COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
betreffende de loon-
en arbeidsvoorwaarden voor het personeel werkzaam in de
WATERBOUW
1 januari 2006 tot en met 31 december 2007
definitieve versie 27/06/2006
I. De Vereniging van Waterbouwers in Bagger-, Kust- en Oeverwerken VBKO, gevestigd te Gouda, als gevolmachtigde van haar hieronder genoemde leden:
Ballast Nedam Infra, Nieuwegein
Blankevoort en Zn B.V., Algemene Aannemingsmaatschappij, Bloemendaal Boer B.V., Baggerbedrijf, de, Sliedrecht
Boskalis B.V., Baggermaatschappij, Papendrecht Boskalis B.V., Rotterdam
Boskalis Dolman B.V., Rotterdam Branding, de, v/x X. Xxxxx, IJmuiden
Dekker B.V., Aannemingsbedrijf Xxxxxxxxxx xxx, Lisse Dredging & Contracting Rotterdam B.V., Bergen Op Zoom Dredging International N.V., Zwijndrecht (België)
Hakkers B.V., Werkendam
Herik – Sliedrecht, van der, Sliedrecht
Ippel B.V., Aannemingsbedrijf, H., Werkendam Klaar Baggertechnieken B.V., Brummen Krikke Baggerbedrijf B.V., De Knipe
Laan B.V., Baggerbedrijf v.d., Breda Meeuwisse Nederland B.V., Den Haag Mik, Fa. Xxx xx, Hardinxveld Giessendam Oord N.V., Van, Rotterdam
Oord Nederland B.V., Van, Gorinchem
Xxxx Xxxxx- en Baggerwerken B.V., Aalsmeer PIM Partners In Milieutechniek B.V., Den Haag Slagboom B.V., T., Sliedrecht
Tideway B.V., Breda
Veen Baggeren, van der, Schagen
Xxxxx & van de Wiel B.V., Zandexploitatiemaatschappij de, Schagen
allen voor al hetgeen de wijziging, voortzetting of beëindiging van deze collectieve arbeidsovereenkomst betreft domicilie kiezend ten kantore van gevolmachtigde te Gouda.
II. a. de FNV Bouw, gevestigd te Woerden
b. de Hout- en Bouwbond CNV, gevestigd te Odijk (gemeente Bunnik) te andere zijde, zijn het volgende overeengekomen
Hoofdstuk 1. Definities en Werkingssfeer
Artikel 1 Definities
1. Onder deze collectieve arbeidsovereenkomst (nader ook genoemd, “deze overeenkomst”) wordt verstaan de mantelovereenkomst tezamen met de daarbij behorende bijlagen en reglementen.
2. Onder “werkgever” wordt verstaan de natuurlijke of rechtspersoon, wiens onderneming geheel of ten dele valt binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst, als omschreven in artikel 3, en in wiens onderneming werknemers werkzaam zijn.
3. Onder “werknemer” wordt verstaan degene, die in dienst van een onderneming of een deel van een onderneming, vallende onder de werkingssfeer van deze overeenkomst als omschreven in artikel 3, werkzaam is en voor zover voor hem of haar in deze overeenkomst een basisloon is bepaald of bepaald kan worden op grond van artikel 20.
4. Onder de definitie van “werknemer” wordt eveneens verstaan degene, die als uitzendkracht te werk wordt gesteld in een onderneming vallende onder de werkingssfeer (conform artikel 3) in een functie als bedoeld in artikel 20 van deze overeenkomst, dit tenzij wet- en regelgeving zulks verhinderen.
De onderneming die de arbeidskrachten inleent, dient zich ervan te verzekeren dat het uitzendbureau op de door de onderneming ingeleende arbeidskrachten de arbeidsvoor- waarden conform deze overeenkomst toepast.
5. Onder “CAO-basisweekloon” wordt verstaan: het bruto-basisuurloon dat geldt voor de betreffende werknemer vermenigvuldigd met het aantal uren van de gemiddelde werkweek conform artikel 14. In de basisweeklonen, indien van toepassing verhoogd met de persoonlijke garantietoeslag, zijn alle vergoedingen voor reistijd woon-werk-verkeer en reistijd op het werk (met uitzondering van het bepaalde in artikel 32) inbegrepen. De lonen, voor zover bekend, worden vermeld in bijlage 3.
6. Onder “persoonlijke garantietoeslag” wordt verstaan: het verschil tussen het oude basisweekloon dat een werknemer verdiende op 31 december 2003 en het nieuwe basisweekloon dat een werknemer verdiende op 1 januari 2004. De werknemer waarover hier gesproken wordt is een werknemer die op 31 december 2003 in de bedrijfstak werkzaam was. De persoonlijke garantietoeslag is een onderdeel van het vast en regelmatig genoten loon in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen (ook na indexatie en/of een initiële verhoging van de lonen als gevolg van CAO-afspraken) dat doorwerkt in alle regelingen die aan het loon gekoppeld zijn.
Artikel 2
Sociale Fondsen en premieverplichtingen
1. Er is een CAO inzake de bedrijfstakeigen regelingen voor de Waterbouw (CAO BTER)
2. In deze CAO BTER worden nadere regels gesteld met betrekking tot de regelingen die worden uitgevoerd door de volgende stichtingen:
- de Stichting Vakantiefonds Waterbouw
- de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Waterbouw
- de Stichting Aanvullingsregelingen Waterbouw
- de Stichting Vervroegde Uittreding Waterbouw
Artikel 3 Werkingssfeer
1. Naar de aard van het werk
Ondernemingen, die baggermaterieel exploiteren en/of bagger- en bijkomende werken aannemen of uitvoeren en/of zich bezighouden met het daarbij betrokken natte transport, de werkzaamheden op het natte stort, de baggerwerkzaamheden voor kabel- en zinkersleuven alsmede het baggeren en/of zuigen en/of opspuiten en/of verplaatsen en/of winnen van materialen voor industriële of andere doeleinden (daaronder begrepen natte zandwinning) dan wel voor het aanleggen, verbeteren en onderhouden van waterkeringen, water-, spoor-, rij- of wandelwegen, havens, grondwerken en terreinen voor industrie, recreatie en burgerlijke- en utiliteitsbouw.
2. Naar de plaats van het werk
De bepalingen van deze overeenkomst zijn slechts van toepassing op ondernemingen en werknemers voor zover zij betrokken zijn bij de in lid 1 genoemde werkzaamheden, wanneer deze worden uitgevoerd binnen Nederland en het gedeelte van het continentale plat waarover Nederland soevereine rechten heeft.
3. Samengestelde ondernemingen
Ingeval in een samengestelde onderneming naast het waterbouw-/baggerbedrijf als bedoeld in de leden 1 en 2 tevens het bouwbedrijf wordt uitgeoefend en de productie van het waterbouw-
/baggerbedrijf overheerst, dan geldt deze overeenkomst. De overheersende productie wordt bepaald door vergelijking van de in de productie verloonde bedragen.
4. Afzonderlijke afdeling
Ingeval in een afzonderlijke afdeling van een onderneming zich een situatie voordoet als beschreven in lid 3 dan is de onder 3 bepaalde werkingssfeer op die afdeling van toepassing.
Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen
Artikel 4
Verplichtingen van de werknemersorganisaties
1. De in deze overeenkomst genoemde werknemersorganisaties verbinden zich alle uit deze overeenkomst voortvloeiende of daarmee samenhangende verplichtingen te goeder trouw te zullen nakomen.
2. Voornoemde werknemersorganisaties verbinden zich voorts gedurende de tijd, dat de bepalingen van deze overeenkomst van kracht zijn, bij de leden van partij te ener zijde geen acties te zullen voeren en geen stakingen toe te passen, welke beogen wijziging te brengen in deze overeenkomst, noch werkgevers en werknemers, die daartoe mochten overgaan, te steunen.
Artikel 5
Verplichtingen van de werkgevers
1. De in deze overeenkomst genoemde werkgevers verbinden zich alle uit deze overeenkomst voortvloeiende of daarmee samenhangende verplichtingen te goeder trouw te zullen nakomen.
2. Voornoemde werkgevers verbinden zich voorts tijdens de duur van deze overeenkomst geen uitsluiting te zullen toepassen op werknemers, die lid zijn van een der in deze overeenkomst partij zijnde werknemersorganisaties, noch op enigerlei wijze steun te verlenen, indien één of meer werkgevers daartoe mocht(en) overgaan.
3. Werkgevers zullen werknemers, die geen lid zijn van een der in deze overeenkomst genoemde werknemersorganisaties, niet anders te werk stellen dan op de arbeidsvoorwaarden, zoals in deze overeenkomst beschreven.
Artikel 6
Paritaire Commissie Waterbouw
1. Door partijen is ingesteld de Paritaire Commissie Waterbouw, welke is gevestigd aan de Xxxxxxxxxxx 0 xx Xxxxx.
2. Deze commissie behandelt o.a.
- geschillen omtrent de vraag of er een technische noodzaak is om een vijfdaagse werkweek in te stellen, zoals bedoeld in lid 1 van artikel 15;
- verzoeken tot afwijkingen van de in de CAO overeengekomen dienstroosters en schema’s in een vierdaagse werkweek dan wel in ploegensysteem;
- de regeling van de sterkte van de bemanning volgens artikel 11;
- verzoeken als bedoeld in artikel 41, leden 3 en 5.;
- bijzondere gevallen als bedoeld in artikel 16 en/of 17;
- de dispensatie van bepalingen verband houdende met de verzekeringsplicht als bedoeld in artikel 38;
- de vaststelling van de aaneengesloten vakantieperiode ingevolge artikel 41 lid 3.
- het reglement “vrijstellingsregeling nationaliteitseis kapitein zeegaande waterbouw “zoals bedoeld in bijlage 9 van deze CAO.
3. Deze commissie geeft desgevraagd advies aan de Arbeidsinspectie ten aanzien van verzoeken van ondernemingen om vergunning voor werktijdverkorting.
4. Verzoeken en/of meldingen bij de Paritaire Commissie Waterbouw kunnen slechts in behandeling worden genomen indien tenminste de gevraagde of vereiste gegevens tijdig in bezit van het secretariaat van de Paritaire Commissie Waterbouw zijn.
Tijdig is voor aanvang van het werk, dan wel bij wijziging van een werkschema op een lopend werk, of bij aanvang van een nieuwe fase van het werk, tot uiterlijk één week na ontstaan van de reden tot wijziging, tenzij in artikel 17 anders is bepaald.
Een verzoek c.q. melding dient in ieder geval de volgende gegevens te bevatten:
- omschrijving van het werk;
- tijdsduur van het werk;
- in te zetten materieel;
- bemanningssterktelijst materieel;
Een verzoek c.q. melding dient gedaan te worden op een standaardformulier dat bij de Paritaire Commissie beschikbaar is.
Artikel 7
Werkgelegenheidsoverleg in de bedrijfstak
Werknemers- en werkgeversorganisaties verbinden zich periodiek bijeen te komen om overleg te plegen over de werkgelegenheidssituatie van de bedrijfstak en de gevolgen hiervan voor de ondernemingen (het Breed Overleg). Hierbij kunnen al die zaken aan de orde komen die binnen de beïnvloedingssfeer en verantwoordelijkheid liggen van de werknemers- en werkgeversorganisaties.
Hoofdstuk 3. De arbeidsrelatie
Artikel 8
Aanvang en einde van het dienstverband
1. De dienstbetrekking wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, dan wel bepaalde tijd (benoemd) en wordt schriftelijk vastgelegd. Daarin wordt minimaal vastgelegd:
- de datum van indiensttreding;
- de functie;
- de beloning; en
- de van toepassingsverklaring van deze CAO.
2. Opzegging van de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd zal schriftelijk geschieden.
3. Wanneer een proeftijd tussen werkgever en werknemer wordt overeengekomen, dient deze schriftelijk te worden vastgelegd. Een dergelijke proeftijd mag volgens artikel 7:652 van het Burgerlijk Wetboek bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ten hoogste twee maanden bedragen. Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geldt een maximum proeftijd van een maand, indien de overeenkomst is aangegaan voor een periode korter dan twee jaar, of indien het einde van de overeenkomst niet op een kalenderdatum is gesteld. Er geldt een maximum proeftijd van twee maanden indien de overeenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan voor twee jaar of langer.
4. Bij aanneming of ontslag worden de reiskosten naar of van het werk, alsmede de vervoerskosten van de bagage, door de werkgever vergoed, behoudens in gevallen bedoeld in artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek.
5. Voor de opzegtermijnen geldt het bepaalde in artikel 7:672 van het Burgerlijk Wetboek. De door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt bij een arbeidsovereenkomst die op de dag van de opzegging:
x. xxxxxx dan vijf jaar heeft geduurd: één maand;
b. vijf jaar of langer maar korter dan tien jaar heeft geduurd: twee maanden;
c. tien jaar of langer maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd: drie maanden;
d. vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden.
De door de werknemer in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt één maand. Opzegging dient te geschieden tegen het einde van de maand.
6. Werknemers die recht hebben op een werkloosheidsuitkering en bij werken onder deze CAO zouden vallen, hebben recht op een aanvulling op de werkloosheidsuitkering. De voorwaarden waaronder recht bestaat op aanvulling op de werkloosheidsuitkering en de hoogte daarvan zijn op genomen in de CAO BTER, zoals genoemd in artikel 2. Daarin worden nadere regels gesteld ten aanzien van de uitvoering van deze regeling.
Artikel 9
Verplichting van de werknemers
1. De werknemer is verplicht de hem of haar door of vanwege de werkgever in het kader van zijn functie en in bijzondere omstandigheden redelijkerwijs opgedragen werkzaamheden naar beste kunnen te verrichten.
2. De werknemer is verplicht de eigendommen van de werkgever en aan diens bedrijf door derden toevertrouwde goederen met grote zorgvuldigheid te behandelen en beschadiging of vermissing dezer eigendommen en goederen onmiddellijk te melden aan de werkgever.
3. Het is de werknemer niet toegestaan in zijn of haar vrije tijd betaalde beroepsarbeid voor derden te verrichten, anders dan met vooraf verkregen toestemming van zijn werkgever.
4. De werknemer, die lid is van een der in deze overeenkomst partij zijnde werknemersorganisaties, zal bij een niet partij zijnde werkgever niet anders mogen werken dan onder de bij deze overeenkomst vastgestelde voorwaarden.
Artikel 10
Collegiale uitlening en inlening van werknemers
1. De werkgever is bevoegd een werknemer uit te lenen voor werkzaamheden binnen Nederland en het gedeelte van het continentale plat, waarover Nederland soevereine rechten heeft, ter gelegenheid van verhuur van materieel of wegens deelneming van de werkgever in een combinatie. In alle andere gevallen mag uitlening alleen geschieden met instemming van de werknemer.
2. Bij uitlening is de werkgever verplicht bij de inlener te bedingen, dat de inlener ten behoeve van de aldus door hem of haar ingeleende werknemers deze overeenkomst volledig zal toepassen.
3. Bij uitlening blijft de uitlenende werkgever aansprakelijk voor de juiste toepassing van deze overeenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen.
4. Indien een werknemer wordt uitgeleend, blijft het dienstverband met de uitlenende werkgever gehandhaafd. Voornoemde werkgever is te allen tijde bevoegd de uitlening te beëindigen. De inlenende werkgever is niet bevoegd enige handeling te verrichten, die betrekking heeft op het eindigen van de individuele arbeidsovereenkomst van de aan hem uitgeleende werknemer.
5. Ongeacht de bepalingen van dit artikel blijven de wettelijke voorschriften ten aanzien van de inlening respectievelijk uitlening van arbeidskrachten onverkort van toepassing
Artikel 11
Sterkte en samenstelling van de bemanning op het materieel
1. Op een schip is de kapitein de eerstverantwoordelijke functionaris. Op een baggerwerktuig is de hoofdschipper, en bij het ontbreken van deze functie, de eerste schipper de eerst verantwoordelijke functionaris.
2. Bij de vaststelling van de sterkte van de basisbemanning wordt rekening gehouden met de veiligheid van de werknemer, de werk- en/of weersomstandigheden, het behoud van het werktuig en de technische en economische mogelijkheden van het materieel.
3. De vaststelling van deze sterkte van de basisbemanning geschiedt in goed overleg tussen enerzijds de werkgever en anderzijds de eerstverantwoordelijke functionaris zoals bedoeld in lid 1.
4. Indien dit overleg niet resulteert in een eensluidende opvatting, dient de eerstverantwoordelijke werknemer en/of de werkgever de aangelegenheid voor te leggen aan de Paritaire Commissie
Waterbouw die naar recht en billijkheid een bindende uitspraak doet, na partijen te hebben gehoord.
5. Aan boord van elk werktuig wordt een mededeling opgehangen, die de samenstelling van de basisbemanning onder normale omstandigheden bevat. Daartoe dient een door de Paritaire Commissie Waterbouw verstrekt formulier te worden gebruikt. Van dit, door werkgever en eerstverantwoordelijken getekende formulier, wordt tevens een exemplaar naar de Paritaire Commissie Waterbouw gezonden.
Indien een of meer van de onder lid 2 genoemde factoren daartoe aanleiding geven, kan in goed overleg verandering worden aangebracht in de sterkte van de basisbemanning, met inachtneming van het in lid 4 gestelde.
Artikel 12 Vorstverlet
1. Indien niet kan worden gewerkt wegens vorst, de directe gevolgen van vorst of door de aanwezigheid van een sneeuwdek, is de werkgever niet verplicht enige betaling te verrichten, behoudens het bepaalde in lid 2.
2. Over elke volle dag dat ten gevolge van de in het eerste lid bedoelde oorzaak niet gewerkt kan worden, verstrekt de werkgever op de aan de werknemer toegekende werkloosheidsuitkering een aanvulling tot minimaal 3/10e deel van het voor die werknemer geldende basisweekloon en de dienstentoeslag (indien de werkloosheidsuitkering minder bedraagt dan dat minimale niveau). Indien en voorzover de UWV tijdens vorstwerkloosheid geen pensioenpremie zal betalen voor het Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw zal de werkgever een premie aan dit Bedrijfstakpensioenfonds betalen gelijk aan de tijdens de wachtgelduitkering vastgestelde premie.
3. Ter uitvoering van de in het tweede lid omschreven werkgeversverplichting, machtigt de werknemer de werkgever de werkloosheidsuitkering voor hem te ontvangen, op straffe van het vervallen van de aanvullingsverplichting van de werkgever. De werkgever is gehouden de werkloosheidsuitkering inclusief eventuele werkgeversaanvulling, zo spoedig mogelijk betaalbaar te stellen.
Artikel 13
Uitkering bij overlijden
In afwijking van artikel 7:674 van het Burgerlijk Wetboek zal de werkgever, indien een werknemer overlijdt, aan de nagelaten betrekkingen van deze werknemer, indien hij niet duurzaam gescheiden van deze leefde, of, bij ontstentenis van deze, aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen van deze werknemer, een uitkering verlenen ten bedrage van het voor de betrokken werknemer geldende loon en dienstentoeslag over de periode vanaf de dag na overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na die, waarin het overlijden plaats vond.
Hoofdstuk 4. Werktijden
Artikel 14 Arbeidsduur
De individuele, gemiddelde basiswerkweek bedraagt 36 uur. Een verzoek van de werknemer om zijn of haar arbeidsduur aan te passen wordt door de werkgever gehonoreerd overeenkomstig de WAA (de Wet Aanpassing Arbeidsduur ) tenzij zwaarwegende bedrijfs- belangen zich daartegen verzetten.
Artikel 15
Werken in dagdienst
1. Werken in dagdienst zal kunnen geschieden in een vier- dan wel in een vijfdaagse werkweek. In gevallen, dat dit technisch noodzakelijk is, kan de werkgever na goed overleg met de betrokken werknemers tot een vijfdaagse werkweek besluiten. In alle andere gevallen geldt een vierdaagse werkweek van maandag tot en met donderdag, behalve als de meerderheid van de betrokken werknemers tot het instellen van een vijfdaagse werkweek besluit. Bij blijvend verschil van mening omtrent de vraag of een technische noodzaak tot het instellen van een vijfdaagse werkweek aanwezig is, dient dit geschil te worden voorgelegd aan de Paritaire Commissie Waterbouw, die een bindende uitspraak doet na partijen te hebben gehoord.
2. Bij een vierdaagse c.q. vijfdaagse werkweek valt de normale werktijd tussen 06.00 en 18.00 uur. Het personeel schaft afwisselend gedurende één uur per dag tussen 11.00 en 14.00 uur. Het materieel draait door tijdens deze schaftperiode. De vergoeding voor dit doordraaien is in het basisloon begrepen.
3. Voor gevallen, waarin het vervoer van winplaats tot de plaats van verwerking meer dan twee uur vordert, kan de werktijd, genoemd in lid 2., worden verschoven, doch slechts zo, dat niet voor 05.00 uur, noch ná 21.00 uur mag worden gewerkt. Van een verschuiving van de tijden, waarbinnen wordt gewerkt, moet tijdig aan de betrokken werknemers mededeling worden gedaan.
4. Aan werknemers, die dagdienst verrichten, wordt het basisloon en de daarbij behorende dienstentoeslag betaald.
5. Voor getijdewerk kunnen de tijdstippen van begin en einde van de werktijd aan de eisen, welke het getij aan het werk stelt, worden aangepast, echter op voorwaarde, dat niet langer dan 36 uur per werknemer per week mag worden gewerkt. Aan de werknemer zal dan over elke volle loonweek een toeslag van 9% worden betaald op het voor hem of haar geldende basisweekloon.
6. In weken dat reparatie van het schip plaatsvindt aan een scheepswerf kunnen de werktijden worden aangepast aan die van de scheepswerf.
Artikel 16 Ploegendiensten
§ 1 Algemene bepalingen.
1.1. De werkgever, die een ploegendienst wil instellen, dient dit tijdig te melden bij de in artikel 6 genoemde commissie.
1.2. Met inachtname van een gemiddelde individuele basiswerkweek van 36 uur worden de werkzaamheden in ploegendiensten uitgevoerd tussen maandag 09.00 en zaterdag 15.00 uur, dit met uitzondering van de volcontinudienst zoals genoemd in artikel 17. In onderling overleg tussen werknemer en werkgever worden de begin- en eindtijden van de ploegendienst binnen de hierboven aangegeven grenzen gesteld.
1.3. Voor de werknemer, die op grond van medische bezwaren hemzelf/haarzelf of zijn/haar gezin betreffende, niet kan worden ingezet voor het werken in ploegen, zal de werkgever in overleg met de in artikel 6 genoemde commissie een passende oplossing zoeken met inachtneming van de voor betrokkene geldende loon- en arbeidsvoorwaarden.
1.4. Tenzij in dit artikel anders geregeld, zijn alle bepalingen van deze CAO op het werken in ploegendienst van toepassing.
1.5. Op werkdagen, welke op een in deze CAO erkende feestdag volgen, zal de werktijd aanvangen als op maandag gebruikelijk is.
1.6. Op werkdagen, welke aan een in deze CAO erkende feestdag voorafgaan, zal de werktijd eindigen als op gewone dagobjecten (dagdienst) gebruikelijk is.
1.7. Voor de in de leden 5 en 6 van deze paragraaf genoemde gevallen, zullen geen uren worden ingehaald.
1.8. In verkorte werkweken wordt de beloning voor de betreffende week voor elk van de werknemers in het ploegensysteem berekend naar rato van het aantal gewerkte uren van de ploeg met de langste werktijd in de betreffende week. Ten aanzien van de verstrekking van dagrechtwaarden geldt artikel 41 lid 10.
1.9. Voor zover het werk zulks toelaat, zullen de werknemers van de dagploeg en de nachtploeg zoveel mogelijk in hun eigen diensten het onderhoud, de reparaties en soortelijke werkzaamheden verzorgen, alsmede de voorbereidingen daartoe treffen.
1.10. Bij het werken in ploegen moet de dienst worden overgedragen, zodanig dat het productieproces doorgang vindt.
1.11. De vergoeding voor de in de leden 9 en 10 genoemde werkzaamheden is in de beloning inbegrepen.
1.12. Aan de met de weekendwacht belaste werknemer, werkende in het tweeploegensysteem voor dag en nacht, zal een bedrag aan wachtvergoeding worden betaald, zoals genoemd in artikel 18 lid 7.
1.13. Ingeval de werktuigen zijn voorzien van slaapaccommodatie, zullen de ploegen aan boord worden gehuisvest.
In geval de werktuigen niet zijn voorzien van slaapaccommodatie zullen de ploegen worden gehuisvest in een aan de wal staande verblijfsgelegenheid. De slaapaccommodaties zullen in alle gevallen voldoen aan Nederlandse eisen op het gebied van comfort, hygiëne, verlichting, verwarming en geluidsisolatie.
1.14. Indien een ploegendienst aanvangt dan wel eindigt binnen de normale werkweek zal de van toepassing zijnde ploegentoeslag over de gehele werkweek worden betaald. Voorwaarde hiervoor is dat in deze werkweek de ploegendienst drie of meer dagen van toepassing is op de werknemer. Deze bepaling geldt niet indien over de andere dagen in deze werkweek een hogere ploegentoeslag van toepassing is.
1.15. De Paritaire Commissie Waterbouw is bevoegd in bijzondere gevallen van de bepalingen van dit artikel af te wijken en nadere regels te stellen.
§ 2 Dienstrooster en xxxxxxxxx 0 x -xxxxx.
2.1. In normale volle werkweken gelden de volgende werktijden: maandag 09.00 tot 21.00 uur dinsdag tot en met vrijdag 07.00 tot 19.00 uur.
Het personeel schaft afwisselend 2 x ½ uur per dag tussen resp. 11.00 en 13.00 uur en 16.00 en 18.00 uur. Het materieel draait gedurende deze periodes door, de vergoeding hiervoor is in de beloning begrepen.
2.2. Xxxxxx zijn twee halve ploegen op het werk en één halve ploeg thuis, zodat iedere individuele werknemer twee weken werkt en één week vrij is bij toerbeurt.
2.3. Aan de werknemer zal over elke volle werkweek de dienstentoeslag alsmede een toeslag van 22% worden betaald op het voor hem of haar geldende basisweekloon. Ongeacht of hij/zij in de werkende dan wel rustende ploeg is ingedeeld.
§ 3 Dienstrooster en beurtgang 2-ploegen.
3.1. In dagdienst.
3.1.1. In normale volle werkweken gelden de volgende werktijden:
Ploeg A | Ploeg B | |
maandag | 09.00 - 14.00 | 14.00 - 23.00 |
dinsdag | 05.00 - 14.00 | 14.00 - 22.00 |
woensdag | 05.00 - 14.00 | 14.00 - 22.00 |
donderdag | 05.00 - 14.00 | 14.00 - 22.00 |
vrijdag | 05.00 - 14.00 | 14.00 - 22.00 |
Het personeel schaft afwisselend gedurende één uur per dienst per dag. Het materieel draait gedurende deze periode door, de vergoeding hiervoor is in de beloning begrepen.
De aanvangstijden van deze ploegendienst kunnen worden aangepast in overleg met de Ondernemingsraad dan wel de personeelsvertegenwoordiging. De daarbij behorende eindtijden zullen op een dergelijke wijziging worden aangepast.
3.1.2. De ploegen wisselen wekelijks.
3.1.3. Aan de werknemer zal over elke volle werkweek de dienstentoeslag alsmede een toeslag van 27% worden betaald op het voor hem of haar geldende basisweekloon.
3.2. In dag- en nachtdienst.
3.2.1. In normale volle werkweken gelden de volgende werktijden:
Ploeg A Ploeg B
maandag 09.00 - 18.00 ma/di 18.00 - 06.00
dinsdag | 06.00 - 18.00 | di/wo | 18.00 - 06.00 |
woensdag | 06.00 - 18.00 | wo/do | 18.00 - 06.00 |
donderdag | 06.00 - 18.00 | do | 18.00 - 21.00 |
Het personeel schaft afwisselend gedurende één uur per dienst per dag. Het materieel draait gedurende deze periode door, de vergoeding hiervoor is in de beloning begrepen.
3.2.2. De ploegen wisselen wekelijks.
3.2.3. Aan de werknemer zal over elke volle werkweek de dienstentoeslag alsmede een toeslag van 38,5% worden betaald op het voor hem of haar geldende basisweekloon.
§ 4 Dienstrooster en xxxxxxxxx 0 x -xxxxx.
4.1. In normale volle werkweken gelden de volgende werktijden:
Ploeg A | Ploeg B | ||
maandag | 10.00 - 18.00 | ma/di | 18.00 - 06.00 |
dinsdag | 06.00 - 18.00 | di/wo | 18.00 - 06.00 |
woensdag | 06.00 - 18.00 | wo/do | 18.00 - 06.00 |
donderdag | 06.00 - 18.00 | do/vr | 18.00 - 06.00 |
vrijdag | 06.00 - 13.00 |
Het personeel schaft afwisselend gedurende één uur per dienst per dag. Het materieel draait gedurende deze periode door, de vergoeding hiervoor is in de beloning begrepen.
4.2. De ploegen wisselen wekelijks.
4.3. Steeds zijn twee ploegen op het werk en één halve ploeg thuis, zodat iedere werknemer vier weken werkt en één week vrij is bij toerbeurt.
4.4. Aan de werknemer wordt over elke volle werkweek de dienstentoeslag alsmede een toeslag van 29% betaald op het voor hem of haar geldende basisweekloon, ongeacht of hij/zij in de werkende dan wel rustende ploeg is ingedeeld.
§ 5 Dienstrooster en beurtgang 3-ploegen.
5.1. In normale volle werkweken gelden de volgende werktijden:
Eerste week: | Ploeg A | Ploeg B | Ploeg C(vrij) | |
maandag | 10.00 - 18.00 ma/di | 18.00 - 06.00 | vrij | |
dinsdag | 06.00 - 18.00 di/wo | 18.00 - 06.00 | vrij | |
woensdag | 06.00 - 18.00 wo/do | 18.00 - 06.00 | vrij | |
donderdag | 06.00 - 18.00 do/vr | 18.00 - 06.00 | vrij | |
vrijdag | 06.00 - 18.00 vr/za | 18.00 - 04.00 | vrij | |
Tweede week: | Ploeg C (dagd.) | Ploeg A (nachtd.) | Ploeg B (vrij) | |
Derde week: | Ploeg B (dagd.) | Ploeg C (nachtd.) | Ploeg A (vrij) |
Het personeel schaft afwisselend gedurende één uur per dienst per dag. Het materieel draait gedurende deze periode door, de vergoeding hiervoor is in de beloning begrepen.
5.2. Aan de werknemer zal over elke volle werkweek de dienstentoeslag alsmede een toeslag van 42½ % worden betaald op het voor hem of haar geldende basisweekloon, ongeacht of hij/zij in de werkende dan wel rustende ploeg is ingedeeld.
Artikel 17
Continudienst in 4-ploegen (168 uur)
1. In geval van een zich voordoende calamiteit, dan wel een objectief vast te stellen noodzaak tot het verrichten van werkzaamheden, waar de hiervoor vermelde diensten niet in voorzien, kan worden overgegaan tot het instellen van een continudienst van vier ploegen.
De werkgever is verplicht dit te melden bij de Paritaire Commissie, goedkeuring van deze commissie is niet vereist.
2. Naast de in het vorige lid genoemde gevallen kan in geval van spoedeisende reparatiewerkzaamheden aan een werf in een continudienst van vier ploegen gewerkt worden.
De werkgever is verplicht dit te melden bij de Paritaire Commissie, goedkeuring van deze commissie is niet vereist.
3. Bij de melding voor het instellen van een vierploegendienst dient de werkgever aan te geven of het noodzakelijk is om door te werken gedurende beide paas- en pinksterdagen als mede op Koninginnedag indien deze op maandag wordt gevierd en in de periode 25 december tot en met 1 januari. In deze gevallen dient om toestemming voor het instellen van een vierploegendienst te worden verzocht bij de Paritaire Commissie Waterbouw. Het aanwezig zijn van een objectief vast te stellen noodzaak dient ten behoeve van de Paritaire Commissie Waterbouw te worden aangetoond. De Paritaire Commissie zal de noodzakelijkheid van het doorwerken op genoemde dagen beoordelen.
In deze gevallen dient de werkgever een verklaring te overleggen dat het werken in een vierploegendienst op de betreffende feestdagen de instemming heeft van tweederde van de bemanning. De werkgever dient tevens aan te geven dat hij de aanvraag heeft gemeld bij zijn Ondernemingsraad c.q. Personeelsvertegenwoordiging.
Er zal niet gewerkt worden op beide Paas- en Pinksterdagen alsmede op Koninginnedag indien deze op maandag wordt gevierd en in de periode 25 december tot en met 1 januari. Voor ploegen die op dat moment zouden moeten werken, dus niet de ploegen welke volgens het schema vrijaf zijn, zal het loon worden doorbetaald over:
- beide paasdagen;
- beide pinksterdagen;
- beide kerstdagen;
- nieuwjaarsdag;
- Koninginnedag, indien deze op maandag wordt gevierd.
Indien het technisch onmogelijk is de werkzaamheden te onderbreken en het werk niet wordt stilgelegd1, zal aan de dan werkende ploegen compenserende, doorbetaalde, vrije tijd worden verleend voor:
- beide paasdagen;
- beide pinksterdagen;
- beide kerstdagen;
- nieuwjaarsdag;
- Koninginnedag indien deze op maandag wordt gevierd.
Voor de vrije dagen tussen Kerstmis en Nieuwjaar, alsmede voor de driewekelijkse vakantieperiode wordt geen loon betaald, omdat deze betaling in de dagrechtwaarde is opgenomen.
4. De werkgever, die een vierploegendienst wil instellen, dient dit drie weken voor de aanvang van de werkzaamheden toestemming te vragen c.q. dit te melden bij de in artikel 6 genoemde commissie. Dit geldt eveneens voor de werkgever die reparatiewerkzaamheden aan een werf wil doen.
Een aanvraag om te werken in vierploegendienst, heeft uitsluitend betrekking op het werk en of materieel waarvan in de aanvraag melding is gedaan en voor de in de aanvraag genoemde periode.
5. Voor aanvang van het werk dienen met betrekking tot de uitvoering van de sociale verzekering afdoende administratieve regelingen met het UWV te worden overeengekomen. Een eventuele ziektewetuitkering zal via de werkgever plaatsvinden.
6. Ter voorlichting van de werknemers zal de werkgever zorgdragen voor het in voldoende aantal aan boord en in verblijfsgelegenheden ophangen van afschriften van: het door de Paritaire Commissie Waterbouw goedgekeurde dienstrooster en de arbeidsvoorwaarden.
7. Voor Hemelvaartsdag en daarop volgende vrijdag wordt aan de dan werkende ploegen bij het einde van het werk compenserende, doorbetaalde, vrije tijd verleend voor de betreffende dag.
8. In normale werkweken zal de draaitijd van het materieel op het werk 168 uur zijn. De diensten worden als volgt ingedeeld hetzij,
1 . In alle andere gevallen zal niet op deze dagen gewerkt worden.
Voor de dagdienst: van 07.00 tot 19.00 uur.
Voor de nachtdienst: van 19.00 tot 07.00 uur, dan wel:
Voor de dagdienst: van 04.00 tot 12.00 uur resp. van 12.00 tot 20.00 uur; Voor nachtdienst: van 20.00 tot 04.00 uur;
derhalve in twee weken een totale werk/draaitijd van 84 uur per ploeg.
9. De wisseling van de ploegen zal op dinsdag/woensdag om 07.00 en 19.00 uur geschieden.
10. Op werkdagen, die aan in deze regeling genoemde erkende feestdagen voorafgaan, zal de werktijd eindigen op 19.00 uur, met dien verstande dat het personeel dezelfde avond de woning kan bereiken.
Op werkdagen, die op een in deze regeling genoemde erkende feestdag volgen zal de werktijd aanvangen om 09.00 uur.
In onderling overleg kan van de tijdstippen genoemd in deze regeling worden afgeweken. In geval er sprake is van verkorte werktijd ten opzichte van het normale ploegenschema in verband met feestdagen e.d. wordt de beloning van de werknemers in het vierploegensysteem berekend naar rato van het aantal gewerkte uren van de ploeg met de langste werktijd in de betreffende periode. Ten aanzien van de verstrekking van dagrechtwaarden geldt artikel 41 lid 10.
11. Voor de aaneengesloten zomervakantie zal de werktijd eveneens eindigen op 19.00 uur. Na de aaneengesloten zomervakantie zal de werktijd eveneens om 09.00 uur aanvangen.
Voor, dan wel na, de zomervakantie zal de werknemer boven de drieweekse aaneengesloten periode aansluitend de rustperiode opnemen, die bij werken in de voorafgaande periode op grond van het dienstrooster opgebouwd is.
12. Bij de aanvraag om toestemming voor het instellen van een vierploegendienst, zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel, dient de werkgever specifiek aan te geven in welk werk-verlofschema er zal worden gewerkt. In het geval er wordt verzocht om in een schema "twee weken op en twee weken af" te werken, dient de werkgever een verklaring te overleggen dat dit de instemming heeft van tweederde van de bemanning. De Paritaire Commissie Waterbouw zal een dergelijke aanvraag separaat toetsen, naast een toetsing als genoemd in lid 3 van dit artikel.
13. Indien een werknemer overeenkomstig artikel 41 een snipperdag wenst op te nemen, zal de looninhouding plaatsvinden op basis van de voor hem geldende werkdag (1/5 deel van vierploegenloon).
14. De werkgever draagt zorg voor huisvesting en voeding.
15. Indien een werknemer recht heeft op vrijaf volgens artikel 42 lid 2 tot en met 9 is de CAO van toepassing.
16. Beloning
- basisweekloon;
- dienstentoeslag;
- toeslag 43%;
- € 60 bruto bonus.
17. In verband met de gemiddelde basiswerkweek van 36 uur bestaat voor iedere vier weken in volcontinudienst recht op één vrije dag tegen een beloning van 1/5 deel van het voor de werknemer geldende vierploegenloon.
Deze dag kan in overleg met de werkgever worden opgenomen.
Artikel 18 Wacht
1. Door de werkgever zullen dusdanige regelingen worden getroffen dat de bemanningsleden van een werktuig niet met de wacht behoeven te worden belast.
2. Teneinde aan het in lid 1 van dit artikel bepaalde te kunnen voldoen zal het in de meeste gevallen nodig blijken dat de werkgever voor de uitoefening van de wachtfunctie speciale werknemers in dienst neemt.
Het loon van deze wachtslieden zal minimaal bedragen de in lid 8 van dit artikel genoemde bedragen. Bij verlengde weekendwacht vallende op feestdagen zal het loon voor die dagen minimaal het dubbele van de in lid 8 voorziene vergoeding voor een etmaal bedragen.
Deze werknemers hebben verder aanspraak op:
a. een dienstentoeslag van 6%;
b. vergoeding van reiskosten;
c. de voedingstoeslag;
d. 5 weekenden verlof per jaar met doorbetaling van het overeengekomen loon en dienstentoeslag;
e. 8% vakantietoeslag over het bruto loonbedrag en dienstentoeslag.
Bij een dienstverband korter dan een jaar wordt het recht op verlof en vakantie naar rato berekend.
3. In bijzondere, plotseling optredende omstandigheden, waardoor geen wachtsman aanwezig is, terwijl naar het oordeel van de werkgever de situatie een wachtsman noodzakelijk maakt, blijft deze verplichting op de bemanning rusten, dan wel kunnen hiervoor werknemers worden ingezet die op dat moment geen actieve dienst op het materieel vervullen.
4. Tijdens de normale werkweek is het personeel overigens buiten de werktijd afwisselend verplicht voor de veiligheid van het mede door hen bevaren materieel zorg te dragen zonder daarvoor betaling te kunnen vorderen, met dien verstande, dat op het werktuig steeds iemand boven de leeftijd van twintig jaar aanwezig is. Indien de wacht door twee personen wordt gedaan, behoeft slechts één wachtsman twintig jaar of ouder te zijn. De hiervoor genoemde leeftijden zijn ook van toepassing bij wachtdoen tijdens de weekeinden.
5. Het bepaalde in lid 4 van dit artikel is niet van toepassing op personeel dat dienst doet op werktuigen die zijn opgelegd aan een opslagplaats of voor reparatie aan een scheepswerf verblijven of in een daarmee vergelijkbare situatie verkeren.
6. Tot de verplichtingen van de wachtsman behoort de zorg voor de veiligheid en het behoud van het aan hem of haar toevertrouwde materieel, waaronder mede wordt verstaan een juiste naleving van de scheepvaartreglementen en verzorging van verlichting en verwarming aan boord.
7. Een werknemer die belast wordt met het wachthouden van vrijdag tot maandag, ontvangt daarvoor een wachtvergoeding zoals opgenomen in bijlage 3 van deze CAO.
8. Voor een werknemer die uitsluitend in dienst genomen is als wachtsman, zoals in lid 2 genoemd, bedraagt het loon:
Per 1 januari 2006 | Per 1 januari 2007 | |
Voor een weekend | € 293,03 | € 297,43 |
Voor een etmaal | € 146,51 | € 148,70 |
Voor een nacht | € 71,92 | € 73,00 |
Hoofdstuk 5. Functiewaardering en Beloning
Artikel 19
Functiewaarderingssysteem 2004
1. Met ingang van 1 januari 2004 geldt het Functiewaarderingssysteem Waterbouw.
2. Het Functiewaarderingssysteem kenmerkt zich door een functiestructuur waarin alle veel voorkomende functies zijn gewaardeerd. De functies zijn terug te vinden in bijlage 1 en 2 van deze CAO.
3. Bij het Functiewaarderingssysteem Waterbouw hoort tevens een beloningsstructuur. Deze is te vinden in bijlage 3 van deze CAO.
4. Onder het begrip basisweekloon wordt verstaan: het basisuurloon dat geldt voor de betreffende werknemer vermenigvuldigt met het aantal uren van zijn gemiddelde werkweek conform artikel 14. In de basisweeklonen zijn alle vergoedingen voor reistijd woon-werkverkeer en reistijd op het werk (met uitzondering van het bepaalde in artikel 32 ) inbegrepen.
Artikel 20
Functie-indeling en looninschaling
1. De individuele arbeidsovereenkomst van de werknemer wordt door de invoering van het Functiewaarderingssysteem Waterbouw niet gewijzigd. De invoering van het Functiewaarderings- systeem Waterbouw heeft geen negatief gevolg voor het loon dat door een werknemer feitelijk verdiend wordt.
2. Een werknemer, in dienst bij een werkgever zoals bedoeld in artikel 1 lid 2, die op 31 december 2003 werkzaam was in de bedrijfstak diende op die datum te zijn ingedeeld volgens het Functiewaarderingssysteem Waterbouw zoals genoemd in artikel 19.
3. De indeling, als bedoeld in lid 2, wordt aan de werknemer schriftelijk bevestigd. De schriftelijke bevestiging bestaat uit:
- indeling in de functiegroep
- functiebenaming
- indeling in loonschaal en loontrede
- de hoogte van de eventuele persoonlijke (garantie)toeslag
4. a. Een werknemer wordt op grond van zijn functie in de beloningsstructuur ingeschaald.
b. Een werknemer, die op 31 december 2003 in de bedrijfstak werkzaam was, wordt ingeschaald, in de direct naast hogere loontrede boven zijn bestaande basisweekloon, dat van toepassing was direct voor invoering van het Functiewaarderingssysteem Waterbouw.
5. Indien een combinatie van werkzaamheden leidt tot een functie die niet in het functiewaarderingssysteem is opgenomen en die bij een substantieel deel van de medewerkers in de branche voorkomt, zal deze functie in het Functiewaarderingssysteem Waterbouw worden gewogen en opgenomen worden in het systeem.
Artikel 21
Niet met name genoemde functies
1. Ten aanzien van functies, die niet met name zijn genoemd in bijlage 1 en 2, zal voor de beloning zoveel mogelijk aansluiting worden gezocht bij een functie die naar de aard van de werkzaamheden en de omstandigheden waaronder de werkzaamheden worden verricht, in overwegende mate overeenkomt met een functie, die in bijlage is genoemd. De werknemer wordt dan ingedeeld in de daarvoor geldende functiegroep.
2. Indien een dergelijke aansluiting als bedoeld in lid 1, niet gevonden kan worden, wordt aansluiting gezocht bij een functie in de CAO van een relevante andere bedrijfstak.
Artikel 22
Systeem van loontreden
1. Een werknemer kan ieder kalenderjaar een loontrede binnen zijn loonschaal groeien, totdat hij de hoogste loontrede in zijn schaal heeft bereikt. Een hogere loontrede kan op twee manieren worden bereikt:
Kalenderjaar | Automatisch | Beoordeling |
Oneven | Ja, op 1 april van het oneven kalenderjaar en indien op 1 februari voorafgaand in bedrijfstak werkzaam | Nee |
Even | Nee | Ja, beoordelingsperiode tussen 1 april oneven kalenderjaar en 1 april even |
kalenderjaar |
Werknemers worden voor het eerst beoordeeld in de periode tussen 1 april 2005 en 1 april 2006. Bij een positieve beoordeling wordt de hogere loontrede per 1 april 2006 toegekend.
2. CAO-partijen behouden zich het recht voor om in de toekomst af te wijken van 1 april als reguliere datum voor het toekennen van een hogere loontrede.
Artikel 23
Garantieregeling en persoonlijke garantietoeslag
1. De garantieregeling geldt voor iedereen die op 31 december 2003 werkzaam was in de bedrijfstak. De werknemer die op 31 december 2003 werkzaam was in de bedrijfstak en een basisweekloon had dat hoger was dan het basisweekloon van de hoogste loontrede van de nieuwe loonschaal waar hij is ingedeeld (op 1 januari 2004), behoudt het loonniveau van het basisweekloon van 31 december 2003. Het verschil tussen het oude en nieuwe basisweekloon wordt garantietoeslag genoemd.
2. De persoonlijke garantietoeslag wordt, op dezelfde momenten en met hetzelfde percentage aangepast als de basislonen.
3. De persoonlijke garantietoeslag is onderdeel van het vast en regelmatig genoten loon in de zin van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen (ook na indexatie en/of een initiële verhoging van de lonen, als gevolg van CAO-afspraken) dat doorwerkt in alle regelingen die aan het loon zijn gekoppeld.
4. De persoonlijke garantietoeslag neemt af, indien de werknemer een promotie krijgt en op grond daarvan in een hogere loonschaal wordt ingedeeld. De toeslag neemt af met het bedrag van genoemde promotieverhoging.
5. De werknemer blijft recht houden op de persoonlijke garantietoeslag als hij verandert van werkgever binnen de bedrijfstak.
6. Het recht op toekenning of behoud van de persoonlijke garantietoeslag vervalt als de werknemer:
- met (vroeg)pensioen gaat
- vrijwillig ontslag neemt en buiten de werkingssfeer van de XXX xxxx
- na een onvrijwillig ontslag 12 maanden aaneengesloten werkloos is geweest
- een lagere functie aanvaardt bij zijn huidige/voormalige werkgever of bij een andere werkgever.
Artikel 24
Wijze van beoordelen2
1. Een werknemer wordt beoordeeld volgens het geldende beoordelingssysteem binnen de onderneming waar hij werkzaam is.
2. Het beoordelingssysteem zal helder en eenduidig binnen de onderneming moeten worden vastgelegd en moet ten minste de volgende beoordelingscriteria bevatten:
a. productiviteit/productievaardigheid
b. veiligheid
x. xxxxxxxxxxxxxx
d. kostenbewustzijn
e. samenwerken
f. leidinggeven (indien relevant)
2. Partijen hebben een leidraad ontworpen die op te vragen is bij het Secretariaat van CAO-partijen, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxx.
3. Werknemers dienen bij indiensttreding, doch uiterlijk in het jaar dat zij beoordeeld worden, ruim van te voren in kennis te worden gesteld van de criteria waarop zij beoordeeld worden.
4. Ingeval een onderneming geen beoordelingssysteem heeft of een beoordelingssysteem heeft dat niet aan de door CAO-partijen gestelde criteria voldoet, dient aan alle werknemers van de betreffende onderneming automatisch een hogere loontrede te worden toegekend.
5. De individuele werknemer die:
a. tenminste 3 maanden, voor 1 april in dienst is bij een onderneming vallend onder de werkingsfeer van deze CAO, en
b. niet is beoordeeld, of
c. niet conform de door partijen vastgestelde systematiek is beoordeeld krijgt automatisch een hogere loontrede toegekend per 1 april.
Artikel 25
Bezwaar- en geschillenprocedure
1. Een werknemer die geen hogere loontrede heeft gekregen op grond van zijn beoordeling, kan daartegen bezwaar aantekenen bij zijn werkgever.
2. Indien de in het vorige lid genoemde bezwaren van de werknemer niet worden weggenomen of ingetrokken, kan de werknemer met zijn werkgever het geschil voorleggen aan de paritaire geschillencommissie zoals bedoeld in artikel 61 van deze CAO.
Artikel 26 Vervallen
Artikel 27
Tewerkstelling in een andere functie
1. Indien een werknemer voor een korte periode wordt tewerkgesteld in een hogere functie, zijn de loon- en arbeidsvoorwaarden van toepassing die voor die hogere functie gelden, hetgeen geschiedt in de vorm van een tijdelijke toeslag. Dit geldt gedurende de gehele periode van vervanging, mits de tewerkstelling aaneengesloten een werkweek of meer heeft geduurd, tenzij de wet anders bepaalt.
Na een tijdelijke tewerkstelling in een hogere functie, waar dan ook in eigen bedrijf vervuld, die langer dan 6 maanden heeft geduurd, behoudt de werknemer aanspraak op de tijdelijk verstrekte vaste functietoeslag.
Voor de toepassing van de termijn van 6 maanden, worden onderbrekingen van deze termijn, korter dan 3 maanden, buiten beschouwing gelaten.
2. Ten aanzien van de in het vorige lid genoemde beloning, geldt dat het basisloon van een werknemer verhoogd wordt met een vaste functietoeslag volgens onderstaande tabel3:
Van Functiegroep naar Functiegroep | Procentuele verhoging |
Van G naar F | 4% |
Van F naar E | 6% |
Van E naar D | 6% |
Van D naar C | 7% |
Van C naar B | 10% |
Van B naar A | 10% |
3. Tewerkstelling in een lagere functie zal slechts voor tijdelijk plaatsvinden en met behoud van de loon- en arbeidsvoorwaarden, die voor de desbetreffende werknemer gedurende de laatste vier weken van toepassing waren.
3 De in de tabel genoemde percentages zijn berekend op basis van de beloningsverschillen in de genoemde functiegroepen en geënt op de laagste loontrede. Naarmate de functies zwaarder zijn gewogen in het Functiewaarderingssysteem Waterbouw zijn de percentages groter.
Artikel 28
Betaling van het loon
1. Op de betaaldag zal de werkgever het loon van de werknemer uitbetalen. Dit geldt ook voor het geval de werknemer op een andere dan de betaaldag is ontslagen of zelf ontslag heeft genomen. Het loon wordt wekelijks uitbetaald, echter met inachtneming van de leden 2, 3 en 4 van dit artikel.
2. Het invoeren van één tot en met maximaal vijf pendagen wordt aan het oordeel van de werkgever overgelaten. Indien echter méér dan twee pendagen zijn ingevoerd, is de werkgever verplicht op de wekelijkse betaaldag een voorschot te verstrekken, dat tenminste gelijk is aan het over de gewerkte dagen verschuldigde netto basisloon. Het is de werkgever niet toegestaan genoemd voorschot geheel of gedeeltelijk in mindering te brengen op volgende uitbetalingen. Bij beëindiging van het dienstverband zal eerdergenoemd voorschot met het laatste loon worden verrekend.
3. De werkgever is bevoegd de betaling van een gedeelte van het in een bepaalde week verdiende loon te verschuiven naar de eerstvolgende betaaldag, met dien verstande, dat dan op de normale betaaldag van die bepaalde week tenminste het over de gewerkte dagen verschuldigde basisloon moet worden uitbetaald.
4. De werkgever is tevens bevoegd het loon over een periode van een maand, dan wel vier weken te berekenen en het basisloon alsmede de dienstentoeslag, ten laatste in de week volgende op die periode uit te betalen. De overige beloningscomponenten dienen in dit geval uiterlijk één maand, respectievelijk vier weken, volgend op die periode te worden uit betaald.
Xxxxxxx een werkgever overschakelt van een beloning op wekelijkse basis naar een beloning op maandelijkse respectievelijk vierwekelijkse basis, dient die werkgever gedurende een overgangsperiode van drie maanden een overgangsregeling te treffen. Deze overgangsregeling dient te waarborgen dat betreffende medewerkers gedurende de overgangsperiode geleidelijk kunnen gewennen aan de nieuwe betalingswijze.
5. Bij de betaling van het loon aan de werknemer zal een schriftelijke specificatie worden gevoegd van:
a.Het brutoloon, gespecificeerd als volgt: basisloon, dienstentoeslag, eventuele overuren, eventuele wachtvergoedingen, belastbare deel dagrechtwaarde, eventuele vergoedingen en/of toeslagen enz.;
x.xx inhoudingen ingevolge: loonheffing, (bedrijfs)pensioen en andere bedrijfstakeigen regelingen alsmede het door de werknemer verschuldigde aandeel in de premie sociale zekerheid;
c.dagrechtwaarden.
6. Het herhaaldelijk niet betalen van het volledige loon en/of het niet verstrekken van de dagrechtwaarden op de betaaldag, in acht genomen het bepaalde in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel, kan voor de werknemer een dringende reden tot onmiddellijke beëindiging van het dienstverband opleveren, als bedoeld in artikel 7:679 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 29 Beloning
1. De beloningen zijn van kracht zoals deze zijn aangegeven in bijlage 3 van deze CAO.
2. De dienstentoeslag bedraagt 6% van het basisweekloon.
3. Het basisweekloon wordt verkregen door het uurloon van de werknemer te vermenigvuldigen met het aantal uren van zijn gemiddelde basiswerkweek conform artikel 14.
In de basisweeklonen zijn ten volle begrepen alle vergoedingen voor reistijd woonwerk verkeer en reistijd op het werk, met uitzondering van het in artikel 32 bepaalde.
Artikel 30
Loonsverhoging, Indexering en Eenmalige uitkering
1. Structurele loonsverhogingen
a. Per 1 januari 2006 worden de lonen verhoogd met 1,75%
b. Per 1 januari 2007 worden de lonen verhoogd met 2,0%
2. Wijzigingen in de lonen worden doorgevoerd in de eerste volle loonweek na genoemde wijzigingsdata tenzij de wijzigingsdatum valt op een maandag.
Artikel 31
Xxxxx voor jeugdigen
Aan een werknemer beneden de leeftijd van 21 jaar worden de volgende percentages van de in bijlage 3 genoemde lonen van een volwassen werknemer in groep F laagste loontrede betaald:
Leeftijd | zonder of in vakopleiding | met vakopleiding |
16 jaar | 50 % | 55% |
17 jaar | 57,5 % | 65% |
18 jaar | 68,75 % | 75% |
19 jaar | 80 % | 85% |
20 jaar | 90 % | 95% |
Aan de werknemer die voor het eerst in de bedrijfstak werkzaam is en geen vakopleiding volgt wordt gedurende maximaal één jaar een loon betaald op basis van de hierboven genoemde percentages van het loon van een volwassen werknemer in groep G laagste loontrede.
Artikel 32
Beloning in bijzondere situaties
1. Aan personeel, dat dienst doet op werktuigen, die zijn opgelegd aan een opslagplaats, voor reparatie aan een scheepswerf verblijven of zijn stilgelegd (om een andere reden dan tengevolge van vorst), dan wel voor personeel, dat in een daarmee vergelijkbare situatie verkeert, wordt het basisweekloon en de daarbij behorende dienstentoeslag betaald.
2. Reiskosten, voedingstoeslag, wachtvergoeding alsmede uitrustingstoeslag en de dagrechtwaarden zullen, indien toepasselijk, in de onder lid 1 van dit artikel genoemde gevallen daarenboven worden betaald.
3. De werknemer heeft recht op een dienstentoeslag.
Hiervan is uitgezonderd de werknemer die geen functie uitoefent aan boord van een werktuig en wiens functie conform artikel 21 is ingedeeld.
De dienstentoeslag, die 6% bedraagt, dient boven het basisloon te worden betaald. De dienstentoeslag is bij de bepaling van de dagrechtwaarde reeds meegeteld.
Artikel 33
Beloning bij overwerk
1. Indien langer dan 36 uur per werknemer per week wordt gewerkt (ook ingeval van reparaties en andere aanpassingswerkzaamheden), zullen overuren worden betaald als volgt:
a.Voor de overuren, vallende tussen 05.00 en 22.00 uur, voorzover niet vallend in een weekend, wordt het basisuurloon, inclusief eventuele persoonlijke garantietoeslag, verhoogd met 5%, met dien verstande dat over de eerste vijf van deze overuren per week het basisuurloon van toepassing is.
b.Voor de overuren, vallende tussen 22.00 en 05.00 uur, voorzover niet vallend in een weekend, wordt het basisuurloon, inclusief eventuele persoonlijke garantietoeslag, verhoogd met 12,5%. c.Voor de overuren op zaterdag vallende tussen 00.00 en 24.00 uur, wordt het basisuurloon,
inclusief eventuele persoonlijke garantietoeslag, verhoogd met 50%.
d.Voor de overuren op zondag vallende tussen 00.00 uur en 24.00 uur, wordt het basisuurloon, inclusief eventuele persoonlijke garantietoeslag, verhoogd met 75%.
De basisuurlonen inclusief overwerktoeslagen zijn weergegeven in de tabellen in bijlage 3.
2. In afwijking van het bovenstaande worden aan de schipper hulpmaterieel, die de uitvoerder of de directie plegen te vervoeren en dientengevolge tijdens de normale werktijd gedurende lange periode geen arbeid behoeven te verrichten, alleen overuren betaald voor arbeid, verricht voor
06.30 uur en na 18.00 uur.
3. De werknemer heeft het recht de vergoeding voor overwerk aan te wenden voor individuele kapitaalopbouw voor zijn (pre)pensioenregeling, spaarpensioenregeling, spaarloonregeling dan wel levensloopregeling. Een en ander voor zover wettelijk en fiscaal is toegestaan.
4. De werknemer, geboren voor 1 januari 1950, heeft de keuze om de eerste vijf overuren genoemd onder lid 1 sub a uit te laten betalen dan wel te kiezen voor een betaling die gedeeltelijk voor individuele kapitaalopbouw van zijn/haar (pre)pensioenregeling, spaarloonregeling dan wel levensloopregeling wordt aangewend.
Er wordt een bedrag ter grootte van 90,75% van het bruto basisuurloon uitbetaald, waarbij tevens een bedrag ter grootte van 18,5% van het bruto basisuurloon door de werkgever zal worden gestort ten behoeve van individuele kapitaalopbouw voor de (pre)pensioenregeling, spaarloonregeling of levensloopregeling van de werknemer.
5. De werknemer, geboren op of na 1 januari 1950, heeft de keuze om de eerste vijf overuren genoemd onder lid 1 sub a uit te laten betalen dan wel te kiezen voor een betaling die gedeeltelijk voor individuele kapitaalopbouw van zijn/haar spaarpensioenregeling, spaarloonregeling dan wel levensloopregeling wordt aangewend. Er wordt een bedrag ter grootte van 90,75% van het bruto basisuurloon uitbetaald, waarbij tevens een bedrag ter grootte van 18,5% van het bruto basisuurloon door de werkgever zal worden gestort ten behoeve van individuele kapitaalopbouw van de spaarpensioenregeling, spaarloonregeling of levensloopregeling van de werknemer.
Hoofdstuk 6. Vergoedingen en verzekeringen
Artikel 34
Toeslagen en vergoedingen
1. Als voedingstoeslag zal een bedrag van € 13,02 per dag worden betaald, doch niet aan die werknemers die in de plaats van hun woning zijn tewerkgesteld of die als regel iedere avond naar huis gaan, tenzij de werknemer een uur of meer nodig heeft voor het afleggen van de afstand van huis tot plaats van werken en hij/zij later dan 19.00 uur thuiskomt.
2. Voor noodzakelijk gebruik door de werknemer van zijn eigen uitrusting zal een bedrag van
€ 1,68 (per 1 januari 2007: € 1,71) per dag worden betaald. In het geval de werkgever een pakket persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer verstrekt, zal geen uitrustingstoeslag worden uitgekeerd
3. De vergoedingen, genoemd onder 1 en 2, zullen slechts worden gegeven over dagen, waarop de werknemer arbeid heeft verricht. Wachtdoen geldt in dit verband als arbeid.
4. De vergoedingsregeling voor stagiaires is vastgelegd in bijlage 8.
5. Voor stortpersoneel is lid 1 van dit artikel niet van toepassing. De werkgever zal aan deze categorie werknemers indien zij wekelijks naar huis reizen, op kosten van de werkgever een behoorlijke voeding en logies verstrekken. De logiesfaciliteiten zullen in alle gevallen voldoen aan Nederlandse eisen op het gebied van comfort, hygiëne, verlichting, verwarming en geluidsisolatie.
Artikel 35
E.H.B.O.-diploma, BHV-diploma
1. Een werknemer die in het bezit is van een geldig EHBO-diploma en regelmatig de vereiste herhalingscursussen volgt, ontvangt in de laatste betalingsperiode van elk jaar een brutovergoeding van € 194,00 (per 1 januari 2007: € 197,00) over dat jaar.
Een werknemer die door de werkgever is verzocht een door het SOOW georganiseerde cursus Bedrijfshulpverlening te volgen en het daaraan verbonden diploma heeft behaald, ontvangt in de laatste betalingsperiode van elk jaar een BHV-vergoeding van € 242,00 ( per 1 januari 2007:
€ 245,00) bruto. Xxxxxxx een werknemer zowel in aanmerking komt voor een EHBO.-vergoeding als een BHV-vergoeding, zal uitsluitend de BHV-vergoeding worden toegekend.
De in dit lid genoemde vergoedingen worden uitgekeerd door de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Waterbouw (SOOW), dan wel door haar eventuele rechtsopvolger.
2. Onder werknemer wordt ten deze mede verstaan de persoon die een WW-, vorstverlet- of ziektewetuitkering krijgt mits deze niet langer heeft geduurd dan een vol jaar en deze personen tevoren werknemer waren in de zin van artikel 1 lid 3 van deze CAO. Als peildatum geldt 31 maart van elk jaar.
3. De in de vorige leden bedoelde jaren betreffen zowel het kalenderjaar 2006 als 2007.
Artikel 36
Woon-werkverkeer en reiskostenvergoeding
1. Reisfrequentie
a. Met betrekking tot de in artikel 15 c.q. artikel 16 en 17 bedoelde werkweek geldt als uitgangspunt dat er wekelijks van en naar huis wordt gereisd.
b. In overleg tussen werkgever en de werknemer die conform artikel 15 in de enkele ploeg werkt kunnen, indien de werkzaamheden dat toelaten, afspraken worden gemaakt over de mogelijkheid om dagelijks van en naar huis te reizen.
2. De wekelijkse reis
a. De werknemer die wekelijks reist zal op maandag niet vroeger dan 06.00 uur hoeven te vertrekken vanaf huis.
b. In uitzonderingsgevallen kan de werkgever de werknemer verzoeken van het hiervoor genoemde tijdstip af te wijken. De werknemer zal er naar streven op een redelijke wijze aan dat verzoek te voldoen, opdat de voorgeschreven werktijd zoveel mogelijk wordt bereikt.
c. De werknemer die werkzaamheden verricht zoals genoemd in artikel 32, wordt in de gelegenheid gesteld te reizen gedurende werktijd, dan wel wordt de vastgestelde reisduur tegen basisloon vergoed.
3. De dagelijkse reis
a. Die werknemer, als genoemd in lid 1 sub b van dit artikel, die dagelijks reist, ontvangt een vergoeding van de dagelijkse reiskosten tot een maximum van 60 kilometer voor de heenreis en 60 kilometer voor de terugreis per dag.
b. De werknemer die werkzaamheden verricht zoals genoemd in artikel 32 en die in afwijking van het gestelde onder lid 2 sub c - op verzoek van de werkgever niet wekelijks maar dagelijks van en naar huis reist, wordt - ter bepaling door de werkgever - in de gelegenheid gesteld te reizen gedurende werktijd, dan wel wordt de reisduur tegen basisloon vergoed, onder aftrek van één reisuur per dag.
4. Bepaling reisduur
a. Bij gebruik van openbaar vervoer of van een door de werkgever ter beschikking gesteld vervoermiddel wordt onder reisduur verstaan, het tijdsverloop tussen vertrek van het vervoermiddel naar en aankomst op de plaats van het werk (de aflossteiger) en omgekeerd.
b. Bij gebruik van een eigen vervoermiddel wordt ter bepaling van de reisduur aangenomen, dat per uur de volgende afstanden worden afgelegd:
- per rijwiel 15 km;
- per rijwiel met hulpmotor 25 km;
- per twee- of driewielig motorvoertuig 40 km;
- per auto 60 km.
5. Reiskostenvergoeding
a. Indien de werknemer bij het woon-werkverkeer als bedoeld in de leden 2 en 3 van dit artikel, gebruik moet maken van openbaar vervoer, worden de reiskosten volledig vergoed, tegen het tarief van de tweede klasse.
b. Indien een werknemer naar het oordeel van de werkgever voor het woon-werkverkeer en/of voor zakelijk verkeer, gebruik moet maken van een eigen vervoermiddel, ontvangt hij/zij hiervoor de hierna genoemde vergoeding:
Gebruik van | 1 januari 2006 | 1 januari 0000 |
Xxxxxxx | € 0,90 per dag | € 0,92 per dag |
Rijwiel met hulpmotor | € 0,12 per km met een minimum van € 1,46 per dag | € 0,12 per km met een minimum van € 1,48 per dag |
Twee- of driewielig motorvoertuig | € 0,19 per km | € 0,20 per km |
Auto | € 0,12 per km per inzittende met een minimum van € 0,34 per km en een maximum van € 0,36 | € 0,12 per km per inzittende met een minimum van € 0,34 per km en een maximum van € 0,36 |
c. De vergoeding voor woon-werkverkeer zal in andere gevallen gelijk zijn aan de rijwielvergoeding.
Artikel 37 Kinderopvang
1. Een werknemer heeft recht op een financiële bijdrage van de werkgever voor de opvang van kinderen die jonger zijn dan 13 jaar, op voorwaarde dat deze opvang plaatsvindt in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang (mits door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau).
2. De in lid 1 genoemde financiële bijdrage van de werkgever bedraagt maximaal het fiscaal vrijgestelde bedrag van eenzesde deel van de directe kosten per kind per jaar. Bij de werkgeversbijdrage wordt uitgegaan van het door de fiscus vastgestelde maximumuurtarief (2006: € 5,72 voor dagopvang en € 6,03 voor buitenschoolse opvang).
3. De hiervoor genoemde werkgeversbijdrage zal niet meer bedragen dan € 2.224,00 per kind per jaar.
4. Om in aanmerking te komen voor de in dit artikel genoemde tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, dient de werknemer aan de volgende voorwaarden te voldoen:
a. Het toetsen van de aanvragen en tegemoetkomingen van de werkgever wordt via de personeelsafdeling van de bedrijven uitgevoerd.
b. Er is sprake van kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of van gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
c. De werknemer dient zijn declaratie plus bewijsstukken over een kalenderjaar in, in de maand januari.
d. Aanlevering bewijsstukken; een bewijs van registratie van het kindercentrum of het gastouderbureau (kopie van een recent uittreksel uit het gemeenteregister met gemelde kindercentra en gastouderbureaus), een kopie van de factuur van het kinderopvanginstituut, een bewijs van betaling aan het kinderopvanginstituut en eventueel (bij eenouderschap) een Loonbelastingverklaring.
e. De werknemer is verplicht wijzigingen in zijn kinderopvangsituatie schriftelijk aan de werkgever te melden.
Artikel 38 Ongevallenverzekering
Verzekeringsplicht.
1. De werkgever is verplicht voor de werknemers, die onder deze CAO vallen, een verzekering af te sluiten die een uitkering garandeert ingeval van blijvend lichamelijk letsel of dood ten gevolge van een ongeval, de werknemer, in of buiten dienstverband, overkomen.
2. De in lid 1 genoemde verzekering dient in te houden een recht van de werknemer op een uitkering van € 29.496,00 ingeval van overlijden en van € 45.378,00 ingeval van algehele blijvende invaliditeit; een en ander volgens de bepalingen in bijlage 6.
3. De werkgever kan dispensatie aanvragen van bepalingen die verband houden met de verzekeringsplicht. De dispensatie dient te worden aangevraagd bij de Paritaire Commissie Waterbouw.
Artikel 39
Verlies van uitrusting en andere eigendommen van de werknemer
Behoudens indien anders door de wet geregeld zal de werkgever bij diefstal, alsmede bij verlies of schade aan uitrusting of andere eigendommen van de werknemer ten gevolge van brand, ontploffing, zinken van vaartuigen en andere calamiteiten, toe te rekenen aan de werken of het materieel een schadevergoeding betalen tot een maximum van € 1507,00 (per 1 januari 2007:
€ 1530,00) per werknemer per evenement onder de volgende voorwaarden. Het bestaan en de omvang van het verlies of de schade dienen door de werknemer ten genoegen van de werkgever te worden aangetoond. In geval van diefstal zal de werknemer een schriftelijk bewijs
van aangifte bij de politie dienen te overleggen aan de werkgever. Vergoeding vindt alleen plaats, indien het voorwerpen of andere eigendommen betrof, die de werknemer redelijkerwijze nodig heeft voor zijn verblijf op het werk c.q. aan boord, en hij redelijke voorzorgen genomen heeft om bij normale werkomstandigheden teloorgaan te voorkomen
Artikel 40 Spaarloon
De werkgever is verplicht om iedere werknemer in de gelegenheid te stellen optimaal gebruik te kunnen maken van de wettelijk toegestane spaarloonfaciliteiten. Indien de werknemer deelneemt aan de spaarloonregeling, is het niet mogelijk daarnaast deel te nemen aan de levensloopregeling.
De spaarloonregeling is ondergebracht bij de Stichting Spaarfonds Waterbouw. In de statuten en reglementen van dit fonds wordt bepaald onder welke voorwaarden de spaarloonregeling op de werknemer van toepassing is.
Hoofdstuk 7. Vakantie, feestdagen en bijzonder verlof
Artikel 41
Vakantie, snipperdagen, feestdagen
1. Gedurende de vakantiejaren 2006/2007 en 2007/2008 heeft iedere werknemer recht op vakantie- en snipperdagen gedurende 26 werkdagen per jaar. Bovendien heeft hij recht op vrijaf op 1 januari indien deze dag niet op een zaterdag of zondag valt en tijdens de algemeen erkende christelijke feestdagen. Koninginnedag geldt als een normale werkdag, waarop geen recht op vrijaf bestaat; behoudens in het geval Koninginnedag wordt gevierd op maandag. Voor de bepaling van de vakantie- en snipperdagen wordt de werkweek geacht vijf dagen te bevatten.
2.a. Gedurende het vakantiejaar 2006/2007 hebben de volgende werknemers recht op extra verlof en wel, tezamen met het in lid 1 van dit artikel genoemde aantal, tot een totaal van:
- werknemers geboren op of na 1 januari 1988 29 werkdagen
- werknemers geboren voor 1-1-1952 41 werkdagen
- werknemers geboren voor 1-1-1947 44 werkdagen
Gedurende het vakantiejaar 2007/2008 hebben de volgende werknemers recht op extra verlof en wel, tezamen met het in lid 1 van dit artikel genoemde aantal, tot een totaal van:
- werknemers geboren op of na 1 januari 1989 29 werkdagen
- werknemers geboren voor 1-1-1953 41 werkdagen
- werknemers geboren voor 1-1-1948 44 werkdagen
b. Het recht op extra verlofdagen als genoemd in lid 2a gaat in bij aanvang van het nieuwe rechtjaar.
3. Door de werknemers moeten vijftien dagen van het verlof aaneengesloten worden genomen gedurende een aaneengesloten periode in de maanden juli en augustus. De vaststelling van dit verlof dient tijdig en in onderling overleg te worden vastgesteld.
De Paritaire Commissie Waterbouw is bevoegd van het bepaalde in de voorgaande alinea dispensatie te verlenen.
4. Op verzoek van een werknemer kan, in overleg tussen werknemer en werkgever, in afwijking van het in lid 3 bepaalde, op een ander tijdstip een aaneengesloten vakantieperiode van vijftien werkdagen worden opgenomen.
De werknemer heeft de mogelijkheid om twintig vakantiedagen aaneengesloten op te nemen mits dit niet strijdig is met het bedrijfsbelang.
5. De na aftrek van de aaneengesloten zomervakantie overblijvende verlofdagen zijn snipperdagen, welke in onderling overleg tussen werkgever en werknemer en met inachtneming van het overigens in dit lid bepaalde verspreid over het vakantiejaar zullen worden opgenomen. Als verplichte snipperdagen zijn aangewezen in het vakantiejaar 2006/2007: 26 mei, 27, 28 en 29 december 2006.
Als verplichte snipperdagen zijn aangewezen in het vakantiejaar 2007/2008: 18 mei, 24, 27, 28 en 31 december 2007.
De Paritaire Commissie Waterbouw is bevoegd van deze verplichte snipperdagen dispensatie te verlenen, mits de werkgever een daartoe strekkend verzoek drie weken tevoren heeft ingediend. Aan de werknemer, werkzaam in een ploegendienst, wordt in geval van een,
overeenkomstig het hiervoor bepaalde opgenomen snipperdag de gemaakte reiskosten door de werkgever vergoed op basis van openbaar vervoer (tweede klasse) vanaf de plaats van de tewerkstelling tot de woonplaats van de werknemer vice versa.
6. Voor elke vakantiedag of gedeelte van een vakantiedag gedurende welke de werknemer wegens zeer bijzondere omstandigheden of redenen, zoals vermeld in de artikelen 634 tot en met 645 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten moet hem of haar alsnog een (gedeelte van een) dag verlof worden gegeven op een tijdstip na overleg met de werknemer door de werkgever vast te stellen, mits de werknemer voor de aanvang van de verhindering dit aan de werkgever heeft medegedeeld. In elk geval van arbeidsongeschiktheid tijdens de collectieve zomervakantie kan er tussen werkgever en werknemer overlegd worden over een eventueel compenserende vakantie, voor zover daarop recht zou bestaan.
7. Indien een bemanningslid gedurende de zomervakantie van maandag tot en met vrijdag de wacht houdt, zal hij het loon ontvangen, dat hij gedurende zijn eigen vakantie aan boord zou hebben verdiend.
8. Het bemanningslid, dat in de zomervakantie wacht doet op materieel, zal zijn aaneengesloten vakantie als regel opnemen in de weken, die direct aan de zomervakantie voorafgaan of daarop volgen.
9. Als toeslag ten behoeve van de aaneengesloten vakantie zal in de vakantiejaren 2006/2007 en 2007/2008 21 dagen loon worden gegeven.
Bij een dienstverband korter dan een vakantiejaar wordt de toeslag naar verhouding vastgesteld.
10. Ter vergoeding van:
de loonderving over de in lid 1 c.q. 2 van dit artikel bedoelde vakantiedagen, snipperdagen en over de niet op zaterdag of zondag vallende algemeen erkende christelijke feestdagen en Nieuwjaarsdag, en over eventueel extra vrijaf, indien door of namens de Regering daarvoor in een bepaald jaar toestemming wordt verleend en de toeslag als bedoeld in lid 9 van dit artikel, zal de werkgever aan de werknemer bij iedere loonbetaling een dagrechtwaarde verstrekken.
In de CAO inzake bedrijfstakeigen regelingen voor de Waterbouw (CAO BTER) wordt bepaald onder welke voorwaarden de dagrechtwaarde regeling op de werknemer van toepassing is.
11. De werknemer heeft het recht, ingeval er bij werk in Nederland in een ploegendienst verlofdagen worden opgebouwd, deze dagen (onder de werkingssfeer van deze CAO) tot een maximum van vijf per jaar, op te sparen respectievelijk vrij op te nemen, waarbij deze dagen in overleg met de werkgever moeten worden opgenomen.
Artikel 42 Bijzonder verzuim
1. Geen loon is verschuldigd over de tijd gedurende welke de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht. Evenwel zal artikel 7:629 en artikel 7:628 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn, echter met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 12, 32 en 46 van deze overeenkomst.
2. In de volgende gevallen zal de werkgever het loon ten hoogste over de daarbij vermelde tijdsduur vergoeden, mits van het verlof het gebruik wordt gemaakt, waartoe het bestemd is:
vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van uitvaart:
1a. bij overlijden van de levenspartner van de werknemer;
1b. bij overlijden van een kind of pleegkind van de werknemer;
2. bij overlijden van een familielid in de eerste graad, voor zover de werknemer is belast met de verzorging van de uitvaart.
over vijf dagen:
3 bij bevalling van de levenspartner van de werknemer.
over twee dagen:
4. bij huwelijk van de werknemer, mits tien dagen tevoren aangekondigd;
5. bij overlijden van één van de ouders of schoonouders van de werknemer, voor zover de werknemer niet is belast met de verzorging van de uitvaart;
over één dag:
6. bij 25- en 40-jarig huwelijksfeest van de werknemer, mits tien dagen tevoren aangekondigd.
7. bij 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksfeest van ouders of schoonouders van de werknemer, mits tien dagen tevoren aangekondigd;
8. bij huwelijk van een kind of pleegkind van de werknemer, mits tien dagen tevoren aangekondigd;
9. bij huwelijk van een ouder, xxxxxxxxxxx, broer, zwager, zuster, schoonzuster of kleinkind van de werknemer, mits tien dagen tevoren aangekondigd;
10. bij overlijden of voor het bijwonen van de begrafenis van één der grootouders van de werknemer of diens levenspartner;
11. bij overlijden of voor het bijwonen van de begrafenis van een zuster, broer, xxxxxxxxxxxx, zwager, xxxxxxxxxxxxx, schoonzoon of kleinkind van de werknemer;
12. bij 25-jarig of 40-jarig dienstverbandjubileum.
3. Zowel bij opname van de levenspartner in, als bij ontslag uit het ziekenhuis zal verlof met behoud van loon worden verleend voor de benodigde tijd met een maximum van één dag.
4. Voor de medische keuring op verzoek van de werkgever zal de duur van het werkelijk verzuim worden vergoed.
Werknemers die op verzoek van de werkgever medisch gekeurd worden op verlofdagen dan wel vrije dagen krijgen de tijd van de medische keuring alsmede de reistijd gecompenseerd.
5. De werkgever zal in geval van verzuim om onder lid 2 en 4 van dit artikel vermelde redenen de werkelijk gemaakte reiskosten (tweede of daarmee gelijk te stellen klasse) vanaf de plaats van tewerkstelling tot de woonplaats van de werknemer en terug, vergoeden.
6. De werknemer die op verzoek van de werkgever de Arbo-dienst of de bedrijfsarts bezoekt, heeft recht op doorbetaling van loon en de in de CAO opgenomen reiskostenvergoedingen. Deze vergoedingen zijn ook van toepassing in het geval de werknemer op eigen verzoek - in overleg met de werkgever - de Arbo-dienst of de bedrijfsarts bezoekt voorzover dit past binnen het contract tussen de Arbo-dienst/bedrijfsarts en de werkgever.
7. Xxxxx een werknemer door zijn behandelend geneesheer voor onderzoek naar een specialist of een medisch consultatiebureau verwezen, dan zal hem of haar door de werkgever per bezoek ten hoogste één dag loon worden vergoed.
8. Voor het doen van een vakexamen ter verkrijging van een erkend diploma en verband houdende met de bedrijfstak, zal het daaruit voortvloeiende verzuim door de werkgever worden vergoed, alsmede de dienstentoeslag.
9. Onder het te vergoeden loon, bedoeld in de leden 2 tot en met 7 van dit artikel, dient te worden verstaan per dag 1/5 van het basisweekloon en dienstentoeslag.
Onder het te vergoeden loon, bedoeld in de leden 11 tot en met 13 van dit artikel, dient te worden verstaan het gemiddelde loon over de laatste dertien weken.
10. Bij niet te voorziene calamiteiten in het gezin van de werknemer zullen in goed overleg met de werkgever de daarvoor benodigde verzuimuren met behoud van loon worden vergoed.
11. Iedere werknemer heeft recht op 10 dagen betaald verlof bij ernstige ziekte van een levenspartner, een kind of familielid (in de eerste graad). De werknemer heeft aansluitend op het eerder genoemde verlof, recht op onbetaald verlof. De duur van het onbetaald verlof zal in overleg tussen werkgever en werknemer worden vastgesteld.
12. Iedere werknemer heeft recht op 10 dagen betaald verlof ten behoeve van de stervensbegeleiding van een ziekte van de levenspartner, kind of familielid (in de eerste graad) in de terminale fase.
13. Iedere werknemer heeft, in aanvulling op hetgeen is vermeld in lid 2 sub 1, sub 2 en lid 12 van dit artikel, recht op 10 dagen betaald rouwverlof in verband met het overlijden van een levenspartner, een kind of familielid (in de eerste graad). De werknemer heeft aansluitend op
het eerder genoemde verlof, recht op onbetaald verlof. De duur van het onbetaald verlof zal in overleg tussen werkgever en werknemer worden vastgesteld.
14. Indien sprake is van een aaneengesloten periode van verlof ten behoeve van stervensbegeleiding en rouwverlof van maximaal 20 dagen, komt het recht op vrijaf als bedoeld in lid 2 onder sub 1, 2 en 5 te vervallen
Artikel 43
Verlof voor kaderleden
1. Een kaderlid van de bij deze CAO contracterende werknemersorganisatie kan ter bijwoning van een vergadering of studiebijeenkomst van zijn organisatie, waarvoor hij/zij in persoon is uitgenodigd, vrijaf krijgen.
2. Het betrokken kaderlid zal ter verkrijging van dit verlof tijdig overleg plegen met zijn/haar werkgever. Het gevraagde verlof zal worden toegestaan mits het werktuig dan wel het werk hierdoor niet stil komt te liggen.
3. Het onder lid 1 van dit artikel bedoelde verlof zal maximaal tien dagen per jaar bedragen. Door werkgever zal per jaar gedurende vijf dagen het loon worden doorbetaald.
Over meerdere dagen is werkgever niet verplicht loonderving te vergoeden.
Artikel 44 Scholing
Een werknemer die voor een periode van twaalf maanden aaneengesloten bij een werkgever in dienst is, krijgt de mogelijkheid gedurende twee dagen een door de werknemer te bepalen bij- of omscholingscursus -welke gerelateerd is aan de waterbouwsector- te volgen voor rekening van de werkgever met behoud van loon.
Een werknemer die in enig jaar geen gebruik maakt van de hiervoor genoemde scholingsdagen heeft het recht deze dagen in een later jaar op te nemen als scholingsdagen, waarbij er over een periode van vijf jaar, een voortschrijdend gemiddelde van twee dagen per jaar als maximum geldt. In overleg met de werkgever wordt bepaald wanneer de cursus kan worden gevolgd.
Werknemers die op verzoek van de werkgever een cursus volgen op verlofdagen dan wel vrije dagen, krijgen de tijd van de cursus alsmede de reistijd gecompenseerd.
Hoofdstuk 8. Ouderenbeleid en pensioen
Artikel 45 Ouderenbeleid
1. De werkgever heeft de inspanningsverplichting te stimuleren dat werknemers van 55 jaar of ouder, zoveel mogelijk worden ontzien voor wat betreft nachtarbeid en overwerk. Een en ander voorzover de betrokken werknemer dat wenselijk acht. Tevens zal de werkgever stimuleren om waar dat wenselijk en mogelijk is oudere werknemers aan te wijzen ten behoeve van de begeleiding van nieuwe werknemers.
2. Werknemers van 40 jaar of ouder hebben het recht om tweejaarlijks medisch gekeurd te worden.
3. Werknemers van 50 jaar of ouder hebben het recht om jaarlijks medisch gekeurd te worden.
Artikel 46 Pensioenregelingen
1. Door partijen bij deze CAO is ingesteld de Stichting “Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw”. Deze Stichting voert de volgende reglementen uit:
- Pensioenreglement BPF Waterbouw
- Reglement prepensioen
- Reglement spaarpensioen
- Reglement overgangsregeling
- Reglement Voorwaarden ANW-pensioen
Het Pensioenreglement voorziet in een ouderdomspensioen met medeverzekerd nabestaandenpensioen op basis van middelloon met een pensioenleeftijd van 65 jaar, zowel de
werkgever als de werknemer betalen hier premie voor.
De prepensioenregeling is van toepassing op werknemers die voor 1 januari 1950 geboren zijn, de werknemer betaalt de premie.
De spaarpensioenregeling is van toepassing op werknemers geboren op of na 1 januari 1950 de werknemer betaalt de premie.
De overgangsregeling is getroffen voor werknemers die op 31 december 2005 in de bedrijfstak werkzaam waren en aan de andere benoemde voorwaarden zoals opgenomen in het reglement voldoen.
2. De nadere voorwaarden om in aanmerking te komen voor deze regelingen zijn opgenomen in de betreffende reglementen van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw zoals genoemd in lid 1 van dit artikel.
3. De werkgever is verplicht de door het bestuur van het pensioenfonds vastgestelde premie(s) aan het fonds af te dragen. De werkgever is gerechtigd bij de werknemers het in de betreffende reglementen genoemde deel van de premie in te houden.
4. De hoogte van de premie(s) zoals genoemd in lid 1 wordt periodiek door het bestuur van het pensioenfonds vastgesteld.
Artikel 47
VUT-Toeslagregeling
Er is een VUT-Toeslagregeling die voorziet in een aanvulling op het prepensioen voor werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 . De nadere voorwaarden om in aanmerking te komen voor deze aanvulling zijn opgenomen in het betreffende reglement van de Stichting VUT Waterbouw als genoemd in artikel 2 van deze CAO.
De premie voor deze regeling wordt door werkgevers betaald.
Artikel 48
Pensioenopbouw tijdens tweede ziektejaar
Xxxxxxx van arbeidsongeschiktheid vindt in het tweede ziektejaar pensioenopbouw plaats op basis van de pensioengrondslag zoals die gold tijdens het eerste ziektejaar zoals bedoeld in artikel 51 van deze CAO.
Artikel 49
Pensioenopbouw bij ouderschapsverlof
Xxxxxxx van ouderschapsverlof vindt volledige pensioenopbouw plaats, waarbij het werknemersaandeel in de pensioenpremie op het niveau van voor het ouderschapsverlof gehandhaafd blijft.
Hoofdstuk 9. Arbeidsomstandigheden
Artikel 50 Arbeidsomstandigheden
1. Bij werkzaamheden met verontreinigde waterbodems zijn de veiligheidsvoorschriften van toepassing conform de betreffende CROW-publicatie 132 “Werken in of met verontreinigde grond en verontreinigd (grond)water”.
2. Ingeval er, bij werkzaamheden als genoemd onder lid 1 van dit artikel, gebruik gemaakt moet worden van vergaande maatregelen ter bescherming van huid en luchtwegen, zal er een vergoeding worden toegekend van € 5,00 per dag dat er onder deze omstandigheden is gewerkt.
Hoofdstuk 10. Ziekte en Arbeidsongeschiktheid
Artikel 51 Arbeidsongeschiktheid
1. Xxxxxxx van arbeidsongeschiktheid waardoor niet gewerkt kan worden, is de werknemer verplicht zich ziek te melden bij de werkgever. De werknemer doet dit voor 10.00 uur ‘s ochtends op de eerste ziektedag. Indien dit niet lukt dan in ieder geval de eerste ziektedag zelf.
2. Xxxxxxx van arbeidsongeschiktheid ontvangt de werknemer gedurende maximaal 52 weken van de werkgever per dag het vast overeengekomen loon, inclusief de laatstelijk bij werken geldende gemiddelde toeslagen en de gemiddelde vergoeding wegens overuren over de laatste dertien weken van het dienstverband. Deze uitkering bedraagt maximaal een aanvulling tot het niveau van het maximumloon in de zin van Wet financiering sociale verzekeringen. Gedurende maximaal 26 weken verstrekt de werkgever aan de werknemer de dagrechtwaarden die de werknemer zou hebben ontvangen indien hij/zij had gewerkt. Daarna wordt een dagrechtwaarde verstrekt waarin geen opbouw van vakantiedagen is opgenomen. De overige afdrachten worden gerelateerd aan het betaalde loon tijdens ziekte.
Gedurende de tweede periode van 52 weken wordt 70% van het per dag vast overeengekomen loon, inclusief de laatstelijk bij werken geldende gemiddelde toeslagen en de gemiddelde vergoeding wegens overuren over de laatste dertien weken van het dienstverband, uitbetaald. Ingeval er sprake is van een geslaagde reïntegratie komt de werknemer in aanmerking voor een eenmalige reïntegratiebonus van 30% van het vast overeengekomen loon.
In afwijking van het voorstaande kan de eerste periode van 52 weken worden opgerekt tot maximaal 104 weken. De totale aanvullingsperiode kan echter nooit meer bedragen dan de eerdergenoemde maximaal 104 weken. In de volgende twee specifieke gevallen kan er sprake zijn van oprekking van de eerste periode van 52 weken:
- ingeval de werkgever naar de mening van de UWV onvoldoende inspanning heeft gepleegd om de zieke werknemer te reïntegreren en op grond daarvan de UWV weigert over te gaan tot de start van de WAO c.q.WIA-procedure van de betrokken werknemer;
- ingeval de betrokken werkgever en werknemer gezamenlijk besluiten dat er redenen zijn om nog niet over te gaan tot de WAO c.q. WIA-aanvraag, omdat beëindiging van de arbeidsongeschiktheid op afzienbare tijd wordt voorzien.
3. Op de referteperiode van dertien weken (als bedoeld in lid 2) worden - gedurende de eerste twee weken - de volgende uitzonderingen ingevoerd:
- nadat een werknemer is aangezegd dat hij/zij van dienst zal veranderen en de werknemer xxxxx zich ziek, zal gedurende de eerste twee weken van ziekte de ploegentoeslag worden betaald welke zou gelden indien de werknemer had gewerkt. Op het basisloon, eventuele andere toeslagen en de overuren blijft de referteperiode van dertien weken van toepassing;
- voor wat betreft de werknemer die van dagdienst over gaat naar werkzaamheden op de werf zal gedurende de eerste twee weken van ziekte de gemiddelde overuren worden betaald, die zijn/haar directe collega’s, die eveneens op de werf tewerk zijn gesteld, hebben gewerkt.
Op het basisloon en eventuele toeslagen blijft de referteperiode van dertien weken van toepassing.
4. De zieke werknemer die gedurende zijn/haar ziekteperiode vakantie opneemt heeft gedurende deze periode geen recht op loondoorbetaling van zijn/haar werkgever.
5. De zieke werknemer heeft geen recht op loondoorbetaling op algemeen erkende christelijke feestdagen alsmede op nieuwjaarsdag (1 januari) indien deze niet op een zaterdag of zondag valt alsmede op Koninginnedag indien deze wordt gevierd op maandag.
6. Wanneer op medisch advies een arbeidsongeschikte werknemer moet worden vervoerd, zullen de vervoerskosten van, en bij herstel naar het werk, door de werkgever worden vergoed.
7. Wanneer een werknemer op de plaats van tewerkstelling dan wel naar en van het werk, arbeidsongeschikt wordt en om medische redenen niet naar huis mag worden vervoerd, zal, wanneer deze situatie langer dan een week duurt, de levenspartner of een ander gezinslid van deze werknemer op kosten van de werkgever in de gelegenheid worden gesteld hem of haar
eenmaal per week te bezoeken. De werkgever is niet tot deze vergoeding verplicht, wanneer het UWV deze kosten vergoedt.
8. Indien een werknemer in de loop van zijn dienstverband voor zijn/haar functie geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt, zal zijn werkgever binnen zijn onderneming (eventueel bedrijfstak) zoeken naar mogelijkheden om voor deze werknemer passend werk te vinden.
9. Gedurende de looptijd van deze CAO zal de werknemer die een arbeidsongeschiktheids- uitkering op basis van de WAO of de WIA toegekend krijgt, gedurende een aantal jaren een aanvulling ontvangen. De hoogte van deze aanvulling en de voorwaarden waaronder deze kan worden verkregen zijn opgenomen in het betreffende reglement van de Stichting Aanvullingsregelingen Waterbouw als genoemd in artikel 2 van deze CAO.
10. Werknemers, die op 1 januari van enig jaar aanspraak hebben op een WAO c.q. WIA-uitkering, en op wie laatstelijk voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid deze CAO van toepassing was, hebben recht op een eindejaarsuitkering en vakantie-uitkering. De eindejaarsuitkering wordt in december en de vakantie-uitkering in mei van dat jaar uitbetaald door het Aanvullingsfonds Waterbouw. De nadere voorwaarden met betrekking tot beide uitkeringen zijn opgenomen in het betreffende reglement van de Stichting Aanvullingsregelingen Waterbouw als genoemd in artikel 2 van deze CAO.
11. In geval van reïntegratie bij ziekte gelden de volgende uitgangspunten voor een door CAO- partijen op te stellen regeling:
- de werkgever zal zich aansluiten bij een wettelijk erkend reïntegratiebedrijf;
- een werknemer waarvan de werkgever drie maanden na ziekmelding nog geen reïntegratieplan heeft opgesteld, krijgt het recht om zelfstandig naar een wettelijk erkend reïntegratiebedrijf te gaan voor scholing, begeleiding en bemiddeling. De kosten hiervan - tot maximaal het wettelijke herplaatsingbudget- komen voor rekening van de betrokken werkgever. De werknemer zal niet rechtsreeks worden betrokken bij de afrekening hiervan.
Artikel 52 Ziekteverzuim
1. Indien ten behoeve van de terugkeer in het arbeidsproces van een zieke werknemer, een zogenaamd terugkeerplan wordt opgesteld, zijn de zieke werknemer en zijn werkgever verplicht hieraan mee te werken.
2. De werkgever zal in zijn aanname- en ontslagbeleid de ziekterisico’s van de werknemers niet als selectiecriterium mogen hanteren.
Artikel 53
Stimuleringsuitkering herintreders
Herintreders die voorheen werkzaam waren als werknemer onder de werkingssfeer van deze CAO en recht hadden op een (gedeeltelijke) WAO of een WIA-uitkering en het werk gedurende 1 jaar als volledig arbeidsgeschikte werknemer hebben hervat, ontvangen een eenmalige stimuleringsuitkering herintreders. De nadere voorwaarden met betrekking tot de stimuleringsuitkering zijn opgenomen in het betreffende reglement van de Stichting Aanvullings- regelingen Waterbouw, genoemd in artikel 2.
Artikel 54 Zorgverzekering
1. De werkgever is verplicht voor de bij hem in dienst zijnde werknemers een aanvullend pakket af te sluiten waarvan tenminste fysiotherapie en eerstelijns psychologische hulp onderdeel zullen zijn. De werkgever levert een bijdrage in de kosten van dit aanvullende pakket van € 120 per jaar, indien de werknemer zich heeft aangesloten bij het pakket zoals door de werkgever aangeboden.
Indien de werkgever bovengenoemd pakket niet aanbiedt en de werknemer zelf een soortgelijk aanvullend pakket afsluit, ontvangt hij eveneens bovengenoemd compensatie van de werkgever.
Artikel 55
Vervoer bij overlijden
Xxxxxxx een werknemer overlijdt tijdens het werk, op weg naar of van zijn werk, of tijdens verblijf buiten zijn woonplaats in verband met zijn werk, zal de werkgever de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot, althans voor zover binnen Nederland, naar de woonplaats van overledene vergoeden aan de nabestaande(n), voor zover deze die kosten heeft (hebben) gedragen.
Hoofdstuk 11. Medezeggenschap en Vakbondswerk
Artikel 56
Vakbondswerk in de onderneming
Op basis van overeenstemming tussen partijen over de hieronder volgende uitgangspunten voor het vakbondswerk in de onderneming, zullen de volgende faciliteiten en regelingen gelden.
1. Het vakbondswerk in de onderneming heeft ten doel een meer gestructureerde en betere communicatie te krijgen tussen;
a. de bij deze CAO-partij zijnde werknemersorganisaties en hun leden
b. de betreffende vakbondsleden onderling, daaronder begrepen gekozen leden van de ondernemingsraad, voor zover bij deze werknemersorganisaties aangesloten.
2. Het vakbondswerk in de onderneming heeft betrekking op de interne organisatie van de werknemersorganisaties voor wat betreft communicatie. Partijen gaan er van uit dat de bestaande communicatie- en overlegstructuren en daaruit voortvloeiende afspraken niet zullen worden aangetast. De voortgang van de werkzaamheden zal er niet door worden belemmerd. Dit geldt binnen de onderneming, tussen CAO-partijen en voor ondernemingsraden.
3. De contacten tussen de onderneming en de werknemersorganisaties blijven verlopen tussen het bestuur van de onderneming en de bezoldigde vakbondsbestuurders.
Na voorafgaand overleg met het bestuur van de onderneming kan de bezoldigde vakbondsbestuurder zich in speciale gevallen laten vergezellen door een vertrouwenspersoon. De rechtstreekse contacten tussen vertrouwenspersoon en ondernemingsfunctionaris beperken zich tot huishoudelijke aangelegenheden inzake de hieronder genoemde faciliteiten.
4. De bij de CAO-partij zijnde werknemersorganisaties kunnen elk uit de kring van hun leden binnen elke onderneming c.q. werkobject, dat daarvoor in aanmerking komt, een vertrouwens- persoon aanwijzen. Van deze aanwijzing wordt de onderneming tevoren mededeling gedaan.
5. De vertrouwenspersoon zal niet tevens lid zijn van de ondernemingsraad.
6. De vertrouwenspersoon kan binnen de onderneming, maar buiten de werktijd, contact hebben met de overige in de onderneming werkzame leden van zijn organisatie(s).
7. De vertrouwenspersoon kan binnen de werktijd contact hebben met de leden van de ondernemingsraad, wanneer het initiatief daartoe van deze leden uitgaat.
8. De vertrouwenspersoon kan, indien dit door omstandigheden niet op korte termijn buiten de werktijd mogelijk is, na overleg met de werkgever, binnen de werktijd contact hebben met bezoldigde functionarissen van zijn organisatie.
9. De vertrouwenspersoon zal in redelijke mate gebruik maken van de mogelijkheid vrijaf te krijgen met behoud van loon voor de in de leden 7 en 8 genoemde activiteiten. Daarbij zal een maximum van vijf uren per maand niet worden overschreden.
10. De werkgever zal - als regel buiten bedrijfstijd - nadat hem daarom is verzocht, bedrijfsruimte beschikbaar stellen voor vergaderingen met de in lid 6 genoemde leden of de in lid 8 genoemde bezoldigde functionarissen van de werknemersorganisaties.
11. Bij een voorgenomen ontslag van een vertrouwenspersoon, anders dan in gevallen van wederzijds goedvinden, zal de werkgever, alvorens een ontslagvergunning te vragen aan het
Centrum voor Werk en Inkomen ingevolge artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen, daarover eerst overleg plegen met de betrokken werknemersorganisatie. Indien voor de werknemersorganisatie niet aannemelijk wordt gemaakt, dat het ontslag in geen verband staat tot de functie van vakbondsvertrouwenspersoon, zal dit opleveren een geschil als bedoeld in artikel 61 van de CAO en zal dit geschil dienen te worden beslecht door de in artikel 61 genoemde commissie van bindend advies.
12. De onderneming kan de verleende faciliteiten opschorten in geval de werknemersorganisaties
c.q. de vertrouwenspersoon zich niet aan de gestelde regels of bestaande afspraken houden of zich anderszins in een conflictsituatie met de onderneming bevinden.
Artikel 57 Vakbondscontributie
Indien de werknemer daar schriftelijk om verzoekt, zal de werkgever onder hierna genoemde voorwaarden, de door de werknemer te betalen jaarcontributie, aan de leden van de ondertekenende vakbonden bij deze CAO, een maal per jaar aan hem vergoeden. Dit geschiedt onder gelijktijdige verlaging van het brutoloon met het bedrag ter grootte van die vergoeding. Deze verplichting van de werkgever geldt alleen indien:
a. deze constructie fiscaal kostenneutraal uitgewerkt kan worden;
b. de werknemer een bewijs van betaling van de contributie aan de werkgever overlegt;
c. de werknemer voor de uitvoering van de verplichting eventueel verder benodigde informatie verstrekt.
Artikel 58
Werkgelegenheidsoverleg in de onderneming
1. De werkgever is gehouden de volgende onderwerpen, voor zover niet in deze CAO geregeld, aan de ondernemingsraad voor te leggen op de wijze die in overeenstemming is met het terzake van elk onderwerp bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden:
- het jaarplan (toekomstverwachtingen ook ten aanzien van werkgelegenheid, orderportefeuille en investeringen);
- de jaarrekeningen (evaluatie van het jaarplan);
- het sociale beleid;
- de werktijden, indeling van werktijd, ploegendiensten;
- uitvoering onderhanden werken.
2. In aansluiting op artikel 16 lid 1 van de Wet op de Ondernemingsraden kan de meerderheid van de gekozen leden van de ondernemingsraad deskundige vertegenwoordigers van werknemersorganisaties, die partij zijn bij deze CAO, betrekken in een overleg over de onderwerpen als in lid 1 genoemd.
3. Overigens is de werkgever gehouden aan de werknemersorganisaties tijdig informatie te verstrekken over alle voorgenomen beslissingen die omvang en inhoud van de werkgelegenheid in het bedrijf wezenlijk kunnen beïnvloeden.
Dit geldt niet bij beëindiging van een werk.
Artikel 59 Medezeggenschap
Werkgevers met een Personeelsvertegenwoordiging (10 - 50 werknemers) wordt aanbevolen om de noodzakelijk geachte scholing en onderling beraad van de leden van de PVT te stimuleren.
Artikel 60
Fusies en bedrijfssluitingen
Ten aanzien van fusie, bedrijfsoverdracht en bedrijfssluiting zullen de vigerende SER Fusiegedragsregels van toepassing zijn.
Hoofdstuk 12. Slotbepalingen
Artikel 61 Geschillen
Alle geschillen, daaronder mede begrepen die, welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd, uit of naar aanleiding van deze overeenkomst en haar uitvoering tussen:
a. een werkgever en een werknemer, die beiden door deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn gebonden, betreffende de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst;
b. enerzijds één of meer van de werknemersorganisaties, genoemd ter andere zijde, en anderzijds een individuele werkgever, die door deze CAO is gebonden;
c. enerzijds de Vereniging van Waterbouwers in Bagger-, Kust- en Oeverwerken VBKO als gevolmachtigde van haar sub I genoemde leden en anderzijds een of meer der sub II genoemde organisaties terzake van de interpretatie van een bepaling van deze CAO, worden voorgelegd aan een zogenaamde geschillencommissie, conform een hiertoe opgesteld reglement.
Ten aanzien van de onder punt c genoemde geschillen zal zulks geschieden met uitsluiting van de gewone rechter.
Artikel 62
Duur van de overeenkomst
1. Deze overeenkomst gaat in met ingang van 1 januari 2006 en zal eindigen 31 december 2007, zulks met inachtneming van de leden 2 en 3 van dit artikel en behoudens voor wat betreft de bepalingen ten aanzien van de vakantierechtjaren en de dagrechtwaarden, welke zullen gelden van 10 april 2006 tot en met 8 april 2007 en 9 april 2007 tot en met 6 april 2008.
2. Wanneer geen der partijen deze overeenkomst schriftelijk drie maanden voor de beëindiging daarvan bij aangetekend schrijven aan ieder der deelnemende organisaties heeft opgezegd, wordt de overeenkomst geacht stilzwijgend telkens voor de tijd van een jaar te zijn verlengd.
3. Voorstellen tot wijziging van deze overeenkomst worden ter kennis gebracht en/of opzegging wordt gedaan bij aangetekend schrijven aan ieder der deelnemende organisaties.Partijen zijn verplicht zo spoedig mogelijk in onderhandeling te treden over de eventueel ingediende voorstellen tot wijziging of vernieuwing van deze overeenkomst.
Bijlagen
Bijlage 1. Functie-indeling
Nautische Functies | Werktuigkundige functies | Baggerfuncties | Binnenvaart- Functies | Overige Functies | |
A+ | Kapitein > 20 medewerkers | Hoofdschipper >20 medewerkers | |||
Kapitein 10-20 medewerkers | |||||
A | Kapitein 4-10 medewerkers | Hoofdwerktuig- kundige (> 5 medewerkers) | Hoofdschipper stationair mate- rieel (10-20 medewerkers) | ||
B | 1e stuurman | Hoofdwerktuig- kundige (3-5 medewerkers) | Hoofdschipper stationair mate- rieel (4-<10 medewerkers) | Allround Scheeps- electronicus | |
Hoofdwerktuig- kundige (< 3 medewerkers) | 1e schipper zelf- varende cutter | ||||
1e werktuig- kundige (3 of meer medewerkers). | |||||
C | 1e werktuig- kundige (< 3 medewerkers) | 1e schipper stationair materieel | Kapitein/schipper binnenvaart (zelf- varend Productie- materieel). | Scheeps- electronicus | |
Baggermeester | |||||
D | 2e stuurman | 2e werktuig- kundige | 1e schipper- werktuigkun- dige stationair materieel | Kapitein/schip- per binnenvaart (beunschip/ sleep/duwboot) | Scheepskok |
Werktuigkundige tussenstation | 2e schipper stationair materieel | Scheeps- Electriciën | |||
Schipper klein (schalig) materieel | |||||
Stortmeester | |||||
E | 3e stuurman | 3e Werktuig- kundige | Pijpoperator | Stuurman-motor- drijver binnenvaart (zelfvarend materieel) | Assistent scheeps- electronicus |
Bootsman | 2e schipper/ werktuigkundige stationair materieel | Schipper hulp- Materieel | Machinist grond- verzetmachine | ||
Ijzerwerker/xxxxxx | |||||
Xxxxxxx (werktuigbouw) | |||||
Vakman Waterbouw | |||||
F | Matroos | 3e schipper stationair materieel | Xxxxxxx | Xxxxxxxxx | |
Assistent Schipper Kleinschalig materieel | Xxxxxx | ||||
Xxxxxxxxxxxx- werker | |||||
G | Lichtmatroos | Bediende | |||
Assistent vakman Waterbouw |
Bijlage 2
Functietyperingen Waterbouw
Onderstaande functietyperingen zijn niet meer dan een omschrijving op hoofdlijnen van de werkzaamheden die voor de diverse functies karakteristiek zijn.
Bij dit overzicht van functies in de waterbouw worden de volgende functiefamilies onderscheiden:
Nautische functies Werktuigkundige functies Baggerfuncties Binnenvaartfuncties Overige functies
NAUTISCHE FUNCTIES
Kapitein
De kapitein komt in de waterbouw voor in drie gradaties:
a de kapitein die leiding geeft aan vier tot tien medewerkers (onder andere op hulpmaterieel, zoals zeegaande multicat)
b de kapitein die leiding geeft aan tien tot twintig medewerkers
c de kapitein die leiding geeft aan meer dan twintig medewerkers
Functietypering:
ad a) het dragen van de eindverantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering (zowel nautisch, als voor wat betreft het baggerproces), het coördineren van operationele en niet-operationele, nautische en administratieve werkzaamheden, en het voeren van overleg met de werkleiding.
ad b) het dragen van de eindverantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering (zowel nautisch, als voor wat betreft het baggerproces), het coördineren van hoofdzakelijk niet-operationele, nautische en administratieve werkzaamheden, en het voeren van overleg met de werkleiding.
ad c) het dragen van de eindverantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering (zowel nautisch, als voor wat betreft het baggerproces), het coördineren van niet-operationele, nautische en administratieve werkzaamheden, en het voeren van overleg met de werkleiding.
Eerste stuurman
Functietypering: het dragen van de verantwoordelijkheid voor de wacht, en het coördineren van operationele taken, inclusief de administratieve taken die behoren bij de wachtdienst.
Tweede stuurman
Functietypering: het uitvoeren van operationele taken onder de verantwoordelijkheid van de eerste stuurman, en het leidinggeven aan dekwerkzaamheden.
Derde stuurman
Functietypering: het bieden van ondersteuning aan de eerste en tweede stuurman, uitvoeren van operationele taken waaronder dekwerkzaamheden, en het zo nodig vervangen van de tweede stuurman.
Bootsman
Functietypering: het coördineren van dekwerkzaamheden, en het uitvoeren van het voorraad-beheer van onderdelen.
Matroos-waterbouw
Functietypering: het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden en dekwerkzaamheden, het assisteren bij het aan- en afmeren, en het koppelen van (zandvoerende) walverbindingen.
WERKTUIGKUNDIGE FUNCTIES
Hoofdwerktuigkundige
De hoofdwerktuigkundige wordt in het kader van de STCW ‘95 internationaal aangeduid als First Engineer.
De hoofdwerktuigkundige komt in de waterbouw voor in drie gradaties:
a de hoofdwerktuigkundige die leiding geeft aan minder dan drie medewerkers
b de hoofdwerktuigkundige die leiding geeft aan drie tot en met vijf medewerkers c de hoofdwerktuigkundige die leiding geeft aan meer dan vijf medewerkers
ad a) Functietypering: het dragen van de eindverantwoordelijkheid voor de technische systemen aan boord, en het coördineren en uitvoeren van operationele en niet-operationele, werktuigkundige en administratieve werkzaamheden.
ad b) Functietypering: het dragen van de eindverantwoordelijkheid voor de technische systemen aan boord, en het coördineren van hoofdzakelijk niet-operationele, werktuigkundige en administratieve werkzaamheden.
ad c) Functietypering: het dragen van de eindverantwoordelijkheid voor de technische systemen aan boord, en het coördineren van niet-operationele, werktuigkundige en administratieve werkzaamheden.
Xxxxxx werktuigkundige
De eerste werktuigkundige wordt in het kader van de STCW ‘95 internationaal aangeduid als Second Engineer.
De eerste werktuigkundige komt in de waterbouw in twee gradaties voor:
a de eerste werktuigkundige die (eventueel) leiding geeft aan minder dan drie medewerkers
b de eerste werktuigkundige die leiding geeft aan drie of meer medewerkers
ad a) Functietypering: het dragen van verantwoordelijkheid voor de wacht in de machinekamer, en het coördineren en uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden en administratieve taken die bij de wachtdienst behoren.
ad b) Functietypering: het dragen van verantwoordelijkheid voor de wacht in de machinekamer, het coördineren en uitvoeren van de wachtdienst in de controlekamer, en het coördineren en uitvoeren van administratieve taken die bij de wachtdienst behoren.
Xxxxxx werktuigkundige
De tweede werktuigkundige wordt in het kader van de STCW ‘95 internationaal aangeduid als Third Engineer.
Functietypering: het coördineren en uitvoeren van werkzaamheden onder verantwoordelijkheid
van de eerste werktuigkundige, het coördineren en uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden, en het leiding geven aan operationeel machinekamerpersoneel.
Derde werktuigkundige
De derde werktuigkundige wordt in het kader van de STCW ‘95 internationaal aangeduid als Fourth Engineer.
Functietypering: het bieden van ondersteuning aan de eerste en tweede werktuigkundige, het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden, en het zonodig vervangen van de tweede werktuigkundige bij het leiding geven aan operationeel machinekamerpersoneel.
BAGGERFUNCTIES
Hoofdschipper stationair materieel
De hoofdschipper stationair materieel komt in de waterbouw in drie gradaties voor:
a de hoofdschipper stationair materieel die leiding geeft aan vier tot en met tien medewerkers b de hoofdschipper stationair materieel die leiding geeft aan elf tot en met twintig medewerkers c de hoofdschipper stationair materieel (zelfvarend) die leiding geeft aan
meer dan twintig medewerkers
ad a) Functietypering: het dragen van de eindverantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering, het leidinggeven aan schippers en werktuigkundigen, het coördineren en uitvoeren van operationele en niet-operationele taken, het coördineren en uitvoeren van administratieve taken, en het voeren van overleg met de werkleiding.
ad b) Functietypering: het dragen van de eindverantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering, het leidinggeven aan schippers en werktuigkundigen, het coördineren van niet-operationele taken, het coördineren van administratieve taken, en het voeren van overleg met de werkleiding.
ad c) Functietypering: het dragen van de eindverantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering, het leidinggeven aan schippers en werktuigkundigen, het coördineren van nautische taken, het coördineren van niet-operationele taken, het coördineren van administratieve taken, en het voeren van overleg met de werkleiding.
Eerste schipper zelfvarende cutter
Functietypering: het dragen van de verantwoordelijkheid voor de wacht, en het coördineren en uitvoeren van operationele taken, inclusief de administratieve taken die bij de wachtdienst behoren.
Eerste schipper stationair materieel
Functietypering: het dragen van de verantwoordelijkheid voor de wacht, en het coördineren en uitvoeren van operationele taken, inclusief de administratieve taken die bij de wachtdienst behoren.
Baggermeester
Functietypering: het leiding geven aan het productieproces op een sleephopperzuiger, het coördineren en uitvoeren van werkzaamheden ten behoeve van het zandvoerend proces, en het zo nodig vervangen van de pijpoperator.
Eerste schipper-werktuigkundige stationair materieel
Functietypering: het dragen van de verantwoordelijkheid voor de wacht boven en onderdeks, het uitvoeren van operationele taken, het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden, inclusief de administratieve taken die bij de wachtdienst behoren, en het zo nodig voeren van overleg met de werkleiding.
Tweede schipper stationair materieel
Functietypering: het uitvoeren van werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de eerste schipper, het zo nodig vervangen van de eerste schipper bij het uitvoeren van operationele werkzaamheden, en het coördineren van de werkzaamheden aan drijvende leidingen e.d.
Schipper klein(schalig) stationair materieel
De schipper klein(schalig) stationair materieel komt in de waterbouw enerzijds voor als een eenmansfunctie en anderzijds als een functie waarbij leiding aan een kleine ploeg (minder dan vier medewerkers) wordt gegeven. Functietypering: het uitvoeren van operationele werkzaamheden, en het uitvoeren van voorkomende werkzaamheden aan hulpmaterieel.
Stortmeester
Functietypering: het dragen van de verantwoordelijkheid voor het stort, het coördineren van werkzaamheden op het natte stort (waarbij de stortmeester zelfstandig of met een aantal medewerkers optreedt), en het voeren van de administratie met betrekking tot het ingezette stortmaterieel.
Werktuigkundige tussenstation
Functietypering: het dragen van de verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering van het tussenstation, het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden en administratieve taken, en het onderhouden van contacten met de zuiger(s).
Pijpoperator
Functietypering: het bedienen van het zuigmaterieel op de sleephopperzuiger, en het (eventueel) uitvoeren van werkzaamheden aan dek en aan de baggerinstallatie(s).
Tweede schipper-werktuigkundige stationair materieel
Functietypering: het uitvoeren van werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de eerste schipper-werktuigkundige, het zo nodig vervangen van de eerste schipper-werktuigkundige bij operationele taken, het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden, en het uitvoeren van werkzaamheden buitenboord.
Derde schipper stationair materieel
Functietypering: het bieden van ondersteuning aan de eerste en tweede schipper, en het zowel binnen- als buitenboord uitvoeren van werkzaamheden.
BINNENVAARTFUNCTIES
Kapitein/schipper binnenvaart (zelfvarend productiematerieel)
De kapitein/schipper binnenvaart (zelfvarend productiematerieel) komt in de waterbouw voor op sleephopperzuigers, steenstorters en kraanschepen.
Functietypering: het dragen van de eindverantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering, het coördineren en uitvoeren van operationele en administratieve taken, en het coördineren en uitvoeren van overige werkzaamheden die aan het type materieel zijn gerelateerd.
Kapitein/schipper binnenvaart (beunschepen en sleep- & duwboten)
Functietypering: het dragen van de eindverantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering (waar van toepassing inclusief zandwinning), het coördineren en uitvoeren van operationele en administratieve taken, en het coördineren en uitvoeren van overige werkzaamheden die aan het type materieel zijn gerelateerd.
Stuurman-motordrijver binnenvaart (zelfvarend materieel)
Functietypering: het uitvoeren van werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de kapitein/schipper binnenvaart, het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden en controle- werkzaamheden in de machinekamer, en het zo nodig vervangen van de schipper bij operationele taken.
Xxxxxxxx hulpmaterieel
De schipper hulpmaterieel komt in de waterbouw voor op vletten, sleep- en duwvletten, multicats. Functietypering: het dragen van de verantwoordelijkheid voor het materieel (eventueel met assistentie van een matroos), het uitvoeren van operationele en administratieve taken, en het uitvoeren van overige werkzaamheden die aan het type materieel zijn gerelateerd.
Matroos-waterbouw
Functietypering: het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden en dekwerkzaamheden, het assisteren bij het aan- en afmeren, en het koppelen van (zandvoerende) walverbindingen.
Assistent schipper kleinschalig stationair materieel
Functietypering: het ondersteunen van de schipper bij het uitvoeren van operationele taken, het zo nodig vervangen van de schipper bij het uitvoeren van operationele taken, het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden, en het controleren van de machinekamer.
Lichtmatroos
Functietypering: het assisteren bij het uitvoeren van werkzaamheden aan boord door de andere bemanningsleden.
OVERIGE FUNCTIES
Allround scheepselektronicus
Functietypering: het zelfstandig - op alle soorten materieel - uitvoeren van elektronica- werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de hoofdwerktuigkundige of de chef-werkplaats.
Scheepselektronicus
Functietypering: het onder verantwoordelijkheid van de hoofdwerktuigkundige of de chef-werkplaats uitvoeren van elektronica-werkzaamheden, op bepaalde soorten materieel.
Scheepskok
Functietypering: het dragen van de verantwoordelijkheid voor het voorraadbeheer van de scheepskeuken en de bereiding/de verstrekking van voedsel voor tien personen of meer, het eventueel leiding geven aan bedienden, het coördineren en uitvoeren van overige huishoudelijke taken aan boord, het uitvoeren van administratieve taken, en het voeren van overleg met de kapitein.
Scheepselektricien
Functietypering: het onder verantwoordelijkheid van de hoofdwerktuigkundige of de chef-werkplaats uitvoeren van elektrotechnische werkzaamheden.
Assistent scheepselektronicus
Functietypering: het assisteren bij het uitvoeren van werkzaamheden door de scheepselektronicus.
Machinist grondverzetmaterieel
Functietypering: het bedienen van en het plegen van dagelijks onderhoud aan de hydraulische kraan en/of de draadkraan en/of de bulldozer en/of de shovel.
IJzerwerker/lasser
Functietypering: het uitvoeren van constructiewerkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de chef-werkplaats.
Monteur (werktuigbouw)
Functietypering: het uitvoeren van montagewerkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de chef- werkplaats.
Vakman waterbouw
Functietypering: het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van grondwerken en/of rijswerken en/of steenzetten.
Chauffeur
Functietypering: het uitvoeren van chauffeurswerkzaamheden op aannemersmaterieel.
Lasser
Functietypering: het uitvoeren van laswerkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de chef- werkplaats of de bootsman.
Magazijnmedewerker
Functietypering: het uitvoeren van magazijn-werkzaamheden.
Bediende
Functietypering: het assisteren bij het uitvoeren van werkzaamheden door de scheepskok.
Assistent vakman waterbouw
Functietypering: het assisteren bij het uitvoeren van werkzaamheden door de vakman waterbouw of de stortmeester.
Bijlage 3 Beloning
Lonen per 1 januari 2006
verhoging met 1,75%
Functie groep A | Basisloon | Uurloon I 100% | Uurloon II 105% | Uurloon III 112,50% | Uurloon IV 150% | Uurloon V 175% | Uurloon VI 90,75% | Uurloon VII 18,50% |
A 1 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 |
A 2 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 |
A 3 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 |
A 4 | 614,16 | 17,06 | 17,91 | 19,19 | 25,59 | 29,86 | 15,48 | 3,16 |
A 5 | 633,96 | 17,61 | 18,49 | 19,81 | 26,42 | 30,82 | 15,98 | 3,26 |
A 6 | 653,04 | 18,14 | 19,05 | 20,41 | 27,21 | 31,75 | 16,46 | 3,36 |
A 7 | 672,84 | 18,69 | 19,62 | 21,03 | 28,04 | 32,71 | 16,96 | 3,46 |
A 8 | 692,64 | 19,24 | 20,20 | 21,65 | 28,86 | 33,67 | 17,46 | 3,56 |
A 9 | 712,08 | 19,78 | 20,77 | 22,25 | 29,67 | 34,62 | 17,95 | 3,66 |
Functie groep B | Basisloon | Uurloon I 100% | Uurloon II 105% | Uurloon III 112,50% | Uurloon IV 150% | Uurloon V 175% | Uurloon VI 90,75% | Uurloon VII 18,50% |
B 1 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 |
B 2 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 |
B 3 | 557,64 | 15,49 | 16,26 | 17,43 | 23,24 | 27,11 | 14,06 | 2,87 |
B 4 | 572,40 | 15,90 | 16,70 | 17,89 | 23,85 | 27,83 | 14,43 | 2,94 |
B 5 | 587,16 | 16,31 | 17,13 | 18,35 | 24,47 | 28,54 | 14,80 | 3,02 |
B 6 | 602,28 | 16,73 | 17,57 | 18,82 | 25,10 | 29,28 | 15,18 | 3,10 |
B 7 | 617,04 | 17,14 | 18,00 | 19,28 | 25,71 | 30,00 | 15,55 | 3,17 |
B 8 | 631,44 | 17,54 | 18,42 | 19,73 | 26,31 | 30,70 | 15,92 | 3,24 |
B 9 | 646,20 | 17,95 | 18,85 | 20,19 | 26,93 | 31,41 | 16,29 | 3,32 |
Functie groep C | Basisloon | Uurloon I 100% | Uurloon II 105% | Uurloon III 112,50% | Uurloon IV 150% | Uurloon V 175% | Uurloon VI 90,75% | Uurloon VII 18,50% |
C 1 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 |
C 2 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 |
C 3 | 507,96 | 14,11 | 14,82 | 15,87 | 21,17 | 24,69 | 12,80 | 2,61 |
C 4 | 521,64 | 14,49 | 15,21 | 16,30 | 21,74 | 25,36 | 13,15 | 2,68 |
C 5 | 535,68 | 14,88 | 15,62 | 16,74 | 22,32 | 26,04 | 13,50 | 2,75 |
C 6 | 549,36 | 15,26 | 16,02 | 17,17 | 22,89 | 26,71 | 13,85 | 2,82 |
C 7 | 562,32 | 15,62 | 16,40 | 17,57 | 23,43 | 27,34 | 14,18 | 2,89 |
C 8 | 577,44 | 16,04 | 16,84 | 18,05 | 24,06 | 28,07 | 14,56 | 2,97 |
C 9 | 589,32 | 16,37 | 17,19 | 18,42 | 24,56 | 28,65 | 14,86 | 3,03 |
Functie groep D | Basisloon | Uurloon I 100% | Uurloon II 105% | Uurloon III 112,50% | Uurloon IV 150% | Uurloon V 175% | Uurloon VI 90,75% | Uurloon VII 18,50% |
D 1 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 |
D 2 | 473,76 | 13,16 | 13,82 | 14,81 | 19,74 | 23,03 | 11,94 | 2,43 |
D 3 | 484,20 | 13,45 | 14,12 | 15,13 | 20,18 | 23,54 | 12,21 | 2,49 |
D 4 | 495,36 | 13,76 | 14,45 | 15,48 | 20,64 | 24,08 | 12,49 | 2,55 |
D 5 | 505,80 | 14,05 | 14,75 | 15,81 | 21,08 | 24,59 | 12,75 | 2,60 |
D 6 | 516,96 | 14,36 | 15,08 | 16,16 | 21,54 | 25,13 | 13,03 | 2,66 |
D 7 | 527,40 | 14,65 | 15,38 | 16,48 | 21,98 | 25,64 | 13,29 | 2,71 |
D 8 | 538,56 | 14,96 | 15,71 | 16,83 | 22,44 | 26,18 | 13,58 | 2,77 |
D 9 | 549,72 | 15,27 | 16,03 | 17,18 | 22,91 | 26,72 | 13,86 | 2,82 |
Functie groep E | Basisloon | Uurloon I 100% | Uurloon II 105% | Uurloon III 112,50% | Uurloon IV 150% | Uurloon V 175% | Uurloon VI 90,75% | Uurloon VII 18,50% |
E 1 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 |
E 2 | 447,12 | 12,42 | 13,04 | 13,97 | 18,63 | 21,74 | 11,27 | 2,30 |
E 3 | 457,56 | 12,71 | 13,35 | 14,30 | 19,07 | 22,24 | 11,53 | 2,35 |
E 4 | 468,00 | 13,00 | 13,65 | 14,63 | 19,50 | 22,75 | 11,80 | 2,41 |
E 5 | 477,72 | 13,27 | 13,93 | 14,93 | 19,91 | 23,22 | 12,04 | 2,45 |
E 6 | 488,16 | 13,56 | 14,24 | 15,26 | 20,34 | 23,73 | 12,31 | 2,51 |
E 7 | 498,24 | 13,84 | 14,53 | 15,57 | 20,76 | 24,22 | 12,56 | 2,56 |
E 8 | 508,32 | 14,12 | 14,83 | 15,89 | 21,18 | 24,71 | 12,81 | 2,61 |
E 9 | 518,76 | 14,41 | 15,13 | 16,21 | 21,62 | 25,22 | 13,08 | 2,67 |
Functie groep F | Basisloon | Uurloon I 100% | Uurloon II 105% | Uurloon III 112,50% | Uurloon IV 150% | Uurloon V 175% | Uurloon VI 90,75% | Uurloon VII 18,50% |
F 1 | 421,92 | 11,72 | 12,31 | 13,19 | 17,58 | 20,51 | 10,64 | 2,17 |
F 2 | 430,56 | 11,96 | 12,56 | 13,46 | 17,94 | 20,93 | 10,85 | 2,21 |
F 3 | 438,48 | 12,18 | 12,79 | 13,70 | 18,27 | 21,32 | 11,05 | 2,25 |
F 4 | 447,12 | 12,42 | 13,04 | 13,97 | 18,63 | 21,74 | 11,27 | 2,30 |
F 5 | 456,12 | 12,67 | 13,30 | 14,25 | 19,01 | 22,17 | 11,50 | 2,34 |
F 6 | 464,40 | 12,90 | 13,55 | 14,51 | 19,35 | 22,58 | 11,71 | 2,39 |
F 7 | 473,04 | 13,14 | 13,80 | 14,78 | 19,71 | 23,00 | 11,92 | 2,43 |
F 8 | 480,96 | 13,36 | 14,03 | 15,03 | 20,04 | 23,38 | 12,12 | 2,47 |
F 9 | 489,60 | 13,60 | 14,28 | 15,30 | 20,40 | 23,80 | 12,34 | 2,52 |
Functie groep G | Basisloon | Uurloon I 100% | Uurloon II 105% | Uurloon III 112,50% | Uurloon IV 150% | Uurloon V 175% | Uurloon VI 90,75% | Uurloon VII 18,50% |
G 1 | 406,80 | 11,30 | 11,87 | 12,71 | 16,95 | 19,78 | 10,25 | 2,09 |
G 2 | 414,72 | 11,52 | 12,10 | 12,96 | 17,28 | 20,16 | 10,45 | 2,13 |
G 3 | 423,36 | 11,76 | 12,35 | 13,23 | 17,64 | 20,58 | 10,67 | 2,18 |
G 4 | 431,64 | 11,99 | 12,59 | 13,49 | 17,99 | 20,98 | 10,88 | 2,22 |
G 5 | 439,20 | 12,20 | 12,81 | 13,73 | 18,30 | 21,35 | 11,07 | 2,26 |
G 6 | 447,48 | 12,43 | 13,05 | 13,98 | 18,65 | 21,75 | 11,28 | 2,30 |
G 7 | 456,12 | 12,67 | 13,30 | 14,25 | 19,01 | 22,17 | 11,50 | 2,34 |
G 8 | 464,04 | 12,89 | 13,53 | 14,50 | 19,34 | 22,56 | 11,70 | 2,38 |
G 9 | 472,32 | 13,12 | 13,78 | 14,76 | 19,68 | 22,96 | 11,91 | 2,43 |
WACHTVERGOEDINGEN per 1 januari 2006 (artikel 18 lid 7)
Weekend Etmaal Etmaal verlenging | € 244,37 |
€ 122,19 | |
€ 122,19 |
Nachtwacht Aanvulling Weekendwacht | € 59,64 |
€ 61,11 |
€ 491,91
VAKANTIERECHTWAARDE-BEDRAG per 1 januari 2006
Lonen per 1 januari 2007
verhoging met 2%
Functie groep A | Basisloon | Uurloon I 100% | Uurloon II 105% | Uurloon III 112,50% | Uurloon IV 150% | Uurloon V 175% | Uurloon VI 90,75% | Uurloon VII 18,50% |
A 1 A 2 A 3 A 4 A 5 A 6 A 7 A 8 A 9 | 0,00 0,00 0,00 626,40 646,56 666,00 686,16 706,32 726,48 | 0,00 0,00 0,00 17,40 17,96 18,50 19,06 19,62 20,18 | 0,00 0,00 0,00 18,27 18,86 19,43 20,01 20,60 21,19 | 0,00 0,00 0,00 19,58 20,21 20,81 21,44 22,07 22,70 | 0,00 0,00 0,00 26,10 26,94 27,75 28,59 29,43 30,27 | 0,00 0,00 0,00 30,45 31,43 32,38 33,36 34,34 35,32 | 0,00 0,00 0,00 15,79 16,30 16,79 17,30 17,81 18,31 | 0,00 0,00 0,00 3,22 3,32 3,42 3,53 3,63 3,73 |
Functie groep B | Basisloon | Uurloon I 100% | Uurloon II 105% | Uurloon III 112,50% | Uurloon IV 150% | Uurloon V 175% | Uurloon VI 90,75% | Uurloon VII 18,50% |
B 1 B 2 B 3 B 4 B 5 B 6 B 7 B 8 B 9 | 0,00 0,00 568,80 583,92 599,04 614,16 629,28 644,04 659,16 | 0,00 0,00 15,80 16,22 16,64 17,06 17,48 17,89 18,31 | 0,00 0,00 16,59 17,03 17,47 17,91 18,35 18,78 19,23 | 0,00 0,00 17,78 18,25 18,72 19,19 19,67 20,13 20,60 | 0,00 0,00 23,70 24,33 24,96 25,59 26,22 26,84 27,47 | 0,00 0,00 27,65 28,39 29,12 29,86 30,59 31,31 32,04 | 0,00 0,00 14,34 14,72 15,10 15,48 15,86 16,24 16,62 | 0,00 0,00 2,92 3,00 3,08 3,16 3,23 3,31 3,39 |
Functie groep C | Basisloon | Uurloon I 100% | Uurloon II 105% | Uurloon III 112,50% | Uurloon IV 150% | Uurloon V 175% | Uurloon VI 90,75% | Uurloon VII 18,50% |
C 1 C 2 C 3 C 4 C 5 C 6 C 7 C 8 C 9 | 0,00 0,00 518,04 532,08 546,48 560,52 573,48 588,96 601,20 | 0,00 0,00 14,39 14,78 15,18 15,57 15,93 16,36 16,70 | 0,00 0,00 15,11 15,52 15,94 16,35 16,73 17,18 17,54 | 0,00 0,00 16,19 16,63 17,08 17,52 17,92 18,41 18,79 | 0,00 0,00 21,59 22,17 22,77 23,36 23,90 24,54 25,05 | 0,00 0,00 25,18 25,87 26,57 27,25 27,88 28,63 29,23 | 0,00 0,00 13,06 13,41 13,78 14,13 14,46 14,85 15,16 | 0,00 0,00 2,66 2,73 2,81 2,88 2,95 3,03 3,09 |
Functie groep D | Basisloon | Uurloon I 100% | Uurloon II 105% | Uurloon III 112,50% | Uurloon IV 150% | Uurloon V 175% | Uurloon VI 90,75% | Uurloon VII 18,50% |
D 1 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 |
D 2 D 3 D 4 D 5 D 6 D 7 D 8 D 9 | 483,12 493,92 505,44 515,88 527,40 537,84 549,36 560,88 | 13,42 13,72 14,04 14,33 14,65 14,94 15,26 15,58 | 14,09 14,41 14,74 15,05 15,38 15,69 16,02 16,36 | 15,10 15,44 15,80 16,12 16,48 16,81 17,17 17,53 | 20,13 20,58 21,06 21,50 21,98 22,41 22,89 23,37 | 23,49 24,01 24,57 25,08 25,64 26,15 26,71 27,27 | 12,18 12,45 12,74 13,00 13,29 13,56 13,85 14,14 | 2,48 2,54 2,60 2,65 2,71 2,76 2,82 2,88 |
Functie groep E | Basisloon | Uurloon I 100% | Uurloon II 105% | Uurloon III 112,50% | Uurloon IV 150% | Uurloon V 175% | Uurloon VI 90,75% | Uurloon VII 18,50% |
E 1 E 2 E 3 E 4 E 5 E 6 E 7 E 8 E 9 | 0,00 456,12 466,56 477,36 487,44 497,88 508,32 518,40 529,20 | 0,00 12,67 12,96 13,26 13,54 13,83 14,12 14,40 14,70 | 0,00 13,30 13,61 13,92 14,22 14,52 14,83 15,12 15,44 | 0,00 14,25 14,58 14,92 15,23 15,56 15,89 16,20 16,54 | 0,00 19,01 19,44 19,89 20,31 20,75 21,18 21,60 22,05 | 0,00 22,17 22,68 23,21 23,70 24,20 24,71 25,20 25,73 | 0,00 11,50 11,76 12,03 12,29 12,55 12,81 13,07 13,34 | 0,00 2,34 2,40 2,45 2,50 2,56 2,61 2,66 2,72 |
Functie groep F | Basisloon | Uurloon I 100% | Uurloon II 105% | Uurloon III 112,50% | Uurloon IV 150% | Uurloon V 175% | Uurloon VI 90,75% | Uurloon VII 18,50% |
F 1 F 2 F 3 F 4 F 5 F 6 F 7 F 8 F 9 | 430,20 439,20 447,12 456,12 465,12 473,76 482,40 490,68 499,32 | 11,95 12,20 12,42 12,67 12,92 13,16 13,40 13,63 13,87 | 12,55 12,81 13,04 13,30 13,57 13,82 14,07 14,31 14,56 | 13,44 13,73 13,97 14,25 14,54 14,81 15,08 15,33 15,60 | 17,93 18,30 18,63 19,01 19,38 19,74 20,10 20,45 20,81 | 20,91 21,35 21,74 22,17 22,61 23,03 23,45 23,85 24,27 | 10,84 11,07 11,27 11,50 11,72 11,94 12,16 12,37 12,59 | 2,21 2,26 2,30 2,34 2,39 2,43 2,48 2,52 2,57 |
Functie groep G | Basisloon | Uurloon I 100% | Uurloon II 105% | Uurloon III 112,50% | Uurloon IV 150% | Uurloon V 175% | Uurloon VI 90,75% | Uurloon VII 18,50% |
G 1 G 2 G 3 G 4 G 5 G 6 G 7 G 8 G 9 | 415,08 423,00 432,00 440,28 447,84 456,48 465,12 473,40 481,68 | 11,53 11,75 12,00 12,23 12,44 12,68 12,92 13,15 13,38 | 12,11 12,34 12,60 12,84 13,06 13,31 13,57 13,81 14,05 | 12,97 13,22 13,50 13,76 14,00 14,27 14,54 14,79 15,05 | 17,30 17,63 18,00 18,35 18,66 19,02 19,38 19,73 20,07 | 20,18 20,56 21,00 21,40 21,77 22,19 22,61 23,01 23,42 | 10,46 10,66 10,89 11,10 11,29 11,51 11,72 11,93 12,14 | 2,13 2,17 2,22 2,26 2,30 2,35 2,39 2,43 2,48 |
WACHTVERGOEDINGEN per 1 januari 2007 (art.18 lid 7)
Weekend Etmaal Etmaal verlenging Nachtwacht | € 249,25 |
€ 124,64 | |
€ 124,64 | |
€ 60,82 |
Aanvulling Weekendwacht | € 62,33 |
€ 501,75
VAKANTIERECHTWAARDE-BEDRAG
Bijlage 4
Factoren voor het berekenen van de dagrechtwaarden
Voor de periode 10 april 2006 tot en met 8 april 2007 gelden voor het berekenen van de dagrecht- waarden de volgende factoren:
Voor werknemers, die niet behoren tot de hieronder genoemde categorieën, is de factor
0,05272105 x het basisloon.
Werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1947 en voor 1 januari 1952, hebben recht op 41 dagen werkdagen vakantie en de daarbij behorende vakantierechtwaarden; de factor is 0,07210986 x het basisloon.
Werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1947 hebben recht op 44 werkdagen vakantie en de daarbij behorende vakantierechtwaarden; de factor is 0,07632000 x het basisloon
Voor werknemers geboren op of na 1 januari 1988 en die dientengevolge aanspraak maken op 3 werkdagen extra vakantie en de daarbij behorende vakantierechtwaarde is de factor 0,05639200 x het basisloon.
Voor werknemers die langer dan een halfjaar ziek zijn is de factor 0,02453858 x het basisloon.
Bijlage 5 Vervallen
Bijlage 6
Voorwaarden Ongevallenverzekering4
ONGEVALLENVOORWAARDEN
1 Begripsomschrijvingen
1.1 Partijen
Ten aanzien van deze verzekeringsovereenkomst wordt verstaan ander:
1.1 .1 Verzekeringnemer
Verzekeringnemer is diegene, die de verzekering met verzekeraars is aangegaan en de premies en kosten is verschuldigd.
1.1.2 Verzekerde
Verzekerde is een natuurlijk persoon op wiens leven de verzekering is gesloten.
1.1.3 Begunstigde(n)
Begunstigde(n) is/zijn degene(n) aan wie de uitkering(en) en/of vergoeding(en) verschuldigd is/zijn.
1 .1 .4 Verzekeraars
Verzekeraars zijn diegenen, die gezamenlijk het verzekerde risico dragen. ieder voor het door of namens hem getekende aandeel.
1.1.5 Aon
Onder Aon wordt verstaan het onderdeel van Aon Nederland dat heeft bemiddeld bij de
4 Indien werkgevers voor een andere verzekeraar kiezen dienen de polisvoorwaarden gelijkwaardig te zijn aan de voorwaarden zoals genoemd in deze bijlage.
totstandkoming van de verzekering.
1.2 Ongeval
1.2.1 Onder ongeval wordt verstaan een tijdens de duur van deze verzekering van buiten komende, plotseling en rechtstreeks op de verzekerde inwerkende gewelddadige gebeurtenis waardoor verzekerde medisch vast te stellen letsel aan zijn lichaam en/of geest oploopt of waardoor verzekerde overlijdt.
1.2.2 Ongevallen ten gevolge van ziekte, gebrek of een abnormale lichamelijke of geestelijke gesteldheid zijn inbegrepen, behoudens het bepaalde in art. 3.1.
1.2.3 Van geestelijke invaliditeit kan uitsluitend sprake zijn in geval van een aan verzekerde zelf overkomen ongeval mits en voor zover de geestelijke invaliditeit medisch aantoonbaar uitsluitend het gevolg is van dit ongeval zonder invloed van andere oorzaken.
1.3 Uitbreiding begrip ongeval
De volgende gebeurtenissen worden gelijkgesteld met ongeval:
1.3.1 het ongewild in aanraking komen met of in het lichaam van verzekerde geraken van:
1.3.1.1 een vloeibare, vaste, damp- of gasvormige staf en/of een voorwerp, met uitzondering van genees-. slaap-, genot-, verdovende en/of opwekkende middelen anders dan op medisch voorschrift;
1.3.1.2 ziektekiemen en/af allergenen zich bevindende in of aan een onder art. 1.3.1.1 bedoelde stof of voorwerp;
1 .3.1 .3 ziektekiemen en/af allergenen in door een ongeval ontstaan letsel;
1.3.2 complicaties en verergeringen waaronder begrepen wondinfectie en bloedvergiftiging optredende bij of ten gevolge van behandelingen van ongevalletsel;
1 .3.3 opzettelijk aan lichaam en/af geest van verzekerde toegebracht letsel door een ander dan verzekerde niet zijnde een begunstigde;
1.3.4 verstikking, verdrinking, zonnesteek. bevriezing, veretsing. verbranding, warmtestuwing, hitteberoerte, blikseminslag, elektrische ontlading;
1.3.5 ontberingen door de verzekerde geleden ten gevolge van onvrijwillige afzondering van de buitenwereld;
1.3.6 verstuiking, verrekking, ontwrichting en/of verscheuring van spier- en/of peesweefsels; 1 .3.7 schurft, ziekte van Bang, mond- en klauwzeer. koepokken, trichophytie, miltvuur;
1.3.8 kinderverlamming voor zover overkomen aan een verzekerde jonger dan 1 8 jaar; ten minste 30 dagen na de totstandkoming van de verzekering ontstaan en voor zover de kinderverlamming leidt tot een blijvende invaliditeit van ten minste 25%;
1.3.9 ongevallen ontstaan tijdens rechtmatige zelfverdediging, alsmede redding of poging daartoe van zichzelf, anderen, dieren of zaken.
2 Uitkeringen
2.1 Uitkering in geval van overlijden (Xxxxxxx A)
2.1.1 Indien verzekerde is overleden door een ongeval wordt onder deze verzekering de op het tijdstip van het ongeval voor rubriek A verzekerde som uitgekeerd.
2.1.2 Is de verzekerde verdwenen en zijn lichaam niet gevonden binnen 1 jaar na de datum waarop de verdwijning schriftelijk aan de verzekeraars is medegedeeld, dan wordt - mits met een redelijke mate van zekerheid wordt aangetoond dat verzekerde een ongeval overkwam ten gevolge waarvan hij is overleden - na het verstrijken van dat jaar niet de onder deze verzekering voor rubriek A verzekerde som uitgekeerd doch 1/3 gedeelte daarvan. Indien het lichaam van verzekerde 3 jaar na de datum van bovengenoemde mededeling nog niet is gevonden, wordt nogmaals 1/3 van de voor rubriek A verzekerde som uitgekeerd. Indien echter wordt aangetoond, dat de verdwijning op zee heeft plaatsgevonden, wordt 18 maanden na de datum van bovengenoemde mededeling nogmaals 2/3 van de voor rubriek A verzekerde som uitgekeerd.
2.1.3 De onder rubriek A van deze verzekering wegens overlijden uit te keren bedragen worden verminderd met de bedragen die ter zake van hetzelfde ongeval wegens blijvende invaliditeit (rubriek B) onder deze verzekering zijn uitgekeerd, zulks tot ten hoogste het onder rubriek A verzekerde bedrag.
2.2 Uitkeringen in geval van blijvende invaliditeit (Rubriek B)
2.2.1 Gehele blijvende invaliditeit
Indien verzekerde geheel blijvend invalide is geworden door een ongeval wordt de onder deze verzekering op het tijdstip van het ongeval voor rubriek B verzekerde som uitgekeerd. Van gehele blijvende invaliditeit is in ieder geval sprake in de volgende gevallen:
- verlies van het gezichtsvermogen van beide ogen;
- verlies van de verstandelijke vermogens;
- algehele incontinentie samengaande met impotentie;
- verlies of onbruikbaarheid van:
* beide armen of beide handen;
* beide benen of beide voeten;
* een arm en een been.
2.2.2 Gedeeltelijke blijvende invaliditeit
2.2.2.1 In de hieronder genoemde gevallen wordt de uitkering vastgesteld op het daarachter vermelde percentage van de onder deze verzekering op het tijdstip van het ongeval voor rubriek 8 verzekerde som:
geheel verlies van:
- het gezichtsvermogen van één oog 50%
- de onderkaak 50%
- de functie van een nier 20%
- de functie van de milt 10%
- de functie van een long 35%
- gehoorvermogen van beide oren 75%
- gehoorvermogen van één oor 37,5%
geheel verlies of onbruikbaarheid van:
- een arm tot in het schoudergewricht 75%
- een arm tot in het ellebooggewricht of tussen elleboog- en
schoudergewricht 70%
- een hand tot in het polsgewricht of een arm tussen pols- en
ellebooggewricht 65%
- een duim 25%
- iedere andere vinger 15%
- een been tot in het heupgewricht 75%
- een been tot in het kniegewricht of een been tussen knie- en
heupgewricht 70%
- een voet tot in het enkelgewricht ot een been tussen enkel- en
kniegewricht 65%
- een grote toen 15%
- iedere andere teen 7,5%
- het spraakvermogen 50%
- de reuk 10%
- de smaak 10%
met dien verstande dat, wanneer de verzekerde ten gevolge van het verlies van het spraakvermogen en/of de reuk en/of de smaak zijn beroep niet meer kan uitoefenen, het onder art. 2.2.4 bepaalde van toepassing is.
2.2.2.2 Bij gedeeltelijk(e) verlies of onbruikbaarheid van de hierboven genoemde lichaamsdelen/functies wordt een evenredig deel van de genoemde percentages uitgekeerd. Bij verlies of onbruikbaarheid van meer dan één vinger van een hand wordt nooit meer uitgekeerd dan bij verlies of onbruikbaarheid van de gehele hand. Komt een lichaamsdeel of orgaan van dezelfde hoedanigheid zowel links als rechts voor dan worden beide tezamen genomen tot geen hoger percentage dan 100%.
2.2.3 Whiplash
Ten aanzien van het verschijnsel, dat in algemene zin wordt aangeduid als ‘~whiplash” geldt het volgende.
In geval van een acceleratie- of deceleratietrauma van de cervicale wervelkolom, waarbij sprake is van klachten zonder objectief aantoonbare neurologische en/of orthopaedische afwijkingen en waarbij verder wordt voldaan aan de criteria van het post-whiplash-syndroom zoals opgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Neurologie, wordt maximaal 10% van het verzekerd bedrag uitgekeerd. Aanwijzingen voor afwijkingen welke met hulponderzoek. zoals neuropsychologische testen of vestibulair onderzoek zijn verkregen, geven geen recht op een uitkering boven dit maximum van 10%.
2.2.4 Keuzeclausule
Voor alle niet in art. 2.2.2 en 2.2.3 genoemde gevallen worden twee percentages vastgesteld:
2.2.4.1 één percentage aangevende de mate van blijvende invaliditeit van de verzekerde, zonder dat met zijn beroep (of met zijn normale bezigheden) rekening wordt gehouden en:
2.2.4.2 één percentage aangevende de mate van blijvende ongeschiktheid van de verzekerde om zijn beroep (of normale bezigheden) uit te oefenen.
Op basis van het hoogste van de aldus vastgestelde percentages vindt vervolgens uitkering krachtens rubriek B plaats.
2.2.5 Maximum uitkering
Onder deze verzekering wordt ter zake van één en hetzelfde ongeval in geval van blijvende invaliditeit in totaal niet meer uitgekeerd dan de voor rubriek 8 verzekerde som.
2.2.6 Bestaande invaliditeit
Indien door een ongeval de verzekerde overkomen de reeds aan hetzelfde lichaamsdeel of orgaan bestaande blijvende invaliditeit toeneemt, wordt de uitkering onder deze verzekering gebaseerd op
het verschil tussen het percentage blijvende invaliditeit voor en na het ongeval.
2.2.7 Vaststelling van de uitkering
2,2.7.1 Uitkering geschiedt zodra de blijvende invaliditeit van verzekerde definitief kan worden vastgesteld, hetgeen het geval is als redelijkerwijs mag worden aangenomen dat in de invaliditeitstoestand van de verzekerde vrijwel geen verandering meer zal komen. De intentie is om definitieve vaststelling van (het percentage van) de blijvende invaliditeit uiterlijk 2 jaar na aangifte van het ongeval te doen geschieden naar de op dat moment aanwezig geachte blijvende invaliditeit. Indien naar de mening van verzekeraars of verzekerde op dat moment nog onvoldoende zekerheid bestaat omtrent het al dan niet bestaan van een eindtoestand kan definitieve vaststelling worden uitgesteld tot 3 jaar na de datum van aangifte van het ongeval.
2.2.7.2 De blijvende invaliditeit wordt vastgesteld naar de toestand van het moment waarop de vaststelling geschiedt. Indien verzekerde, voordat de definitieve vaststelling van de blijvende invaliditeit heeft plaatsgevonden overlijdt, anders dan door een ongeval, zullen de verzekeraars het bedrag uitkeren dat zij - naar redelijkerwijze te voorzien was - hadden moeten uitkeren op de in art. 2.2.7.1 bedoelde datum, indien verzekerde in leven was gebleven. Indien de vastgestelde definitieve uitkering lager is dan het bedrag van de voorschotbetaling zal het meerdere niet worden teruggevorderd of (met latere of andere uitkeringen) verrekend.
2.3 Kosten tandheelkundige behandeling
2.3.1 Indien verzekerde ten gevolge van het hem overkomen ongeval te zijnen laste kosten heeft gemaakt ter zake van een tandheelkundige behandeling door een arts, waaronder begrepen aanschaffing, vervanging of reparatie van een prothese vergoeden verzekeraars deze kosten, zij het met de volgende beperkingen.
2.3.2 Vergoeding krachtens deze verzekering strekt zich uit tot de in art. 2.3.1 vernielde kosten indien en voor zover deze kosten niet uit anderen hoofde zijn verzekerd en is gemaximeerd tot 2V2 % van de onder rubriek 6 verzekerde som.
2.3.3 De kosten worden vergoed na ontvangst van de desbetreffende (kopie-) rekening(en), het bewijs van betaling daarvan, alsmede - voor zover dit het geval mocht zijn - een bewijs van de uit anderen hoofde vergoede kosten. Een vergoeding krachtens dit artikel wordt niet in mindering gebracht op een andere uitkering uit hoofde van deze verzekering.
2.4 Kosten plastische chirurgie
2.4.1 Indien als gevolg van een verzekerd ongeval misvorming of ontsiering van het lichaam van verzekerde resteert, vergoeden verzekeraars de kosten van plastische chirurgie ter verbetering of herstel van dit letsel rekening houdende met de volgende beperkingen.
2.4.2 Vergoeding krachtens deze verzekering strekt zich uit tot de in art. 2.4.1 vermelde kosten indien en voor zover deze kosten niet uit anderen hoofde zijn verzekerd of worden vergoed en is gemaximeerd tot 10% van de onder rubriek 8 verzekerde som.
2.4.3 De kosten worden vergoed na ontvangst van de desbetreffende (kopie-) rekening(en), het bewijs van betaling daarvan, alsmede - voor zover dat het geval mocht zijn - een bewijs van de uit anderen hoofde vergoede kosten. Een vergoeding krachtens dit artikel wordt niet in mindering gebracht op een andere uitkering uit hoofde van deze verzekering.
2.5 Rentevergoeding
Een door verzekeraars verschuldigde uitkering wordt verhoogd met een percentage gelijk aan het product van 0,75% en het aantal volle maanden dat is gelegen in de periode vanaf 1 jaar na de datum van aangifte van het ongeval en de dag van betaalbaarstelling van de aldus verhoogde uitkering, rekening houdende met reeds betaalde voorschotten.
3 Uitsluitingen en beperkingen
Geen recht op enige uitkering en/of vergoeding krachtens deze verzekering bestaat indien en voor zover het ongeval:
3.1 is veroorzaakt door opzet (waaronder zelfmoord of zelfverminking) van verzekerde of door opzet van (een) begunstigde(n). Deze uitsluiting geldt alleen ten aanzien van degene(n) die het ongeval opzettelijk heeft/hebben veroorzaakt, waarbij zijn/hun aandeel niet aan een eventuele andere begunstigde zal worden uitgekeerd. Het verrichten van werkzaamheden, alsmede de onder art. 1.3.9 genoemde gebeurtenissen vallen buiten het begrip opzet. Verzekeraars doen afstand van hun bevoegdheid zich in geval van een ongeval te beroepen op eigen schuld van de verzekerde;
3.2 is veroorzaakt door oorlog of burgeroorlog.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
- Oorlog: elk geval waarin Staten elkaar, of althans de één de ander, gebruik makend van militaire machtsmiddelen bestrijden;
- Burgeroorlog: een min of meer georganiseerde gewelddadige strijd tussen inwoners van eenzelfde staat waarbij het merendeel van de inwoners van die staat betrokken is.
3.2.1 De in art. 3.2 genoemde uitsluiting geldt niet:
3-2.1.1 indien aannemelijk wordt gemaakt dat het ongeval hierdoor niet is veroorzaakt;
3.2.1.2 voor ongevallen door het in aanraking komen met c.q. het tot ontploffing komen van achtergebleven
oorlogstuig;
3.2.1 .3 voor ongevallen verzekerde overkomen in het buitenland binnen 14 dagen sinds het eerste plaatsvinden van enige vorm van oorlog of burgeroorlog. Verzekerde of, in geval van overlijden van verzekerde, de begunstigde(n), dient/dienen dan te kunnen aantonen dat verzekerde door oorlog of burgeroorlog werd verrast.
3.2.2 Indien verzekerde gedurende de periode van 14 dagen, zoals vermeld in art- 3.2.1.3, onvrijwillig van zijn vrijheid wordt beroofd, zal de dekking onder deze verzekering gedurende maximaal 365 dagen onverminderd van kracht blijven.
Onder vrijheidsberoving wordt in dit verband mede verstaan grenssluiting.
3.3 het gevolg is van kunstmatig opgewekte atoomkernreacties en/of van splijtbare materialen, tenzij:
- toegepast ter medische behandeling van de verzekerde of van één of meer personen, die zich met hem in hetzelfde gebouw bevinden dan wel;
-. toegepast bij en in verband met het door verzekerde verrichten van werkzaamheden in bedrijfs- of beroepsverband;
3.4 plaatsvindt bij het door verzekerde plegen van of deelnemen aan een misdrijf of poging daartoe;
3.5 plaatsvindt hij her door verzekerde als (semi-) professional deelnemen aan snelheidswedstrijden met motorrijtuigen of -vaartuigen.
4 Verplichtingen na een ongeval
Indien de verzekerde een ongeval is overkomen ten gevolge waarvan aanspraak op een uitkering en/of vergoeding kan ontstaan, gelden de volgende verplichtingen,
4.1 Verplichting In geval van overlijden
4.1.1 In geval van overlijden van de verzekerde dient hiervan door of namens de
verzekeringnemer of begunstigde(n) onmiddellijk te worden kennisgegeven aan verzekeraars en wel ten minste 24 uur voor begrafenis of verassing. Latere kennisgeving heeft verlies van rechten op de voor overlijden onder rubriek A verzekerde uitkering tot gevolg, tenzij door de verzekeringnemer of de begunstigde(n) wordt aangetoond dat verzekerde is overleden als gevolg van een ongeval.
4.1.2 Weigering om sectie toe te staan, kan verlies van rechten op de voor overlijden onder xxxxxxx A verzekerde uitkering tot gevolg hebben, tenzij wordt aangetoond dat de belangen van verzekeraars hierdoor niet zijn geschaad.
4.2 Verplichtingen anders dan bij overlijden
4.2.1 In geval van andere ongevalsgevolgen dan overlijden stelt de verzekerde zich direct onder behandeling van een arts en volgt de door deze gegeven voorschriften op.
4.2.2 Zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen 3 maanden na de dag van het ongeval, zal door of namens de verzekeringnemer, de verzekerde en/of begunstigde(n) aangifte van het ongeval worden gedaan door middel van het door verzekeraars verlangde formulier en onder bijvoeging van verlangde stukken.
4.2.3 Indien de onder art. 4.2.2 bedoelde aangifte niet binnen 3 maanden heeft plaatsgevonden kan niettemin aanspraak op uitkering en/of vergoeding ontstaan, mits wordt aangetoond dat deze aangifte uitsluitend betrekking heeft op een ongeval als bedoeld in deze verzekering.
4.2.4 Indien aangifte later dan 5 jaar na het ongeval geschiedt, bestaat ter zake van dat ongeval geen recht op enige uitkering en/of vergoeding.
4.2.5 Door of namens de verzekeringnemer, verzekerde en/of begunstigde(n) zullen aan de verzekeraar alle door hem verlangde gegevens en/of stukken worden verstrekt. Hiertoe kunnen onder andere behoren, geboortebewijs, bewijs van overlijden, akte van erfrecht, schriftelijke toestemming tot sectie, gespecificeerde verklaring van een registeraccountant betreffende het inkomen uit arbeid van verzekerde.
4.2.6 De verzekeringnemer, verzekerde en/of begunstigde(n) doen voorts schriftelijk opgave aan verzekeraars van het juiste adres betreffende de woon- en/of verblijfplaats van de begunstigde(n) en/of van de verzekerde. Adreswijziging brengen zij binnen 30 dagen schriftelijk ter kennis van verzekeraars.
4.2.7 Telkens indien verzekeraars dat vragen laat de verzekerde zich door één of meer geneeskundige(n) onderzoeken. Verzekeraars kunnen die geneeskundige(n) aanwijzen. Door of namens de verzekeringnemer en/of de verzekerde, zullen aan bedoelde geneeskundige(n) alle door deze(n) gewenste gegevens betrekking hebbend op het ongeval. de invaliditeit, arbeidsongeschiktheid, werkzaamheden en her beroep van de verzekerde worden verstrekt, De door deze geneeskundige(n), na overleg met de onder art. 4.2.1 genoemde arts gegeven voorschriften, dienen door de verzekerde te worden opgevolgd. De kosten van het/de geneeskundige onderzoek(en), de daarvoor noodzakelijke normale reis- en verblijfkosten van de verzekerde en één hem - gezien de lichamelijke en/of geestelijke toestand van de verzekerde - noodzakelijkerwijs begeleidend persoon, alsook de door derden in rekening gebrachte kosten voor het verkrijgen van de in dit artikel bedoelde gegevens, zijn voor rekening van verzekeraars.
4.3 Het in art. 4.1.1 en 4.2.5 met betrekking tot sectie bepaalde is niet van toepassing indien de verzekerde bij wilsbeschikking, waaronder mede worden begrepen een zgn. donor-codicil, transplantatieverklaring e.d., heeft verklaard dat zijn stoffelijk overschot bestemd is voor ontleding en/of orgaan- en/of weefseltransplantatie door een ter zake bevoegd medisch instituut in Nederland
en - zo dit door dat instituut wordt gewenst - de door het instituut aangewezen persoon of personen een schriftelijke machtiging afgeven voor de door het medisch instituut aan verzekeraars te verstrekken gegevens omtrent de doodsoorzaak.
4.4 De voor verzekeringnemer, verzekerde en/of begunstigde(n) aan het doen van aangifte, het inwinnen of verstrekken van gegevens en/of stukken verbonden kosten zijn niet voor rekening van verzekeraars, behoudens het in art. 4.2.7 bepaalde.
4.5 Verval van rechten
Weigering tot medewerking, dan wel het in gebreke blijven hij het verstrekken van de benodigde stukken door verzekerde of de belanghebbenden kan verlies van rechten ten gevolge hebben, indien verzekeraars hierdoor niet in staat zijn de rechtmatigheid of opeisbaarheid van de uitkering vast te stellen.
5 Indiening van bezwaren en beslechting van geschillen
5.1 Indien de verzekeringnemer en/of de verzekerde en/of de begunstigde(n) niet binnen
3 maanden na de schriftelijke mededeling van verzekeraars inzake het al dan niet (gedeeltelijk) erkennen van een aanspraak op uitkering of verhoging daarvan, daartegen schriftelijk en gemotiveerd bezwaren bij verzekeraars hebben ingediend, worden zij geacht met de beslissing van verzekeraars akkoord te zijn gegaan.
5.2 Zolang na indiening van bezwaar volgens art. 5.1 de onjuistheid van de beslissing van verzekeraars niet vaststaat, geldt ten aanzien van het recht op uitkering hun beslissing. Na gegrondbevinding van de tegen de beslissing van verzekeraars ingediende bezwaren wordt het eventueel (meerdere) verschuldigde alsnog binnen 1 maand uitbetaald.
5.3 Kunnen verzekeraars en degene(n) die het bezwaar heeft (hebben) ingediend, het binnen 6 maanden na de verzending van de onder art. 5.1 genoemde beslissing van verzekeraars niet met elkaar eens worden, waaronder begrepen de wijze waarop het geschil tussen hen moet worden beslecht, dan zal dit worden onderworpen aan de uitspraak van de bevoegde rechter, behoudens hogere voorziening. Verzekeringnemer, verzekerde en/of begunstigde(n) dienen, op straffe van verlies van hun rechten uit deze verzekering, de rechtsvordering tegen verzekeraars binnen 1 jaar na de in art. 5.1 genoemde schriftelijke mededeling, in te stellen.
5.4 Betreft het geschil een medische aangelegenheid, dan heeft (hebben) verzekerde of de
begunstigde(n) het recht - voor eigen rekening - een geneeskundige aan te stellen. De aldus door verzekerde en verzekeraars benoemde geneeskundigen benoemen bij verschil van mening in gezamenlijk overleg een derde geneeskundige. Deze derde geneeskundige zal - na inzicht te hebben verkregen in de benodigde stukken - een uitspraak doen, welke voor alle partijen als bindend zal worden beschouwd.
De kosten van deze derde geneeskundige worden gezamenlijk door beide partijen gedragen, tenzij door de derde geneeskundige het standpunt van de door verzekeraars ingeschakelde arts als onjuist wordt beoordeeld, in welk geval de kosten van de derde arts, alsmede die van de door verzekerde ingeschakelde arts volledig voor rekening van verzekeraars komen, tezamen tot maximaal tweemaal de kosten van de door verzekeraars ingeschakelde arts.
6 Afstand van regresrechten
Voor zover verzekeraars krachtens deze verzekering betaalde bedragen zouden kunnen verhalen op de verzekeringnemer en/of de werkgever en/of de echtgeno(o)t(e) van de verzekerde en/of diens familieleden in de rechte lijn, doen zij hierbij afstand van dat verhaalsrecht.
7 Betalingsverkeer
7.1 Premies en kosten
7.1.1 Aon heeft zich tegenover verzekeraars tot betaling van de verschuldigde premies en kosten als eigen schuld verbonden en wordt deswege in rekening-courant belast voor de verschuldigde premies en kosten.
7.1.2 Verzekeringnemer is gehouden de premies en kosten aan Aon te voldoen. Ingeval de verzekering via een tweede tussenpersoon is gesloten en de verzekeringnemer aan deze heeft betaald, is de verzekeringnemer door deze betaling tegenover Aon eerst wettig gekweten, wanneer de tweede tussenpersoon aan Aon de premies en kosten heeft afgedragen.
7.1.3 De verzekeringnemer is tegenover verzekeraars wettig gekweten voor zover hij de premies en kosten aan Aon hoeft voldaan.
7.1.4 De in art. 7.1.1 bedoelde verplichting van Aon tot betaling van premies en kosten als eigen schuld bestaat niet ten aanzien van de premies en kosten die de verzekeringnemer verschuldigd wordt na het moment waarop Aon aan de verzekeraars heeft meegedeeld dat zij het krediet aan de verzekeringnemer heeft opgezegd.
7.2 Schadepenningen en premierestituties
7.2.1 Verzekeraars crediteren Aon in rekening-courant voor de door verzekeraars verschuldigde schadepenningen en premierestituties.
7.2.2 De verzekeraars zijn jegens de rechthebbende(n) wettig gekweten door de in art. 7.2.1 bedoelde
creditering, onder de ontbindende voorwaarde dat het saldo van de rekening-courant, waarin de creditering is verwerkt, niet aan Aon wordt betaald.
7.2.3 Aon zal de schadepenningen en premierestituties waarvoor de verzekeraars overeenkomstig art.
7.2.2 jegens de rechthebbende(n) gekweten zijn aan de rechthebbende(n) afdragen; ter zake van deze afdracht is Aon tot niet meer gehouden dan tot betaling van het saldo dat resteert na verrekening van deze schadepenningen en premierestituties met ten tijde van het ontstaan van de afdrachtverplichting al of niet opeisbare (premie) vorderingen uit hoofde van welke verzekering ook. Deze verrekening vindt van rechtswege plaats.
7.2.4 Ingeval de verzekering via een tweede tussenpersoon is gesloten zijn is Aon jegens de rechthebbende(n) wettig gekweten voor zover creditering van deze tussenpersoon heeft plaatsgevonden-
7.3 Betaling en krediet
Onverminderd de verplichting van verzekeringnemer tot betaling van de verschuldigde premies en kosten aan Aon zal deze verzekering slechts van kracht zijn voor de termijn waarvoor de premies en kosten aan Aon zijn betaald c.q. voor de termijn waarvoor Aon verzekeringnemer krediet heeft verleend. Verzekeringnemer zal bij de interpretatie hiervan worden geacht krediet te hebben gehad, tenzij hem dit uitdrukkelijk is opgezegd.
7.4 Tussentijdse beëindiging bij niet-betaling
Door het aangaan van de verzekering machtigt de verzekeringnemer Aon onherroepelijk om verzekeraars tussentijds van hun verplichtingen uit hoofde van deze verzekering te ontslaan, indien de verzekeringnemer of de tweede tussenpersoon, ingeval deze verzekering via deze tweede tussenpersoon is gesloten, nalaat de verschuldigde premies en kosten aan Aon te voldoen Aon zal verzekeraars niet van hun verplichting ontslaan zonder verzekeringnemer van te voren van haar voornemen in kennis te hebben gesteld.
7.5 Verruiming begrip verzekeringnemer
Indien een ander dan de verzekeringnemer de premies en kosten is verschuldigd wordt die ander voor de toepassing van art. 7.1 t/m 7.4 mede als verzekeringnemer beschouwd.
8 Begunstiging
Door de verzekeringnemer is (zijn) de in het polisblad genoemde begunstigde(n) aangewezen als degene(n) aan wie de krachtens deze verzekering verschuldigde uitkering moet worden gedaan. Van begunstiging zijn uitgesloten de Staat der Nederlanden of enige andere overheid. Tenzij anders overeengekomen wordt een wijziging van de begunstiging eerst van kracht op de dag, te rekenen van des morgens te 00:00 uur, van ontvangst door verzekeraars van de desbetreffende schriftelijke kennisgeving van de verzekeringnemer.
9 Betaling
Verzekeraars verrichten een door hen verschuldigde uitkering en/of vergoeding binnen 1 maand nadat deze is/zijn vastgesteld aan de begunstigde(n).
10 Mededelingen
Alle mededelingen die verzekerde en verzekeraars aan elkaar dienen of wensen te doen gelden eveneens als gedaan zodra deze ter kennis van Aon zijn gebracht.
11 Duur van de verzekering
11.1 De ingangsdatum van de verzekering, alsmede de duur waarvoor zij is aangegaan, zijn vermeld in het polisblad. Het in het polisblad genoemde tijdvak zal telkens aan het einde daarvan stilzwijgend met het overeengekomen tijdvak worden verlengd, tenzij de verzekeringnemer of verzekeraars de overeenkomst ten minste 3 maanden voor afloop van het tijdvak schriftelijk heeft/hebben opgezegd.
11.2 Opzegging van de verzekering heeft tot gevolg dat per het einde van het verzekeringstijdvak alle rechten en verplichtingen van partijen vervallen, behoudens die met betrekking tot een de verzekerde tijdens de duur van de verzekering overkomen ongeval, tot het moment dat ook deze aanspraak op uitkering en/of vergoeding is erkend en door verzekeraars is betaald, dan wel is vervallen.
11.3 Onder overeenkomstige toepassing van het onder art. 11.2 bepaalde eindigt de verzekering met verval van de rechten en verplichtingen van partijen ten aanzien van de betrokken verzekerde(n):
11.3.1 op de dag, vanaf 00:00 uur ‘s-morgens, direct volgend op de datum waarop de verzekerde de overeengekomen eindleeftijd heeft bereikt;
11 .3.2 met zijn overlijden;
11.3.3 op de datum> vanaf 00:00 uur ’s-morgens, waarop overeenkomstig het bepaalde onder art. 7 en 12.2 deze verzekeringsovereenkomst eindigt.
12 Aanpassing van premie en/of voorwaarden
12.1 Indien verzekeraars hun tarieven en/of voorwaarden voor verzekeringen van dezelfde soort als deze herzien, hebben zij het recht deze verzekering aan die nieuwe tarieven en/of voorwaarden aan te passen. Verzekeraars zullen, indien zij van dit recht gebruik wensen te maken> de aanpassing vooraf
aankondigen.
12.2 Verzekeringnemer heeft het recht de aanpassing aan de nieuwe tarieven en/of voorwaarden te weigeren indien de aanpassing leidt tot een premieverhoging en/of beperking van de dekking, tenzij deze wijzigingen voortvloeien uit een wettelijke regeling of bepaling.
Indien verzekeringnemer van dit recht gebruik wenst te maken, dient hij de verzekeraars daarvan, voor het einde van een termijn van 1 maand van de aangekondigde datum van aanpassing, schriftelijk kennis te geven. De verzekering eindigt dan op de aangekondigde datum van aanpassing, of op het tijdstip van weigering indien de weigering na die datum plaatsvindt.
12.3 Heeft verzekeringnemer geen gebruik gemaakt van zijn in art. 12.2 bedoelde recht, dan wordt hij geacht met de aanpassing in te stemmen, In dat geval wordt de nieuwe verzekering voortgezet met toepassing van de nieuwe tarieven en/of voorwaarden.
13 Toepasselijk recht
De verzekeringsovereenkomst wordt beheerst door Nederlands recht en de in de Nederlandse verzekeringspraktijk geldende usances.
14 Persoonsregistratie
De voor deze verzekering benodigde persoonsgegevens kunnen worden opgenomen in de door verzekeraars en/of Aon gevoerde persoonsregistratie.
15 . Klachtenregeling
Bij eventuele klachten die verband houden met de verzekeringsovereenkomst kan men zich wenden tot de volgende instantie:
Stichting Klachteninstituut Verzekeringen Xxxxxxx 00000
0000 XX Xxx Xxxx
telefoon : 000-0000000
fax : 000-0000000
CLAUSULE(S)
A 031498 CLAUSULEBLAD TERRORISMEDEKKING
bij de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V. (NHT)
1 Begripsomschrijvingen
In dit clausuleblad en de daarop berustende bepalingen wordt - voor zover niet anders blijkt - verstaan onder:
1 .1 Terrorisme:
Gewelddadige handelingen en/of gedragingen - begaan buiten het kader van een van de zes in artikel 64 lid 2 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 genoemde vormen van molest - in de vorm van een aanslag of een reeks van in tijd en oogmerk met elkaar samenhangende aanslagen als gevolg waarvan letsel en/of aantasting van de gezondheid, al dan niet de dood tengevolge hebbend, en/of schade aan zaken ontstaat dan wel anderszins economische belangen worden aangetast, waarbij aannemelijk is dat deze aanslag of reeks - al dan niet in enig organisatorisch verband - is beraamd en/of uitgevoerd met het oogmerk om bepaalde politieke en/of religieuze en/of ideologische doelen te verwezenlijken.
1.2 Kwaadwillige besmetting:
Het - buiten het kader van een van de zes in artikel 64 lid 2 van do Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 genoemde vormen van molest (doen) verspreiden van ziektekiemen en/of stoffen die als gevolg van hun (in)directe fysische, biologische, radioactieve of chemische inwerking letsel en/of aantasting van de gezondheid, al dan niet de dood tengevolge hebbend, bij mensen of dieren kunnen veroorzaken en/of schade aan zaken kunnen toebrengen dan wel anderszins economische belangen kunnen aantasten,waarbij aannemelijk is dat het (doen) verspreiden - al dan niet in enig organisatorisch verband - is beraamd en/of uitgevoerd met het oogmerk om bepaalde politieke en/of religieuze en/of ideologische doelen te verwezenlijken.
1.3 Preventieve maatregelen:
Van overheidswege en/of door verzekerden en/of derden getroffen maatregelen om het onmiddellijk dreigend gevaar van terrorisme en/of kwaadwillige besmetting af te wenden of - indien dit gevaar zich heeft verwezenlijkt - de gevolgen daarvan te beperken.
1.4 Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V. <NHT):
Een door het Verbond van Verzekeraars in Nederland opgerichte herverzekeringsmaatschappij, waarbij uitkeringsverplichtingen uit hoofde van verzekeringsovereenkomsten, die voor in Nederland
toegelaten verzekeraars direct of indirect kunnen voortvloeien uit de verwezenlijking van de in artikel 1
.1, 1 .2 en 1.3 omschreven risico s> in herverzekering kunnen worden ondergebracht.
1.5 Verzekeringsovereenkomsten:
a) Overeenkomsten van schadeverzekering voor zover zij overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 lid 1 sub o van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 betrekking hebben op in Nederland gelegen risico’s.
b) Overeenkomsten van levensverzekering voor zover gesloten met een verzekeringnemer met gewone verblijfplaats in Nederland, of, indien verzekeringnemer een rechtspersoon is, met de in Nederland gevestigde vestiging van de rechtspersoon waarop de verzekering betrekking heeft.
c) Overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering voor zover gesloten met een verzekeringnemer met een gewone verblijfplaats in Nederland, of, indien verzekeringnemer een rechtspersoon is, met de in Nederland gevestigde vestiging van de rechtspersoon waarop de verzekering betrekking heeft.
1 .6 In Nederland toegelaten verzekeraars;
- Schade-, levens- en zorgverzekeraars zoals bedoeld in artikel 12 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, en
- natura-uitvaartverzekeraars zoals bedoeld in artikel 7 van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, die bevoegd zijn om in Nederland het verzekeringsbedrijf uit te oefenen.
2 Begrenzing van de dekking voor het terrorismerisico
2.1 Indien en voor zover, met inachtneming van de in artikel 1 .1, 1.2 en 1 .3 gegeven omschrijvingen, en binnen de grenzen van de geldende polisvoorwaarden. dekking bestaat voor gevolgen van een gebeurtenis die (direct of indirect) verband houdt met:
- terrorisme, kwaadwillige besmetting of preventieve maatregelen,
- handelingen of gedragingen ter voorbereiding van terrorisme, kwaadwillige besmetting of preventieve maatregelen>
hierna gezamenlijk aan te duiden als het ‘terrorismerisico>’, geldt dat de uitkeringsplicht van de verzekeraar terzake van iedere bij haar ingediende aanspraak op schadevergoeding en/of uitkering, is beperkt tot het bedrag van de uitkering die de verzekeraar terzake van die aanspraak ontvangt onder de herverzekering voor het terrorismerisico bij de NHT, in het geval van een verzekering met vermogensopbouw vermeerderd met het bedrag van de uit hoofde van de betrokken verzekering reeds gerealiseerde vermogensopbouw. Bij levensverzekeringen wordt het bedrag van de gerealiseerde vermogensopbouw gesteld op de krachtens de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 aan te houden premiereserve ten aanzien van de betrokken verzekering.
2.2 De NHT biedt herverzekeringsdekking voor de hiervoor genoemde aanspraken tot maximaal 1 miljard euro per kalenderjaar. Vorengenoemd bedrag kan van jaar tot jaar worden aangepast en geldt voor alle bij de NHT aangesloten verzekeraars tezamen. Van een eventuele aanpassing zal mededeling worden gedaan in drie landelijk verschijnende dagbladen.
2.3 In afwijking van het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde, geldt voor verzekeringen die betrekking hebben op:
- schade aan onroerende zaken en/of de inhoud daarvan;
- gevolgschade van schade aan onroerende zaken en/of de inhoud daarvan, dat per verzekeringnemer per verzekerde locatie per jaar maximaal 75 miljoen euro onder deze overeenkomst zal worden uitgekeerd, voor alle deelnemende verzekeraars zoals bedoeld in artikel 1 tezamen> ongeacht het aantal afgegeven polissen.
Voor de toepassing van dit artikellid wordt onder verzekerde locatie verstaan:
alle op het risicoadres aanwezige door verzekeringnemer verzekerde objecten, alsmede alle buiten het risicoadres gelegen door verzekeringnemer verzekerde objecten waarvan het gebruik en/of de bestemming in relatie staat tot de bedrijfsactiviteiten op het risicoadres. Als zodanig zullen in ieder geval worden aangemerkt alle door verzekeringnemer verzekerde objecten die op minder dan 50 meter afstand van elkaar gelegen zijn en waarvan er tenminste een op het risicoadres is gelegen.
Voor de toepassing van dit artikellid geldt voor rechtspersonen en vennootschappen die zijn verbonden in een groep, zoals bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek, dat alle groepsmaatschappijen tezamen worden aangemerkt als een verzekeringnemer, ongeacht door welke tot de groep behorende groepsmaatschappij(n) de polis(sen) is (zijn) afgesloten.
3 Uitkeringsprotocol NHT
3.1 Op de herverzekering van de verzekeraar bij de NHT is van toepassing het Protocol afwikkeling claims (hierna te noemen het Protocol). Op grond van de in dit protocol vastgestelde bepalingen is de NHT onder meer gerechtigd de uitkering van de schadevergoeding of het verzekerde bedrag uit te stellen tot het moment waarop zij kan bepalen of en in hoeverre zij over voldoende financiële middelen beschikt om alle vorderingen waarvoor zij als herverzekeraar dekking biedt, voor het geheel te voldoen. Voor zover de NHT niet over voldoende financiële middelen blijkt te beschikken, is zij gerechtigd overeenkomstig bedoelde bepalingen een gedeeltelijke uitkering aan de verzekeraar te
doen.
3.2 De NHT is, met in achtneming van het gestelde in bepaling 7 van het Protocol afwikkeling claims, bevoegd om te beslissen of een gebeurtenis in verband waarmee aanspraak op uitkering wordt gedaan, als een gevolg van de verwezenlijking van het terrorismerisico moet worden aangemerkt. Een daartoe strekkend en overeenkomstig voornoemde bepaling genomen besluit van de NHT, is bindend jegens verzekeraar. verzekeringnemer. verzekerden en tot uitkering gerechtigden.
3.3 Eerst nadat de NHT aan de verzekeraar heeft medegedeeld welk bedrag, al dan niet bij wijze van voorschot, terzake van een vordering tot uitkering aan haar zal worden uitgekeerd, kan de verzekerde of de tot uitkering gerechtigde op de in artikel 3.1 bedoelde uitkering terzake tegenover de verzekeraar aanspraak maken.
3.4 De herverzekeringsdekking bij de NHT is ingevolge bepaling 17 van het Protocol slechts van kracht voor aanspraken op schadevergoeding en/of uitkering die worden gemeld binnen twee jaar nadat de NHT van een bepaalde gebeurtenis of omstandigheid heeft vastgesteld dat deze als een verwezenlijking van het terrorismerisico in de zin van dit Clausuleblad wordt beschouwd.
AANVULLENDE DEKKING TERRORISME HIENFELD
Indien W.A. Hienfeld B.V. Assuradeuren (pool V.001) op grond van de clausule A 031-498 Clausuleblad terrorismedekking een uitkering doet die lager is dan de uitkering waarop verzekerde op grond van deze verzekering recht zou hebben indien clausule A 031-498 Clausuleblad Terrorismedekking niet van toepassing zou zijn geweest, keert W.A. Hienfeld B.V. Assuradeuren (pool 327) onder deze verzekering het bedrag uit ter grootte van dat verschil. Ten aanzien van de aanvullende uitkering terrorisme heeft W.A. Hienfeld B.V. Assuradeuren (Pool 327) het recht deze, met inachtneming van de opzegtermijn van 30 dagen, door een schriftelijke toezegging aan het eind van ieder verzekeringsjaar te doen eindigen.
ALCOHOLCLAUSULE
In aanvulling op het bepaalde in art. 3 van verzekeringsvoorwaarden M0980-03 zal geen uitkering krachtens deze verzekering worden verleend indien en voor zover het ongeval het gevolg is van een zodanig bovenmatig gebruik van alcohol of verdovende, bedwelmende of opwekkende middelen door verzekerde dat dit - eventueel in combinatie met het daaruit voortvloeiende gedrag van verzekerde -wel nagenoeg zeker tot een ongeval moest leiden.
Een beroep op deze clausule door verzekeraars is pas mogelijk indien het bloed-alcoholgehalte ten tijde van het ongeval tenminste 1,5 o/oo was.
MOLESTRISICO
In afwijking van het vermelde in art. 3.2 van de verzekeringsvoorwaarden MO9BO-03 geschiedt deze verzekering inclusief de in dat artikel genoemde risico’s.
De dekking ten aanzien van deze risico’s geschiedt voor een termijn van 3 maanden. Na afloop van deze termijn wordt de dekking geacht telkens voor een zelfde termijn te zijn voortgezet tenzij opzegging van de dekking door verzekeraars heeft plaatsgevonden met inachtneming van een opzeggingstermijn van 7 dagen door schriftelijke kennisgeving aan de makelaars.
De dekking eindigt automatisch op de vijfde dag te 00.00 uur na de dag van het uitbreken van een oorlog dan wel het zich voordoen van vijandelijkheden welke direct en rechtstreeks leiden tot een oorlogstoestand, ongeacht of een oorlogsverklaring al dan niet heeft plaatsgevonden, tussen:
A (een lid van) de onder B genoemde verdragsorganisatie enerzijds en (een lid van) de onder C genoemde verdragsorganisatie dan wel de Chinese Volksrepubliek anderzijds;
8 de NAVO, inclusief Frankrijk;
C de ASEAN-Verdragsorganisatie.
Met betrekking tot het bepaalde in dit artikel is het molestrisico tijdens het reizen naar en verblijf in de volgende landen van de dekking uitgesloten:
In het geval dat een verzekerde voor de afloop van de in deze clausule genoemde termijn van 7 resp. 5 dagen van zijn vrijheid is beroofd als gevolg van de in art. 3.2 van de verzekeringsvoorwaarden M0980-03 genoemde omstandigheden, blijft de in deze clausule bedoelde dekking ten aanzien van hem onverminderd van kracht, zulks echter onverminderd het in de verzekeringsvoorwaarden bepaalde inzake beëindiging van de verzekering.
Geen uitkering is verschuldigd ten aanzien van ongevallen de verzekerde overkomen in geval van opzettelijk deelnemen aan de in deze clausule bedoelde molestevenementen, anders dan ter bescherming van eigen leven.
NAVERREKENING
1 Verzekeringnemer is verplicht om binnen 2 maanden na afloop van iedere premietermijn een schriftelijke opgave te verstrekken van het totale aantal verzekerden op de 1e dag van ieder kwartaal van de verstreken premietermijn, aan de hand waarvan het gemiddelde aantal verzekerde personen wordt berekend.
2 De voor deze verzekering verschuldigde premie wordt als volgt vastgesteld.
Bij de aanvang van ieder verzekeringsjaar wordt over de periode tot de eerstvolgende premievervaldag een voorlopige premie in rekening gebracht.
Tenzij anders overeengekomen> wordt aan het begin van elke volgende premietermijn een voorlopige premie in rekening gebracht gelijk aan de definitieve premie over de direct daaraan voorafgaande premietermijn.
Voorlopige premies worden verrekend met de definitieve premies over dezelfde premietermijn.
Is de periode waarover definitieve premieafrekening plaatsvindt niet gelijk aan de daarop volgende periode van de voorlopige premie, dan is de voorlopige gelijk aan de definitieve premie, welke verschuldigd zou zijn geweest indien de periode van de definitieve premie gelijk zou zijn geweest aan die van de voorlopige premie.
De vaststelling van de definitieve premie vindt plaats aan de hand van de door de verzekeringnemer te verstrekken opgave(n) als vermeld onder 1.
Telkens indien de verzekeringnemer de onder 1 bedoelde opgave(n) niet binnen één jaar na afloop van een premietermijn heeft verstrekt, blijven de onder deze polis verzekerde bedragen ongewijzigd en worden zij door de verzekeringnemer geacht te zijn omgezet in vaste bedragen ter grootte van die welke verzekerd waren op basis van de laatste door de verzekeringnemer verstrekte opgave(n) als bedoeld onder 1, waarbij de verzekerde bedragen op nihil worden gesteld ten aanzien van de niet in deze laatste opgave(n) begrepen verzekerden.
Per de ingangsdatum, te rekenen van s morgens te 00.00 uur, van de premietermijn waarover de onder 1 bedoelde opgave(n) weer door verzekeringnemer is/zijn verstrekt, is het in de voorgaande alinea bepaalde niet meer van toepassing.
Bijlage 7
Protocollen bij CAO Waterbouw 2006/2007
1. Medezeggenschap
Partijen zullen in de loop van 2007 een op werkgevers gerichte voorlichtingscampagne (laten) opzetten, teneinde de medezeggenschap in de bedrijfstak te bevorderen.
2. Modernisering CAO
Partijen zijn overeengekomen de CAO, gedurende zijn looptijd, op een aantal punten te moderniseren, dit betreft:
• Het bevorderen van een leeftijdsbewust personeelsbeleid op bedrijfstakniveau. Aandachtspunten daarbij zijn functieverandering/taakaanpassing, aanpassing van werktijden, extra verlofmogelijkheden;
• De mogelijkheid om bovenwettelijke vakantie- en/of verlofdagen (van maximaal een jaar) en/of overuren op te sparen;
• De mogelijkheid bieden aan werknemers om - door partijen nader te bepalen - individuele afspraken te maken, om hun eigen arbeidsvoorwaarden overeen te kunnen komen;
• Een paritaire werkgroep zal dit onderwerp uitwerken.
3. Aansprakelijkheid/uitsluiting bij risicogebieden
Partijen zijn overeengekomen gedurende de looptijd van deze CAO een onderzoek te doen naar de aansprakelijkheid bij situaties waar werknemers tewerk worden gesteld in risicogebieden. Partijen streven naar een gezamenlijke oplossing voor deze problematiek.
4. Tweeploegendienst
Partijen zijn overeengekomen het oneigenlijk gebruik van artikel 16 paragraaf 2 tegen te gaan.
5. Redactie reisregeling
Partijen zijn overeengekomen dat artikel 36 beter geformuleerd moet worden, ter voorkoming van interpretatieverschillen in de praktijk.
6. Functiewaardering: Evaluatie
(a) Het functiewaarderingssysteem zal regelmatig aan de praktijk worden getoetst en periodiek worden onderhouden. CAO-partijen zullen na de evaluatie afspraken maken over de wijze waarop dit gebeurt en met welke regelmaat.
(b) Partijen zijn overeengekomen dat in het jaar 2007 het functiewaarderingssysteem en het bijbehorende loongebouw zullen worden geëvalueerd. Hierbij zal de discussie over de uitloopschaal betrokken worden.
7. Voedingstoeslag
Partijen zijn overeengekomen dat in het jaar 2006 een werkgroep de CAO-tekst met betrekking tot de voedingstoeslag zodanig verwoordt, dat het fiscaal geoorloofd is.
8. Werkgelegenheid
Partijen zijn overeengekomen dat in gezamenlijk overleg, voortbouwend op bestaand instrumentarium in de branche, beleid ontwikkeld zal worden op het gebied van:
- het voorkomen van arbeidsongeschiktheid binnen de branche;
- het maximaal en optimaal reïntegreren van arbeidsongeschikten in de branche;
- leeftijdsbewuste loopbaanontwikkeling.
9. Fiscale toetsing nieuwe CAO-teksten
Partijen zijn overeengekomen dat nieuwe CAO-teksten waarbij dat aan de orde is, getoetst zullen worden op (onbedoelde) fiscale effecten.
Bijlage 8 Stageregeling 2006/2007
1. Toepassing
Als stagiairs waarop deze regeling van toepassing is, worden beschouwd studerenden aan één der volgende onderwijsinstellingen, die binnen het kader van een stageregeling een periode van praktisch werken doorbrengen in de waterbouw:
- Hogere Zeevaartschool Terschelling
- Middelbaar Beroepsonderwijs (BOL), baggeropleidingen
Voor studenten aan overeenkomstige instellingen van HBO en BOL, met uitsluiting evenwel van deeltijdopleidingen op dit niveau, zullen bij de praktijkopleiding (beroepspraktijkvorming) in de waterbouw, binnen het kader van een stageregeling, deze richtlijnen zoveel mogelijk gelijkelijk worden toegepast.
2. Definities
Stage:
De stage is onderdeel van het leerproces, er wordt onder verantwoordelijkheid van de school in de praktijk geleerd. Indien het vereist is dat de stagiair over een certificaat Basisveiligheid beschikt dient de school daarvoor zorg te dragen. Bedrijven kunnen niet-gecertificeerde stagiairs weigeren.
3. Vergoeding
De vergoeding aan de stagiair is bedoeld als tegemoetkoming in de extra kosten, voortvloeiend uit de stage. Niet beoogd wordt de door de stagiair in het kader van de stage te verrichten werkzaamheden te belonen. Stagiairs hebben geen arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek, fiscaal gezien geldt voor hen evenwel een fictief dienstverband. Er wordt voor stagiairs een maximale vergoeding geadviseerd van bruto
€ 294,- (per 1 januari 2007: €298,-) per maand of € 67,92 (per 1 januari 2007: €68,94) per week; de stagebieder is hierover fiscaal inhoudingspichtig.
4. Reiskostenvergoeding
Xxxxxxx xx xxxxxxxx met instemming van de stagebieder regelmatig naar de plaats van de stage op en neer reist, kunnen de daarvoor gemaakte reiskosten volgens de bij de stagebieder geldende regeling worden vergoed.
De reiskostenvergoeding door de stagebieder vervalt als een andere regeling daarin voorziet, bijvoorbeeld een in het kader van de studie door de overheid verstrekte OV-jaarkaart.
5. Vergoeding huisvestigingskosten
Wordt de stage gevolgd op een zodanige plaats dat betrokkene (extra) huisvestigingskosten moet maken, dan kan een bijdrage in de kosten uitgekeerd worden van maximaal € 196 (per 1 januari 2007:199) per maand.
6. Loonheffing en inhoudingen
Loonheffing:
De stagebieder dient over de vergoedingen een loonheffing toe te passen. Omdat de stagiair zelf de keuze heeft voor het al of niet toepassen van de loonheffingskorting, is het raadzaam om aan het einde van het jaar te (laten) bekijken of men in aanmerking komt voor het terugvorderen van teveel betaalde loonheffing en eventuele correctie van de toegepaste loonheffingskorting. Dit is te bewerkstelligen door het aanvragen van een Tj-biljet bij de belastingdienst.
Inhoudingen: Stagiairs nemen niet deel aan bedrijfstakeigen regelingen, inhoudingen zijn niet van toepassing. De stagiair ontvangt geen vakantietoeslag, bedrijfsvakanties geven geen recht op betaald verlof (zie punt 9).
7. Stagiairs en verzekeringsplicht werknemersverzekeringen
ZW en ZfW:
De stagiairs zijn verzekerd voor de ZW op voorwaarde dat een beloning wordt genoten die niet uitsluitend bestaat uit het verwerven van onderricht. De verstrekking van de stagevergoeding (artikel 3) leidt tot verplichte verzekering voor de ZW. Daaruit vloeit voort de verplichte verzekering voor de ZfW. De nominale premie ZfW komt voor rekening van de stagiair. Bij ziekte heeft de ZW-verzekerde stagiair recht op ziekengeld op grond van de vangnetbepalingen van de ZW. Er is geen 'loondoorbetalingsverplichting' voor de stagebieder.
WW en WAO c.q. WIA:
Stagiairs zijn niet verplicht verzekerd voor de WW en de WAO c.q. de WIA. In geval van arbeidsongeschiktheid kunnen zij een beroep doen op de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Premieheffing SV:
De geadviseerde onkostenvergoedingen dienen ook in de zin van de CSV in beginsel als loon te worden aangemerkt. Over het deel daarvan dat conform de bepalingen van de CSV als premieloon kan worden aangemerkt is premie ZfW verschuldigd (voor de ZW wordt sinds 1 maart 1996 geen premie meer geheven). Er is geen WW- en WAO-premie c.q. WIA-premie verschuldigd.
8. Aansprakelijkheid bij ongevallen
Stagebieder:
Iedere werkgever is aansprakelijk te stellen voor bedrijfsongevallen. Hiervoor is de stagebieder veelal verzekerd. Informatie over aansprakelijkheids- en ongevallenverzekeringen wordt verstrekt door verzekeringsmakelaars en/of brancheverzekeringen.
Stagiair:
Aanbevolen wordt dat de stagiair als particulier zelf een WA-verzekering afsluit. De stagiairs dienen na te gaan of er voor hem/haar door stagebieder en/of onderwijsinstelling een ongevallenverzekering is gesloten.
9. Stageduur, vrijaf en verlof
Stageduur:
De stage van BOL 4 en HBO omvat 200 effectieve stagedagen. De eerste stageperiode vangt bij voorkeur aan omstreeks 15 augustus.
Voor studenten van de Hogere Zeevaartschool geldt dat er minimaal 315 vaardagen worden gehaald.
Vrijaf:
De stagiair geniet vrijaf met behoud van vergoeding tijdens in Nederland algemeen erkende feestdagen. Zonder behoud van vergoeding bij sluiting van het bedrijf wegens bedrijfsvakantie en roostervrije dagen, voor zover van toepassing bij de stagebieder. Bedrijfsvakantie en verletdagen gelden niet als stagetijd, tenzij in het kader van de stage vervangende activiteiten voorhanden zijn. Buitengewoon en ander verlof dient door de stagiair te worden geregeld in overleg met het stagebiedende bedrijf en eventueel met de stagecoördinator.
Educatief verlof:
Per periode van 100 stagedagen zal de stagebieder de stagiair in de gelegenheid stellen om met behoud van vergoeding gedurende maximaal 10 stagedagen aan educatieve activiteiten deel te nemen. Deze worden beschouwd als effectieve stagedagen.
Bijlage 9
PARITAIRE COMMISSIE WATERBOUW
Reglement Vrijstellingsregeling nationaliteitseis kapitein zeegaande waterbouw
Preambule
Als gevolg van de aanpassing van de Zeevaartbemanningwet met betrekking tot de Vrijstellingsregeling nationaliteitseis kapitein voor de zeegaande waterbouw hebben de Sociale partners in de waterbouwbranche, de Vereniging van Waterbouwers in Bagger-, Kust- en Oeverwerken (VBKO), de FNV Bouw en de Hout- en Bouwbond CNV, besloten de uitvoering van deze regeling te laten verrichten door de Paritaire Commissie Waterbouw (ex CAO Waterbouw artikel 6).
De uitvoering van deze Vrijstellingsregeling zal plaats vinden volgens het door de genoemde partijen vastgelegde navolgende Reglement
Artikel 1 Definities
Voor de toepassing van dit Reglement worden de navolgende definities gebruikt:
A. Onderneming
De natuurlijke of rechtspersoon, die als scheepsbeheerder vanuit een vestiging in Nederland, de dagelijkse leiding heeft over het beheer van het schip.
B. Zeegaand waterbouwmaterieel
Xxxxxxx werkzaam in de sector waterbouw, waarvoor een certificaat van deugdelijkheid als bedoeld in de Schepenwet is vereist of is afgegeven en die op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren.
C. Kapitein
De gezagvoerder van een Nederlands schip
D. EU-kapitein
Een kapitein met de Nationaliteit van een EU-lidstaat
E. Kapiteins uit derde landen
Kapiteins met de Nationaliteit van een land waarmee Nederland een zogenaamde Memorandum of Understanding (MoU) heeft afgesloten
F. Vaarbevoegdheidsbewijs
Een door het hoofd van de Inspectie Verkeer en Waterstaat/Divisie Scheepvaart afgegeven document waaruit de vaarbevoegdheid blijkt.
G. Nationaliteitseis kapiteins
De in de Zeevaartbemanningwet, wijziging 22 mei 2003, vastgelegde Regeling, houdende nadere voorschriften en regels voor de vrijstelling van de nationaliteitseis evenals de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs van erkenning als kapitein aan buitenlandse zeevarenden, teneinde dienst te doen als kapitein op een Nederlands zeeschip dat onderdeel uitmaakt van de sector zeegaande waterbouw.
H. Hoofdregel
De hoofdregel houdt in dat aan personen met de volgende nationaliteiten zijn vrijgesteld van de nationaliteitseis voor tewerkstelling als kapitein op zeegaand waterbouwmaterieel onder Nederlandse vlag:
- de Nederlandse nationaliteit;
- de nationaliteit van een van de overige lidstaten van de Europese Unie;
- de nationaliteit van een van de staten die partij is in de Europese Economische Ruimte (EER).
I. Vrijstellingsregeling
De vrijstellingsregeling houdt in dat door de Paritaire Commissie Waterbouw, op een daartoe strekkend verzoek van een onderneming, toestemming kan worden verleend voor de tewerkstelling als kapitein op zeegaand waterbouwmaterieel onder Nederlandse vlag aan personen met de nationaliteit van de onderstaande landen:
1. Kapiteins uit aspirant EU-landen waarmee NL een overeenkomst betreffende de erkenning van vaarbevoegdheden mee heeft afgesloten (MoU: Memorandum of Understanding). Dit zijn de landen Bulgarije, Estland, Kroatië, Letland, Litouwen, Polen en Roemenië.
2. Kapiteins uit “derdelanden”
Hiermee worden kapiteins bedoeld met de nationaliteit van zogenaamde “derdelanden”: waarmee NL ook een overeenkomst betreffende de erkenning van vaarbevoegdheden heeft afgesloten, te weten: Australië, Canada, Volks rep. Xxxxx, Xxxxxxxxxxx, Xxxx Xxxx, Xxxxx, Xxxxxxxxx, Nieuw Zeeland, Oekraïne, Pakistan, Russische Federatie, Singapore, Vietnam en Zuid Afrika.
Artikel 2 Werkingssfeer
A. Onder de werkingssfeer van deze Regeling vallen kapiteins aan boord van zeegaand waterbouwmaterieel onder Nederlandse vlag
B. De regeling is niet van toepassing op zeegaand waterbouwmaterieel dat geen eigen voortstuwingsinstallatie heeft.
Artikel 3 Doelstellingen
De Sociale Partners in de Waterbouw geven met deze Regeling gezamenlijk uitvoering aan de Zeevaartbemanningwet artikel 30, betreffende het reguleren van de arbeidsmarkt van Nederlandse kapiteins respectievelijk van kapiteins van overige EU en EER staten, varend onder Nederlandse vlag.
Artikel 4
De aanstelling van kapiteins
Een onderneming vallend onder de werkingssfeer van de CAO Waterbouw mag aan boord van zeegaand waterbouwmaterieel varend onder Nederlandse vlag uitsluitend kapiteins aanstellen met
een de nationaliteit als genoemd in artikel 1 lid H van dit reglement, tenzij er door de Paritaire Commissie Waterbouw toestemming is verleend als bedoeld in artikel 1 lid I.
Artikel 5 Vrijstellingsprocedure
A. De onderneming die wenst over te gaan tot de aanstelling van een kapitein aan boord van zeegaand waterbouwmaterieel behorend tot deze onderneming en varend onder Nederlandse vlag, met een nationaliteit als genoemd onder artikel 1 lid I dient hiertoe schriftelijk een aanvraag in bij het secretariaat van de Paritaire Commissie Waterbouw conform een hiervoor opgesteld standaard aanvraagformulier.
B. De Paritaire Commissie Waterbouw beoordeelt op grond van de aanvraag tot vrijstelling of de betrokken onderneming optimaal gebruik heeft gemaakt van het aanbod van kapiteins van Nederlandse nationaliteit op de arbeidsmarkt.
C. Besluiten tot het verlenen van toestemming worden genomen bij eenstemmigheid van de Paritaire Commissie. Bij het ontbreken van eenstemmigheid wordt geen schriftelijke toestemming verleend.
D. De Paritaire Commissie zal een besluit tot afgifte dan wel tot weigering van de toestemming binnen 14 dagen na het indienen van de aanvraag schriftelijk meedelen aan de onderneming die de aanvraag heeft gedaan. Een besluit tot weigering van een afgifte van de schriftelijke toestemming wordt, eveneens schriftelijk, gemotiveerd.
E. De schriftelijke toestemming zal worden afgegeven voor de tewerkstelling van de betreffende kapitein op al het zeegaand waterbouwmaterieel van de betreffende onderneming, varend onder Nederlandse vlag.
F. De schriftelijke toestemming heeft een geldigheidsduur van 3 kalenderjaren. Met inachtneming van het bepaalde in de leden A en B van dit artikel, kan de schriftelijke toestemming telkens met drie kalenderjaren worden verlengd.
Artikel 6 Toetsingscriteria
A. De Paritaire Commissie toetst of de aanvraag betrekking heeft op een kapitein die voldoet aan de opleidingseisen die de Zeevaartbemanningwet stelt aan kapiteins op zeegaand waterbouwmaterieel.
B. De Paritaire Commissie weigert de afgifte van een vergunning als:
1. De onderneming de in artikel 5 genoemde procedure niet heeft gevolgd.
2. De aanstelling van een buitenlandse kapitein zoals bedoeld in artikel 1, lid I op zeegaand waterbouwmaterieel onder Nederlandse vlag leidt bij de onderneming, die de aanvraag indient, tot gedwongen ontslag van een of meerdere kapiteins als bedoeld in artikel 1 lid H.
3. De onderneming niet meewerkt aan het in opdracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat jaarlijks uit te voeren onderzoek naar de werkgelegenheid in de Nederlandse Zeescheepvaart.
C. De Paritaire Commissie schort de procedure tot afgifte van een vergunning op, indien de aanstelling van een buitenlandse kapitein zoals bedoeld in artikel 1 lid I op zeegaand
waterbouwmaterieel onder Nederlandse vlag bij de onderneming leidt tot klachten van eerste stuurlieden met een nationaliteit als genoemd in artikel 1 lid H die naar hun oordeel op onjuiste gronden niet zijn aangesteld in de functie van kapitein op waterbouwmaterieel van de betreffende onderneming.
De opschorting van de procedure zal worden opgeheven nadat de Paritaire Commissie heeft vastgesteld dat genoemde klachten ongegrond zijn gebleken.
Artikel 7 Klachtenprocedure
A. In geval een onderneming of een betreffende kapitein bezwaar heeft tegen de uitspraak van de Paritaire Commissie, dan wel een klacht heeft over de gevolgde procedure kan dit worden voorgelegd aan de Geschillencommissie Waterbouw, zoals genoemd in artikel 60 van de Waterbouw CAO.
B. In geval een eerste stuurman met een nationaliteit als genoemd in artikel 1 lid H, werkzaam bij een onderneming die een aanvraag heeft ingediend voor de afgifte van een schriftelijke toestemming, van oordeel is dat hij/zij op onjuiste gronden niet is aangesteld in de functie van kapitein op waterbouwmaterieel van de betreffende onderneming, kan hij/zij zijn/haar klacht gemotiveerd, schriftelijk (in de Nederlandse of Engelse taal) indienen bij de Paritaire Commissie Waterbouw.
De Paritaire Commissie Waterbouw zal na het plegen van hoor en wederhoor een bindende uitspraak doen. Deze uitspraak zal worden betrokken bij de daarop volgende procedures tot afgifte van vergunningen aan de betrokken onderneming.
Artikel 8
Informatieverstrekking aan de Minister van Verkeer en Waterstaat
De Paritaire Commissie Waterbouw zal jaarlijks aan de ondernemingen met zeegaand waterbouwmaterieel, vallend onder de werkingssfeer van de CAO Waterbouw, schriftelijk verzoeken om de informatie als bedoeld in de Zeevaartbemanningwet artikel 30 lid 7c en lid 8 aan te leveren.
De Paritaire Commissie Waterbouw zal jaarlijks vóór 1 april de Minister van Verkeer en Waterstaat de in lid A genoemde informatie schriftelijk aanleveren
Noot: Het Hoofd van de Inspectie Verkeer en Waterstaat / Divisie Scheepvaart zal een aanvraag tot aanstelling van een buitenlandse kapitein pas in behandeling nemen indien de onderneming, die het verzoek tot afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs van erkenning als kapitein aan de betreffende kapitein doet, een recente op naam van de onderneming gestelde schriftelijke toestemming van de Paritaire Commissie Waterbouw overlegt.