STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 18845
26 september
2012
Bouwnijverheid
Bedrijfstakeigen Regelingen 2012/2015 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 september 2012 tot wijziging van het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve
arbeidsovereenkomst Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid
UAW Nr. 11350
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van het Technisch Bureau Bouwnijverheid namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partij(en) ter ener zijde: Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven, Aannemers Vereniging Metselwerken (AVM), Vereniging Nederlandse Voegbedrijven (VNV), Bond van Aannemers van Tegelwerken in Nederland (Bovatin), Nederlandse Vereniging van Kitverwerkende Bedrijven (NVK), Vereniging Wapeningsstaal Nederland (VWN), Vereniging van Steiger-, Hoogwerk- en Betonbe- kistingbedrijven (VSB), Vereniging van Infrabedrijven MKB INFRA, Boorinfo Branche Vereniging, Noordelijke vereniging Burgerlijke- en Utiliteitsbouw, Vereniging Kalkzandsteen Lijmbedrijven (VKL), VERAS, Vereniging voor aannemers in de sloop, Ondernemersorganisatie MKB Bouw, Ondernemers- vereniging Bestratingsbedrijven Nederland (OBN), NVB, vereniging voor ontwikkelaars & bouwonder- nemers, Vereniging van Waterbouwers;
Partij(en) ter andere zijde: FNV Bouw en CNV Vakmensen.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereen- komst Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid1 wordt met inachtneming van dictum II als volgt gewijzigd:
A
De onder dictum I opgenomen bepalingen worden als volgt gewijzigd: Hoofdstuk 4 komt te luiden:
‘HOOFDSTUK 4 WERKINGSSFEER
Artikel 1 Definities
Algemeen
1. Onder ‘deze collectieve arbeidsovereenkomst’ (nader ook genoemd ‘deze cao’) wordt verstaan deze overeenkomst met de daarbij behorende statuten, reglementen en bijlagen die daar een geïntegreerd onderdeel van zijn.
1 Stcrt. 2010, nr. 21302; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 9 november 2011 (Stcrt. 2011, nr. 18950)
2. Onder ‘partijen’ worden verstaan werkgevers- en werknemersorganisaties die deze cao hebben afgesloten en ondertekend.
3. Onder ‘garantieloon’ wordt verstaan het minimum functieloon volgens de CAO voor de Bouwnij- verheid 2012 waarop de bouwplaatswerknemer per week of per uur recht kan doen gelden.
4. Onder ‘vast overeengekomen loon’ wordt verstaan het garantieloon vermeerderd met de eventueel met de bouwplaatswerknemer overeengekomen prestatiepremie conform de CAO voor de Bouwnijverheid 2012.
5. Onder ‘salaris’ wordt verstaan het in de CAO voor de Bouwnijverheid 2012 bedoelde, tussen de uta-werknemer en werkgever overeengekomen vaste brutobedrag per periode, dat de werknemer als loon voor zijn werkzaamheden in de door hem uitgeoefende functie van de werkgever ontvangt. Hierin zijn niet begrepen vakantietoeslag, vaste en/of variabele gratificaties, eindejaars- uitkeringen, uitkeringen ineens en alle andere toeslagen.
6. Onder ‘Cordares’ wordt verstaan de relevante werkmaatschappij(en) van Cordares Holding N.V..
7. Onder ‘beroepspraktijkvormingsovereenkomst (BPVO)’ wordt verstaan de overeenkomst die bij aanvang van de bbl-opleiding wordt gesloten tussen de leerling-werknemer, het opleidingsbedrijf of individueel leerbedrijf, de betrokken onderwijsinstelling en het Kenniscentrum Fundeon, en waarin de rechten en plichten inzake de uitvoering van de beroepspraktijkvorming zijn vastgelegd.
Werkgever
8. Onder ‘werkgever’ wordt verstaan elke natuurlijke of rechtspersoon die in Nederland door één of meer werknemers arbeid doet verrichten als bedoeld in artikel 2.
9. Onder ‘uitzendonderneming’ wordt verstaan de werkgever als bedoeld in artikel 7:690 BW.
10. Onder ‘opleidingsbedrijf’ wordt verstaan een door meerdere werkgevers opgerichte, landelijk of regionaal werkende rechtspersoon die met leerling-werknemers een beroepspraktijkvormingsover- eenkomst en een arbeidsovereenkomst sluit en daarbij als leerbedrijf overeenkomstig de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) (Staatsblad 1995, 501) optreedt en die een opleidingswerk- plaats heeft ingericht en onderhoudt ten behoeve van de uitvoering van het praktijkdeel van de beroepsopleiding bouw of infra.
Werknemer
11. a. Onder ‘werknemer’ wordt verstaan hij/zij die bij een werkgever als bedoeld onder lid 8 en/of lid 10 van dit artikel in Nederland werkzaam is:
i. ingevolge een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW, of
ii. ingevolge een overeenkomst tot aanneming van werk, tenzij hij/zij zelf ondernemer is, of
iii. als hulp van de aannemer van werk zoals onder ii. bedoeld.
b. De werknemer zoals genoemd onder a. kan werkzaam zijn als bouwplaatswerknemer of als uta-werknemer.
i. Onder ‘bouwplaatswerknemer’ wordt verstaan een werknemer die werkzaam is in een van de functies als vermeld in de CAO voor de Bouwnijverheid 2012 dan wel in gelijksoortige functies.
ii. Onder ‘uta-werknemer’ (Uitvoerend Technisch en Administratief Personeel) wordt verstaan een werknemer die werkzaam is in een van de functies als vermeld in de CAO voor de Bouwnijverheid 2012 dan wel in gelijksoortige functies.
12. Onder ‘leerling-werknemer’ wordt verstaan de deelnemer aan de beroepsbegeleidende leerweg conform de WEB.
13. Onder ‘uitzendwerknemer’ wordt verstaan de werknemer als bedoeld in artikel 7:690 BW.
14. Niet als ‘werknemer’ worden beschouwd:
a. direct- en indirect-grootaandeelhouders in de zin van de Pensioenwet (Staatsblad 2006, 706) van naamloze vennootschappen en/of besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijk- heid;
b. vertegenwoordigers, handelsreizigers en acquisiteurs;
c. coördinatoren in dienst van opleidingsbedrijven;
d. wakers en portiers en degenen die soortgelijke arbeid verrichten;
e. vakantiewerkers;
f. deelnemer-stagiair(e) waaronder wordt verstaan de deelnemer aan de beroepsopleidende leerweg die stage loopt bij een werkgever als bedoeld in lid 8.
Bouwwerken c.q. bouwactiviteiten
15. Onder ‘bouwwerken’ c.q. ‘bouwactiviteiten’ wordt verstaan respectievelijk daarmee gelijkgesteld:
a. woningen, gebruiks- of bedrijfsgebouwen dan wel andere constructies van bouwkundige aard;
b. ovenbouw en schoorsteenbouw;
c. dakbedekkingen;
d. egalisatie van terreinen, bouwrijp maken, funderingen;
e. steigerbouw zijnde monteren/construeren en demonteren van steigerelementen;
f. industriële steigerbouw zijnde steigerbouw ten behoeve van het onderhoud aan industriële fabrieksinstallaties;
g. riolerings- en kabelnetten;
h. grondborings-, bronbemalings-, sondeer- en buizenlegwerken;
i. zinkers, doorpersingen en regeninstallaties;
j. kust- en oeverwerken;
k. heiwerkzaamheden zijnde het in de grond storten of indrijven respectievelijk uittrekken van palen en damwanden en/of het uitvoeren van drainerings-, grondverdichtings- en grondinjecte- ringswerken;
l. funderingswerkzaamheden;
m. spoorwerken;
n. waterbouwkundige (kunst)werken;
o. bouwkundige voorzieningen voor land-, water- en luchtverkeer;
p. sloopwerken;
q. wegenbouw en bestratingswerkzaamheden, waaronder het aanbrengen van wegmarkeringen en de aanleg, montage, onderhoud en sloop van verkeersveiligheid bevorderende voorzienin- gen en geluidsweringen;
r. het ontwerpen, aanleggen, veranderen, herstellen, onderhouden of ontstoppen en/of bedrijfs- vaardig opleveren van de openbare riolering vanaf het overnamepunt van het waterkwaliteits- beheer tot aan de perceelgrens alsmede hierbij opgedragen werkzaamheden aan de buitenrio- lering vanaf de perceelgrens tot 0,5 meter buiten de gevel;
s. betonbekisting, betonboren en vlechtwerk;
t. betonreparatie van constructieve aard en betoninjectering;
u. metsel-, voeg-, en lijmwerk;
v. tegel- en kitwerk;
w. asfaltproductie;
x. het afgraven van verontreinigde grond;
y. droge zandwinning;
z. het opbouwen en/of plaatsen van verplaatsbare verblijfsruimten (units bedoeld voor tijdelijke behuizing), voor zover het plaatsen gemeten naar de loonsom niet slechts een uitvloeisel is van de fabricage van deze verblijfsruimten;
aa. asbestverwijdering;
bb. de aanleg, montage en onderhoud van ondergrondse kabels en buisleidingen, alsmede de aanleg, montage en onderhoud van bovengrondse kabels en buisleidingen ten behoeve van de te verrichten bouwwerkzaamheden;
cc. industriële bouw zijnde het overwegend met gebruikmaking van grote, fabrieksmatig vervaar- digde elementen van beton, steen of kunststof bouwwerken tot stand brengen;
dd. grondwerken ten behoeve van civieltechnische bestemmingen;
ee. grondverzetwerken ten behoeve van een van de hiervoor genoemde bouwwerken c.q. bouwactiviteiten;
ff. overige werken die naar hun aard tot het bouwbedrijf moeten worden gerekend.
16. Onder ‘infrastructurele werken’ wordt verstaan werk aan wegen, spoorwegen en riolerings- en kabelnetten.
Cultuurtechnische en civieltechnische werkzaamheden
17. Onder ‘cultuurtechnische werkzaamheden’ wordt verstaan: werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, de daarmee samenhangende drainage en grondwerken (bovenste grondlaag), alsmede het hiermee samenhan- gende onderhoud, met uitsluiting van baggerwerkzaamheden met specifiek baggermaterieel. Van de hiervoor genoemde cultuurtechnische werkzaamheden is eerst sprake, indien en voor zover geen bouw-/aanlegvergunning is vereist, met uitzondering van de vergunningen betrekking hebbend op de feitelijke plantaardige en dierlijke productie en/of de aanleg van groenvoorzienin- gen. Voor enkele voorbeelden wordt verwezen naar bijlage 5.
18. Onder ‘civieltechnische werkzaamheden’ wordt verstaan: de aanleg van verhardingen, rioleringen en gebouwen en dergelijke waarvoor een bouw- of aanlegvergunning is vereist, alsmede het hiermee samenhangende onderhoud. Voor enkele voorbeelden wordt verwezen naar bijlage 5.
Bouwplaats
19. Onder ‘bouwplaats’ wordt verstaan elke plaats waar bouwwerken c.q. bouwactiviteiten zoals genoemd in lid 15 worden uitgevoerd c.q. tot stand worden gebracht.
Artikel 2 Werkingssfeer
1. Bouwbedrijven
De bepalingen van deze cao zijn van toepassing op ondernemingen, op werkgevers en werkne- mers, waarvan het bedrijf is gericht op productie (respectievelijk dienstverlening) voor of aan derden op het gebied van:
a. het geheel of gedeeltelijk uitvoeren van bouwwerken c.q. bouwactiviteiten;
b. het op de bouwplaats uitvoeren van onderdelen van bouwwerken; het elders vervaardigen van deze onderdelen wordt hiermee gelijkgesteld, indien de onderneming die de onderdelen vervaardigt tevens zorgdraagt voor de verwerking daarvan in het bouwwerk;
c. het uitvoeren van verbouwingen en/of onderhoudswerk aan (onderdelen van) bouwwerken;
d. het verlenen van diensten op bouwplaatsen;
e. elders dan op de bouwplaats verrichte werkzaamheden ter voorbereiding van de bouw, indien zij worden verricht door de onderneming die het bouwwerk op de bouwplaats tot stand brengt;
f. het verhuren van machines met bedienend personeel voor het verrichten van werkzaamheden bij de uitvoering van werken als onder a. tot en met e. genoemd.
2. Opleidingsbedrijven
De bepalingen van deze cao zijn tevens van toepassing op opleidingsbedrijven als bedoeld in artikel 1 lid 10 van deze cao.
3. Uitzendondernemingen
De bepalingen van deze cao zijn tevens van toepassing op:
a. uitzendondernemingen die voor meer dan 50% van de loonsom arbeidskrachten ter beschik- king stellen aan werkgevers als bedoeld in artikel 1 lid 8 en/of lid 10, met uitzondering van uitzendondernemingen die lid zijn van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) of de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU);
b. uitzendondernemingen die onderdeel zijn van een concern dat rechtstreeks of door algemeen- verbindendverklaring is gebonden aan deze cao;
c. paritair afgesproken arbeidspools.
4. Bouwen in eigen beheer
De bepalingen van deze cao vinden voorts toepassing ten aanzien van:
a. werkgevers die bouwen voor eigen rekening met het doel het gebouwde aan derden te verkopen, of te verhuren, of op andere wijze ter beschikking te stellen;
b. werkgevers die bouwwerken of verbouwingen in eigen beheer doen uitvoeren met het doel het gebouwde voor zichzelf of voor de eigen onderneming in gebruik te nemen, dan wel ter beschikking van personeelsleden te stellen;
c. werkgevers die verbouwingen en onderhoudswerken in eigen beheer doen uitvoeren aan gebouwen, die zij in eigendom bezitten of in beheer hebben.
In de gevallen onder sub b. en c. is de cao enkel van toepassing ten aanzien van de werknemers die bij de uitvoering, de verbouwing of het onderhoud van bouwwerken arbeid verrichten, met uitzondering van degenen waarop een andere collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is.
5. Ondernemingen waarop deze overeenkomst niet van toepassing is
De bepalingen van deze cao zijn niet van toepassing op ondernemingen, waarvan het bedrijf in overwegende mate is gericht op productie (respectievelijk dienstverlening) voor derden op de hiernavolgende gebieden.
De overwegende productie wordt bepaald door een vergelijking van de in elke productie verloonde bedragen.
1. Baggerwerken.
2. Betonmortel en betonmorteltransport.
3. Betonwaren.
4. Natuursteen.
5. Parketvloeren.
6. Schilderen en afwerken.
7. Xxxxx, houtgraniet en kunststeen.
8. Stukadoors- , afbouw- en terrazzo-/vloerenbedrijf.
9. Staalskeletbouw en het uitvoeren van werken geheel of nagenoeg geheel in staal.
10. Fabrieksmatig timmerwerk.
11. Interieurbetimmeringen.
12. Loodgieters- en fittersbedrijf.
13. Centrale verwarmingsinstallaties.
14. Het maken van elektrotechnische verbindingen tussen kabels van kabelnetten.
15. Het verhuren van mobiele kranen.
16. Asbestverwijdering aan of op bouwwerken als voorbehandeling ten behoeve van het aanbren- gen, herstellen, bekleden, afwerken en/of onderhouden van isolerende materialen.
17. Sloop van objecten (nagenoeg) geheel bestaande uit metaal waarvan het aantal arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die bij de werkzaamheden worden ingezet groter is dan het aantal overeengekomen arbeidsuren bij de overige te verrichten werkzaamheden van alle in dienst zijnde werknemers gemeten over de periode van een kalenderjaar.
18. Cultuurtechnische werkzaamheden die vallen binnen de werkingssfeer van de cao Landbouw- werktuigen Exploiterende Ondernemingen, zoals omschreven in het besluit tot algemeen verbindendverklaring van de bepalingen van de cao Landbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen van 10 maart 2010 (Staatscourant van 15 maart 2010, nr. 3977). Voor de definitie van cultuurtechnische werkzaamheden zie artikel 1 lid 17 van de onderhavige cao.
19. Ovenbouw en schoorsteenbouw, voor zover onderdeel van isolatiewerkzaamheden.
20. Dakbedekkingen zijnde bitumineuze of van aluminium, kunststof, zink, lood of koper.
21. Railinfrastructurele werkzaamheden die vallen binnen de werkingssfeer van de cao Railinfra- structuur, zoals omschreven in het besluit tot algemeen verbindendverklaring van de bepalin- gen van de cao Railinfrastructuur van 11 maart 2011 (Staatscourant van 16 maart 2011, nr. 2899).
22. Het verhuren van machines met bedienend personeel voor het verrichten van de bouwwerken
c.q. bouwactiviteiten zoals genoemd onder artikel 1 lid 15 sub r, t, w, x, y, z en aa van deze cao.
23. Grondverzetwerken ten behoeve van de bouwwerken c.q. bouwactiviteiten zoals genoemd onder artikel 1 lid 15 sub r, t, w, x, y, z en aa van deze cao.
24. Overige werken die naar hun aard niet tot het bouwbedrijf moeten worden gerekend.
6. Afdelingen waarop deze overeenkomst niet van toepassing is
De bepalingen van deze cao zijn niet van toepassing op een afzonderlijke afdeling, waarvan het bedrijf in overwegende mate is gericht op productie (respectievelijk dienstverlening) voor derden op de in lid 5 genoemde gebieden.
De overwegende productie wordt bepaald door een vergelijking van de in elke productie verloonde bedragen. Afzonderlijke afdelingen worden aanwezig geacht indien elke bedrijfsuitoefening feitelijk als zelfstandige eenheid is georganiseerd.
Artikel 3 Werkingssfeeronderzoeken
1. Het Technisch Bureau Bouwnijverheid stelt namens partijen werkingssfeeronderzoeken in. Een melding wordt schriftelijk ingediend bij het Technisch Bureau Bouwnijverheid (Postbus 1128, 3840 BC, Harderwijk).
Artikel 4 Overstap uta-werknemers
De werkgever kan, indien in zijn bedrijf minder dan vijf werknemers werkzaam zijn als uta-werknemer, als bedoeld in artikel 1 lid 11 sub b onder ii. van deze cao, en indien deze werknemers daarmee allen instemmen, deze werknemers eenmalig, met behoud van functie en salarisschaal, onder de bepalin- gen van de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid brengen die betrekking hebben op bouwplaatswerknemers, als bedoeld in artikel 1 lid 11 sub b onder i. van deze cao.
Artikel 5 Onderaanneming
De werkgever is verplicht erop toe te zien dat de bepalingen uit deze cao worden nageleefd ten aanzien van alle individuele arbeidsovereenkomsten waarop deze cao betrekking heeft. De werkgever dient bij inschakeling van zelfstandige ondernemers hierover een afspraak te maken in de onderaan- nemingsovereenkomst.
Artikel 6 Inleen uitzendkrachten
1. Bij de inleen van uitzendkrachten van in Nederland en in het buitenland gevestigde uitzendbu- reaus, mag alleen gebruik worden gemaakt van gecertificeerde uitzendbureaus in het Register Normering Arbeid.
2. Dit artikel is niet van toepassing in geval van (collegiaal) in- en uitlenen door bouwbedrijven of opleidingsbedrijven, alsmede ingeval uitzendbureaus een onderdeel uitmaken van bouwbedrijven of opleidingsbedrijven.
Artikel 7 Werken in het buitenland (bouwplaatswerknemers)
In afwijking van artikel 1 lid 11 sub a van deze cao kan de cao op basis van vrijwilligheid van toepas- sing blijven gedurende de periode dat werkzaamheden van tijdelijke aard in het buitenland plaatsvin- den. Voorwaarde is dat de Nederlandse sociale verzekeringswetten van toepassing zijn gebleven.
Artikel 8 Werken in België (bouwplaatswerknemers)
In afwijking van artikel 1 lid 11 sub a van deze cao zijn de bepalingen van deze cao van toepassing op in Nederland gevestigde bouwplaatswerknemers die in dienst van een Nederlandse werkgever tijdelijk in België werken. Voor zover een algemeen verbindend verklaarde cao of wet van toepassing is in België, geldt deze hierbij als minimum. Nederlandse werknemers die in België werkzaam zijn ontvangen een toeslag van 9% berekend over het garantieloon A. De werkzaamheden worden als tijdelijk beschouwd zolang de Nederlandse sociale verzekeringswetgeving van toepassing is.
Artikel 9 Dispensatieverzoeken
1. Onder ‘dispensatieverzoek’ wordt verstaan een verzoek tot dispensatie van een of meer bepalingen van de CAO voor de Bouwnijverheid en de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijver- heid.
2. Een dispensatieverzoek wordt schriftelijk ingediend bij het Technisch Bureau Bouwnijverheid (Postbus 1128, 3840 BC, Harderwijk).
3. De Commissie Naleving is namens partijen bij de cao beslissingsbevoegd om uitspraken te doen.
4. De procedure, bevoegdheden en werkwijze zijn in het reglement Dispensatie neergelegd. Dit reglement maakt als bijlage 4 deel uit van deze cao.
Artikel 10 Geschillen
1. Onder ‘geschillen’ wordt verstaan geschillen tussen werkgever en werknemer over de toepassing van een of meer bepalingen van de CAO voor de Bouwnijverheid en de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid.
2. Een verzoek om een uitspraak te doen in een geschil wordt schriftelijk ingediend bij het Technisch Bureau Bouwnijverheid (Postbus 1128, 3840 BC, Harderwijk).
3. De Commissie Naleving is namens partijen bij de cao beslissingsbevoegd om uitspraken te doen over geschillen die hun oorsprong vinden in de cao.
4. De procedure, bevoegdheden en werkwijze zijn in het reglement Geschillen neergelegd. Dit reglement maakt als bijlage 3 deel uit van deze cao.
Artikel 11 Nalevingonderzoeken
1. De werkgever is gehouden de bepalingen van de CAO voor de Bouwnijverheid en de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen na te leven.
2. Onder ‘nalevingonderzoeken’ wordt verstaan onderzoeken naar de vraag of een werkgever de bepalingen van de cao naleeft.
3. Het Technisch Bureau Bouwnijverheid stelt namens partijen bij de cao nalevingonderzoeken in. Een melding wordt schriftelijk ingediend bij het Technisch Bureau Bouwnijverheid (Postbus 1128, 3840 BC, Harderwijk).
4. De werkgever dient te allen tijde mee te werken aan een nalevingonderzoek.
5. De Commissie Naleving is door partijen bij de cao belast met het houden van toezicht op de nalevingonderzoeken en namens partijen beslissingsbevoegd om uitspraken te doen over de nalevingonderzoeken.
6. Wanneer de cao niet wordt nageleefd door de werkgever, kan een schadevergoedingsactie worden ingesteld.
7. De schadevergoeding dient ter dekking van de kosten van het onderzoek, gevoerde procedures en geleden imagoschade.
8. De procedure, bevoegdheden en werkwijze zijn in het reglement Naleving neergelegd. Dit reglement maakt als bijlage 2 deel uit van deze cao.
Artikel 14 Sociale Fondsen en premieverplichtingen
1. De statuten en reglementen van:
– de stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid, hierna ook te noemen het O&O-fonds;
– de stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, hierna ook te noemen het Scholings- fonds;
– de stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid, hierna ook te noemen het Aanvullings- fonds,
zijn een geïntegreerd onderdeel van deze cao.
2. Krachtens de bepalingen van de in lid 1 genoemde reglementen is de werkgever voor elke dag waarop de werknemer in zijn dienstbetrekking staat jegens hem gehouden tot het storten van de bijdragen en premies onder nader door partijen voor te schrijven voorwaarden. Deze verplichtin- gen rusten niet op de werkgever over zaterdagen en zondagen, tenzij de op zaterdag en zondag verrichte arbeid betrekking heeft op werkzaamheden buiten de volgende grenzen vallende uren, waarbij de normale arbeidsduur niet wordt overschreden. De arbeid wordt - behoudens Kust- en Oeverwerk - verricht tussen 07.00 uur en 18.00 uur. Voor Kust- en Oeverwerken valt de arbeidstijd tussen 06.00 uur en 18.00 uur. Bij ploegendienst, tijwerk of bij vernieuwing of reparatie en onderhoud van infrastructurele werken kan hiervan worden afgeweken.
Tot de normale arbeidsduur worden eveneens gerekend de vrije uren, wanneer de werknemer gebruik maakt van de overwerkregeling tijdens verschoven werktijden Infra.
3. a. In het geval een werknemer wegens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wajong/WAO/WIA minder dan acht uur per dag werkt, is de werkgever ten aanzien van deze werknemer aan de in lid 1 genoemde fondsen bijdragen en premies verschuldigd, waarvan de hoogte dient te zijn afgestemd op het vast overeengekomen uurloon. In geval een prestatiebe- vorderend systeem zoals bedoeld in de CAO voor de Bouwnijverheid 2012 van toepassing is, dient het vast overeengekomen loon te worden vermeerderd met de gemiddelde prestatiepre- mie gedurende de betalingsperiode.
b. In het geval een werknemer wegens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wajong/WAO/WIA wel acht uur per dag werkt, maar als gevolg van een handicap tegen een lager uurloon, dient ten behoeve van de bijdrage en premieverplichtingen dat uurloon te worden verhoogd tot het uurloon dat overeenkomt met hetgeen de werknemer in hetzelfde beroep zou hebben verdiend bij volledige arbeidsgeschiktheid. Voorts dient het aantal gewerkte uren te worden verlaagd naar de mate van arbeidsgeschiktheid. Bij samenloop van premievrije pensioenopbouw uit hoofde van arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wajong/ WAO/WIA en pensioenopbouw uit hoofde van werkzaamheden als hier bedoeld is de werkge- ver geen hogere bijdrage- en premieverplichtingen verschuldigd dan als in dit artikellid omschreven.’
HOOFDSTUK 5 STICHTINGOPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID
I. Statuten
Artikel 2 lid e van de statuten komt te luiden:
‘Artikel 2 Definities
e. Werknemer: de werknemer als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 1 lid 11 van deze cao.’
II. Financieringsreglement
Artikel 1 lid 5 van het financieringsreglement komt te luiden:
‘Artikel 1 Definities
5. Werknemer: de werknemer als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 1 lid 11 van deze cao.’ Artikel 2 lid 2 van het financieringsreglement komt te luiden:
‘Artikel 2 Premieverplichting
2. De hoogte van de in lid 1 bedoelde premie, wordt – onder goedkeuring van Bouwend Nederland, FNV Bouw en CNV Vakmensen – jaarlijks door het bestuur van de stichting vastgesteld.
is de premie vastgesteld op:
– 3,3455% van het door de werkgever aan de werknemer uitbetaalde vast overeengekomen loon (bouwplaatswerknemers), waarvan 0,2% voor rekening komt van de werknemer. Wanneer een werknemer gebruik maakt van de vierdaagse werkweek, als bedoeld in de CAO voor de Bouwnijverheid, geldt een premiepercentage van 2,2842% van het door de werkgever aan de werknemer uitbetaalde vast overeengekomen loon;
– 0,9520% van het door de werkgever aan de werknemer uitbetaalde xxxxx xxxxxxx (uta- werknemers), waarvan 0,2% voor rekening komt van de werknemer.’
III Collectieve Ongevallenregeling
Artikel 1 lid 4 van de collectieve ongevallenregeling komt te luiden:
‘Artikel 1 Definities
4. De deelnemer:
1. Alle werknemers als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 1 lid 11 van deze cao;
2. Alle overige werknemers op wie de CAO voor de Bouwnijverheid van toepassing is;
een en ander voor zover de onder 1 en 2 vermelde werknemers werkzaam zijn in een dienstver- band dat gebaseerd is op een werkweek van ten minste 10 werkuren.
3. Stagiairs waarop de Stageregeling van de Bouw van toepassing is. Bouwend Nederland stelt ieder jaar deze stageregeling vast.’
IV Statuten en Reglement Scholingsfonds
Artikel 2 lid e van de statuten komt te luiden:
‘Artikel 2 Definities
e. Werknemer: de werknemer als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 1 lid 11 van deze cao.’ Artikel 3 lid 1 van de statuten komt te luiden:
‘Artikel 3 Doel
De stichting heeft ten doel om
1. Uitvoering te geven aan de vergoedingsregeling voor de vergoeding van verlet-, cursus- en reiskosten aan de werkgever wiens werknemer deelneemt aan de scholingsactiviteiten als bedoeld in artikel 62a van de CAO voor de Bouwnijverheid.’
Artikel 1 lid 2, 3 en 4 van het reglement komen te luiden:
‘Artikel 1 Definities
2. Werkgever: de werkgever als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 1 lid 8 en/of lid 10 van deze cao.
3. Werknemer: de bouwplaatswerknemer.
4. Loon: het vast overeengekomen loon per betalingsperiode als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 1 lid 4 van deze cao. Indien een prestatiebevorderend systeem zoals bedoeld in de CAO voor de Bouwnij- verheid 2012 van toepassing is, dient het vast overeengekomen loon te worden vermeerderd met de gemiddelde prestatiepremie gedurende de betalingsperiode.’
Artikel 5 lid 1 van het reglement komt te luiden:
‘Artikel 5 Scholingsdagen tijdens ziekte, vorstverlet of werkloosheid
Als de werkgever een scholingsbeleid heeft zoals voorgeschreven in artikel 62a van de CAO voor de
Bouwnijverheid 2012, verstrekt de uitvoeringsorganisatie de vergoedingen genoemd in de artikelen 2 en 3 ook als een werknemer tijdens ziekte deelneemt aan een cursus.’
Artikel 8 van het reglement komt te luiden:
‘Artikel 8 Garantie
Het bestuur van de Stichting Scholingsfonds kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de aanspraken van de werknemer als diens werkgever ten opzichte van hem de verplichting niet nakomt om het loon te verstrekken over opgenomen scholingsdagen, als bedoeld in artikel 62a van de CAO voor de Bouwnijverheid 2012.’
HOOFDSTUK 6 STICHTING AANVULLINGSFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID
III. Reglement aanvullingen en uitkeringen
Artikel 2 lid 2 van het reglement aanvullingen en uitkeringen komt te luiden:
‘Artikel 2 De eindejaarsuitkering voor WAO-uitkeringsgerechtigden
2. De hoogte van de eindejaarsuitkering wordt bepaald door de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin de belanghebbende is ingedeeld op 1 november van het kalenderjaar waarin eindejaarsuitkeringen worden verstrekt. Het bestuur stelt de hoogte van de uitkering jaarlijks vast.’
Artikel 3 lid 2 van het reglement aanvullingen en uitkeringen komt te luiden:
‘Artikel 3 De eindejaarsuitkering voor IVA-uitkeringsgerechtigden
2. Het bestuur stelt de hoogte van de uitkering jaarlijks vast.’
BIJLAGEN BIJ DE CAO BEDRIJFSTAKEIGEN REGELINGEN VOOR DE BOUWNIJVERHEID
BIJLAGE 2 REGLEMENT NALEVING
Artikel 2 van het reglement Naleving komt te luiden:
‘Artikel 2 Nalevingonderzoeken
1. Het bureau stelt namens partijen bij de cao nalevingonderzoeken in. De onderzoeken kunnen worden verricht door een daartoe aan te wijzen extern bureau.
2. Het bureau oefent haar controletaak uit met inachtneming van de zorgvuldigheid die controlerende instanties in gelijksoortige situaties in acht dienen te nemen.
3. Het bureau controleert op basis van een gegrond vermoeden van overtreding van de cao. Van een gegrond vermoeden is in ieder geval of onder meer sprake indien:
a. het bureau kennis neemt van signalen in de branche dat werkgevers de bepalingen van de cao overtreden en deze signalen concreet kunnen worden onderbouwd;
b. een aangeschreven onderneming weigert medewerking te verlenen;
c. een aangeschreven onderneming onvolledige of onjuiste informatie verstrekt;
d. het bureau op basis van de aangeleverde bescheiden één of meer overtredingen constateert.
4. Alle betrokkenen bij een nalevingonderzoek zijn gehouden geheimhouding te bewaren ten aanzien van al datgene wat hen uit hoofde van hun betrokkenheid ter kennis komt.’
Artikel 9 en 10 van het reglement Naleving worden vernummerd naar artikel 11 en 12 en komen te luiden:
‘Artikel 11 Wijziging reglement
Partijen bij de cao zijn bevoegd dit reglement te wijzigen.
Artikel 12 Slotbepaling
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslissen partijen bij de cao.’
Een nieuw artikel 9 en 10 worden ingevoegd en komen te luiden:
‘Artikel 9 Retournering dan wel vernietiging bescheiden
In zoverre de voor het toezien op de naleving van de cao ontvangen bescheiden originelen bevatten, worden deze binnen acht weken na afronding van het onderzoek retour gezonden. Betreffen de ontvangen bescheiden kopieën, zal in diezelfde termijn worden overgegaan tot vernietiging, zulks behoudens in het geval een schriftelijk verzoek van de onderzochte onderneming wordt ontvangen om ook deze gegevens retour te ontvangen.
Artikel 10 Geheimhouding gegevens betreffende een werkgever
Ten aanzien van in dossiers opgeslagen gegevens betreffende een werkgever, zijn in het Reglement Naleving genoemde partijen verplicht tot geheimhouding.’
Bijlage 5 komt te vervallen
Bijlage 6 wordt vernummerd naar bijlage 5 en komt te luiden:
‘BIJLAGE 5 VOORBEELDEN CULTUURTECHNISCHE EN CIVIELTECHNISCHE WERKZAAMHEDEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1 LID 17 EN LID 18
a. de aanleg van buisleidingen in eigen beheer voor drainage ten behoeve van landbouw, bewerking van grond en zand ten behoeve van een agrarische bestemming en de incidentele aanleg van duikers ten behoeve van ontsluiting van een landbouwperceel, welke als cultuurtechnische werkzaamheden opgevat moeten worden.
b. het aanleggen, verbeteren of onderhouden van sportvelden en andere recreatieobjecten alsmede alle andere grondwerken ten behoeve van cultuurtechnische, civieltechnische sport-, recreatie- en andere objecten, beplantingen en groenstroken langs wegen. Hierbij is het uitgangspunt dat, indien er een bouw/aanlegvergunning vereist is, het civieltechnische werkzaamheden zijn, met uitzondering van de aanleg en het onderhoud van het groen alsmede drainage en de bovenste grondlaag ten behoeve van het groen, welke cultuurtechnische activiteiten zijn.
c. de te onderscheiden cultuurtechnische werkzaamheden bij inpoldering en ruilverkaveling; de ontsluiting van gronden en ruilverkaveling dienen als cultuurtechnische werkzaamheden opgevat te worden, indien er sprake is van daarmee samenhangende grondbewerking (ploegen, eggen, zaaien, egaliseren van de toplaag van de grond ten behoeve van de plantaardige bestemming etcetera) en als civieltechnische werkzaamheden indien er sprake is van grondverwerking in de zin van landinrichting (de aanleg van wegen, watergangen en gemalen).
Toelichting ad b en c:
In geval van partiële aanneming en uitvoering van werken (sportvelden, recreatieparken, wegenbouw en ruilverkaveling) kan onverkort het onderscheid in civieltechnisch en cultuurtechnisch werk worden gehanteerd. Wanneer bovengenoemde werken integraal door één onderneming worden aangenomen en uitgevoerd, zal het onderscheid in civiel-/cultuurtechnisch werk gehanteerd kunnen worden voorzover deelwerkzaamheden functioneel van elkaar onderscheiden kunnen worden.’
Dictum II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 21 september 2012
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze:
de directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
M.H.M. xxx xxx Xxxx