Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 20.16 d.d. 27 juli 2020 te Amsterdam (mr. H.M. Xxxxxx, xx. X. Xxxxx en A.C. Juffermans).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- klachtschrift met bijlagen d.d. 20 december 2019;
- aanvullende stukken met acceptatieformulier d.d. 8 januari en 3 februari 2020;
- verweer deelnemer d.d. 19 februari 2020;
- repliek betrokkene d.d. 18 maart 2020;
- dupliek deelnemer d.d. 22 april 2020.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft de betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 29 juni 2020 te Amsterdam. Vanwege de maatregelen van de overheid in verband met de coronacrisis heeft deze behandeling niet plaats kunnen vinden en is in overleg met partijen besloten tot een telefonische hoorzitting op 29 juni 2020.
Betrokkene en zijn gemachtigde zijn gehoord en namens de deelnemer de heer [X]. Partijen hebben hun standpunt nader toegelicht.
2. Standpunt van partijen
2.1. De betrokkene heeft de klacht – zakelijk samengevat – als volgt toegelicht.
Betrokkene is in 2008 gestart als ZZP’er. In 2012 krijgt betrokkene te maken met een gebrek aan inkomsten. Niet alle facturen worden op tijd betaald door zijn klanten. Op 2 maart 2012 ontvangt betrokkene een brief van de deelnemer dat de kredietlimiet is overschreden. De kredietlimiet was EUR 50.400 en deze was met EUR 656 overschreden. Het incassobureau besluit de hele vordering op te eisen. De totale vordering ad EUR 49.850,57 dient betrokkene voor 13 september 2012 te voldoen. Betrokkene maakt afspraken met het incassobureau en toch is de A2-codering gemeld. Een betalingsregeling wordt overeengekomen. Deze wordt een aantal maal herzien en betrokkene heeft
de volledige betaling gedaan op 7 juni 2018. Betrokkene heeft een goede betalingsmoraal. Betrokkene heeft belang bij verwijdering. Zijn relatie is beëindigd. Hij woont met zijn ex-partner in de gezamenlijke woning. Hij wil zijn ex-partner uitkopen. Betrokkene wil daar een hypothecaire lening voor afsluiten. Het gaat om een bedrag van EUR 77.875. De registratie houdt dat tegen. Betrokkene is financieel stabiel. Het is de enige negatieve registratie. Subsidiair is het verzoek om de bewaartermijn van vijf jaar in te korten naar twee jaar. Er is al vier jaar sprake van een stabiele situatie.
2.2. De deelnemer stelt – zakelijk samengevat – als volgt.
Xxxxxxxxxx had een kredietfaciliteit van EUR 70.000 op zijn zakelijke rekening. In de overeenkomst is opgenomen dat de kredietlimiet vanaf 1 maart 2010 maandelijks zal worden verlaagd met EUR
1.250. Al op 12 oktober 2010 laat betrokkene een ongeoorloofde overstand ontstaan. Deze wordt ingelopen maar op 2 juni 2012 ontstaat opnieuw een overstand. Deze werd niet aangezuiverd waardoor de deelnemer het dossier heeft overgedragen aan het incassobureau. Het openstaande saldo ad EUR 49.850,57 is opgeëist. Een afgesproken betalingsregeling werd niet goed nagekomen door betrokkene. Het incassobureau heeft diverse sommatiebrieven gestuurd. Uiteindelijk wordt bijna zes jaar na het ontstaan van de betalingsachterstand de vordering voldaan. De deelnemer maakt een belangenafweging. Die valt niet in het voordeel van betrokkene uit. Er was sprake van een langdurige schuldsituatie die pas recent tot een einde is gebracht. Al vanaf 2010 was sprake van een ongeoorloofde overschrijding en niet pas in 2012. Voor het bereiken van het doel van betrokkene zijn andere oplossingen mogelijk. De wens tot het aankopen van een woning om vermogen op te bouwen is geen rechtens te respecteren belang.
2.3. Partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Voor zover nodig zal daar in onderstaande op worden ingegaan.
3. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
3.1. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van overig obligo met contractnummer ******206. De overeenkomst wordt gekenmerkt door een achterstandsmelding (A) en een bijzonderheidscode 2 ((restant)vordering geheel opeisbaar) op 14 september 2012. De overeenkomst heeft een werkelijke einddatum per 31 mei 2018.
3.2. Xxxxxxxxxx doet een beroep op disproportionaliteit.
3.3. De door de betrokkene gestelde bijzondere omstandigheden wegen mee in de zogenaamde proportionaliteitstoets. Die houdt in dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds de betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij of zij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij of zij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of zelfs van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een negatieve registratie die in veel gevallen verhindert dat de betrokkene een krediet kan afsluiten.
3.4. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont, in de vorm van bijvoorbeeld een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag, dat hij of zij heeft bij schrapping van de registratie. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd.
In dat verband overweegt de Commissie als volgt.
3.5. De betrokkene woont nog met zijn ex-partner in de woning. Hij wil zijn ex-partner uitkopen en daar een hypothecaire lening voor afsluiten. De Commissie gaat ervan uit dat de betrokkene hiermee voldoende belang heeft gesteld bij schrapping van de registratie.
3.6. Van het ontstaan van de betalingsproblemen kan betrokkene een verwijt worden gemaakt, maar er is geen sprake van ernstige nalatigheid of van een slecht debiteur. Er was bij betrokkene sprake van een afname van de inkomsten als gevolg van de economische recessie en daardoor betalingsonmacht om aan de betalingsverplichtingen te voldoen. Dat ligt weliswaar in zijn risicosfeer, maar niet meer dan dat. Het krediet is opgeëist toen betrokkene de kredietlimiet van EUR 50.400 met een gering bedrag had overschreden. Vaststaat dat betrokkene goed en regelmatig contact heeft onderhouden met de deelnemer toen de betalingsproblemen zich aandienden. Betrokkene is ook altijd doorgegaan met aflossing van de schuld. Het openstaande bedrag is in mei 2018 en derhalve
ruim twee jaar geleden geheel voldaan. Alles bij elkaar genomen heeft betrokkene al langere tijd laten zien dat hij geen debiteur is waartegen de branche blijvend moet worden beschermd door de registratie de volle vijf jaar na volledige aflossing in stand te houden.
3.7. De Commissie is van oordeel dat de A2-codering dient te worden verwijderd. Al bijna acht jaar hebben kredietverstrekkers kennis kunnen nemen van de negatieve coderingen. De Commissie acht het disproportioneel om de negatieve registratie tot mei 2023 te handhaven.
4. De beslissing
De Commissie beslist dat de klacht van de betrokkene gegrond is. De deelnemer dient binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beslissing de A2-codering op het overig obligo met contractnummer ******206 te verwijderen. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad EUR 50.