MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 9566
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 01-06-2001, nr. 104
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE BIJDRAGEN SOCIALE FONDSEN VOOR HET HORECA- EN AANVERWANTE BEDRIJF
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de landelijke Bedrijfscommissie voor het Hore- cabedrijf namens Koninklijk Horeca Nederland als partij te ener zijde mede namens FNV Horecabond en CNV Bedrijvenbond als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst inzake bijdragen sociale fondsen voor het Horeca- en aanverwante bedrijf, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek schriftelijke bedenkingen zijn inge- bracht door:
A. Twinstore b.v.;
B. het Nederlands Horeca Gilde (NHG);
dat de bedenkingen als volgt kunnen worden samengevat:
Primair hebben zowel Twinstore b.v. als het NHG verzocht de aanvraag tot algemeen verbindendverklaring van onderhavige CAO niet in behan- deling te nemen, aangezien de accountantsverklaring die is meegezonden niet voldoet aan het vereiste dat de betrouwbaarheid van de gekozen bron wordt verklaard.
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 2001 CAO95662001
CAO1909 1
Subsidiair hebben bedenkinghebbenden verzocht het verzoek tot alge- meen verbindendverklaring niet te honoreren op de volgende gronden:
Bedenkinghebbenden betwisten het door Koninklijk Horeca Nederland gegeven representativiteitscijfer (65,26%) op basis van onjuistheid van de gegeven grondslagen. Volgens hen blijkt bovendien uit cijfers dat, wanneer er al sprake zou zijn van enige draagvlak voor onderhavige CAO, er zeer sprake is van een scheve verdeling, in geval van de gering- ste twijfel omtrent de representativiteit.
De accountantsverklaring die CAO-partijen hebben overlegd, schiet tech- nisch gezien tekort. De verklaring zegt niets over de betrouwbaarheid van de gekozen bron, hetgeen echter wel verplicht is.
Een meer subsidiaire bedenking, namelijk de rechtmatige belangen van derden, ligt in het fonds aangaande ,,leerlingen’’.
Als bijdragen in de scholingskosten ontvangt het erkende leerbedrijf een substantiële uitkering. Voorheen werd deze uitkering door het leerling- stelsel zelf verstrekt; thans wordt deze uitkering gedaan uit het fonds FBI. De financiële middelen van de FBI zijn volgens de statuten afkom- stig uit de werkgeversbijdrage op grond van de CAO, bijdragen van de overheid en/of publiekrechtelijke instellingen en andere baten. Wanneer men als werkgever niet bijdrageplichtig is aan het FBI-fonds komt men thans niet meer in aanmerking voor een uitkering voor leerlingen. Het uitvaardigen van een AVV voor onderhavige CAO, in deze specifiek het FBI-fonds, betekent dat de geldstromen aan NHG-leden voorbijgaan. Dispensatie betekent geen recht op uitkering, dus ook geen recht op geldstromen van overheid en/of publiekrechtelijke instellingen.
Een ander probleem bij AVV is dat leerlingen uitsluitend werkzaam mogen zijn onder voorwaarde van gebruikmaking van de model arbeids- overeenkomst die is vastgesteld door de Landelijk Bedrijfscommissie Horeca. In dit contract verklaren werkgever en werknemer een arbeids- overeenkomst aan te gaan waarop de CAO voor het Horeca- en aanver- wante bedrijf van toepassing is. Voor NHG-leden is dit een onmogelijke zaak; er kunnen immers niet twee CAO’s tegelijkertijd worden toege- past.
Overwegende ten aanzien van de bedenkingen inzake de representativi- teit :
CAO-partijen zijn primair verantwoordelijk voor de (adequate bereke- ning van de) vereiste representativiteitsgegevens ter zake het door hen zelf overeengekomen CAO-domein. Indien naar zijn oordeel noodzake- lijk kan ondergetekende van CAO-partijen een door een registeraccoun- tant of accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegd- heid geverifieerde opgave van de door hen verstrekte aantallen
2
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
werknemers en de betrouwbaarheid van de daartoe gekozen bron verlan- gen.
CAO-partijen hebben reeds bij hun verzoek tot AVV een dergelijke accountantsverklaring overlegd. Volgens deze verklaring is 65,26% van de CAO-werknemers in dienst van werkgevers die lid zijn van Konink- lijk Horeca Nederland (KHN).
Naar aanleiding van de reactie van CAO-partijen op de ingebrachte bedenkingen inzake de representativiteit is CAO-partijen verzocht om de door hen gehanteerde telmethode schriftelijk nader toe te lichten.
Uit de door CAO-partijen vastgestelde representativiteitsgegevens, de daarop betrekking hebbende accountantsverklaring, de reactie op de bedenkingen alsmede de nadere toelichting van partijen op de hiervoor genoemde vraag, kan in redelijkheid worden geconcludeerd dat door CAO-partijen voldoende aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van een representativiteit van 65,26%, hetgeen als een belangrijke meerderheid is aan te merken.
Overwegende ten aanzien van de bedenkingen inzake het fonds FBI:
Leden van het NHG zijn van de werkingssfeer van onderhavige CAO uitgesloten. Zij hebben derhalve geen verplichting tot het betalen van een bijdrage aan het FBI en dientengevolge ook geen recht op aanspraak op uitkeringen uit het fonds.
Aan de Stichting van de Arbeid is in een notitie terzake de Horeca-CAO om een reactie gevraagd op de voorgenomen beslissing om het verzoek tot AVV te honoreren. De Stichting van de Arbeid heeft aangegeven met deze beslissing in te stemmen.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Gelet op het overleg met de Stichting van de Arbeid; Besluit:
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 2005 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Horeca- en aanverwante bedrijf inzake bijdragen sociale fondsen als-
3
mede de daarbij behorende statuten en reglementen van de Stichting Sociaal Fonds voor het Horecabedrijf, de Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf en de Stichting Voorlichting en Geschillen- behandeling Leerlingen in het Horecabedrijf, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, en IV is bepaald:
Artikel 1
Definities
In deze CAO en de daarvan deel uitmakende bijlagen, wordt verstaan onder:
1. a. Fondsen-CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake bijdra- gen sociale fondsen voor het horeca- en aanverwante bedrijf.
b. CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het horeca- en aan- verwante bedrijf.
2. Werkgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een horeca- bedrijf exploiteert en daartoe een werknemer in de zin van deze Fondsen-CAO in dienst heeft.
Horecabedrijf: de onderneming als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Instellingsbesluit van het Bedrijfschap Horeca en Catering (Staatsblad 1954, nr. 605), die op grond van het Instellingsbesluit dient te zijn ingeschreven bij het Bedrijfschap Horeca en Catering
Onderneming: een zelfstandige dan wel van de eventueel overige activiteiten in het bedrijf (de bedrijfsuitoefening) te onderscheiden technisch-organisatorische eenheid waarin met een of meer van de in artikel 2 van het Instellingsbesluit genoemde functies of daaraan ver- wante activiteiten aan het economisch verkeer wordt deelgenomen
Samengestelde ondernemingen: ondernemingen waarin een deel van de bedrijfsuitoefening naar haar aard op een ander terrein ligt dan het horecabedrijf, doch waarbij de onder het horecabedrijf vallende acti- viteiten mede bepalend zijn voor het karakter van de bedrijfs- uitoefening, een zekere zelfstandigheid bezitten ten aanzien van de overige activiteiten in de onderneming en waarbij de resultaten van deze activiteiten mede bepalend zijn voor de continuïteit daarvan.
3. Werknemer: de natuurlijke persoon (m/v) die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van een werkgever, uitgezonderd:
a. de werknemer/directeur van een N.V./B.V. die niet (langer) ver- plicht verzekerd is voor de wettelijke werknemersverzekeringen;
b. de werknemer, die echtgenoot/echtgenote of levenspartner is van de hierboven in a. genoemde werknemer/directeur en die niet
4
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
verplicht verzekerd is voor de wettelijke werknemers- verzekeringen;
c. de werknemer, die familielid (tot en met de derde graad) van de in a. genoemde werknemer/directeur en tevens (mede)bestuurder of financieel deelgenoot is in de onderneming van de werkgever en die niet verplicht verzekerd is voor de wettelijke werknemers- verzekeringen;
x. xx xxxxxxxxx, die echtgenoot/echtgenote of levenspartner is van de werkgever en die niet verplicht verzekerd is voor de wettelijke werknemersverzekeringen;
x. xx xxxxxxx en de artiest.
4. Stagiair: de natuurlijke persoon (m/v) die op grond van een leerplan van een onderwijsinstelling bij de werkgever onder begeleiding werk- zaam is, teneinde de voor de opleiding noodzakelijke theorie- en praktijkervaring op te doen.
5. Leerling: de werknemer die bij een Regionaal Opleidingscentrum (ROC) dan wel een (particuliere) onderwijsinstelling een opleiding volgt in de beroepsbegeleidende leerweg vallend onder de Wet Edu- catie en Beroepsonderwijs (WEB) in een leerbedrijf dat is erkend door de Stichting Landelijk Orgaan Beroepsonderwijs (LOB HTV) waar de desbetreffende opleiding onder valt en die is aangenomen krachtens een praktijkovereenkomst (zoals bedoeld in artikel 7.2.8 en
7.2.9 van de WEB).
6. Deelnemer aan de Regionale personeelsvoorzieningsprojecten: de deelnemer aan de Regionale personeelsvoorzieningsprojecten van de Regionale Horeca Commissies (RHC) die tijdens de opleiding bij een werkgever werkzaam is.
7. Arbeidsgehandicapte werknemer: de arbeidsgehandicapte werkne- mer als bedoeld in de Wet op de (Re)integratie Arbeidsgehandicapten (REA).
8. LOB (HTV): de Stichting Landelijk Orgaan Beroepsonderwijs (Ho- reca, Toerisme en Voeding).
9. SVH: Stichting Nationaal Onderwijscentrum van de Bedrijfstak Ho- reca.
10. Loonsom: het loon SV per werknemer met een maximum van 1,5 maal het maximum premiedagloon in de zin van artikel 9 lid 1
5
Coördinatiewet Sociale Verzekeringen (Stb. 1966, 64). Voor de vast- stelling van de totale loonsom worden alle werknemers die in dienst zijn van de werkgever en die vallen onder deze CAO meegenomen.
Artikel 2
Werkingssfeer
1. Toepassing Fondsen-CAO
Deze Fondsen-CAO is van toepassing op de arbeidsovereenkomst die is gesloten tussen een werkgever en werknemer.
Indien een werkgever een samengestelde onderneming exploiteert, is deze Fondsen-CAO alleen van toepassing op elk van de werknemers die per week meer dan 50 procent van de met hem overeengekomen arbeidsduur werkzaam is in of ten behoeve van de horeca-activiteiten
2. Uitzondering stagiairs
De Fondsen-CAO is niet van toepassing op de in artikel 1 lid 4 genoemde stagiair
3. Uitzondering vrijgestelde ondernemingen en jeugdherbergen De Fondsen-CAO is niet van toepassing op:
– vrijgestelde ondernemingen: ondernemingen die krachtens beslis- sing van het Bedrijfschap Horeca zijn vrijgesteld van de inschrijf- plicht c.q. niet aan de daarvoor gestelde eisen voldoen;
– Jeugdherbergen: de jeugdherbergen aangesloten bij de Neder- landse Jeugdherbergcentrale;
4. Uitzondering indien een andere CAO geldt
De Fondsen-CAO is voorts niet van toepassing indien voor de onder- neming een andere rechtsgeldige CAO geldt waarvoor een kennisge- ving van ontvangst is afgegeven op grond van artikel 4 van de Wet op de loonvorming, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
– ondernemingen, op wie de CAO gesloten tussen het Nederlands Horecagilde en een erkende werknemersorganisatie van toepas- sing is;
– banketbakkersbedrijf: het banketbakkersbedrijf als bedoeld in artikel 1 van de CAO voor het Bakkersbedrijf en op wie uit dien hoofde de CAO voor het Bakkersbedrijf van toepassing is en welke onderneming tevens het horecabedrijf uitoefent, indien de werknemer die in het horecagedeelte werkzaam is per week voor meer dan 50 procent van de met hem overeengekomen arbeids- duur werkzaamheden verricht ten behoeve van het banketbak- kersbedrijf;
– zweminrichtingen: de zweminrichting als bedoeld in artikel 1 van de CAO voor Sport-, Recreatie- en Ontspanningscentra en op wie uit dien hoofde de CAO voor Sport-, Recreatie- en Ontspannings- centra van toepassing is en die tevens het horecabedrijf uitoefent,
6
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
indien de werknemer die in het horecagedeelte werkzaamheden verricht per week voor meer dan 50 procent van de met hem overeengekomen wekelijkse arbeidsduur werkzaamheden verricht in de zweminrichting;
– N.V. Koninklijke Bijenkorf Xxxxxx KBB en haar dochter- vennootschappen;
– Vroom en Dreesmann WARENHUIZEN B.V.;
– Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx B.V.
– Verblijfsrecreatiebedrijf: de werkgever als bedoeld in artikel 1 van de CAO Verblijfsrecreatie en op wie uit dien hoofde de XXX Xxxxxxxxxxxxxxxxxx van toepassing is en die tevens het horecabe- drijf uitoefent, indien de werknemer die in het horecagedeelte werkzaamheden verricht per week voor meer dan 50 procent van de met hem overeengekomen wekelijkse arbeidsduur werkzaam- heden verricht in het verblijfsrecreatiebedrijf;
– Contract-cateringactiviteiten:
a. De onderneming als bedoeld in artikel I.1 lid 1 van de op 1 juli 1996 geldende CAO voor de Contract-Cateringbranche en op wie uit dien hoofde de CAO voor de Contract- Cateringbranche van toepassing is en die tevens het horeca- bedrijf uitoefent, indien de werknemer per week voor meer dan 50 procent van de met hem overeengekomen wekelijkse arbeidsduur werkzaamheden verricht op het gebied van contractcatering.
b. Bij geschil over de vraag of in een concreet geval sprake is van contract-cateringactiviteiten in deze overeenkomst be- doelde zin, beslist de Commissie Werkingssfeer op verzoek van de meest gerede partij. De uitspraak van de Commissie Werkingssfeer heeft het karakter van een bindend advies voor betrokken partijen indien deze vooraf schriftelijk zijn over- eengekomen deze uitspraken als zodanig te accepteren. Toet- sing door de burgerlijke rechter blijft daarnaast openstaan.
c. De samenstelling, taak en werkwijze van de Commissie Wer- kingssfeer zijn geregeld bij een van deze Fondsen-CAO deel uitmakend reglement en de bijlage bij dat reglement (zie bij- lagen I en Ia).
5. Ontheffing
Indien de werkgever om moverende redenen ontheffing wenst van de toepassing van bepalingen uit deze Fondsen-CAO, dient hij daartoe een schriftelijk verzoek in te dienen bij de Landelijke Bedrijfscom- missie voor het Horecabedrijf (LBC), Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxx- meer.
7
Uitsluitend de bepalingen van deze Fondsen-CAO waarvoor door de LBC ontheffing is verleend, behoeven niet toegepast te worden.
In alle andere gevallen blijven de bepalingen van deze Fondsen- CAO onverminderd van kracht.
Artikel 3
Algemene bepalingen
1. Uitvoering.
De uitvoering van deze overeenkomst is aan de stichtingen opgedra- gen en geschiedt volgens de statuten en reglementen van de stichtin- gen. De statuten en reglementen van deze stichtingen zijn een inte- graal onderdeel van deze overeenkomst en zijn als bijlagen aan deze overeenkomst gehecht. De statuten en reglementen zullen geen bepa- ling bevatten in strijd met deze overeenkomst. De stichtingen kun- nen de uitvoering delegeren aan een administrateur onder verant- woordelijkheid van het bestuur van de stichting.
2. Gegevensverstrekking.
a. Werkgevers en werknemers zijn gehouden de door de in deze Fondsen-CAO genoemde stichtingen dan wel de door de stich- tingen aangewezen administrateur in het kader van de doelstel- lingen van deze stichtingen gevraagde gegevens te verstrekken, overeenkomstig datgene wat te dezer zake in de statuten en regle- menten van de stichtingen is of wordt bepaald en zullen zich ove- rigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en regle- menten van de stichtingen. Indien de werkgever of de werknemer
– ook na aanmaning – niet voldoet, zijn de in deze Fondsen-CAO genoemde stichtingen dan wel de door de stichtingen aangewe- zen administrateur bevoegd deze gegevens zelf naar beste weten vast te stellen.
b. Uitwisseling van gegevens
De in deze Fondsen-CAO genoemde stichtingen en de door de stichtingen aangewezen administrateur zijn gerechtigd bij elkaar, bij het Bedrijfschap Horeca en Catering en bij het Lisv en de uitvoeringsinstelling gegevens op te vragen en uit te wisselen die nodig zijn voor een goede uitvoering van de regelingen, ongeacht de vraag of de betreffende gegevens al dan niet na aanmaning bij de werkgever zijn opgevraagd.
De werknemer heeft hiertoe blijkens de schriftelijke arbeidsover- eenkomst mee ingestemd.
Hierbij worden de bepalingen uit de Wet Bescherming persoons- gegevens in acht genomen.
3. Rechten van werknemer en werkgever.
In beginsel heeft iedere werknemer en iedere werkgever het recht deel te nemen aan c.q. gebruik te maken van (de resultaten van) de
8
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
door in deze Fondsen-CAO genoemde stichtingen gefinancierde of gesubsidieerde activiteiten als bedoeld in de artikelen 4.3 en 5.2.
Artikel 4
Stichting Sociaal Fonds voor het Horecabedrijf (SFH)
1. Er is een Stichting Sociaal Fonds voor het Horecabedrijf, hierna te noemen de SFH. De SFH is gevestigd in Zoetermeer.
2. Doelstelling van de SFH
De SFH heeft ten doel het financieren en subsidiëren van activitei- ten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de horecabedrijfstak.
3. Realisatie doel
De SFH realiseert de in lid 2 genoemde doelstelling door de gedeel- telijke of gehele financiering of subsidiëring van de kosten verbon- den aan:
a. Het (doen) verrichten van onderzoek en het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het in sociaal opzicht optimaal functio- neren van de horecabedrijfstak.
b. Activiteiten benodigd voor het doen naleven van de voor de bedrijfstak overeengekomen arbeidsvoorwaarden, waaronder be- grepen de werkzaamheden van de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf, inclusief haar commissies;
c. De vorming, scholing en opleiding ten behoeve van in beginsel iedere werknemer op wie de CAO voor het horeca- en aanver- wante bedrijf van toepassing is, waaronder begrepen de werk- zaamheden van de Stichting Nationaal Onderwijscentrum en an- dere betrokkenen bij de CAO en de Fondsen-CAO.
d. De werkzaamheden van de SFH en haar administrateur ten be- hoeve van de uitvoering van de doelstellingen van de SFH.
De realisatie van het doel van de SFH is nader uitgewerkt in de sta- tuten en het reglement van de SFH (zie bijlagen II en IIa).
4. Bijdrage SFH
De werkgever is over het kalenderjaar aan de SFH een bijdrage ver- schuldigd, waarvan de helft voor rekening van de werkgever en de helft voor rekening van de werknemer komt. De hoogte van deze bij- drage is vastgesteld op 0,4% van de loonsom en kan jaarlijks door het bestuur overeenkomstig het te dezer zake bepaalde in het regle-
9
ment van de SFH worden gewijzigd. De bijdrage van de werknemer wordt door de werkgever ingehouden op het loon.
De wijze van betaling en invordering van de bijdrage worden door het bestuur bepaald.
Artikel 5
Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf (FBI)
1. Er is een Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf, hierna te noemen de FBI. De FBI is gevestigd in Zoetermeer.
2. Doelstelling van de FBI
De FBI heeft ten doel het voeren van een geïntegreerd arbeidsmarkt- beleid en bevordering van het scholingsbeleid ten behoeve van de horecabedrijfstak. In dit verband worden de volgende doelstellingen onderscheiden:
a. het bevorderen van de instroom van geschoolde en ongeschoolde werknemers in de horecabedrijfstak.
b. het bevorderen van de scholingsgraad in de horecabedrijfstak;
c. het tegengaan van uitstroom van werknemers uit de horecabedrijfs- tak
d. het bevorderen dat de horeca-arbeidsmarkt en -scholings- infrastructuur toegankelijk zijn voor de doelgroepen van de stich- ting. De doelgroepen van de stichting zijn nader omschreven in de statuten van de stichting.
3. Realisatie van de doelstelling
De FBI realiseert het in het eerste lid genoemde doel door de gehele of gedeeltelijke financiering of subsidiëring van de kosten verbonden aan activiteiten gericht op de het eerste lid genoemde doelstellingen. De realisatie van het doel van de FBI is nader uitgewerkt in de sta- tuten en het reglement van de FBI (zie bijlagen III en IIIa).
4. Bijdrage FBI
De werkgever is over het kalenderjaar aan de FBI een bijdrage ver- schuldigd. De hoogte van deze bijdrage is vastgesteld op 0,62% van de loonsom en kan jaarlijks door het bestuur overeenkomstig het te dezer zake bepaalde in het reglement van de FBI worden gewijzigd. De wijze van betaling en invordering van de bijdrage worden door het bestuur bepaald.
5. Bestemming van de bijdrage
De in lid 4 bedoelde bijdrage voor de FBI kan worden verdeeld in deelheffingen, nader vast te stellen door het bestuur.
6. Kinderopvang
De mogelijkheid van kinderopvang wordt aangeboden. De voorwaar-
10
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
den waaraan dient te worden voldaan zijn geregeld in een door de FBI vastgesteld reglement kinderopvang. Dit reglement maakt deel uit van deze Fondsen-CAO (zie bijlage IIIb). Verzoeken om in aan- merking te komen voor kinderopvang kunnen tot drie maanden na afloopdatum van de Fondsen-CAO alsnog worden behandeld.
Artikel 6
Stichting Voorlichting en Geschillenbehandeling Leerlingen (SVGL)
Er is een Stichting Voorlichting en Geschillenbehandeling Leerlingen in het Horecabedrijf (SVGL) gevestigd in Zoetermeer. Het reglement en de statuten van de SVGL maken deel uit van deze Fondsen-CAO (zie bij- lagen IV en IVa).
Artikel 7
Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf
1. Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (LBC)
Er is een Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf, hierna te noemen de LBC. De LBC is gevestigd in Zoetermeer.
2. Taken van de LBC
De taken van de LBC bestaan uit:
– Bevordering naleving CAO en Fondsen-CAO
– De LBC bevordert de naleving van de CAO door het verstrekken van neutrale en feitelijke informatie op het totale gebied van de arbeidsvoorwaarden en de daarmee verband houdende sociale verzekeringen, VUT-, overgangsregeling- en pensioenrechten e.d. De informatie kan worden verkregen bij Bureau Voorlichting Horeca-CAO.
– Uitleg bepalingen CAO en Fondsen-CAO
– Het geven van een bindend advies bij geschillen
Als een werkgever en werknemer betrokken zijn bij een geschil over de uitvoering en toepassing van genoemde CAO’s en zij hiertoe gezamenlijk een verzoek indienen, neemt de LBC een beslissing in de vorm van een bindend advies. Hiervan zijn geschillen die betrekking hebben op de functie-indeling uitgezon- derd.
Werkgever(s) en werknemer(s) dienen bij een verzoek om behan- deling van een geschil schriftelijk te hebben verklaard dat zij zich
11
zonder voorbehoud aan de door de LBC te nemen beslissing zul- len onderwerpen. Toetsing door de burgerlijke rechter blijft daar- naast openstaan.
– Het geven van ontheffing voor bepalingen van de CAO’s in de horecabedrijfstak
De LBC is bevoegd tot het geven van een ontheffing voor afwij- king van één of meer bepalingen van de CAO, van de Fondsen- CAO of van de CAO Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor het Horecabedrijf of de CAO Overgangsregeling voor het Horecabe- drijf.
Een ontheffing wordt voor bepaalde tijd gegeven.
– Verstrekken van Verklaringen Seizoenbedrijf
De LBC verstrekt op verzoek van de werkgever een Verklaring Seizoenbedrijf. Een Verklaring Seizoenbedrijf wordt voor be- paalde tijd gegeven. Een Verklaring Seizoenbedrijf wordt ver- strekt indien per jaar aan het 2/3-criterium wordt voldaan, dat wil zeggen dat in vijf aaneengesloten maanden 66,7% van de totale jaaromzet wordt gerealiseerd. Voor de beoordeling of aan het 2/3- criterium wordt voldaan, wordt een periode van de laatste drie jaar gehanteerd dan wel een kortere periode indien het bedrijf nog geen drie jaar bestaat.
– Adviseren Arbeidsinspectie
De LBC geeft op verzoek advies aan de Arbeidsinspectie inzake aanvragen vergunningen ex artikel 8 lid 3 Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (BBA) 1945 (werktijdverkorting).
– Behandelen klachten Gedragscode Anti-Rassendiscriminatie Ho- reca
De LBC behandelt op grond van artikel 23 van de Gedragscode Anti-Rassendiscriminatie Horeca klachten en doet uitspraak daar- over. De Gedragscode Anti-Rassendiscriminatie Horeca is opge- steld door het Bedrijfschap Horeca en Catering en op schriftelijk verzoek verkrijgbaar bij de LBC.
– Vrijwillige aansluiting
De LBC adviseert de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Horecabedrijf (SUHOR) en/of de Stichting Aanvullende Voorzieningen bij Arbeidsongeschiktheid in het Horecabedrijf (SAVA) en/of de Stichting Overgangsregeling voor het Horeca- bedrijf (SOHOR) inzake verzoeken tot vrijwillige aansluiting bij de SUHOR en/of de SAVA en/of SOHOR. Het advies van de LBC heeft een bindend karakter.
– Secretariaat Commissie Werkingssfeer
De LBC voert het secretariaat van de Commissie Werkingssfeer.
3. Bezwaar
– Tegen beslissingen van de LBC kan bezwaar worden gemaakt bij de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf. Het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift
12
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
bij het secretariaat van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxx.
– De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beslissing schriftelijk door de LBC is bekendgemaakt.
– Samenstelling en werkwijze van de Bezwaarcommissie XXX’x voor het Horecabedrijf zijn geregeld bij een door de LBC vast- gesteld reglement.
– Een exemplaar van het reglement van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf zal na ontvangst van het bezwaar- schrift dan wel op schriftelijk verzoek worden toegezonden.
– De Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf geeft haar beslissing in de vorm van een schriftelijk advies.
– De LBC neemt binnen zes weken na ontvangst van het advies van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf een nieuwe beslissing over de betreffende kwestie onder vermelding van en met inachtneming van het advies van de Bezwaar- commissie CAO’s voor het Horecabedrijf. Tegen deze nieuwe beslissing kan geen bezwaar meer worden ingediend bij de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf, doch uitslui- tend bij de daartoe bevoegde rechter.
4. Reglement LBC
– De samenstelling, taken en werkwijze van de LBC, het aanhan- gig maken en behandelen van geschillen en het behandelen van ontheffingsaanvragen worden nader geregeld bij een door de LBC vastgesteld reglement.
– Het reglement van de LBC is een onderdeel van deze Fondsen- CAO (zie bijlage V).
– De LBC zendt een exemplaar van haar reglement aan een werk- gever of werknemer, als deze hiertoe een schriftelijk verzoek heeft ingediend.
13
BIJLAGE I
REGLEMENT COMMISSIE WERKINGSSFEER
Artikel 1
Algemene bepaling
Onder ,,commissie’’ wordt in dit Reglement verstaan de Commissie Werkingssfeer.
Artikel 2
Taak van de commissie
De Commissie Werkingssfeer heeft tot taak in concrete gevallen te bepa- len of al dan niet sprake is van Contract-cateringactiviteiten, waarop de CAO’s voor de Contract-catering van toepassing zijn, dan wel van acti- viteiten waarop de CAO en de Fondsen-CAO) in het Horecabedrijf (ver- der te noemen: de Horeca-CAO’s van toepassing zijn.
Artikel 3
Samenstelling van de commissie
De Commissie Werkingssfeer bestaat uit 9 leden, waarvan er drie wor- den aangewezen door Koninklijk Horeca Nederland, drie door Veneca, één door de FNV Horecabond, één door CNV BedrijvenBond en één door De Unie.
Desgewenst kunnen er plaatsvervangers worden benoemd.
Een lid kan te allen tijde worden vervangen door de organisatie die hem heeft benoemd.
Ontstaat een vacature in de Commissie, dan wordt deze vervuld door de organisatie door wie het gedefungeerde lid was benoemd.
Artikel 4
Duur van het lidmaatschap
De leden en eventuele plaatsvervangende leden van de Commissie wor- den benoemd voor onbepaalde tijd.
Het lidmaatschap van de Commissie eindigt door:
a. bedanken door het lid zelf c.q. door de betreffende organisatie alwaar het commissielid bij aangesloten is;
b. overlijden van het lid.
14
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 5
Secretariaat
De Commissie wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een secre- tariaat.
Het secretariaat wordt, afhankelijk van via welke zijde het verzoek om een uitspraak is binnengekomen, wisselend uitgevoerd door het secreta- riaat van de Vakraad voor de Contract-cateringbranche (Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxx) of het secretariaat van de Landelijke Bedrijfscom- missie voor het Horecabedrijf, hierna te noemen LBC (Postbus 7308, 0000 XX Xxxxxxxxxx).
Artikel 6
Indienen van een verzoek
1. Een verzoek om een uitspraak door de Commissie kan worden gedaan door ieder van de partijen bij de CAO voor de Contract- cateringbranche en de Horeca-CAO’s alsmede, wat betreft de eigen onderneming, door iedere werkgever op wie één van die CAO’s in redelijkheid van toepassing kan worden geacht alsmede door iedere werknemer van zodanige werkgever.
2. De uitspraak van de Commissie heeft het karakter van een bindend advies voor partijen indien deze vooraf schriftelijk zijn overeenge- komen deze uitspraak als zodanig te accepteren.
3. Het verzoek dient te vermelden:
a. naam en adres van verzoeker c.q. werkgever;
b. een nauwkeurige beschrijving van de bedrijfsactiviteiten, even- tueel vergezeld van de argumenten die verzoeker heeft betref- fende toepasselijkheid van één van de beide in het geding zijnde CAO’s.
4. De secretaris zendt binnen 14 dagen na ontvangst van het verzoek, een ontvangstbevestiging aan verzoeker en een verklaring dat de par- tij die het verzoek heeft gedaan zich verbindt de uitspraak van de Commissie als bindend te aanvaarden. Indien de verzoeker de uit- spraak als bindend wenst te aanvaarden, dient deze verklaring, on- dertekend, binnen 14 dagen na verzending aan de secretaris te wor- den geretourneerd.
Tevens wordt ter gelegenheid van de ontvangstbevestiging gevraagd
15
of de verzoeker in de gelegenheid gesteld wil worden om door de Commissie te worden gehoord. De verzoeker dient hierop eveneens binnen 14 dagen na verzending te antwoorden.
5. De secretaris zendt binnen 14 dagen na ontvangst van alle voor de beoordeling noodzakelijke bescheiden, het verzoek aan de Commis- sie Werkingssfeer, met een verklaring aan ieder der betrokken par- tijen dat men zich verbindt de uitspraak als bindend te aanvaarden. Indien de desbetreffende partij(en) de uitspraak als bindend wensen te aanvaarden, dient de verklaring, ondertekend, binnen veertien dagen na verzending aan de secretaris te worden geretourneerd. Tevens wordt ter gelegenheid van het in kennis stellen van het ver- zoek, gevraagd of één of meerdere van de betrokken partijen een hoorzitting wenselijk acht.
Hierop dient eveneens binnen 14 dagen na verzending te worden geantwoord.
Artikel 7
Het horen van partijen
1. Indien de verzoeker of één der partijen zulks te kennen heeft gege- ven, roept de secretaris partijen op om op een zitting te verschijnen teneinde door de Commissie te worden gehoord.
Bij deze hoorzitting dient de Commissie zich laten vertegenwoordi- gen door minimaal één afgevaardigde namens Veneca, minimaal één afgevaardigde namens Koninklijk Horeca Nederland en minimaal één afgevaardigde namens de overige organisaties.
2. Deze hoorzitting wordt gehouden binnen één maand nadat de ver- zoeker heeft kenbaar gemaakt te willen worden gehoord.
De termijn van 1 maand kan door omstandigheden worden verlengd met maximaal één maand.
3. Xxxxxxxxx en/of de betrokken partijen kunnen zich laten bijstaan door deskundigen.
Artikel 8
Verdere behandeling van het verzoek
1. De Commissie neemt binnen 1 maand nadat zij kennis heeft geno- men van het verzoek of binnen 1 maand na de hoorzitting een besluit.
De Commissie wordt, ten behoeve van het te nemen besluit, in het bezit gesteld van het verslag van de eventueel gehouden hoorzitting. Deze termijn van 1 maand kan door omstandigheden worden ver- lengd met maximaal 1 maand.
16
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. Een besluit van de Commissie behoeft de steun van zeven of meer leden van de Commissie.
Ontbreekt in een voorkomend geval zodanige meerderheid, dan wordt het dossier in handen gesteld van een gezamenlijk door partijen aan- gewezen vertrouwenspersoon die binnen 1maand na verwerking van het dossier een besluit neemt. Deze termijn van 1 maand kan door omstandigheden worden verlengd met maximaal 1 maand.
3. Bij gebreke van eenstemmigheid aangaande de vertrouwenspersoon, wordt in de vacature voorzien, op verzoek van de meest gerede par- tij, door de voorzitters van de Stichting van de Arbeid.
4. De Commissie respectievelijk de vertrouwenspersoon baseert zich bij haar respectievelijk zijn besluiten op de in de CAO voor de contract-cateringbranche en de Horeca-CAO’s neergelegde werkingssfeerbepalingen. Richtinggevend is wat ter zake van derge- lijke activiteiten in de bijlage bij dit Reglement is neergelegd.
5. De Commissie kan buiten vergadering rechtsgeldige besluiten ne- men. Voorwaarde is wel dat de mening van ieder Commissielid, schriftelijk bij de secretaris is ingediend.
6. Het besluit van de Commissie wordt terstond aan de verzoeker schriftelijk medegedeeld.
De uitspraak dient de gronden te bevatten waarop zij berust.
7. Indien het besluit zal worden genomen door de vertrouwenspersoon, wordt, zodra dit bekend is, de verzoeker daarvan in kennis gesteld.
8. Het besluit van de vertrouwenspersoon wordt terstond aan de ver- zoeker schriftelijk medegedeeld.
Artikel 9
Kosten
De vacatiegelden van de leden van de Commissie worden vastgesteld overeenkomstig de voor de leden van het bestuur van de Vakraad/LBC vastgestelde regeling. Deze kosten komen ten laste van de Stichting Vak- raad voor de Contract-cateringbranche/LBC.
17
Artikel 10
Slotbepaling
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de Commis- sie.
18
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE IA
BIJLAGE REGLEMENT COMMISSIE WERKINGSSFEER
Partijen bij de CAO voor de contract-cateringbranche en bij de horeca- CAO’s realiseren zich dat de aard van contract-cateringactiviteiten mee- brengt dat het moeilijk is daarvan een precieze en tegelijkertijd genoeg- zame definitie te geven en, derhalve, in een concreet geval te bepalen of al dan niet van zodanige activiteiten sprake is, zulks afgezet tegen andere activiteiten die thans vallen onder de werkingssfeer van het Instellingsbesluit van het Bedrijfschap Horeca en Catering en (daarmee) van de horeca-CAO’s. De omschrijving van die activiteiten in genoemde CAO’s heeft in verband daarmee het karakter gekregen van een karak- teristiek, aan de hand waarvan van geval tot geval zal moeten worden bezien of al dan niet van zodanige activiteiten sprake is. Bij het nemen van beslissingen in concrete gevallen strekt het navolgende de Commis- sie Werkingssfeer respectievelijke Vertrouwenspersoon mede tot richt- snoer.
Restauratieve diensten waarbij van contract-catering sprake is, doen zich voor bij dienstverlening ten behoeve van – bijvoorbeeld – de volgende opdrachtgevers: werkgevers (ten behoeve van degenen die in hun onder- neming werkzaam zijn), ziekenhuizen (ten behoeve van patiënten), ge- vangenissen (ten behoeve van degenen die een vrijheidsstraf of hechte- nis ondergaan), onderwijsinstellingen (ten behoeve van studenten/ leerlingen) en het leger (ten behoeve van militairen).
Uitgangspunt is dat van de restauratieve diensten in kwestie in overwe- gende mate gebruik gemaakt wordt door de categorie gebruikers met wie de opdrachtgever de in de CAO’s genoemde andere ,,durende band’’ heeft. Dat is in beginsel niet mogelijk indien de activiteiten niet in de besloten kring van het bedrijf of de instelling van de opdrachtgever wor- den aangeboden en verricht. Zo is bij de publieke horeca-exploitatie van een gelegenheid als Duinrell niet van contract-catering sprake. Hetzelfde geldt voor de exploitatie door een cateringbedrijf van een gelegenheid als het WTC-restaurant te Rotterdam; daar is immers sprake van een vol- ledige publieke openstelling alsmede van een vorm van dienstverlening die een horeca-exploitatie is tegen nagenoeg ,,normale’’ horeca- prijszetting van de aangeboden produkten en diensten. Tenslotte kan bij wijze van voorbeeld ook de dienstverlening door een cateringbedrijf bij dierentuin Artis worden genoemd; ook daar staat de exploitatie volledig
19
open voor het publiek, waarmee geen vaste andere relatie bestaat dan hierboven bedoeld, en ook hier geldt dat de normale horecaprijszetting grotendeels wordt gevolgd.
Bestaat twijfel over de vraag of in een concreet geval al dan niet van contract-cateringactiviteiten sprake is, dan is indicatief voor de aanwe- zigheid daarvan dat de opdrachtgever een overwegende invloed heeft bij de bepaling waar, wanneer en/of op welke condities de activiteiten wor- den verricht.
20
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE II
STATUTEN VAN DE STICHTING SOCIAAL FONDS VOOR HET HORECABEDRIJF (SFH)
Artikel 1
Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam: Stichting Sociaal Fonds voor het Hore- cabedrijf, hierna te noemen de stichting.
2. De stichting heeft haar zetel te Zoetermeer.
Artikel 2
Definities
De definities omschreven in artikel 1 van de CAO inzake de bijdragen sociale fondsen voor het horeca- en aanverwante bedrijf (Fondsen-CAO) zijn mede van toepassing op deze statuten.
Artikel 3
Doel
1. Doelstelling van de SFH
De SFH heeft ten doel het financieren en subsidiëren van activitei- ten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de horecabedrijfstak.
2. Realisatie doel
De stichting realiseert de in lid 1 genoemde doelstelling door de gedeeltelijke of gehele financiering of wel subsidiëring van de kos- ten verbonden aan:
e. Het (doen) van onderzoek en het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de horecabedrijfstak.
f. Activiteiten benodigd voor het doen naleven van de voor de bedrijfstak overeengekomen arbeidsvoorwaarden, waaronder be- grepen de werkzaamheden van de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf, inclusief haar commissies.
g. De vorming, scholing en opleiding ten behoeve van in beginsel
21
iedere werknemer op wie de CAO voor het horeca- en aanver- wante bedrijf van toepassing is, waaronder begrepen de werk- zaamheden van de Stichting Nationaal Onderwijscentrum en an- dere betrokkenen bij de CAO en de Fondsen-CAO.
h. De werkzaamheden van de stichting en haar administrateur ten behoeve van de uitvoering van de doelstellingen van de stichting.
De realisatie van het doel van de stichting is nader uitgewerkt in het reglement van de SFH.
Artikel 4
Financiële middelen
De financiële middelen van de stichting bestaan uit:
a. bijdragen van werkgevers en werknemers, die op grond van artikel 4 van de Fondsen-CAO aan de stichting verschuldigd zijn;
b. andere baten.
Artikel 5
Bestuur
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit zes leden.
2. Van de in de stichting samenwerkende organisaties benoemt:
a. Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanver- wante bedrijf ,,Horeca Nederland’’, gevestigd te Woerden, drie leden;
b. FNV Horecabond, gevestigd te Almere, twee leden;
c. CNV BedrijvenBond, gevestigd te Houten, één lid.
3. Een in de stichting samenwerkende organisatie benoemt voor door haar benoemde bestuursleden één of meer plaatsvervangende be- stuursleden, die bij ontstentenis van één of meer benoemde bestuurs- leden als zijn/hun plaatsvervanger optreedt/optreden.
4. De benoeming van een bestuurslid en een plaatsvervangend be- stuurslid geschiedt voor een tijdvak van drie jaar. Zij treden gelijk- tijdig af.
5. Een bestuurslid en een plaatsvervangend bestuurslid zijn terstond herbenoembaar.
6. De in lid 2 genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door haar benoemde bestuursleden en plaatsvervangende bestuursle- den te ontslaan en voor hen in de plaats anderen te benoemen.
22
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
7. Het bestuurslidmaatschap en het plaatsvervangend bestuurslid- maatschap eindigt door:
a. overlijden;
b. periodiek aftreden;
c. schriftelijk bedanken;
d. onder curatelestelling of faillissement;
e. door ontslag als bedoeld in het vorige lid door de organisatie, die het betreffende bestuurslid danwel plaatsvervangend bestuurslid heeft benoemd.
Artikel 6
Voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, secretaris en plaatsvervangend secretaris
1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangend secretaris.
2. De functies van voorzitter en plaatsvervangend secretaris worden in de even jaren vervuld door bestuursleden, benoemd door de werk- geversorganisatie als genoemd in artikel 5, tweede lid onder a., en de functies van plaatsvervangend voorzitter en secretaris door bestuurs- leden, benoemd door de werknemersorganisaties, als genoemd in artikel 5, tweede lid, onder b. en c. gezamenlijk; in de oneven jaren geldt het omgekeerde.
Artikel 7
Bestuursbevoegdheid en vertegenwoordiging
1. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van alle overeenkomsten, gene uitgezonderd. De in de wet voorkomende mogelijke bevoegdheids- beperkingen op dit punt gelden derhalve niet.
2. De stichting wordt vertegenwoordigd hetzij door het bestuur hetzij door de voorzitter en de secretaris gezamenlijk. Bij ontstentenis van de voorzitter of de secretaris wordt de stichting vertegenwoordigd door de plaatsvervangend voorzitter tezamen met de plaatsvervan- gend secretaris.
3. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting en met het beheer van het vermogen van de stichting.
23
4. Bij bestuursbesluiten kunnen bepaalde bevoegdheden van het be- stuur geheel of gedeeltelijk worden gedelegeerd, hetzij aan de voor- zitter en/of de secretaris, hetzij aan een door het bestuur aangewezen commissie, hetzij aan derden.
Artikel 8
Administrateur
1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijk- heid van het bestuur gevoerd door een door het bestuur aangewezen administrateur. De kosten van dit beheer komen voor rekening van de stichting.
2. De opdracht tot het voeren van administratief en geldelijk beheer aan de administrateur wordt schriftelijk verstrekt. Bij deze opdracht be- hoort een instructie welke door het bestuur wordt vastgesteld.
3. In afwijking van artikel 7 lid 2 is de administrateur is bevoegd op eigen naam ter invordering van de bijdragen in rechte op te treden.
Artikel 9
Waarnemers, gedelegeerden en deskundigen
1. Het bestuur kan waarnemers toelaten.
2. Xxxxxxxxxx zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuurs- vergaderingen en ontvangen alle voor bestuursleden bestemde stuk- ken.
3. Het bestuur kan zich laten bijstaan door gedelegeerden en deskundi- gen.
4. De gedelegeerden en deskundigen zijn geen lid van het bestuur en hebben in bestuursvergaderingen een adviserende stem.
Artikel 10
Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert tenminste één maal per jaar en zoveel vaker als de voorzitter of tenminste twee bestuursleden dit nodig oordeelt/ oordelen.
2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit gere- geld.
24
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde vergadering van het bestuur een jaarlijks door het bestuur vast te stel- len vacatiegeld. Reis- en verblijfkosten, door de leden van het be- stuur in hun functie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur vast te stellen regelen.
Artikel 11
Besluitvorming
1. Het bestuur kan besluiten nemen wanneer tenminste twee bestuurs- leden, benoemd door de werkgeversorganisatie en twee bestuursle- den, benoemd door de werknemersorganisaties, zoals genoemd in artikel 5, tweede lid, aanwezig zijn.
2. Voorzover in de statuten niet anders is bepaald, kunnen geldige besluiten slechts worden genomen bij gewone meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
3. Elk bestuurslid, benoemd door de werkgeversorganisatie, zoals ge- noemd in artikel 5, tweede lid onder a., heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige bestuursleden, benoemd door de werknemers- organisaties, zoals genoemd in artikel 5, tweede lid onder b. en c.; elk bestuurslid, benoemd door de werknemersorganisaties, zoals ge- noemd in artikel 5, tweede lid onder b. en c., heeft evenveel stem- men als het aantal aanwezige bestuursleden, benoemd door de werk- geversorganisatie, zoals genoemd in artikel 5, tweede lid onder a.
4. Over zaken wordt mondeling en over personen wordt schriftelijk gestemd.
5. Bij het bepalen van het aantal geldig uitgebrachte stemmen worden blanco stemmen en ongeldige stemmen niet meegerekend.
6. Bij staking van stemmen wordt in een volgende vergadering opnieuw over hetzelfde onderwerp gestemd; staken de stemmen dan we- derom, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen wanneer het zaken betreft en beslist het lot wanneer de stemming personen betreft.
7. Besluiten kunnen ook buiten vergadering worden genomen mits schriftelijk en met eenparigheid van stemmen van alle bestuursleden.
25
Een dergelijk besluit staat gelijk met een besluit genomen in een ver- gadering.
Artikel 12
Boekjaar en begroting
1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.
2. Jaarlijks stelt het bestuur de begroting en eventuele wijziging van de bijdrage als bedoeld in artikel 4, lid 4 van de Fondsen-CAO, con- form de wijze als is vastgelegd in het reglement, voor het komende boekjaar vast. De begroting is voor betrokkenen beschikbaar.
Artikel 13
Rekening, verantwoording en jaarstukken
1. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting zodanige aantekeningen te (doen) houden, dat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
2. Jaarlijks binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een balans, rekening van baten en lasten en verslag vast over de financiële toestand van de stichting. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de stichting. De rekening en verantwoording vindt plaats onder overlegging van een rapport van een door het bestuur benoemde accountant als bedoeld in artikel 2:393 eerste lid BW.
3. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.
4. Het verslag wordt ter inzage neergelegd voor de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers:
a. ten kantore van de stichting;
b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkge- legenheid aan te wijzen plaatsen.
5. Het verslag wordt op aanvraag toegezonden aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers, tegen vergoeding van de daar- aan verbonden kosten.
Artikel 14
Reglement
1. Het bestuur stelt een of meer reglementen vast, waarin bepalingen 26
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
worden opgenomen omtrent de vaststelling en invordering van de door de werkgevers verschuldigde bijdragen, de wijze waarop de doelstelling wordt gerealiseerd, de werkwijze bij subsidie-aanvragen en de verdeling van de gelden. Reglementen mogen echter geen bepalingen inhouden die in strijd zijn met de wet, de Fondsen-CAO, of deze statuten.
2. Ten aanzien van besluiten tot het vaststellen en wijzigen van regle- menten is het bepaalde in artikel 17, tweede, derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15
Verplichtingen van door de stichting gesubsidieerde instellingen
1. Bij een aanvraag om subsidie dient door de betrokken instelling een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden wor- den ingezonden. Jaarlijks zal door een gesubsidieerde instelling aan het bestuur een schriftelijke verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden worden afgelegd.
2. De door het bestuur aangewezen administrateur is gerechtigd alle inlichtingen te vragen aan door de stichting gesubsidieerde instellin- gen die zij nodig acht voor een goede uitvoering van de statuten en reglementen, alsmede inzage in begrotingen, rekeningen en verant- woording of accountantsrapporten en dergelijke stukken. De admini- strateur is geheimhouding verschuldigd inzake de door hem verkre- gen inlichtingen, ook tegenover het bestuur.
3. In door het bestuur aan te geven gevallen zal de administrateur niet de in lid 2 bedoelde bevoegdheid uitoefenen doch een door het bestuur aangewezen accountant als bedoeld in artikel 2:393 eerste lid BW.
Artikel 16
Beheer geldmiddelen
1. Voorzover gelden van de stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.
27
2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administra- teur.
De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.
3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.
4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.
Artikel 17
Wijziging van de statuten
1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten.
2. Besluiten tot wijziging van de statuten worden genomen met vijf/ zesde van de stemmen in een vergadering waarin alle bestuursleden aanwezig zijn.
Indien niet alle bestuursleden aanwezig zijn, kunnen besluiten tot wijziging van de statuten worden genomen met algemene stemmen, in een vergadering waarin tenminste twee/derde van het totaal aantal bestuursleden aanwezig is.
3. Wanneer in deze vergadering niet tenminste twee/derde der bestuurs- leden aanwezig is, wordt binnen vier weken, doch niet eerder dan twee weken daarna, wederom een vergadering gehouden waarin een besluit tot statutenwijziging kan worden genomen, mits met inacht- neming van het bepaalde in artikel 11, lid 1, de meerderheid der bestuursleden aanwezig is.
4. In afwijking van het tweede lid kunnen besluiten tot wijziging van de statuten ook buiten vergadering worden genomen mits schriftelijk en met eenparigheid van stemmen van alle bestuursleden. Een der- gelijk besluit staat gelijk met een besluit genomen in een vergade- ring.
Artikel 18
Ontbinding van de stichting
1. Het bestuur is bevoegd tot ontbinding van de stichting.
2. Ten aanzien van besluiten tot ontbinding van de stichting is het bepaalde in artikel 17, tweede en derde lid van overeenkomstige toe- passing.
28
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. Het besluit tot ontbinding van de stichting moet inhouden de bestem- ming van een eventueel batig saldo, met dien verstande, dat een batig saldo moet worden bestemd voor een doel, dat het meest overeen- komt met het doel van de stichting.
4. Bij ontbinding van de stichting geschiedt de vereffening door het bestuur, tenzij bij besluit tot ontbinding een of meer andere vereffe- naars zijn benoemd. Gedurende de vereffening blijven de statuten zoveel mogelijk van kracht.
Artikel 19
Deponering bij griffie van het kantongerecht
De in de statuten en reglement aangebrachte wijzigingen zullen eerst in werking treden, nadat een door het bestuur ondertekend volledig exem- plaar van die stukken, onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te ’s-Gravenhage.
Artikel 20
Inschrijving in het register
1. Het bestuur is verplicht de stichting te doen inschrijven in het regis- ter, gehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken, binnen welker gebied de stichting haar zetel heeft en een authentiek afschrift van deze akte dan wel een authentiek uittreksel van de akte, bevat- tende de statuten, ten kantore van dat register neer te leggen.
2. Het bestuur draagt zorg dat in bedoeld register steeds wordt inge- schreven de naam, de voornamen, de woonplaats, het adres alsmede de geboortedatum van de bestuursleden en andere personen, die de stichting kunnen vertegenwoordigen.
Artikel 21
Slotbepaling
In alle gevallen, waarin deze statuten of reglementen niet voorzien, beslist het bestuur.
29
BIJLAGE IIA
REGLEMENT VAN DE STICHTING SOCIAAL FONDS VOOR HET HORECABEDRIJF (SFH)
Artikel 1
Definities
De definities omschreven in artikel 1 van de CAO inzake de bijdragen sociale fondsen voor het horeca- en aanverwante bedrijf (Fondsen-CAO) zijn mede van toepassing op dit reglement.
Artikel 2
Realisering van het doel
De stichting realiseert de in de statuten genoemde doelstelling door de gedeeltelijke of gehele financiering of subsidiëring van de kosten ver- bonden aan:
a. Het (doen) van onderzoek en het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de horecabedrijfs- tak.
b. Activiteiten benodigd voor het bevorderen en doen naleven van de voor de bedrijfstak overeengekomen arbeidsvoorwaarden, waaronder begrepen de werkzaamheden van de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf, inclusief haar commissies, te weten;
– Voorlichting over en uitleg van arbeidsvoorwaarden in de be- drijfstak en daarmee samenhangende regelingen en regelgeving;
– De werkzaamheden van de Redactiecommissie: de Redactie- commissie redigeert de teksten van de collectieve arbeidsover- eenkomsten die tussen de werkgevers- en werknemersorganisaties tot stand komen;
– Het geven van een bindend advies door de LBC bij geschillen over de uitleg en/of toepassing van de CAO, wanneer werkgever en werknemer dit gezamenlijk verzoeken en op voorhand verkla- ren dat advies te accepteren;
– Het afgeven van ontheffingen door de LBC voor bepalingen van de CAO’s in de horecabedrijfstak;
– Verstrekken van Verklaringen Seizoenbedrijf door de LBC op verzoek van de werkgever;
– Advisering door de LBC op verzoek van en aan de Arbeidsin- spectie inzake aanvragen werktijdverkorting;
– Behandeling van klachten door de LBC op grond van artikel 23 Gedragscode Anti-Rassendiscriminatie Horeca (opgesteld door het Bedrijfschap Horeca en Catering);
– Advisering bij vrijwillige aansluiting door de LBC aan de bestu- ren van de Stichtingen Vrijwillig Vervroegde Uittreding (SU-
30
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOR), Aanvullende Voorzieningen bij Arbeidsongeschiktheid in het Horecabedrijf (SAVA) en Overgangsregeling in het Horeca- bedrijf (SOHOR);
– Secretariaatswerkzaamheden voor de Commissie Werkingssfeer; de Commissie Werkingssfeer heeft tot taak in concrete gevallen te bepalen of de activiteiten vallen onder de werkingssfeer van de CAO’s in de horeca dan wel onder de CAO van de contract- catering;
– De behandeling van beroepen ingesteld bij de Beroepscommissie Functiewaardering voor de Horeca (BFH);
c. De vorming, scholing en opleiding ten behoeve van in beginsel iedere werknemer op wie de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf van toepassing is, waaronder begrepen de werkzaamheden van de Stichting Nationaal Onderwijscentrum en andere betrokkenen bij de CAO. Activiteiten die door de stichting gesubsidieerd kunnen worden zijn:
– beleidsontwikkeling ten behoeve van opleiding en scholing
– het bevorderen van de verhoging van de vakbekwaamheid van toekomstig en reeds werkzaam personeel in de bedrijfstak
– promotionele activiteiten opleidingen;
d. De werkzaamheden van de stichting en haar administrateur ten behoeve van de uitvoering van de doelstellingen van de stichting.
Artikel 3
Bijdrage
1. De werkgever is over het kalenderjaar aan de SFH de bijdrage ver- schuldigd zoals genoemd in artikel 4 lid 4 van de Fondsen-CAO.
2. De hoogte van de bijdrage kan jaarlijks door het bestuur worden gewijzigd. De hoogte van de bijdrage wordt uitgedrukt in een per- centage van de loonsom. Dit betreft het loon SV per werknemer met een maximum van 1,5 maal het maximum premiedagloon in de zin van artikel 9 lid 1 van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen. Voor de vaststelling van de totale loonsom waarover de bijdrage is verschuldigd worden alle werknemers die in dienst zijn van de werk- gever en die vallen onder de Fondsen-CAO meegenomen.
3. Een door het bestuur gewijzigd bijdragepercentage wordt gepubli- ceerd in de Nederlandse Staatscourant.
4. De werknemersbijdrage, die de helft bedraagt van de door de werk-
31
xxxxx verschuldigde bijdrage, wordt door de werkgever bij iedere loonbetaling ingehouden op het loon van de werknemer.
Artikel 4
Loonopgave
Ten behoeve van de vaststelling van de verschuldigde bijdrage doet de werkgever aan de administrateur van de stichting opgave van de bij hem in dienst zijnde werknemers door vermelding van namen, adressen, woonplaatsen en geboortedata, alsmede van jaarsalarissen. De werkge- ver moet deze loongegevens vermelden op de individuele jaaropgave.
Artikel 5
Betaling en invordering
a. Betalingen
Betalingen door de werkgever aan de administrateur verricht strek- ken naar rato van de vorderingen van de stichting in mindering op de betreffende vorderingen, tenzij de administrateur de betreffende betalingen aan een bepaalde vordering toewijst.
b. Invordering
– De werkgever is verplicht de bijdragen over de periode waarover die aan de stichting zijn verschuldigd bij vooruitbetaling te vol- doen.
Aan het begin van ieder kalenderjaar ontvangt de werkgever een nota voor de door de werkgever over dat kalenderjaar te betalen bedragen. De werkgever is gerechtigd in vier kwartaaltermijnen te betalen. Aan het begin van ieder kalenderkwartaal ontvangt de werkgever daartoe een afzonderlijke nota, vermeldende de bij aanvang van dat kwartaal te betalen bedragen. De werkgever is verplicht de betreffende nota te voldoen binnen 21 dagen na dag- tekening van de betreffende nota. Na het einde van het betref- fende kalenderjaar ontvangt de werkgever een definitieve nota betreffende de eindafrekening over het betreffende kalenderjaar.
– Op het moment dat de werkgever achterstallig is met de betaling van twee kwartaaltermijnen wordt het totale jaarbedrag dat aan de in dit artikel genoemde stichtingen is verschuldigd terstond opeisbaar;
– Bij niet tijdige betaling van de op de nota’s vermelde bedragen is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in gebreke.
De administrateur is dan bevoegd:
– de vastgestelde bijdrage van de werkgever met 10% over het openstaande bedrag te verhogen met een minimum van f 25,–; en
32
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– vergoeding te vorderen van alle buitengerechtelijke en ge- rechtelijke invorderingskosten. De buitengerechtelijke kosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van f 150,–.
Artikel 6
Verdeling van de gelden
1. De verdeling van de op grond van artikel 4 van de Fondsen-CAO ontvangen gelden wordt door het bestuur bepaald aan de hand van de ingediende subsidieaanvragen en daarbij behorende begrotingen.
2. Bij toekenning van subsidies aan werkgevers- en werknemers- organisaties zal daarbij nimmer meer gelden aan de werknemers- organisaties ter beschikking worden gesteld dan aan de werkgevers- organisaties en omgekeerd.
Artikel 7
Werkwijze
1. Aanvragen voor financiering dan wel subsidiëring dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend en wel:
– voor éénmalige subsidies: zo spoedig mogelijk;
– voor periodieke subsidies: jaarlijks voor de 1e december vooraf- gaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.
Bij de aanvragen dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden meegezonden.
2. Behoudens een subsidie voor activiteiten waarvan de kosten worden verantwoord door middel van een gespecificeerde factuur van een derde, wordt de verantwoording omtrent de besteding van de ontvan- gen gelden vergezeld door een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 2:393 eerste lid BW. De verantwoording wordt schriftelijk bij het bestuur ingediend, en wel:
– voor éénmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na de besteding van deze gelden
– voor periodieke subsidies: jaarlijks voor de 1e juli volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking had.
3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij
33
de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. schriftelijke ver- antwoording dient te voldoen.
4. Aan de toekenning van subsidies aan werkgevers- en werknemers- organisaties is de voorwaarde verbonden dat de betreffende gelden niet kunnen worden gestort in stakingskassen of weerstandskassen, of dergelijke fondsen.
34
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE III
STATUTEN VAN DE STICHTING FONDS BEVORDERING INTRE- DING IN HET HORECABEDRIJF (FBI)
Artikel 1
Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam: Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf (FBI), hierna te noemen de stichting.
2. De stichting heeft haar zetel te Zoetermeer.
Artikel 2
Definities
De definities omschreven in artikel 1 van de CAO inzake de bijdragen sociale fondsen voor het horeca- en aanverwante bedrijf (Fondsen-CAO) zijn mede van toepassing op deze statuten.
Artikel 3
Doel
1. Doelstelling van de FBI
De FBI heeft ten doel het voeren van een geïntegreerd arbeidsmarkt- beleid en bevordering van het scholingsbeleid ten behoeve van de horecabedrijfstak. In dit verband worden de volgende doelstellingen onderscheiden:
a. het bevorderen van de instroom van geschoolde en ongeschoolde werknemers in de horecabedrijfstak;
b. het bevorderen van de scholingsgraad van de horecabedrijfstak;
c. het tegengaan van de uitstroom van werknemers uit de horecabedrijfstak;
d. het bevorderen dat de horeca-arbeidsmarkt en
-scholingsinfrastructuur toegankelijk zijn voor de doelgroepen, zoals genoemd in lid 3.
2. Realisatie van de doelstelling
De stichting realiseert het in het eerste lid genoemde doel door de gehele of gedeeltelijke financiering of subsidiëring van de kosten
35
verbonden aan activiteiten gericht op de in het eerste lid genoemde doelstellingen. De realisatie van het doel van de stichting is nader uitgewerkt in het reglement van de FBI.
3. Onder de doelgroepen van de stichting worden verstaan:
a. leerlingen;
b. langdurig werklozen;
c. allochtonen;
d. (her)intreders;
e. gedeeltelijk arbeidsongeschikten;
f. jongeren met een afgebroken vakopleiding;
g. overige werkenden.
Artikel 4
Financiële middelen
De financiële middelen van de stichting bestaan uit:
a. de werkgeversbijdragen die op grond van artikel 5 van de Fondsen- CAO verschuldigd zijn;
b. bijdragen van de overheid en/of publiekrechtelijke instellingen;
c. andere baten.
Artikel 5
Bestuur
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit zes leden.
2. Van de in de stichting samenwerkende organisaties benoemt:
a. Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanver- wante bedrijf ,,Horeca Nederland’’, gevestigd te Woerden, drie leden;
b. FNV Horecabond, gevestigd te Almere, twee leden;
c. CNV BedrijvenBond, gevestigd te Houten, één lid.
3. Een in de stichting samenwerkende organisatie benoemt voor door haar benoemde bestuursleden één of meer plaatsvervangende be- stuursleden, die bij ontstentenis van één of meer benoemde bestuurs- leden als zijn/hun plaatsvervanger optreedt/optreden.
4. De benoeming van een bestuurslid en een plaatsvervangend be- stuurslid geschiedt voor een tijdvak van drie jaar. Zij treden gelijk- tijdig af.
5. Een bestuurslid en een plaatsvervangend bestuurslid zijn terstond herbenoembaar.
36
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
6. De in lid 2 genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door haar benoemde bestuursleden en plaatsvervangende bestuursle- den te ontslaan en voor hen in de plaats anderen te benoemen.
7. Het bestuurslidmaatschap en het plaatsvervangend bestuurslid- maatschap eindigt door:
a. overlijden;
b. periodiek aftreden;
c. schriftelijk bedanken;
d. ondercuratelestelling of faillissement;
e. door ontslag als bedoeld in het vorige lid door de organisatie, die het betreffende bestuurslid danwel plaatsvervangend bestuurslid heeft benoemd.
Artikel 6
Voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, secretaris en plaatsvervangend secretaris
1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangend secretaris.
2. De functies van voorzitter en plaatsvervangend secretaris wordt in de even jaren vervuld door bestuursleden, benoemd door de werk- geversorganisatie als genoemd in artikel 5, tweede lid onder a., en de functies van plaatsvervangend voorzitter en secretaris door bestuurs- leden, benoemd door de werknemersorganisaties, als genoemd in artikel 5, tweede lid, onder b. en c. gezamenlijk; in de oneven jaren geldt het omgekeerde.
Artikel 7
Bestuursbevoegdheid en vertegenwoordiging
1. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van alle overeenkomsten, gene uitgezonderd. De in de wet voorkomende mogelijke bevoegdheids- beperkingen op dit punt gelden derhalve niet.
2. De stichting wordt vertegenwoordigd hetzij door het bestuur hetzij door de voorzitter en de secretaris gezamenlijk. Bij ontstentenis van de voorzitter of de secretaris wordt de stichting vertegenwoordigd door de plaatsvervangend voorzitter tezamen met de plaatsvervan- gend secretaris.
37
3. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting en met het beheer van het vermogen van de stichting.
4. Bij bestuursbesluiten kunnen bepaalde bevoegdheden van het be- stuur geheel of gedeeltelijk worden gedelegeerd, hetzij aan de voor- zitter en/of de secretaris, hetzij aan een door het bestuur aangewezen commissie, hetzij aan derden.
Artikel 8
Administrateur
1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijk- heid van het bestuur gevoerd door een door het bestuur aangewezen administrateur. De kosten van deze ondersteuning en dit beheer komen voor rekening van de stichting.
2. De opdracht tot het voeren van administratief en geldelijk beheer aan de administrateur wordt schriftelijk verstrekt. Bij deze opdracht be- hoort een instructie welke door het bestuur wordt vastgesteld.
3. In afwijking van artikel 7 lid 2 is de administrateur is bevoegd op eigen naam ter invordering van de bijdragen in rechte op te treden.
Artikel 9
Waarnemers, gedelegeerden en deskundigen
1. Het bestuur kan waarnemers toelaten.
2. Xxxxxxxxxx zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuurs- vergaderingen en ontvangen alle voor bestuursleden bestemde stuk- ken.
3. Het bestuur kan zich laten bijstaan door gedelegeerden en deskundi- gen.
4. De gedelegeerden en deskundigen zijn geen lid van het bestuur en hebben in bestuursvergaderingen een adviserende stem.
Artikel 10
Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert tenminste één maal per jaar en zoveel vaker als de voorzitter of tenminste twee bestuursleden dit nodig oordeelt/ oordelen.
38
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit gere- geld.
3. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde vergadering van het bestuur een jaarlijks door het bestuur vast te stel- len vacatiegeld. Reis- en verblijfkosten, door de leden van het be- stuur in hun functie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur vast te stellen regelen.
Artikel 11
Besluitvorming
1. Het bestuur kan besluiten nemen wanneer tenminste twee bestuurs- leden, benoemd door de werkgeversorganisatie en twee bestuursle- den, benoemd door de werknemersorganisaties, zoals genoemd in artikel 5, tweede lid, aanwezig zijn.
2. Voorzover in de statuten niet anders is bepaald, kunnen geldige besluiten slechts worden genomen bij gewone meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
3. Elk bestuurslid, benoemd door de werkgeversorganisatie, zoals ge- noemd in artikel 5, tweede lid onder a., heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige bestuursleden, benoemd door de werknemers- organisaties, zoals genoemd in artikel 5, tweede lid onder b. en c.; elk bestuurslid, benoemd door de werknemersorganisaties, zoals ge- noemd in artikel 5, tweede lid onder b. en c., heeft evenveel stem- men als het aantal aanwezige bestuursleden, benoemd door de werk- geversorganisatie, zoals genoemd in artikel 5, tweede lid onder a.
4. Over personen wordt schriftelijk gestemd en over zaken mondeling.
5. Bij het bepalen van het aantal geldig uitgebrachte stemmen worden blanco stemmen en ongeldige stemmen niet meegerekend.
6. Bij staking van stemmen wordt in een volgende vergadering opnieuw over hetzelfde onderwerp gestemd; staken de stemmen dan we- derom, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen wanneer het zaken betreft en beslist het lot wanneer de stemming personen betreft.
7. Besluiten kunnen ook buiten vergadering worden genomen mits
39
schriftelijk en met eenparigheid van stemmen van alle bestuursleden. Een dergelijk besluit staat gelijk met een besluit genomen in een ver- gadering.
Artikel 12
Boekjaar en begroting
1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.
2. Jaarlijks stelt het bestuur de begroting en eventuele wijziging van de bijdrage als bedoeld in artikel 5 lid 4 van de Fondsen-CAO, conform de wijze als is vastgelegd in het reglement, voor het komende boek- jaar vast. De begroting is voor betrokkenen beschikbaar.
Artikel 13
Rekening, verantwoording en jaarstukken
1. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting zodanige aantekeningen te (doen) houden, dat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
2. Jaarlijks binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een balans, rekening van baten en lasten en verslag vast over de financiële toestand van de stichting. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de stichting. De rekening en verantwoording vindt plaats onder overlegging van een rapport van een door het bestuur benoemde accountant als bedoeld in artikel 2:393 eerste lid BW.
3. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.
4. Het verslag wordt ter inzage neergelegd voor de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers:
a. ten kantore van de stichting;
b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkge- legenheid aan te wijzen plaatsen.
5. Het verslag wordt op aanvraag toegezonden aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers, tegen vergoeding van de daar- aan verbonden kosten.
40
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 14
Reglement
1. Het bestuur stelt een of meer reglementen vast, waarin bepalingen worden opgenomen omtrent de vaststelling en invordering van de door de werkgevers verschuldigde bijdragen, de wijze waarop de doelstelling wordt gerealiseerd, de werkwijze bij subsidieaanvragen en de verdeling van de gelden. Reglementen mogen echter geen bepalingen inhouden die in strijd zijn met de wet, de Fondsen-CAO, of deze statuten.
2. Ten aanzien van besluiten tot het vaststellen en wijzigen van regle- menten is het bepaalde in artikel 17, tweede, derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15
Verplichtingen van door de stichting gesubsidieerde instellingen
1. Bij een aanvraag om subsidie dient door de betrokken instelling een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden wor- den ingezonden. Jaarlijks zal door een gesubsidieerde instelling aan het bestuur een schriftelijke verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden worden afgelegd.
2. De door het bestuur aangewezen administrateur is gerechtigd alle inlichtingen te vragen aan door de stichting gesubsidieerde instellin- gen die zij nodig acht voor een goede uitvoering van de statuten en reglementen, alsmede inzage in begrotingen, rekeningen en verant- woording of accountantsrapporten en dergelijke stukken. De admini- strateur is geheimhouding verschuldigd inzake de door hem verkre- gen inlichtingen, ook tegenover het bestuur.
3. In door het bestuur aan te geven gevallen zal de administrateur niet de in lid 2 bedoelde bevoegdheid uitoefenen doch een door het bestuur aangewezen accountant als bedoeld in artikel 2:393 eerste lid BW.
41
Artikel 16
Beheer geldmiddelen
1. Voorzover gelden van de stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.
2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administra- teur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbeken- tenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.
3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.
4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.
Artikel 17
Wijziging van de statuten
1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten.
2. Besluiten tot wijziging van de statuten worden genomen met vijf/ zesde van de stemmen in een vergadering waarin alle bestuursleden aanwezig zijn.
Indien niet alle bestuursleden aanwezig zijn, kunnen besluiten tot wijziging van de statuten worden genomen met algemene stemmen, in een vergadering waarin tenminste twee/derde van het totaal aantal bestuursleden aanwezig is.
3. Wanneer in deze vergadering niet tenminste twee/derde der bestuurs- leden aanwezig is, wordt binnen vier weken, doch niet eerder dan twee weken daarna, wederom een vergadering gehouden waarin een besluit tot statutenwijziging kan worden genomen, mits met inacht- neming van het bepaalde in artikel 11, lid 1, de meerderheid der bestuursleden aanwezig is.
4. In afwijking van het tweede lid kunnen besluiten tot wijziging van de statuten ook buiten vergadering worden genomen mits schriftelijk en met eenparigheid van stemmen van alle bestuursleden. Een der- gelijk besluit staat gelijk met een besluit genomen in een vergade- ring.
42
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 18
Ontbinding van de stichting
1. Het bestuur is bevoegd tot ontbinding van de stichting.
2. Ten aanzien van besluiten tot ontbinding van de stichting is het bepaalde in artikel 17, tweede en derde lid van overeenkomstige toe- passing.
3. Een eventueel batig saldo zal worden overgedragen aan het bestuur van de Stichting Sociaal Fonds voor het Horecabedrijf of diens wet- tige opvolger die dit saldo dient aan te wenden voor een doel, dat het meest overeenkomt met het doel van de stichting.
4. Bij ontbinding van de stichting geschiedt de vereffening door het bestuur, tenzij bij besluit tot ontbinding een of meer andere vereffe- naars zijn benoemd. Gedurende de vereffening blijven de statuten zoveel mogelijk van kracht.
Artikel 19
Deponering bij griffie van het kantongerecht
De in de statuten en reglement aangebrachte wijzigingen zullen eerst in werking treden, nadat een door het bestuur ondertekend volledig exem- plaar van die stukken, onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te ’s-Gravenhage.
Artikel 20
Inschrijving in het register
1. Het bestuur is verplicht de stichting te doen inschrijven in het regis- ter, gehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken, binnen welk gebied de stichting haar zetel heeft en een authentiek afschrift van de akte, danwel een authentiek uittreksel van de akte bevattende de statuten, ten kantore van het register neer te leggen.
2. Het bestuur draagt zorg dat in bedoeld register steeds worden inge- schreven de naam, de voornamen, de woonplaats en het adres als-
43
mede de geboortedatum van de bestuursleden en andere personen, die de Stichting kunnen vertegenwoordigen.
Artikel 21
Slotbepaling
In alle gevallen waarin deze statuten of enig reglement niet voorzien, beslist het bestuur.
44
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE IIIA
REGLEMENT VAN DE STICHTING FONDS BEVORDERING IN- TREDING IN HET HORECABEDRIJF (FBI)
Artikel 1
Definities
De definities omschreven in artikel 1 van de CAO inzake de bijdragen sociale fondsen voor het horeca- en aanverwante bedrijf (Fondsen-CAO) zijn mede van toepassing op dit reglement.
Artikel 2
Realisering van het doel
De stichting realiseert de in de statuten genoemde doelstelling door de gedeeltelijke of gehele financiering of subsidiëring van de kosten ver- bonden aan:
a. voorlichtings- en wervingscampagnes ten behoeve van de doelgroe- pen van de stichting;
b. De werkzaamheden van de Stichting Voorlichting en Geschillen- behandeling Leerlingen in het horecabedrijf (SVGL), welke ten doel heeft het arbeidsklimaat voor leerlingen in de zin van de CAO te bevorderen. Hiertoe wordt voorlichting gegeven over arbeidsvoor- waarden van leerlingen,worden klachten behandeld van zowel leer- lingen als van werkgevers, wordt de naleving van de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf bevorderd ten aanzien van leerlingen, fungeert de SVGL als meldadres voor punten van geschil ten aan- zien van arbeidsvoorwaarden van leerlingen, en worden aanbevelin- gen verstrekt aan de LOB HTV.
c. promotie-activiteiten gericht op de doelstellingen van de stichting;
x. xxxxxxxxxxx en bevorderen van opleidingsplaatsen bij horecabedrij- ven
x. xxxxxxxxx-, opleidings-, arbeidsinpassings- en arbeidsmarkt- regulerende (pilot-)projecten, indien daarvoor geen andere subsidie- mogelijkheden openstaan;
f. kwalitatief en kwantitatief arbeidsmarktonderzoek ten behoeve van het ontwikkelen van beleid gericht op de doelstellingen van de stich- ting;
g. realisatie van kinderopvang;
45
h. Het bevorderen en verzorgen van opleidingen en het ontwikkelen van leermiddelen.
i. De werkzaamheden van de stichting en haar administrateur ten behoeve van de uitvoering van de doelstellingen van de stichting.
Artikel 3
Bijdrage
1. De werkgever is over het kalenderjaar aan de FBI de bijdrage ver- schuldigd zoals genoemd in artikel 5 lid 4 van de Fondsen-CAO.
2. De hoogte van de bijdrage kan jaarlijks door het bestuur worden gewijzigd. De hoogte van de bijdrage wordt uitgedrukt in een per- centage van de loonsom. Dit betreft het loon SV per werknemer met een maximum van 1,5 maal het maximum premiedagloon in de zin van artikel 9 lid 1 van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen. Voor de vaststelling van de totale loonsom waarover de bijdrage ver- schuldigd is worden alle werknemers die in dienst zijn van de werk- gever en die vallen onder de Fondsen-CAO meegenomen.
3. Een door het bestuur gewijzigd bijdragepercentage wordt gepubli- ceerd in de Nederlandse Staatscourant.
Artikel 4
Loonopgave
Ten behoeve van de vaststelling van de verschuldigde bijdrage doet de werkgever aan de administrateur van de stichting opgave van de bij hem in dienst zijnde werknemers door vermelding van namen, adressen, woonplaatsen en geboortedata, alsmede van jaarsalarissen. De werkge- ver moet deze loongegevens vermelden op de individuele jaaropgave.
Artikel 5
Betaling en invordering
c. Betalingen
Betalingen door de werkgever aan de administrateur verricht strek- ken naar rato van de vorderingen van de Stichting in mindering op de betreffende vorderingen, tenzij de administrateur de betreffende betalingen aan een bepaalde vordering toewijst.
d. Invordering
– De werkgever is verplicht de bijdragen over de periode waarover die aan de stichting zijn verschuldigd bij vooruitbetaling te vol- doen.
46
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Aan het begin van ieder kalenderjaar ontvangt de werkgever een nota voor de door de werkgever over dat kalenderjaar te betalen bedragen. De werkgever is gerechtigd in vier kwartaaltermijnen te betalen. Aan het begin van ieder kalenderkwartaal ontvangt de werkgever daartoe een afzonderlijke nota, vermeldende de bij aanvang van dat kwartaal te betalen bedragen. De werkgever is verplicht de betreffende nota te voldoen binnen 21 dagen na dag- tekening van de betreffende nota. Na het einde van het betref- fende kalenderjaar ontvangt de werkgever een definitieve nota betreffende de eindafrekening over het betreffende kalenderjaar.
– Op het moment dat de werkgever achterstallig is met de betaling van twee kwartaaltermijnen wordt het totale jaarbedrag dat aan de in dit artikel genoemde stichtingen is verschuldigd terstond opeisbaar;
– Bij niet tijdige betaling van de op de nota’s vermelde bedragen is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in gebreke.
De administrateur is dan bevoegd:
– de vastgestelde bijdrage van de werkgever met 10% over het openstaande bedrag te verhogen met een minimum van f 25,–; en
– vergoeding te vorderen van alle buitengerechtelijke en ge- rechtelijke invorderingskosten. De buitengerechtelijke kosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van f 150,–.
Artikel 6
Verdeling van de gelden
1. Het bestuur besteedt de op grond van artikel 5 van de Fondsen-CAO ontvangen gelden aan de (co-)financiering van projecten en subsi- dies, op basis van daartoe ingediende begrotingen, aan uitkeringen voor leerbedrijven en leerlingen, alsmede aan kinderopvang.
2. De uitkering aan leerbedrijven en aan leerlingen is geregeld in het Uitkeringsreglement opleidingsinspanning en loonkostensuppletie.
3. De aanspraak op kinderopvang is geregeld in het Reglement Kinder- opvang voor de bedrijfstak Horeca.
47
Artikel 7
Werkwijze
1. Aanvragen voor (co-)financiering of subsidies worden schriftelijk bij het bestuur ingediend en wel:
– voor éénmalige subsidies en projecten: zo spoedig mogelijk;
– voor periodieke subsidies en projecten: jaarlijks voor de 1e sep- tember voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.
Bij de aanvragen dient een begroting, betreffende de besteding van de aangevraagde gelden en een plan van aanpak te worden mee- gezonden.
2. De ontvangende instelling legt schriftelijk verantwoording af aan het bestuur over de gerealiseerde activiteiten en de daaraan verbonden kosten binnen de begroting. De verstrekte subsidie of financiering betreft alleen activiteiten als bedoeld in de eerste zin van dit lid.
3. Behoudens een subsidie voor of financiering van activiteiten waar- van de kosten worden verantwoord door middel van een gespecifi- ceerde factuur van een derde, gaat de verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden vergezeld door een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 2:393 eerste lid BW. De verantwoording wordt schriftelijk bij het bestuur ingediend, en wel:
– voor éénmalige subsidies en projecten: zo spoedig mogelijk na de besteding van deze gelden
– voor periodieke subsidies en projecten: jaarlijks voor de 1e mei volgend op het jaar waarop de subsidie of het project betrekking had.
4. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. schriftelijke ver- antwoording dient te voldoen.
48
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE IIIB
REGLEMENT KINDEROPVANG VOOR DE BEDRIJFSTAK HORECA
Artikel 1
Definities
1. Dit reglement maakt krachtens artikel 5 sub 6 CAO inzake bijdragen sociale fondsen voor het horeca- en aanverwante bedrijf (Fondsen- CAO) deel uit van die CAO.
2. De definities omschreven in artikel 1 van de Fondsen-CAO zijn mede van toepassing op dit reglement.
3. Voorts wordt in dit reglement wordt verstaan onder:
a. Werkgever: werkgever in de zin van de CAO en de Fondsen- CAO en bijdrageplichtig voor de FBI.
b. Werknemer: werknemer in de zin van de CAO.
c. Cursist: De persoon die een opleiding volgt georganiseerd door Arbeidsvoorziening en/of het Stichting Vakopleiding Horeca Onderwijscentrum en geaccordeerd door de Regionale Horeca Commissie.
x. xxxxxxxxx: de werkgever of de werknemer of de cursist.
e. beroepsopleiding: de beroepsopleiding in de zin van de Wet Edu- catie en Beroepsonderwijs.
f. Bemiddelingsbureau: het door het bestuur van de FBI aangewe- zen bemiddelingsbureau voor kinderopvang.
Artikel 2
Aanspraken
1. a. De aanvrager kan onder de in artikel 3 genoemde voorwaarden aanspraak maken op kinderopvang als bedoeld in artikel 5 sub 6 van de Fondsen-CAO voor zijn kinderen in de leeftijdscategorie van acht weken tot en met twaalf jaar.
b. Voor kinderen van 8 weken tot vier jaar zijn twee opvang- mogelijkheden.
i. Opvang bij een gastouder via een gastouderbemiddelings- bureau, in principe voor 7 dagen per week.
49
ii. Opvang in een kinderdagverblijf. Het maximum aantal opvanguren is 30 uren per week.
c. Voor kinderen van vier tot en met twaalf jaar is er de mogelijk- heid voor buitenschoolse opvang bij een gastouder via een gast- ouderbureau, in principe voor 7 dagen per week.
d. Jaarlijks wordt door de FBI vastgesteld hoeveel financiële mid- delen er voor het komende kalenderjaar beschikbaar zijn voor de financiering van de kinderopvang in de bedrijfstak.
Wanneer deze financiële mogelijkheden ontoereikend zijn om alle nieuwe plaatsingen te realiseren, kan het bestuur een wacht- lijst instellen waarvoor nadere criteria zullen worden gehanteerd.
2. Het erkende gastouderbureau brengt een koppeling tot stand tussen de aanvrager en een gastouder. De coördinator van het gastouder- bureau draagt zorg voor de kwaliteit en de continuïteit van de opvang. Opvang aan huis van de aanvrager is uitgesloten.
Artikel 3
Voorwaarden
1. Om in aanmerking te komen voor de kinderopvangregeling van de horecabedrijfstak moet aan één van de volgende voorwaarden wor- den voldaan:
a. Beide ouders zijn werkzaam, waarvan minimaal één als werkne- mer in de zin van de horeca-CAO.
b. Er is sprake van een één-oudergezin en betrokken ouder is werk- nemer of cursist in de zin van de horeca-CAO.
c. De aanvrager heeft een werkende partner en is zelf cursist.
d. Eén van beide ouders is werknemer in de zin van de horeca- CAO, de ander volgt een studie in het kader van een beroepsop- leiding.
e. Beide ouders zijn werkzaam, waarvan één als werkgever in de zin van de horeca-CAO.
2. De aanvrager die werknemer is in de zin van de CAO, dient om in aanmerking te komen voor de kinderopvangregeling, te beschikken over een arbeidsovereenkomst met een werkgever voor minimaal 15 uur per week en voor de minimale duur van 6 maanden.
Artikel 4
Retributieregeling Bekostiging van de kinderopvangregeling
1. De financiering van de kinderopvangregeling voor de horecabedrijfs- tak wordt door de FBI gedaan, afhankelijk van de financiële moge- lijkheden. Deze financiering bestaat uit de volgende onderdelen:
50
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– Bemiddelings- en beheerkosten aan het bemiddelingsbureau. Dit is een vast bedrag per kind per jaar.
– Koppelingskosten. Dit zijn de kosten die in rekening worden gebracht door het gastouderbureau of het kinderdagverblijf.
– Retributieregeling. Deze geldt alleen bij opvang via een gast- ouderbureau.
Aan de hand van de adviestabel ouderbijdrage kinderopvang van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, wordt vast- gesteld wat de aanvrager zelf per uur betaalt aan de gastouder. De aanvrager kan, afhankelijk van het gezamenlijk netto-inkomen van de aanvrager en diens levenspartner, een tegemoetkoming in de kosten ontvangen van de FBI, mits de financiële middelen van de FBI toereikend zijn.
Bij de beschikking over voldoende financiële middelen betaalt de FBI aan de aanvrager een vast bedrag per uur terug.
Artikel 5
Eigen kosten voor kinderopvang
1. De werknemer of cursist die gebruik maakt van deze kinderopvang- regeling betaalt een vast bedrag per uur aan de gastouder of een eigen bijdrage aan het kinderdagverblijf.
De hoogte van de eigen bijdrage wordt vastgesteld aan de hand van de adviestabel ouderbijdrage kinderopvang van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De werkgever betaalt bij een plaatsing van een kind/kinderen van de werknemer geen kosten of bijdragen die verband houden met de kin- deropvang.
2. De werkgever die zelf gebruik maakt van de regeling voor eigen kin- deren, betaalt eveneens een vast bedrag per uur aan de gastouder of een eigen bijdrage aan het kinderdagverblijf.
3. Retributie vindt plaats op declaratiebasis waartoe het bemiddelings- bureau formulieren ter beschikking stelt. Uitbetaling geschiedt recht- streeks door de administrateur van de FBI aan de aanvrager.
Artikel 6
Aanmelding
1. De aanvrager meldt zich voor kinderopvang aan bij het bemiddelings-
51
bureau. Het bemiddelingsbureau stuurt dan een informatiepakket met een aanmeldingsformulier op.
Artikel 7
Procedure en verstrekking van gegevens
1. De aanvrager is verplicht aan het bemiddelingsbureau binnen de voor de aanmelding noodzakelijke termijnen die gegevens te ver- strekken welke noodzakelijk zijn bij het vaststellen of men aan de voorwaarden voor kinderopvang voldoet.
Wanneer de gegevens niet compleet zijn, wordt de aanmelding niet in behandeling genomen.
2. Een werknemer die kinderopvang aanvraagt, dient bij aanmelding een werkgeversverklaring van zichzelf en indien hij een levenspart- ner heeft, een werkgeversverklaring van de levenspartner te overleg- gen, waaruit blijkt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Beide verklaringen dienen volledig te zijn ingevuld. Incomplete aan- vragen worden niet in behandeling genomen.
3. Indien de aanvrager cursist is, of diens levenspartner een opleiding overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 volgt, dient de aanvrager bij aanmelding een verklaring van het opleidingsinstituut, waaruit de inschrijving en de studiebelasting blijkt, te overleggen.
4. Als er bij de werkgever van de partner een kinderopvangregeling van kracht is, dient dit te worden aangegeven op de werkgeversverkla- ring. Het bemiddelingsbureau zal met het betreffende bedrijf of fonds contact opnemen om te komen tot een verdeling van de kosten.
5. Indien de aanmelding in behandeling wordt genomen, zijn hieraan kosten verbonden.
Wordt de aanmelding tijdens de behandeling ingetrokken door de aanvrager, dan wordt de helft van deze kosten tot een maximum van f 250,00 in rekening gebracht bij de aanvrager.
6. Het maximaal aantal uren opvang wordt gerelateerd aan het aantal uren, verhoogd met maximaal 25% van het dienstverband van de aanvrager en van de eventuele partner.
Artikel 8
Controle
1. Het bemiddelingsbureau controleert jaarlijks de dienstverbanden van de aanvrager en van de eventuele partner door middel van een update van werkgeversverklaringen. Deze worden in januari verstuurd en
52
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
dienen uiterlijk 31 maart geretourneerd te zijn aan het bemiddelings- bureau. De aanvrager, eventuele partner en de respectievelijke werk- gevers zijn verplicht aan deze controle mee te werken. Het niet tijdig verstrekken van de noodzakelijke gegevens kan tot opzegging van het contract leiden.
2. De werkgever die zelf gebruik maakt van de regeling overlegt jaar- lijks het belastbaar inkomen van het afgelopen jaar ter vaststelling van de eigen bijdrage.
Artikel 9
Slotbepaling
In onvoorziene gevallen beslist de FBI.
53
BIJLAGE IIIC
UITKERINGSREGLEMENT VOOR UITKERINGEN OPLEIDINGSINSPANNING EN LOONKOSTENSUPPLETIE
Artikel 1
Definities
De definities omschreven in artikel 1 van de CAO inzake de bijdragen sociale fondsen voor het horeca- en aanverwante bedrijf (Fondsen-CAO) zijn mede van toepassing op dit reglement.
Voorts wordt in dit reglement wordt verstaan onder:
A. Fonds: De Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabe- drijf (afgekort FBI).
B. Bestuur: Het bestuur van de Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf.
C. Leerbedrijf: een bedrijf dat door het bestuur van het LOB HTV op grond van het erkenningsreglement is erkend als leerbedrijf.
D. Praktijkovereenkomst: een op artikelen 7.2.8 en 7.2.9 van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) gebaseerde en mede door LOB HTV ondertekende overeenkomst tussen de patroon van een leerbedrijf, de leerling en de school.
F. Uitkeringsjaar: 1 september tot en met 31 augustus.
Artikel 2
Uitvoering
Deze regeling wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de FBI uitgevoerd.
Artikel 3
Recht op uitkering
Recht op een uitkering door het fonds kan een leerbedrijf uitsluitend doen gelden indien het leerbedrijf valt onder de werkingssferen van de CAO en de Fondsen-CAO en de bepalingen van die CAO’s naleeft, en voor die periode binnen een uitkeringsjaar dat een leerling in het bedrijf werkzaam is voor het volgen van één van de volgende praktijk- opleidingen via de beroepsbegeleidende leerweg (voorheen leerlingstel- sel):
– horeca-assistent, xxx, gastheer/gastvrouw, fastfoodspecialist, barten- der, receptionist, gespecialiseerd kok, zelfstandig werkend kok, zelf- standig werkend gastheer/gastvrouw, horecaondernemer café/bar en fastfood, restaurateur of afdelingsmanager.
54
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 4
Uitkeringen
1. Het bestuur stelt voorafgaand aan een uitkeringsjaar de uitkerings- jaarbedragen vast.
2. Uitkeringsjaarbedragen worden vastgesteld afhankelijk van onder meer:
– Het soort dienstverband van de leerling (volledig of deeltijd);
– De etnische status van de leerling (autochtoon of allochtoon);
– De door de leerling gekozen opleidingsrichting;
– Het opleidingsniveau van de leerling;
– De leeftijd van de leerling.
3. De uitkering bestaat uit een bedrag voor opleidingsinspanning en/of een bedrag voor loonkostencompensatie. De uitkering voor een leer- ling in deeltijd wordt gedaan naar rato van het aantal uren waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan. Voor een leerling met een arbeidsovereenkomst van minder dan 32 uur, inclusief de zes school- uren, of een gelijkwaardig niveau van studiebelasting, wordt geen uitkering verstrekt.
4. De omvang van de uiteindelijke uitkering wordt bepaald op basis van het uitkeringsjaarbedrag. Het uitkeringsjaarbedrag wordt volledig uitbetaald indien de praktijkovereenkomst het gehele uitkeringsjaar van kracht is geweest. Indien de praktijkovereenkomst niet het ge- hele uitkeringsjaar van kracht is geweest, wordt de uiteindelijke uit- kering bepaald op basis van het aantal dagen dat de leerling daad- werkelijk in opleiding is geweest. Dit aantal dagen wordt in relatie gebracht met de 365 dagen waarop een uitkeringsjaar wordt gesteld. Heeft de leerling bijvoorbeeld slechts 294 dagen daadwerkelijk een opleiding genoten, dan ontvangt het leerbedrijf 294/365 van het uitkeringsjaarbedrag. Ziektedagen tellen niet mee bij de bepaling van het aantal opleidingsdagen.
5. Xxxxxxx een leerling gedurende het uitkeringsjaar van opleidings- niveau verandert, hetzij door terugzetting hetzij door ophoging, blijft het uitkeringsjaarbedrag gelden dat aan de hand van het oorspronke- lijke opleidingsniveau was vastgesteld.
6. Ziektedagen die in mindering moeten worden gebracht op het aantal dagen dat de leerling daadwerkelijk in opleiding is geweest, begin-
55
nen pas te tellen als de leerling langdurig ziek is, vanaf de 29ste dag dat de ziekte duurt. Het leerbedrijf dient de uitvoerende instantie schriftelijk op de hoogte te stellen van begin en einde van een lang- durige ziekteperiode.
7. Een uitkeringsbedrag kan op 0 worden vastgesteld.
Artikel 5
Betaling
1. Betaling van de uitkering vindt pas plaats nadat het leerbedrijf aan de verplichting tot betaling van de FBI-bijdrage heeft voldaan. Con- trole van deze betalingsverplichting vindt plaats voorafgaand aan de uitkering. De controle wordt uitgevoerd door de administrateur van het Fonds. Zolang niet aan de betalingsverplichting van de FBI- bijdrage is voldaan, wordt betaling van de uitkering opgeschort. Het is niet mogelijk om de FBI-bijdrage en de uitkering met elkaar te verrekenen.
2. a. Betaling van de uitkering geschiedt in twee gedeelten. Het eerste gedeelte, dat betrekking heeft op de periode 1 september tot 1 februari, wordt binnen drie weken na ontvangst van een verzoek tot definitieve afrekening uitbetaald. Het tweede gedeelte, dat betrekking heeft op de periode 1 februari tot 1 september, wordt eveneens binnen drie weken na ontvangst van een verzoek tot definitieve afrekening uitbetaald.
b. Het verzoek tot definitieve afrekening bevat een overzicht waarop de gegevens staan vermeld van de leerlingen die blijkens de administratie van het LOB HTV in de betreffende periode met een praktijk- en arbeidsovereenkomst werkzaam zijn geweest in het betreffende leerbedrijf. Het leerbedrijf verklaart schriftelijk bij het verzoek tot definitieve afrekening dat het leerbedrijf op grond van de werkingssfeer van de CAO voor het Horeca- en het aanverwante bedrijf, deze CAO heeft toegepast op de leer- ling(en), het daarbijbehorende loon heeft uitbetaald, gedurende de duur van de arbeidsovereenkomst, alsmede dat in genoemde periode geen andere voor subsidie in aanmerking komende leer- lingen in dienst zijn geweest dan de op het verzoek tot definitieve afrekening vermelde leerlingen. Na het controleren van het ver- zoek en het eventueel aanbrengen van mutaties en/of aanvullin- gen dient het leerbedrijf dit overzicht getekend te retourneren aan het LOB HTV.
3. Teneinde betaling mogelijk te maken, dient elk leerbedrijf dat recht op een uitkering doet gelden, het LOB HTV te voorzien van zijn bank- of gironummer alsmede van de tenaamstelling daarvan.
56
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
4. Wijzigingen van het bank- of gironummer en/of de tenaamstelling dienen schriftelijk aan het LOB HTV te worden doorgegeven.
Artikel 6
Verjaring
Recht op een uitkering kan door een leerbedrijf slechts worden uitgeoe- fend tot en met 30 juni van het uitkeringsjaar dat volgt op het uitkerings- jaar waarop het uitkeringsrecht betrekking heeft.
Artikel 7
Slotbepalingen
1. Indien de inkomsten van het fonds na het bekendmaken van de uitkeringsjaarbedragen voor een bepaald jaar drastisch teruglopen, houdt het bestuur zich het recht voor de uitkeringsjaarbedragen ach- teraf aan te passen.
2. De uitkeringsjaarbedragen samen met de hoofdpunten uit dit regle- ment alsmede andere relevante informatie worden jaarlijks aan de leerbedrijven meegedeeld.
3. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het be- stuur.
57
BIJLAGE IV
STATUTEN VAN DE STICHTING VOORLICHTING EN GESCHILLENBEHANDELING LEERLINGEN IN HET
HORECABEDRIJF (SVGL)
Artikel 1
Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam: Stichting Voorlichting en Geschillen- behandeling Leerlingen in het Horecabedrijf (SVGL), hierna te noe- men: de stichting.
2. De stichting heeft haar zetel te Zoetermeer.
Artikel 2
Definities
De definities omschreven in artikel 1 van de CAO inzake de bijdragen sociale fondsen voor het horeca- en aanverwante bedrijf (Fondsen-CAO) zijn mede van toepassing op deze statuten.
Artikel 3
Doel
1. Doelstelling van de SVGL
De stichting stelt zich tot doel: het bevorderen van een goed arbeids- klimaat voor leerlingen die zijn ingeschreven bij een Regionaal Opleidingscentrum (ROC) danwel bij een (particuliere) onderwijs- instelling en een beroepsbegeleidende opleiding volgen vallend on- der de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB).
2. Realisatie doel
De stichting tracht haar doel te bereiken door middel van:
a. de bevordering van de naleving van de bepalingen van de collec- tieve arbeidsovereenkomst voor het horeca- en aanverwante be- drijf (CAO) ten aanzien van leerlingen;
b. het geven van voorlichting over arbeidsvoorwaarden van leerlin- gen;
c. het fungeren als meldadres voor punten van geschil ten aanzien van arbeidsvoorwaarden van leerlingen;
d. geschillenbehandeling binnen het kader van de SVGL;
e. het verstrekken van aanbevelingen aan de LOB HTV.
58
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 4
Financiële middelen
1. De financiële middelen van de Stichting bestaan uit:
a. bijdragen verkregen uit de Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf (FBI);
b. andere baten.
Artikel 5
Bestuur
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit zes leden.
2. Van de in de Stichting samenwerkende organisaties benoemt:
a. Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanver- wante bedrijf ,,Horeca Nederland’’, gevestigd te Woerden, drie leden;
b. FNV Horecabond, gevestigd te Almere, twee leden;
c. CNV BedrijvenBond, gevestigd te Houten, één lid.
3. Een in de stichting samenwerkende organisatie benoemt voor door haar benoemde bestuursleden één of meer plaatsvervangende be- stuursleden, die bij ontstentenis van één of meer benoemde bestuurs- leden als zijn/hun plaatsvervanger optreedt/optreden.
4. De benoeming van een bestuurslid en een plaatsvervangend be- stuurslid geschiedt voor een tijdvak van drie jaar. Zij treden gelijk- tijdig af.
5. Een bestuurslid en een plaatsvervangend bestuurslid zijn terstond herbenoembaar.
6. De in lid 2 genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door haar benoemde bestuursleden en plaatsvervangende bestuursle- den te ontslaan en voor hen in de plaats anderen te benoemen.
7. Het bestuurslidmaatschap en het plaatsvervangend bestuurslid- maatschap eindigt door:
a. overlijden;
b. periodiek aftreden;
c. schriftelijk bedanken;
59
d. ondercuratelestelling of faillissement;
e. door ontslag als bedoeld in het vorige lid door de organisatie, die het betreffende bestuurslid danwel plaatsvervangend bestuurslid heeft benoemd.
Artikel 6
Voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, secretaris en plaatsvervangend secretaris
1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangend secretaris.
2. De functies van voorzitter en plaatsvervangend secretaris wordt in de even jaren vervuld door bestuursleden, benoemd door de werk- geversorganisatie als genoemd in artikel 5, tweede lid onder a., en de functies van plaatsvervangend voorzitter en secretaris door bestuurs- leden, benoemd door de werknemersorganisaties, als genoemd in artikel 5, tweede lid, onder b. en c. gezamenlijk; in de oneven jaren geldt het omgekeerde.
Artikel 7
Bestuursbevoegdheid en vertegenwoordiging
1. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van alle overeenkomsten, gene uitgezonderd. De in de wet voorkomende mogelijke bevoegdheids- beperkingen op dit punt gelden derhalve niet.
2. De stichting wordt vertegenwoordigd hetzij door het bestuur hetzij door de voorzitter en de secretaris gezamenlijk. Bij ontstentenis van de voorzitter of de secretaris wordt de stichting vertegenwoordigd door de plaatsvervangend voorzitter tezamen met de plaatsvervan- gend secretaris.
3. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting en met het beheer van het vermogen van de stichting.
4. Het bestuur is gerechtigd tot het doen van aanbevelingen aan het bestuur van de stichting Landelijk Orgaan Beroepsonderwijs.
5. Bij bestuursbesluiten kunnen bepaalde bevoegdheden van het be- stuur geheel of gedeeltelijk worden gedelegeerd, hetzij aan de voor- zitter en/of de secretaris, hetzij aan een door het bestuur aangewezen commissie, hetzij aan derden.
60
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 8
Administrateur
1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijk- heid van het bestuur gevoerd door een door het bestuur aangewezen administrateur. De kosten van deze ondersteuning en dit beheer komen voor rekening van de stichting.
2. De opdracht tot het voeren van administratief en geldelijk beheer aan de administrateur wordt schriftelijk verstrekt. Bij deze opdracht be- hoort een instructie welke door het bestuur wordt vastgesteld.
3. In afwijking van artikel 7 lid 2 is de administrateur is bevoegd op eigen naam ter invordering van de bijdragen in rechte op te treden
Artikel 9
Waarnemers, gedelegeerden en deskundigen
1. Het bestuur kan waarnemers toelaten.
2. Xxxxxxxxxx zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuurs- vergaderingen en ontvangen alle voor bestuursleden bestemde stuk- ken.
3. Het bestuur kan zich laten bijstaan door gedelegeerden en deskundi- gen.
4. De gedelegeerden en deskundigen zijn geen lid van het bestuur en hebben in bestuursvergaderingen een adviserende stem.
Artikel 10
Regionale Commissies Arbeidsvoorwaarden Leerlingen (RCAL’S)
1. De stichting betrekt regionale commissies benoemd door partijen bij de CAO bij haar werkzaamheden.
2. De werkzaamheden van de regionale commissies worden omschre- ven in een reglement
61
3. In dit reglement worden tevens bevoegdheden en procedure-regels van deze commissies vastgesteld.
Artikel 11
Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert tenminste één maal per jaar en zoveel vaker als de voorzitter of tenminste twee bestuursleden dit nodig oordeelt/ oordelen.
2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit gere- geld.
3. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde vergadering van het bestuur een jaarlijks door het bestuur vast te stel- len vacatiegeld. Reis- en verblijfkosten, door de leden van het be- stuur in hun functie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur vast te stellen regelen.
Artikel 12
Besluitvorming
1. Het bestuur kan besluiten nemen wanneer tenminste twee bestuurs- leden, benoemd door de werkgeversorganisatie en twee bestuursle- den, benoemd door de werknemersorganisaties, zoals genoemd in artikel 5, tweede lid, aanwezig zijn.
2. Voorzover in de statuten niet anders is bepaald, kunnen geldige besluiten slechts worden genomen bij gewone meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
3. Elk bestuurslid, benoemd door de werkgeversorganisatie, zoals ge- noemd in artikel 5, tweede lid onder a., heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige bestuursleden, benoemd door de werknemers- organisaties, zoals genoemd in artikel 5, tweede lid onder b. en c.; elk bestuurslid, benoemd door de werknemersorganisaties, zoals ge- noemd in artikel 5, tweede lid onder b. en c., heeft evenveel stem- men als het aantal aanwezige bestuursleden, benoemd door de werk- geversorganisatie, zoals genoemd in artikel 5, tweede lid onder a.
4. Over personen wordt schriftelijk gestemd en over zaken mondeling.
5. Bij het bepalen van het aantal geldig uitgebrachte stemmen worden blanco stemmen en ongeldige stemmen niet meegerekend.
6. Bij staking van stemmen wordt in een volgende vergadering opnieuw 62
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
over hetzelfde onderwerp gestemd; staken de stemmen dan we- derom, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen wanneer het zaken betreft en beslist het lot wanneer de stemming personen betreft.
7. Besluiten kunnen ook buiten vergadering worden genomen, mits schriftelijk en met eenparigheid van stemmen van alle bestuursleden.
Artikel 13
Boekjaar en begroting
1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.
2. Jaarlijks stelt het bestuur de begroting voor het komende boekjaar vast. De begroting is voor betrokkenen beschikbaar.
Artikel 14
Rekening, verantwoording en jaarstukken
1. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting zodanige aantekeningen te (doen) houden, dat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
6. Jaarlijks binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een balans, rekening van baten en lasten en verslag vast over de financiële toestand van de stichting. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de stichting. De rekening en verantwoording vindt plaats onder overlegging van een rapport van een door het bestuur benoemde accountant als bedoeld in artikel 2:393 eerste lid BW.
2. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.
3. Het verslag wordt ter inzage neergelegd voor de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers:
a. ten kantore van de stichting;
b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkge- legenheid aan te wijzen plaatsen.
4. Het verslag wordt op aanvraag toegezonden aan de bij de stichting
63
betrokken werkgevers en werknemers, tegen vergoeding van de daar- aan verbonden kosten.
Artikel 15
Reglementen
1. Het bestuur kan reglementen vaststellen en wijzigen.
Reglementen mogen echter geen bepalingen inhouden die in strijd zijn met de wet of deze statuten.
2. Ten aanzien van besluiten tot vaststellen of wijzigen van reglemen- ten is het bepaalde in artikel 17, tweede, derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing
Artikel 16
Beheer geldmiddelen
1. Voorzover gelden van de stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.
2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administra- teur.
De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.
3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.
4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.
Artikel 17
Wijziging van de statuten
1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten.
2. Besluiten tot wijziging van de statuten worden genomen met vijf/ zesde van de stemmen in een vergadering waarin alle bestuursleden aanwezig zijn.
Indien niet alle bestuursleden aanwezig zijn, kunnen besluiten tot wijziging van de statuten worden genomen met algemene stemmen, in een vergadering waarin tenminste twee/derde van het totaal aantal bestuursleden aanwezig is.
64
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. Wanneer in deze vergadering niet tenminste twee/derde der bestuurs- leden aanwezig is, wordt binnen vier weken, doch niet eerder dan twee weken daarna, wederom een vergadering gehouden waarin een besluit tot statutenwijziging kan worden genomen, mits met inacht- neming van het bepaalde in artikel 12 lid 1, de meerderheid der bestuursleden aanwezig is.
4. In afwijking van het tweede lid kunnen besluiten tot wijziging van de statuten ook buiten vergadering worden genomen mits schriftelijk en met eenparigheid van stemmen van alle bestuursleden. Een der- gelijk besluit staat gelijk met een besluit genomen in een vergade- ring.
Artikel 18
Ontbinding van de stichting
1. Het bestuur is bevoegd tot ontbinding van de stichting.
2. Ten aanzien van besluiten tot ontbinding van de stichting is het bepaalde in artikel 17, tweede en derde lid van overeenkomstige toe- passing.
3. Een eventueel batig saldo en de bij vereffening nog aanwezige activa worden overgedragen aan het bestuur van de FBI of diens wettelijke opvolger die dit saldo en die activa dient aan te wenden voor een doel dat het meest overeenkomt met het doel van de stichting.
4. Bij ontbinding van de stichting geschiedt de vereffening door het bestuur, tenzij bij besluit tot ontbinding een of meer andere vereffe- naars zijn benoemd. Gedurende de vereffening blijven de statuten zoveel mogelijk van kracht.
Artikel 19
Deponering bij griffie van het kantongerecht
De in de statuten en reglement aangebrachte wijzigingen zullen eerst in werking treden, nadat een door het bestuur ondertekend volledig exem- plaar van die stukken, onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te ’s-Gravenhage.
65
Artikel 20
Inschrijving in het register
1. Het bestuur is verplicht de stichting te doen inschrijven in het regis- ter, gehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken, binnen welk gebied de stichting haar zetel heeft en een authentiek afschrift van de akte, danwel een authentiek uittreksel van de akte bevattende de statuten, ten kantore van het register neer te leggen.
2. Het bestuur draagt zorg dat in bedoeld register steeds worden inge- schreven de naam, de voornamen, de woonplaats, het adres alsmede de geboortedatum van de bestuursleden en andere personen, die de stichting vertegenwoordigen.
Artikel 22
Slotbepaling
In alle gevallen waarin deze statuten of enig reglement niet voorzien, beslist het bestuur.
66
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE IVA
REGLEMENT STICHTING VOORLICHTING EN GESCHILLENBEHANDELING LEERLINGEN IN HET HORECABEDRIJF (SVGL)
Artikel 1
Definities
De definities omschreven in artikel 1 van de CAO inzake de bijdragen sociale fondsen voor het horeca- en aanverwante bedrijf (Fondsen-CAO) zijn mede van toepassing op dit reglement.
Voorts wordt in dit reglement wordt verstaan onder:
a. Werkgever: degene, die werkgever is in de zin van de CAO en de Fondsen-CAO, van een door het bestuur van het LOB erkend leer- bedrijf
b. Werkgeversorganisatie: werkgeversorganisatie, partij bij de CAO en de Fondsen-CAO.
c. Werknemersorganisaties: werknemersorganisaties, partij bij de CAO en de Fondsen-CAO.
d. RCAL: Regionale Commissie Arbeidsvoorwaarden Leerlingen als genoemd in artikel 2.
Artikel 2
Taak en bevoegdheden regionale commissies arbeidsvoorwaarden leerlingen
1. Indien het bestuur gebruik maakt van zijn statutaire bevoegdheid tot het benoemen van een RCAL, is deze samengesteld uit een in dienst- betrekking tot zijn organisatie staande vertegenwoordiger van een werkgeversorganisatie en een in dienstbetrekking tot zijn organisatie staande vertegenwoordiger van een werknemersorganisatie. De be- noeming geschiedt voor onbepaalde tijd.
2. Een RCAL heeft tot taak geschiloplossend op te treden, in overeen- stemming met de bepalingen van de CAO.
3. Hiertoe heeft zij de bevoegdheid in overleg te treden met partijen in een geschil, andere personen en organisaties.
67
4. Als secretaris van een RCAL fungeert één van de beide leden, in onderling overleg al dan niet roulerend per schooljaar.
Artikel 3A
Vooronderzoek
1. a. Voordat een geschil kan worden voorgelegd, wordt door de secre- taris onderzocht wat de aard van de klacht is. Hierbij wordt, indien mogelijk, gebruik gemaakt van kopieën van de arbeids- overeenkomst, de loonstroken en eventueel de urenregistratie.
b. De conclusie van dit onderzoek wordt samengevat in een brief en opgestuurd aan verzoeker.
c. Deze dient de kwestie, met behulp van de conclusie van het onderzoek, eerst zelf voor te leggen aan de wederpartij.
d. Een maand na de verzenddatum van de conclusie van het onder- zoek neemt de secretaris contact op met de verzoeker en vraagt of de problemen zijn opgelost.
e. Indien de kwestie dan niet is opgelost, kan de melding van het geschil geformaliseerd worden.
Artikel 3B
Voorleggen van een geschil
1. Een geschil kan worden voorgelegd door:
x. een leerling of diens wettelijke vertegenwoordiger of gemach- tigde;
b. een werkgever of diens gemachtigde;
c. een werkgevers- of werknemersorganisatie, al dan niet op ver- zoek van een daarbij aangesloten werkgever, respectievelijk leer- ling;
d. een RCAL;
e. het LOB.
2. Een geschil kan in persoon mondeling, telefonisch danwel schrifte- lijk worden voorgelegd aan de secretaris.
3. De voorlegging van een geschil tussen een leerling en een werkge- ver dient ten minste te zijn voorzien van:
a. een opgave van naam, adres en woonplaats van leerling en werk- gever;
b. een kopie van de arbeidsovereenkomst;
c. een duidelijke omschrijving van het geschil.
4. De secretaris draagt zorg voor een schriftelijke ontvangstbevestiging binnen 1 week. Indien het geschil mondeling is voorgelegd, dient deze ontvangstbevestiging vergezeld te zijn van een door de klager
68
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
voor gezien en akkoord te ondertekenen samenvatting van het ge- schil.
5. Indien de klager dit wenst, wordt een geschil altijd in behandeling genomen, mits binnen zes weken na melding van de klacht om behandeling wordt gevraagd.
Artikel 4
Behandeling van een geschil, voorgelegd door een leerling of een werkgever die geen verdere actie wenst
1. Een geschil, als in de aanhef van dit artikel vermeld, wordt door de secretaris geregistreerd en niet behandeld.
2. Een dergelijk geschil wordt geregistreerd, geanalyseerd en gerubri- ceerd ten behoeve van mogelijke beleidsaanbevelingen aan het be- stuur van het LOB, alsmede ter kennis gebracht van het bestuur.
Artikel 5
Behandeling van een geschil door de secretaris
1. De secretaris is bevoegd een geschil zelfstandig tot een oplossing te brengen, indien daarvoor slechts een snelle gedachten uitwisseling met partijen in het geschil vereist is en de CAO hiervoor de moge- lijkheid biedt.
2. De procedure, als bedoeld in lid 1, dient te zijn gestart binnen uiter- lijk 2 weken na binnenkomst van het verzoek om behandeling. Bin- nen 6 weken dient de procedure te zijn afgerond.
3. In het in lid 1 en 2 genoemde geval worden partijen in het geschil schriftelijk op de hoogte gesteld van de bereikte oplossing. Indien zij het met de bereikte oplossing niet eens zijn, worden zij in de gele- genheid gesteld binnen een termijn van 1 week schriftelijk te reage- ren.
4. Indien de met de secretaris gemaakte afspraken niet worden nageko- men, krijgen partijen een schriftelijke herinnering, waarin de termijn van de afwikkeling met twee weken kan worden verlengd. Is de kwestie op die genoemde datum nog niet opgelost, dan wordt deze voorgelegd aan het bestuur.
69
Artikel 6
Behandeling van een geschil door de RCAL
1. Indien de secretaris van oordeel is, dat geen sprake kan zijn van een snelle oplossing als vermeld in artikel 5, zendt hij het volledige dos- sier onverwijld ter behandeling toe aan beide leden van de bevoegde RCAL, met bericht hiervan aan partijen in het geschil.
2. De bevoegdheid om het geschil op te lossen wordt daarmee overge- dragen aan de RCAL.
3. De RCAL treedt na onderling beraad in overleg met klager en weder- partij, afzonderlijk danwel gezamenlijk, teneinde te trachten in over- eenstemming met de CAO een oplossing voor het geschil te berei- ken. De RCAL maakt een schriftelijk verslag van dit gesprek, waarin de gemaakte afspraken worden vastgelegd. Dit verslag wordt aan partijen in het geschil voorgelegd, waarna zij gedurende 1 week in de gelegenheid zijn schriftelijk op het verslag te reageren.
Binnen 6 weken dient de procedure door de RCAL te zijn afgerond.
4. Indien een oplossing wordt bereikt, worden het verslag en het dos- sier met een eventuele reactie van partij(en) geretourneerd aan de secretaris. De bevoegdheid van de RCAL is daarmee voor dit geschil beëindigd.
5. De secretaris bevestigt schriftelijk de oplossing en de gemaakte afspraken aan beide partijen in het geschil en stelt indien van toepas- sing een termijn waarbinnen de afwerking en afrekening van zaken moet plaatsvinden.
6. Indien de met de secretaris gemaakte afspraken niet worden nageko- men, krijgen partijen een schriftelijke herinnering, waarin de termijn van de afwikkeling met 2 weken kan worden verlengd. Is de kwes- tie op die genoemde datum nog niet opgelost, dan wordt deze voor- gelegd aan het bestuur.
7. Indien geen oplossing wordt bereikt, worden het verslag en het dos- sier met een eventuele reactie van partij(en) geretourneerd aan de secretaris. De bevoegdheid van de RCAL is daarmee voor dit geschil beëindigd. De secretaris stuurt een schriftelijke bevestiging naar par- tijen in het geschil, waarin wordt medegedeeld dat de kwestie wordt voorgelegd aan het bestuur. Het bepaalde in dit lid vindt ook toepas- sing, indien niet wordt voldaan aan de in artikel 8 van dit reglement voorgeschreven verplichting tot informatieverstrekking.
70
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 7
Behandeling van een geschil door het bestuur
1. De secretaris legt een onopgelost geschil voor aan het bestuur, dat zal trachten alsnog een oplossing tot stand te brengen. Indien het bestuur daarin niet slaagt, kan hij hiervan melding maken aan het bestuur van het LOB, al dan niet voorzien van aanbevelingen. Deze aanbevelingen hebben geen bindend karakter.
2. Partijen in het geschil, de bevoegde RCAL en het bestuur van het LOB worden door de secretaris schriftelijk geïnformeerd over het al dan niet bereiken van een oplossing.
3. De secretaris verstrekt het bestuur periodiek overzichten van de behandelde geschillen. Het bestuur van het LOB wordt eveneens periodiek geïnformeerd.
Artikel 8
Verplichting tot opgave van gegevens
1. De leerling, de werkgever, de werkgevers- en werknemersorganisaties zijn verplicht aan het bestuur, de secretaris en de bevoegde RCAL desgevraagd schriftelijk danwel mondeling alle gegevens te verstrek- ken, welke noodzakelijk worden geoordeeld voor de oplossing van een geschil, binnen een door de SVGL in redelijkheid te bepalen ter- mijn.
2. Indien de onder lid 1 genoemde personen of organisaties hun mede- werking terzake weigeren, zal het bestuur van het LOB hierover wor- den geïnformeerd, al dan niet voorzien van aanbevelingen. Deze aan- bevelingen hebben geen bindend karakter.
Artikel 9
Verjaring
1. Behandeling van een geschil, voorgelegd door onder artikel 3B, lid 1 vallende personen, vindt slechts plaats indien het tijdig is voor- gelegd. Een geschil wordt geacht tijdig te zijn voorgelegd, indien het binnen de contractperiode van de leer-/arbeidsovereenkomst waarop het betrekking heeft, is voorgelegd, of binnen één maand na verzen-
71
ding door de secretaris van de brief die de conclusie bevat, zoals bedoeld in artikel 3A van het reglement.
2. Het bestuur kan in bijzondere gevallen bepalen dat een niet-tijdig voorgelegd geschil tijdig is voorgelegd.
Artikel 10
Registratie persoonsgegevens
1. Het Reglement ten behoeve van persoonsregistratie bij de SVGL is aangemeld bij het College Bescherming van Persoonsgegevens (CBP) en geregistreerd onder nr. O-0020302.
2. De bewaartermijn van de gegevens van geregistreerde klachten is 12 maanden na beëindiging van het schooljaar waarin de klachten zijn gemeld. Na deze periode worden de gegevens geanonimiseerd en de dossiers vernietigd.
3. De bewaartermijn van de gegevens van behandelde klachten is 5 jaar na beëindiging van het schooljaar waarin de klachten zijn gemeld. Na deze periode worden de gegevens geanonimiseerd en de dossiers vernietigd.
Artikel 11
Slotbepalingen
1. Voor de behandeling van geschillen, als bedoeld in dit reglement, zijn de voorschriften van het Burgerlijk procesrecht niet toepasselijk.
2. De SVGL heeft louter een bemiddelende rol en aan mededelingen en adviezen kunnen derhalve geen rechten worden ontleend.
3. Voorlegging van een geschil kan op geen enkele wijze de gang naar de bevoegde rechterlijke instantie beletten.
4. In onvoorziene gevallen beslist het bestuur.
5. Dit reglement maakt een onverbrekelijk onderdeel uit van de Fondsen-CAO.
72
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE V
REGLEMENT VOOR DE LANDELIJKE BEDRIJFSCOMMISSIE VOOR HET HORECABEDRIJF (LBC)
Artikel 1
Definities
De definities omschreven in artikel 1 van de CAO voor het Horecabe- drijf en van de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf en de CAO inzake bijdragen sociale fondsen voor het horeca- en aanverwante be- drijf (Fondsen-CAO) zijn mede van toepassing op dit reglement.
1. Voorts wordt in dit reglement wordt verstaan onder:
a. LBC: de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf.
b. VUT-CAO: de Collectieve arbeidsovereenkomst vrijwillig ver- vroegd uittreden voor het horecabedrijf.
c. SOHOR-CAO: de Collectieve arbeidsovereenkomst overgangs- regeling voor het horecabedrijf.
d. Werkgever: de werkgever in de zin van de CAO, de Fondsen- CAO, de VUT-CAO en de SOHOR-CAO.
e. Werknemer: de werknemer in de zin van de CAO, de Fondsen- CAO, de VUT-CAO en de SOHOR-CAO.
Artikel 2
Benoeming van de leden van de LBC
1. De LBC is samengesteld uit tien leden. Van de in de LBC samen- werkende organisaties benoemt:
Koninklijk Horeca Nederland te Woerden, vijf leden; FNV Horecabond te Almere, vier leden;
CNV BedrijvenBond te Houten, één lid.
Ieder van de hierboven genoemde organisaties benoemt tevens één plaatsvervangend lid.
2. De leden en plaatsvervangende leden van de LBC worden benoemd voor een duur, overeenkomende met de duur van de van kracht zijnde CAO c.q. Fondsen-CAO c.q. VUT-CAO c.q. SOHOR-CAO. De benoeming wordt tevens geacht te zijn gedaan voor de duur van de volgende CAO c.q. Fondsen-CAO c.q. VUT-CAO c.q. SOHOR-
73
XXX xxxxxx xxxxxx is bepaald door de organisatie van werkgevers of werknemers, die het lid c.q. plaatsvervangend lid heeft benoemd.
3. Zodra iemand bericht heeft ontvangen tot lid of plaatsvervangend lid te zijn benoemd, dient hij binnen acht dagen na ontvangst van dit bericht aan de secretaris van de LBC schriftelijk kennis te geven van het al dan niet aanvaarden van de benoeming.
4. De LBC kiest uit haar midden in de even jaren voor de duur van het kalenderjaar een voorzitter uit de werknemersvertegenwoordigers en een plaatsvervangend voorzitter uit de werkgevers- vertegenwoordigers. In de oneven jaren wordt de voorzitter gekozen uit de werkgeversvertegenwoordigers en de plaatsvervangend voor- zitter uit de werknemersvertegenwoordigers.
5. Indien een lid van de LBC als zodanig niet kan optreden of tijdens de behandeling van een kwestie niet verder kan optreden, doet hij hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de secretaris; deze roept de plaatsvervanger van dit lid op en doet hiervan, in geval van een geschil, als bedoeld in artikel 7, bij aangetekend schrijven mede- deling aan partijen of haar gemachtigden.
6. Al hetgeen in dit reglement omtrent de leden van de LBC verder is bepaald, is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden.
7. Indien in de LBC een vacature ontstaat, wordt door de tot benoeming gerechtigde organisatie(s) zo spoedig mogelijk in de vacature voor- zien.
8. De LBC benoemt een secretaris en, zo nodig, een plaatsvervangend secretaris; zij kunnen geen werkgever of werknemer zijn. Zij maken geen deel uit van de LBC en hebben geen stemrecht.
Artikel 3
Vergaderingen
1. De LBC komt bijeen op verzoek van ten minste drie leden.
2. De wijze en termijn van oproeping worden bij besluit van de LBC geregeld.
3. De secretaris stelt in overleg met de voorzitter de te behandelen agenda op.
4. Stukken die zijn ingekomen bij de secretaris, nadat de in het tweede lid genoemde agenda aan de leden is gezonden, worden ter beoorde-
74
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
xxxx van de secretaris in die vergadering of de volgende vergadering behandeld.
5. Leden van de LBC, die persoonlijk betrokken zijn bij een zaak, mogen aan de behandeling daarvan niet deelnemen.
6. De vergaderingen van de LBC zijn niet openbaar.
7. De LBC stelt een vacatiegeldregeling vast.
Artikel 4
Besluitvorming
1. De LBC neemt in een vergadering geen beslissingen, indien niet meer dan de helft van het aantal der leden aanwezig is. In geval het hiervoren vereiste aantal leden niet aanwezig is, wordt na ten minste drie dagen, doch binnen één maand een nieuwe vergadering van de LBC belegd, waarin, ongeacht het aantal aanwezige leden, beslissin- gen kunnen worden genomen over die zaken, waaromtrent wegens het ontbreken van het quorum in de eerstbedoelde vergadering geen beslissingen konden worden genomen.
2. In een vergadering van de LBC brengen de aanwezige leden van werkgeverszijde gezamenlijk evenveel stemmen uit als de aanwezige leden van werknemerszijde gezamenlijk.
3. Voorzover niet anders is bepaald in dit reglement, kunnen geldige besluiten slechts worden genomen bij gewone meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
4. Over zaken wordt mondeling en over personen wordt schriftelijk gestemd.
5. Bij het bepalen van het aantal geldig uitgebrachte stemmen worden blanco stemmen en ongeldige stemmen niet meegerekend.
6. Bij staking van stemmen wordt in een volgende vergadering opnieuw over hetzelfde onderwerp gestemd; staken de stemmen dan we- derom, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen wanneer het zaken betreft en beslist het lot wanneer de stemming personen betreft.
75
7. Besluiten kunnen ook buiten de vergadering worden genomen, mits schriftelijk en met eenparigheid van stemmen van alle leden van de LBC.
Een dergelijk besluit staat gelijk met een besluit genomen in een ver- gadering.
8. Besluiten worden schriftelijk binnen veertien dagen na de dag waarop besluitvorming heeft plaatsgevonden, aan belanghebbenden toege- zonden.
Artikel 5
Geldmiddelen
1. De geldmiddelen, welke de LBC nodig heeft, zullen voor de helft worden verschaft door de werkgeversorganisatie en voor de helft door de werknemersorganisaties die partij zijn bij de CAO en wel naar evenredigheid van het aantal leden, dat zij in de LBC benoe- men, tenzij op andere wijze in de geldmiddelen is voorzien.
2. De in het vorige lid bedoelde organisaties verschaffen, zo nodig, aan de LBC een voorschot.
3. De secretaris van de LBC legt binnen drie maanden na het einde van een kalenderjaar aan de LBC rekening en verantwoording af van de door de LBC uitgegeven en ontvangen gelden over dat kalenderjaar, tenzij er dringende redenen zijn om deze termijn te verlengen. In dat geval kan een termijn van zes maanden worden aangehouden.
Ten minste één maand voor het einde van een kalenderjaar legt de secretaris de begroting van de door de LBC te ontvangen en uit te geven gelden voor het volgend kalenderjaar voor.
Artikel 6
Jaarverslag
Binnen drie maanden na afloop van een kalenderjaar zal de secretaris een concept-jaarverslag opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de LBC, tenzij er dringende redenen zijn om deze termijn te verlengen. In dat geval kan een termijn van zes maanden worden aangehouden.
De voorzitter en de secretaris van de LBC zullen, nadat het concept- jaarverslag is goedgekeurd door de LBC, ten blijke van de vaststelling dit jaarverslag ondertekenen.
76
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 7
Bindend advies inzake geschillen
A. Aanhangig maken van geschillen
1. Partijen bij een geschil kunnen een geschil over de uitvoering en toepassing van de CAO gedurende ten hoogste zes weken, nadat het is ontstaan, aanhangig maken bij de LBC; een geschil wordt geacht te zijn ontstaan zodra één der betrokken partijen het aan- wezig acht.
2. Een der partijen fungeert als eisende partij en zendt, tegelijk met het gezamenlijk verzoek van partijen bij een geschil, een behoor- lijk toegelicht en gemotiveerd klaagschrift in bij de secretaris van de LBC; bij het indienen van dit klaagschrift stort de eisende par- tij een bedrag, welk bedrag in mindering zal worden gebracht van het door de LBC vast te stellen bedrag voor de kosten van behan- deling van het geschil.
3. De secretaris van de LBC zendt onverwijld een exemplaar van het klaagschrift bij aangetekend schrijven aan de wederpartij. De secretaris van de LBC zendt tevens aan partijen een exemplaar van het reglement LBC.
4. De wederpartij zendt binnen veertien dagen na ontvangst van het klaagschrift een verweerschrift, behoorlijk toegelicht en gemoti- veerd, in bij de secretaris van de LBC, waarbij als datum van ont- vangst geldt de tweede dag na die van de verzending van het afschrift van het klaagschrift; het derde lid is van overeenkom- stige toepassing.
5. De LBC kan bij meerderheid van stemmen beslissen, indien zij daartoe termen aanwezig acht, geschillen, welke niet tijdig aan- hangig zijn gemaakt, toch in behandeling te nemen dan wel de, in lid 4 gestelde, termijn te verlengen.
B. Behandeling van geschillen
1. Nadat het klaagschrift en het verweerschrift bij de secretaris zijn ingediend, bepaalt de voorzitter van de LBC plaats, dag en uur van de vergadering, tijdens welke het geschil in behandeling zal worden genomen.
2. Een werkgever of werknemer, die wordt opgeroepen voor de LBC te verschijnen, is verplicht aan deze oproep gehoor te geven.
3. De secretaris geeft hiervan zo spoedig mogelijk kennis aan de leden van de LBC en aan partijen onder mededeling van het onderwerp van het geschil, doch ten minste acht dagen (zonda-
77
gen en algemeen erkende christelijke feestdagen niet mede- gerekend) van tevoren; de kennisgeving aan de LBC doet hij ver- gezeld gaan van afschriften van de ontvangen klaagschriften en verweerschriften; aan partijen zendt hij deze kennisgeving per aangetekend schrijven, waarin hij tevens mededeelt in welke samenstelling de LBC het geschil in behandeling zal nemen.
4. De voorzitter kan bepalen dat op de stukken recht zal worden gedaan tenzij de LBC anders beslist.
5. Indien een partij zich door een gemachtigde wenst te laten ver- vangen dan wel zich door een ander te laten bijstaan dient zij de secretaris van de LBC zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vier dagen vóór de aanvang van de vergadering van de LBC, daarvan mededeling te doen onder vermelding van naam, adres en beroep van de gemachtigde of van de persoon, die bijstand verleent; de secretaris stelt hiervan voor de aanvang van de vergadering zo spoedig mogelijk de andere partij schriftelijk in kennis; de ge- machtigden dienen ter vergadering een schriftelijke machtiging over te leggen.
6. De secretaris van de LBC roept partijen, getuigen en deskundi- gen, die de LBC wenst te horen, op namens de LBC; deze kun- nen door de voorzitter van de LBC worden beëdigd.
7. Indien een klaagschrift of verweerschrift door meer dan één werkgever of werknemer is ingediend, kan de LBC volstaan met slechts één werkgever of werknemer te horen.
8. De voorzitter van de LBC regelt de gang van het onderzoek tij- dens de vergadering.
9. Met betrekking tot het aanhangig gemaakte geschil verstrekken partijen of haar gemachtigden aan de LBC alle, door haar leden gewenste inlichtingen, geven zij inzage van alle bescheiden, waarvan de LBC de inzage verlangt, en gedragen zij zich naar de aanwijzingen van de voorzitter.
10. Indien een partij in strijd met het bepaalde in het vorige lid han- delt, kan de LBC bij het nemen van haar beslissingen daaruit zodanige gevolgtrekkingen maken als zij zal vermenen te beho- ren.
11. Indien de wederpartij geen verweerschrift heeft ingediend of indien één der partijen ondanks behoorlijke oproeping niet ter vergadering verschijnt zonder opgave van een reden, geldig naar het oordeel van de LBC, of indien één der partijen weigert de gevraagde inlichtingen of inzage van bescheiden te verlenen, kan zij zich naderhand niet op nalatigheid, afwezigheid of weigering beroepen om een nieuwe behandeling van het geschil te vorde- ren.
12. De LBC zal in een geval, als in het vorige lid bedoeld, een beslis- sing ten gunste van de andere partij kunnen nemen, tenzij zij zulk een beslissing kennelijk ongegrond acht.
C. Terugnemen van een geschil 78
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
1. Partijen kunnen een aanhangig gemaakt geschil slechts terugne- men, indien zij ten minste twee dagen voordat de behandeling van het geschil door de LBC zou plaats hebben, aan de secreta- ris een gezamenlijke schriftelijke verklaring hebben gezonden, waarin zij vermelden dat het geschil geacht wordt niet meer te bestaan.
D. Beslissing inzake een geschil
1. De LBC kan, teneinde te beraadslagen of te beslissen, te allen tijde in raadkamer gaan, waarbij buiten haar alleen de secretaris wordt toegelaten.
2. Geen lid van de LBC mag zich van stemming onthouden.
3. De voorzitter van de LBC stemt het laatst.
4. Alle beslissingen worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen.
5. De beslissingen worden met redenen omkleed.
6. Zij bevatten geen melding van de gevoelens van een minderheid, tenzij de LBC anders beslist.
7. Ingeval bij het nemen van een beslissing inzake een geschil door de LBC de stemmen staken, wordt binnen een termijn van vier weken in een tweede vergadering voor de tweede maal over de desbetreffende aangelegenheid gestemd; indien de stemmen dan wederom staken, zal de behandeling van de desbetreffende aan- gelegenheid worden geschorst totdat een, door het Bedrijfschap Horeca en Catering aan te wijzen, arbiter een beslissing zal nemen in hoogste aanleg.
8. De leden en plaatsvervangende leden, alsmede de secretaris en plaatsvervangende secretaris van de LBC, zijn verplicht geheim- houding te betrachten omtrent de door de leden van de LBC uit- gebrachte stemmen. Zij zijn voorts verplicht geheimhouding te betrachten wanneer daartoe in bepaalde gevallen door de LBC is besloten, alsmede omtrent alle feiten en bijzonderheden waarvan zij kennis hebben genomen of konden nemen en waarvan het voor de hand ligt dat geheimhouding geboden is.
9. De LBC beslist zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen drie maanden nadat het geschil aanhangig is gemaakt.
10. De secretaris zendt uiterlijk veertien dagen, nadat de LBC haar beslissing heeft genomen, een door de voorzitter en secretaris gewaarmerkt afschrift van de beslissing per aangetekend schrij- ven aan ieder der partijen.
11. De secretaris maakt, indien de LBC zulks beslist, op een door de LBC vast te stellen wijze de beslissing openbaar, indien deze niet meer vatbaar is voor arbitrage.
79
E. Kosten
1. De LBC kan een bedrag aan kosten vaststellen tot maximaal f 100,00.
2. De LBC kan het door haar vast te stellen bedrag van de kosten bij haar beslissing geheel of ten dele ten laste brengen van ieder der partijen betrokken bij een geschil, of van de partij die in het ongelijk is gesteld.
3. Hij, die een oproep als partij, gemachtigde, getuige of deskun- dige heeft ontvangen en daaraan heeft voldaan, heeft recht op vergoeding van de door hem betaalde noodzakelijke reis- en ver- blijfkosten volgens een door de LBC nader vast te stellen tarief.
4. De partij, die veroordeeld wordt tot het betalen van een zeker bedrag aan gemaakte kosten, dient deze, binnen een in de beslis- sing vast te stellen termijn, aan de LBC te voldoen.
5. De aan de LBC verschuldigde kosten kunnen bestaan uit:
a. voorschotten voor correspondentie, horen van getuigen en deskundigen, verkrijgen van rechtskundige bijstand en derge- lijke;
b. overige kosten, door de LBC vast te stellen.
Artikel 8
Ontheffing van bepalingen van de CAO Procedurele aspecten
1. Een verzoek tot ontheffing van de bepalingen van de CAO krachtens artikel 2 lid 8 CAO, dan wel een verzoek tot ontheffing van de bepa- lingen van de Fondsen-CAO krachtens artikel 2 lid 5 Fondsen-CAO, dient schriftelijk, met redenen omkleed en voorzien van alle voor de beoordeling noodzakelijke gegevens te worden ingediend. Het ver- zoek dient een verklaring van de werkgever te bevatten waaruit blijkt dat hij zijn werknemers op de hoogte heeft gesteld van het ontheffingsverzoek. De secretaris zendt onverwijld een ontvangstbe- vestiging, alsmede algemene informatie omtrent het ontheffings- beleid.
2. Indien de secretaris, dan wel, na toezending als genoemd in lid 4, leden van de LBC van mening zijn dat aanvullende informatie nood- zakelijk is, wordt deze alsnog binnen twee weken, door de secretaris ingewonnen.
3. Indien deze aanvullende informatie niet binnen de door de secretaris gestelde termijn van twee weken verstrekt wordt, zal de secretaris een rappelverzoek sturen. Indien dan wederom zonder opgave van reden niet de gewenste informatie verstrekt wordt, zal het verzoek als ingetrokken worden beschouwd.
80
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
4. De secretaris draagt zorg voor vertrouwelijke toezending van het ver- zoek aan de leden van de LBC, voorzien van een toelichtende nota. Toezending dient te geschieden uiterlijk twee weken na ontvangst van de door de secretaris opgevraagde gegevens. De toelichtende nota wordt in principe, ter beoordeling van de secretaris, voorzien van een advies.
5. Besluitvorming inzake ontheffingsverzoeken vindt in de regel binnen twee weken schriftelijk plaats, tenzij (leden van) de LBC binnen die twee weken een met redenen omkleed verzoek hebben ingediend om belanghebbenden te horen dan wel dat zij binnen die twee weken te kennen hebben gegeven dat behandeling van het ontheffingsverzoek in een LBC-vergadering gewenst is.
6. De secretaris kan in overleg met de voorzitter uitstel verlenen van de in lid 5 bedoelde termijn van twee weken, indien hieraan in redelijk- heid en billijkheid niet kan worden voldaan. Dit uitstel bedraagt ten hoogste twee weken.
7. Indien (één of meer leden van) de LBC te kennen hebben gegeven dat het horen van belanghebbenden gewenst is, wordt binnen twee weken na deze kennisgeving een datum voor een hoorzitting ge- pland. Belanghebbenden zullen uiterlijk twee weken voor de datum van de hoorzitting worden opgeroepen. Kennisgeving van de besluit- vorming door de LBC vindt binnen twee weken na de hoorzitting plaats.
8. Indien te kennen is gegeven dat het gewenst is het ontheffings- verzoek te behandelen in een LBC-vergadering, wordt het ontheffingsverzoek in de eerst mogelijke LBC-vergadering behan- deld.
9. De leden en de secretaris zijn verplicht geheimhouding te betrachten omtrent alle financiële gegevens en daarnaast zorg te dragen voor vertrouwelijke behandeling van alle overige gegevens, waarvan zij kennis hebben genomen. Tevens dienen de leden en de secretaris er zorg voor te dragen dat, indien zij bij derden advies inwinnen, deze derden eveneens vorenbedoelde geheimhouding in acht nemen.
10. Bij schriftelijke besluitvorming kan de LBC slechts tot besluitvor- ming komen, indien unanimiteit van oordeel bestaat over het ontheffingsverzoek. Bij ontbreken van unanimiteit vindt behandeling plaats in een eerstvolgende LBC-vergadering dan wel in een hiertoe
81
binnen twee weken bijeengeroepen Kleine Commissie uit de LBC. Bij behandeling in een LBC-vergadering vindt besluitvorming plaats bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken wordt het verzoek afgewezen.
11. De LBC baseert haar besluitvorming op de beoordelingscriteria welke zij ten aanzien van het beleid heeft ontwikkeld c.q. zal ontwikkelen. De LBC baseert haar beslissing alleen op informatie, welke bij alle leden van de LBC uit hoofde van hun lidmaatschap van de LBC bekend is. Afwijkingen van deze criteria in de besluitvorming dienen in de beschikking te worden gemotiveerd.
12. Uiterlijk twee weken na de datum, waarop de LBC omtrent het ver- zoek heeft besloten, stelt de secretaris de werkgever schriftelijk bij beschikking in kennis van het besluit van de LBC. De beschikking wordt ondertekend door de secretaris en vermeldt ten minste de over- wegingen welke tot de besluitvorming hebben geleid, de verplichtin- gen van werkgever aan de ontheffing ruime bekendheid te geven aan zijn werknemer(s), de looptijd van de ontheffing, alsmede de be- roepsmogelijkheid, de termijn waarbinnen dit beroep aangetekend dient te worden en bij welke instantie.
13. De LBC kan de secretaris mandaat verlenen voor de afhandeling van bepaalde c.q. een bepaalde categorie ontheffingsverzoeken. In dat geval zendt de secretaris afschrift van de beschikkingen aan de leden van de LBC.
Artikel 9
Klachtenbehandeling Rassendiscriminatie
1. De LBC wijst een klachtencommissie aan, die belast is met de behandeling van klachten van werknemers op grond van artikel 23 van de Gedragscode Anti-Rassendiscriminatie Horeca.
2. a. De klachtencommissie bestaat uit twee leden, die zich elk door een plaatsvervanger kunnen doen vervangen.
b. De leden worden benoemd vanuit de LBC. Een lid wordt be- noemd door de werkgeversorganisatie vertegenwoordigd in de LBC, een lid wordt benoemd door de werknemersorganisaties, vertegenwoordigd in de LBC.
c. De leden van de klachtencommissie wijzen een voorzitter aan, in de even kalenderjaren een werkgeversvertegenwoordiger en in de oneven kalenderjaren een werknemersvertegenwoordiger.
d. De leden, alsmede hun plaatsvervangers hebben zitting voor een termijn van drie jaar en zijn hernoembaar.
e. De klachtencommissie laat zich bijstaan door de secretaris. De
82
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
functie van de secretaris wordt uitgeoefend door of vanwege de secretaris van de LBC.
De klachtencommissie bepaalt de taken van de secretaris.
3. De klachtencommissie kan zich in voorkomende gevallen laten advi- seren door een externe deskundige.
4. De vacatiegeldregeling, als vermeld in artikel 3 lid 7 van dit regle- ment is van overeenkomstige toepassing.
5. a. De werknemer dient zijn klacht te melden bij het Bedrijfschap Horeca en Catering. Het Bedrijfschap Horeca en Catering legt de klacht schriftelijk voor aan de klachtencommissie.
b. De secretaris inventariseert de klacht door middel van informatie van de klager en vraagt een reactie van de werkgever van de kla- ger. Klager wordt hiervan in kennis gesteld. Daarna legt de secre- taris de klacht voor aan de klachtencommissie.
c. De klachtencommissie kan de klager, zijn werkgever en andere personen betrokken bij de klacht horen.
d. De klager, zijn werkgever en andere betrokkenen bij de klacht zijn verplicht om te verschijnen. Bij niet verschijnen kan de LBC bij het nemen van haar beslissing daaruit zodanige gevolgtrek- kingen maken als zij zal vermenen te behoren.
e. De secretaris zal partijen betrokken bij de klacht ten minste veer- tien dagen voor de zitting oproepen.
f. De zitting van de klachtencommissie is niet openbaar, tenzij de klachtencommissie anders bepaalt en geen der betrokkenen zich hiertegen verzet.
6. De klager en zijn werkgever zijn verplicht om desgevraagd schrifte- lijk dan wel mondeling alle gegevens te verstrekken welke noodza- kelijk worden geoordeeld voor de behandeling van een klacht, bin- nen de door de klachtencommissie te bepalen termijn.
7. De klachtencommissie adviseert de LBC in een uitspraak uiterlijk twee maanden nadat de klachtencommissie heeft vastgesteld dat de stukken volledig zijn.
De LBC doet uitspraak binnen twee weken na ontvangst van het advies.
8. In onvoorziene gevallen beslist de LBC.
83
Artikel 10
Vergunning ex art. 8 lid 3 BBA 1945 (Werktijdverkorting)
1. De LBC stelt een aan de Arbeidsinspectie van het Ministerie van SZW uit te brengen advies vast binnen twee weken, nadat zij van het verzoek heeft kunnen kennis nemen. Indien de LBC echter van oor- deel is dat zij voor het uitbrengen van een advies meer tijd nodig heeft, is zij bevoegd naar redelijkheid vorenbedoelde termijn te over- schrijden.
2. Zo spoedig mogelijk nadat de LBC een advies heeft vastgesteld, wordt het, ondertekend door de secretaris van de LBC, aan de Arbeidsinspectie gezonden.
3. De LBC kan de secretaris mandaat verlenen het in dit artikel ge- noemde advies uit te brengen.
Artikel 11
Slotbepalingen
1. In alle gevallen, waarin dit reglement niet voorziet, beslist de LBC.
2. De LBC zendt een exemplaar van haar reglement aan een werkge- ver of werknemer, indien deze hiertoe een schriftelijk verzoek heeft ingediend.
3. Dit reglement maakt een onverbrekelijk onderdeel uit van de CAO, de Fondsen-CAO, de VUT-CAO en de SOHOR-CAO.
4. Dit reglement is in werking getreden op 2 april 1979 en laatstelijk gewijzigd op 1 februari 2001.
84
Horeca- en aanverwante bedrijf 2001/2005 Bijdragen Sociale Fondsen Verbindendverklaring CAO-bepalingen
II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
III. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant en heeft geen terugwerkende kracht.
IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.
’s-Gravenhage, 29 mei 2001
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens de Minister:
De Directeur van het Centraal kantoor
van de Arbeidsinspectie,
C. J. Meerhof.
85