Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 18.46 d.d. 13 december 2018 te Amsterdam (prof. mr. J.J.C. Xxxxx, mr. H.M. Xxxxxx, X.X.X. Beijersbergen van Henegouwen).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- klaagschrift met bijlagen d.d.28 maart 2018;
- brief met aanvullende stukken en acceptatieformulier d.d. 16 april 2018;
- brief aan betrokkene d.d. 24 april 2018;
- reactie betrokkene, ongedateerd, ontvangen op 30 april 2018;
- informatieverzoek aan de deelnemer d.d. 3 mei 2018;
- reactie deelnemer d.d. 16 mei 2018;
- reactie betrokkene d.d. 31 mei 2018;
- reactie deelnemer d.d. 14 juni 2018;
- aanvullend informatieverzoek aan partijen d.d. 12 juli 2018;
- reactie betrokkene d.d. 21 juli 2018;
- reactie deelnemer d.d. 26 juli 2018;
- aanvullend informatieverzoek aan de deelnemer d.d. 5 september 2018;
- reactie deelnemer d.d. 20 september 2018;
- reactie betrokkene d.d. 3 oktober 2018.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft de betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 26 november 2018 te Amsterdam. De betrokkene is niet verschenen. De heer [X] van [incassobureau] is verschenen namens de deelnemer.
De deelnemer heeft ter zitting haar standpunten (nader) toegelicht.
2. Standpunt van de betrokkene
2.1. Betrokkene heeft zijn klacht als volgt – zakelijk samengevat – toegelicht. Xxxxxxxxxx stelt de deelnemer niet te kennen. Hij heeft nooit op 2 mei 2006 een doorlopend krediet afgesloten bij de
deelnemer voor EUR 3.150. Hij is wel op die datum een overeenkomst aangegaan met [Y] voor EUR 1.707. Betrokkene stuurt kopie van de overeenkomst en kopie van de aankoopbrief van [winkel].
Volgens die overeenkomst heeft betrokkene tien maanden elke maand een tiende deel van het aankoopbedrag (EUR 170) aan [Y] overgemaakt. Betrokkene stuurt bewijs van betaling. Op 20 maart 2007 ontving betrokkene een brief van [Y] dat het saldo nul was. Op 2 februari 2007 heeft betrokkene weer een overeenkomst afgesloten met [Y] voor EUR 768 en heeft betrokkene tienmaal EUR 76,80 overgemaakt. De laatste betaling was op 26 november 2007. De deelnemer reageert niet op de klacht van betrokkene. Xxxxxxxxxx ontving op 6 april 2018 weer een brief van een deurwaarder.
2.2. Op het verweer van de deelnemer reageert de betrokkene dat van een contract geen sprake is. Hij heeft nooit een contract ondertekend. De deelnemer moet bewijzen. Betrokkene klaagt niet alleen over de achterstandsmelding (A) en bijzonderheidscode 2 maar over de gehele registratie.
3. Standpunt van de deelnemer
3.1. De deelnemer stelt – zakelijk samengevat – als volgt. De registratie is geplaatst door [Z]. Bij akte van 5 november 2015 is de vordering door [Z] verkocht aan [deelnemer] die thans verantwoordelijk is voor de registratie. [Z] heeft betrokkene namens [Y] diverse keren aangeschreven over de achterstand. De deelnemer stuurt kopieën van brieven, waaronder vooraankondiging d.d. 3 september 2008 (adres [straat 1]). De achterstand was toen EUR 30. Ook stuurt zij kopie van een ingebrekestelling d.d. 10 september 2008 (adres [straat 2]) plus kopie van de opeisingsbrief d.d. 10 oktober 2008. De achterstand was toen EUR 40. Het volledig uitstaand saldo was op 8 november 2008 EUR 237,38. De deelnemer stuurt een transactieoverzicht waaruit blijkt dat automatische
incasso’s werden geweigerd. De deelnemer stuurt ook kopie van een brief d.d. 12 februari 2016 over verkoop en overdracht vordering aan [deelnemer].
3.2. De deelnemer reageert op de stellingen van de betrokkene met de mededeling dat de ondertekening van de brief van betrokkene van 31 mei 2018 overeen komt met de handtekening op de overeenkomst. De deelnemer kan zich niet vinden in de stelling van betrokkene dat het contract niet bestaat of vals is. Op grond van de ondertekende overeenkomst mag de deelnemer ervan uitgaan dat betrokkene zelf de overeenkomst is aangegaan. De deelnemer handhaaft haar standpunt.
4. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
4.1. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van een doorlopend krediet met contractnummer ********001. Het geregistreerde bedrag is EUR 3.150. De registratie wordt gekenmerkt door een achterstandsmelding (A) op 22 september 2008 en een bijzonderheidscode 2 ((Restant)vordering geheel opeisbaar) op 17 november 2008. De overeenkomst staat in het CKI als niet beëindigd.
4.2. Betrokkene vordert een bedrag aan immateriële schade van EUR 10.000, maar past dit bedrag aan naar het maximale toegestane bedrag ad EUR 2.270. Het betreft een bedrag aan immateriële schade. Betrokkene stelt geestelijke schade te hebben opgelopen.
4.3. De Commissie overweegt als volgt. De klacht betreft een betwiste vordering. Betrokkene stelt dat hij de deelnemer niet kent en het contract niet op zijn naam hoort te staan. De deelnemer heeft echter met stukken aangetoond dat zij de betrokkene op de hoogte heeft gesteld van overdracht van de vordering van [Y] ([Z]) aan [deelnemer]. Xxxxxxxxxx heeft de overeenkomst met [Y] erkend maar heeft gesteld dat hij de gehele vordering heeft voldaan.
4.4. De betrokkene stuurt kopie bankafschriften waaruit volgt dat hij tienmaal EUR 170 heeft overgemaakt ter afbetaling van één van de twee aankopen. Voorts heeft betrokkene ook aangetoond de tweede aankoop middels gespreide betaling te hebben voldaan. De deelnemer stuurt daartegenover een transactieoverzicht waaruit per saldo een tekort volgt van EUR 265,87. Uit het overzicht van de deelnemer volgt dat betrokkene ook nog een bedrag heeft opgenomen van EUR 500, en dit pas later heeft terugbetaald. Verder staan op het overzicht renteboekingen en kaartbijdragen. De Commissie neemt aan dat betrokkene daadwerkelijk nog een bedrag van EUR 265,87 moet voldoen en dat betrokkene dus niet de gehele vordering heeft voldaan.
4.5. De betrokkene heeft niet geklaagd over de technische juistheid van de geregistreerde A en code
2. Hij heeft zijn klacht onderbouwd door erop te wijzen dat hij de deelnemer niet kende en dat hij de gehele vordering heeft voldaan. Nu die stellingen van betrokkene worden gepasseerd, komt de Commissie uit bij de toetsing of de registratie wellicht disproportioneel is. Die houdt in dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds de betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij of zij niet kan dragen en anderzijds dat
kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij of zij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of zelfs van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een negatieve registratie die in veel gevallen verhindert dat de betrokkene een krediet kan afsluiten.
4.6. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont, in de vorm van bijvoorbeeld een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag, dat zij heeft bij schrapping van de registratie. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd.
In dat verband overweegt de Commissie als volgt.
4.7. De betrokkene heeft een belang gesteld bij verwijdering van de registratie inhoudende dat de registratie kredietverlening in de weg staat.
4.8. De Commissie is van oordeel dat de aldus toe te passen belangenafweging in het voordeel van betrokkene moet uitvallen. Alle omstandigheden overziende is de Commissie van oordeel dat betrokkene geen debiteur is waartegen de branche blijvend moet worden gewaarschuwd of dat hij tegen zichzelf moet worden beschermd. De Commissie neemt hierbij in aanmerking dat betrokkene er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat – in ieder geval ten aanzien van de eerste aanschaf van EUR 1.707 – hij de gehele vordering had voldaan. [Y] heeft hem op 20 maart 2007 een rekeningspecificatie toegestuurd waarop staat dat ter zake die aankoop het uitstaande saldo nul was. Ook de andere aankoop van EUR 768 heeft betrokkene in tien termijnen regelmatig afbetaald. De reden voor de registratie is geweest het opboeken van rente, verschuldigde kaartbijdragen en een opname van EUR 500. Tegen die opname heeft betrokkene bezwaar gemaakt omdat deze niet op zijn verzoek zou hebben plaatsgehad. De deelnemer heeft op die bezwaren niet gereageerd en ook in de procedure heeft de deelnemer daar geen uitleg over gegeven. De achterstand waarvoor betrokkene is geregistreerd betreft tenslotte slechts een bedrag van EUR 30. Alles overziende acht de Commissie het laten voortduren van de registratie disproportioneel.
4.9. De Commissie merkt tenslotte op dat het feit dat de negatieve registratie dient te worden verwijderd, niet betekent dat betrokkene de nog openstaande vordering niet (meer) hoeft te voldoen. In deze procedure is niet gebleken dat die vordering ongegrond is.
4.10. De vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen. Immateriële schade komt niet voor vergoeding in aanmerking.
5. De beslissing
De Commissie, in aanmerking genomen de toepasselijke reglementen, beslist dat de klacht van de betrokkene gegrond is. De deelnemer dient binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beslissing de A en 2 te verwijderen. De schadevordering wordt afgewezen. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad EUR 50.