CAO voor de Boekhandel & Kantoorvakhandel 2017-2018
CAO voor de Boekhandel & Kantoorvakhandel 2017-2018
De ondergetekenden:
De Coöperatieve Koninklijke Boekverkopersbond U.A., gevestigd te Bilthoven en de Novaka Organisatie Kantoorvakhandel, gevestigd te Amsterdam,
gezamenlijk nader te noemen partij ter ene zijde en
C.N.V. Vakmensen, gevestigd te Utrecht, nader te noemen “de vakvereniging” als partij ter andere zijde,
verklaren de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan.
Cao voor de
Boekhandel & Kantoorvakhandel 2017 - 2018
INHOUDSOPGAVE
Artikel 1. Definities
Artikel 2. Werkingssfeer
Artikel 3. Algemene verplichtingen van de werkgever Artikel 4. Algemene verplichtingen van de vakvereniging Artikel 5. Verplichtingen van de werknemer
Artikel 6. Arbeidstijd, werkweek & Roosters
Artikel 7. Meerwerk en arbeid op inconveniënte uren Artikel 7A. Loon bij sluiting op feestdag
Artikel 8. Vergoeding meerwerk en arbeid op inconveniënte uren Artikel 9. Salarisbepalingen
Artikel 9.A. Salarismaatregelen
Artikel 10. Vakantie & vakantiebijslag Artikel 11. Buitengewoon verlof
Artikel 12. Tijdelijke waarneming & promotie Artikel 13. Plaatsing in een lager ingedeelde functie Artikel 14. Reiskostenvergoeding
Artikel 15. Maaltijdvergoeding
Artikel 16. Arbeidsongeschiktheid Artikel 17. Uitkering bij overlijden
Artikel 18. Beëindiging dienstverband bij AOW-gerechtigde leeftijd Artikel 19. Pensioenvoorziening
Artikel 20. Proeftijd
Artikel 21. Opzegtermijn
Artikel 22. Branche RI&E Boekhandel en Kantoorvakhandel Artikel 23. Vakbondsrechten bij fusie en reorganisatie Artikel 24. Dispensatie
Artikel 25. Duur van de CAO Artikel 26. Vaste Commissie Artikel 27. Tussentijdse wijzigingen Artikel 28. Bedrijfstakoverleg
Artikel 29. Opleidingspakket
Artikel 29A Sectorplannen en opleiding
Artikel 30. Stichting Opleidingsfonds Boekhandel & Kantoorvakhandel Artikel 31. Slotbepaling
Protocollaire Bepalingen Bijlage I : Salaristabel
Bijlage II: Reglement Vaste Commissie
Waar in de tekst van deze CAO de woorden 'hij', 'werkgever' en 'werknemer' worden gebruikt, worden hieronder mede begrepen 'zij', 'werkgeefster' en 'werkneemster'.
Artikel 1. Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a. Werkgever:
1. iedere (rechts)persoon, wiens onderneming een detailhandelsbedrijf is. Het detailhandelsbedrijf is de distribuant die producten, meestal in kleinverpakking, aan de finale afnemer (eindgebruiker en eindverbruiker) levert en de laatste schakel in het distributiekanaal is, veelal leverend aan de consument. De omzet in het detailhandelsbedrijf wordt in hoofdzaak (voor 50% of meer) gerealiseerd door de verkoop/exploitatie van boeken en/of tijdschriften en/of de non-folio producten cd-i en cd- rom en/of kantoorbenodigdheden en/of kantoorinrichting en/of kantoormeubelen en/of kantoormachi- nes en/of automatiseringsproducten (exclusief hardware- en softwareservices) en/of school-, schrijf- en tekenbehoeften en/of kunst schildersartikelen en/of papierwaren en/of papeterie artikelen. Het begrip “boeken” wordt verstaan in ruime betekenis. Zowel de papieren als de elektronische c.q. digitale variant, met inbegrip van het luisterboek, is daaronder begrepen.
2. iedere (rechts)persoon, in wiens onderneming de omzet in hoofdzaak gerealiseerd wordt door de verkoop-/exploitatie van producten uit groep a in combinatie met producten uit groep b aan/ten behoeve van nagenoeg uitsluitend de bedrijfsmatige eindgebruiker:
groep a. kantoorbenodigdheden en/of kantoorinrichting en/of kantoormeubelen en/of kantoormachines en/of automatiseringsproducten (exclusief hardware- en softwareservices) groep b. school-, schrijf- en tekenbehoeften en/of kunstschilderartikelen en/of papierwaren en/of papeterieartikelen.
b. Werknemer:
de man of vrouw die werkzaam is voor de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 e.v. van het Burgerlijk Wetboek.
c. Fulltimer:
de werknemer, wiens overeengekomen normale wekelijkse arbeidstijd gemiddeld 38 uren bedraagt, berekend over een periode van 26 aaneengesloten weken.
d. Parttimer:
de werknemer, wiens overeengekomen normale wekelijkse arbeidstijd minder dan gemiddeld 38 uren bedraagt, berekend over een periode van 26 aangesloten weken.
e. Vakantiekracht:
degene die zich bij arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur van maximaal 2 maanden verbindt tot het verrichten van niet-beroepsmatige arbeid bij een werkgever.
f. Afroepkracht:
degene die een dienstverband is aangegaan voor een, per afroep, telkens door de werkgever nader te bepalen aantal uren.
g. Stagiaire:
degene die op basis van een stageovereenkomst onbetaalde arbeid (m.u.v. onkostenvergoeding) ten behoeve van een werkgever verricht die geheel of nagenoeg geheel gericht is op scholing en/of vorming.
h. Feestdag:
Nieuwjaarsdag, de beide paasdagen, Hemelvaartsdag, de beide Pinksterdagen en de beide Kerstdagen, de dag waarop de verjaardag van Z.M. de Koning wordt gevierd, alsmede 5 mei in een lustrumjaar, voor het eerst in het jaar 2005.
i. Schaalsalaris:
het salaris als geregeld in bijlage I.
j. Salaris:
het maandsalaris, vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van deze CAO.
k. Uurloon:
het uurloon is gelijk aan 12 maal het maandsalaris op fulltime basis, gedeeld door 1976 (52 x 38).
l. Week:
een tijdseenheid van 7 opeenvolgende etmalen, waarvan het eerste aanvangt op maandagochtend 0:00 uur.
m. Functie:
het geheel van werkzaamheden op grond waarvan de werknemer conform de functiewaarderingsystematiek is ingedeeld.
n. Ondernemingsraad:
een ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden.
o. Vaste Commissie:
de commissie als bedoeld in artikel 26 van deze CAO.
Artikel 2. Werkingssfeer
Deze overeenkomst is van toepassing op alle werkgevers en werknemers, met uitzondering van:
a. werkgevers/werknemers op wie de AUDAX-CAO of de XXX Xxx Xxxx Educatie B.V. van toepassing is;
b. werknemers zijnde:
• (statutair) directeur;
• vakantiekracht;
c. stagiaires.
Artikel 3. Algemene verplichtingen van de werkgever
1. De werkgever verplicht zich deze CAO te goeder trouw na te komen en tijdens de duur van deze overeenkomst generlei actie te voeren of te steunen, welke ten doel heeft wijziging te brengen in deze CAO.
2. De werkgever zal met iedere werknemer schriftelijk een individuele arbeidsovereenkomst aangaan en daarin verwijzen naar deze CAO.
3. De werkgever zal ervoor zorg dragen dat aan iedere werknemer een exemplaar van deze CAO wordt uitgereikt.
Artikel 4. Algemene verplichtingen van de vakvereniging
1. De vakvereniging verplicht zich deze CAO te goeder trouw na te komen en tijdens de duur van deze overeenkomst generlei actie te voeren of te bevorderen, welke beoogt wijziging te brengen in deze overeenkomst.
2. De vakvereniging staat er tegenover de werkgever voor in, dat zij met alle haar ten dienste staande middelen nakoming van deze overeenkomst door haar leden zal bevorderen.
Artikel 5. Verplichtingen van de werknemer
1. De werknemer is gehouden alle hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, voor zover deze redelijkerwijze kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften, ook ten aanzien van tijd en plaats waarop de werkzaamheden moeten worden verricht, in acht te nemen.
2. De werknemer dient vooraf aan de werkgever schriftelijk mededeling te doen van de door hem te verrichten betaalde arbeid voor derden, het zaken voor eigen rekening doen of het als agent voor derden optreden. Tegen nevenfuncties als hier bedoeld, zal de werkgever geen bezwaar maken
zolang zij naar het oordeel van de werkgever niet door omvang en/of aard een beletsel dreigen te vormen voor het naar behoren (kunnen blijven) vervullen van de eigen functie. Het is de werknemer, indien de werkgever binnen 14 dagen na ontvangst van de schriftelijke mededeling van de werknemer schriftelijk bezwaar heeft gemaakt, niet toegestaan bedoelde arbeid te verrichten. Het is de werkgever toegestaan de toestemming aan bepaalde voorwaarden te verbinden.
3. De werknemer die arbeidsongeschikt wordt als gevolg van arbeid als in het vorige lid bedoeld, terwijl deze arbeid niet door de werkgever was toegestaan, ofwel niet aan de werkgever was medegedeeld, verliest elke aanspraak op de in artikel 16 geregelde aanvulling op de wettelijke vergoeding in geval van arbeidsongeschiktheid.
4. De werknemer is gehouden tot geheimhouding van al hetgeen hem omtrent of in verband met de onderneming van de werkgever bekend is geworden en waaromtrent hem geheimhouding is opge- legd en/of hij het vertrouwelijk karakter redelijkerwijze kon vermoeden, zulks tevens na beëin- diging van het dienstverband.
Artikel 6. Arbeidstijd, werkweek & roosters
1. De fulltime arbeidstijd bedraagt gemiddeld 38 uren per week, berekend per periode van 26 aaneengesloten weken, waarbij deze perioden elkaar niet mogen overlappen.
2. De werkgever kan er voor opteren zogenaamde flexibele roosters te hanteren. In dat geval vangt de eerste 26-weeks periode aan per de eerste dag van een kalenderkwartaal naar keuze van de werkgever.
3. In geval van hantering van flexibele roosters worden voor elk kwartaal door de werkgever de roosterbehoeften geïnventariseerd. Voor elke deelperiode van 4 aaneengesloten weken wordt door de werkgever een rooster vastgesteld voor het aantal in elk van de vier weken te werken uren en de momenten waarop arbeid dient te worden verricht.
4. De vaststelling van het rooster door de werkgever dient tijdig te geschieden en na overleg met betrokken werknemer(s).
5. Het is niet geoorloofd de werknemer voor meer dan de roostermaxima van 10 uren per dag respectievelijk 50 uren per week in te roosteren. Het is daarnaast niet geoorloofd om de werknemer, berekend over een 26-weeks periode, meer dan 260 uren bovenop of minder dan het gemiddeld overeengekomen aantal uren in te roosteren. Voor werknemers jonger dan 18 jaar gelden wettelijke afwijkende roostermaxima.
6. De hoofdregel is dat het arbeidspatroon zodanig wordt vastgesteld dat de gemiddelde arbeidstijd over de 26-weeks periode gelijk zal zijn aan de gemiddeld overeengekomen arbeidstijd.
7. In het uitzonderingsgeval dat meer of minder arbeid wordt verricht dan in het voorgaande lid bedoeld, dient de werkgever de meer gewerkte uren respectievelijk de werknemer de te weinig gewerkte uren in het op de 26-weeks periode aansluitende kwartaal in vrije tijd te compenseren respectievelijk extra te werken, met dien verstande dat werkgever en werknemer in onderling overleg ook kunnen besluiten tot financiële afwikkeling per het einde van de 26-weeks periode.
8. Indien de werknemer arbeidsongeschikt wordt binnen de periode van vier aangesloten weken waarvoor een rooster geldt, wordt de werknemer geacht het ingeroosterde aantal uren arbeid te hebben verricht.
In geval van voortduring van de arbeidsongeschiktheid na afloop van de periode van vier aaneengesloten weken waarvoor een rooster geldt, daaronder begrepen de periode van gedeeltelijke re-integratie, wordt de werknemer geacht arbeid te hebben verricht overeenkomstig de overeengekomen gemiddelde arbeidstijd.
In afwijking op het bepaalde in lid 7 wordt een mogelijk tekort of overschot aan uren gecompenseerd binnen het eerste kwartaal waarin niet langer sprake is van arbeidsongeschiktheid.
9. In het geval per het moment van beëindiging van het dienstverband een overschot respectievelijk een tekort aan gewerkte uren resteert, zal het overschot aan uren aan de werknemer dienen te worden uitbetaald respectievelijk het tekort aan gewerkte uren aan de werkgever dienen te worden vergoed. In geval van een tekort aan gewerkte uren is de werkgever gerechtigd te verrekenen met al datgene dat de werknemer uit welken hoofde dan ook van de werkgever te vorderen heeft of mocht krijgen, niets uitgezonderd.
10. Tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen of zijn overeengekomen, kan de werknemer niet worden verplicht:
- tot het verrichten van arbeid op zondag;
- op meer dan twee avonden per week, dan wel meer dan 26 zaterdagen per jaar arbeid te verrichten;
- op meer dan vijf dagen per week arbeid te verrichten.
Artikel 7. Meerwerk en arbeid op inconveniënte uren
1. Onder meerwerk wordt verstaan: arbeid verricht buiten het aantal uren waarvoor een werknemer in een week op basis van het vierweeksrooster is ingeroosterd, mits tevens in betreffende week meer dan 40 uren arbeid is verricht.
2. Meerwerk zal zo min mogelijk worden opgedragen.
3. Onder meerwerk wordt niet verstaan:
a. de arbeid verricht door een werknemer die een salaris geniet hoger dan € 37.500,= (inclusief vakantiebijslag) bruto per jaar;
b. de arbeid verricht door in- en verkooppersoneel in de buitendienst;
4. Arbeid op de volgende uren wordt geacht inconveniënt te zijn:
a. de uren, liggende voor 7:00 uur en na 21:00 uur op maandag tot en met vrijdag, respectievelijk na 18:00 uur op de zaterdag;
b. de uren op zondagen en feestdagen, als bedoeld in artikel 1 sub h.
Artikel 7A. Loon bij sluiting op feestdag
De werknemer heeft recht op doorbetaling van loon (zonder toeslag), ingeval de werkgever de onderneming sluit op een feestdag, terwijl de werknemer volgens zijn vaste arbeidspatroon dan wel een tevoren vastgesteld rooster op die dag arbeid zou moeten verrichten.
Artikel 8. Vergoeding meerwerk en arbeid op inconveniënte uren
1. De vergoeding voor arbeid op inconveniënte uren als bedoeld in artikel 7 lid 4, bedraagt het uurloon vermeerderd met de volgende toeslagen:
Xxx | Xxxx | vergoeding in vrije tijd (minuten) | vergoeding ter vervanging van vrije tijd in % van het uurloon. |
ma t/m vr | 21:00 - 07:00 | 30 | 50% |
zaterdag | 00:00 - 07:00 | 30 | 50% |
zaterdag | 18:00 - 24:00 | 60 | 100% |
zon- feestdag* | 00:00 - 19:00 | 60 | 100% |
zon- feestdag* | 19:00 - 21:00 | 75 | 125% |
zon- feestdag* | 21:00 - 24:00 | 90 | 150% |
* Zie artikel 1 sub h.
2. De vergoeding voor meerwerk als bedoeld in artikel 7 lid 1 bedraagt:
a. voor de eerste twee uur meerwerk: het uurloon vermeerderd met een toeslag van 15 minuten vrije tijd of 25% ter vervanging in geld;
b. voor het derde en volgende uren: het uurloon vermeerderd met een toeslag van 30 minuten vrije tijd of 50% ter vervanging in geld.
3. Indien op grond van het bepaalde in de artikelen 7 en 8 recht op meerdere toeslagen bestaat, kan uitsluitend aanspraak worden gemaakt op één toeslag, te weten de hoogste.
4. De toeslag voor meerwerk en/of arbeid op inconveniënte uren wordt door de werkgever uitge- keerd in vrije tijd, tenzij werkgever en werknemer vergoeding in geld overeenkomen. De opge- bouwde extra vrije tijd zal in principe binnen uiterlijk 6 maanden na het ontstaan van de aanspraak
daarop dienen te worden gegeven, bij gebreke waarvan vervangende vergoeding in geld dient plaats te hebben.
5. De extra vrije tijd kan eventueel in combinatie met aan de werknemer uit anderen hoofde toekomende vrije tijd worden gegeven, waarbij de werkgever rekening houdt met de wensen van de werknemer.
6. Indien de toeslag in geld wordt verstrekt, dan dient dit specifiek uit de loonspecificatie opgemaakt te kunnen worden. Verstrekking toeslag in geld geschiedt per het einde van de 26-weeks periode als bedoeld in artikel 6 lid 7.
7. De werknemer die een salaris geniet hoger dan € 37.500,= (inclusief vakantiebijslag) bruto per jaar heeft geen aanspraak op de toeslag voor het werken op inconveniënte uren.
Artikel 9. Salarisbepalingen
1. Met inachtneming van het bepaalde in het Handboek Functie-indeling Boekhandel & Kantoorvakhandel, als behorend bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, stelt de werkgever de functie van werknemer vast en deelt deze in een functiegroep in.
2. Iedere werknemer ontvangt in de regel bij aanstelling, doch in elk geval uiterlijk binnen 1 maand na zijn aanstelling schriftelijk mededeling van de functiegroep waarin zijn functie is ingedeeld, van zijn schaalsalaris en eventueel van het aantal schaaltreden waarop zijn salaris is gebaseerd. Voor zover de indeling niet bij aanstelling is medegedeeld, zal de indeling met terugwerkende kracht gelden vanaf datum indiensttreding.
3. Bij de functiegroepen 1 tot en met 9 behoren de salarisschalen als opgenomen in bijlage I, die, vanaf 1 juli 2017 tot en met het 22-ste levensjaar van de werknemer, gebaseerd zijn op de leeftijd van de werknemer. Met ingang van het 23-ste levensjaar wordt de hoogte van het salaris bepaald door het aantal aan de werknemer toegekende schaaltreden in de voor hem geldende functiegroep.
4. Vanaf 1 januari 2018 worden de salarisschalen die zijn gebaseerd op het Wettelijk Minimum Jeugdloon (Functiegroepen 1 tot en met 9 tot en met 22 jaar) verhoogd met een percentage gelijk aan de stijging van de wettelijke minimumjeugdlonen per 1 januari 2018. Voor de salarisschaallonen, geldend vanaf het 23-ste levensjaar die vóór 1 januari 2018 gelijk zijn aan het Wettelijk Minimumloon dan wel na 1 januari 2018 lager zouden zijn dan het Wettelijk Minimumloon door de wettelijke verhoging per die datum, geldt dat deze met een zodanig percentage worden verhoogd, dat deze gelijk zijn aan de per 1 januari 2018 geldende wettelijke minumlonen.
5. Tot 1 juli 2017 gelden de salarisschalen als opgenomen in bijlage 1A.
6. De werknemer die bij aanstelling in een leeftijdsschaal is ingedeeld, heeft, uiterlijk op de eerste dag van de maand waarin hij jarig is, recht op het salaris dat krachtens de geldende functiegroep met zijn leeftijd overeenstemt, onverminderd hetgeen hieromtrent in de Wet Minimumloon en Minimum Vakantiebijslag is en wordt bepaald.
7. Aan de werknemer die de 23-jarige leeftijd heeft bereikt en voor wie één of meer schaaltrede(n) is/zijn vastgesteld, zal/zullen een of meer schaaltrede(n) worden toegekend, indien dit naar het oordeel van de werkgever op grond van normaal goed functioneren gerechtvaardigd is, met dien verstande dat toekenning slechts mogelijk is voor zover het maximum aantal schaaltreden in de geldende functiegroep nog niet is toegekend. Voor zoveel mogelijk zal de werknemer voor het einde van het kalenderjaar schriftelijk worden meegedeeld hoeveel schaaltreden zijn toegekend. Indien één of meer schaaltrede(n) is/zijn toegekend, zal het salaris met ingang van de eerste dag van het nieuwe kalenderjaar worden verhoogd met de toegekende schaaltrede(n).De werknemer aan wie geen schaaltrede wordt toegekend, wordt hiervan tijdig voor het einde van het kalenderjaar of, indien lid 8 van toepassing is, voor 1 juli en onder vermelding van redenen schriftelijk op de hoogte gesteld.
8. In afwijking op het in lid 7 bepaalde, zal de werknemer die in de periode van de zevende tot en met de twaalfde maand van enig kalenderjaar in dienst is getreden, een eventuele schaaltredeverhoging eerst worden toegekend per 1 juli opvolgend.
9. In geval op basis van het in artikel 6 bepaalde door de werkgever flexibele roosters worden gehanteerd en de werknemer als gevolg daarvan, gemeten over een kalendermaand, meer respectievelijk minder uren arbeid heeft verricht dan de overeengekomen arbeidsduur, wordt de werknemer niettemin beloond op basis van de overeengekomen arbeidsduur.
10. Van een wijziging van zijn functie respectievelijk functiegroep ontvangt de werknemer van de werkgever schriftelijk mededeling, onder vermelding van zijn nieuwe indeling.
11. In functiegroep 1 gelden vanaf 1 juli 2017 steeds de wettelijke minimum(jeugd)lonen tot en met de 22-jarige leeftijd.
12. Van parttimers wordt het (schaal)salaris naar evenredigheid van de omvang van het dienstverband vastgesteld.
13. De werknemer die een salaris geniet hoger dan een bedrag ter grootte van € 37.500,= (inclusief vakantiebijslag) bruto per jaar, kan over het meerdere boven dat bedrag geen aanspraak maken op cao-loonsverhogingen.
Artikel 9A. Salarismaatregelen
1. Met inachtneming van het in artikel 9, lid 9 en 11 bepaalde, worden de salarissen en de salarisschalen per 1 januari 2017 met 1,0% verhoogd.
Artikel 10. Vakantie & vakantiebijslag
1. Het vakantiejaar loopt van 1 juni tot en met 31 mei.
2. De fulltimer heeft over elk heel vakantiejaar aanspraak op 182 vakantie-uren. De werkgever is verplicht een zodanige registratie van vakantie-uren te voeren, dat daaruit te allen tijde blijkt over welk saldo aan vakantie-uren de werknemer beschikt.
3. De fulltimer die tenminste 25 jaar, dan wel 40 jaar bij dezelfde onderneming werkzaam is geweest, heeft recht op 15, onderscheidenlijk 30 extra vakantie-uren per vakantiejaar.
4. De fulltimer die de leeftijd van 50, 55, dan wel 60 jaar heeft bereikt, heeft recht op 8, 15, onderscheidenlijk 22 extra vakantie-uren per vakantiejaar.
5. Xxxxxxx van samenloop van aanspraken krachtens het derde en vierde lid, heeft de werknemer uitsluitend aanspraak op extra vakantie-uren krachtens het lid dat hem het meest verstrekkende recht toekent.
6. De aanspraak op vakantie-uren van de parttimer wordt naar evenredigheid van de omvang van het dienstverband verminderd.
7. De aanspraak op vakantie-uren van de werknemer die slechts een deel van het vakantiejaar in dienst is (geweest), wordt naar evenredigheid verminderd.
8. De werkgever stelt de tijdvakken van de vakantie tijdig en zoveel mogelijk rekening houdende met de wensen van de werknemer vast, doch in ieder geval zodanig dat de werknemer, wiens aanspraken daartoe toereikend zijn, in een vakantiejaar tenminste één maal gedurende twee opeenvolgende weken geen arbeid behoeft te verrichten;
9. Indien voor een onderneming een vakantiesluitingsregeling geldt, kan de werkgever de aaneengesloten vakantie geheel of gedeeltelijk met de in deze regeling vastgestelde periode laten samenvallen.
10. De werkgever kan maximaal 23 vakantie-uren, verdeeld over maximaal 3 dagen, als verplichte uren vrijaf aanwijzen. Collectieve aanwijzing van verplichte uren vrijaf dient voor aanvang van het kalenderjaar plaats te hebben en in overleg met de ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of werknemers te geschieden.
11. Een vakantiedag waarop de werknemer arbeidsongeschikt is, geldt niet als een vakantiedag.
12. De vakantiebijslag bedraagt conform de Wet Minimumloon en Vakantiebijslag 8% van het (bruto) loon over het vakantiejaar en wordt uiterlijk voldaan ter gelegenheid van de salarisbetaling over de maand mei.
Artikel 11. Buitengewoon verlof
1. Een werknemer heeft in onderstaande gevallen recht op buitengewoon verlof met behoud van loon gedurende de daarbij aangegeven tijd:
a. bij eigen huwelijk: de dag van het huwelijk en de daaropvolgende dag;
b. bij eigen 25-, 40- en 50-jarig huwelijksfeest, dan wel dienstjubileum: de desbetreffende dag;
c. bij de bevalling van zijn echtgenote: de dag van de bevalling en de twee daaropvolgende dagen;
d. het huwelijk van een kind, broer of zus: de dag van het huwelijk;
e. bij het overlijden van de echtgenote/echtgenoot, eigen of aangehuwd kind, kleinkind: een korte
naar billijkheid te berekenen tijd, doch maximaal de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis/crematie;
f. bij het overlijden van een (xxxxxx)xxxxx, xxxxxxxxxx, broer, zuster, zwager of schoonzuster: de dag daaraan voorafgaande en de dag van de begrafenis/crematie zelf;
g. in geval van eigen verhuizing: de dag van verhuizing, doch maximaal 1 dag per kalenderjaar.
Onder ouder, kind, broer of zuster worden mede begrepen stiefouder, stiefkind en stiefbroer of - zuster, alsmede pleegouder, pleegkind, pleegbroer of -zuster.
2. Met echtgenoten of gehuwden worden gelijk gesteld, ongehuwden die zich blijvend hebben gevestigd in een woonsituatie, welke vergelijkbaar is met die van gehuwden, dit aan de werkgever kenbaar hebben gemaakt en bedoelde situatie tenminste zes maanden heeft geduurd én op het mo- ment van het zich beroepen op het in dit artikel bepaalde nog steeds voortduurt.
3. Daarnaast wordt aan de werknemer buitengewoon verlof met behoud van loon verleend:
a. voor het bijwonen van vergaderingen van werknemersorganisaties als kaderlid of afgevaardigde: gedurende ten hoogste in totaal drie dagen per kalenderjaar;
b. na opzegging van de dienstbetrekking door de werkgever voor het solliciteren of voor het op uitnodiging mondeling toelichten van een sollicitatie: de daarvoor benodigde tijd;
Artikel 12. Waarneming & promotie
1. Waarneming:
a. Werknemers die tijdelijk een functie volledig waarnemen welke hoger is ingedeeld dan hun eigen functie, blijven ingedeeld in de functiegroep en de salaris die met hun eigen functie overeenkomen.
b. Indien de waarneming tenminste zes weken aaneengesloten heeft geduurd, ontvangt de werknemer met ingang van de zevende week voor deze waarneming een toeslag. Deze toeslag bedraagt 50% van het verschil tussen het salaris behorende bij de hogere functiegroep en het feite- lijke salaris van de waarnemer. Hierbij wordt uitgegaan van een voor de waarnemer gelijk aantal schaaltreden.
c. Indien de waarneming twaalf weken aaneengesloten heeft geduurd, ontvangt de werknemer met ingang van de dertiende week een toeslag van 100% van het in sub b bedoelde verschil.
d. Aan de werknemer die in een kalenderjaar eenzelfde hoger ingedeelde functie reeds twee maal heeft waargenomen, telkens voor een periode van tenminste zes weken aaneengesloten, zal voor de duur van de volgende waarneming van deze functie in dat jaar een toeslag worden toegekend van 100% van het in sub b bedoelde verschil.
e. Een toeslag wordt niet toegekend aan de werknemer voor wie bij de indeling van zijn functie met het eventueel waarnemen van een hogere functie rekening is gehouden.
2. Promotie:
a. Werknemers die definitief in een hoger ingedeelde functie worden aangesteld, worden, tenzij in deze overeenkomst anderszins is bepaald, in de regel in de overeenkomende hogere functiegroep ingedeeld met ingang van de betalingsperiode volgend op die waarin de promotie heeft plaatsgevonden.
b. Indien een werknemer promoveert van een lagere naar een hogere functiegroep, dan wordt hem eerst een schaaltrede toegekend van de oorspronkelijke functiegroep, of, indien het maximum in deze groep reeds bereikt is, een theoretische schaaltrede gelijk aan de laatste schaaltrede, waarna de werknemer wordt ingeschaald op het naast hogere salaris van de hogere functiegroep.
Artikel 13. Plaatsing in een lager ingedeelde functie
1. De werknemer die wegens functionele ongeschiktheid of met zijn instemming op voorstel van de werkgever wordt geplaatst in een lagere functiegroep ingedeelde functie, wordt, met in gang van de betaalperiode volgend op die waarin de plaatsing in de lagere functie is geschied, ingedeeld in de met de functie overeenkomende lagere functiegroep.
2. Het verschil tussen het oorspronkelijke salaris en het nieuwe salaris zal worden toegekend in de vorm van een persoonlijke toeslag. Deze persoonlijke toeslag zal worden afgebouwd in een periode van ten hoogste vier jaren, doch met tenminste 2% van het oorspronkelijke salaris per jaar.
Artikel 14. Reiskostenvergoeding
1. De reiskosten* woon-werkverkeer worden door de werkgever op declaratiebasis vergoed, indien de afstand tussen het woon- en werkadres meer dan 10 kilometer bedraagt, met dien verstande dat de reiskosten woon-werk slechts tot een afstand van maximaal 30 kilometer tussen het woon- en werkadres** worden vergoed en overigens tot een maximum van de kosten openbaar vervoer tweede klasse.
2. Indien de werknemer in opdracht van de werkgever reist, worden de reiskosten op declaratiebasis vergoed op basis van de kosten openbaar vervoer tweede klasse, dan wel op basis van het fiscaal onbelast te vergoeden bedrag per kilometer, indien sprake is van gemotoriseerd afgelegde kilometers, anders dan met openbaar vervoer.
3. Er bestaat geen recht op vergoeding van reiskosten, indien en voor zover de werkgever in (de kosten van) vervoer heeft voorzien.
* Met ingang van 1 april 2016 geldt dat, indien anders dan met vervoer tegen (betalings-)bewijs wordt gereisd, de reiskostenvergoeding gelijk is aan het maximaal fiscaal onbelast te vergoeden bedrag per kilometer. In het kalenderjaar 2017 is dat € 0,19 per kilometer.
** Hiermee is een afstand enkele reis van maximaal 30 kilometer bedoeld.
Artikel 15. Maaltijdvergoeding
De werknemer heeft recht op een maaltijdvergoeding ter grootte van 8,00 euro bruto, indien de werkzaamheden vóór of op 13:00 uur aanvangen en voortduren tot 21:00 uur of later, een en ander tenzij de werkgever zelf een maaltijd verstrekt.
Artikel 16. Arbeidsongeschiktheid
1. Indien de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht, omdat hij daartoe in verband met arbeidsongeschiktheid wegens ziekte verhinderd was, behoudt de werknemer gedurende de eerste 52 weken van arbeidsongeschiktheid aanspraak op doorbetaling van het volle loon, zulks evenwel onder aftrek van ten hoogste één wachtdag. Met ingang van de 53e week tot en met uiterlijk de 104e week van arbeidsongeschiktheid behoudt de werknemer zijn aanspraak op doorbetaling van 70% van dat loon.
2. Het loon, bedoeld in lid 1, wordt verminderd met:
a. het bedrag van enige geldelijke uitkering die de werknemer toekomt krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de werknemer niet deelneemt, voor zover deze uitkering betrekking heeft op de bedongen arbeid waaruit loon wordt genoten.
b. het bedrag van de inkomsten, door de werknemer in of buiten dienstbetrekking genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij, zo hij daartoe niet verhinderd was geweest, de bedongen arbeid had kunnen verrichten.
c. inhoudingen krachtens de bepalingen van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel, alsmede andere overeengekomen of reguliere inhoudingen.
3. Voor het bepalen van het tijdvak van 104 weken, bedoeld in het eerste lid, worden ziekteperioden samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
4. De werknemer heeft het in het eerste lid bedoelde recht niet, althans voor zover de wet zulks toelaat:
a. indien de ziekte door zijn opzet is veroorzaakt of het gevolg is van een gebrek waarover hij in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing aan de voor de functie opgestelde belastbaarheideisen niet juist kon worden uitgevoerd;
b. voor de tijd, gedurende welke door zijn toedoen zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;
c. voor de tijd, gedurende welke hij, hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijk grond passende arbeid, als bedoeld in artikel 7:658a lid 4 BW, voor de werkgever of voor een door de werkgever aangewezen derde, waartoe de werkgever hem in de gelegenheid stelt, niet verricht;
d. voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of door een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid als
bedoeld in artikel 7:658a lid 4 BW te verrichten;
e. voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 7:658a lid 3 BW;
f. voor de tijd gedurende welke hij zonder deugdelijke grond zijn aanvraag voor een uitkering als bedoeld in artikel 64 lid 1 van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen later indient dan aldaar is voorgeschreven.
5. In afwijking van lid 1 geldt het in dat lid bedoelde recht voor een tijdvak van 13 weken (een tijdvak van 6 weken geldt per het bij een Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip) voor de werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Indien de ongeschiktheid wegens ziekte een aanvang heeft genomen vóór de datum waarop de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, geldt vanaf die datum voornoemd tijdvak voor zover het totale tijdvak niet meer bedraagt dan 104 weken.
6. Indien het bedrag dat op grond van lid 1 wordt doorbetaald aan de werknemer lager zou zijn dan het bedrag waarop de werknemer recht heeft op grond van artikel 7:629 BW, dan moet voor de doorbetaling worden uitgegaan van het laatstgenoemde bedrag.
Toelichting bij lid 1:
Op grond van dwingende bepalingen in het Burgerlijk Wetboek (artikel 7: 629) behoudt de werknemer in geval van ziekte minimaal recht op het wettelijk minimum (jeugd)loon gedurende de eerste 52 weken van ziekte.
Artikel 17. Uitkering bij overlijden
1. De werkgever is verplicht aan de nagelaten betrekkingen van de werknemer over de periode vanaf de dag na overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na die, waarin het overlijden plaatsvond, een uitkering te verlenen ten bedrage van het loon dat de werknemer laatstelijk rechtens toekwam.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan de langstlevende der echtgenoten dan wel geregistreerde partners van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde dan wel degene met wie de werknemer ongehuwd samenleefde, bij ontstentenis van deze de minderjarige kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond en bij ontstentenis van dezen degene met wie de werknemer in gezinsverband leefde en in wiens kosten van bestaan hij grotendeels voorzag. Van ongehuwd samenleven als bedoeld in de eerste zin is sprake indien twee ongehuwde mensen een gezamenlijke huishouding voeren, met uitzondering van bloedverwanten in de eerste graad. Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in de tweede zin is sprake indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.
3. De overlijdensuitkering als bedoeld in het eerste lid, kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen ter zake van het overlijden van de werknemer toe- komt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet.
4. Het bepaalde in lid 1 geldt niet indien de werknemer onmiddellijk voorafgaande aan het overlijden door toepassing van artikel 7:629 lid 3 BW geen aanspraak had op loon als bedoeld in artikel 7:629 lid 1 BW / artikel 16 lid 1 of indien tengevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering krachtens de Ziektewet of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Artikel 18. Beëindiging dienstbetrekking bij AOW-gerechtigde leeftijd
De dienstbetrekking tussen werkgever en werknemer eindigt van rechtswege uiterlijk op de dag, waarop door de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt, tenzij anders overeengekomen wordt door werkgever en werknemer.
Artikel 19. Pensioenvoorziening
1. Voor wat betreft eventuele pensioenrechten gelden de bepalingen van het pensioenreglement van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel.
2. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing als de werkgever niet gehouden is aan de Bedrijfstakpensioenregeling voor de Detailhandel, dan wel daarvan is vrijgesteld. In geval van vrijstelling geldt de pensioenregeling die tot de vrijstelling heeft geleid.
3. In geval de werkgever niet gehouden is aan de Bedrijfstakpensioenregeling voor de Detailhandel gelden de bepalingen van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Metaalnijverheid, althans indien de werkgever onder de werkingssfeer van bedoeld pensioenfonds valt en overigens uitsluitend voor zover bepalingen verplicht zijn gesteld.
Artikel 20. Proeftijd
De eerste twee maanden van de dienstbetrekking zullen, tenzij schriftelijk anders wordt overeengeko- men, als proeftijd gelden. Dit geldt ook voor overeenkomsten voor bepaalde duur voor korter dan twee jaren, doch langer dan zes maanden, en voor overeenkomsten voor bepaalde duur waarvan het einde niet op een kalenderdatum is gesteld. Een proeftijd van meer dan twee maanden mag niet worden overeengekomen.
Artikel 21. Opzegtermijn
1. Opzegging dient tegen het einde van een kalendermaand plaats te hebben.
2. De door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt bij een arbeidsovereen- komst die op de dag van opzegging:
x. xxxxxx dan 5 jaar heeft geduurd: 1 maand;
b. 5 jaar of langer, maar korter dan 10 jaar heeft geduurd: 2 maanden;
c. 10 jaar of langer, maar korter dan 15 jaar heeft geduurd: 3 maanden;
d. 15 jaar of xxxxxx heeft geduurd: 4 maanden.
3. De door werknemer in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt 1 maand.
4. Werknemer en werkgever kunnen schriftelijk van het in het vorige lid bepaalde afwijken, met dien verstande dat de termijn van opzegging voor de werknemer niet langer mag zijn dan drie maanden en niet langer dan die voor de werkgever geldt.
5. Indien wordt overeengekomen dat de termijn van opzegging voor de werknemer meer dan 1 maand zal bedragen, zal de werkgever een zelfde opzegtermijn in acht dienen te nemen als werk- nemer in acht dient te nemen. Mocht de werkgever op grond van het in het tweede lid bepaalde evenwel een langere termijn van opzegging dienen te hanteren dan is overeengekomen, dan dient de werkgever de in het tweede lid genoemde langere termijn in acht te nemen.
6. In afwijking van lid 2 bedraagt de door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging 1 maand indien de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
7. Indien toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst door het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen is verleend, wordt de door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging verkort met de duur van de periode die aanvangt op de datum waarop het volledige verzoek om toestemming is ontvangen en eindigt op de datum van dagtekening van de beslissing op het verzoek om toestemming, met dien verstande dat een termijn van ten minste 1 maand resteert.
Artikel 22. Branche RI&E Boekhandel en Kantoorvakhandel
CAO-partijen hebben de digitale branche-RI&E voor de Boekhandel en Kantoorvakhandel doen ontwikkelen. Deze geldt als instrument dat de goedkeuring en instemming heeft van de bij deze CAO betrokken vakbonden en zal als zodanig door werkgevers kunnen worden gehanteerd.
Artikel 23. Vakbondsrechten bij fusie en reorganisatie
1. In geval van, de werkgelegenheid substantieel binnen de onderneming beïnvloedende, beleidsvoornemens ten gevolge van fusie of reorganisatie, wordt de werkgever dringend
aanbevolen om:
* tijdig (in een stadium waarin de besluitvorming nog kan worden beïnvloed), de bij de totstandkoming van deze CAO betrokken vakvereniging informatie ter zake te verschaffen;
* en, indien en voor zover betrokken werkgever bekend is dat één of meer van zijn werknemers lid is van de vakvereniging, in overleg met de vakvereniging te treden.
2. Indien een voorgenomen besluit leidt tot ontslag en/of overplaatsing van tenminste vijf werknemers, dan wel - indien dit aantal werknemers groter is - 2,5% van het totaal aantal werknemers, is de werkgever gehouden de bij de totstandkoming van deze CAO betrokken vakvereniging zo spoedig mogelijk te informeren en in overleg met deze te treden.
3. Door de werkgever, dan wel één der partijen in het kader van dit artikel beschikbaar gestelde informatie zal, indien de inbrenger daarom verzoekt, onder geheimhouding worden behandeld, in die zin dat deze slechts met instemming van de inbrenger op enigerlei wijze naar buiten mag worden gebracht.
4. Teneinde de nadelige gevolgen voor werknemers van een besluit als bedoeld in het tweede lid zoveel mogelijk te beperken, zal de werkgever in overleg met bedoelde vakvereniging een sociaal plan opstellen.
Artikel 24. Dispensatie
1. Aan de werkgever kan op diens verzoek voor maximaal de duur van deze CAO vergunning worden verleend om geheel of gedeeltelijk af te wijken van de bepalingen van deze overeenkomst of van haar bijlagen. Een verleende vergunning kan te allen tijde worden ingetrokken of gewij- zigd. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.
2. Een verzoek tot vergunning moet worden ingediend bij de “Vaste Commissie” als bedoeld in arti- kel 26 van deze CAO.
Artikel 25. Duur van de CAO
1. Deze CAO treedt in werking op 1 april 2017 en eindigt op 31 maart 2018.
2. Indien geen der partijen de CAO uiterlijk 3 maanden voor het einde van de contractperiode aan alle overige partijen heeft opgezegd, wordt deze overeenkomst geacht met één jaar te zijn verlengd, en zo vervolgens.
3. Opzegging dient te geschieden per aangetekend schrijven.
4. De opzegging als bedoeld in het vorige lid, heeft geen betrekking op de geldigheidsduur van artikel 26 van deze CAO. Bij de opzegging zal de geldigheidsduur van dit artikel stilzwijgend worden verlengd tot het moment waarop een nieuwe CAO tot stand is gekomen, tenzij partijen anderszins overeenkomen.
Artikel 26. Vaste Commissie
Partijen stellen een commissie van goede diensten in, nader te noemen “Vaste Commissie”, waarvan de samenstelling, taken, bevoegdheden en de werkwijze zijn geregeld in bijlage II.
Artikel 27. Tussentijdse wijzigingen
Indien bindende voorschriften van overheidswege op bijvoorbeeld gebieden als arbeidsmarktbeleid, loonvorming, sociale verzekering en arbeidsduur wijzigen, dan zullen partijen zo spoedig mogelijk met elkaar in overleg treden, met dien verstande dat wijzigingen in de loon- en inkomstenbelasting als een kwestie tussen overheid en burger worden beschouwd, waarvan de eventueel nadelige gevolgen derhalve voor rekening en risico van de werknemer blijven.
Artikel 28. Bedrijfstakoverleg
Eén maal per kalenderjaar zal tussen CAO-partijen overleg plaatshebben omtrent de economische situatie binnen en de vooruitzichten van de branche.
Artikel 29. Opleidingspakket
1. Zo werkgever en werknemer op basis van de uitkomsten van het jaarlijkse functioneringsgesprek gezamenlijk van oordeel zijn dat het volgen van een opleiding bij zou kunnen dragen aan een goede uitoefening van de huidige of toekomstige functie, dan wel bevorderlijk zou kunnen zijn voor de ontwikkeling van de werknemer, dan zal werkgever een bijdrage leveren in de kosten verbonden aan de uiteindelijk door de werkgever vast te stellen opleiding.
2. De bijdrage als in het voorgaande lid bedoeld, bedraagt in 2014 maximaal 1% van het bruto loon inclusief vakantiebijslag van de betreffende werknemer over 2013 en in 2015 maximaal 1% van het bruto loon inclusief vakantiebijslag van de betreffende werknemer over 2014. Voor zover in enig jaar het beschikbare bedrag niet is besteed, wordt het restant toegevoegd aan het voor het daarop volgende jaar beschikbare bedrag met een maximum van het bedrag dat voor 1 jaar beschikbaar wordt gesteld. Afgezien van de geldelijke bijdrage ten behoeve van de opleiding wordt de werknemer eenmalig een halve dag (3,8 uren) doorbetaald studieverlof toegekend, berekend op basis van een fulltime dienstverband.
3. Zo de opleiding van de werknemer mocht bestaan in de Vakopleiding Novaka Academy, dan wel de Vakopleiding Boekhandel en de werknemer de opleiding aantoonbaar met goed gevolg heeft voltooid, dan heeft de werknemer recht op een eenmalige diploma- of certificaatuitkering ter grootte van € 100,= bruto, te voldoen bij de salarisbetaling van maand volgende op de maand waarin het diploma of certificaat is behaald.
4. Dit artikel is niet van toepassing voor werknemers die een salaris genieten hoger dan € 37.500,- (inclusief vakantiebijslag) bruto per jaar.
5. De regeling conform de voorgaande leden vervalt per 31 maart 2016, tenzij CAO-partijen voortzetting daarvan overeenkomen. CAO-partijen spraken in dat verband de intentie uit om bij goed functioneren van het opleidingspakket tot al dan niet gewijzigde verlenging daarvan te komen, dan wel andere tot opleiding stimulerende afspraken te maken.
Artikel 29ASectorplannen en opleiding
1. De werknemer die in het kader van het Sectorplan voor de Boekhandel 2014-2016 dan wel het Sectorplan Kantoorbranche 2014-2016 deelneemt aan een opleiding, heeft eenmalig recht op een halve dag (3,8 uren) doorbetaald studieverlof per jaar.
2. Xxxxxxx van samenloop van aanspraken krachtens artikel 29 lid 2 (laatste zin) en artikel 29A lid 1, heeft de werknemer uitsluitend aanspraak op extra verlofuren krachtens één van deze bepalingen.
Artikel 30 Stichting Opleidingsfonds Boekhandel & Kantoorvakhandel
Partijen hebben als gevolg van desbetreffende afspraken bij de CAO-onderhandelingen 2010 de Stichting Opleidingsfonds Boekhandel & Kantoorvakhandel opgericht ter stimulering van opleidingen voor werknemers. Werkgevers en werknemers kunnen met inachtneming van het reglement van de stichting verzoeken om opleidingen van werknemers te subsidiëren.
Artikel 31 Slotbepaling
Rechten voortvloeiend uit bepalingen van eerdere collectieve arbeidsovereenkomsten komen met de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst te vervallen voor zover in deze collectieve arbeidsovereenkomst op die onderwerpen nieuwe afspraken zijn gemaakt. In plaats daarvan gelden de rechten voortvloeiend uit de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst. De huidige collectieve arbeidsovereenkomst heeft, voor zover deze mindere aanspraken geeft, voorrang op de voorgaande collectieve arbeidsovereenkomst(en).
Individuele afspraken die niet uit een eerdere collectieve arbeidsovereenkomst voortvloeien blijven van kracht.
Protocollaire bepalingen:
a. Zodra de ontwikkelingen met betrekking tot postagentschappen duidelijk vorm hebben gekregen, zullen CAO-partijen in overleg treden voor wat betreft opname en specifieke benoeming van de functie van medewerker postagentschap c.q. varianten daarop in het Handboek Functie-indeling Boekhandel & Kantoorvakhandel.
XXX-partijen hebben bij de CAO-onderhandelingen 2012 afgesproken nader onderzoek naar deze functies te laten verrichten en op basis van dat onderzoek advies te vragen over de waardering en indeling van de betreffende functies. Indien daar aanleiding voor is, zal het Handboek Functie- indeling gedurende de looptijd van de CAO worden uitgebreid.
b. CAO-partijen willen de ontwikkeling van de werkelijke lonen en salarissen blijven volgen. Evenals in 2008, 2010 en 2013 zullen partijen daartoe weer een loononderzoek instellen, waarbij wordt onderzocht hoe de werkelijke lonen en salarissen zich per 1 juli 2015 hebben ontwikkeld ten opzichte van 1 juli 2010 resp. 2013.
Alvorens echter definitief besloten wordt dit onderzoek uit te (laten) voeren, zullen partijen eerst evalueren en beoordelen of dit onderzoek nog nuttig is.
c. CAO-partijen zullen er voor zover als mogelijk op toezien en bevorderen dat de CAO, daaronder begrepen het Handboek Functie-indeling, in al zijn doelstellingen en bepalingen te goeder trouw wordt nagekomen.
d. Voor zover redelijkerwijs verlangd kan worden, zal partij te ener zijde de fiscale regeling omtrent leasefietsen onder de aandacht brengen van werkgevers.
e. CAO-partijen zullen zich gezamenlijk inspannen om de CAO voor de Boekhandel & Kantoorvakhandel 2016-2017 algemeen verbindend te doen verklaren.
f. CAO-partijen streven ernaar brancheonderzoeken te laten plaats vinden naar de toekomst van zowel de boekhandel als de kantoorvakhandel en hebben de intentie de uitkomsten van dat onderzoek bekend te maken in de branche alsmede een gezamenlijk stimuleringsprogramma te starten. Voor de financiering van deze onderzoeken zal voor gelijke delen subsidie worden aangevraagd bij de Stichting Werknemersbelangen Boekhandel & Kantoorvakhandel en de Stichting Bestemmingsfonds CAO-aangelegenheden.
g. Voor zowel de boekhandel als de kantoorvakhandel is een sectorplan in het kader van de Cofinancieringsregeling van de overheid ingediend. Ter financiering van de sectorplannen voor het deel dat niet bestaat uit de cofinanciering van de overheid, richten partijen een paritair bestuurd O&O Fonds op. Deze afspraak wordt vastgelegd in een aparte cao. Partijen zullen zich inspannen om deze cao algemeen verbindend te doen verklaren.
Ten aanzien van de bij de sectorplannen aangevraagde cofinanciering door de overheid is afgesproken dat betrokken samenwerkingsverbanden zich gezamenlijk voor 80% van het gehele aangevraagde bedrag garant stellen, ieder voor zijn eigen sectorplan, uitsluitend met de middelen van de Stichting Bestemmingsfonds CAO-aangelegenheden Boekhandel en Kantoorvakhandel en de Stichting Werknemersbelangen Boekhandel en Kantoorvakhandel, en wel voor gelijke delen. Indien één van de plannen, zoals bedoeld in de eerste volzin van deze protocollaire bepaling, dan wel beide plannen niet of niet geheel door de overheid worden gehonoreerd, zullen partijen overleg voeren om vast te stellen welke doelen en maatregelen in het desbetreffende plan alsnog zonder de cofinanciering van de overheid gerealiseerd kunnen worden. Hierbij geldt dat de uitvoering en realisatie van de voorgenomen maatregelen uit de beide sectorplannen voor het KBb- en Novaka gedeelte in ieder geval niet meer zal bedragen dan hetgeen met de financiële middelen uit het O&O Fonds zal kunnen worden gedekt.
h. CAO-partijen spreken af dat de duur en de opbouw van de WW en de WGA worden gerepareerd conform de afspraken die hierover in het Sociaal Akkoord van april 2013 en in de brieven van de Stichting van de Arbeid van 24 december 2013 en 11 juli 2014 zijn gemaakt. CAO-partijen schatten in dat de private aanvulling WW/WGA in 2016 en 2017 0,2% van het SV-loon kost.
Werknemers nemen de volledige premie voor hun rekening. CAO-partijen spreken af zich aan te zullen sluiten bij de op te richten nationale private uitvoerder voor de aanvullende private WW/WGA, zodra deze bekend is. De nationale uitvoerder zal een uniforme regeling voor alle werknemers introduceren en voorleggen aan decentrale CAO-partijen. Deze regeling nemen CAO-partijen één-op-één over. De kosten voor de uitvoering zullen voor werkgevers nagenoeg nihil zijn. De looptijd van deze afspraak bedraagt 5 jaar. De afspraak wordt in een aparte CAO vastgelegd. Tussentijdse wijziging en de premiestelling worden door CAO-partijen bekrachtigd.
i. CAO-partijen spreken af zich in te spannen voor de affinanciering van de verplichtingen die voortvloeien zowel uit het O&O Fonds als ook uit de sectorplannen; hieronder wordt onder andere begrepen het indienen van een verzoek om de leningen die door het werkgevers- en het werknemersfonds zijn verstrekt, om te zetten in een subsidie.
BIJLAGE I
Salaristabel per 1 juli 2017
Functieniveau/groep | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | |
Xxxxxxxxxxxxxxx | 00 | 469,60 | 469,60 | 469,60 | ||||||
16 | 540,05 | 540,05 | 540,05 | 540,05 | ||||||
17 | 618,35 | 618,35 | 618,35 | 618,35 | 624,93 | |||||
18 | 743,55 | 743,55 | 743,55 | 743,55 | 743,55 | |||||
19 | 860,95 | 860,95 | 860,95 | 860,95 | 860,95 | 873,94 | 904,78 | |||
20 | 1.095,80 | 1.095,80 | 1.095,80 | 1.095,80 | 1.095,80 | 1.095,80 | 1.095,80 | |||
21 | 1.330,60 | 1.330,60 | 1.330,60 | 1.330,60 | 1.330,60 | 1.330,60 | 1.330,60 | |||
22/ | 1.565,40 | 1.565,40 | 1.565,40 | 1.565,40 | 1.565,40 | 1.565,40 | 1.565,40 | |||
Schaaltreden | 0 | 1.565,40 | 1.565,40 | 1.565,40 | 1.565,40 | 1.582,12 | 1.664,61 | 1.723,38 | 1.932,45 | 2.114,39 |
1 | 1.565,40 | 1.565,40 | 1.565,40 | 1.569,68 | 1.617,02 | 1.702,76 | 1.760,90 | 1.983,96 | 2.176,07 | |
2 | 1.565,40 | 1.565,40 | 1.565,40 | 1.602,46 | 1.651,91 | 1.740,90 | 1.798,41 | 2.035,46 | 2.237,75 | |
3 | 1.565,40 | 1.571,93 | 1.635,23 | 1.686,80 | 1.779,04 | 1.835,93 | 2.086,97 | 2.299,44 | ||
4 | 1.585,51 | 1.603,95 | 1.668,02 | 1.721,69 | 1.817,19 | 1.873,44 | 2.138,48 | 2.361,11 | ||
5 | 1.635,95 | 1.700,77 | 1.756,61 | 1.855,30 | 1.910,97 | 2.189,98 | 2.422,79 | |||
6 | 1.668,02 | 1.733,55 | 1.791,40 | 1.893,45 | 1.948,49 | 2.241,50 | 2.484,48 | |||
7 | 1.766,33 | 1.826,40 | 1.931,61 | 1.986,03 | 2.293,00 | 2.546,15 | ||||
8 | 1.861,25 | 1.969,75 | 2.023,54 | 2.344,51 | 2.607,84 | |||||
9 | 2.061,06 | 2.396,02 | 2.669,52 | |||||||
10 | 2.098,57 | 2.447,52 | 2.731,19 | |||||||
11 | 2.499,03 | 2.792,87 | ||||||||
12 | 2.550,59 | 2.854,60 |
In groep 1 tot en met de 22-jarige leeftijd geldt altijd het wettelijk minimum (jeugd)loon.
De tabel geeft maandlonen weer op basis van een voltijds dienstverband van gemiddeld 38 uren. De wijziging van het minimum(jeugd)loon per 1 juli 2017 is in de tabel verwerkt.
BIJLAGE I A
Salaristabel per 1 juli 2016
Functieniveau/groep | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | |
leeftijdschalen | 15 | 461,15 | 461,15 | 461,15 | ||||||
16 | 530,35 | 530,35 | 530,35 | 530,35 | ||||||
17 | 607,20 | 607,20 | 607,20 | 607,20 | 618,74 | |||||
18 | 699,45 | 699,45 | 699,45 | 699,45 | 712,74 | |||||
19 | 807,50 | 807,50 | 807,50 | 807,50 | 822,39 | 865,29 | 895,82 | |||
20 | 945,40 | 945,40 | 945,40 | 945,40 | 963,37 | 1.013,61 | 1.049,39 | |||
21 | 1.114,45 | 1.114,45 | 1.114,45 | 1.114,45 | 1.135,67 | 1.194,91 | 1.237,08 | |||
22 | 1.306,60 | 1.306,60 | 1.306,60 | 1.306,60 | 1.331,50 | 1.400,91 | 1.450,38 | |||
23/0 | 1.537,20 | 1.537,20 | 1.537,20 | 1.537,20 | 1.566,46 | 1.648,13 | 1.706,31 | 1.913,32 | 2.093,46 | |
Schaaltreden | 1 | 1.537,20 | 1.537,20 | 1.537,20 | 1.554,14 | 1.601,01 | 1.685,90 | 1.964,32 | 2.154,52 | |
2 | 1.537,20 | 1.537,20 | 1.537,20 | 1.586,60 | 1.635,56 | 1.723,66 | 2.015,31 | 2.215,60 | ||
3 | 1.540,57 | 1.566,37 | 1.619,04 | 1.670,10 | 1.761,42 | 2.066,31 | 2.276,67 | |||
4 | 1.569,81 | 1.588,07 | 1.651,50 | 1.704,64 | 1.799,19 | 2.117,30 | 2.337,73 | |||
5 | 1.698,76 | 1.983,93 | 1.739,22 | 1.836,93 | 2.168,30 | 2.398,80 | ||||
6 | 1.651,50 | 1.716,38 | 1.773,66 | 1.874,70 | 2.270,30 | 2.459,88 | ||||
7 | 1.748,84 | 1.808,32 | 1.912,49 | 2.219,30 | 2.520,94 | |||||
8 | 1.842,82 | 1.950,25 | 2.321,30 | 2.582,02 | ||||||
9 | 2.372,30 | 2.643,09 | ||||||||
10 | 2.423,29 | 2.704,15 | ||||||||
11 | 2.474,28 | 2.765,22 | ||||||||
12 | 2.525,34 | 2.826,35 |
In groep 1 tot en met de 23-jarige leeftijd geldt altijd het wettelijk minimum (jeugd)loon.
De tabel geeft maandlonen weer op basis van een fulltime dienstverband van gemiddeld 38 uren. De wijziging van het minimum(jeugd)loon per 1 juli 2016 is in de tabel verwerkt.
Salaristabel per 1 januari 2017
Functieniveau/groep | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | |
leeftijdschalen | 15 | 465,50 | 465,76 | 465,76 | ||||||
16 | 535,30 | 535,65 | 535,65 | 535,65 | ||||||
17 | 612,90 | 613,27 | 613,27 | 613,27 | 624,93 | |||||
18 | 706,00 | 706,44 | 706,44 | 706,44 | 719,87 | |||||
19 | 814,60 | 815,12 | 815,12 | 815,12 | 830,61 | 873,94 | 904,78 | |||
20 | 954,25 | 954,85 | 954,85 | 954,85 | 973,00 | 1.023,75 | 1.059,88 | |||
21 | 1.124,90 | 1.125,59 | 1.125,59 | 1.125,59 | 1.147,03 | 1.206,86 | 1.249,45 | |||
22 | 1.318,85 | 1.319,67 | 1.319,67 | 1.319,67 | 1.344,81 | 1.414,92 | 1.464,88 | |||
23/0 | 1.551,60 | 1.552,57 | 1.552,57 | 1.552,57 | 1.582,12 | 1.664,61 | 1.723,38 | 1.932,45 | 2.114,39 | |
Schaaltreden | 1 | 1.551,60 | 1.552,57 | 1.552,57 | 1.569,68 | 1.617,02 | 1.702,76 | 1.760,90 | 1.983,96 | 2.176,07 |
2 | 1.551,60 | 1.552,57 | 1.552,57 | 1.602,46 | 1.651,91 | 1.740,90 | 1.798,41 | 2.035,46 | 2.237,75 | |
3 | 1.555,98 | 1.571,93 | 1.635,23 | 1.686,80 | 1.779,04 | 1.835,93 | 2.086,97 | 2.299,44 | ||
4 | 1.585,51 | 1.603,95 | 1.668,02 | 1.721,69 | 1.817,19 | 1.873,44 | 2.138,48 | 2.361,11 | ||
5 | 1.635,95 | 1.700,77 | 1.756,61 | 1.855,30 | 1.910,97 | 2.189,98 | 2.422,79 | |||
6 | 1.668,02 | 1.733,55 | 1.791,40 | 1.893,45 | 1.948,49 | 2.241,50 | 2.484,48 | |||
7 | 1.766,33 | 1.826,40 | 1.931,61 | 1.986,03 | 2.293,00 | 2.546,15 | ||||
8 | 1.861,25 | 1.969,75 | 2.023,54 | 2.344,51 | 2.607,84 | |||||
9 | 2.061,06 | 2.396,02 | 2.669,52 | |||||||
10 | 2.098,57 | 2.447,52 | 2.731,19 | |||||||
11 | 2.499,03 | 2.792,87 | ||||||||
12 | 2.550,59 | 2.854,60 |
In groep 1 tot en met de 23-jarige leeftijd geldt altijd het wettelijk minimum (jeugd)loon.
De tabel geeft maandlonen weer op basis van een voltijds dienstverband van gemiddeld 38 uren. De wijziging van het minimum(jeugd)loon per 1 januari 2017 zijn verwerkt. Evenals de cao-verhoging per 1 januari 2017 van 1,0% voor salarissen inclusief vakantiebijslag tot en met maximaal € 37.500 (bruto per jaar). Met inachtneming van artikel 9, lid 9 en 11.
Bijlage II
Reglement van de Vaste Commissie.
Artikel 1. Samenstelling
1. De Vaste Commissie bestaat uit evenveel werkgeversleden als er werkgeversorganisaties partij zijn bij deze overeenkomst en een gelijk aantal werknemersleden. Voor elk lid van de Commissie wijst de desbetreffende partij een plaatsvervanger aan.
2. De werknemersleden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de vakvereniging. De werkgeversleden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de Koninklijke Boekver- kopersbond en Novaka Organisatie Kantoorvakhandel.
3. Indien er een vacature ontstaat, dient hierin zo spoedig mogelijk te worden voorzien door de partij welke het lid of de plaatsvervanger, wiens plaats is opengevallen, heeft benoemd.
4. De commissie benoemt uit de werkgeversleden een voorzitter en uit de werknemersleden een vice-voorzitter. De commissie kiest uit haar midden twee secretarissen, één aangewezen door de werkgeversleden en één aangewezen door de werknemersleden. Deze secretarissen vormen het secretariaat en zijn belast met alle secretariaatswerkzaamheden die uit het werk van de commissie voortvloeien.
5. Het secretariaat is gevestigd aan de Xx Xxxxxxxxxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxx.
6. Voor het voeren van het secretariaat van de Vaste Commissie ontvangt de betreffende organisatie een vergoeding.
De commissieleden en hun plaatsvervangers ontvangen een vacatievergoeding voor het deelnemen aan vergaderingen. De omvang van deze vergoedingen wordt vastgesteld naar analogie van de “Verordening vergoedingen aan leden van de raad, het dagelijks bestuur en de commissies 2011 – 2012” bij de SER.
Artikel 2. Taken en bevoegdheden
De commissie heeft tot taak en is bevoegd om:
a. het op verzoek geven van een bindend advies over de gevolgde procedure ter zake van functie- indeling en/of de door de werkgever vastgestelde functiefamilie en/of de indeling in de salaristabel door werkgever, ingeval hierover geen overeenstemming is bereikt tussen werkgever en werknemer;
b. verzoeken tot dispensatie te behandelen als bedoeld in artikel 24 en het afgeven van vergunningen daaromtrent;
c. het op verzoek uitleggen c.q. interpreteren van bepalingen van deze overeenkomst en bijlagen.
Artikel 3. Verzoek functie-indeling
1. Alvorens een verzoek bij de Vaste Commissie kan worden ingediend, dient werknemer een schriftelijk, gedagtekend, ondertekend en met redenen omkleed bezwaar te hebben ingediend bij de werkgever x.x. xxxxxx die ter zake namens de werkgever optreedt tegen de gevolgde procedure en/of de vaststelling van de functiefamilie en/of de indeling in de salaristabel.
2. Werkgever besluit schriftelijk, gedagtekend, ondertekend en gemotiveerd op het bezwaar van werknemer binnen een termijn van 30 dagen, ingaande op de datum dagtekening van het bezwaarschrift. Verzuimt werkgever binnen deze termijn te besluiten, dan staat voor de werknemer beroep open bij de Vaste Commissie, zo ook in het geval de werkgever binnen de termijn een besluit neemt waar de werknemer zich niet in kan vinden. In het geval binnen de onderneming een Ondernemingsraad of Personeelsvertegenwoordiging is ingesteld, kan de werkgever besluiten deze voor advies te consulteren.
3. Een verzoek bij de Vaste Commissie dient schriftelijk te worden ingesteld binnen 30 dagen, ingaande op de datum van het besluit op bezwaar van de werkgever, dan wel, indien de werkgever verzuimt binnen de gestelde termijn te besluiten, ingaande op de laatste dag van de termijn waarbinnen op het bezwaar diende te worden beslist.
4. Het beroepschrift is alleen dan ontvankelijk als het tijdig en schriftelijk is ingediend bij het secretariaat van de Vaste Commissie, gedagtekend en ondertekend is, voldoende gemotiveerd is en daarenboven bevat:
a. de volledige naam en het volledige adres van de werknemer;
b. naam en adres van de werkgever;
c. een afschrift van de brief van de werkgever inhoudende de vaststelling van de functie, de functiefamilie en het functieniveau;
d. een afschrift van het bezwaarschrift en, indien aanwezig, een afschrift van het besluit op bezwaar van de werkgever;
e. een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van het geschil en de vordering van de werknemer.
5. Indien de Vaste Commissie daartoe termen aanwezig acht, kan de Vaste Commissie besluiten een ingesteld beroep dat niet aan alle vereisten voldoet ontvankelijk te verklaren, al dan niet onder gehoudenheid binnen een door de Vaste Commissie te stellen termijn alsnog adequate invulling aan alle vereisten te geven.
Artikel 4. Dispensatieverzoek en verzoek om uitleg/interpretatie
Verzoeken tot dispensatie of uitleg/interpretatie worden schriftelijk ingediend bij het secretariaat van de commissie. Het verzoek dient gedagtekend, ondertekend en gemotiveerd te zijn en een duidelijke omschrijving te bevatten van de beslissing die de indiener wenst.
Artikel 5. Werkwijze Vaste Commissie
1. Indien de Vaste Commissie daartoe termen aanwezig acht, zal de Vaste Commissie geen beslissing nemen dan nadat partijen die zijn betrokken bij het verzoek of het geschil in de gelegenheid zijn gesteld te worden gehoord door hetzij de Vaste Commissie, hetzij de secretarissen gezamenlijk. Men kan zich daarbij laten bijstaan door een deskundige.
2. De Vaste Commissie mag alleen een beslissing nemen in een vergadering waarbij ten minste één werkgeverslid en ten minste één werknemerslid of hun respectievelijke plaatsvervangers aanwezig zijn. Is daaraan niet voldaan, dan wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 14 dagen een nieuwe vergadering gehouden. Alle beslissingen worden met gewone meerderheid van stemmen genomen.
3. Indien de commissie wegens staking der stemmen niet tot een beslissing kan komen, houdt zij zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 14 dagen, een tweede vergadering. Indien de stemmen opnieuw staken, zal de Vaste Commissie geen uitspraak kunnen doen en betrokkenen hiervan in kennis stellen.
4. In verzoeken met betrekking tot de functie-indeling kan de Vaste Commissie zich laten bijstaan door deskundigen. Voor het overige regelt de commissie voor zover nodig zelf de wijze van de behandeling van aan haar oordeel onderworpen verzoeken, alsook de termijn waarop wordt beslist.
Artikel 6. Bijzondere bepaling
De werkgever is verplicht de werknemer, die als partij door de Vaste Commissie wordt opgeroepen, in de gelegenheid te stellen om met behoud van salaris aan deze oproeping te voldoen.