Hoofdstuk 8 Pensioenen
Hoofdstuk 8 Pensioenen
Artikel 8.1 Basispensioenregeling
1. Partijen zijn met elkaar een middelloonregeling overeengekomen. Deze pensioenregeling vormt de basis van de pensioenafspraken zoals partijen die met elkaar hebben gemaakt.
2. Werkgevers hebben de mogelijkheid om, met instemming van de ondernemingsraad in de zin van de Wet op de ondernemingsraden of van een andere formele zeggenschap binnen de organisatie, in plaats van de middelloonregeling te kiezen voor een:
a. collectieve beschikbare premieregeling (Collective Defined Contribution; CDC); of,
b. individuele beschikbare premieregeling (Individual Defined Contribution; IDC).
Voor voormalig leden van de Federatie van Onderlinge Verzekeraars (FOV), welke door de fusie met het Verbond van Verzekeraars per 1 januari 2015 zijn gebonden aan de Cao, en die op basis van de destijds geboden uitzonderingsmogelijkheid de middelloonregeling of een CDC-regeling op 16 februari 2018 nog niet hebben geïmplementeerd, geldt het volgende:
deze werkgevers hebben de verplichting om uiterlijk met ingang van 1 januari 2019 de middelloonregeling te implementeren of te kiezen voor een CDC- of IDC-regeling, tenzij er op 1 januari 2019 sprake is van een lopende uitvoeringsovereenkomst met een ingangsdatum van vóór 16 februari 2018. In dat geval wordt die uitvoeringsovereenkomst gerespecteerd tot aan de einddatum van de termijn van de eerstvolgende opzeggingsmogelijkheid die die uitvoeringsovereenkomst biedt.
Vervolgens wordt aansluitend daaraan een pensioenregeling conform deze Cao geïmplementeerd. In de situatie dat deze voortijdige opzegging van de uitvoeringsovereenkomst naar het oordeel van de betreffende werkgever tot bezwarende omstandigheden leidt, heeft de werkgever de gelegenheid om bij de dispensatiecommissie een verzoek neer te leggen om te oordelen of deze bezwarende omstandigheden een grondslag kunnen bieden voor het (tijdelijk) niet van toepassing verklaren van de in dit lid opgenomen implementatieverplichting.
3. Werkgevers hebben de verplichting om, met inachtneming van de binnen hun organisatie geldende medezeggenschapssituatie, de uitvoering van de pensioenregeling onder te brengen bij een pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet.
Indien de uitvoering van de pensioenregeling wordt ondergebracht bij een verzekeraar, bevelen partijen aan om een deelnemersvergadering in te stellen.
4. De kosten van de basispensioenregeling maken onderdeel uit van de totale arbeidskosten. Indien de kosten van de basispensioenregeling naar het oordeel van de Cao-partijen te hoog worden in verhouding tot de totale arbeidskosten, behoort het tot de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de partijen om alsdan een oplossing te zoeken.
5. De werkgever die op een of meerdere punten ten nadele van de voor hem geldende pensioenregeling (middelloonregeling, CDC- of IDC-regeling) wil afwijken, dient een hiertoe strekkend verzoek te richten aan de dispensatiecommissie.
Samenstelling en werkwijze van de dispensatiecommissie
De samenstelling en werkwijze van de dispensatiecommissie zijn bij afzonderlijk regelement vastgesteld; verwezen wordt naar Bijlage IX bij deze cao.
Voorwaarden voor inwilliging van het verzoek
De dispensatiecommissie willigt het verzoek in, indien deze de volgende voorwaarden in dat verzoek voldoende gemotiveerd aanwezig acht:
- De nieuwe voor de werkgever geldende regeling is in zijn geheel ten minste
actuarieel gelijkwaardig aan de voor de werkgever geldende pensioenregeling; en
- Afwijkingen ten nadele van de voor de werkgever geldende pensioenregeling worden gerechtvaardigd door bedrijfsspecifieke omstandigheden.
Medezeggenschap
1. Indien de betreffende werkgever een ondernemingsraad in de zin van de Wet op de ondernemingsraden heeft ingesteld, dient het dispensatieverzoek vergezeld te gaan van een schriftelijk bewijs van instemming van de ondernemingsraad met het verzoek.
2. Indien en voor zover dispensatie wordt verleend, wordt daarover met inachtneming van de bij de betreffende werkgever geldende medezeggenschapssituatie conform geldende wet- en regelgeving de benodigde instemming gevraagd. Daarbij wordt door de werkgever expliciet aangegeven welke bepalingen van de voor de werknemers geldende pensioenregeling buiten toepassing zijn gesteld en welke onderdelen of aspecten van de eigen pensioenregeling daarvoor de aanleiding zijn geweest.
Informatie aan werknemers
Na het verkrijgen van de vereiste instemming informeert de werkgever de werknemers schriftelijk over de verleende dispensatie, Daarbij wordt door de werkgever expliciet aangegeven welke bepalingen van de voor hen geldende pensioenregeling buiten toepassing zijn gesteld en welke onderdelen of aspecten van de eigen pensioenregeling daarvoor de aanleiding zijn geweest.
6. Voor de werknemer van de werkgever die zijn pensioenverplichtingen heeft ondergebracht bij een bedrijfstakpensioenfonds, algemeen pensioenfonds of ondernemingspensioenfonds geldt dat alle door die werknemer opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen met een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar actuarieel gelijkwaardig worden omgezet in aanspraken met als pensioenrichtleeftijd 68 jaar indien het betreffende bedrijfstakpensioenfonds, algemeen pensioenfonds respectievelijk ondernemingspensioenfonds tot deze omzetting besluit.
7. Er geldt een voorbehoud op de middelloonregeling, de CDC-regeling, de IDC-regeling en de overgangsbepalingen in verband met toekomstige externe omstandigheden, waaronder maar niet beperkt tot knelpunten/bezwaren ten aanzien van deze regelingen vanuit het oogpunt van toekomstige ontwikkelingen op het gebied van:
• civiele wetgeving (o.a. gelijke behandeling);
• fiscale wetgeving;
• toezichtwetgeving.
Indien en voor zover deze omstandigheden van invloed zijn op één of meerdere elementen van de middelloonregeling, de CDC-regeling, de IDC-regeling en/of de overgangsbepalingen, treden partijen opnieuw in overleg over de desbetreffende elementen om tot een oplossing te komen.
Artikel 8.2 De middelloonregeling
1. De inhoud van de middelloonregeling is opgenomen in Bijlage VI van deze cao.
2. De eigen bijdrage van de werknemer aan zijn pensioenpremie in de middelloonregeling bedraagt 6% van de individuele pensioengrondslag.
Artikel 8.3 De CDC-regeling
1. De inhoud van de CDC-regeling is opgenomen in Bijlage VII van deze cao.
2. De eigen bijdrage van de werknemer aan zijn pensioenpremie in de cdc-regeling bedraagt 6% van de individuele pensioengrondslag.
3. De CDC-premie wordt vastgesteld op basis van de opbouw van toekomstige pensioenaanspraken volgens de middelloonregeling.
Uitgangspunt bij het vaststellen van de CDC-regeling is dat deze collectief actuarieel gelijkwaardig is aan de middelloonrregeling. Om de gelijkwaardigheid te bepalen wordt een CDC-premie vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met prudente grondslagen.
Deze grondslagen worden op het moment van overgang naar de CDC-regeling door de werkgever in samenspraak met de ondernemingsraad in de zin van de Wet op de ondernemingsraden bepaald waarbij in ieder geval afspraken worden gemaakt over de modelmatige aannames van:
• Ontwikkeling lonen
• Ontwikkeling rekenrente
• Ontwikkeling gemiddelde leeftijd in het bestand De ipv deze
• Bestandsontwikkeling.
Bij het vaststellen van de CDC-premie wordt rekening gehouden met alle werkelijke uit het verzekeringscontract voorvloeiende kosten. Er vindt een doorrekening plaats voor ten minste 5 jaar. De CDC-premie over deze periode is gelijk aan de gemiddelde premie over deze periode. Als een werkgever de pensioenregeling niet bij een verzekeraar maar bij een pensioenfonds heeft ondergebracht worden bovenstaande bepalingen op een vergelijkbare wijze uitgevoerd.
4. Indien de CDC-premie in enig jaar lager blijkt te zijn dan premie die benodigd is voor de jaarlijkse beoogde opbouw van 1,75%, kan dat tot gevolg hebben dat het opbouwpercentage in dat jaar wordt verlaagd.
5. Werkgevers dienen bij de overgang naar een CDC-regeling zorgvuldig te communiceren en plenaire voorlichtingssessies te organiseren.
Artikel 8.4 De IDC-regeling
1. Voor de inhoud van de IDC-regeling wordt verwezen naar Bijlage VII.
2. Met de in de IDC-regeling genoemde staffel wordt aangesloten bij een IDC-staffel die op het moment van het bereiken van het onderhandelingsresultaat van deze cao (15 februari 2018) in de markt ook goed verkrijgbaar is gezien de marktrente op moment van sluiten van de cao.
Indien op enig moment blijkt dat de 35-jaarsrente in de rentetermijnstructuur pensioenfondsen hoger is dan 2,2%, treden cao-partijen met elkaar in overleg om een passend aanpassingsmechanisme van de DC-staffel in de geest van deze cao-afspraak overeen te komen. Indien besloten wordt de staffel te verlagen naar de premiebijdragen conform een marktrente-staffel, blijft de werkgeversbijdrage neutraal en daalt de werknemersbijdrage naar minimaal 0%.
Een vergelijkbaar mechanisme wordt toegepast als de 35-jaarsrente in de rentetermijnstructuur pensioenfondsen op enig moment lager is dan 1,5%. Ook dan treden cao-partijen met elkaar in overleg. Indien besloten wordt de staffel te verhogen naar de premiebijdragen conform een marktrente-staffel, blijft de werkgeversbijdrage neutraal en stijgt de werknemersbijdrage.
Wijzigingen van de geldende staffel in de cao gelden niet voor de op het moment van wijziging lopende uitvoeringsovereenkomsten van IDC-regelingen. Bestaande staffels worden in dat geval gerespecteerd tot de einddatum van de betreffende uitvoeringsovereenkomst. Bij het sluiten van een nieuwe uitvoeringsovereenkomst dient de staffel op dat moment weer gelijk te zijn aan de dan geldende staffel in de cao.
3. De eigen bijdrage van de werknemer aan zijn pensioenpremie in de IDC-regeling bedraagt 3,5% van de individuele pensioengrondslag.
4. Werkgevers dienen bij de overgang naar een IDC-regeling zorgvuldig te communiceren en plenaire voorlichtingssessies te organiseren.
Artikel 8.5 Overgangsbepalingen
Wijziging begrip “basispensioenregeling”
Tot aan 1 januari 2018 werd onder het begrip “basispensioenregeling” de middelloonregeling verstaan ter onderscheid van de CDC-regeling. Met ingang van 1 januari 2018 wordt onder het begrip “basispensioenregeling” de pensioenregeling verstaan zoals die in deze cao is overeengekomen, te weten de middelloonregeling, de CDC-regeling en de IDC-regeling.
Wijziging basispensioenregeling met ingang van 1 januari 2018
Partijen zijn met ingang 1 januari 2018 wijzigingen in de basispensioenregeling overeengekomen. Deze gewijzigde basispensioenregeling geldt uitsluitend voor de vanaf 1 januari 2018 op te bouwen aanspraken.
De tot 1 januari 2018 opgebouwde aanspraken worden premievrij gemaakt met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 8.1 lid 6.
Voor de toeslagverlening op deze premievrije rechten geldt het gestelde in paragraaf “Toeslagverlening (indexering)” zoals opgenomen in Bijlage VI Middelloonregeling resp. Bijlage VII CDC-regeling.
Overgangsregeling prepensioen
Ten gevolge van de invoering van de prepensioenregeling is voor de werknemers die reeds deel hebben genomen aan de basispensioenregeling die gold vóór 1 januari 1999, een hiaat ontstaan aangezien de opgebouwde premievrije rechten in de oude pensioenregeling ingaan op pensioenleeftijd 65.
Dit prepensioenhiaat werd voor die deelnemers door de werkgever evenredig opgebouwd vanaf 1 januari 1999 tot de voormalige prepensioenleeftijd in de vorm van een aanvullend prepensioen. De inkoop van dit prepensioenhiaat wordt per 1 januari 2006 door middel van uitruil vertaald naar inkoop ouderdomspensioenhiaat vanaf 65 jaar (ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen). Voor de toekomstige opbouw van deze overgangsregeling wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de wet VPL biedt onder de noemer van de fiscale regeling ‘inkoop dienstjaren’. De inkoop ouderdomspensioenhiaat wordt, vanaf 1 januari 2006 tot de voormalige prepensioenleeftijd, maximaal 15 jaar voortgezet, dus zal uiterlijk per 31 december 2020 worden beëindigd.
Aanvullingsregeling cao 2003 – 2004
Werknemers die op 31 december 2005 jonger waren dan 56 jaar en voor 1 januari 1999 reeds deelnemer waren aan de destijds geldende basispensioenregeling, hadden in de cao 2003- 2004 recht op een aanvullingsregeling (zoals beschreven in artikel 8.3. a. en b. van die cao). Deze aanvullingsregeling is met de inwerkingtreding van de gewijzigde basispensioenregeling per 1 januari 2006 voor deze groep werknemers vervangen door een structurele toeslag op het salaris. Gezien het oorspronkelijke doel van de aanvullingsregeling, namelijk het compenseren van werknemers voor het vervallen van de VUT, waarbij oudere werknemers meer werden gecompenseerd dan jongere werknemers aangezien zij minder tijd hadden om alsnog een adequaat prepensioen op te bouwen, dient deze jaarlijkse bijdrage in een gestaffelde vorm te worden toegekend (hoe ouder hoe hoger het percentage wordt), te bepalen per individuele maatschappij. In totaal is hiervoor een budget van 1% van de salarissom van desbetreffende werknemers (de grondslag hiervoor is het vast jaarsalaris vermeerderd met de vakantietoeslag) beschikbaar, welke als gemiddelde geldt voor de vast te stellen staffel. De percentages in de staffel worden eenmalig en per individuele werknemer vastgesteld.
Indien een en ander zou leiden tot ongeoorloofd onderscheid op grond van leeftijd, dan wordt de jaarlijkse bijdrage per onderneming in een beschikbare pensioenpremiestaffel omgerekend.
Deze jaarlijkse toeslag komt te vervallen zodra een medewerker op of na 1 januari 2006 in dienst treedt bij een andere werkgever. Ook bij verandering van werkgever binnen de bedrijfstak wordt de medewerker aangemerkt als een nieuwe medewerker en vervalt het recht op deze toeslag.
Bijlage VI,
Middelloonregeling zoals bedoeld in artikel 8.2 cao
Inleidende opmerking
In deze bijlage zijn de kenmerken van de pensioenregeling opgenomen die van toepassing zijn op de middelloonregeling zoals bedoeld in artikel 8.2 van de Cao.
Deelnemers
Werknemers van 18 jaar en ouder op wie de cao voor het verzekeringsbedrijf binnendienst van toepassing is.
Datum van opname
Voor opname in de regeling geldt een wachttijd van twee maanden.
Na deze twee maanden geschiedt opname met terugwerkende kracht tot de datum van indiensttreding, doch niet eerder dan per de eerste dag van de maand waarin de 18e verjaardag valt.
Gedurende de wachttijd worden partnerpensioen en wezenpensioen op risicobasis gedekt.
Pensioenrichtleeftijd
De pensioenrichtleeftijd is gelijk aan de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 68 jaar wordt.
Indien de werknemer eerder met pensioen wenst te gaan dan op de pensioenrichtleeftijd dient de werknemer dit ten minste een half jaar voorafgaande aan de gewenste pensioendatum aan de werkgever mede te delen.
Indien de pensioendatum afwijkt van de pensioenrichtleeftijd wordt de hoogte van het pensioen gekort via actuarieel neutrale conversie op basis van aan de financiering van de pensioenregeling ten gronde liggende kansstelsels en rekenrente.
De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege zonder dat voorafgaande opzegging is vereist in geval van het bereiken van de door de werknemer gekozen ingangsdatum van het ouderdomspensioen, doch uiterlijk op de dag dat de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Verder wordt de mogelijkheid geboden om met parttime pensioen te gaan. Hierover dient de werknemer een afspraak met de werkgever te maken. Hierbij zijn dezelfde aanmeldingstermijnen van toepassing als bij vervroegde pensionering.
Pensioengevend inkomen
Het pensioengevend inkomen bedraagt 12 maal het maandsalaris plus vakantietoeslag.
Pensioengevend inkomen Cao Buitendienst
Het pensioengevend inkomen bedraagt 12 maal het vaste maandsalaris, wisselende inkomensbestanddelen (provisie e.d.) en vakantietoeslag.
Het pensioengevend inkomen bedraagt maximaal € 84.774,73 (2018) en in 2019 maximaal
€ 86.470,22.
Peildatum voor het pensioengevend inkomen is 1 januari.
Het bedrag van het maximum pensioengevend inkomen wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met de cao-loonontwikkeling van het verzekeringsbedrijf over het voorgaande kalenderjaar.
Franchise
De franchise per 1 januari 2018 bedraagt €13.840,88. De franchise per 1 januari 2019 bedraagt
€ 14.117,70.
De franchise wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met de cao-loonontwikkeling van het verzekeringsbedrijf over het voorgaande kalenderjaar.
Pensioengrondslag
De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend inkomen minus de franchise. Peildatum voor de pensioengrondslag is 1 januari.
Voor parttimers wordt de pensioengrondslag naar evenredigheid berekend.
Ouderdomspensioen
Het ouderdomspensioen is gebaseerd op een geïndexeerd middelloonsysteem.
De opbouw per jaar bedraagt 1,75% van de pensioengrondslag van het betreffende jaar.
Het pensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 68-jarige leeftijd bereikt.
Partnerpensioen
Het partnerpensioen bedraagt 60% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Dit pensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Ook voor alleenstaanden wordt een fictief partnerpensioen opgebouwd.
Wezenpensioen
Het wezenpensioen bedraagt voor ieder kind maximaal 14% van het in totaal te bereiken ouderdomspensioen. Voor volle wezen wordt het genoemde percentage verdubbeld. De wezenpensioenen voor alle kinderen tezamen zullen echter nooit meer bedragen dan 70% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Het wezenpensioen is uiterlijk betaalbaar tot de eerste dag van de maand volgende op het tijdstip waarop het kind niet meer voldoet aan een van de onderstaande criteria:
1. het kind is jonger dan 18 jaar;
2. het kind is jonger dan 27 jaar en blijkens een beschikking van het uitvoeringsorgaan van de Wajong, tengevolge van ziekte of gebreken vermoedelijk in het eerstkomende jaar buiten staat om 55 procent te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde personen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen;
3. het kind is jonger dan 27 jaar en zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd wordt grotendeels in beslag genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep.
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt.
Beperking van de pensioenen
Indien de deelnemer een partner heeft die meer dan tien jaar jonger is, wordt het partnerpensioen verminderd met 1,1% van het ouderdomspensioen voor elk vol jaar dat het leeftijdsverschil groter is dan tien jaar.
Geen recht op partnerpensioen bestaat in geval van het krijgen van een partner na gebruik te hebben gemaakt van de keuze om het (fictief) opgebouwde partnerpensioen om te zetten in een hoger ouderdomspensioen of vervroegde pensionering.
Flexibele elementen
Deelnemers kunnen eerder met pensioen dan op de pensioenrichtleeftijd. Verder wordt de mogelijkheid geboden om met parttime pensioen te gaan. Het opgebouwde ouderdomspensioen wordt in al deze gevallen gekort middels actuarieel neutrale conversie als hiervoor beschreven.
Aan deelnemers wordt de keuze geboden op de pensioenrichtleeftijd het opgebouwde partnerpensioen (deels) om te zetten in een hoger ouderdomspensioen of het opgebouwde ouderdomspensioen (deels) om te zetten in een hoger partnerpensioen. De keuze hiertoe dient ten minste een jaar voor de pensioenrichtleeftijd ter kennis van de werkgever te worden gebracht. Voor (gedeeltelijke) omzetting worden geen medische waarborgen vereist.
Voor het (deels) omzetten van het partnerpensioen in een hoger ouderdomspensioen is echter instemming van de partner vereist. De maatschappijen gaan af op de door de deelnemer verstrekte informatie. Voor zover door onjuiste informatie van de deelnemer of ten gevolge van diens nalatigheid in het geven van informatie de uit de pensioenregeling voortvloeiende pensioenverplichtingen niet zijn gedekt door verzekeringen, kan voor dat deel van de pensioenverplichtingen geen recht op pensioen worden ontleend.
Deelnemers kunnen op pensioendatum op actuarieel neutrale wijze een hoog – laag pensioen afspreken met de pensioenuitvoerder.
Deelnemers worden in de gelegenheid gesteld extra te sparen om hun (gekort) pensioen aan te vullen.
Voor alle genoemde keuzes geldt dat een en ander binnen de fiscale grenzen dient plaats te vinden.
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Het arbeidsongeschiktheidspensioen is per 31 december 2005 vervallen, behalve voor deelnemers die ziek zijn geworden voor 1 januari 2004 en op wie de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (en onderliggende wet- en regelgeving) van toepassing is en blijft. Voor deze deelnemers blijven de relevante bepalingen aangaande het (ingegane) arbeidsongeschiktheidspensioen uit de cao 2003-2004 van toepassing.
Samenloop
Indien de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de WIA of diens voorganger de WAO, al dan niet aangevuld met een uit hoofde van een arbeidsongeschiktheidsverzekering te ontvangen uitkering, wordt het totaal van deze
uitkeringen in mindering gebracht op het hem krachtens de pensioenregeling toekomende pensioen.
De deelnemer is gehouden de werkgever onmiddellijk in kennis te stellen van het ontstaan of een wijziging van een recht op bovengenoemde uitkeringen.
Toeslagverlening (indexering)
De werkgever heeft de ambitie om jaarlijks per 1 januari de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers en van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen van de pensioengerechtigden te verhogen met een voorwaardelijke toeslag:
• Indien de pensioenregeling een verzekerde regeling betreft, worden de toeslagen gefinancierd uit de middelen die ontstaan uit afspraken met de pensioenuitvoerder. Deze afspraken zijn gericht op de in de voorgaande alinea geformuleerde ambitie. Voorbeelden hiervoor zijn financiering uit beschikbare overrente of rentestandskorting.
• Voorzover de pensioenregeling is ondergebracht bij een pensioenfonds, is de
toeslagverlening – overeenkomstig de reglementen van het pensioenfonds – mede afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds (bedrijfstakpensioenfonds en ondernemingspensioenfonds) respectievelijk van de kring (algemeen pensioenfonds).
Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid
Voortzetting van pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid vindt premievrij plaats over het verschil tussen het genoten inkomen direct voorafgaand aan het intreden van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en het nieuwe inkomen (inkomen van werkhervatting plus eventuele aanvullingen van de werkgever); daarbij wordt voor het voortzettingsdeel het pensioengevend inkomen aangepast aan de cao-loonontwikkeling van de verzekeringsbedrijfstak.
Bijlage VII
CDC-regeling zoals bedoeld in artikel 8.3 cao
Inleidende opmerking
In deze bijlage zijn de kenmerken van de pensioenregeling opgenomen die van toepassing zijn op de cdc-regeling zoals bedoeld in artikel 8.3 van de Cao.
Voor deze regeling geldt dat expliciet in het pensioenreglement moet worden opgenomen dat het jaarlijkse opbouwpercentage in voorkomende gevallen verlaagd kan worden.
Deelnemers
Werknemers van 18 jaar en ouder op wie de cao voor het verzekeringsbedrijf binnendienst van toepassing is.
Datum van opname
Voor opname in de regeling geldt een wachttijd van twee maanden.
Na deze twee maanden geschiedt opname met terugwerkende kracht tot de datum van indiensttreding, doch niet eerder dan per de eerste dag van de maand waarin de 18e verjaardag valt.
Gedurende de wachttijd worden partnerpensioen en wezenpensioen op risicobasis gedekt.
Pensioenrichtleeftijd
De pensioenrichtleeftijd is gelijk aan de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 68 jaar wordt.
Indien de werknemer eerder met pensioen wenst te gaan dan op de pensioenrichtleeftijd dient de werknemer dit ten minste een half jaar voorafgaande aan de gewenste pensioendatum aan de werkgever mede te delen.
Indien de pensioendatum afwijkt van de pensioenrichtleeftijd wordt de hoogte van het pensioen gekort via actuarieel neutrale conversie op basis van aan de financiering van de pensioenregeling ten gronde liggende kansstelsels en rekenrente.
De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege zonder dat voorafgaande opzegging is vereist in geval van het bereiken van de door de werknemer gekozen ingangsdatum van het ouderdomspensioen, doch uiterlijk op de dag dat de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Verder wordt de mogelijkheid geboden om met parttime pensioen te gaan. Hierover dient de werknemer een afspraak met de werkgever te maken. Hierbij zijn dezelfde aanmeldingstermijnen van toepassing als bij vervroegde pensionering.
Pensioengevend inkomen
Het pensioengevend inkomen bedraagt 12 maal het maandsalaris plus vakantietoeslag.
Pensioengevend inkomen Cao Buitendienst
Het pensioengevend inkomen bedraagt 12 maal het vaste maandsalaris, wisselende inkomensbestanddelen (provisie e.d.) en vakantietoeslag.
Het pensioengevend inkomen bedraagt maximaal € 84.774,73 (2018) en in 2019 maximaal
€ 86.470,22.
Peildatum voor het pensioengevend inkomen is 1 januari.
Het bedrag van het maximum pensioengevend inkomen wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met de cao-loonontwikkeling van het verzekeringsbedrijf over het voorgaande kalenderjaar.
Franchise
De franchise per 1 januari 2018 bedraagt €13.840,88. De franchise per 1 januari 2019 bedraagt
€ 14.117,70.
De franchise wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met de cao-loonontwikkeling van het verzekeringsbedrijf over het voorgaande kalenderjaar.
Pensioengrondslag
De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend inkomen minus de franchise. Peildatum voor de pensioengrondslag is 1 januari.
Voor parttimers wordt de pensioengrondslag naar evenredigheid berekend.
Ouderdomspensioen
Het ouderdomspensioen is gebaseerd op een geïndexeerd middelloonsysteem.
De opbouw per jaar bedraagt 1,75% van de pensioengrondslag van het betreffende jaar.
Het pensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 68-jarige leeftijd bereikt.
Partnerpensioen
Het partnerpensioen bedraagt 60% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Dit pensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Ook voor alleenstaanden wordt een fictief partnerpensioen opgebouwd.
Wezenpensioen
Het wezenpensioen bedraagt voor ieder kind maximaal 14% van het in totaal te bereiken ouderdomspensioen. Voor volle wezen wordt het genoemde percentage verdubbeld. De wezenpensioenen voor alle kinderen tezamen zullen echter nooit meer bedragen dan 70% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Het wezenpensioen is uiterlijk betaalbaar tot de eerste dag van de maand volgende op het tijdstip waarop het kind niet meer voldoet aan een van de onderstaande criteria:
4. het kind is jonger dan 18 jaar;
5. het kind is jonger dan 27 jaar en blijkens een beschikking van het uitvoeringsorgaan van de Wajong, tengevolge van ziekte of gebreken vermoedelijk in het eerstkomende jaar buiten
staat om 55 procent te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde personen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen;
6. het kind is jonger dan 27 jaar en zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd wordt grotendeels in beslag genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep.
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt.
Beperking van de pensioenen
Indien de deelnemer een partner heeft die meer dan tien jaar jonger is, wordt het partnerpensioen verminderd met 1,1% van het ouderdomspensioen voor elk vol jaar dat het leeftijdsverschil groter is dan tien jaar.
Geen recht op partnerpensioen bestaat in geval van het krijgen van een partner na gebruik te hebben gemaakt van de keuze om het (fictief) opgebouwde partnerpensioen om te zetten in een hoger ouderdomspensioen of vervroegde pensionering.
Flexibele elementen
Deelnemers kunnen eerder met pensioen dan op de pensioenrichtleeftijd. Verder wordt de mogelijkheid geboden om met parttime pensioen te gaan. Het opgebouwde ouderdomspensioen wordt in al deze gevallen gekort middels actuarieel neutrale conversie als hiervoor beschreven.
Aan deelnemers wordt de keuze geboden op de pensioenrichtleeftijd het opgebouwde partnerpensioen (deels) om te zetten in een hoger ouderdomspensioen of het opgebouwde ouderdomspensioen (deels) om te zetten in een hoger partnerpensioen. De keuze hiertoe dient ten minste een jaar voor de pensioenrichtleeftijd ter kennis van de werkgever te worden gebracht. Voor (gedeeltelijke) omzetting worden geen medische waarborgen vereist.
Voor het (deels) omzetten van het partnerpensioen in een hoger ouderdomspensioen is echter instemming van de partner vereist. De maatschappijen gaan af op de door de deelnemer verstrekte informatie. Voor zover door onjuiste informatie van de deelnemer of ten gevolge van diens nalatigheid in het geven van informatie de uit de pensioenregeling voortvloeiende pensioenverplichtingen niet zijn gedekt door verzekeringen, kan voor dat deel van de pensioenverplichtingen geen recht op pensioen worden ontleend.
Deelnemers kunnen op pensioendatum op actuarieel neutrale wijze een hoog – laag pensioen afspreken met de pensioenuitvoerder.
Deelnemers worden in de gelegenheid gesteld extra te sparen om hun (gekort) pensioen aan te vullen.
Voor alle genoemde keuzes geldt dat een en ander binnen de fiscale grenzen dient plaats te vinden.
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Het arbeidsongeschiktheidspensioen is per 31 december 2005 vervallen, behalve voor deelnemers die ziek zijn geworden voor 1 januari 2004 en op wie de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (en onderliggende wet- en regelgeving) van toepassing is
en blijft. Voor deze deelnemers blijven de relevante bepalingen aangaande het (ingegane) arbeidsongeschiktheidspensioen uit de cao 2003-2004 van toepassing.
Samenloop
Indien de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de WIA of diens voorganger de WAO, al dan niet aangevuld met een uit hoofde van een arbeidsongeschiktheidsverzekering te ontvangen uitkering, wordt het totaal van deze uitkeringen in mindering gebracht op het hem krachtens de pensioenregeling toekomende pensioen.
De deelnemer is gehouden de werkgever onmiddellijk in kennis te stellen van het ontstaan of een wijziging van een recht op bovengenoemde uitkeringen.
Toeslagverlening (indexering)
De werkgever heeft de ambitie om jaarlijks per 1 januari de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers en van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen van de pensioengerechtigden te verhogen met een voorwaardelijke toeslag:
• Indien de pensioenregeling een verzekerde regeling betreft, worden de toeslagen gefinancierd uit de middelen die ontstaan uit afspraken met de pensioenuitvoerder. Deze afspraken zijn gericht op de in de voorgaande alinea geformuleerde ambitie. Voorbeelden hiervoor zijn financiering uit beschikbare overrente of rentestandskorting.
• Voorzover de pensioenregeling is ondergebracht bij een pensioenfonds, is de
toeslagverlening – overeenkomstig de reglementen van het pensioenfonds – mede afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds (bedrijfstakpensioenfonds en ondernemingspensioenfonds) respectievelijk van de kring (algemeen pensioenfonds).
Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid
Voortzetting van pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid vindt premievrij plaats over het verschil tussen het genoten inkomen direct voorafgaand aan het intreden van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en het nieuwe inkomen (inkomen van werkhervatting plus eventuele aanvullingen van de werkgever); daarbij wordt voor het voortzettingsdeel het pensioengevend inkomen aangepast aan de cao-loonontwikkeling van de verzekeringsbedrijfstak.
Bijlage VIII,
IDC-regeling als bedoeld in artikel 8.4 van de cao
Inleidende opmerking
In deze bijlage zijn de kenmerken van de pensioenregeling opgenomen die van toepassing zijn op de idc-regeling zoals bedoeld in artikel 8.4 van de Cao.
Deelnemers
Werknemers van 18 jaar en ouder op wie de cao voor het verzekeringsbedrijf binnendienst van toepassing is.
Datum van opname
Voor opname in de regeling geldt een wachttijd van twee maanden.
Na deze twee maanden geschiedt opname met terugwerkende kracht tot de datum van indiensttreding, doch niet eerder dan per de eerste dag van de maand waarin de 18e verjaardag valt.
Gedurende de wachttijd worden partnerpensioen en wezenpensioen op risicobasis gedekt.
Pensioenrichtleeftijd
De pensioenrichtleeftijd is gelijk aan de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 68 jaar wordt.
Indien de werknemer eerder met pensioen wenst te gaan dan op de pensioenrichtleeftijd dient de werknemer dit ten minste een half jaar voorafgaande aan de gewenste pensioendatum aan de werkgever mede te delen.
De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege zonder dat voorafgaande opzegging is vereist in geval van het bereiken van de door de werknemer gekozen ingangsdatum van het ouderdomspensioen, doch uiterlijk op de dag dat de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Verder wordt de mogelijkheid geboden om met parttime pensioen te gaan. Hierover dient de werknemer een afspraak met de werkgever te maken. Hierbij zijn dezelfde aanmeldingstermijnen van toepassing als bij vervroegde pensionering.
Pensioengevend inkomen
Het pensioengevend inkomen bedraagt 12 maal het maandsalaris plus vakantietoeslag.
Pensioengevend inkomen Cao Buitendienst
Het pensioengevend inkomen bedraagt 12 maal het vaste maandsalaris, wisselende inkomensbestanddelen (provisie e.d.) en vakantietoeslag.
Het pensioengevend inkomen bedraagt maximaal € 84.774,73 (2018) en in 2019 maximaal
€ 86.470,22.
Peildatum voor het pensioengevend inkomen is 1 januari.
Het bedrag van het maximum pensioengevend inkomen wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met de cao-loonontwikkeling van het verzekeringsbedrijf over het voorgaande kalenderjaar.
Franchise
De franchise per 1 januari 2018 bedraagt €13.840,88. De franchise per 1 januari 2019 bedraagt
€ 14.117,70.
De franchise wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met de cao-loonontwikkeling van het verzekeringsbedrijf over het voorgaande kalenderjaar.
Pensioengrondslag
De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend inkomen minus de franchise.
Peildatum voor de pensioengrondslag is 1 januari. Voor parttimers wordt de pensioengrondslag naar evenredigheid berekend.
Ouderdomspensioen
Het ouderdomspensioen is gebaseerd op een individuele beschikbare premieregeling met een staffel met daarin de minimale premiebijdrage per leeftijdscohort. Deze minimale premiebijdrage is gebaseerd op een 1,85%-DC-staffel met een opbouw van 1,75%.
Leeftijdscohort | Beschikbare premie |
15-19 | 12,86% |
20-24 | 13,72% |
25-29 | 15,06% |
30-34 | 16,55% |
35-39 | 18,18% |
40-44 | 19,99% |
45-49 | 22,03% |
50-54 | 24,32% |
55-59 | 27,01% |
60-64 | 30,29% |
65-68 | 33,52% |
Partnerpensioen
Het partnerpensioen in geval van overlijden van de deelnemer vóór de pensioenrichtleeftijd is op risicobasis verzekerd en is gelijk aan:
a. de opstelsom van de uitkomsten van de jaarlijkse berekening van 1,225% van de pensioengrondslag voor ieder bij deze werkgever doorgebracht dienstjaar gedurende de periode tot aan de eerste dag van het jaar waarin het overlijden plaatsvindt, vermeerderd met,
b. 1,225% van de pensioengrondslag van het jaar waarin het overlijden plaatsvindt vermenigvuldigt met het aantal te bereiken dienstjaren tot aan de pensioenrichtleeftijd.(middelloon).
Werkgevers hebben de mogelijkheid om, met instemming van de ondernemingsraad in de zin van de Wet op de ondernemingsraden of van een andere formele zeggenschap binnen de organisatie, in plaats van een partnerpensioen op basis van middelloon te kiezen voor een partnerpensioen op basis van eindloon. Het partnerpensioen in geval van overlijden van de deelnemer vóór de pensioenrichtleeftijd blijft in dat geval onveranderd op risicobasis verzekerd, maar bedraagt 1,16% per dienstjaar, vermenigvuldigt met het totaal aantal bij deze werkgever doorgebrachte en te bereiken dienstjaren tot aan de pensioenrichtleeftijd en de pensioengrondslag zoals die geldt op de eerste dag van het jaar waarin de deelnemer overlijdt.
Dit pensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt.
Wezenpensioen
Het wezenpensioen in geval van overlijden van de deelnemer vóór de pensioenrichtleeftijd is op risicobasis verzekerd en bedraagt voor ieder kind maximaal
a. de opstelsom van de uitkomsten van de jaarlijkse berekening van 0,245% van de pensioengrondslag voor ieder bij deze werkgever doorgebracht dienstjaar gedurende de periode tot aan de eerste dag van het jaar waarin het overlijden plaatsvindt, vermeerderd met,
b. 0,245% van de pensioengrondslag van het jaar waarin het overlijden plaatsvindt vermenigvuldigt met het aantal te bereiken dienstjaren tot aan de pensioenrichtleeftijd.(middelloon).
Werkgevers hebben de mogelijkheid om, met instemming van de ondernemingsraad in de zin van de Wet op de ondernemingsraden of van een andere formele zeggenschap binnen de organisatie, in plaats van een wezenpensioen op basis van middelloon te kiezen voor een wezenpensioen op basis van eindloon. Het wezenpensioen in geval van overlijden van de deelnemer vóór de pensioenrichtleeftijd blijft in dat geval onveranderd op risicobasis verzekerd, maar bedraagt 0,232% per dienstjaar, vermenigvuldigt met het totaal aantal bij deze werkgever doorgebrachte en te bereiken dienstjaren tot aan de pensioenrichtleeftijd en de pensioengrondslag zoals die geldt op de eerste dag van het jaar waarin de deelnemer overlijdt.
Voor volle wezen wordt het genoemde percentage verdubbeld. De wezenpensioenen voor alle kinderen tezamen zullen echter nooit meer bedragen dan 70% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Het wezenpensioen is uiterlijk betaalbaar tot de eerste dag van de maand volgende op het tijdstip waarop het kind niet meer voldoet aan een van de onderstaande criteria:
1. het kind is jonger dan 18 jaar;
2. het kind is jonger dan 27 jaar en blijkens een beschikking van het uitvoeringsorgaan van de Wajong, tengevolge van ziekte of gebreken vermoedelijk in het eerstkomende jaar buiten staat om 55 procent te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde personen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen;
3. het kind is jonger dan 27 jaar en zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd wordt grotendeels in beslag genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep.
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt.
Beperking van de pensioenen
Indien de deelnemer een partner heeft die meer dan tien jaar jonger is, wordt het partnerpensioen verminderd met 1,1% van het ouderdomspensioen voor elk vol jaar dat het leeftijdsverschil groter is dan tien jaar.
Geen recht op partnerpensioen bestaat in geval van het krijgen van een partner na gebruik te hebben gemaakt van de keuze om het partnerpensioen om te zetten in een hoger ouderdomspensioen of vervroegde pensionering.
Flexibele elementen
Deelnemers kunnen eerder met pensioen dan op de pensioenrichtleeftijd. Verder wordt de mogelijkheid geboden om met parttime pensioen te gaan.
Aan deelnemers wordt de keuze geboden op de pensioenrichtleeftijd het partnerpensioen (deels) om te zetten in een hoger ouderdomspensioen of het ouderdomspensioen (deels) om te zetten in een hoger partnerpensioen. De keuze hiertoe dient ten minste een jaar voor de pensioenrichtleeftijd ter kennis van de werkgever te worden gebracht. Voor (gedeeltelijke) omzetting worden geen medische waarborgen vereist.
Voor het (deels) omzetten van het partnerpensioen in een hoger ouderdomspensioen is echter instemming van de partner vereist. De maatschappijen gaan af op de door de deelnemer verstrekte informatie. Voor zover door onjuiste informatie van de deelnemer of ten gevolge van diens nalatigheid in het geven van informatie de uit de pensioenregeling voortvloeiende pensioenverplichtingen niet zijn gedekt door verzekeringen, kan voor dat deel van de pensioenverplichtingen geen recht op pensioen worden ontleend.
Deelnemers kunnen op pensioendatum op actuarieel neutrale wijze een hoog – laag pensioen afspreken met de pensioenuitvoerder.
Deelnemers worden in de gelegenheid gesteld extra te sparen om hun pensioen aan te vullen.
Voor alle genoemde keuzes geldt dat een en ander binnen de fiscale grenzen dient plaats te vinden.
Deelnemers worden in de gelegenheid gesteld om door te beleggen na de pensioendatum. Deelnemers worden in de gelegenheid gesteld om te kiezen voor variabele uitkeringen.
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Het arbeidsongeschiktheidspensioen is per 31 december 2005 vervallen, behalve voor deelnemers die ziek zijn geworden voor 1 januari 2004 en op wie de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (en onderliggende wet- en regelgeving) van toepassing is en blijft. Voor deze deelnemers blijven de relevante bepalingen aangaande het (ingegane) arbeidsongeschiktheidspensioen uit de cao 2003-2004 van toepassing.
Samenloop
Indien de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de WIA of diens voorganger de WAO, al dan niet aangevuld met een uit hoofde van een arbeidsongeschiktheidsverzekering te ontvangen uitkering, wordt het totaal van deze uitkeringen in mindering gebracht op het hem krachtens de pensioenregeling toekomende pensioen.
De deelnemer is gehouden de werkgever onmiddellijk in kennis te stellen van het ontstaan of een wijziging van een recht op bovengenoemde uitkeringen.
Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid
Voortzetting van pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid vindt premievrij plaats over het verschil tussen het genoten inkomen direct voorafgaand aan het intreden van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en het nieuwe inkomen (inkomen van werkhervatting plus eventuele aanvullingen van de werkgever); daarbij wordt voor het voortzettingsdeel het pensioengevend inkomen aangepast aan de cao-loonontwikkeling van de verzekeringsbedrijfstak.
Bijlage IX,
als bedoeld in artikel 8.1 van de cao
Reglement Dispensatiecommissie Pensioenen
1. Secretariaat
Verzoeken en meldingen in het kader van de procedures zoals opgenomen in de artikelen 3, 4 en 5 van dit reglement worden ingediend bij het secretariaat van de commissie, dat is gevestigd ten kantore van de werkgeversorganisatie: Bordewijklaan 2, Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx.
2. Samenstelling
2.1. In de commissie hebben zitting maximaal vier leden benoemd door de werkgeversorganisatie en maximaal vier leden benoemd door vakorganisaties.
2.2. Ongeacht het aantal ter vergadering aanwezige leden brengen partijen een gelijk aantal stemmen uit.
2.3. De leden van de commissie worden benoemd voor de looptijd van de cao plus 12 maanden. Tussentijdse vacatures worden binnen een maand vervuld.
2.4. Eventueel kan door de cao-partijen een onafhankelijk voorzitter worden benoemd.
2.5. Aan de commissie wordt een ambtelijk secretaris toegevoegd.
3. Procedure bij verzoeken om dispensatie
3.1. Verzoeken om dispensatie zoals bedoeld in artikel 8.1 lid 5 van de cao kunnen bij de commissie per aangetekende brief en met redenen omkleed worden ingediend door een werkgever als bedoeld in artikel 1 van de cao.
3.2. Indien er bij de betreffende werkgever een ondernemingsraad in de zin van de Wet op de ondernemingsraden is ingesteld, neemt de commissie het verzoek om dispensatie slechts in behandeling indien het verzoek vergezeld is van een schriftelijk bewijs dat de ondernemingsraad heeft ingestemd met het verzoek.
3.3 De commissie bevestigt de datum van ontvangst van het verzoek en doet binnen twee maanden na deze datum uitspraak. Deze termijn kan indien nodig maximaal met eenzelfde termijn worden verlengd.
3.4. De commissie stelt de indiener van het verzoek, alvorens uitspraak te doen, in de gelegenheid een mondelinge toelichting te geven.
3.5. De uitspraak van de commissie wordt aan de verzoeker toegezonden en is bindend.
4. Procedure bij vervanging middelloonregeling of cdc-regeling door IDC-regeling
4.1 Indien werkgevers het voornemen hebben om de middelloonregeling of de cdc- regeling te vervangen door een IDC-regeling, dienen zij hiervan direct bij aanvang van het vervangingsproces schriftelijk melding te maken bij het cao-secretariaat.
4.2 Zodra de inhoud van de IDC-regeling vastgesteld is, dient het cao-secretariaat ook hiervan schriftelijk op de hoogte te worden gesteld.
4.3 Indien blijkt dat de werkgever verzuimd heeft de in 4.1 bedoelde melding tijdig te maken, dient hij dat alsnog te doen. In dat geval heeft de commissie de bevoegdheid om de inhoud van de IDC-regeling en de totstandkoming ervan alsnog te beoordelen en indien van toepassing conform de cao te verklaren.
5. Procedure bij verzoek om de implementatieverplichting zoals bedoeld in artikel 8.1 lid 2 van de cao (tijdelijk) niet van toepassing te verklaren
5.1 Verzoeken zoals bedoeld in artikel 8.1 lid 2 van de cao kunnen bij de commissie per aangetekende brief en met redenen omkleed worden ingediend door de betreffende werkgever zoals bedoeld in voornoemd artikel.
5.2. Indien er bij de betreffende werkgever een ondernemingsraad in de zin van de Wet op de ondernemingsraden is ingesteld, neemt de commissie het verzoek slechts in behandeling indien het verzoek vergezeld is van een schriftelijk bewijs dat de ondernemingsraad heeft ingestemd met het verzoek.
5.3 De commissie bevestigt de datum van ontvangst van het verzoek en doet binnen twee maanden na deze datum uitspraak. Deze termijn kan indien nodig maximaal met eenzelfde termijn worden verlengd.
5.4. De commissie stelt de indiener van het verzoek, alvorens uitspraak te doen, in de gelegenheid een mondelinge toelichting te geven.
5.5. De uitspraak van de commissie wordt aan de verzoeker toegezonden en is bindend.