomstig de bepalingen van de spaarregeling die hieronder is opgenomen.
8.7.1. Spaarloonregeling
Artikel 1 Definities
In deze regeling wordt verstaan onder:
- Deelnemer : Xxxxxx die overeenkomstig artikel 4 van deze regeling tot de spaarloonregeling is toegetreden;
- Spaarbedrag : Een door de deelnemer schriftelijk vastgelegd bedrag of equivalent aan tijd dat hij middels inhoudingen op het brutoloon wenst te sparen ingevolge deze regeling.
Artikel 2 Doel
De spaarloonregeling heeft ten doel de vorming van duurzaam bezit van de deelnemende werknemers te bevorderen.
Artikel 3 Deelneming
Aan deze spaarloonregeling kunnen alle werknemers deelnemen. Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien de werknemer eveneens deelneemt aan de levensloopregeling zoals vermeld in artikel 4.9.
Artikel 4 Toetreding
Toetreding tot de spaarloonregeling geschiedt door werkgever schriftelijk te machtigen een spaarbedrag per maand of eenmalig in te houden op het brutoloon of door inleg van tijd. In deze machtiging is de hoogte van het in te houden spaarbedrag vermeld. Voor de bepaling van het maximum toegestane spaarbedrag wordt het jaarlijks van overheidswege fiscaal maximaal toegestane bedrag gevolgd.
Artikel 5 Storting
Het ingehouden spaarbedrag wordt door werkgever gestort op een bijzondere, ten name van de deelnemer gestelde spaarrekening.
Artikel 6 Blokkeringstermijn
1. Alle op de spaarloonrekening gestorte bedragen dienen gedurende 48 maan- den op deze spaarloonrekening te blijven staan, dan wel te worden aangewend voor de in de wet Inkomstenbelasting 2001 opgenomen bestedingsdoelen
2. De bestedingen als bedoeld in lid 1 dienen door middel van bescheiden door de deelnemer aangetoond te worden.
Artikel 7
Xxxxxxxxx dat wordt opgenomen zonder goedgekeurde besteding moet worden aangemerkt als loon voor de belasting- en premieheffing.
In een dergelijk geval kan alleen uitbetaling via het salaris geschieden.
Artikel 8 Opgave tegoed
Aan iedere deelnemer wordt jaarlijks - uiterlijk in de maand juli - een opgave verstrekt, inhoudende het verloop en saldo van zijn spaarloonrekening.
Artikel 9 Rente
1. Over het tegoed op de spaarloonrekening wordt rente vergoed. Het rentepercentage wordt jaarlijks vastgesteld en is gelijk aan het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde, gemiddelde effectieve rendement op de vijf langstlopende staatsleningen.
2. De rente wordt per dag berekend.
3. De rente wordt eenmaal per jaar in januari bijgeschreven op de spaarloonrekening en is vrij opneembaar.
4. De rente blijft maximaal 48 maanden op de spaarloonrekening staan en wordt daarna automatisch overgeboekt naar de vrije spaarrekening.
Artikel 10 Beëindiging van de deelneming
1. De deelneming aan de spaarloonregeling houdt op bij beëindiging van de dienstbetrekking.
2. Indien bij beëindiging van de dienstbetrekking door ontslag of overlijden de ingehouden spaargelden worden opgenomen voordat de spaartermijn als genoemd in artikel 6 lid 1 van deze regeling is volgemaakt, wordt de opname van spaarloon naar rato van de nog niet volgemaakte periode beschouwd als loon voor de belasting- en premieheffing.
3. De deelnemer of diens erfgenaam kan besluiten om het saldo op de spaarloonrekening te laten staan totdat de spaartermijn, als genoemd in artikel 6 lid 1 van deze regeling, is volgemaakt.
Artikel 11 Aanpassing regeling
Ingeval van relevante wijzigingen van de Wet op de loonbelasting en/of Coördinatiewet Sociale Verzekeringen en/of de desbetreffende uitvoerings- regelingen wordt dit reglement in overleg met de CAO-partners aangepast.
8.7.2. Vrije spaarregeling
Artikel 1 Definities
In deze regeling wordt verstaan onder:
- Deelnemer : Xxxxxx die overeenkomstig artikel 4 lid 1 van deze regeling tot de vrije spaarregeling is toegetreden;
- Spaarbedrag : Een door de deelnemer schriftelijk vastgelegd bedrag dat hij middels inhoudingen op het nettoloon wenst te sparen ingevolge deze regeling;
Artikel 2 Doel
De vrije spaarregeling heeft ten doel de vorming van duurzaam bezit van de deelnemende werknemers te bevorderen.
Artikel 3 Deelneming
Aan deze vrije spaarregeling kunnen alle werknemers deelnemen.
Artikel 4
1. Toetreding tot de vrije spaarregeling geschiedt door werkgever schriftelijk te machtigen het spaarbedrag per maand of eenmalig per jaar in te houden op het nettoloon. In deze machtiging is de hoogte van het in te houden spaarbedrag vermeld.
2. Deelname aan de vrije spaarregeling kan te allen tijde door de deelnemer worden stopgezet.
Artikel 5 Storting
1. Het ingehouden spaarbedrag wordt door werkgever gestort op een bijzondere, ten name van de deelnemer gestelde vrije spaarrekening.
2. Het is de deelnemer niet toegestaan rechtstreeks gelden op de vrije spaarrekening te storten.
Artikel 6 Opname
1. Een opname ten laste van de vrije spaarregeling kan op ieder moment geschieden.
2. Het aantal incidentele opnames wordt beperkt tot 6 per kalenderjaar.
Artikel 7 Rente
1. Over het tegoed op de vrije spaarrekening wordt rente vergoed. Het rentepercentage wordt jaarlijks vastgesteld en is gelijk aan het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde, gemiddelde effectieve rendement op de vijf langstlopende staatsleningen.
2. De rente wordt per dag berekend.
3. De rente wordt eenmaal per jaar in januari bijgeschreven op de vrije spaarrekening en is eveneens vrij opneembaar.
Artikel 8 Opgave tegoed
Aan iedere deelnemer wordt jaarlijks - uiterlijk in de maand juli - een opgave verstrekt, inhoudende het verloop en saldo van zijn vrije spaarrekening.
Artikel 9 Beëindiging van de deelneming
1. De deelneming aan de vrije spaarregeling houdt op bij beëindiging van de dienstbetrekking.
2. De deelnemer of diens erfgenaam kan besluiten om het saldo op de vrije spaarrekening te laten staan tot uiterlijk 1 maand nadat automatische overboekingen vanuit de spaarloonregeling voor het laatst hebben plaatsgevonden.
8.7.3. Slotbepaling
Indien, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.3.1. van de CAO, tot opheffing van de spaarregeling wordt besloten, beslist de directie over de wijze van afwikkeling van de spaarregeling, zulks met dien verstande dat geen spaarpremies ten gunste van werkgever zullen worden afgeboekt.
8.8 Rentekortingsregeling bij hypotheken
Overgangsmaatregel
Werknemers en oud werknemers die gebruik maken van de onder art 8.8.A genoemde rentekortingsregeling (peildatum 1 juni 2008) behouden het recht hierop, volgens de in art 8.8.A. bepaalde voorwaarden.
In geval van renteherziening in een bestaande hypotheek verstrekt onder art.8.8 A, vervalt met ingang van de renteherzieningsdatum van de desbetreffende hypotheek, deze overgangsmaatregel en geldt de nieuwe regeling, zoals vastgelegd in art 8.8.B
8.8.A 1. Aan werknemers wordt korting verleend op de rente voor hypothecaire geldleningen. De korting geldt voor werknemers in vaste dienst. Bovendien blijft het recht op korting van kracht, indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door:
a. toekenning van een overbruggingsuitkering (OBU);
b. (flex) pensionering
c. toekenning van xxxxxxxxx als bedoeld in artikel 2.6;
d. arbeidsongeschiktheid;
e. overlijden van de werknemer, voor diens nabestaanden als hieronder genoemd. Bij overlijden van de (oud)werknemer blijft het recht op korting van kracht ten behoeve van de achterblijvende partner of wezen als nagelaten gezinslid. Onder partner wordt verstaan degene met wie de werknemer gehuwd was dan wel duurzaam samenwoonde. Het recht op rentekorting ten behoeve van achterblijvende partners en wezen blijft van kracht zolang zij niet hertrouwen of tot duurzame samenwoning overgaan, respectievelijk zolang zij recht op een wezenpensioen behouden.
8.8.A 2. a. De korting op de bij PGGM gehanteerde marktrentepercentages voor hypothecaire geldleningen bedraagt 25%.
b. Indien het fulltime salaris van de werknemer gelijk is aan of lager is dan het maximum 'goed' salaris van salarisklasse 5 èn de gekozen rentevasttermijn niet langer is dan 5 jaar zal het gekorte percentage met 0,75% worden verlaagd. Indien gedurende de looptijd van de lening genoemd salarisniveau wordt
overschreden wordt bij de eerstvolgende renteherziening de extra korting van 0,75% niet meer verleend.
8.8.A 3. De maximale grondslag voor de rentekorting is een bedrag gelijk aan 3x het jaarinkomen van de (oud) PGGM-werknemer. Indien twee partners die beiden bij PGGM werkzaam zijn gebruik willen maken van de hypotheekregeling wordt de maximale korting bepaald op basis van beide jaarinkomens samen maal drie. Indien het te financieren bedrag hoger is dan 3x het PGGM-jaarinkomen en betrokkene voldoet aan de eisen, die naar het oordeel van de portefeuillebeheerder zakelijk verantwoord zijn, zal over het meerdere de geldende marktrente worden berekend. In deze gevallen vindt bij renteherzieningen een hertoetsing plaats van het bedrag waarover de korting wordt verleend.
Bij de verstrekking van een hypothecaire geldlening wordt, voor de vaststelling van het recht op korting, uitsluitend tot het in aanmerking te nemen inkomen gerekend:
a. het maandsalaris (volgens de PGGM-salaristabel) c.q. de overbruggings- uitkering, het pensioen, het wachtgeld of de arbeidsongeschiktheidsuitkering op het moment van de aanvraag;
b. de vakantietoelage;
c. de eindejaarsuitkering.
d. de werkgeversbijdrage levensloop
8.8.A 4. De korting geldt uitsluitend voor de financiering van:
a. de voor bewoning door de werknemer bestemde eigen woning, (het maximaal te financieren bedrag is de aankoopprijs, inclusief overdrachtsbelasting, notaris-, makelaars- en taxatiekosten, voor zover vallend binnen de verstrekkingsnormen);
b. verbouwingen en woningverbeteringen die worden verricht;
c. uitkoop van de partner ten aanzien van een eventuele overwaarde in de woning bij beëindiging van de relatie.
Bovendien wordt geen korting verstrekt over de eigenwoningreserve zoals bedoeld in de Bijleenregeling Eigenwoningschuld van art. 3.119a van de Wet Inkomstenbelasting 2001.
De korting gaat in op de aktepasseerdatum van een nieuw verstrekte hypothecaire geldlening. Indien op dat moment een eerder verstrekte hypothecaire geldlening voor een andere woning nog niet is afgelost, vervalt het recht op korting op die eerder verstrekte hypothecaire geldlening.
Indien de werknemer bij indiensttreding reeds elders een hypothecaire geldlening had afgesloten, kan deze met inachtneming van de gebruikelijke voorwaarden bij het PGGM worden ondergebracht indien wordt voldaan aan de eisen, die naar het oordeel van de portefeuillebeheerder zakelijk verantwoord zijn.
Indien de werknemer de woning bij echtscheiding / beëindiging samenwoning verlaat, blijft de korting in stand tot uiterlijk de datum van inschrijving van het echtscheidingsvonnis respectievelijk op de datum van doorhaling van de samenwoningovereenkomst in het register, of tot eerdere verkoopdatum van de woning.
8.8.A 5. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan onder lid 1 vermeld, vervalt het recht op korting.
Na beëindiging van het dienstverband bij PGGM kan, bij door de gemeente of door de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen gegarandeerde leningen, de hypothecaire geldlening bij het PGGM worden voortgezet.
Bij ongegarandeerde leningen is de lening opeisbaar bij beëindiging van het dienstverband; de hypothecaire geldlening kan alleen worden voortgezet indien wordt voldaan aan de eisen die naar het oordeel van de portefeuillebeheerder zakelijk
verantwoord zijn.
8.8.A 6. Voor werknemers, bij wie op (een gedeelte van) het leningsbedrag de regeling van toepassing is, zoals deze laatstelijk werd vastgesteld bij de CAO van 1 januari 1975, blijft deze regeling van kracht voor de restant hoofdsom/resterende looptijd. Deze werknemers hebben het recht bij verkoop van de woning en gelijktijdige aankoop van een nieuwe woning de voorwaarden van die regeling mee te nemen naar de nieuwe hypothecaire geldlening tot een bedrag maximaal gelijk aan de restant hoofdsom van de oude hypothecaire geldlening en voor maximaal de resterende looptijd van de oude hypothecaire geldlening.
De toepassing van het hier bepaalde blijft ongewijzigd beperkt tot hypothecaire geldleningen met lineaire en annuïtaire aflossing.
8.8.A.7. Deeltijdwerkers
Voor deeltijdwerkers wordt de grondslag voor de rentekorting als volgt vastgesteld:
a. bij 75 - 100% deeltijd : 100% van het voltijd-jaarsalaris;
b. bij 50 - 75% deeltijd : 75% van het voltijd-jaarsalaris;
c. minder dan 50% deeltijd : 100% van het feitelijk verdiende salaris.
Indien van een echtpaar of van duurzaam samenwonenden beide partners op deeltijdbasis medewerker van het fonds zijn, zal de rentekorting worden berekend over driemaal het salaris van de deeltijder met het hoogste salaris. Genoemd salaris wordt omgerekend tot een 100% salaris.
Ingeval beide partners samen minder werken dan 100% van de normale werktijd wordt uitgegaan van het gezamenlijke feitelijke inkomen en wordt dit vervolgens afgerond volgens bovenstaande methodiek.
Indien gedurende de looptijd van de lening één van de grenzen als beschreven onder a, b en c wordt overschreden, wordt de nieuwe grondslag voor het bedrag waarover rentekorting wordt verleend, gehanteerd met ingang van de eerstvolgende renteherzieningsdatum voor de verstrekte lening, doch uiterlijk 5 jaar na wijziging van het deeltijdpercentage.
Artikel 8.8.B Rente tegemoetkomingsregeling bij nieuwe hypotheken vanaf 1 juni 2008
8.8.B 1. Werknemers die in het kader van de collectieve personeelsvoorziening met Centraal Xxxxxx Xxxxxx een hypothecaire geldlening afsluiten, wordt een tegemoetkoming verleend op de rente. Deze rentetegemoetkoming geldt voor werknemers in vaste dienst. Bovendien blijft het recht op rentetegemoetkoming van kracht, indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door:
a. toekenning van een overbruggingsuitkering (OBU);
b. (flex)pensionering
c. toekenning van xxxxxxxxx als bedoeld in artikel 2.6;
d. arbeidsongeschiktheid;
e. overlijden van de werknemer, voor diens nabestaanden als hieronder genoemd. Bij overlijden van de (oud)werknemer blijft het recht op rentetegemoetkoming van kracht ten behoeve van de achterblijvende partner of wezen als nagelaten gezinslid. Onder partner wordt verstaan degene met wie de werknemer gehuwd was dan wel duurzaam samenwoonde. Het recht op tegemoetkoming ten behoeve van achter- blijvende partners en wezen blijft van kracht zolang zij niet hertrouwen of tot duurzame samenwoning overgaan, respectievelijk zolang zij recht op een wezenpensioen behouden.
8.8.B.2 De rentetegemoetkoming door PGGM bestaat uit een korting van 1 procentpunt op
de hypotheekrente zoals die is vastgesteld conform de door PGGM bij Centraal Beheer overeengekomen personeelsvoorziening
8.8 B 3. De rentetegemoetkoming van 1 procentpunt geldt voor een hypotheek waarvan de grondslag wordt gevormd door een bedrag dat maximaal gelijk is aan 3x het jaarinkomen van de (oud) PGGM-werknemer. Indien twee partners die beiden bij PGGM werkzaam zijn gebruik willen maken van de rentetegemoetkomingsregeling bij hypotheken wordt de maximale rentetegemoetkoming bepaald op basis van beide jaarinkomens samen maal drie.
Voor de vaststelling van de hoogte van de grondslag wordt uitsluitend tot het in aanmerking te nemen inkomen gerekend:
a. het maandsalaris (volgens de PGGM-salaristabel) c.q. de overbruggings- uitkering, het (flex)pensioen, het wachtgeld of de arbeidsongeschiktheidsuitkering op het moment van de aanvraag;
b. de vakantietoelage;
c. de eindejaarsuitkering.
d. de werkgeversbijdrage levensloop
De hoogte van de vastgestelde grondslag blijft gedurende de rentevaste periode gehandhaafd.
8.8.B 4. De rentetegemoetkoming geldt uitsluitend voor een hypotheek die wordt afgesloten voor de financiering van:
a. de voor bewoning door de werknemer bestemde eigen woning, (het maximaal te financieren bedrag is de aankoopprijs, inclusief overdrachtsbelasting, notaris-, makelaars- en taxatiekosten, voor zover vallend binnen de verstrekkingsnormen);
b. verbouwingen en woningverbeteringen die worden verricht;
c. uitkoop van de partner ten aanzien van een eventuele overwaarde in de woning bij beëindiging van de relatie.
Bovendien wordt geen rentetegemoetkoming verstrekt over de eigenwoningreserve zoals bedoeld in de Bijleenregeling Eigenwoningschuld van art. 3.119a van de Wet Inkomstenbelasting 2001.
De rentetegemoetkoming gaat in op de aktepasseerdatum van een nieuw verstrekte hypothecaire geldlening. Indien op dat moment een eerder verstrekte hypothecaire geldlening voor een andere woning nog niet is afgelost, vervalt het eventuele recht op rentetegemoetkoming op die eerder verstrekte hypothecaire geldlening.
8.8.B 5. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan onder lid 8.8.b.1 vermeld, vervalt het recht op rentetegemoetkoming.
8.8.B 6. Deeltijdwerkers
Voor deeltijdwerkers wordt de grondslag voor de tegemoetkoming als volgt vastgesteld:
a. bij 75 - 100% deeltijd : 100% van het voltijd-jaarsalaris;
b. bij 50 - 75% deeltijd : 75% van het voltijd-jaarsalaris;
c. minder dan 50% deeltijd : 100% van het feitelijk verdiende salaris.
Indien van een echtpaar of van duurzaam samenwonenden beide partners op deeltijdbasis medewerker van PGGM zijn, zal de rentetegemoetkoming worden berekend over driemaal het salaris van de deeltijder met het hoogste salaris.
Genoemd salaris wordt omgerekend tot een 100% salaris.
Ingeval beide partners samen minder werken dan 100% van de normale werktijd
wordt uitgegaan van het gezamenlijke feitelijke inkomen en wordt dit vervolgens afgerond volgens bovenstaande methodiek.
De hoogte van de vastgestelde grondslag blijft gedurende de rentevaste periode gehandhaafd.
8.8.B 7 Uitbetaling tegemoetkoming
De rentetegemoetkoming wordt jaarlijks door PGGM uitbetaald na declaratie door de werknemer. Als bewijslast dient het hypotheek jaaroverzicht van Centraal Beheer
8.9. Autoregeling
8.9.1.1 Bij het beschikbaar stellen van een auto aan een werknemer, respectievelijk lease, is de regeling Leaseautoregeling PGGM 2006 van toepassing. De leaseautoregeling is opgenomen in bijlage III.
8.9.1.2 Indien een wijziging -anders dan de jaarlijkse indexatie- wordt voorgenomen ten aanzien van de categorieën als genoemd in bijlage 1 van de leaseautoregeling PGGM 2006, vormt dit voornemen onderwerp van overleg met de vakbonden.
8.9.1.3 Indien de toewijzing van xxxxxxxxx’x wordt voorgenomen als structureel arbeidsmarktinstrument, vormt dit voornemen onderwerp van overleg met de vakbonden.
8.9.1.4 Overgangsregeling
Voor functionarissen die op 31 december 1988 in dienst waren en die op 31 december 1988 onder de autoregeling vallen, is de overgangsregeling, opgenomen in Bijlage II van deze CAO getroffen. Er wordt vanaf 1 januari 2005 geen enkele wijziging meer aangebracht in deze overgangsmaatregel, behoudens de jaarlijkse indexering.
8.10. Onkostenvergoeding
-1 De directie bepaalt welke individuele werknemers dan wel categorieën van werknemers in aanmerking komen voor een vaste onkostenvergoeding.
-2 Er is een reglement onkostenvergoedingen.
-3 Tijdens de opleidingstijd van Buitendienstmedewerkers en Pensioenconsulenten gelden de volgende regels:
a. de reiskosten worden volledig vergoed;
b. voor zover de dagelijkse reistijd van de werknemer meer bedraagt dan één uur, wordt deze tijd als werktijd beschouwd en kan deze tijd in mindering worden gebracht op de normale werktijd als bedoeld in artikel 1.1.1. onder h;
c. de werknemer, voor wie de dagelijkse reistijd twee uren of meer bedraagt, ontvangt een onkostenvergoeding € 2,27 voor elke werkdag.
-4 De directie zal aan werknemers de in hun functie-uitoefening te maken extra kosten op declaratie vergoeden, voor zover deze kosten niet reeds uit andere hoofde vergoed worden.
Op verzoek van de werknemer zal werkgever een voorschot verstrekken op dete declareren kosten van auto- en andere kosten. Dit voorschot zal wordenberekend op basis van door de directie vast te stellen normen.
8.11. Telefoonkostenvergoeding
-1 Indien en voor zover de werknemer voor de functie-uitoefening over een telefoon dient te beschikken, bepaalt de directie welke werknemer dan wel categorieën werknemers voor een telefoonvergoeding in aanmerking komen.
-2 Indien en voor zover geen andere regeling is getroffen wordt een vergoeding verstrekt voor de gemaakte kosten, onder aftrek van de kosten voor privégebruik volgens de criteria die de fiscus daarvoor hanteert.
-3 De telefoonkostenvergoeding vervalt bij arbeidsongeschiktheid na 3 maanden. Indien de medewerker na het vervallen van de telefoonkostenvergoeding kiest voor het laten afsluiten van de telefoon of kiest voor het beëindigen van het ISDN abonnement, dan zijn de kosten van afsluiting alsmede de aansluiting bij herstel voor rekening van werkgever.
8.12. Ongevallen-/Reisverzekering
-1 Werkgever zal voor werknemers, die voor hun functie-uitoefening regelmatig buiten kantoor werkzaam zijn, een ongevallenverzekering afsluiten, waarvan de polisvoorwaarden in ieder geval voorzien in een uitkeringssom ineens bij overlijden.
-2 Ingeval er sprake is van een buitenlandse reis, kan tevens een reisverzekering worden afgesloten ter vergoeding van eventuele reisschade.
8.13. Gemaksdiensten
Werkgever faciliteert de volgende employee benefits:
• boodschappenservice
• stomerij- en strijkservice
• foto ontwikkeling service
• kledingherstelservice
• wasservice
• schoenreparatieservice
Deel C Bijlage I
5.2.3. Xxxxxxx bij arbeidsongeschiktheid (voor 1 januari 2004)
-1 De werknemer die wegens arbeidsongeschiktheid al dan niet geheel of gedeeltelijk verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten en zich zo veel mogelijk inzet om betrokken te blijven bij het arbeidsproces, zulks op aanwijzing van werkgever en/of de bedrijfsarts, heeft op grond van het bepaalde in artikel 7:629 BW recht op doorbetaling van 100% van het nettosalaris gedurende de daarvoor geldende wettelijke periode mits is voldaan aan de overige leden van genoemd wetsartikel.
De werknemer die voor 1 mei 2000 in dienst is getreden, die voor 1 januari 2004 arbeidsongeschikt is geworden en aansluitend aan de wettelijke termijn van 52 weken recht krijgt op een arbeidsongeschiktheiduitkering als bedoeld in de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering ontvangt, gedurende de eerste twee jaar na aanvang van bedoelde WAO-uitkering, een aanvulling op deze uitkering ten bedrage van het verschil tussen het netto salaris en de genoemde wettelijke uitkering.
De werknemer die voor 1 mei 2000 in dienst is getreden, die na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt is geworden en aansluitend aan de wettelijke termijn van 104 weken recht krijgt op een arbeidsongeschiktheiduitkering als bedoeld in de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering ontvangt, gedurende het eerste jaar na aanvang van bedoelde uitkering, een aanvulling op deze uitkering ten bedrage van het verschil tussen het netto salaris en genoemde wettelijke uitkering.
De werknemer die na 1 mei 2000 in dienst is getreden, die voor 1 januari 2004 arbeidsongeschikt is geworden, en aansluitend aan de wettelijke termijn van 52 weken recht krijgt op een arbeidsongeschiktheiduitkering als bedoeld in de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, ontvangt, gedurende het eerste jaar na aanvang van bedoelde WAO uitkering, een aanvulling op deze uitkering ten bedrage van het verschil tussen het netto salaris en de genoemde wettelijke uitkering.
De werknemer die na 1 mei 2000 in dienst is getreden en na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt is geworden, komt niet in aanmerking voor een aanvulling, na afloop van de wettelijke termijn die is gesteld aan de loondoorbetaling.
De werknemer die op het moment dat recht op de WAO-uitkering ontstaat, ouder is dan 57½ jaar, ontvangt de vorenbedoelde aanvullende uitkering zo lang recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering bestaat.
Voor de toepassing van het in dit lid bepaalde wordt onder netto maandsalaris verstaan het bruto maandsalaris, verminderd met:
a. de bijdrage van de werknemer in de premie voor de pensioenregeling als bedoeld in artikel 5.1.;
x. xx xxxxxxxxxxx;
c. het werknemersaandeel in de premie sociale verzekeringenswetten;
d. het werknemersaandeel in de voor de ziektekostenverzekering verschuldigde premie.
-2 De aanvullende uitkering wordt verminderd met:
a. uitkeringen krachtens de pensioenregeling als bedoeld in artikel 5.1. of enig door werkgever aangegane vrijwillige verzekering;
b. inkomsten uit arbeid, ter hand genomen na de aanvang van de arbeids- ongeschiktheid.
Bijlage II Overgangsregeling voor vergoeding van autokosten
Hieronder treft u de overgangsregeling aan ten aanzien van afspraken omtrent lease auto’s welke bestonden vóór 1 januari 1989. Bij de overgangsregeling wordt in tegenstelling tot de oude regeling een onderscheid aangebracht tussen ambulante en semi-ambulante werknemers. Naast de specifieke spelregels voor elke categorie gelden de volgende algemene spelregels:
1. Bij een totaal jaarkilometrage van 30000 km of meer wordt uitgegaan van een auto op LPG of diesel. Bij benzineauto’s of auto's op LPG wordt uitgegaan van een afschrijvingsduur van de auto van 3 jaar, bij dieselauto's van 4 jaar.
2. De vergoedingen worden gebaseerd op de kostenvoorcalculaties van de ANWB, afgerond op 10000 km (10000/20000/30000/40000/50000 km). Herrekeningen vinden alleen plaats bij afwijkingen van meer dan 5000 km. Indien het totaal jaarkilometrage bijvoorbeeld 25000 km bedraagt wordt in de calculatie uitgegaan van 30000 km per jaar.
Uitgangspunt is daarbij de maximale toegestane cataloguswaarde van de aangeschafte auto voor de onderscheiden categorieën. Is de cataloguswaarde van de werkelijk aangeschafte auto lager dan de toegestane prijsklasse dan wordt de vergoeding gebaseerd op die lagere prijsklasse. Zie ook het lid 12 in dit artikel over ambulante werknemers. .
3. De financiering bedraagt maximaal de cataloguswaarde van de auto tot de toegestane prijsklasse, behoudens de verhoging voor de kosten van de LPG-installatie en het bedrag van € 681 voor accessoires/afleveringskosten. Indien geen gebruik gemaakt wordt van de financiering door werkgever dan vindt geen compensatie plaats voor de rente. Het te lenen bedrag autolening wordt met € 3.500 verhoogd. Voor de gastank mag de lening worden verhoogd met de prijs van de gastank tot een maximum van €
1.361. De afschrijvingsduur van de gastank wordt gesteld op 6 jaar.
4. Bij de vaststelling van de vergoeding wordt er van uitgegaan dat u 10000 km per jaar privé rijdt. De fictie van 10000 km is gebaseerd op het gemiddeld privé-gebruik van de auto door degenen, die bij werkgever onder de autoregeling vallen. Deze inbouw heeft tot gevolg, dat de vaste kosten eveneens toegerekend worden aan de privé-kilometers. Deze blijven voor rekening van de berijder. Bij de vergoeding voor vaste kosten wordt rekening gehouden met het privé-gebruik.
5. De vergoedingen worden belast voor zover zij uitgaan boven het fiscaal vrijgestelde bedrag.
De berekening is als volgt:
6. Het aantal woon/werkkilometers wordt vermenigvuldigd met de gemiddelde kilometerprijs verminderd met het fiscaal vrijgestelde bedrag.
7. Er wordt van uitgegaan, dat de aangeschafte auto's werkgever op een verantwoorde manier representeren. Daarbij gaat werkgever er van uit, dat uitsluitend nieuwe auto's worden aangeschaft.
8. Maandelijkse verantwoording van het totaal aantal gereden kilometers (woon-werk/zakelijk/privé) blijft nodig.
De werknemer wordt verder vergoed:
9. Bij schade (het deel van) de schade tot ten hoogste € 90,76 per gebeurtenis, (dat) die niet door de verzekeringsmaatschappij wordt vergoed, echter alleen indien de schade tijdens de uitoefening van zijn functie is opgelopen.
10. De kosten van een vervangende huurauto, voor zover die huurauto wordt gebruikt in de uitoefening van zijn functie.
11. De voldoening van de ingevolge deze regeling aan de werknemer toekomende vergoedingen geschiedt onder aftrek van alle wettelijke voorgeschreven inhoudingen, indien en voor zover deze vergoedingen moeten worden geacht een loonbestanddeel te bevatten, zulks conform de ter zake geldende richtlijnen van de Inspectie der Directe Belastingen.
12. Voor ambulante medewerkers gelden de volgende criteria:
▪ het huisadres is tevens werkadres en is gelegen in het rayon;
▪ maximaal 1x per week wordt werkgever bezocht; en
▪ minimaal 10.000 zakelijke en noodzakelijke kilometers per jaar.
De waarde van de referentie auto wordt verhoogd naar naar € 28.642 per 1 januari 2007 en naar € 29.788 per 1 januari 2008. De waarde zal elk kalenderjaar worden geïndexeerd met de indexering die op de leaseregeling van werkgever wordt toegepast.
Bijlage III Leaseautoregeling PGGM 2006
1. ALGEMENE BEPALINGEN 66
2. TOEKENNING VAN EEN LEASEAUTO 68
2.1. Categorie-indeling 68
2.2. Procedure 68
3. KEUZE AUTO 69
3.1. Norm-leasebedrag 69
3.2. Keuze nieuwe lease auto 69
3.3. Eigen bijdrage 70
3.4. Tijdelijke en gebruikte leaseauto’s 70
3.5. Dealerkeuze 71
4. KOSTEN VAN DE LEASEAUTO 71
4.1. Kosten voor rekening PGGM/ leasemaatschappij 71
4.2. Kosten die voor rekening komen van de werknemer 72
5. DE VERZEKERING 72
5.1. Verzekering 72
5.2. Schade 72
5.3. Audio apparatuur / mobiele telefoon/waardevolle spullen 73
5.4. Eigen risico 73
6. DE VERPLICHTINGEN 73
6.1. Het brandstofgebruik 73
6.2. Privé-gebruik 74
6.3. Het onderhoud 74
6.4. Vervangende leaseauto 74
6.5. Inleveren van de leaseauto 74
6.6. Uitvoering van de leaseauto 75
6.7. Adreswijziging 75
6.8. Overige voorwaarden 75
7. LEASENORMEN 76
8. MODEL GEBRUIKERSOVEREENKOMST PGGM 77 BIJLAGE I LEASENORMEN 79
BIJLAGE II ANWBMODULES 80
1. Algemene bepalingen
Definities
PGGM PGGM NV
Werknemer Xxxxxx die een arbeidsovereenkomst heeft met PGGM M/V BV.
Leaseautoregeling Omschrijving van de ter beschikkingstelling van een leaseauto
door PGGM aan de werknemer en de hierop van toepassing zijnde voorwaarden en procedures.
Gebruikersovereenkomst Overeenkomst tussen PGGM en de werknemer.
Leasenemer De werknemer die de gebruikersovereenkomst inzake
leaseauto`s heeft ondertekend.
Leaseauto/ auto De leaseauto die door PGGM ter beschikking wordt gesteld aan
de werknemer en wordt geleast bij de leasemaatschappij.
Brandstofpas Wettig betaalmiddel waarmee de werknemer kosten van
brandstof en smeermiddelen kan voldoen.
Normleasebedrag Het maximale leasebedrag dat is gekoppeld aan een functie of
functiecategorie.
Normcalculatie Calculatie van de door de werknemer gewenste auto op basis
van vaste uitgangspunten en afspraken die gemaakt zijn met de leasemaatschappij.
HR Afdeling Human Resources, tevens eigenaar van de regeling namens de raad van bestuur van PGGM.
Ingangsdatum
Deze leaseautoregeling gaat in op 1 mei 2006 en is vanaf dat moment van toepassing op bij PGGM rijdende leaseauto’s. Deze leaseautoregeling vervangt alle voorgaande leaseautoregelingen binnen PGGM.
Uitgangspunten
Deze leaseregeling is gebaseerd op het uitgangspunt dat er binnen PGGM diverse doelgroepen zijn die in aanmerking komen voor een leaseauto.
Bij het beschikbaar stellen van een auto aan een werknemer door PGGM, respectievelijk lease, worden de navolgende bepalingen in acht genomen.
Ter beschikking stellen leaseauto
Een leaseauto is eigendom van de leasemaatschappij en wordt door PGGM aan de werknemer ter beschikking gesteld. Er wordt per persoon slechts één auto ter beschikking gesteld.
Gebruikersovereenkomst
Voor de leaseauto wordt een gebruikersovereenkomst volgens het model van artikel 8 opgemaakt. Door ondertekening van de gebruikersovereenkomst verklaart de werknemer akkoord te gaan met de inhoud van deze leaseautoregeling, de eigen bijdragen en de omschreven leaseauto. De gebruikersovereenkomst vormt een onlosmakelijk geheel met deze leaseautoregeling. Indien de gebruikersovereenkomst niet getekend is, wordt de leaseauto niet besteld.
Leasebedrag
In artikel 4.1. wordt aangegeven wat onder het leasebedrag valt. De leasemaatschappij voert deze autoregeling namens PGGM uit.
Leasenormen
De leasenormen voor de leaseauto’s van PGGM zijn opgenomen in bijlage I. Per categorie is het norm-leasebedrag vermeld dat een werknemer voor rekening van PGGM maximaal aan zijn leaseauto mag besteden.
De leasenormen worden vastgesteld door de hoofddirectie van PGGM en worden bij wijziging opnieuw bekendgemaakt. In artikel 3.1. is opgenomen hoe in deze jaarlijks wordt gehandeld.
Beëindiging arbeidsovereenkomst
Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op eigen initiatief zal de leaseauto tegen de op de vertrekdatum geldende en door de leasemaatschappij vast te stellen waarde door de werknemer kunnen worden overgenomen. Indien de leaseauto op dat moment niet door de werknemer wordt overgenomen, machtigt de werknemer de werkgever de tot het einde van het leasecontract nog resterende eigenbijdragen (maandelijkse eigenbijdragen x het aantal resterende maanden van de looptijd van het contract) in één keer op zijn salaris in te houden. Hiervoor wordt in de gebruikersovereenkomst een clausule opgenomen.
PGGM is bereid mee te werken aan een overname van de leaseauto door de nieuwe werkgever van de ex-werknemer.
Bij het beëindigen van het dienstverband (ongeacht oorzaak of aanleiding) moet de ex- werknemer de auto inleveren op een door PGGM te bepalen plaats.
Xxxxxxx van overlijden zorgt PGGM voor het transport van de auto.
Functiewijziging
Een functiewijziging van de werknemer en het overgaan van de werknemer naar een andere leasecategorie zal pas na de expiratiedatum van de op dat moment in gebruik zijnde leaseauto effect hebben. Het voortijdig inleveren of het omwisselen van de leaseauto is niet mogelijk. Indien de werknemer een eigen bijdrage betaalde voor de leaseauto, dan wordt bij het overgaan naar een andere categorie, tot het einde van de looptijd van de gebruikersovereenkomst voor de leaseauto, de hoogte van de eigen bijdrage herberekend op basis van de nieuwe categorie-indeling.
Indien een werknemer door een functiewijziging niet meer in aanmerking komt voor een leaseauto, dan wordt deze leaseauto ingenomen.
Verantwoording
De werknemer is bij excessief overschrijden van het bij aanvang van de gebruikersovereenkomst aangegeven geschatte kilometrage gehouden het aantal gereden kilometers gespecificeerd in 'zakelijk', 'woon/werk' en 'privé', maandelijks aan het fonds te verantwoorden. Zie voor de eventuele gevolgen artikel 6.2.2.
Fiscale consequenties
Alle fiscale consequenties blijven voor rekening van betrokken werknemer. Zie artikel 6.8.8.
Geldig rijbewijs
De werknemer moet in het bezit zijn van een geldig rijbewijs.
Verzekering
In artikel 5.1. wordt aangegeven op welke wijze de auto verzekerd is. De leasemaatschappij verzorgt de verzekering namens PGGM. Het aantal gedurende privé-gebruik opgebouwde schadevrije jaren en op basis hiervan opgebouwde no-claimkorting, heeft geen invloed op het verzekeringstarief van de leaseauto.
2. Toekenning van een leaseauto
2.1. Categorie-indeling
2.1.1. Er zijn drie groepen werknemers, die in aanmerking komen voor het ter beschikking stellen van een auto:
I. Werknemers, die als "volledig ambulant" worden aangemerkt. Criteria:
- het huisadres is tevens werkadres en is gelegen in het rayon èn
- maximaal 1x per week wordt PGGM bezocht èn
- minimaal 10.000 km per jaar zakelijke en noodzakelijke kilometers.
II. Werknemers, die als "semi-ambulant" worden aangemerkt. Criteria:
- werkadres is PGGM-gebouw/dependance te Zeist èn
- gemiddeld 3 werkbezoeken van een halve dag per week èn
- minimaal 10.000 km per jaar zakelijke en noodzakelijke kilometers.
III. Werknemers die door de directie worden aangewezen, waarbij de werknemer minimaal een functie met salarisklasse 12 dient te vervullen.
2.1.2. Bovenstaande groepen werknemers kunnen vervolgens op basis van hun functieschaal in de drie categorieën die gelden voor de leaseregeling worden ingedeeld (zie bijlage I “leasenormen” voor de functieschaal verdeling per categorie).
2.2. Procedure
De werknemer die in aanmerking komt voor een leaseauto kan via Arval het aanvraagformulier leaseauto aanvragen en dit invullen. Het formulier stuurt de werknemer naar zijn leidinggevende en unitdirecteur voor akkoord, waarna het formulier aan HR wordt gestuurd ter controle van de juiste categorie indeling en finale afhandeling.
HR informeert de leasemaatschappij en de werknemer ontvangt nadere informatie van de leasemaatschappij en kan de verdere afhandeling (digitaal) met de leasemaatschappij regelen. Op deze werkwijze wordt een uitzondering gemaakt indien er nog een leaseauto beschikbaar is. Deze beschikbare leaseauto zal dan ter beschikking worden gesteld aan de werknemer
3. Keuze auto
3.1. Norm-leasebedrag
3.1.1. Het normleasebedrag (zie artikel 7 en bijlage I) van een categorie is het leasebedrag behorende bij de categorie waarin de werknemer wordt ingedeeld, en is gebaseerd op een auto in benzine-uitvoering bij 25.000 km per jaar en een gebruiksduur van 48 maanden.
3.1.2. De normleasebedragen zijn gebaseerd op de cataloguswaarde van de auto inclusief brandstof, opties, accessoires en collectieve verzekering (zie artikel 5.1) exclusief BTW
0.0.0.Xx normleasebedragen worden één maal per jaar (mei) door de eigenaar van de regeling na overleg met de leasemaatschappij aangepast. Dit gebeurt aan de hand van de marktgegevens en van het prijsindexcijfer voor autoleasing, de gegevens van het jaar voorafgaand aan het lopende jaar dienen hierbij als grondslag voor de index.
3.2. Keuze nieuwe lease auto
3.2.1. Voor zover de auto PGGM op een verantwoorde manier representeert is de keuze van de auto vrij. Representativiteit van de auto is ter beoordeling aan de directie voorbehouden (zie ook artikel 6.8.10). PGGM schaft uitsluitend nieuwe auto’s aan, met dien verstande dat in de gevallen, dat PGGM leaseauto’s ter beschikking heeft staan, die nog niet zijn afgeschreven en passen in de categorie-indeling deze eerst kunnen worden toegewezen. Zie ook artikel 3.4.
3.2.2. Ingeval kosten veroorzaakt worden door overschrijding van de aangegeven grenzen blijven deze voor rekening van berijder.
3.2.3. Zijn de kosten op basis van een normcalculatie gebaseerd op 25.000 kilometer per jaar en een looptijd van 48 maanden hoger dan het aangegeven normleasebedrag, dan dient het verschil bijbetaald te worden door de werknemer. Zie artikel 3.3. Eigen bijdrage.
3.2.4. Zijn de kosten lager dan het aangegeven normleasebedrag dan wordt het verschil niet uitbetaald.
3.2.5. Uitgangspunt keuze benzine of diesel/gas:
- tot 40.000 km per jaar moet benzine gekozen worden.
- meer dan 40.000 km per jaar: diesel of gas.
De meest gunstige kilometerkostprijs geldt als uitgangspunt voor de keuze van de brandstofsoort. De brandstofsoort wordt door de leasemaatschappij vastgesteld op basis van het kantelpunt voor LPG en/of diesel en het aantal op jaarbasis ingeschatte kilometers dat de aanvrager zal rijden. Mocht de werknemer, in plaats van op de door de leasemaatschappij vastgestelde brandstofsoort, op benzine willen rijden, dan betaalt hij daarvoor de integrale meerkosten op basis van de werkelijk gereden kilometers.
Deze meerkosten worden maandelijks met het salaris verrekend. Dieselauto's dienen voorzien te zijn van een roetfilter.
3.2.6. De leasetermijn is maximaal vier jaar. Indien voorafgaand aan het afsluiten van de gebruikersovereenkomst wordt ingeschat dat een kilometerstand van 140.000 bij Benzine/Gas of 160.000 kilometer bij Diesel binnen vier jaar wordt overschreden, dan geldt dat de leaseauto bij overschrijding van dit kilometrage wordt vervangen.
3.2.7. Inzet van de nieuw bestelde leaseauto vindt eerst dan plaats indien de leasetermijn zoals in artikel 3.2.6. genoemd is verstreken, dan wel indien het maximum kilometrage is overschreden.
3.2.8. Op medische indicatie is het mogelijk om bijzondere aanpassingen in de auto te laten uitvoeren. Deze aanpassingen vinden na uitdrukkelijke toestemming van de directie plaats.
3.3. Eigen bijdrage
3.3.1. Als de werknemer een leaseauto kiest met een hoger leasebedrag dan het normleasebedrag van de categorie waarin hij is ingedeeld, wordt het verschil tussen het leasebedrag van de gekozen auto (op basis van een contractsduur van 48 maanden en een jaarkilometrage van 25.000 kilometer) en het normleasebedrag, als een eigen bijdrage gerekend en gedurende de looptijd van het leasecontract in gelijke maandelijkse termijnen op zijn salaris ingehouden.
3.3.2. De eigen bijdrage zoals in artikel 3.3.1. wordt onder de volgende voorwaarde gegeven: De berijder is vrij om het geldende normleasebedrag met maximaal 10% te overschrijden.
In geval van overschrijding van het normleasebedrag is de berijder een eigen bijdrage verschuldigd. Bij de vaststelling van de eigen bijdrage dient het normleasebedrag inclusief brandstof van de voor de berijder geldende autocategorie als uitgangspunt. De hoogte van de overschrijding van de norm zal maandelijks op het nettosalaris van de berijder worden ingehouden.
3.3.3. Indien een werknemer een dienstverband van minder dan 50% heeft, dan wordt er een eigen bijdrage in rekening gebracht naar rato van het percentage dienstverband ten opzichte van het normleasebedrag. Voorbeeld: dit betekent dat bij een dienstverband van 40% er 60% van het normleasebedrag in rekening wordt gebracht als eigen bijdrage bij de werknemer (bovenop een eventueel reeds bestaande eigen bijdrage ten gevolge van het overschrijden van het normleasebedrag).
3.3.4. Indien een werknemer vrijwillig uit dienst gaat, dan worden de resterende eigen bijdragen in rekening gebracht bij de werknemer.
3.4. Tijdelijke en gebruikte leaseauto’s
3.4.1. De datum waarop de werknemer de beschikking dient te krijgen over een leaseauto komt niet altijd overeen met de leverdatum van de nieuwe leaseauto. In dat geval zal PGGM de leasemaatschappij verzoeken een tijdelijke leaseauto in te zetten. Deze tijdelijke leaseauto kan niet gekozen worden en zal van dezelfde of van een lagere categorie zijn. Ook de brandstofsoort kan verschillen met die van de gekozen leaseauto.
3.4.2. PGGM behoudt zich het recht voor leaseauto’s die overcompleet zijn toe te wijzen aan een werknemer die voor de eerste keer in aanmerking komt voor een leaseauto. Deze leaseauto dient gedurende de resterende looptijd van het leasecontract door de werknemer te worden gebruikt. In beginsel zal dit een leaseauto zijn van dezelfde categorie als die waarin de werknemer is ingedeeld.
De eigen bijdrage voor een toegewezen leaseauto uit een hogere categorie is voor rekening van PGGM en wordt dus niet door berekend aan de werknemer.
3.4.3. Gedurende de proeftijd van een werknemer of bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dient er gebruik te worden gemaakt van een auto die binnen PGGM beschikbaar is. Indien er geen auto beschikbaar is, wordt door PGGM een, zo mogelijk binnen de categorie passende, auto ter beschikking gesteld. De medewerker heeft geen zeggenschap in merk, type en kleurkeuze. Deze auto wordt aan PGGM geretourneerd, zodra binnen PGGM alsnog een reeds in gebruik zijnde auto beschikbaar komt.
Na de overgang van een dienstverband voor bepaalde naar onbepaalde tijd, kan in overleg met de leasemaatschappij een leaseauto worden uitgezocht conform de omschreven richtlijnen en toekenningsvoorwaarden.
3.5. Dealerkeuze
De leaseauto kan besteld worden bij een dealer in de regio waarin de werknemer woont of werkt. Bij deze dealer wordt de auto ook in onderhoud gegeven.
4. Kosten van de leaseauto
4.1. Kosten voor rekening PGGM/leasemaatschappij
Kostensoort | Bijzonderheden | |
Het leasebedrag | Geen bijzonderheden | )¹ |
Alle brandstofkosten | Declaratie via de leasemaatschappij (tank card) | )¹ |
Inbouw van een autotelefoon | Bij zakelijk nut | )¹ |
Kosten van het ANWB lidmaatschap | De modules van het ANWB zoals vermeld in bijlage III | )¹ |
Deelname winterbandenplan | Geen bijzonderheden (de werknemer dient zich hieromtrent aan de instructie van de garage/ leasemaatschappij te houden). De werknemer moet aan het begin van het leasecontract aangeven of hij aan het winterbandenplan deelneemt. | )¹ |
Metallic lak | Geen bijzonderheden (kleurkeuze is aan de werknemer) | )¹ |
Autotelefoon met carkit | De goedkoopste carkit wordt vergoed. De carkit moet zo ingebouwd worden, dat de carkit over te zetten is in een eventuele volgende leaseauto. | )² |
Afleveringskosten en verwijderingsbijdrage | Geen bijzonderheden | )¹ |
Kentekenplaat, NL/transfer, gevarendriehoek, set reservelampen, set vloermatten | Geen bijzonderheden | )¹ |
Graveren ruiten, startonderbreker/ beveiligingssysteem | Voor zover en conform eisen verzekeraar. | )¹ |
Kosten van het kentekenbewijs | Bij verlies van het kenteken, komen de vervangingskosten voor rekening van de werknemer. | )¹ |
Kosten van het vervangend vervoer | Bij reparaties en onderhoud wordt een vervangende auto ter beschikking gesteld door de leasemaatschappij. Zodra de auto is gerepareerd en weer ter beschikking staat van de werknemer, dienst deze de vervangende auto onverwijld en onmiddellijk in te leveren. | )¹ |
Onderhoudskosten | Behalve indien deze voortvloeiend uit een niet juist gebruik (zie artikel 6.3) | )¹ |
)¹ Verrekend in het normleasebedrag
)² Xxxx als aparte factuur aan PGGM gestuurd worden
4.2. Kosten die voor rekening komen van de werknemer
Kostensoort | Bijzonderheden |
Kosten voor parkeer-, tol-, veergeld en extra verzekeringen | Zie het reglement kostenvergoedingen PGGM. |
Brandstofkosten en tolgelden, die voor privé- gebruik zijn gemaakt in het buitenland zijn voor eigen rekening van de werknemer. | Zakelijke kosten kunnen separaat gedeclareerd worden. De voor privé-gebruik gereden kilometers in Nederland zijn "vrij". |
Huur van een garage of stalling van de auto | Voor rekening werknemer, geen bijzonderheden |
Wassen van de leaseauto en de kosten van schoonmaakmiddelen | Voor rekening werknemer, geen bijzonderheden |
Herstelkosten van een niet door de verzekeraar gedekte schade | Bij veroordeling door de rechter en opzeggen van de verzekering door de verzekeraar |
Kosten van verkeersovertredingen | Rechtstreeks te voldoen, zie artikel 6.8.5. |
Brandstofkosten | Indien op benzine in plaats van gas wordt gereden. |
Kosten van excessief privé-gebruik | Verrekening ter beoordeling van de directie. |
Kosten van het intrekken van een rijbewijs | Voor rekening werknemer, zie artikel 6.8.7. |
Kosten van het vervangen van een autoradio of een mobiele telefoon bij diefstal | Bij achterlating van de key-card, het afneembare front van de radio, de radio (indien in een slede) of de mobiele telefoon in de auto |
Kosten van fiscale consequenties | Autokostenforfait, de leasemaatschappij levert jaarlijks een opgave voor de werknemer. Zie artikel 6.8.8. |
5. De verzekering
5.1. Verzekering
5.1.1. De leaseauto is verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid (W.A.) en tegen cascoschade. De leaseauto’s worden collectief op naam van de leasemaatschappij verzekerd. De leasemaatschappij coördineert de verzekering.
5.1.2. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de leasemaatschappij mag de auto niet buiten het dekkingsgebied worden gebracht. Het dekkingsgebied staat vermeld op de groene kaart. Er is een ongevalleninzittenden verzekering voor alle zitplaatsen afgesloten.
5.2. Schade
5.2.1. De werknemer moet elke schade direct telefonisch melden bij de leasemaatschappij. Daarnaast dient de schade ook door middel van een schadeaangifteformulier schriftelijk bij de leasemaatschappij te worden gemeld. De leasemaatschappij wijst een schadereparateur aan en zorgt voor vervangend vervoer als dat nodig is.
5.2.2. Is er bij een ongeval sprake van lichamelijk letsel, is de leaseauto ontvreemd, dan is de werknemer verplicht ervoor te zorgen dat er door de politie proces-verbaal wordt opgemaakt, zodat de verzekeraar op basis daarvan de schade kan beoordelen. Tevens dient de werknemer de leasemaatschappij en zijn direct leidinggevende op de hoogte te stellen, in verband met eventuele schadeclaims. Deze melding geldt ook indien bij een ongeval derden betrokken zijn geweest.
5.2.3. Aanwijzingen hoe te handelen in geval van een ongeval, zijn vervat in een voorschrift (Europees Schade Formulier) dat bij ondertekening van de gebruikersovereenkomst aan de werknemer wordt uitgereikt. Dit formulier moet in de auto bewaard worden.
5.2.4. Bij een ongeval in het buitenland dient men zich te houden aan de aldaar geldende regels en de in de groene kaart vermelde aanwijzingen. Een kopie van het schadeformulier dient tevens gezonden te worden aan de leasemaatschappij.
5.2.5. Zie ook artikel 6.3.1., 6.5.1. en 6.8.4.
5.3. Audio apparatuur/mobiele telefoon/waardevolle spullen
5.3.1. Als de audio apparatuur is voorzien van een slede, afneembaar front of key-card, dan moet de apparatuur, het afneembare front of de key-card bij het verlaten van de auto altijd worden meegenomen. Datzelfde geldt voor de autopapieren en een mobiele telefoon. Bij verzuim hiervan zal de verzekeraar niet overgaan tot vergoeding van de schade en zullen de kosten van vervanging en/of herstel aan de werknemer worden doorbelast. Overige waardevolle spullen mogen niet zichtbaar in de auto achtergelaten worden.
5.3.2. Aan de leaseauto aangebrachte accessoires die niet in de leaseovereenkomst zijn genoemd, worden niet meeverzekerd. PGGM kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het risico van verlies, inbeslagname, verduistering, diefstal of anderszins hiervan.
5.4. Eigen risico
5.4.1. Indien de leasemaatschappij of de verzekeringsmaatschappij niet uitbetaalt en/ of de verzekering opzegt op grond van veroordeling van de berijder door de rechter, dan zijn eventuele hieruit voortvloeiende kosten voor rekening van de leasenemer. De leasenemer vrijwaart PGGM voor kosten van welke aard dan ook die zich als gevolg van bovenstaande situatie kunnen voordoen.
5.4.2. Bij schade zal PGGM geen eigen risico bij de werknemer in rekening brengen. Indien de leasemaatschappij of de verzekeringsmaatschappij vanwege het schaderijgedrag van de medewerker de verzekeringspremie voor deze werknemer verhoogd, dan zijn eventuele hieruit voortvloeiende kosten voor rekening van de leasenemer.
6. De verplichtingen
In dit artikel komen de onderwerpen aan de orde die de werknemer, als bestuurder van de leaseauto, verplicht is na te leven. De handleiding van de leasemaatschappij voor de bestuurder met betrekking tot het gebruik van de leaseauto en de instructies volgens de handleiding van de fabrikant van de leaseauto, vormen een integraal onderdeel van deze autoregeling. De inhoud van deze handleidingen moet de werknemer dan ook aandachtig lezen en naleven.
6.1. Het brandstofgebruik
PGGM stelt als norm het gebruik van schoon fossiele brandstoffen. De werknemer wordt dan ook gevraagd zoveel als mogelijk deze brandstof soort te tanken.
Voor het tanken van brandstof wordt een brandstofpas aan de werknemer ter beschikking gesteld. De werknemer is verantwoordelijk voor dat:
• elke keer dat er brandstof wordt getankt de juiste kilometerstand intoetst;
• bij verlies of diefstal van de brandstofpas dit onmiddellijk meldt aan de leasemaatschappij;
• de brandstofpas alleen voor de leaseauto en de vervangende leaseauto wordt gebruikt;
• als er een LPG-installatie is geïnstalleerd maximaal 10% op benzine rijdt;
• bij zakelijk gebruik van de auto in het buitenland de getankte brandstof bij de leasemaatschappij declareert en de originele brandstofbonnen bij de declaratie voegt. Deze declaratie dient eerst door de leidinggevende goedgekeurd te zijn alvorens door te zenden naar de leasemaatschappij voor afhandeling.
6.2. Privé-gebruik
6.2.1. Bij een personenauto (voorheen geel kenteken) is privé-gebruik door de werknemer toegestaan.
6.2.2. Excessief privé-gebruik wordt, na beoordeling door de directie, bij de werknemer in rekening gebracht.
6.2.3. Bij een bestelauto (voorheen grijs kenteken) is privé-gebruik niet toegestaan, behalve met toestemming van de directie.
6.3. Het onderhoud
6.3.1. De werknemer dient de leaseauto ‘als een goed huisvader’ te gebruiken.
6.3.2. De werknemer is verantwoordelijk voor het tijdig laten uitvoeren van de onderhoudsbeurten en benodigde reparaties, zoals voorgeschreven door de fabrikant en de garage. De werknemer is tevens verantwoordelijk voor het regelmatig peilen van de olie en het schoonhouden van de auto.
6.3.3. De werknemer moet bij onderhoud en reparaties zich houden aan de regels die door de leasemaatschappij zijn gesteld.
6.4. Vervangende leaseauto
6.4.1. Bij reparaties en onderhoud wordt een vervangende auto ter beschikking gesteld door de leasemaatschappij. Zodra de auto is gerepareerd en weer ter beschikking staat van de werknemer, dient deze de vervangende auto onverwijld en onmiddellijk in te leveren. De meerkosten voor het niet tijdig inleveren van de vervangende leaseauto zijn voor rekening van de werknemer. De werknemer dient bij het verzoeken om een vervangende auto bij de garage altijd te overwegen of het echt nodig is om een vervangende auto te regelen. Voor zover een goedkoper alternatief beschikbaar is dient dit overwogen te worden. Zo is het soms mogelijk om door iemand van de garage op kantoor afgezet te worden en weer opgehaald te worden, of kan een collega een lift geven.
6.4.2. De brandstofsoort van de vervangende leaseauto kan verschillen van die van de vaste leaseauto. Er worden geen meerkosten in rekening gebracht voor een vervangende leaseauto die in een hogere categorie zit.
6.5. Inleveren van de leaseauto
6.5.1. De leaseauto dient op een door de leasemaatschappij aan te geven plaats te worden ingeleverd met alle bescheiden en onderdelen die bij de leaseauto horen. De ingeleverde leaseauto wordt nagekeken door de leasemaatschappij. Niet gemelde schades kunnen binnen één week na inlevering alsnog worden gemeld. De waardevermindering als gevolg van niet gemelde schades en eventueel ontbrekende bescheiden wordt bij de werknemer in rekening gebracht.
6.5.2. Is de leaseauto voorzien van door de werknemer zelf aangeschafte accessoires, dan mogen die alleen worden verwijderd als daardoor geen blijvende beschadiging aan de leaseauto wordt toegebracht. De schade die als gevolg van het verwijderen ontstaat, is voor rekening van de werknemer.
6.5.3. Bij het inleveren van de leaseauto dient deze schoon opgeleverd te worden. Eventuele kosten voor reiniging worden in rekening gebracht bij de werknemer.
6.5.4. De directie kan bepalen dat de leaseauto tussentijds moet worden ingeleverd. Dit kan het geval zijn:
• als de werknemer zakelijk structureel minder dan 10.000 km per jaar met de leaseauto rijdt;
• bij het uit dienst treden van de werknemer;
• bij functiewijziging waardoor de werknemer niet langer in aanmerking komt voor een lease-auto;
• bij het langer dan 3 maanden aaneengesloten arbeidsongeschikt of afwezig zijn van de werknemer of langer dan 6 maanden binnen een periode van een jaar;
• bij een dringende reden tot ontslag van de werknemer;
• bij het intrekken van het rijbewijs van de werknemer;
• bij het op non-actief stellen van de werknemer;
• bij slecht ‘huisvaderschap’.
6.6. Uitvoering van de leaseauto
De leaseauto wordt geleverd inclusief:
• gekeurde LPG-installatie (indien van toepassing);
• kentekenbewijs;
• twee kentekenplaten;
• gebruikshandleiding en onderhoudsboekje van de leaseauto;
• matten, gevarendriehoek en lampenset;
• volle tank brandstof;
• alarminstallatie (indien verplicht gesteld door de verzekeringsmaatschappij);
• bestelde opties en accessoires.
Binnen één week na aflevering ontvangt de werknemer:
• groene kaart;
• kentekenbewijs (bij een LPG-keuring);
• Europees schadeformulier;
• instructieboekje van de leasemaatschappij;
• opdrachtbonnenboekje;
• brandstofpas;
• brandstofdeclaratieformulieren.
Aan de uitvoering van de leaseauto mogen alleen wijzigingen worden aangebracht als daarvoor toestemming is gegeven door de leasemaatschappij. De kosten daarvan zijn voor rekening van de werknemer en dienen direct bij aflevering te worden voldaan. Ook het risico van diefstal van of schade aan accessoires is voor rekening van de werknemer.
6.7. Adreswijziging
De werknemer zal de afdeling HR tijdig op de hoogte brengen van zijn adreswijziging.
6.8. Overige voorwaarden
6.8.1. Met verwijzing naar de wettelijke voorschriften en de verzekeringsvoorwaarden dient de werknemer zich voor en tijdens het rijden te onthouden van het gebruik van alcohol en andere stimulerende middelen, alsook van medicijnen die de rijvaardigheid negatief kunnen beïnvloeden.
6.8.2. Het is de werknemer uitdrukkelijk verboden de leaseauto te (doen) ontvreemden, te belenen, te verpanden, te verhuren en in onderhuur te geven. Tevens is het niet toegestaan met de leaseauto personen tegen betaling te vervoeren, de auto te gebruiken voor het geven van rijlessen of voor deelname aan wedstrijden of rally’s. Het gebruik van de auto voor snelheids- en rijvaardigheidsproeven (bijvoorbeeld slipcursussen) is uitdrukkelijk verboden. De werknemer kan toestemming vragen bij de leasemaatschappij voor het deelnemen aan rijvaardigheidsproeven (bijvoorbeeld slipcursussen) en puzzeltochten.
6.8.3. PGGM is met ingang van 2006 verantwoordelijk voor het toepassen van de fiscale bijtelling wegens privé-gebruik in de salarisberekening. Bij auto’s waar privé-gebruik is toegestaan, kan de bijtelling alleen achterwege gelaten worden indien een “verklaring geen privé-gebruik” van de belastingdienst is overlegd. De werknemer is hiermee verantwoordelijk voor het leveren van overtuigend bewijs waarmee wordt aangetoond dat het privé-gebruik niet meer dan 500 kilometer per jaar bedraagt. Ook
is de werknemer zelf verantwoordelijk voor het tijdig wijzigen of intrekken van de verklaring. PGGM aanvaardt geen aansprakelijkheid indien de verklaring achteraf blijkt ten onrechte te zijn afgegeven of indien het overtuigende bewijs niet kan worden geleverd. .
6.8.4. Schade, ontstaan aan het exterieur dan wel het interieur van de ter beschikking gestelde leaseauto ten gevolge van onbehoorlijk gebruik en/of onderhoud van deze auto door werknemer of elk ander persoon handelend met toestemming van de werknemer en voor welke schade de werkgever of de leasemaatschappij wordt gesteld, zal op de werknemer worden verhaald.
6.8.5. Boetes en door de leasemaatschappij en/of derden aan de werkgever in rekening gebrachte kosten wegens door de berijder met de ter beschikking gestelde auto begane (verkeers)overtredingen of misdrijven, alsmede de gevolgen van hierdoor ontstane schade zijn voor rekening van de werknemer. De leasemaatschappij stuurt de bekeuring rechtstreeks naar de werknemer. De werknemer is verplicht zorg te dragen voor een correcte afhandeling van de bekeuring. De werknemer is te allen tijde verantwoordelijk voor de juiste afhandeling. De leasemaatschappij is niet verantwoordelijk voor eventuele nalatigheid, slordigheid, onzorgvuldigheid van de werknemer in deze.
6.8.6. Indien er sprake is van zeer hoge onderhoudskosten en blijkt dat deze hoge kosten verwijtbaar zijn aan het rijgedrag dan wel onzorgvuldigheid van de werknemer, dan kan PGGM de meerkosten op de werknemer verhalen.
6.8.7. Indien het rijbewijs van de werknemer wordt ingetrokken, kan de directie beslissen tot inname van de leaseauto over te gaan.
6.8.8. De leasemaatschappij doet jaarlijks opgave aan de fiscus over de fiscale waarde (catalogusprijs) van de betreffende leaseauto. De leasemaatschappij zal jaarlijks de werknemer informeren over de door de leasemaatschappij aan de fiscus opgegeven cataloguswaarde. De in de opgave vermelde waarde wordt door PGGM gebruikt voor de fiscale bijtelling in de salarisberekening.
6.8.9. Het gebruik van de leaseauto is alleen toegestaan aan gezinsleden van de werknemer en andere werknemers van PGGM.
6.8.10. Het toevoegen van accessoires alsmede het aanbrengen van veranderingen, welke dan ook, is alleen toegestaan in overleg met en na vooraf verkregen schriftelijke toestemming van de leasemaatschappij. De berijder dient rekening te houden met het representatieve karakter van de leaseauto. Alle kosten in verband met het toevoegen van accessoires alsmede het aanbrengen van welke verandering dan ook zijn voor rekening van de werknemer.
6.8.11. Bij aanvang van de leasetermijn wordt het vervoermiddel op naam van de werknemer geregistreerd. Hiermee wordt vastgesteld dat de werknemer houder is van het voertuig. Aan het einde van de leasetermijn wordt de naamsregistratie ongedaan gemaakt.
7. Leasenormen
Maximale leasebedragen per categorie zijn vermeld in bijlage I. Alle leasebedragen zijn op basis van 48 maanden en 25000 km per jaar, inclusief brandstof en exclusief BTW. De normleasebedragen worden jaarlijks per 1 mei door de eigenaar van de regeling in overleg met de leasemaatschappij aangepast. Dit gebeurt aan de hand van de marktgegevens en van het prijsindexcijfer voor autoleasing, de gegevens van het jaar voorafgaand aan het lopende jaar dienen hierbij als grondslag voor de index. Deze bedragen zijn alsdan van toepassing bij het bestellen van een nieuwe leaseauto.
8. Model gebruikersovereenkomst PGGM
Ondergetekenden:
1. en | PGGM, gevestigd te Zeist, | hierna te noemen: werkgever |
2. | naam : | |
adres : | ||
woonplaats : | ||
groep / functie : | ||
rijbewijsnummer : |
| |
personeelsnummer : |
| |
hierna te noemen : | werknemer |
verklaren:
a. dat werkgever aan medewerker in gebruik geeft, gelijk werknemer van werkgever in gebruik ontvangt een auto
merk en type :
consumentenprijs :
kleur carrosserie :
kleur bekleding :
brandstofsoort :
jaarkilometrage :
accessoires
in te leveren kenteken :
b. leasemaatschappij : Arval bv te Nieuwegein leaseperiode :
c. dat deze gebruiksovereenkomst is gesloten met inbegrip van al hetgeen is vermeld in de 'Leaseautoregeling'.
d. dat werknemer werkgever onherroepelijk machtigt om van hetgeen werkgever uit hoofde van dienstbetrekking aan salaris of anderszins aan werknemer verschuldigd is in te houden datgene dat werknemer ingevolge de onderhavige gebruiksovereenkomst aan werkgever verschuldigd is of wordt.
e. de eigen bijdrage is vastgesteld conform de 'berekening eigen bijdrage'.
Aldus overeengekomen en in duplo getekend te Nieuwegein, Namens PGGM:
Arval bv Werknemer
B E R E K E N I N G E I G E N B I J D R A G E
Werkgever :
Naam werknemer :
Groep :
leaseprijs voor de gekozen auto, inclusief
accessoires, conform de keuzelijst €
toegestane normleaseprijs conform autoregeling €
verschil €
totale eigen bijdrage €
============
Voor akkoord ondertekend d.d.
Bijlage I Leasenormen
Maximale maandleasebedragen per categorie met ingang van 1 mei 2008. Alle leasebedragen zijn op basis van 48 maanden en 25.000 km per jaar, inclusief brandstof, exclusief BTW en inclusief verzekering.
functieschaal | Categorie | Normleasebedrag Benzine | Normleasebedrag Diesel |
Tot en met 10 | 1 | € 860,- | € 902,- |
11, 12 | 2 | € 908,- | € 941,- |
13 | 3 | € 1.148,- | € 1.164,- |
De normleasebedragen worden één maal per jaar (mei) door de eigenaar van de regeling na overleg met de leasemaatschappij aangepast. Dit gebeurt aan de hand van de marktgegevens en van het prijsindexcijfer voor autoleasing, de gegevens van het jaar voorafgaand aan het lopende jaar dienen hierbij als grondslag voor de index. Deze bedragen zijn alsdan van toepassing bij het bestellen van een nieuwe leaseauto.
Bijlage II ANWBmodules
Module 2 is van toepassing
Module 1 Alleen sleutel- en sleephulp in Nederland, ook in uw woonplaats.
Module 2 Module 1 uitgebreid met sleutel- en sleephulp in Europa. Daarnaast heeft u in het buitenland recht op vervangend vervoer (maximale nieuwwaarde van € 20.000) als uw auto niet dezelfde dag (binnen 8 uur) rijdbaar te maken is.
Uitgebreide toelichting van de modules:
Module 1: Nederland
Het coördineren van hulpverlening bij ongeval, diefstal of brand in Nederland, inclusief uw woonplaats.
• Sleutelhulp ter plaatse.
• Sleephulp naar een merkdealer naar keuze als uw auto niet binnen 30 minuten is te repareren.
• Vervoer van u en uw passagiers met uw reisbagage naar een gezamenlijke bestemming in Nederland.
• Vervangende auto, als uw auto niet kan worden gerepareerd.
Module 2: Buitenland
Module 1, plus het coördineren van hulpverlening bij ongeval, diefstal of brand in Europa, inclusief uw woonplaats.
• Sleutelhulp ter plaatse.
• Sleephulp naar de dichtstbijzijnde gekwalificeerde garage, indien uw voertuig ter plaatse niet is te repareren.
• Repatriëring naar Nederland als de leaseauto niet binnen 48 uur kan worden gerepareerd. Als de kosten voor repatriëring van de leaseauto, plus eventuele aanhanger/caravan naar Nederland, hoger zijn dan de waarde van het beschadigde voertuig, zoals die in Nederland zou zijn getaxeerd, dan wordt het voertuig in het desbetreffende land ingevoerd. Als dit het geval is dan wordt uw reisbagage naar één bestemming in Nederland vervoerd.
• Vervoer van u en uw passagiers met uw reisbagage naar één gezamenlijke bestemming in Nederland.
• Toezending van onderdelen voor de reparatie van de leaseauto ter plaatse.
• Vervangend vervoer voor maximaal 30 dagen (maximale cataloguswaarde van € 20.000) als de leaseauto niet dezelfde dag (binnen 8 uur) rijdbaar te maken is. Het recht op vervangend vervoer eindigt op de eerste werkdag na aankomst in Nederland. Als uw leasecontract ook vervangend vervoer in Nederland bevat, krijgt u een andere vervangende auto.
• Vervangende bestuurder, als de berijder van de leaseauto door ziekte, overlijden of familieomstandigheden is uitgevallen
• Juridische bijstand: deze bijstand beperkt zich tot het doorverwijzen naar een jurist in het betreffende land. De kosten van de juridische bijstand zelf zijn niet gedekt.
TREFWOORDENREGISTER
A
Adoptieverlof 31
Af- en aanmelding bij arbeidsongeschiktheid Zie Arbeidsongeschiktheid
Ambulante werknemers 64
Arbeid en zorg 31
Arbeidsongeschiktheid 34
Arbeidsovereenkomst 7
Arbeidstijd 19
Autoregeling 59
B
Basisarbeidsduur 19
Bedrijfstijden en werktijden 21
Begrippenomschrijving 5
Beloning 14
Beoordelingssysteem 9
Bereikbaarheidsdienst 25
Bereikbaarheidsregeling 25
Bezoek huisarts/tandarts/specialist 34
Buitengewoon verlof 29
C
Cafetariaplan 45
Commissie van Geschillen 42
D
Deeltijd 20
Deeltijdwerkers 47
Dienstverband 7
E
Eigendommen van werkgever 8
Einde van de arbeidsovereenkomst 10
Eindejaarsuitkering 17
F
Faciliteiten werknemersorganisaties 41
Flexibele arbeidsduur 20
Flexibilisering werktijden 22
G
Garantieperiodiek 44
Garantieregeling i.v.m. nieuwe salarisstructuur 44
Geheimhouding 8
Geldigheidsduur van de CAO 6
Gemaksdiensten 60
Geschillen 41
Gratificaties 17
H
Hulpmiddelen 8
Hypothecaire geldleningen 55
J
Jaarsalaris 15
K
Kinderopvang 52
Kindertoelage 16
Kraamverlof 32
L
Xxxxxxxxxxxxxxxx 00
Levensloopregeling 33
M
Meer of minder werken 14
O
Ongevallen-/Reisverzekering 60
Onkostenvergoeding 59
Onregelmatige werktijden 39
Ouderschapsverlof 31
Overige bepalingen 41
Overwerk 23
P
Pensioenregeling 34
Periodieke salarisverhoging 14
Pilot 4 x 9 uur 39
Ploegendienst 39
Promotieperiodiek 14, 15
R
Regeling variabele beloning 37
Reglement cafetariaplan 46
Reglement Commissie van Geschillen 42
Reiskostenregeling 47
Rentekortingsregeling bij hypotheken 55
Roostervrije dagen 19
S
Salariëring 14
Xxxxxxx bij arbeidsongeschiktheid 35, 61
Salaristabel 15
Schorsing 9
Seniorenverlof 28
Spaarloonregeling 52
Spaarregelingen 52
Studiekostenregeling 49
Studieverlof 50
T
Telefoonkostenvergoeding 60
Telewerken 45
Toepassing 6
U
Uitgangspunten bij reorganisatie 43
Uitgangspunten VWO-regeling 28
Uitkering bij overlijden 36
V
Vakantietoelage 16
Vakantieverlof 26
Vakantieverlof deeltijdwerkers 27
Vergoeding voor kosten geneeskundige hulp 51
Vergoeding voor overwerk en werken bij verruimde bedrijfstijden 24
Vergoeding voor vervanging 17
Vergoedingen studiekosten 50
Verhuiskostenregeling 48
Verlof oudere werknemers 28
Verlofaanspraken bij flexibele arbeidsduur 27
Verlofaanspraken bij flexibele werktijdenindeling en 4 x 9 uur 27
Vermindering werktijd oudere werknemers (VWO-regeling) 28
Verruimde bedrijfstijden en werktijden 21
Vrije spaarregeling 54
VWO-vervolgregeling 29
W
Wachtgeld 11
Wederzijdse verplichtingen werkgever en werknemer 7
Werkgeversbijdrage voor levensloop 33
Werktijdenregeling 21
Z
Ziekteverzuim/arbeidsongeschiktheid 36
Ziekteverzuimbeleid 35
Zorgverlof 32
Zwangerschaps- en bevallingsverlof 31