Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 20.10 d.d. 11 maart 2020 te Amsterdam (mr. H.M. Xxxxxx, mr. I.M. Bilderbeek en A.C. Juffermans).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- klaagschrift met bijlagen, ongedateerd, op 16 september 2019 ontvangen;
- acceptatieformulier met bijlagen d.d. 23 september 2019;
- informatieverzoek aan de deelnemer d.d. 7 oktober 2019;
- reactie gemachtigde van de deelnemer d.d. 21 oktober 2019.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft de betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 24 februari 2020 te Amsterdam.
Ter zitting hebben partijen hun standpunt (nader) toegelicht.
2. Standpunt van de betrokkene
De betrokkene heeft de klacht – zakelijk samengevat – als volgt toegelicht.
De deelnemer heeft de klacht afgewezen omdat zij stelt dat betrokkene een recreatiewoning wil kopen. Dat is niet correct. Het betreft een permanente woonvergunning. Betrokkene verblijft nu in een recreatiewoning en mag daar elf maanden blijven. De deelnemer stelt dat de echtgenoot van betrokkene de hypotheek op zijn naam kan aanvragen. Dat is niet het geval omdat zij in gemeenschap van goederen getrouwd zijn. De financiële situatie van betrokkene is veranderd.
Betrokkene is vrij van schulden en heeft een vast contract, haar man werkt als ZZP’er. Alle schulden zijn ondanks dubbele lasten opgelost.
3. Standpunt van de deelnemer
De deelnemer stelt – zakelijk samengevat – als volgt.
Op 22 februari 2007 heeft [X] een doorlopend krediet verstrekt met een kredietlimiet van EUR
17.000. De deelnemer stuurt een overzicht van de betalingen waaruit volgt dat de termijnen maart tot en met september 2007 onbetaald zijn gebleven. De termijnen vanaf augustus 2008 ook. De deelnemer is overgaan tot ingebrekestelling en opeising. De deelnemer kan brieven van ruim tien jaar geleden niet overleggen. De deelnemer verwijst naar uitspraken Rechtbank Midden-Nederland en Hof Arnhem-Leeuwarden waaruit volgt dat ook al is de vooraankondiging niet verzonden de registratie niet dient te worden verwijderd. Gezien de financiële situatie van betrokkene destijds had zij onvoldoende middelen om de A te voorkomen. De A is gemeld op 1 oktober 2008, bij tien maanden achterstand. Door overdracht van de vordering aan de deurwaarder is een gedeelte van de vordering afgeboekt en code 3 gemeld. Met de deurwaarder is een betalingsregeling afgesproken en de gehele vordering is op 11 januari 2016 voldaan. De deelnemer maakt een belangenafweging. De deelnemer verwijst naar de brief d.d. 21 augustus 2019. De stelling dat de recreatiewoning permanent mag worden bewoond wordt niet onderbouwd, terwijl wel is aangetoond dat de gemeente geen permanente bewoning toestaat. De deelnemer vraagt zich af waarom de partner van betrokkene geen hypotheek zou kunnen krijgen. Niet is gebleken dat de financiële situatie van betrokkene zou zijn verbeterd ten opzichte van de situatie waarin de registraties zijn ontstaan. De deelnemer twijfelt aan het gestelde belang van betrokkene. Betrokkene kan een nieuwe woonruimte huren.
4. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
4.1. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van een doorlopend krediet met contractnummer ***565. Het bedrag is EUR 17.000. De overeenkomst wordt gekenmerkt door een achterstandsmelding (A) op 1 oktober 2008, een bijzonderheidscode 2 ((restant)vordering geheel opeisbaar) op 13 januari 2009 en een bijzonderheidscode 3 (bedrag van EUR 250 of meer is afgeboekt) op 8 januari 2010. De overeenkomst heeft een werkelijke einddatum per 11 januari 2016.
4.2. De betrokkene betwist niet de technische juistheid van de registratie maar doet een beroep op disproportionaliteit.
4.3. De Commissie ziet niettemin aanleiding de geregistreerde code 3 nader te beoordelen. Op grond van het Algemeen Reglement BKR dient een deelnemer een bijzonderheidscode 3 te registreren als
de deelnemer een bedrag ad EUR 250 of meer afboekt. De betrokkene heeft alsnog de vordering voldaan in januari 2016. De registratie dient een getrouw beeld te geven van de werkelijkheid. Naar de mening van de Commissie is dat met de registratie van bijzonderheidscode 3 nu niet (meer) het geval. Andere kredietverleners kunnen uit de registratie van de 3 opmaken dat de deelnemer een bedrag heeft moeten afboeken. Doordat de betrokkene alsnog de gehele vordering heeft voldaan, is daarvan niet (langer) sprake. De Commissie oordeelt daarom dat bijzonderheidscode 3 moet worden verwijderd.
4.4. De Commissie heeft verder overwogen of de registratie voldoet aan de zogenaamde proportionaliteitstoets. Die houdt in dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds de betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij of zij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij of zij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of zelfs van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een negatieve registratie die in veel gevallen verhindert dat de betrokkene een krediet kan afsluiten.
4.5. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont, in de vorm van bijvoorbeeld een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag, dat hij of zij heeft bij schrapping van de registratie. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd.
In dat verband overweegt de Commissie als volgt.
4.6. De betrokkene heeft de wens een hypotheek af te sluiten. Zij woont met haar man en twee kinderen in een huurwoning. Een woning kopen is financieel aantrekkelijker. Hoewel betrokkene geen afgewezen hypotheekaanvragen heeft overgelegd, gaat de Commissie ervan uit dat de betrokkene hiermee voldoende belang heeft gesteld bij schrapping van de registratie.
4.7 Niet is gebleken dat betrokkene bij het afsluiten van het krediet verplichtingen is aangegaan waarvan zij de gevolgen niet kon dragen. De aangevochten registratie is ontstaan door een aaneenschakeling van persoonlijke omstandigheden waarvan betrokkene slechts een beperkt verwijt kan worden gemaakt. Door een verkeersongeluk en als gevolg daarvan verminderde arbeidsbeschikbaarheid is betrokkene haar baan verloren, waardoor haar inkomen sterk afnam, terwijl zij als alleenstaande moeder een huishouden moest voeren.
4.8. Betrokkene en haar (nieuwe) echtgenoot hebben het plan opgevat om te gaan samenwonen, maar verkoop van de woningen waarin zij op dat moment leefden was slechts mogelijk met een restschuld. Betrokkene en haar echtgenoot hebben dat financiële nadeel kunnen opvangen door extra te werken. Uiteindelijk zijn zij er samen in geslaagd om ultimo 2016 alle schulden te voldoen en heeft het onderhavige contract een werkelijke einddatum gekregen in januari 2017.
4.9. De Commissie weegt positief dat betrokkene samen met haar nieuwe echtgenoot erin is geslaagd om alle (betalings)problemen uit het verleden het hoofd te bieden en deze integraal terug te betalen. Betrokkene had er na het ontstaan van de problemen in 2008 wellicht voor kunnen kiezen om regelingen te treffen of de wettelijke schuldsanering aan te vragen. Dat zou ertoe hebben geleid dan schuldeisers niet de gehele vordering betaald hadden gekregen. De Commissie is van oordeel dat die betalingsmoraal moet worden beloond, in de vorm van een belangenafweging die in het voordeel van betrokkene uitpakt. Daarbij speelt ook de ontstaansgeschiedenis van de problemen een rol alsmede de huidige gezonde financiële situatie van betrokkene en haar echtgenoot en het belang dat zij hebben bij de aanschaf van een nieuwe woning. Voorts speelt een rol dat de registratie al ruim vier jaar als beëindigd in het CKI staat terwijl de A en de 2 al ongeveer 12 jaar in het CKI staan.
5. De beslissing
De Commissie verklaart de klacht van de betrokkene gegrond. De deelnemer dient binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beslissing de A, code 2 en code 3 op het doorlopend krediet met contractnummer **********28191 te verwijderen. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad EUR 50.