OVEREENKOMST
OVEREENKOMST
TUSSEN
DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN
DE ARABISCHE REPUBLIEK EGYPTE
INZAKE
DE WEDERZIJDSE BEVORDERING EN BESCHERMING VAN INVESTERINGEN
29(5((1.2067
TUSSEN
DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN
DE ARABISCHE REPUBLIEK EGYPTE INZAKE
DE WEDERZIJDSE BEVORDERING EN BESCHERMING VAN INVESTERINGEN
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE,
handelend mede in de naam van
de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, krachtens bestaande overeenkomsten, de Vlaamse Regering,
de Waalse Regering,
en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, enerzijds,
en
DE REGERING VAN DE ARABISCHE REPUBLIEK EGYPTE,
anderzijds,
.
(hierna te noemen “de Overeenkomstsluitende Partijen”),
VERLANGENDE de economische samenwerking tussen beide Partijen te versterken en de samenwerking tussen privé-ondernemingen te versterken,
MET het voornemen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij gunstige voorwaarden te scheppen voor privé-investeringen van elke Overeenkomstsluitende Partij,
IN het besef dat wederzijdse bescherming van dergelijke investeringen de economische initiatieven zou stimuleren en de economische welvaart van beide Overeenkomstsluitende Partijen zou verhogen,
ZIJN het volgende overeengekomen :
ARTIKEL 1
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze Overeenkomst :
1 ) Betekent de term “investeringen” alle soorten vermogensbestanddelen en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, natura of diensten, die op het grondgebied van de ene Overeenkomstsluitende Partij worden geïnvesteerd of geherinvesteerd, in welke sector ook van economische activiteit, door een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij en in overeenstemming met haar wet- en regelgeving. De term omvat in het bijzonder, doch niet uitsluitend :
D roerende en onroerende goederen, alsmede andere rechten als hypotheken, retentierecht, vruchtgebruik en soortgelijke rechten ;
E aandelen en andere soorten belangen in bedrijven of ondernemingen ;
F obligaties, aanspraken op geld en rechten op iedere prestatie die economische waarde heeft ;
G auteursrechten, merken, patenten, technische werkwijzen, handelsnamen, handelsmerken en goodwill ;
H publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder die tot het opsporen, winnen of
. exploiteren van natuurlijke rijkdommen.
Veranderingen in de rechtsvorm waarin vermogensbestanddelen en kapitaal werden geïnvesteerd of geherinvesteerd doen geen afbreuk aan de omschrijving ervan als “investering” als bedoeld in deze Overeenkomst.
2) Betekent de term “investeerders” met betrekking tot elke Overeenkomstsluitende Partij :
a) Elke natuurlijke persoon die volgens de wetgeving van de betrokken Staat de nationaliteit heeft van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg dan wei de Arabische Republiek Egypte ;
b) Xxxx xxxxxxxxxxxxx, met inbegrip van vennootschappen, bedrijven, firma’s of verenigingen, die wordt opgericht op het grondgebied van één van de Overeenkomstsluitende Staten overeenkomstig de wetgeving van die Overeenkomstsluitende Staat.
3) Wordt onder “opbrengsten” verstaan :
De bedragen die een investering voor een bepaalde tijd opbrengt en met name, doch niet uitsluitend, winsten, dividenden, royalty ’s en interesten.
4) Omvat de term "grondgebied" het grondgebied van het Koninkrijk België, het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg en het grondgebied van de Arabische Republiek Egypte evenals de zeegebieden, d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van
de betreffende Staten uitstrekken en waarin deze, overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefenen met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen.
ARTIKEL 2
Bevordering van investeringen
1) Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied en laat zodanige investeringen toe en moedigt
. ze aan in overeenstemming met haar wetgeving.
2) Elke Overeenkomstsluitende Partij staat in het bijzonder het sluiten en uitvoeren van licentieovereenkomsten en overeenkomsten inzake commerciële, administratieve of technische bijstand toe, voor zover deze activiteiten verband houden met in het eerste lid bedoelde investeringen.
ARTIKEL 3
Behandeling van investeringen
1) Alle investeringen, zij het rechtstreekse of onrechtstreekse, door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Staat (Staten) een eerlijke en rechtvaardige behandeling.
2) Deze investeringen genieten een voortdurende bescherming en zekerheid, met uitsluiting van elke onredelijke of discriminatoire maatregel die het beheer, de instandhouding, het gebruik, het gènot of de liquidatie van deze investeringen zou kunnen belemmeren.
3) De in de eerste twee leden beschreven behandeling en bescherming moeten minstens gelijk zijn aan die welke de investeerders van een derde Staat genieten en ze mogen in elk geval niet minder gunstig zijn dan die waarin het internationaal recht voorziet.
4) Deze behandeling en bescherming waarnaar in de vorige leden wordt verwezen, strekken zich evenwel niet uit tot de voorrechten die een Overeenkomstsluitende Partij toekent aan de investeerders van een derde Staat op grond van zijn lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of iedere andere vorm van
regionale economische organisatie.
ARTIKEL 4
Ontneming en eigendomsbeperking
schadeloosstelling.
Investeringen gedaan door investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij kunnen niet worden onteigend, genationaliseerd of onderworpen aan andere maatregelen met een soortgelijk gevolg (hierna te noemen “onteigening”), behalve wanneer de onteigening wordt gedaan in het algemeen belang, met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang, zonder enige discriminatie en tegen een spoedige, billijke en reële
Het bedrag van de schadeloosstelling komt overeen met de waarde van de investeringen op de dag voorafgaand aan de onteigening of op de dag voordat de nakende onteigening openbaar werd, naargelang van welke situatie zich eerder voordoet. De schadeloosstelling wordt zonder vertraging uitgekeerd. Ze wordt berekend in een vrij omwisselbare munt en levert rente op tegen de LIBOR- rentevoet vanaf de datum van onteigening tot de datum van uitbetaling. Dergelijke schadeloosstelling kan daadwerkelijk te gelde worden gemaakt.
ARTIKEL 5
Overmakingen
1) Behoudens naleving van de bestaande verdragen inzake regionale economische integratie staat elke Overeenkomstsluitende Partij aan investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de vrije overmaking toe van alle betalingen in verband met een investering, met name van :
D de bedragen bestemd om de investering tot stand te brengen, te behouden of uit te breiden ;
E de bedragen bestemd voor het nakomen van contractuele verbintenissen, met inbegrip van de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van leningen, royalty’s en andere betalingen voortvloeiend uit licenties, concessies en andere soortgelijke rechten, alsmede de bezoldiging van het geëxpatrieerd personeel ;
F de opbrengst
d) de opbrengst van de gehele of gedeeltelijke liquidatie van de investeringen, met inbegrip van meerwaarden of verhogingen van het geïnvesteerd kapitaal ;
e) de in toepassing van Artikel 4 uitgekeerde schadeloosstellingen.
De onderdanen van de Overeenkomstsluitende Staten die uit hoofde van een investering toelating hebben gekregen om op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Staat (Staten) te werken, is het tevens toegestaan een deel van hun verdiensten over te maken naar hun land van herkomst.
3) Wanneer hierover geen overeenkomst wordt bereikt, wordt het geld overgemaakt in vrij omwisselbare munt, tegen de wisselkoers die op de datum van overmaking van toepassing is op contante transacties in de gebruikte munt.
4) Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de toelatingen die vereist zijn om de overmaking zonder onnodige vertraging uit te voeren, zonder andere lasten dan de gebruikelijke taksen en kosten.
5) De in dit Artikel vermelde waarborgen zijn ten minste gelijk aan die welke worden toegestaan aan investeerders van de meest begunstigde natie.
ARTIKEL 6
Subrogatie
Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen of één van haar openbare instellingen op grond van een waarborg verleend voor een investering, gedaan op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, haar investeerders uitkeert, is eerstgenoemde Partij gerechtigd krachtens subrogatie de rechten en vorderingen van de investeerders uit te oefenen.
De subrogatie zal ook van toepassing zijn op het recht op overmaking waarnaar in Artikel 5 wordt verwezen.
ARTIKEL 7
Schadeloosstelling
Investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij wegens opstand, ongeregeldheden, gewapende conflicten of revolutie, genieten vanwege laatstgenoemde, wat de restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke die Partij aan haar eigen investeerders of die van een derde staat
verleent.
.
ARTIKEL 8
Regeling van geschillen tussen een Overeenkomstsluitende Partij en een investeerder
1) Elk geschil dat kan ontstaan tussen een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij in verband met een investering op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Staat (Staten), wordt, zo mogelijk, in der minne geregeld.
2) De Partijen dienen er in de mate van het mogelijke naar te streven geschillen door onderhandeling te regelen, indien nodig door deskundig advies in te winnen van een derde partij of nog door middel van bemiddeling tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs
diplomatieke weg.
3) Wanneer een dergelijk geschil tussen een investeerder van een Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij blijft bestaan na een tijdvak van zes maanden, kan de investeerder het geval voorleggen aan :
a ) de internationale arbitrage van het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat is opgericht krachtens het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat
op 18 maart 1965 te Washington voor ondertekening werd opengesteld (ICSID Convention), of
b) een scheidsman of internationaal scheidsgerecht ad hoc, ingesteld volgens de arbitrage- regels van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (U.N.C.I.T.R.A.L.) ;
c) het Regionaal Centrum voor Internationale Commerciële Arbitrage van Kaïro, of
d ) de arbitrageregels van het Scheidsgerecht van de Internationale Kamer van Koophandel (ICC) te Parijs ;
4) De uitspraken van het scheidsgerecht zijn onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.
ARTIKEL 9
Raadplegingen
De Overeenkomstsluitende Partijen plegen, wanneer nodig, overleg over de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst. Dit overleg zal gehouden worden op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen.
. ARTIKEL 10
Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst
1) Elk geschil betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst moet zo mogelijk langs diplomatieke weg worden geregeld.
2) Wanneer een geschil niet langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt het voorgelegd aan een gemengde commissie bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen. Deze Commissie komt op verzoek van de meest gerede Partij en zonder onnodige vertraging bijeen.
3) Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen, wordt het op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen onderworpen aan een scheidsgerecht dat voor elk geval afzonderlijk op de volgende wijze wordt samengesteld :
elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt één scheidsman binnen een tijdvak van twee maanden vanaf de datum waarop een der Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen. Binnen twee maanden na hun benoeming benoemen de twee scheidsmannen in onderlinge overeenstemming een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het scheidsgerecht.
wanneer de termijnen niet werden nageleefd, kan een der Overeenkomstsluitende Partijen de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof verzoeken over te gaan tot de noodzakelijke benoeming(en).
indien de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een der Overeenkomstsluitende Partijen geen diplomatieke banden heeft dan wel om een andere reden verhinderd is bedoelde functie uit te oefenen, wordt de Ondervoorzitter van het Internationale Gerechtshof verzocht de benoeming(en) te verrichten.
4) Het aldus samengestelde Gerecht bepaalt zijn eigen procedureregels. Het doet uitspraak bij meerderheid van stemmen ; de uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen.
Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van de door haar benoemde scheidsman. De kosten die voortvloeien uit de benoeming van de derde scheidsman en de ambtelijke kosten van het college worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen.
ARTIKEL 11
Meestbegunstigingsbehandeling
In alle aangelegenheden met betrekking tot de behandeling van investeringen genieten de investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied/de grondgebieden van de andere Partij de meestbegunstigingsbehandeling.
ARTIKEL 12
Toepassing van de Overeenkomst
Deze Overeenkomst is van toepassing op alle investeringen die voor of na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst werden gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied/de grondgebieden van de andere Overeenkomstsluitende Staat (Staten) overeenkomstig haar/hun wetten en voorschriften. De Overeenkomst is echter niet van toepassing op geschillen die vóór de inwerkingtreding zijn ontstaan.
ARTIKEL 13
Inwerkingtreding en duur
1) Deze Overeenkomst treedt in werking één maand na de datum waarop de laatste kennisgeving dat aan de wettelijke voorschriften is voldaan, werd uitgewisseld. Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar.
Tenzij ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Overeenkomstsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt deze Overeenkomst telkens voor een tijdvak van tien jaar stilzwijgend verlengd, met dien verstande dat elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt de Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.
2) Na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst wordt de op 28 februari 1977 in Kaïro gesloten Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Arabische Republiek Egypte door de onderhavige Overeenkomst vervangen.
3) Ten aanzien van investeringen die vóór de datum van beëindiging van de Overeenkomst zijn gedaan, blijft deze van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar vanaf de datum van beëindiging.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN te Kaïro, op in twee oorspronkelijke exemplaren, in de Nederlandse, de Franse, de Arabische en de Engelse ‘taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.
VOOR DE BELGISCH-LUXEMBURGSE VOOR DE REGERING VAN DE ECONOMISCHE UNIE : ARABISCHE REPUBLIEK EGYPTE :
Voor de Regering van het Koninkrijk België, handelend mede in de naam van
de Regering van het Groothertogdom Luxemburg,