STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 7513
31 juli
0000
Xxxxxxxxxxxx 2015–2017 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 juli 2015 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Handelsvaart
XXX Xx. 00000
Xx Xxxxxxxx van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van Xxxxxxxx International mede namens de overige partij bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partij ter ener zijde: Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart (VWH); Partij ter andere zijde: Nautilus International.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids- overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:
Artikel 1 Definities
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
1. Handelsvaart:
De vaart met zeeschepen in de handelsvaart onder Nederlandse vlag, niet zijnde:
– vissersschepen;
– schepen in openbare dienst;
– binnenschepen;
– oorlogsschepen en marinehulpschepen;
– schepen speciaal ontworpen voor het opnemen of dumpen van zand, klei en of stenen en daarbij betrokken hulpschepen;
– reddingsvaartuigen;
– zeesleepboten;
– pleziervaartuigen en commercieel geëxploiteerde jachten;
– speciaal ontworpen schepen die worden ingezet ten behoeve van de exploratie en of exploitatie van olie- en gasvelden;
– speciaal ontworpen schepen die worden ingezet ten behoeve van de bouw en of onderhoud van windmolens op zee;
– passagiersschepen.
2. Werkgever:
Iedere natuurlijke of rechtspersoon die werknemers in dienst heeft die dienstdoen op een zeeschip in de Handelsvaart. Onder het begrip “Werkgever” wordt derhalve tevens begrepen iedere natuurlijke of rechtspersoon die zich bedrijfsmatig bezighoudt met het tegen vergoeding (direct of indirect) ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een derde voor het onder diens toezicht en leiding, anders dan krachtens een met deze derde gesloten arbeidsovereenkomst, verrichten van arbeid aan boord van een zeeschip in de Handelsvaart.
3. Werknemer:
Iedere zeevarende die krachtens een dienstverband met een Werkgever werkzaam is op een zeeschip in de Handelsvaart.
4. Inlener:
Iedere derde als bedoeld in lid 2 van dit artikel.
Artikel 2 Werkingssfeer
Deze overeenkomst is van toepassing op de zeearbeidsovereenkomsten tussen Werkgevers en Werknemers in de Handelsvaart.
Artikel 3 Loon- en arbeidsvoorwaarden
1. Voor Werknemers, niet behorende tot categorieën werknemers ten aanzien van wie loon- en arbeidsvoorwaarden van toepassing zijn als weergegeven in lid 2, gelden loon- en arbeidsvoor- waarden gelijk omschreven in het reglement en in de stukken, welke onlosmakelijk deel uitmaken van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
2. Voor Werknemers woonachtig in de Filippijnen, Indonesië gelden de loon- en arbeidsvoorwaarden zoals overeengekomen tussen de in het woonland gevestigde, bonafide vakorganisatie en Nautilus (of ingeval van ontstentenis van een dergelijke bonafide vakorganisatie, alleen Nautilus) enerzijds en VWH of de individuele werkgever anderzijds. De loon- en arbeidsvoorwaarden moeten ten minste voldoen aan de internationale conventies, aanbevelingen en afspraken.
Artikel 4 Verplichtingen van de werkgever
1. Werkgevers zijn gehouden met Werknemers als bedoeld in artikel 3 lid 1 arbeidsovereenkomsten aan te gaan op geen andere voorwaarden dan de in artikel 3 lid 1 bedoelde loon- en arbeidsvoor- waarden.
2. Werkgevers zijn gehouden de loon- en arbeidsvoorwaarden als bedoeld in artikel 3 lid 2 na te leven jegens de Werknemers als bedoeld in genoemd artikellid.
3. Werkgevers zijn gehouden de tussen hen en de in artikel 3, lid 2 bedoelde Werknemers geldende
c.q. getroffen collectieve regelingen terstond ter kennis te brengen aan een door Partijen te benoemen paritair orgaan. Bij bestaande formeel vastgelegde regelingen kan worden volstaan met het melden daarvan; bedrijfseigen regelingen dienen te worden overgelegd. Bij een en ander wordt tevens aangegeven welke juridische status bedoelde regeling(en) heeft (hebben) en wordt daarnaast opgave gedaan van het aantal en de functies van de Werknemers. Van elke wijziging in de regeling(en) en of samenstelling van de desbetreffende groep(en) Werknemers dienen Werkgevers terstond het paritair orgaan schriftelijk op de hoogte te stellen.
Artikel 5 Verplichtingen van de inlener
De Inlener is verplicht schriftelijk met een Werkgever overeen te komen dat deze Werkgever, die arbeidskrachten ter beschikking stelt op de voet van artikel 1 lid 2, tweede zin, arbeidsvoorwaarden hanteert die in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 3 van deze collectieve arbeidsover- eenkomst. Ingeval de Xxxxxxx te dien aanzien in gebreke blijft, is de Inlener aansprakelijk voor de schade die de betrokken zeevarende daardoor lijdt. Voornoemde aansprakelijkheid laat onverlet het recht van de Inlener om deze schade vervolgens weer op de Werkgever te verhalen.
Artikel 6 Verplichting van de werknemer
De Werknemer is gehouden geen andere voorwaarden te stellen dan de in artikel 3 bedoelde loon- en arbeidsvoorwaarden.
Artikel 8 Werkgelegenheid
Teneinde de inzichtelijkheid van de arbeidsmarkt te bevorderen zullen Werkgevers alle vacatures kenbaar maken aan het UWV.
Reglement
Voor zeevarenden dienstdoende aan boord van schepen in de Handelsvaart behorende bij de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Handelsvaart zoals van kracht 1 april 2014 tot 31 maart 2017
REGLEMENT GELDENDE VOOR DE HANDELSVAART
A. Definities
Artikel 1
1. Onder ‘Zeevarenden of werknemers’ worden in dit reglement verstaan: kapiteins, de in lid 2 bedoelde scheepsofficieren en de in lid 3 bedoelde scheepsgezellen.
2. Onder ‘Scheepsofficieren’, hierna te noemen officieren, wordt in dit reglement verstaan: stuurlie- den en werktuigkundigen.
3. Onder ‘Scheepsgezellen’, hierna te noemen gezellen, wordt in dit reglement verstaan: alle Zeevarenden beneden de rang van officier.
4. Onder ‘Zondagen’ worden mede begrepen de feestdagen, t.w. Nieuwjaarsdag, 2e Paasdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag, de Kerstdagen en de Nationale feestdag voor zover door de rijksoverheid, respectievelijk het georganiseerde bedrijfsleven, wordt geadviseerd in Nederland vrijaf te geven.
5. Onder ‘Maandgage’ wordt verstaan: de in artikel 3 bedoelde gage, vermeerderd met de eventuele verhoging wegens het dienstdoen op tankschepen.
6. Onder ‘Daggage’ wordt verstaan: 1/365 x 12 x de maandgage.
7. Onder ‘Uurverdienste’ wordt verstaan: 1/204 x de maandgage.
8. Onder ‘Etmaal’ wordt verstaan: een periode van middernacht tot de volgende middernacht.
9. Onder ‘Havenwacht’ wordt verstaan: het op aanwijzing in de haven of op de rede – boven de normale arbeidsduur en boven het eventueel verrichten van overwerk – aan boord ter beschikking zijn, waarbij geen werkzaamheden behoeven te worden verricht, anders dan tot het controleren en het zo nodig treffen van voorzieningen voor de veiligheid van opvarenden, schip en/of lading.
B. Loonvoorwaarden
Artikel 2
INDELING IN LOONGROEPEN
De functies van de zeevarenden zijn als volgt in loongroepen ingedeeld:
Loongroep | Functie |
I | aankomend matroos met minder dan één jaar diensttijdgezel MK met minder dan één jaar diensttijd |
II | aankomend matroos zonder diploma met meer dan één jaar diensttijd 1) matroos zonder diploma volmatroos + matroos/motordrijver |
III | voorman matroos; matroos-pompman; gediplomeerd matroos; kok; motorman; aank. Matroos met diploma 2) en meer dan één jaar diensttijd 1); gezel MK met diploma 2) en meer dan één jaar diensttijd; scheepstechnicus 3) |
A | 2e stm 0–4.000 GT; scheepstechnicus 3) |
3e stm 0–9.000 GT | |
B | 4e wtk > 9.000 GT 3e stm > 9.000 GT 2e stm 4.000–6.000 GT |
C | 3e wtk 0–9.000 GT 2e wtk 0–2.000 GT 2e stm 6.000–9.000 GT |
D | 3e wtk > 9.000 GT 2e stm > 9.000 GT 1e stm 0–1.000 GT |
E | 2e wtk 2.000–4.000 GT |
F | 1e stm 1.000–2.000 GT |
G | 2e wtk 4.000–6.000 GT |
H | 1e stm 2.000–4.000 GT |
I | 1e stm 4.000–6.000 GT |
Loongroep | Functie |
J | 1e wtk 0–2.000 GT |
K | 2e wtk 6.000–9.000 GT 1e wtk 2.000–4.000 GT kapitein 0–2.000 GT |
L | 1e wtk 4.000–6.000 GT 2e wtk 9.000–18.000 GT 1e stm 6.000–9.000 GT kapitein 2.000–4.000 GT |
M | 2e wtk >18.000 GT 1e stm 9.000–18.000 GT kapitein 4.000–6.000 GT |
N | 1e wtk 6.000–9.000 GT 1e stm >18.000 GT |
O | 1e wtk 9.000–18.000 GT kapitein 6.000–9.000 GT |
P | 1e wtk >18.000 GT kapitein 9.000–18.000 GT |
Q | kapitein >18.000 GT |
De werknemers dienstdoende in een geïntegreerde dan wel een dubbele functie worden ingeschaald in de hoogste functieschaal van de in hun discipline verenigde gekende (conventionele) functie.
NB:
1) Na uiterlijk drie dienstjaren dient de aank. matroos tot matroos te worden bevorderd.
2) Onder gediplomeerd aank. matroos of gezel MK wordt verstaan; de aank. matroos in het bezit van een diploma LZS; dan wel hoger zeevaart gerichte diploma’s;
de gezel MK in het bezit van het diploma LTS afdeling metaal, dan wel hogere zeevaart gerichte diploma’s.
3) De aanvangsgage van de scheepstechnicus is gelijk aan loongroep III + 4 anciënniteiten. Voor elk volgend dienstjaar bestaat aanspraak op een anciënniteitsverhoging. Na het bereiken van de 10e anciënniteit in loongroep III volgt indeling in loongroep A. De opbouw in loongroep A is gemaxi- meerd op 6 anciënniteiten.
4) Het werkingsgebied van de VWH CAO is per 1 april 2014 uitgebreid met schepen groter dan 9.000 GT. De bestaande afspraken per 1 april 2014 over gages en overige emolumenten met betrekking tot zeevarenden die dienstdoen op schepen groter dan 9.000 GT tussen Nautilus Internationaal en individuele leden van de VWH blijven in stand. Ook de bestaande afspraken tussen werkgevers en individuele zeevarenden blijven in stand.
Artikel 3 GAGES
1. De gage van de in een loongroep ingedeelde zeevarende wordt vastgesteld aan de hand van de hierna volgende gagetabellen, rekening houdende met het bepaalde in de artikelen 4 en 6.
GAGETABEL CAO GELDENDE VOOR DE HANDELSVAART M.I.V.1-1-2015
Verhoging | 1,50% | ||||||||||||||||||||
I | ANC | II | III | A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | |
16 jr/ | 619 | 0 | 1.664 | 1.724 | 1.937 | 2.030 | 2.159 | 2.209 | 2.265 | 2.317 | 2.375 | 2.431 | 2.549 | 2.636 | 2.764 | 2.899 | 3.044 | 3.212 | 3.373 | 3.541 | 3.718 |
17 jr/ | 803 | 1 | 1.720 | 1.783 | 2.009 | 2.108 | 2.241 | 2.293 | 2.352 | 2.406 | 2.466 | 2.524 | 2.647 | 2.737 | 2.873 | 3.012 | 3.162 | 3.337 | 3.504 | 3.679 | 3.863 |
18 jr/ | 986 | 2 | 1.778 | 1.843 | 2.086 | 2.186 | 2.325 | 2.380 | 2.440 | 2.496 | 2.560 | 2.619 | 2.747 | 2.841 | 2.980 | 3.126 | 3.283 | 3.462 | 3.636 | 3.817 | 4.008 |
19 jr/ | 1.171 | 3 | 1.835 | 1.903 | 2.160 | 2.265 | 2.408 | 2.464 | 2.527 | 2.587 | 2.652 | 2.713 | 2.845 | 2.945 | 3.089 | 3.240 | 3.402 | 3.590 | 3.770 | 3.959 | 4.156 |
20 jr/ | 1.353 | 4 | 1.893 | 1.962 | 2.234 | 2.344 | 2.492 | 2.551 | 2.616 | 2.676 | 2.743 | 2.807 | 2.946 | 3.047 | 3.196 | 3.352 | 3.519 | 3.714 | 3.900 | 4.095 | 4.300 |
21 jr/ | 1.539 | 5 | 1.950 | 2.022 | 2.308 | 2.422 | 2.574 | 2.636 | 2.703 | 2.767 | 2.836 | 2.901 | 3.045 | 3.150 | 3.305 | 3.464 | 3.638 | 3.840 | 4.032 | 4.234 | 4.446 |
22 jr/ | 1.721 | 6 | 2.007 | 2.084 | 2.384 | 2.500 | 2.659 | 2.722 | 2.791 | 2.855 | 2.927 | 2.997 | 3.143 | 3.253 | 3.412 | 3.581 | 3.760 | 3.968 | 4.166 | 4.374 | 4.592 |
23 jr / | 1.904 | 7 | 2.065 | 2.143 | 2.457 | 2.576 | 2.742 | 2.807 | 2.880 | 2.947 | 3.019 | 3.092 | 3.243 | 3.355 | 3.521 | 3.694 | 3.878 | 4.093 | 4.299 | 4.514 | 4.739 |
en ouder/ | 8 | 2.121 | 2.202 | 2.533 | 2.656 | 2.828 | 2.893 | 2.966 | 3.038 | 3.113 | 3.183 | 3.341 | 3.456 | 3.627 | 3.806 | 3.997 | 4.217 | 4.428 | 4.650 | 4.882 | |
9 | 2.180 | 2.262 | 2.609 | 2.734 | 2.910 | 2.978 | 3.055 | 3.126 | 3.206 | 3.279 | 3.441 | 3.560 | 3.737 | 3.920 | 4.116 | 4.343 | 4.560 | 4.789 | 5.028 | ||
10 | 2.236 | 2.321 | 2.683 | 2.814 | 2.995 | 3.063 | 3.142 | 3.216 | 3.298 | 3.374 | 3.540 | 3.662 | 3.845 | 4.033 | 4.235 | 4.469 | 4.692 | 4.927 | 5.173 | ||
Tanker- verhoging | 90 | 142 | 148 | 167 | 176 | 188 | 193 | 198 | 203 | 208 | 212 | 224 | 231 | 243 | 255 | 268 | 282 | 296 | 312 | 327 |
De aanvangsgage van de scheepstechnicus is gelijk aan de gage van Loongroep III plus 4 ancienniteiten. De maximumgage is gesteld op Loongroep A plus 6 ancienniteiten.
GAGETABEL CAO GELDENDE VOOR DE HANDELSVAART M.I.V.1-1-2016
Verhoging | 2,00% | ||||||||||||||||||||
I | ANC | II | III | A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | |
16 jr/ | 631 | 0 | 1.697 | 1.758 | 1.976 | 2.071 | 2.202 | 2.253 | 2.310 | 2.363 | 2.423 | 2.480 | 2.600 | 2.689 | 2.819 | 2.957 | 3.105 | 3.276 | 3.440 | 3.612 | 3.792 |
17 jr/ | 819 | 1 | 1.754 | 1.819 | 2.049 | 2.150 | 2.286 | 2.339 | 2.399 | 2.454 | 2.515 | 2.574 | 2.700 | 2.792 | 2.930 | 3.072 | 3.225 | 3.404 | 3.574 | 3.753 | 3.940 |
18 jr/ | 1.006 | 2 | 1.814 | 1.880 | 2.128 | 2.230 | 2.372 | 2.428 | 2.489 | 2.546 | 2.611 | 2.671 | 2.802 | 2.898 | 3.040 | 3.189 | 3.349 | 3.531 | 3.709 | 3.893 | 4.088 |
19 jr/ | 1.194 | 3 | 1.872 | 1.941 | 2.203 | 2.310 | 2.456 | 2.513 | 2.578 | 2.639 | 2.705 | 2.767 | 2.902 | 3.004 | 3.151 | 3.305 | 3.470 | 3.662 | 3.845 | 4.038 | 4.239 |
20 jr/ | 1.380 | 4 | 1.931 | 2.001 | 2.279 | 2.391 | 2.542 | 2.602 | 2.668 | 2.730 | 2.798 | 2.863 | 3.005 | 3.108 | 3.260 | 3.419 | 3.589 | 3.788 | 3.978 | 4.177 | 4.386 |
21 jr/ | 1.570 | 5 | 1.989 | 2.062 | 2.354 | 2.470 | 2.625 | 2.689 | 2.757 | 2.822 | 2.893 | 2.959 | 3.106 | 3.213 | 3.371 | 3.533 | 3.711 | 3.917 | 4.113 | 4.319 | 4.535 |
22 jr/ | 1.755 | 6 | 2.047 | 2.126 | 2.432 | 2.550 | 2.712 | 2.776 | 2.847 | 2.912 | 2.986 | 3.057 | 3.206 | 3.318 | 3.480 | 3.653 | 3.835 | 4.047 | 4.249 | 4.461 | 4.684 |
23 jr / | 1.942 | 7 | 2.106 | 2.186 | 2.506 | 2.628 | 2.797 | 2.863 | 2.938 | 3.006 | 3.079 | 3.154 | 3.308 | 3.422 | 3.591 | 3.768 | 3.956 | 4.175 | 4.385 | 4.604 | 4.834 |
en ouder/ | 8 | 2.163 | 2.246 | 2.584 | 2.709 | 2.885 | 2.951 | 3.025 | 3.099 | 3.175 | 3.247 | 3.408 | 3.525 | 3.700 | 3.882 | 4.077 | 4.301 | 4.517 | 4.743 | 4.980 | |
9 | 2.224 | 2.307 | 2.661 | 2.789 | 2.968 | 3.038 | 3.116 | 3.189 | 3.270 | 3.345 | 3.510 | 3.631 | 3.812 | 3.998 | 4.198 | 4.430 | 4.651 | 4.885 | 5.129 | ||
10 | 2.281 | 2.367 | 2.737 | 2.870 | 3.055 | 3.124 | 3.205 | 3.280 | 3.364 | 3.441 | 3.611 | 3.735 | 3.922 | 4.114 | 4.320 | 4.558 | 4.786 | 5.026 | 5.276 | ||
Tanker- verhoging | 92 | 145 | 151 | 170 | 180 | 192 | 197 | 202 | 207 | 212 | 216 | 228 | 236 | 248 | 260 | 273 | 288 | 302 | 318 | 334 |
De aanvangsgage van de scheepstechnicus is gelijk aan de gage van Loongroep III plus 4 ancienniteiten. De maximumgage is gesteld op Loongroep A plus 6 ancienniteiten.
GAGETABEL CAO GELDENDE VOOR DE HANDELSVAART 1-1-2017
Verhoging | 2,25% | ||||||||||||||||||||
I | ANC | II | III | A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | |
16 jr/ | 645 | 0 | 1.735 | 1.798 | 2.020 | 2.118 | 2.252 | 2.304 | 2.362 | 2.416 | 2.478 | 2.536 | 2.659 | 2.750 | 2.882 | 3.024 | 3.175 | 3.350 | 3.517 | 3.693 | 3.877 |
17 jr/ | 837 | 1 | 1.793 | 1.860 | 2.095 | 2.198 | 2.337 | 2.392 | 2.453 | 2.509 | 2.572 | 2.632 | 2.761 | 2.855 | 2.996 | 3.141 | 3.298 | 3.481 | 3.654 | 3.837 | 4.029 |
18 jr/ | 1.029 | 2 | 1.855 | 1.922 | 2.176 | 2.280 | 2.425 | 2.483 | 2.545 | 2.603 | 2.670 | 2.731 | 2.865 | 2.963 | 3.108 | 3.261 | 3.424 | 3.610 | 3.792 | 3.981 | 4.180 |
19 jr/ | 1.221 | 3 | 1.914 | 1.985 | 2.253 | 2.362 | 2.511 | 2.570 | 2.636 | 2.698 | 2.766 | 2.829 | 2.967 | 3.072 | 3.222 | 3.379 | 3.548 | 3.744 | 3.932 | 4.129 | 4.334 |
20 jr/ | 1.411 | 4 | 1.974 | 2.046 | 2.330 | 2.445 | 2.599 | 2.661 | 2.728 | 2.791 | 2.861 | 2.927 | 3.073 | 3.178 | 3.333 | 3.496 | 3.670 | 3.873 | 4.068 | 4.271 | 4.485 |
21 jr/ | 1.605 | 5 | 2.034 | 2.108 | 2.407 | 2.526 | 2.684 | 2.750 | 2.819 | 2.885 | 2.958 | 3.026 | 3.176 | 3.285 | 3.447 | 3.612 | 3.794 | 4.005 | 4.206 | 4.416 | 4.637 |
22 jr/ | 1.794 | 6 | 2.093 | 2.174 | 2.487 | 2.607 | 2.773 | 2.838 | 2.911 | 2.978 | 3.053 | 3.126 | 3.278 | 3.393 | 3.558 | 3.735 | 3.921 | 4.138 | 4.345 | 4.561 | 4.789 |
23 jr / | 1.986 | 7 | 2.153 | 2.235 | 2.562 | 2.687 | 2.860 | 2.927 | 3.004 | 3.074 | 3.148 | 3.225 | 3.382 | 3.499 | 3.672 | 3.853 | 4.045 | 4.269 | 4.484 | 4.708 | 4.943 |
en ouder/ | 8 | 2.212 | 2.297 | 2.642 | 2.770 | 2.950 | 3.017 | 3.093 | 3.169 | 3.246 | 3.320 | 3.485 | 3.604 | 3.783 | 3.969 | 4.169 | 4.398 | 4.619 | 4.850 | 5.092 | |
9 | 2.274 | 2.359 | 2.721 | 2.852 | 3.035 | 3.106 | 3.186 | 3.261 | 3.344 | 3.420 | 3.589 | 3.713 | 3.898 | 4.088 | 4.292 | 4.530 | 4.756 | 4.995 | 5.244 | ||
10 | 2.332 | 2.420 | 2.799 | 2.935 | 3.124 | 3.194 | 3.277 | 3.354 | 3.440 | 3.518 | 3.692 | 3.819 | 4.010 | 4.207 | 4.417 | 4.661 | 4.894 | 5.139 | 5.395 | ||
Tanker- verhoging | 94 | 148 | 154 | 174 | 184 | 196 | 201 | 207 | 212 | 217 | 221 | 233 | 241 | 254 | 266 | 279 | 294 | 309 | 325 | 342 |
De aanvangsgage van de scheepstechnicus is gelijk aan de gage van Loongroep III plus 4 ancienniteiten. De maximumgage is gesteld op Loongroep A plus 6 ancienniteiten.
MINIMUM MAANDLOON KOOPVAARDIJ
2. Het minimum maandloon koopvaardij is gelijk aan het wettelijk minimum (jeugd)loon.
WERKERVARINGSPLAATSEN
3. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 lid 1 geldt voor werknemers met minder dan 1 jaar koopvaardij-ervaring en (nog) niet in het bezit van een zeevaartdiploma het minimum maandloon koopvaardij voor maximaal 1 jaar, mits het dienstverband is aangegaan met de bedoeling dat betrokkene doorstroomt naar een opleidingsproject in de koopvaardij. De werknemer die na een jaar niet doorstroomt naar een opleidingsproject in de koopvaardij, zal worden beloond overeen- komstig de gageschaal van de functie die hij vervult.
BEREKENING VAN HET LOON
4. Bij de uitbetaling wordt het loon berekend door het product te bepalen van het aantal dagen waarover loon verschuldigd is en de daggage.
PENSIOENPREMIE
5. Het deel der pensioenpremie, hetwelk ten laste van de werknemer komt, kan op het loon worden gekort.
Artikel 4 DIENSTTIJDVERHOGINGEN
1. Aan de zeevarende wordt bij indiensttreding, in de voor hem geldende gagetabel, diensttijdverho- gingen toegekend op basis van het aantal jaren dat in dezelfde rang/functie in de handelsvaart is dienst gedaan.
2. Voor de scheepsgezel met diensttijd als matroos binnenvaart wordt de helft van de als zodanig verkregen diensttijd meegeteld voor het aantal diensttijdverhogingen. Dit met een maximum van 5 jaren.
3. Voor scheepsgezellen wordt ter bepaling van het aantal diensttijdverhogingen, de diensttijd op buitenlandse schepen behaald gelijkgesteld aan die, welke is behaald op Nederlandse schepen.
4. Na indiensttreding wordt vervolgens na ieder jaar diensttijd in dezelfde rang/functie aan de zeevarende een volgende diensttijdverhoging toegekend.
5. Bij onderbreking van de dienst met toestemming van de rederij worden de diensttijden bij dezelfde rederij voor en onmiddellijk na onderbreking geacht aaneen te sluiten.
6. Eveneens worden de diensttijden bij dezelfde rederij geacht aaneen te sluiten, indien een zeevarende wederom een dienstverband aangaat binnen 12 maanden nadat zijn voorgaand dienstverband met die rederij is geëindigd anders dan wegens wangedrag of anders dan op eigen verzoek.
Artikel 5
GAGE DIENSTDOEN GROTER SCHIP
1. Indien een zeevarende in dienst van dezelfde werkgever in één of meer perioden tezamen meer dan 12 maanden heeft dienst gedaan op een schip waar voor dezelfde functie een hogere gage geldt dan behoudt hij deze hogere gage ook als hij wordt teruggeplaatst op een schip waarvoor een lagere gage geldt.
2. Een zeevarende die in de situatie omschreven in lid 1 dienst doet op een schip groter dan 9.000 GT heeft alleen voor de periode dat hij op dat schip dienst doet recht op de bijbehorende gage en overige vergoedingen. Mocht de zeevarende vervolgens dienst doen op schepen kleiner dan 9.000 GT dan zal hij worden ingeschaald in de loonschaal van 6.000–9.000 GT. Indeling geschiedt overeenkomstig het bepaalde in art. 6.
Artikel 6
GAGE NA PROMOTIE
1. Wanneer een zeevarende ingevolge promotie in een hogere loongroep wordt ingedeeld, vervallen de tot dan toe verworven diensttijdverhogingen. In de nieuwe loongroep begint de zeevarende met de aanvangsgage.
Indien deze gage lager is dan de gage voor promotie, dan worden zoveel diensttijdverhogingen toegekend totdat de gage hoger is dan die de zeevarende genoot voor promotie. Vervolgens wordt na ieder jaar diensttijd de volgende dienstverhoging toegekend.
Artikel 7
DIENSTDOEN IN EEN HOGERE RANG/FUNCTIE
1. Onder het dienstdoen in een hogere rang/functie wordt verstaan het op aanwijzing van de werkgever vervullen van een functie aan boord in een andere rang/functie dan die waarin de zeevarende is aangesteld.
2. Het dienstdoen in een hogere rang/functie geldt niet als onderbreking van de dienst in de aangestelde rang.
3. Voor de periode dat de zeevarende in een hogere rang/functie dan de aangestelde rang/-functie
dienstdoet, vindt indeling plaats in de bij die hogere rang/functie behorende loongroep. Indeling geschiedt overeenkomstig het bepaalde in art. 6.
4. Indien een zeevarende 5 maanden of langer in een hogere rang/functie heeft dienst gedaan, dan vindt aanstelling in de hogere rang/functie plaats.
5. Duurt het dienstdoen in de hogere rang/functie korter dan 5 maanden dan behoudt de zeevarende de op grond van lid 3 toegekende hogere gage tijdens het verlof verdiend gedurende het dienst- doen in die hogere rang/functie en tijdens perioden van arbeidsongeschiktheid in aansluiting op de beide hiervoor bedoelde perioden; e.e.a. in overeenstemming met de daggage regelen ter zake, vastgesteld door het UWV.
Artikel 8
VERHOGING WEGENS HET DIENSTDOEN OP TANKSCHEPEN
De gages van de zeevarenden zullen tijdens de dienst aan boord van een tankschip, alsmede tijdens het verlof opgebouwd tijdens de dienst aan boord van een tankschip worden verhoogd met de bedragen, zoals vermeld onderaan de gagetabel in art. 3.
Artikel 9
VOEDING EN VERBLIJFTOELAGE
1. De rederij draagt er zorg voor dat aan de zeevarenden voldoende voeding van een goede kwaliteit en in de nodige variaties wordt verstrekt.
Bij het samenstellen van de menu’s dient rekening te worden gehouden met de gegevens van de moderne voedingsleer. Door partijen zijn terzake richtlijnen opgesteld
2. Tijdens dienst aan boord binnenslands heeft de zeevarende aanspraak op een verblijftoelage voor ieder etmaal waarin de rederij geen hoofdmaaltijd verstrekt.
Artikel 10 MENTORPREMIE
Indien een officier als mentor is aangewezen en hij de hem toegewezen stagenemer zo goed mogelijk heeft begeleid, zal de rederij hem een premie toekennen als compensatie voor de aan deze begelei- ding bestede tijd.
De hoogte van de premie bedraagt € 40,– per maand. Gedeelten van een maand pro rata. Voor de begeleiding kan geen overwerk worden geschreven.
C. Arbeidsvoorwaarden
Artikel 11
DE AANSTELLING
1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan voor onbepaalde tijd onder vermelding van de datum waarop het dienstverband begint, alsmede van de functie en de rang, zoals omschreven in artikel 2 lid 1, waarin de zeevarende zal dienstdoen. Eén exemplaar wordt aan de zeevarende overhandigd.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen één of meerdere arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd worden aangegaan, zoals bepaald in lid 4 van dit artikel. Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden van lid 3 van dit artikel, gaat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd over in één voor onbepaalde tijd, tenzij de termijn van de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd korter is dan één maand.
3. Eén maand voor de einddatum van elke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dient de werkgever, de werknemer schriftelijk te bevestigen, dat:
1) de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na afloop van die bepaalde tijd wordt verlengd met de nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, of
2) de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt beëindigd in de eerste haven welke het schip aandoet na afloop van die bepaalde tijd.
4. Een zeevarende kan meerdere malen op een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst worden genomen, met inachtneming van het volgende:
1) arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die elkaar direct of binnen niet meer dan 3 maanden opvolgen, vormen een ‘ketting’.
2) Indien het aantal contracten, die tot een ‘ketting’ behoren, groter is dan 3, dan wel indien de totale duur van achtereenvolgende contracten, die tot een ‘ketting’ behoren langer is dan 3 jaar, ontstaat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
3) Een éénmalig contract voor bepaalde tijd van 3 jaar of langer kan één maal met ten hoogste 3 maanden worden verlengd, zonder dat daaruit een dienstverband voor onbepaalde tijd voortvloeit.
4) Het tijdens de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd opgebouwde verlof dient binnen dienstverband te worden uitgelopen of tenminste tot de ‘ketting’ te worden gerekend.
5. Indien, in afwijking van het bepaalde in lid 1, de aard van de bedrijfsvoering of de uitoefening van bijzondere vaarten afwijkende functiebenamingen noodzakelijk maken zullen partijen bij de CAO, nadat de werkgever omtrent de afwijkende functies de benodigde informatie heeft verschaft, tot loongroepsindeling overgaan.
6. Zonder de toestemming van de rederij is het de zeevarende niet toegestaan, tijdens verlof, zodanige nevenwerkzaamheden te verrichten dat hij daardoor niet aan zijn verplichtingen welke voortvloeien uit de IAO kan voldoen.
Artikel 12
ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE OVERWERK
1. Een ieder aan wie de kapitein overwerk opdraagt dient dit te verrichten.
2. Tot betaling van overwerk kan (kunnen) geen aanleiding geven:
a. de werkzaamheden die ter voorkoming van onmiddellijk gevaar voor opvarenden, schip en/of lading – naar het oordeel van de kapitein – niet kunnen worden uitgesteld tot de volgende werkdag;
b. het in de haven aan boord zijn voor het doen van de havenwacht;
c. de begeleiding van stagiaires
Artikel 13
VASTE VERGOEDING VOOR OVERWERK
1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 16, 17, 21, 22 en 23 kan tussen partijen, bedrijfsgewijs, invoering van een vaste vergoeding voor overwerk worden overeengekomen.
2. De rederij die van het bepaalde in lid 1 gebruik wenst te maken, dient een daartoe strekkende aanvraag te richten tot de werkgeversorganisatie (VWH).
De aanvraag dient vergezeld te gaan van een onderbouwd voorstel waarbij o.a. de berekenings- grondslagen van het voorstel dienen te worden overlegd.
3. De werkgeversorganisatie (VWH) zal na ontvangst van de aanvraag en de voor de beoordeling noodzakelijke gegevens, in overleg treden met de werknemersorganisatie (Nautilus International). Tussen partijen zal alsdan, na leden raadpleging bij de betreffende rederij, worden vastgesteld of en zo ja, onder welke voorwaarden tot invoering van een vaste vergoeding voor overwerk kan worden gekomen.
Zo nodig kunnen partijen, voor de noodzakelijke beoordeling, aanvullende gegevens opvragen.
Artikel 14 NORMALE ARBEID
1. Onder normale arbeid wordt verstaan: de te verrichten werkzaamheden, hetzij voor de dienst in de machinekamer, hetzij voor de dekdienst, waarvoor de zeevarende in dienst werd genomen.
2. Onder normale arbeid wordt eveneens verstaan – ook indien deze niet in overeenstemming is met de functie, waarvoor de zeevarende werd aangenomen – al hetgeen is opgesomd in artikel 12, lid 2.
Artikel 15
BIJZONDERE ARBEID EN EXTRA TOESLAG
1. Voor de in het volgende lid genoemde werkzaamheden wordt, onverminderd de eventuele beloning wegens overwerk of toeslag genoemd in de artikelen 16 t/m 23, voor ieder uur een extra toeslag betaald van 60% van de uurverdienste.
2. Deze werkzaamheden zijn:
a. andere werkzaamheden dan die krachtens het bepaalde in artikel 14 als normaal zijn te beschouwen;
b. het trimmen van lading wanneer het gedurende het laden geschiedt;
c. het laden en/of lossen der lading door de bemanning, waaronder in dit geval tevens wordt begrepen het drijven der winches.
3. De in lid 2 onder b. en c. genoemde werkzaamheden worden de zeevarenden slechts opgedragen als de kapitein in de los- en/of laadplaats geen voldoende aantal havenarbeiders te zijner beschik- king heeft.
Indien het loon van een volwassen havenarbeider volgens het plaatselijk tarief méér bedraagt dan hetgeen waarop de betrokken zeevarende krachtens dit reglement aanspraak heeft, wordt hem bovendien dit meerdere voor deze werkzaamheden toegekend.
D. Arbeidstijdenregeling
I. DIENST IN DE HAVEN OF OP DE REDE (HAVENDIENST)
Artikel 16
NORMALE ARBEIDSDUUR PER ETMAAL EN TOESLAGEN
1. Tijdens de havendienst is de normale arbeidsduur per etmaal:
a. op werkdagen 8 uren, als regel liggende tussen 06.00 uur en 18.00 uur;
b. op zaterdagen en op zondagen: 0 uren.
c. In afwijking van het voorgaande is de normale arbeidsduur voor zeevarenden belast met de verzorging van de voeding en/of de bediening:
d. op werkdagen: 8 uren, als regel liggende tussen 06.00 uur en 18.00 uur;
e. op zaterdagen en zondagen: 4 uren, als regel liggende tussen 06.00 uur en 18.00 uur.
2. De normale arbeidsduur vangt aan:
a. op het tijdstip waarop voor het eerst in het etmaal werk wordt gevorderd; hij eindigt zodra 8 uren werk zijn verricht;
b. voor zeevarenden belast met de verzorging van de voeding en/of bediening geldt voorts dat op zaterdagen en zondagen doorgebracht in buitenlandse havens, de normale arbeidsduur aanvangt op het tijdstip waarop voor het eerst in het etmaal werk wordt gevorderd; hij eindigt op deze dagen zodra 4 uren werk zijn verricht.
3. Voor werk gevorderd tijdens de normale arbeidsduur per etmaal wordt een toeslag gegeven, indien het wordt verricht tussen 00.00 uur en 06.00 uur of tussen 18.00 uur en 24.00 uur. Deze toeslag bedraagt per uur 60% van de uurverdienste. Voor de zeevarenden belast met de verzorging van voeding en/of bediening, bedraagt de toeslag op zondagen doorgebracht in buitenlandse havens, 100% van de uurverdienste.
Artikel 17
OVERWERK EN TARIEVEN
1. Overwerk is werk dat – onverminderd het bepaalde in artikel 12 en 14 – wordt verricht nadat de normale arbeidsduur per etmaal is volbracht.
2. Voor een uur verricht overwerk wordt betaald op:
a. werkdagen:
voor elk der eerste 2 overuren; 135% van de uurverdienste; voor elk der volgende overuren; 150% van de uurverdienste;
b. zaterdagen
voor elk der overuren; 150% van de uurverdienste;
c. zondagen
voor elk der overuren; 200% van de uurverdienste.
Artikel 18
VERBINDING MET DE WAL
1. Wanneer een schip langer dan 24 uren in de haven of op de rede ten anker ligt, zal de kapitein voor kosteloze verbinding met de wal zorgdragen, tenzij bijzondere omstandigheden zulks beletten.
2. De kapitein bepaalt op welke tijdstippen afvaarten van boord en van de wal zullen plaatsvinden.
3. Indien de verbinding met de wal niet door het schip zelf wordt onderhouden en het tot vervoer aangegeven middel zijn dienst niet verricht, zodat een boot van het schip gebezigd moet worden, zullen de daarbij betrokken bemanningsleden aan de door hen verrichte diensten geen aanspraak op overwerkvergoeding kunnen ontlenen.
4. Indien de verbinding met de wal door het schip zelf wordt onderhouden, zullen de daarbij betrokken bemanningsleden bij overschrijding van de normale arbeidsduur, aanspraak op vergoeding voor overwerk kunnen doen gelden.
Artikel 19 HAVENWACHTEN
1. Indien in Nederlandse havens havenwacht wordt gelopen dan geeft 24 uren havenwacht op maandag tot en met vrijdag recht op een werkdag vrijaf; op zaterdag recht op anderhalve werkdag vrijaf en op zondag recht op twee werkdagen vrijaf.
2. Indien in buitenlandse havens havenwacht wordt gelopen dan wordt op maandag tot en met zaterdag ieder uur havenwacht – uitgezonderd de normale arbeidsduur en de uren waarvoor overwerkvergoeding is verschuldigd – vergoed met 30% van de uurverdienste. Op zondag geven 24 uren havenwacht recht op een werkdag vrijaf.
3. Havenwachten worden op toerbeurt gelopen en wel hoogstens 1 x per 3 wachten. Indien perso- neel, belast met de verzorging van de voeding en/of de bediening in het toerbeurtschema meeloopt, zijn de bepalingen van dit artikel ook op hen van toepassing.
4. Als leidraad voor het geven van gelegenheid tot recreatie aan de wal geldt, dat de dienst aan boord zodanig wordt geregeld, dat in havens waar zulks mogelijk is, iedere zeevarende tenminste tweemaal in drie etmalen – door de kapitein te bepalen – gelegenheid krijgt, voor of na het verrichten van zijn dagtaak, aan de wal te gaan.
Een ieder is niettemin gehouden, alvorens aan de wal te gaan, daartoe toestemming te vragen aan de kapitein of aan degene die deze vervangt.
5. Xxxxx een gevraagde toestemming geweigerd, dan vermeldt de kapitein de redenen in het scheepsdagboek. Overwegende bezwaren tegen het verlenen van toestemming zijn: veiligheid van opvarenden, schip en/of lading, een op handen zijnd vertrek, e.d.
6. Gelijke vergoeding wordt betaald voor het doen van andere havenwachten, dan die welke op toerbeurt – als in lid 3 bedoeld – worden waargenomen.
II. DIENST OP ZEE EN OP DAGEN VAN AANKOMST EN/OF VERTREK (ZEEDIENST)
Artikel 20
DAG VAN AANKOMST
1. Een schip wordt geacht te zijn aangekomen op het tijdstip dat het is afgemeerd dan wel ten anker is gegaan.
Dit geldt niet indien het afmeren of het ten anker gaan is geschied in verband met gedurende bepaalde tijd – maximaal 6 uren – wachten, bijvoorbeeld op een loods, op toestemming tot verder varen van bevoegde autoriteiten of wegens technische storingen.
Een schip wordt niet geacht te zijn aangekomen, indien door weers- of navigatorische omstandig- heden volgens goed zeemansgebruik verder varen niet verantwoord is en daardoor tijdelijk moet worden afgemeerd of ten anker gegaan.
Indien een schip in opdracht van de havenautoriteiten, bijvoorbeeld wegens de aard van de lading,
tijdelijk ten anker moet gaan op de rede om te wachten op een ligplaats of op nadere orders en dit langer duurt dan 7 etmalen, dan wordt met ingang van het 8e etmaal de zeedienst weer van kracht.
DAG VAN VERTREK
2. Een schip wordt geacht te zijn vertrokken op het tijdstip dat het is ontmeerd dan wel anker op is gegaan. Het ontmeren of anker op gaan geldt niet als vertrek, indien dit geschiedt met het oogmerk in hetzelfde havengebied opnieuw te meren of ten anker te gaan (het zogenaamde verstomen of verhalen).
3. De havendienst gaat in om 00.00 uur van de dag volgend op de dag waarop het schip is aangeko- men. De zeedienst gaat in om 00.00 uur van de dag waarop het schip vertrekt.
Artikel 21
NORMALE ARBEIDSDUUR EN TOESLAGEN
1. Tijdens zeedienst is de normale arbeidsduur per etmaal, zaterdagen en zondagen inbegrepen, 8 uren.
2. De normale arbeidsduur vangt aan op het tijdstip waarop voor het eerst in het etmaal werk wordt gevorderd; hij eindigt zodra 8 uren werk zijn verricht.
3. Indien tijdens de normale arbeidsduur op:
a. werkdagen, vóór 06.00 uur of na 18.00 uur;
b. zaterdagen;
c. zondagen;
d. alle dagen der week van zeevarenden belast met de verzorging van de voeding en/of bedie- ning, vóór 06.00 uur of nà 18.00 uur, ander werk gevorderd dan de in lid 4 genoemde werk- zaamheden, wordt een toeslag gegeven.
Deze toeslag bedraagt per uur:
in de gevallen genoemd in dit lid onder a. en b.: 60% van de uurverdienste; in het geval genoemd in dit lid onder c.: 100% van de uurverdienste;
in het geval genoemd in dit lid onder d.: op werkdagen en zaterdagen 60% en op zondagen 100% van de uurverdienste.
4. De in het vorige lid bedoelde werkzaamheden zijn:
a. hetgeen nodig is voor en dat verband houdt met het waarnemen van de wachten;
b. hetgeen nodig is voor en dat verband houdt met aankomst en/of vertrek van het schip;
c. het onderhouden van de verbinding met de wal met een scheepsboot;
x. xxxxxxx – naar het oordeel van de kapitein – ter voorkoming van onmiddellijk gevaar voor opvarenden, schip en/of lading niet kan worden uitgesteld tot de volgende werkdag;
e. de verzorging van de voeding en/of de bediening door de zeevarende met deze werkzaamhe- den belast.
Artikel 22
OVERWERK EN TARIEVEN
1. Overwerk is werk dat, onverminderd het bepaalde in artikel 12 en 14, verricht wordt:
a. nadat de normale arbeidsduur per etmaal is volbracht;
b. op een binnenkomend schip op zaterdagen en op zondagen na het ogenblik van behoorlijk gemeerd of veilig ten anker liggen.
2. Voor een uur overwerk wordt betaald:
a. op werkdagen: voor elk der eerste 2 overuren: 135% van de uurverdienste; voor elk der volgende overuren: 150% van de uurverdienste;
b. op zaterdagen: voor elk der overuren 150% van de uurverdienste;
c. op zondagen: voor elk der overuren: 200% van de uurverdienste.
DAG VAN AANKOMST EN VERTREK
3. Indien een schip op een zaterdag of op een zondag in een haven aankomt en binnen hetzelfde etmaal weer uit deze haven vertrekt, wordt werk, hetwelk wordt gevorderd in de periode liggende tussen het tijdstip van aankomst en twee uren vóór het tijdstip van vertrek, vergoed met 150%, respectievelijk 200% van de uurverdienste.
Ter bepaling van de normale arbeidsduur in de hier bedoelde etmalen moet – in afwijking van het bepaalde in artikel 21, lid 2 – de tijd waarin werkzaamheden worden verricht vóór het tijdstip van aankomst en ná twee uur voorafgaande aan het tijdstip van vertrek, worden tezamen geteld.
III. BEREKENING EN VERREKENING
Artikel 23
BEREKENING VAN HET OVERWERK EN VAN DE TOESLAGEN
1. De berekening van het overwerk geschiedt per uur, waarbij een overblijvend gedeelte van een uur geldt voor een vol uur, behalve wanneer de werkzaamheden worden verricht in onmiddellijke aansluiting aan de normale arbeidsduur.
In dit geval wordt de voortgezette arbeid berekend per half uur waarbij een overblijvende periode van minder dan 30 minuten voor een half uur geldt.
2. De berekening van de toeslagen en de extra toeslagen geschiedt per half uur.
3. Bij de in de vorige leden genoemde berekeningen wordt als basis gehanteerd de uurverdienste als geldend op de dag waarop overwerk werd gemaakt, respectievelijk de aanspraak op de toeslagen werd verkregen.
Artikel 24
VERREKENING VAN HET OVERWERK EN VAN DE TOESLAGEN
1. De verrekening van het overwerk en van de toeslagen geschiedt uiterlijk aan het einde van de maand volgend op de maand waarin het overwerk werd gemaakt, respectievelijk de aanspraak op de toeslag werd verkregen, doch in ieder geval bij beëindiging van het dienstverband.
2. Door de zeevarende kan voor het in lid 1 bedoelde tijdstip van verrekening, een tegoed aan reeds verdiend overwerk en/of toeslagen – of een deel daarvan – worden opgenomen.
E. Verlof
Artikel 25
VERLOF TER COMPENSATIE VAN DE ZATERDAG EN DE ZONDAG
1. Voor elke zaterdag en voor elke zondag waarop de zeevarende in verband met zijn dienstbetrek- king buiten Nederland verblijft, wordt hem per dag een werkdag compensatieverlof toegekend.
2. Voor elke zaterdag en voor elke zondag waarop de zeevarende in Nederland moet dienst doen wordt hem per dag een werkdag compensatieverlof toegekend.
3. Indien een zeevarende op een zaterdag en/of zondag moet reizen tussen zijn woonplaats en het schip waarop hij dienst moet gaan doen, resp. waarop hij dienst heeft gedaan, wordt hem daarvoor een werkdag verlof toegekend.
Dit verlof wordt niet toegekend indien:
a. reeds uit andere hoofde voor die dag(en) aanspraak op verlof bestaat;
b. het reizen een gevolg is van het wonen van de zeevarende buiten Nederland.
4. Indien een zeevarende op een zaterdag en/of zondag in de plaats van aanmonstering moet wachten wordt hem daarvoor een werkdag verlof toegekend. Dit verlof wordt niet toegekend indien;
a. reeds uit andere hoofde voor die dag(en) aanspraak op verlof bestaat;
b. deze dag thuis wordt doorgebracht.
5. Op schriftelijk verzoek van de zeevarende, dan wel met diens schriftelijke toestemming, kan compensatieverlof op voorhand worden verleend, hetwelk later kan worden verrekend met alsdan gekweekte tegoed aan compensatieverlof.
Artikel 26 PERIODIEK VERLOF
1. a. De zeevarende heeft recht op periodiek verlof als volgt:
Bij een onafgebroken dienstverband bij dezelfde rederij van | Xxxxxx werkdagen per jaar op tankschepen | Aantal werkdagen per jaar op overige |
0 tot 5 jaren | 34 | 32 |
5 tot 10 jaren | 35 | 33 |
10 tot 15 jaren | 36 | 34 |
15 tot 20 jaren | 37 | 35 |
20 tot 25 jaren | 38 | 36 |
25 en meer jaren | 39 | 37 |
b. Het aantal werkdagen periodiek verlof is voor een gedeelte van een jaar naar evenredigheid.
c. Perioden van een maand of korter tussen twee opeenvolgende dienstbetrekkingen bij dezelfde rederij zullen niet als onderbreking van de dienst worden beschouwd.
d. Per 1 januari 2000 is het periodiek verlof inclusief 1 dag arbeidsduurverkorting.
TIJD VOOR TIJDREGELING
2. Onder wederzijdse schriftelijke bevestiging kan op vrijwillige basis een deel van het loon worden aangewend om extra verlof te genieten. De kosten van deze extra verlofdagen worden op neutrale wijze berekend.
VERLOF OUDERE WERKNEMERS
3. De zeevarende van 55 jaar of ouder wordt extra periodiek verlof toegekend als volgt: 55-jarigen 2 dagen extra;
56-jarigen 3 dagen extra; 57-jarigen 4 dagen extra; 58-jarigen 5 dagen extra;
59-jarigen en ouderen 6 dagen extra.
Met ingang van 1 januari 2011 is het artikel ‘VERLOF OUDERE WERKNEMERS’ vervallen. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2011 geen verdere opbouw van leeftijdsdagen meer zal plaatsvinden. Het nominale aantal leeftijdsdagen waar individuele werknemers vóór 1 januari 2011 reeds recht op hadden, blijft voor hen gehandhaafd.
PENSIONERINGSVERLOF
4. Ter voorbereiding op de pensionering wordt voorafgaand aan het pensioen een extra verlof toegekend van vijf werkdagen, met de bedoeling dat betrokkene een daarvoor bestemde cursus gaat volgen.
XXXX TIJDENS VERLOF
5. Tijdens het verlof wordt aan de zeevarende met inachtneming van het bepaalde in art. 8 betaald de maandgage waarop hij overeenkomstig zijn aanstelling, functie-indeling en diensttijd aanspraak heeft.
Heeft de zeevarende tijdelijk dienst gedaan op een groter schip dan wel in een hogere functie dan wordt het tijdens die periode opgebouwde verlof genoten of verrekend tegen de in die periode geldende hogere gage.
Artikel 27 VAKANTIETOESLAG
1. De zeevarende wordt over iedere maand dienstverband een vakantietoeslag toegekend, bedra- gende 8% van de op het moment van uitbetaling geldende maandgage. Voor gedeelten van een maand pro rata.
2. De vakantietoeslag waarop de zeevarende aanspraak heeft zal jaarlijks in twee gedeelten, met intervallen van 6 maanden, worden uitbetaald, met dien verstande dat uitbetaling uiterlijk 31 mei en 30 november van enig jaar plaatsvindt.
3. Voor zover de vakantietoeslag is begrepen in de uitkeringen krachtens de ZW en de WAO/WIA,
bestaat geen aanspraak op deze toeslag jegens de rederij over de dagen waarop genoemde uitkeringen worden toegekend.
4. Perioden van een maand of korter tussen opeenvolgende dienstbetrekkingen bij dezelfde rederij zullen niet als onderbreking van de dienst worden beschouwd.
Artikel 28
CONTANTE VERREKENING VAN COMPENSATIEVERLOF
1. Het verlof dient met inachtname van het bepaalde in artikel 29, in vrije tijd te worden genoten. Met wederzijds goedvinden – hetgeen schriftelijk moet worden bevestigd – kan compensatieverlof bij hoge uitzondering tussentijds in geld worden verrekend.
2. Over contant verrekend compensatieverlof dient periodiek verlof en vakantietoeslag te worden berekend.
3. Ter bepaling van het aantal dagen periodiek verlof en het bedrag aan vakantietoeslag, dient het aantal contant te verrekenen werkdagen compensatieverlof met behulp van de factor 7/5 in kalenderdagen te worden omgezet.
Artikel 29
ALGEMENE BEPALINGEN VOOR HET VERLENEN VAN PERIODIEK- EN COMPENSATIEVERLOF
1. Het periodiek verlof en het compensatieverlof zullen uiterlijk na een periode van 4,5 maanden actieve dienst ononderbroken worden verleend.
De rederij heeft echter het recht de zeevarende uit verlof terug te roepen als het restant aan verlof 18 werkdagen of minder bedraagt.
2. Indien het verlof niet na vijf maanden wordt verleend wordt de zeevarende voor elke overschrij- ding van één volle week 1 werkdag extra verlof toegekend.
3. Indien de zeevarende op eigen schriftelijk verzoek een reis maakt die langer is dan 4,5 maanden, wordt geen extra compensatieverlof als bedoeld in lid 2 toegekend.
4. Het verlof wordt in Nederland verleend. Op schriftelijk verzoek van betrokken zeevarende kan de rederij toestaan dat het verlof elders wordt genoten.
5. Wordt de zeevarende uit het buitenland met verlof gezonden dan wordt de tijd vereist voor heen- en terugreis naar en van Nederland niet als verloftijd gerekend.
De rederij vergoedt de zeevarende de reiskosten volgens door haar vast te stellen regelen.
6. De rederij stelt, zoveel mogelijk rekening houdend met de verlangens van zeevarende, het tijdvak van het verlof zo tijdig vast, dat de zeevarende voorbereidingen kan treffen voor het besteden van zijn verlof. De rederij zal het verlof niet onderbreken, behoudens omstandigheden van dringende aard. In geval van niet te vermijden onderbreking, of van verschuiving van de ingangsdatum van het periodiek verlof, zal de rederij daaruit voortvloeiende aantoonbare schade vergoeden naar redelijkheid en billijkheid.
7. De rederij verstrekt de zeevarende een verlofboekje of een ander geschikt document, waarin het tegoed aan periodiek- en compensatieverlof wordt vermeld, en waarin de afwikkeling wordt aangetekend.
Artikel 31 ZORGVERLOF
In overleg met de rederij kan de zeevarende in staat gesteld worden zorgverlof op te nemen. De regeling dient in overeenstemming te zijn met de bedrijfscultuur.
F. Opleiding en vaktechnische voorlichting
Artikel 33 SCHOLING
Scholingsactiviteiten zijn ondergebracht in de Stichting Opleiding- en Ontwikkelingsfonds Zeescheep- vaart (O&O fonds). Aan de Stichting ligt een aparte CAO ten grondslag.
Artikel 34
HERHALINGS- OF BIJSCHOLINGSCURSUSSEN
1. Wanneer een rederij een zeevarende verzoekt of opdraagt een op het beroep gerichte herhalings- of bijscholingscursus dan wel een door de rederij georganiseerde bedrijfs- of scholingscursus of
-bijeenkomst te volgen, wordt de tijd die hiermede is gemoeid niet in mindering gebracht op zijn tegoed aan xxxxxx.
De kosten van dergelijke cursussen worden gedragen door de rederij.
2. Indien tijdens verblijf in Nederland op zaterdag en/of zondag in opdracht van de rederij een cursus of soortgelijke bijeenkomst wordt bijgewoond, wordt daarvoor per dag één werkdag verlof toegekend.
3. De rederij vergoedt de helft van de tijd – met een maximum van 2 werkdagen per jaar – die is gemoeid met het volgen van cursussen die niet op verzoek of in opdracht van de rederij worden gevolgd. Geen aanspraak op scholingsverlof bestaat in geval de cursus niet is vermeld in de taakstelling van het O&O Fonds en ook niet als de cursus geen relatie heeft met de functie en de sector waarin de zeevarende werkzaam is.
4. Ingeval binnen een periode van drie jaar na afronding van de cursus genoemd in artikel 34 lid 1 uit dienst wordt getreden, zal de zeevarende de kosten pro-rata terugbetalen aan de rederij. Op de kosten worden in mindering gebracht de vergoedingen die de rederij van het O&O-fonds heeft ontvangen.
G. Diverse bepalingen Artikel 36 SCHEEPSKOK
1. Op schepen van 3.000 GT of groter en op schepen kleiner dan 3.000 GT waar de bemanning groter is dan 6 personen, wordt te allen tijde met een kok gevaren naast de wettelijk voorgeschreven bemanning. Bij het bepalen of de bemanning groter is dan 6 personen wordt de stagiair buiten beschouwing gelaten. Indien aan boord van schepen die niet tot de hierboven beschreven categorie behoren geen kok wordt gevaren, is een van de bemanningsleden verantwoordelijk voor de bereiding van de voeding. De rederij zal ervoor zorgen dat dat bemanningslid voldoende tijd wordt toegedeeld om deze taak uit te kunnen voeren.
Indien daartoe binnen de begrenzingen van de regeling arbeids- en rusttijden de ruimte bestaat, kunnen ook andere scheepswerkzaamheden aan de kok worden opgedragen.
2. De rederij zal er aan meewerken dat de zeevarende die bij de rederij gedurende tenminste één aaneengesloten jaar als kok heeft dienstgedaan gedurende zijn verlof een erkende opleiding tot scheepskok kan volgen. Na respectievelijk één, twee en drie jaar diensttijd bij deze rederij, na het behalen van het diploma als scheepskok, ontvangt betrokkene telkenmale een uitkering ineens van
€ 365,–; derhalve maximaal € 1.095,–.
Artikel 37 CONDUITERAPPORT
Schriftelijk conduiterapporten, indien deze ongunstig luiden en alle ongunstige rapporten, worden mede ondertekend door de betrokkene. Indien de betrokkene weigert te tekenen, wordt hiervan in het rapport melding gemaakt.
Artikel 38
REGELING BIJ UITGASSEN
Indien tengevolge van het uitgassen van het schip de kapitein order geeft dat de zeevarenden niet aan boord mogen blijven om te eten en/of te slapen, zorgt de rederij voor voeding en/of verblijf aan de wal.
Artikel 39
BEDDENGOED, LINNENGOED, EETGEREI EN WASSEN
Terzake van de verstrekking van beddengoed, linnengoed en eetgerei, benevens het kosteloos wassen van dienst- en werkkleding gelden de huisregels van de rederij.
Artikel 40
VERGOEDING VAN REISKOSTEN
1. Indien de zeevarende die in een andere plaats woont dan de haven waar het schip ligt, tijdens verblijf in Nederland op het in die haven liggende schip op verlangen van de rederij:
a. gemonsterd zijnde dienst doet,
b. niet gemonsterd zijnde bijwerkt, wachtloopt of in opdracht danwel op verzoek van de rederij het kantoor bezoekt, zullen hem de gemaakte reiskosten in Nederland van de woonplaats naar het schip en omgekeerd voor trein- (2e klasse) en/of streekvervoer worden vergoed. Ook zullen worden vergoed de reiskosten in Nederland gemaakt op de dag waarop de zeevarende met het schip binnenkomt of vertrekt, dan wel op de dag daaraan voorafgaande indien hij bestemd is de volgende reis mee te maken en in verband daarmede aan boord moeten komen en blijven, echter tot een maximum van 1 maal per maand.
2. Voor zover van een plaatselijk openbaar vervoermiddel gebruik kan worden gemaakt, zullen geen reiskosten worden vergoed. De rederij is bevoegd bewijsstukken van de gemaakte reiskosten te verlangen.
Artikel 41
KOSTEN VAN COMMUNICATIE MET ‘HUISGENOTEN’
1. Zeevarenden kunnen tijdens de reis brieven naar ‘huisgenoten’ op luchtpostpapier en in luchtpos- tenveloppen (tot een gewicht van maximaal 20 gram per brief), ongefrankeerd aan boord voor verzending aanleveren.
De rederij is verantwoordelijk voor de snelste verzending naar geadresseerde en draagt alle portokosten.
2. Luchtpostbrieven in luchtpostenveloppen (tot een maximum gewicht van 20 gram per brief) bestemd voor zeevarenden, kunnen (voldoende gefrankeerd voor verzending naar het rederij/ makelaarskantoor) door ‘huisgenoten’ worden verzonden. De rederij zorgt, op haar kosten, voor verzending per snelste gelegenheid naar het schip.
3. Het begrip ‘huisgenoten’ moet ruim worden geïnterpreteerd.
Hiertoe dienen bijvoorbeeld ook de ouders van een gehuwde zeevarende te worden gerekend.
Artikel 44 OORLOGSTOESLAGREGELING
In Bijlage II van dit reglement is de tekst van de oorlogstoeslagregeling opgenomen.
Artikel 48 VAARBEVOEGDHEIDSBEWIJZEN
De kosten verbonden aan het verkrijgen van de vaarbevoegdheidsbewijzen komen voor rekening van de reder.
Artikel 49 KEURINGSKOSTEN
De kosten verbonden aan de 2-jaarlijkse keuring (Incl. ogen en oren) komen voor de rekening van de reder, indien de werknemer reeds bij hem in dienst is.
Artikel 50
BETALING TIJDENS ARBEIDSONGESCHIKTHEID
1. Bij arbeidsongeschiktheid gedurende het eerste ziektejaar garandeert de werkgever tenminste de maandgage vermeerderd met de vakantietoeslag.
2. Bij arbeidsongeschiktheid gedurende het tweede ziektejaar garandeert de werkgever 70% van de maandgage vermeerderd met de vakantietoeslag.
3. De betalingen tijdens arbeidsongeschiktheid gedurende de eerste twee ziektejaren bedragen maximaal 170% van het loon voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid.
H. Beëindiging van de individuele arbeidsovereenkomst
Artikel 53
ALGEMENE BEPALINGEN
1. De opzegging van de arbeidsovereenkomst dient schriftelijk te geschieden.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 7: 672 BW kan elk der partijen de arbeidsovereenkomst beëindigen – onafhankelijk van de tijd, welke zij heeft geduurd – met inachtneming van de opzeggingstermijnen vermeld in de volgende leden.
Behoudens het bepaalde in lid 7, eindigt de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd na het verstrijken van de opzeggingstermijn, zodra het schip zich bevindt in een haven waar het laadt of lost.
ZIEKTE
3. De rederij mag niet opzeggen gedurende de tijd, dat de zeevarende ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, tenzij de ongeschiktheid of verhindering tenminste twee jaren heeft geduurd.
OPZEGGING IN NEDERLAND
4. a. Indien de opzegging in een Nederlandse haven geschiedt bedraagt de opzeggingstermijn bedoeld in lid 2, behoudens het bepaalde in lid 5: 7 dagen. Met Nederlandse havens worden in dit verband gelijkgesteld alle havens liggende tussen Duinkerken en Brunsbüttel (beide havens en havens, welke via de zeemonden in dit gebied kunnen worden bereikt, inbegrepen).
b. De zeevarende maakt, indien de rederij dit verlangt, ook na de opzegging gedurende de opzeggingstermijn een reis of een gedeelte daarvan mede, mits mag worden verwacht, dat hij bij het verstrijken van de opzeggingstermijn weder in Nederland kan zijn teruggekeerd.
5. Indien de arbeidsovereenkomst binnen 6 weken na haar aanvang wordt opgezegd, bedraagt de in lid 4a genoemde termijn 3 dagen.
OPZEGGING ELDERS DAN IN NEDERLAND
6. Indien de opzegging buiten een Nederlandse haven, niet vallende onder lid 4a. geschiedt, bedraagt de opzeggingstermijn voor beide partijen 14 dagen, met dien verstande dat indien de zeevarende minder dan 3,5 maand buiten een haven als bedoeld in lid 4a. heeft vertoefd, elk der partijen een zodanige termijn van opzegging in acht moet nemen, dat, op het ogenblik waarop de arbeidsover- eenkomst eindigt, de dienstbetrekking tenminste 4 maanden heeft geduurd, sinds het laatste vertrek van de zeevarende uit een haven als bedoeld in lid 4a.
7. Indien de arbeidsovereenkomst volgens het bepaalde in lid 6 is opgezegd en het schip binnen de opzeggingstermijn in een Nederlandse haven, als bedoeld in lid 4a. terugkeert, zal de arbeidsover- eenkomst eindigen 7 dagen na de opzegging, tenzij het schip op een later tijdstip terugkeert, in
welk geval de arbeidsovereenkomst eindigt na aankomst van het schip in een Nederlandse haven als bedoeld in lid 4a.
8. De in de leden 4, 6 en 7 vermelde opzeggingstermijnen, welke door de rederij in acht moeten worden genomen, moeten worden verlengd met één week voor elk vol jaar dat de zeevarende na het bereiken van de 45-jarige leeftijd bij deze rederij in dienst is geweest. De duur van deze verlenging bedraagt ten hoogste 13 weken.
Artikel 54
AFREKENING BIJ BEËINDIGING VAN DE IAO
1. Bij het einde van het dienstverband is de zeevarende gerechtigd tot een vergoeding van nog niet genoten verlofdagen als bedoeld in de artikelen 25 en 26. Voorts dient rekening worden gehouden met het bepaalde over contant verrekend verlof in artikel 28, leden 2 en 3.
2. De vergoeding bedraagt voor iedere werkdag, of een gedeelte daarvan, niet genoten periodiek- en compensatieverlof: 7/5 x 12/365 x het maandloon.
3. Voorts heeft de zeevarende recht op betaling van de hem eventueel nog toekomende vakantietoe- slag als bedoeld in artikel 27.
Artikel 55 GETUIGSCHRIFT
Zeevarenden hebben bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht op een getuigschrift als bedoeld in artikel 7: 656 BW.
Artikel 56
E-MAILVERKEER
Daar waar aan boord de apparatuur aanwezig is, wordt aan zeevarenden de mogelijkheid geboden kosteloos e-mailverkeer met het thuisfront te onderhouden. De rederij kan een beperking aanbrengen in de frequentie en de hoeveelheid data van een bericht conform de huisregels van de rederij.
Artikel 57
KOSTEN MONSTERBOEKJE
Vanaf 1 januari 2014 worden de kosten voor het aanvragen van nieuwe monsterboekjes door de werkgever vergoed.
BIJLAGE II
Oorlogstoeslagregeling
Tussen partijen bij de CAO voor de Handelsvaart is het navolgende overeengekomen:
1. Zeevarenden die onder de werkingssfeer van de CAO-en vallen, en die dienstdoen op schepen in een gebied waar oorlogshandelingen plaats hebben of daarmede vergelijkbare omstandigheden heersen, hebben per dag recht op een toeslag van 100% van de daggage volgens de dienstregle- menten.
2. De geografische begrenzing van het onder 1. bedoelde gebied en het tijdstip waarop het recht op de toeslag ingaat en eindigt wordt vastgesteld door partijen bij de CAO-en binnen een zo kort mogelijke termijn nadat één der partijen de wens daartoe aan de andere partij heeft bekend gemaakt.
3. Aanspraak op de toeslag bestaat voor de dag van aankomst, voor elke volgende dag dat het schip zich in het gebied bevindt en voor de dag van vertrek, met een minimum van vijf dagen, met dien verstande, dat één en dezelfde dag nooit meer dan eenmaal mede telt.
4. Deze overeenkomst laat onverlet het bepaalde in artikel 7:727 Burgerlijk Wetboek.
Dictum II
De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 maart 2017.
Dictum III
Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
Dictum IV
Op grond van een daartoe strekkend verzoek van CAO-partijen is dit besluit niet van toepassing op Maersk Ship Management, Spliethoff Beheer, Jumbo Crew Services, Stichting Greenpeace Council, Fairstar Heavy Transport NV, Stena Line, Stena Line Irish Sea, P&O/North Sea Ferries, Norfolkine, DFDS Seaways, XXX Xxxxxx, Bore Xxxxxxxxxx, Xxxx X. Essberger, Tarbit tankers, Chemgas Shipping B.V., Clearwater Group, Vroon Shipmanagement, Svitzer Amsterdam, Svitzer Salvage, Svitzer Ocean Towage, Vroon Offshore Services, Xxxx, Heerema Fleet Personnel, Braveheart Shipping BV en Dirkzwager Coastal Pilotage.
Dictum V
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 april 2017 en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 28 juli 2015
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze,
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
X.X.X. xxx xxx Xxxx