105085 - Beroep tegen einde tijdelijke arbeidsovereenkomst; BVE
105085 - Beroep tegen einde tijdelijke arbeidsovereenkomst; BVE
Werknemer heeft een aantal opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd vanwege onbevoegdheid gehad. De werkgever heeft de werknemer medegedeeld dat zijn tijdelijk diensverband van rechtswege eindigt. De werknemer stelt dat verwachtingen zijn gewekt over voortzetting van het dienstverband.
Tussen partijen is expliciet overeengekomen dat de werknemer een test met goed gevolg diende af te leggen alvorens er een geschiktheidsverklaring kon worden afgegeven. De uitslag van de door de werknemer afgelegde test geeft aan dat hij niet over een HBO werk- en denkniveau beschikt.
Vanwege de onbevoegdheid kon ingevolge art. H-11 aanhef en onder b CAO BVE alleen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden aangaan. Dit dienstverband is conform het bepaalde in artikel H-50 aanhef en onder f CAO BVE van rechtswege geëindigd door het verstrijken van de termijn waarvoor het is aangegaan. De mededeling van de werkgever dat het dienstverband van rechtswege eindigt kan derhalve niet gelden als een beëindigingsbeslissing. Xxxxx is geen voor beroep vatbare beslissing voorhanden.
Beroep niet-ontvankelijk.
UITSPRAAK
in het geding tussen:
A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A en
het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. C. Draat
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij beroepschrift met bijlage van 8 augustus 2011, ingekomen op 8 augustus 2011 en aangevuld bij brief met bijlagen van 17 oktober 2011, heeft A beroep ingesteld tegen de schriftelijke mededeling van de werkgever d.d. 27 juni 2011 dat het tijdelijk dienstverband met hem van rechtswege eindigt per 1 augustus 2011.
De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 17 november 2011. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 december 2011 te Utrecht.
A verscheen in persoon.
De werkgever werd vertegenwoordigd door E, teamleider, en F, HRM-adviseur, daartoe bijgestaan door de gemachtigde.
2. DE FEITEN
A, geboren 31 december 1959, is sinds 14 juli 2007 in dienst van C in een tijdelijk dienstverband met een betrekkingsomvang van 0,8 fte. In de periode 27 september 2006 tot 14 juli 2007 is A op basis van een detacheringovereenkomst werkzaam geweest bij het ROC Albeda.
A was aanvankelijk werkzaam als docent bij de branche Educatie maar is per 1 augustus 2010 overgestapt naar de branche Secretarieel & Administratie (S&A). Sedertdien is E teamleider van A. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de CAO-BVE.
A is als zogenoemde zij-instromer in dienst gekomen en heeft op 14 december 2010 zijn pedagogisch- didactische aantekening gehaald. In april 2011 heeft A de zogenoemde Q1000 test afgelegd, zijnde een sinds 2008 door het ROC Albeda gebruikte test om te kunnen vaststellen of een werknemer beschikt over het vereiste HBO-kwalificatieniveau. De uitslag van de test gaf aan dat A niet over een HBO werk- en denkniveau beschikt. Vervolgens is door de werkgever besloten A de mogelijkheid van een herkansing te bieden, welk aanbod A heeft geaccepteerd. De herkansing werd gepland op 27 mei 2011 en is door A afgezegd. De daarop gemaakte nieuwe afspraak op 10 juni 2011 werd door A geannuleerd vanwege ziekte. Vervolgens werd een nieuwe afspraak gemaakt voor 21 juni 2011, met de mededeling van de onderwijsmanager dat dit de laatste mogelijkheid was voor A om de Q1000 test te doen en dat het noodzakelijk was deze kans met beide handen aan te grijpen. Op 17 juni 2011 heeft A zijn afspraak voor de herkansing op 21 juni 2011 afgezegd.
Bij brief van 27 juni 2011 heeft de werkgever A medegedeeld dat het tijdelijk dienstverband met hem van rechtswege eindigt per 1 augustus 2011.
Tegen deze mededeling is het beroep gericht.
3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
A stelt altijd goed te hebben gefunctioneerd. In 2010 heeft A zijn pedagogische didactische aantekening behaald en dacht daardoor in vaste dienst te zullen worden benoemd. Toen bleek hem echter dat hij ook nog een Q1000 test moest doen, onder dreiging van het beëindigen van zijn dienstverband. Tijdens het maken van de test kreeg hij een enorme black-out waardoor het niet goed ging. De herkansingen werden daarna gepland in de drukste periode van het jaar, de toetsperiode, waardoor het voor hem niet mogelijk was om de herkansing te doen. Bovendien had de teamleider hem medegedeeld dat het ook mogelijk was om dit na de zomervakantie te doen. Vanwege deze mededeling en ook omdat de teamleider aangaf dat hij stond ingepland voor het volgende schooljaar en aan hem vroeg welke vakken hij wilde geven, had A de verwachting dat zijn contract verlengd zou worden. Vervolgens kreeg hij zonder enige aankondiging een brief met de mededeling dat zijn contract niet zou worden verlengd en zijn dienstverband van rechtswege zou eindigen. A acht dit onzorgvuldig en niet terecht.
De werkgever voert daartegen aan dat het bij A bekend was dat hij aan de bekwaamheids- eisen diende te voldoen om in aanmerking te komen voor een vervolgaanstelling. Dit betekent dat A, naast het behalen van zijn pedagogisch-didactische aantekening, diende aan te tonen dat hij over een HBO- kwalificatieniveau beschikt door middel van het met voldoende resultaat afleggen van de Q1000 test. Ook van dit laatste was A op de hoogte. Toen A per 1 augustus 2010 bij de branche S&A ging werken is hem direct door de teamleider medegedeeld dat hij de Q1000 test diende af te leggen alvorens een geschiktheidsverklaring kon worden afgegeven. Uit de op 21 april 2011 bij A afgenomen Q1000 test bleek dat hij niet over HBO werk- en denkniveau beschikte. Vervolgens heeft A geen gebruik gemaakt van de herkansingsmogelijkheden die geboden zijn op 27 mei 2011, 10 juni 2011 en 21 juni 2011 en ook het aanbod van de teamleider om hem te helpen heeft hij afgeslagen. Het is A voldoende duidelijk gemaakt dat 21 juni 2011 de laatste herkansingsmogelijkheid betrof en dat het verplaatsen van de test naar het nieuwe schooljaar geen optie was. De teamleider heeft dit niet toegezegd en zou daartoe ook niet bevoegd zijn. Conform de CAO BVE behoort een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet tot de mogelijkheden in verband met het ontbreken van de bevoegdheid. Tenslotte voert de werkgever aan dat in het Sociaal Plan Educatie, dat van kracht is geworden op 1 december 2010, de maatregel is genomen om de tijdelijke contracten niet te verlengen. Deze mededeling is C-breed gecommuniceerd, aldus de werkgever.
4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid
Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep overweegt de Commissie als volgt.
Van een ontslagbeslissing waartegen beroep bij de Commissie kan worden ingesteld is eerst sprake indien vast komt te staan dat A zijn werkzaamheden verrichtte op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Artikel H-11 aanhef en onder b CAO BVE bepaalt dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd wanneer de werknemer niet voldoet aan de wettelijke eisen die gesteld worden aan benoeming in de betrokken functie.
Artikel 4.2.3 Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) regelt de aan docenten te stellen bekwaamheidseisen. Zij omvatten zowel pedagogisch-didactische kennis, inzicht en vaardigheden als vakbekwaamheid. A heeft op 14 december 2010 zijn pedagogisch-didactische aantekening behaald, op basis waarvan hij pedagogisch-didactisch voldoende onderlegd kan worden geacht.
In artikel 4.2.1 lid 2 onder b WEB is geregeld op basis van welke getuigschriften een docent vakbekwaam wordt geacht.
Artikel 4.2.4 WEB biedt de werkgever de mogelijkheid om ten behoeve van zij-instromers die niet over een getuigschrift beschikken dat tot vakbekwaamheid leidt, een geschiktheidsverklaring af te geven. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is de Commissie gebleken dat het ROC Albeda ervoor heeft gekozen om gebruik te maken van de zogenoemde Q1000 test om te kunnen vaststellen of de desbetreffende werknemer beschikt over het vereiste HBO-kwalificatieniveau op basis waarvan een geschiktheids-verklaring kan worden afgegeven.
Het staat vast dat de werkgever niet bereid is om ten behoeve van A een geschiktheids-verklaring af te geven.
Gelet op de bewoordingen van de wet komt aan de werkgever ter zake van het al dan niet afgeven van een geschiktheidsverklaring beoordelingsvrijheid toe. Dit brengt met zich mee dat de Commissie zich terughoudend dient op te stellen bij de toetsing van de wijze waarop de werkgever van zijn bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Tussen partijen is expliciet overeengekomen dat A de Q1000 test met goed gevolg diende af te leggen alvorens er een geschiktheidsverklaring kon worden afgegeven. A heeft dit ook ter zitting erkend. Deze afspraak is in overeenstemming met het beleid van de werkgever om onbevoegde docenten deze test af te laten leggen. De uitslag van de door A op 21 mei 2011 afgelegde test geeft aan dat A niet over een HBO werk- en denkniveau beschikt. A heeft om hem moverende redenen geen gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheden tot herkansing van de Q1000 test, ondanks dat hem bij brief van 14 juni 2011 duidelijk was gemaakt dat hem op 21 juni 2011 de laatste mogelijkheid werd geboden om de test af te leggen. Van enige daarmee afwijkende toezegging van de zijde van de werkgever is de Commissie niet gebleken.
Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de werkgever in redelijkheid heeft kunnen beslissen geen geschiktheidsverklaring ten behoeve van A af te geven. Derhalve staat niet vast dat A voldoet aan de op grond van artikel 4.2.3 WEB aan een docent gestelde bekwaamheidseisen en kan op grond van artikel H-11 onder b CAO BVE alleen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden aangegaan.
Het verlengd tijdelijk dienstverband van A is conform het bepaalde in artikel H-50 aanhef en onder f CAO BVE van rechtswege geëindigd door het verstrijken van de termijn waarvoor het is aangegaan.
De brief van 27 juni 2011 van de werkgever kan derhalve niet gelden als een beëindigingsbeslissing, maar dient te worden aangemerkt als een mededeling dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt en niet zal worden verlengd. Tegen een dergelijke mededeling staat ingevolge het bepaalde in artikel 4.1.5 WEB en artikel N-1 CAO BVE geen beroep open. Nu er geen voor beroep vatbare beslissing voorhanden is, concludeert de Commissie tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.
5. OORDEEL
Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep niet-ontvankelijk. Aldus gedaan te Utrecht op 23 januari 2012 door prof. mr. X.X.X. Xxxxxxxxx, voorzitter,
drs. X.X.X. xxx Xxx, mr. K.P. Xxxxx, mr. D.A.M. Schilperoord en mr. drs. X.X. xxx Xxxxxx, leden, in aanwezigheid van mr. X.X. xx Xxxxxx, secretaris.
prof. mr. X.X.X. Xxxxxxxxx mr. X.X. xx Xxxxxx
voorzitter secretaris