MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 9117
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 20-11-1998, nr. 223
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET ZIEKENHUISWEZEN
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de Nederlandse Zorgfederatie als partij te ener zijde mede namens ABVAKABOFNV, de CFO/SBG, de Federatie van verenigingen van hogere functionarissen in de gezondheids- en bejaar- denzorg (FHZ) en NU’91 als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Ziekenhuiswezen, strekkende tot alge- meen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeids- overeenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Besluit:
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1998 CAO911798
CAO1365 1
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 1999 de navol- gende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Ziekenhuiswezen, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:
Partijen zijn het volgende overeengekomen:
Met ingang van 1 december 1998 een eindejaarsuitkering van 0,75% van het jaarsalaris + vakantietoeslag, die in 1999 structureel wordt.
De eindejaarsuitkering wordt gebaseerd op tenminste het salarisbedrag behorende bij inpassingsnummer 12.
I. Statuut Sociaal Beleid Karakter van het Statuut Sociaal Beleid
Partijen bij deze CAO zijn van mening dat in instellingen een verant- woord sociaal beleid dient te worden gevoerd. Gezien de ontwikkelin- gen in de samenleving dient dit beleid dynamisch te zijn en zich proces- matig te ontwikkelen. Dit houdt in dat het Statuut Sociaal Beleid een richtsnoer is waarlangs het sociaal beleid in de instellingen zich met name in het overleg tussen werkgever en ondernemingsraad behoort te ontwikkelen.
Doelstellingen sociaal beleid
– gestalte geven aan een zodanige organisatie en zodanige gezagsver- houdingen, dat daarin de medewerkers hun bijdrage aan het goed functioneren van de instelling willen en kunnen geven;
– het zodanig organiseren van werkzaamheden, dat er sprake is van zinvolle arbeid met een zo groot mogelijke eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid, aangepast aan aanleg, capaciteit en ambities van de medewerkers;
– medewerkers betrekken bij het inrichten van de eigen werksituatie en bij het bepalen van het beleid binnen de instelling;
– voorwaarden scheppen voor de ontplooiing van de medewerkers;
– het binnen de mogelijkheden van de instelling goede materiële voor- zieningen voor de medewerkers scheppen volgens maatschappelijk verantwoorde, voor iedereen inzichtelijke, zo objectief mogelijke cri- teria;
– daar waar opleidingen worden gegeven in de organisatie, een zoda- nige leer- en werksituatie met de daarmede samenhangende referen- tiekaders scheppen, dat beide facetten tot hun recht komen.
Middelen
Het gebruik van de hieronder genoemde middelen dient geënt te zijn op de stand van zaken in een zich steeds ontwikkelende maatschappij. De hieronder aangegeven volgorde houdt geen prioriteit in: deze middelen vertonen samenhang en worden veelal gelijktijdig aangewend in de hierna te vermelden aandachtsgebieden.
– Structuur en dynamiek van de organisatie
Met het oog op openheid en duidelijkheid naar allen dienen de struc-
2
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
tuur van de organisatie en veranderingen daarin kenbaar en bespreek- baar te zijn binnen de instelling.
– Wederzijdse afstemming
Informatie en communicatie zijn in instellingen van gezondheidszorg van groot belang, temeer omdat door de vele zelfstandig werkende afdelingen onderlinge uitwisseling van informatie vaak moeilijk is. Voor het volwaardig laten functioneren van mensen in een samen- werkingsverband is wederzijdse informatie- en communicatie- bereidheid een eerste vereiste.
– Zeggenschapsverhoudingen
Bij de vormgeving en uitvoering van het sociaal beleid dient de medezeggenschap van de medewerkers bevorderd te worden, opdat de medewerkers invloed kunnen uitoefenen op het uitwerken en rea- liseren van de doelstellingen van het totale beleid.
– Spreiding van verantwoordelijkheden en bevoegdheden
De spreiding van verantwoordelijkheden en bevoegdheden zal erop gericht zijn dat allen die binnen de instelling werkzaam zijn – met gebruikmaking van kennis en ervaring – op zinvolle wijze gestalte kunnen geven aan de uitoefening van hun functie.
– Vermenselijking van de arbeid
Het beleid zal zoveel mogelijk bevorderen dat een voor betrokkenen aanvaardbaar evenwicht geschapen wordt tussen de door de organi- satie aan de arbeid te stellen eisen en de mogelijkheden, wensen, vei- ligheid en gezondheid van de medewerkers.
– Opleiding en vorming
Opleidings- en vormingsmogelijkheden, mede gericht op de attitude- vorming en relatievaardigheid, nemen in belangrijkheid toe, vooral omdat zij dikwijls een integrerend onderdeel vormen van andere op gang te brengen zaken.
– Arbeidsvoorwaarden
Het beleid t.a.v. de arbeidsvoorwaarden beoogt de arbeidsverhou- ding, zowel voor wat betreft de daarvoor geldende regels als voor wat betreft hun uitvoering, aan algemene beginselen van rechtvaar- digheid, rechtszekerheid en doelmatigheid te doen beantwoorden.
Aandachtsgebieden Hoofdgroep Personeelsbeleid
Aandachtsgebied personeelsplanning
Teneinde de continuïteit van de werkgelegenheid – ook van de indivi- duele medewerker – zo goed mogelijk te waarborgen zal de opbouw en de omvang van het personeelsbestand gebaseerd worden op een ade-
3
quate planning, gelet op de functie van de instelling en met inachtne- ming van de gestelde normen. Voor de vaststelling van het medewerkers- bestand dient te worden gekomen tot een formatieplaatsenplan. De vaststelling van dit plan zal in de eerste plaats gericht zijn op het doen bezetten van een zodanig aantal formatieplaatsen dat binnen alle dien- sten en afdelingen een normaal verloop van het werk zal kunnen plaats- vinden binnen de overeengekomen uren. Bij de realisering van het formatieplaatsenplan dienen de effecten van wettelijke regelingen en de bepalingen van deze CAO mede uitgangspunt te zijn. De personeels- planning anticipeert op de te verwachten ontwikkelingen van de instel- ling. Rekening zal daarbij worden gehouden met de loopbaanplanning en de opvang van de invloeden, die gewijzigde eisen aan opbouw, des- kundigheid en omvang van het personeelsbestand stellen.
Aandachtsgebied personeelsvoorziening
– Deeltijdarbeid
De werkgever voert een stimulerend beleid ten aanzien van deeltijd- arbeid, ook voor hogere en leidinggevende functies.
Aan verzoeken van personeelsleden en sollicitanten om in deeltijd te gaan werken zal zoveel mogelijk worden tegemoet gekomen. Bij de besluitvorming op individuele verzoeken zullen de belangen van de betrokkenen terdege worden afgewogen, mede tegen de achtergrond van de voorwaarden die gesteld worden door het behoud van kwali- teit en kwantiteit van de dienstverlening, de beheersbaarheid van de organisatie en de belangen van de andere medewerkers.
In het personeelsbeleid zal bij de vacaturestelling aandachtspunt zijn of openvallende dan wel nieuwe arbeidsplaatsen ook door twee of meer deeltijdwerkers vervuld kunnen worden, teneinde hiermee in het wervingsbeleid rekening te houden.
– Werving en selectie
Ervan uitgaande dat door het bekendmaken van een vacature en een reactie daarop een relatie ontstaat, die over en weer verplichtingen geeft, wordt bij de bezetting van vacatures het onderstaande beleid nagestreefd:
– Binnen de instelling zal, alvorens buiten de instelling bekendheid wordt gegeven aan bestaande vacatures, een interne sollicitatie- procedure worden gehouden. Indien interne kandidaten aan de functie-eisen voldoen, dan genieten zij de voorkeur.
– Aan afroepmedewerkers, van wiens diensten reeds geruime tijd gebruik wordt gemaakt, wordt de gelegenheid geboden om bij ontstane vacatures voor een vast dienstverband als interne solli- citant te reflecteren met de daaruit voortvloeiende voorrang bo- ven externe gegadigden. Omvat deze vacature in feite dezelfde functie-inhoud als die welke men als afroepmedewerker uitvoert, dan wordt het uitoefenen van de afroepfunctie gezien als geble- ken geschiktheid voor de vacature in vast dienstverband.
– In personeelsadvertenties wordt relevante informatie verstrekt met betrekking tot de functie-eisen, organisatie- en afdelings-
4
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
structuur, salarisindicaties, noodzakelijke opleidings- en ervaringseisen en een eventueel psychologisch onderzoek.
– De instelling bericht de sollicitant zo mogelijk binnen 14 dagen na de ontvangst van de sollicitatie dat hij/zij wordt afgewezen of uitgenodigd of dat zijn/haar sollicitatie wordt aangehouden onder vermelding van de termijn waarbinnen nader bericht volgt.
– Met de sollicitanten worden in het eerste stadium van de sollici- tatie afspraken gemaakt over de te volgen procedure, het al of niet gebruik maken van selectiehulpmiddelen, het inwinnen van inlichtingen, de duur van het selectieproces en de kosten- vergoedingen.
– De sollicitant wordt deugdelijk voorgelicht omtrent het doel van een eventueel psychologisch onderzoek en de voor een dergelijk onderzoek algemeen geldende regels. De sollicitant krijgt de mogelijkheid om als eerste en bij terugtrekking als enige van het onderzoeksresultaat kennis te nemen.
– Aan de sollicitanten wordt alle informatie verstrekt, welke nood- zakelijk is om een zo volledig mogelijk beeld van de functie te kunnen vormen. Deze informatie wordt voorts zodanig gepresen- teerd dat in voorkomende gevallen de sollicitant kan voorzien of bij hem levende, ernstige gewetensbezwaren tegen bepaalde han- delingen, relevant zijn voor de uitoefening van de functie. Als- dan worden – indien geïndiceerd – mogelijke oplossingen nage- gaan.
– Indien de instelling aan derden informatie wil vragen over de sol- licitant, is daartoe toestemming van deze vereist.
– Bij afwijzing wordt de redengeving schriftelijk medegedeeld aan de sollicitant met de mogelijkheid tot het verstrekken van een mondelinge toelichting.
– De door de sollicitant verstrekte dan wel over hem ingewonnen gegevens blijven vertrouwelijk. Schriftelijke gegevens afkomstig van een sollicitant worden uiterlijk 4 weken na de afwijzing aan hem teruggezonden tenzij anders wordt afgesproken.
Bij afwijzing wordt het eventuele psychologisch rapport terug- gestuurd naar de psycholoog en worden andere schriftelijke ge- gevens betreffende de sollicitant – voor zover niet teruggezonden
– vernietigd.
– Introductie
Een goede introductie binnen de instelling moet ertoe leiden dat de medewerker zo vroeg mogelijk vertrouwd raakt met de orga- nisatie en zijn plaats daarin.
Hulpmiddelen kunnen daarbij zijn een introductieboekje en introductiedagen.
5
– Dossiervorming
De instelling dient regels vast te stellen met betrekking tot de samenstelling, de bewaring, het gebruik en de inzage van dos- siers van medewerkers.
– Beëindiging dienstverband
Bij het beëindigen van het dienstverband zal, met inachtneming van wettelijke- en CAO-bepalingen hierover, rekening gehouden dienen te worden met de sociale gevolgen voor de medewerker. In het bijzonder zal tijdig aandacht dienen te worden besteed aan de begeleiding van medewerkers die een beëindiging van hun dienstverband tegemoet gaan op grond van arbeidsongeschikt- heid en (vervroegde) pensionering.
Aandachtsgebied personeelsbeoordeling en loopbaanontwikkeling
– Personeelsbeoordeling
Gestreefd moet worden naar een periodieke systematische perso- neelsbeoordeling. Teneinde de mogelijkheden tot een objectieve be- oordeling te bevorderen zal een systematiek moeten worden toege- past, die:
– voor de gehele instelling gebaseerd is op dezelfde uitgangspun- ten
– voor de medewerker doorzichtig en begrijpelijk is
– voor de medewerker mogelijkheden tot het instellen van beroep inhoudt
– bij een negatieve beoordeling overleg met de werknemer inhoudt om in de toekomst negatieve beoordeling zo mogelijk te voorko- men.
– Loopbaanontwikkeling
Het beleid van de instelling is er in deze op gericht om, gebaseerd op het formatieplaatsenplan, iedere medewerker de gelegenheid te geven overeenkomstig eigen capaciteit, mogelijkheden en ambities een optimale bijdrage te leveren aan het functioneren van de instel- ling.
Belangrijke instrumenten kunnen hierbij zijn het resultaat van een belangstellingsonderzoek, zoals dat bijvoorbeeld uit de personeels- beoordeling naar voren kan komen, alsmede het bevorderen van interne sollicitatie bij vacatures.
Aandachtspunt hierbij is het wegnemen van belemmeringen die het doorstromen van vrouwen naar hogere functies bemoeilijken.
Voldoen zij aan de functie-eisen dan genieten zij bij gebleken gelijke geschiktheid de voorkeur.
– Functioneren
De werknemer dient zich optimaal te kunnen ontplooien in zijn func- tie. Functioneringsgesprekken kunnen hiertoe een bijdrage leveren. Gestreefd moet worden naar een periodiek systeem van functione- ringsgesprekken.
6
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Aandachtsgebied leeftijdsbewust personeelsbeleid
In het kader van een leeftijdsbewust personeelsbeleid treft de werkgever een regeling waarin ondermeer maatregelen zijn opgenomen om de werkbelasting van de oudere werknemer te verlichten. Deze maatrege- len kunnen betreffen:
– scholing
– doorstroming naar andere functies
– functie-aanpassing
Aandachtsgebied werklastbeheersing
Een systeem van werklastbeheersing maakt deel uit van het door de instelling te voeren beleid ten aanzien van de zorgverlening met als doel afstemming van zorgvraag en zorgaanbod.
Hoofdgroep arbeidsvoorwaarden
Aandachtsgebied personele organisatie en functiewaardering
In het proces dat leidt tot een goede personele organisatie kan een sys- teem van functiewaardering een belangrijk hulpmiddel zijn.
Hoofdgroep opleiding en vorming
Aandachtsgebied in- en externe beroepsopleiding, her- en bijscho- ling
Hierin zijn samengebundeld die activiteiten die voortvloeien uit beroeps- opleidingen, her- en bijscholing, welke gericht zijn op het verkrijgen van resp. instandhouden van kennis, inzicht en vaardigheid, waaronder be- grepen sociale vaardigheid, benodigd voor een goede taakvervulling.
Het beleid van de instelling dient er op gericht te zijn dat bevorderende maatregelen worden genomen om medewerkers in de gelegenheid te stellen om beroepsopleidingen, her- en bijscholing te volgen, voorzover nodig ook waar deze extern worden gegeven.
Daar waar een inservice-opleiding wordt gegeven in de instelling en daar waar de instelling het praktijkdeel van een duale opleiding verzorgt, dient een zodanige onderwijsleersituatie en werksituatie met de daar- mede samenhangende referentiekaders te worden geschapen, dat de beide facetten van het leerling/werknemer zijn tot hun recht kunnen komen.
Ten aanzien van stagiaires dient de instelling zich te realiseren, dat de stagiaire boventallig is en zijn aanwezigheid ten doel heeft te leren.
Dat wil zeggen dat participatie in het arbeidsproces pas dan verantwoord is als dat gebeurt op basis van leerdoelen. De instelling draagt zorg dat de praktijkbegeleiding volgens de vigerende Regeling opleiding diploma
7
verpleegkundige en Regeling opleiding diploma Ziekenverzorging of de samenwerkingsovereenkomst wordt gerealiseerd.
Aandachtsgebied vorming, management- en kaderopleidingen Aan deze leerprocessen, die alle met vorming te maken hebben zal door- gaans verbonden moeten zijn, dat het operationeel maken van de opge- dane leerervaring in de werksituatie begeleid wordt. Het beleid van de instelling dient erop gericht te zijn dat medewerkers in de gelegenheid worden gesteld zich ten aanzien hiervan te ontwikkelen.
Behalve dat dat voor de medewerkers in het algemeen van belang is, kan het in de instelling bijdragen aan de beïnvloeding van de wijze van leidinggeven, de wijze van invoering van functiewaardering, de wijze van toepassing van beoordelingssystemen, werkoverleg en relatie- vorming tussen patiënten/familie en medewerkers.
Hoofdgroep sociaal proces Aandachtsgebied veranderingsprocessen
Veranderingsprocessen worden veelal ingeleid door ontwikkelingen welke zich in de maatschappij voordoen en worden daardoor beïnvloed. Binnen het raam van het sociaal beleid vereisen deze processen goede begeleiding.
Aandachtspunten daarbij zijn goede arbeidsverhoudingen en een doel- matige organisatie.
Aandachtsgebied werkoverleg
Het beleid van de instelling is erop gericht mede door middel van werk- overleg de mogelijkheden te vergroten voor alle medewerkers zich meer en sterker bij hun werk betrokken te voelen.
Onder werkoverleg wordt met name verstaan:
Open overleg binnen afdelingsgebonden groepen van medewerkers en niet overleg op individuele basis. In beginsel behoren alle medewerkers deel te (kunnen) nemen aan werkoverleg. Daarmee komen dus de mede- werkers als groep, en de groepsprocessen die zich daarbij voordoen, in de aandacht te staan.
Bij werkoverleg gaat het om regelmatig en integraal geregeld overleg, niet over een incidentele en willekeurige aktiviteit.
Werkoverleg is niet vrijblijvend: eenmaal ingevoerd kan het niet zonder meer, naar believen van de leiding, worden afgeschaft; het is een weder- kerig rechtens aanvaarde nieuwe relatie.
Werkoverleg houdt in dat binnen de desbetreffende afdelingsgebonden groepen de medewerkers deelnemen in en invloed uitoefenen op het beleid onder meer betreffende:
a. de structuur van het werk: werkverdeling, werkorganisatie, werk- methoden en outillage, afdelingstaken zoals:
– de inhoud van de totale te verrichten taak alsmede van alle onder- delen daarvan
– de wijze waarop deze taak, resp. taken word(t)en verricht
8
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– het geven van leiding binnen de werkeenheid
– het toekennen van zo groot mogelijke directe verantwoordelijk- heden aan eenieder.
b. de doelstellingen en de daarvan afgeleide normen: bezetting, oplei- ding, kosten, produktienormen.
c. sociale verhoudingen: samenwerking, informatie en communicatie, delegatie.
d. werkomstandigheden: fysieke voorwaarden als temperatuur, verlich- ting en veiligheid.
e. de werkwijze in relatie tot de resultaten daarvan.
Aandachtsgebied informatie/communicatie
De instelling zorgt voor een goede algemene voorlichting over de orga- nisatie en de werkwijze ervan alsmede ten aanzien van organisatorische en sociale zaken ook voorzover deze niet tot het specifieke terrein van een dienst behoren.
Gestructureerde afspraken, zowel horizontaal als verticaal, alsmede goede en snelle informatie langs korte en open communicatielijnen, nodig voor het volwaardig functioneren van mensen in een samenwer- kingsverband, dienen te worden bevorderd.
Tevens bevordert de instelling de noodzakelijke informatie en commu- nicatie, die nodig zijn voor het goed functioneren van de medewerker binnen zijn afdeling.
Hoofdgroep verzorging Aandachtsgebied gezondheid
De instelling draagt zorg voor het scheppen en instandhouden van arbeidsomstandigheden, die een gezond leef- en werkklimaat waarbor- gen.
Daarbij zal ook aandacht worden geschonken aan bedrijfsgeneeskundige aspecten, o.m. bij aanstelling, in het kader van periodiek onderzoek, met het oog op beroeps- en andere ziekten alsmede aan arbeidshygiënische en ergonomische facetten en de relatie van deze tot de gezondheid van de medewerker, zowel collectief als individueel.
Aandachtsgebied individuele medewerker
Het beleid van de instelling zal zich ook in preventieve zin richten op het bevorderen van het welzijn en het goed functioneren van de indivi- duele medewerker.
Daarbij zal bijzondere aandacht worden geschonken aan medewerkers die met name in de relationele sfeer bekneld dreigen te raken.
9
De werkgever zal op verzoek van de ondernemingsraad maatregelen treffen ter voorkoming van ongewenste intimiteiten en een regeling tref- fen waarmede wordt voorzien in een zorgvuldige behandeling van klach- ten inzake ongewenste intimiteiten.
Aandachtsgebied gezond roosteren
Bij het opstellen van dienstroosters wordt gestreefd naar mogelijkheden voor voldoende herstel tijdens en na het werk en naar efficiënte bedrijfs- voering. Om aan deze doelen optimaal invulling te geven zal de werk- gever dienstroosters volgens de WHAW-methodiek invoeren.
II. Werkingssfeer en begripsbepalingen Begripsbepalingen
In deze CAO wordt verstaan onder:
a. de werkgever
1. de Stichting of Vereniging niet zijnde lichaam in de zin van de ABP-wet die zonder winstoogmerk één of meer verplegingsin- richtingen beheert of doet beheren, waaronder wordt verstaan een inrichting bestemd voor de geneeskundige behandeling alsmede verpleging en/of verzorging van personen die daarvoor op grond van hun lichamelijke of geestelijke toestand in aanmerking ko- men. De hiervoor genoemde inrichtingen worden omschreven in bijlage a, die van deze CAO deel uitmaakt.
2. de Stichting of Vereniging niet zijnde lichaam in de zin van de ABP-wet, die is opgericht door één of meer rechtspersonen als bedoeld onder 1 en uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verleent aan deze rechtspersonen, welke diensten bestaan uit werkzaamheden die gebruikelijk in inrichtingen als bedoeld on- der 1. worden of werden verricht. Onder de hiervoor omschreven Stichting en Vereniging wordt ten deze verstaan zodanige die beheren een:
– laboratorium
– computercentrum
– centrale administratie
– samenwerkingsverband
– centrum voor revalidatie en/of arbeidstherapie en/of reactive- ring
– centrum geestelijke verzorging
– radiotherapeutisch of oncologisch instituut
– audiologisch centrum
– instituut voor thuisdialyse
– buitenpolikliniek
– arbodienst
3. de Stichting of Vereniging niet zijnde lichaam in de zin van de ABP-wet, voorzover niet vallend onder 1. of 2., die beheert een:
– audiologisch centrum
4. – Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW): instel-
10
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
xxxx die de hulp verleent als bedoeld in artikel 2 van de Rege- ling hulp door of vanwege een regionale instelling voor beschermd wonen;
– Dagactiviteitencentrum (onderdeel uitmakend van een RIBW);
– Centrale bureaus c.q. samenwerkingsverbanden die ten be- hoeve van voorzieningen bedoeld in het bovenstaande van dit artikellid werkzaam zijn.
5. in Nederland gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende, pri- vaatrechtelijke instellingen voor ambulante geestelijke gezond- heidszorg als bedoeld in artikel 1 van het besluit Hulp door of vanwege een regionale instelling voor aggz Bijzondere Ziekte- kostenverzekering
– het Nederlands Psychoanalytisch Instituut
– de SAD-Schorerstichting te Amsterdam
– de Regionale Instellingen voor Geestelijke Gezondheidszorg
– de Regionale Instellingen voor Nascholing en Opleiding
– Stichting Trimbos instituut, Netherlands Institute of Mental Health and Addiction
– de Stichting Pharos
– het Nederlands Instituut voor Sociaal Sexuologisch Onder- zoek.
– In Nederland gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende, pri- vaatrechtelijke instellingen die door de in dit artikellid be- doelde instellingen in het leven zijn geroepen en die een taak op het gebied van die instellingen hebben.
b. de werknemer
de persoon die een arbeidsovereenkomst heeft aangegaan met de onder a. genoemde werkgever tenzij betrokkene
1. de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
2. ambtenaar is in de zin van de Algemene Burgerlijke Pensioen- wet;
3. directeur is, waarbij onder directeur ten deze wordt verstaan degene, die als zodanig voltijd belast is met de beleids- voorbereiding alsmede het totale beheer van de instelling en daarvoor rechtstreeks verantwoording verschuldigd is aan het bestuur.
De werkgever, genoemd onder a, bepaalt wie volgens deze be- gripsbepaling directeur in de instelling is;
4. incidenteel gedurende de schoolvakanties werkzaam is voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen;
5. incidenteel werkzaamheden verricht op afroep;
6. uurdocent is;
11
7. in de instelling werkzaam is uitsluitend ter vervulling van een stage.
8. is aangesteld voor het op projectbasis verrichten van tijdelijke activiteiten.
c. relatiepartner
1. de geregistreerde partner, dan wel
2. degene met wie de werknemer ongehuwd samen leeft.
Van ongehuwd samenleven is sprake indien twee ongehuwde per- sonen een gezamenlijke huishouding voeren met uitzondering van bloedverwanten in de eerste graad.
e. het salaris
het voor de werknemer geldende bruto-maandsalaris, exclusief de in hoofdstuk VIII en de in de artikelen 7 en 10 van de uitvoerings- regeling salariëring genoemde vergoedingen, voorzover in de bepa- lingen van de CAO niet uitdrukkelijk anders is vermeld.
f. Uurloon
onder uurloon wordt verstaan 1/156 deel van het salaris dat geba- seerd is op een volledige dagtaak. Voor werknemers die een arbeids- duur van gemiddeld 38 uur hebben, geldt in plaats van 1/156: 1/165. Voor de leerling-verpleegkundigen en leerling-verzorgenden-IG als- mede leerling-verzorgenden en leerling-helpenden die op of na 1 augustus 1997 met de duale opleiding zijn gestart, wordt na indienst- treding onder uurloon verstaan 1/139 deel van het salaris.
x. xxxxxxx
de voor de leerling geldende bruto-tegemoetkoming per maand van de werkgever in de kosten gedurende de landelijk gestructureerde voorbereidende periode, behorend bij de duale opleiding tot ver- pleegkundige (kwalificatieniveau 4) en de duale opleiding tot verzorgende-IG dan wel gedurende de landelijk gestructureerde introductieperiode van de in deze CAO genoemde inservice- opleidingen. Het zakgeld wordt tevens verstrekt gedurende het tweede jaar van de duale opleiding tot verpleegkundige (kwalificatieniveau 5) indien met de leerling voor dit tweede jaar een leerovereenkomst is aangegaan.
h. voorbereidende periode
de als zodanig in de duale opleiding tot verpleegkundige op kwalificatieniveau 4 en de duale opleiding tot verzorgende-IG aan- geduide periode, alsmede hetgeen voor wat betreft inservice- opleidingen wordt aangeduid als introductie- respectievelijk pré- klinische periode.
i. feestdagen
Nieuwjaarsdag, Paasmaandag, Hemelvaartsdag, Pinkstermaandag, Eerste en Tweede Kerstdag, en de als zodanig door de overheid erkende nationale feest- en gedenkdagen alsmede de bijzondere feest- en gedenkdagen door de werkgever in overleg met de onder- nemingsraad vastgesteld.
Desgewenst kan de werknemer feest- en gedenkdagen inwisselen
12
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
voor de voor zijn levensovertuiging geldende feest- en gedenkdagen (zie ook artikel 8, Uitvoeringsregeling arbeidsduur en werktijden).
j. instelling
de onder a sub 1 genoemde inrichting.
k. patiënt
waar in de CAO wordt gesproken van patiënt dient hieronder tevens te worden verstaan pupil en cliënt.
l. inservice-opleiding
een vorm van onderwijs waarbij de leerling tevens werknemer is en waarbij de eindverantwoordelijkheid voor de opleiding berust bij de werkgever.
m. duale opleiding
een vorm van onderwijs waarbij de leerling, na een voorbereidende periode in het secundair onderwijs of een voltijdse periode in het hoger beroepsonderwijs, tevens werknemer is en waarbij de eind- verantwoordelijkheid voor de opleiding berust bij een onderwijs- instelling.
n. praktijkleerjaar
een periode van twaalf maanden, gerekend vanaf het ingaan van de leer-arbeidsovereenkomst na afsluiting van de voorbereidende of voltijdse periode van een duale opleiding. Het praktijkleerjaar valt derhalve niet samen met het OC&W-schooljaar.
Werkingssfeer, toepassing en ontheffing
Deze CAO is van toepassing op werkgever en werknemer als hierboven omschreven.
A. Ingeval de werkgever tevens beheert:
a. andere voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg en/of de welzijnszorg dan hierboven onder a omschreven
b. dan wel een privaatrechtelijk rechtspersoon als bedoeld in artikel
1 lid 1 sub b jo de artikelen 2 en 4 van de Overgangswet Verzorgingshuizen
dan is deze CAO – met inachtneming van het hieronder, sub B bepaalde – niet van toepassing op de werknemers, werkzaam in de onder a en b genoemde voorzieningen.
B. De bepalingen van deze CAO kunnen door een commissie, daartoe ingesteld door partijen bij deze CAO, niet van toepassing worden verklaard op de arbeidsverhouding tussen een werkgever als bedoeld onder A en al zijn werknemers, indien deze werkgever tevens valt onder de werkingssfeer van een andere CAO. Het bepaalde in de vorige volzin kan slechts toepassing vinden, indien partijen bij de andere CAO hiermee instemmen en de bepalingen van die CAO van
13
toepassing zijn op de werknemers, die door het besluit, als in de vorige volzin bedoeld, niet onder de CAO-Ziekenhuiswezen vallen.
C. Voorts kunnen partijen bij deze CAO een commissie instellen, die bevoegd is om bij strijdigheid van de werkingssfeer van deze CAO met een andere bindende regeling van arbeidsvoorwaarden, in over- leg met partijen bij voornoemde regeling een oplossing vast te stel- len.
D. Het hiervoor onder A sub a met betrekking tot andere voorzieningen op het gebied van de welzijnszorg bepaalde, is niet van toepassing op de Van Ouwenallervereniging.
F. Indien bij of ingevolge wettelijke bepalingen regelen zijn of moch- ten worden gesteld, waarvan afwijking niet is geoorloofd, is deze CAO slechts van toepassing voorzover zij niet in strijd is met de vorenbedoelde wettelijke bepalingen.
G. Voorzover daarin niet anders is bepaald, is het de werkgever niet toe- gestaan af te wijken van de bepalingen van deze CAO of arbeids- voorwaarden met de werknemer overeen te komen die in deze CAO geen regeling vinden.
Toelichting van CAO-partijen:
Eveneens in de begripsbepalingen is aangegeven welke werknemers van de instelling niet onder de CAO vallen. Het staat aan de werkgever ter beoordeling of hij bepalingen van deze CAO geheel of gedeeltelijk wil toepassen op deze werknemers. Zo kan de werkgever bijvoorbeeld besluiten om aan vakantiewerkers een reiskostenvergoeding toe te ken- nen.
Aangezien niet exact valt te omschrijven, wat onder het begrip uurdo- cent dient te worden verstaan, stellen partijen dat met de tekst onder b.6 beoogd is aan te geven, dat een uurdocent, hoewel hij een arbeidsover- eenkomst met de werkgever is aangegaan, niettemin niet onder de wer- kingssfeer van de CAO valt, indien partijen bij die overeenkomst niet een deeltijd dienstverband voor ogen heeft gestaan, doch een dienstver- band krachtens welke de werkgever de werknemer incidenteel enkele werkzaamheden laat verrichten, hetgeen alsdan in de arbeidsovereen- komst wordt vastgesteld.
Bij de tekst onder b.8. wordt gedacht aan normaliter niet in de instelling voorkomende functies, bijv. een bouwcoördinator of een medewerker die voor de uitvoering van een automatiseringsproject wordt aangetrokken. De onder feestdagen aangeduide bijzondere feest- en gedenkdagen zijn die feest- en gedenkdagen die door de werkgever in overleg met de ondernemingsraad als zodanig zijn aangewezen in verband met een bij- zondere aangelegenheid de instelling betreffende (b.v. 50-jarig bestaan van de instelling).
De bepaling over het standaardkarakter van de CAO onder G laat onver- let de mogelijkheid dat de werkgever de volgende algemene regelingen treft waarvan de werknemers gebruik kunnen maken:
– een spaarregeling
– een kredietverstrekkingsregeling
14
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– een regeling op het gebied van collectieve verzekering (voorzover niet bij Wet of CAO geregeld)
– een regeling m.b.t. sociaal-/bedrijfsfonds
– een meerij-regeling.
III. Regeling van Arbeidsvoorwaarden
A. REGLEMENT HOOFDSTUK I
Artikel 1
Algemene bepalingen
1. De in dit Reglement genoemde uitvoeringsregelingen zijn de vol- gende:
a. arbeidsduur en werktijden
x. xxxxxxxxxxx
c. overwerk
d. onregelmatige dienst
e. bereikbaarheids-, aanwezigheids- en consignatiedienst
f. crisisdienst GGz
g. slaapdienst
x. xxxxxxxxxxxxxxx
i. reiskosten woon-werkverkeer en bezoek ouderlijke woning
x. xxxx- en verblijfkosten
k. verhuiskosten
l. voorgeschreven kleding
x. xxxxxxxx
x. xxxxxx
o. wachtgeld
HOOFDSTUK II
Artikel 2
De arbeidsovereenkomst
1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan en gewijzigd
15
en wordt in tweevoud opgemaakt; de werkgever draagt zorg dat de werknemer een door beide partijen ondertekend exemplaar ontvangt van deze overeenkomst of de wijziging daarvan.
Voordat tot ondertekening van de arbeidsovereenkomst door de werk- nemer wordt overgegaan, ontvangt hij tijdig en uiterlijk een week voor indiensttreding een door de werkgever ondertekend exemplaar. De werkgever is verplicht de werknemer bij zijn indiensttreding schriftelijk te informeren over de plaats van zijn functie binnen de instelling.
2. De schriftelijke overeenkomst vermeldt:
a. de naam, vestigingsplaats en adres van de werkgever alsmede de plaats(en) waar de arbeid wordt verricht, alsmede de functie(s) van degene(n) die de werkgever ten deze vertegenwoordigt(en);
b. de naam, voornaam, adres, geboorteplaats, geboortedatum en de nationaliteit van de werknemer;
c. de datum van ingang van het dienstverband;
d. of de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd dan wel voor bepaalde tijd is aangegaan met in het laatste geval een uitdruk- kelijke aanduiding van de grond en de tijdsduur;
e. de opzegtermijn, indien afwijkend van de wettelijke;
f. de duur van de proeftijd in de zin van artikel 7:652 BW van het Burgerlijk Wetboek, indien zulk een proeftijd is overeengeko- men;
g. een omschrijving in hoofdlijnen van de functie, welke door de werknemer zal worden vervuld;
h. het salaris alsmede het recht op uitloopperiodieken conform arti- kel 6, lid 3 van de uitvoeringsregeling salariëring, zo mogelijk onder aanduiding van de desbetreffende schaal;
i. voorzover van toepassing, het tijdstip waarop de eerste periodiek wordt toegekend;
j. de gemiddelde arbeidsduur;
k. het aantal vakantieuren, waarop de werknemer voor het lopende kalenderjaar recht heeft, indien de arbeidsovereenkomst niet in de loop van dat kalenderjaar wordt beëindigd;
l. of de werknemer door de werkgever aangemeld zal worden bij het Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en Maat- schappelijke Belangen;
n. regeling van die aangelegenheden, waarvoor deze CAO geen bepaling geeft en die werkgever en werknemer toch wensen te regelen, met inachtneming van het bepaalde onder G van de Wer- kingssfeer van deze CAO;
o. het in het Statuut voor de opleiding vermelde, wanneer de ar- beidsovereenkomst wordt aangegaan met het oog op een door de werknemer te volgen opleiding als bedoeld onder B van het Sta- tuut;
p. of de werknemer verplicht is om bij indiensttreding te verhuizen dan wel dat de werknemer te kennen geeft in verband met het
16
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
aangaan van de arbeidsovereenkomst zich al dan niet te gaan ves- tigen in het door de werkgever aangewezen woongebied.
Artikel 3
Duur van de arbeidsovereenkomst, proeftijd
1. De arbeidsovereenkomst wordt als regel voor onbepaalde tijd aange- gaan.
2. Van het in lid 1 bepaalde kan de werkgever in overleg met de onder- nemingsraad conform art. 27 WOR afwijken. Deze afwijking kan geen betrekking hebben op de arbeidsovereenkomst met het oog op een door de werknemer te ontvangen opleiding, als bedoeld in art. 2, tweede lid sub o.
3. (per ingangsdatum nieuw ontslagrecht)
In afwijking van artikel 7:652 BW kan in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een wettelijke proeftijd worden overeengekomen.
4. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan eenmalig worden voortgezet zonder dat dit leidt tot een opzeggingsverplichting als bedoeld in 7:668, lid 3 BW.
HOOFDSTUK III
Artikel 4
Geneeskundig en psychologisch onderzoek
1. Een keuring in verband met het aangaan of wijzigen van een arbeids- overeenkomst als bedoeld in de Wet op de medische keuringen (Staatsblad 1997/365) wordt slechts verricht indien aan de vervulling van de functie waarop die arbeidsovereenkomst betrekking heeft, bij- zondere eisen op het punt van medische geschiktheid moeten wor- den gesteld. Onder medische geschiktheid voor de functie wordt begrepen de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de aspirant-werknemer en van derden bij de uitvoering van de desbe- treffende arbeid.
2. De geneeskundige die de keuring verricht wordt door de werkgever aangewezen en mag geen familie zijn van de aspirant-werknemer.
17
3. De kosten verbonden aan de keuring komen ten laste van de werk- gever. Onder kosten worden tevens begrepen reis- en verblijfskosten van de aspirant-werknemer. Deze worden vergoed conform de uitvoeringsregeling reis- en verblijfkosten.
4. Wanneer aan de aanstelling een psychologisch onderzoek voorafgaat, geschiedt dit door een psycholoog, van wie vaststaat dat hij zich gebonden acht aan de regels van de code vervat in de beroeps- ethiek voor Psychologen geformuleerd door het Nederlands Instituut van Psychologen. Het bepaalde in de leden 2 en 3 is van overeen- komstige toepassing met dien verstande dat de arbeids- of organisatie- psycholoog, die uitsluitend binnen een personeels- c.q. organisatie- afdeling is aangesteld, mede voor het verrichten van selectiewerkzaamheden, het psychologisch onderzoek mag uitvoe- ren.
Artikel 5
Medisch onderzoek
De werknemer is verplicht zich te onderwerpen aan een door de werk- gever met redenen omkleed noodzakelijk geacht medisch onderzoek, indien het een onderzoek betreft met een preventieve werking ten op- zichte van de gezondheidssituatie in de instelling.
HOOFDSTUK IV
Artikel 6
Wederzijdse verplichtingen van werkgever en werknemer
1. De werknemer is verplicht de overeengekomen werkzaamheden naar zijn beste vermogen te verrichten en zich daarbij te gedragen naar de aanwijzingen door of vanwege de werkgever gegeven. Niettemin heeft de werknemer het recht op grond van ernstige gewetensbezwa- ren het uitvoeren van bepaalde opdrachten te weigeren.
In dit geval draagt de directie er zorg voor dat binnen de afdeling van betrokken werknemers zodanige maatregelen worden getroffen dat dit recht effectueerbaar is. De directie draagt zorg voor een juiste informatie aan alle betrokkenen binnen de afdeling.
2. Binnen redelijke grenzen en voor zover zulks direct of indirect voort- vloeit uit het belang van het werk of de instelling dan wel indien zich zodanige bijzondere omstandigheden voordoen, dat voorafgaand overleg niet mogelijk is, is de werknemer verplicht in te stemmen met:
18
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
x. xxxxxxxxx voor korte tijd en ten hoogste een maand van de aan zijn functie verbonden werkzaamheden;
b. wijziging voor korte tijd en ten hoogste een maand in de rege- ling van zijn arbeidstijd;
c. deelneming aan vormen van aanvullende opleiding en bijscholing voor zover zulks vereist is voor het vervullen van de overeenge- komen functie.
3. In geval van het in lid 2 sub c gestelde is altijd voorafgaand overleg met de werknemer vereist.
Artikel 7
Aanwijzen woongebied
Indien de werkgever zulks in verband met het belang van de instelling noodzakelijk acht kan hij, bij wijziging van de functie van de werkne- mer dan wel van de omstandigheden waarbinnen de functie wordt uit- geoefend, een woongebied aanwijzen, waar de werknemer verplicht is zich te vestigen.
Artikel 8
Geheimhoudingsplicht
1. De werknemer is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem uit hoofde van zijn functie ter kennis komt, voorzover die verplichting uit de aard der zaak volgt of hem uitdrukkelijk is opgelegd. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband.
2. De in lid 1 bedoelde verplichting bestaat niet tegenover hen, die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelings- overeenkomst (WGBO), het behandelingsplan (BOPZ) danwel het onderzoeksprotocol (WMO) en degene die optreedt als vervanger van de hulpverlener, voor zover de verstrekking noodzakelijk is voor de door hen in dat kader te verrichten werkzaamheden.
3. De werkgever is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem met betrekking tot de persoon van de werknemer uit hoofde van diens functie bekend is, tenzij de werknemer tot het verstrekken van op zijn persoon betrekking hebbende gegevens toestemming geeft.
19
Artikel 9
Verhindering
Indien de werknemer verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, is hij onverminderd het bepaalde in artikel 36 verplicht daarvan, onder opgave van redenen, zo spoedig mogelijk mededeling te doen of te laten doen aan de werkgever.
Artikel 10
Nevenfuncties
Het is de werknemer niet toegestaan een al dan niet gehonoreerde neven- functie te vervullen of al dan niet gehonoreerde nevenwerkzaamheden te verrichten welke redelijkerwijs geacht kunnen worden onverenigbaar te zijn met zijn functie dan wel met de belangen of het aanzien van de instelling.
Artikel 11
Geschenken, beloningen, erfenissen
1. Het is de werknemer verboden:
a. direct of indirect deel te nemen aan ten behoeve van de werkge- ver uit te voeren aannemingen en leveringen.
b. direct of indirect geschenken, beloningen of provisie aan te nemen of te vorderen van:
– instanties of personen ten behoeve van de werkgever werk- zaam
– leveranciers van de werkgever
– instanties of personen met wie hij uit hoofde van zijn functie in aanraking komt.
2. De werknemer zal, behoudens toestemming van de werkgever, geen erfenis of legaat aanvaarden van een persoon, die voor dan wel ten tijde van overlijden was opgenomen in de instelling en geen bloed- of aanverwant tot en met de vierde graad, echtgenoot of relatie- partner van de werknemer is.1)
Artikel 12
Beheren goederen
1. De werknemer is verplicht de goederen, welke door de werkgever aan zijn zorgen zijn toevertrouwd zorgvuldig te beheren.
1) Het bepaalde in artikel 953 van het BW is onverkort van toepassing.
20
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. De werknemer kan slechts worden verplicht tot gehele of gedeelte- lijke vergoeding van door de werkgever geleden schade, voorzover deze is ontstaan door opzet of bewuste roekeloosheid.
Artikel 13
Verplichtingen werkgever
1. De werkgever is verplicht al datgene te doen of na te laten wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen of na te laten.
2. De werkgever is verplicht het beleid ten aanzien van zorg-ethische kwesties, voorzover dit voor de functievervulling van de werkne- mer(s) noodzakelijk is, bekend te maken.
3. De werkgever verschaft de werknemer, na overleg met betrokkene en binnen het raam van de mogelijkheden van de instelling, de beno- digde personele, instrumentele en ruimtelijke voorzieningen en voor- ziet in toegang tot de noodzakelijke vakliteratuur.
4. De werkgever zal, indien de ondernemingsraad de noodzakelijkheid daarvan voor de instelling heeft duidelijk gemaakt, samen met de ondernemingsraad nagaan welke de mogelijkheden zijn met betrek- king tot (buitenschoolse) kinderopvang ten behoeve van werknemers in de instelling.
5. De werkgever zal een actief beleid voeren ten aanzien van de deel- name van vrouwen aan hogere en leidinggevende functies. Daartoe zal een beleidsplan worden opgesteld, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan:
– functies, waarin sprake is van ondervertegenwoordiging;
– afspraken met betrekking tot het opheffen van onder- vertegenwoordiging;
– werving;
– loopbaanbegeleiding en scholing.
6. Werkdruk is een onderwerp waaraan in het kader van arbeids- omstandighedenbeleid aandacht dient te worden geschonken. Een indicator voor te hoge werkdruk is het ziekteverzuimpercentage. Indien de ontwikkelingen in het verzuimpercentage daartoe aanlei- ding geven, zal door of onder begeleiding van de Arbodienst worden onderzocht of er een relatie is met de werkdruk. Waar blijkt dat deze
21
relatie aanwezig is, worden passende maatregelen in het overleg met de ondernemingsraad besproken.
7. Voor de werknemer van 45 jaar en ouder die in wisselende diensten werkt en die aangeeft deze diensten niet langer te kunnen vervullen zoekt de werkgever in overleg met de werknemer naar een passende oplossing.
Artikel 14
Aansprakelijkheid van de werknemer voor schade
De werkgever verplicht zich een verzekeringsovereenkomst te sluiten, welke de persoonlijke burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de werk- nemer dekt wegens dood, lichamelijk letsel en/of zaakschade, aan der- den toegebracht in de uitoefening van zijn functie, met inbegrip van schade toegebracht aan derden door degene die door de werknemer in opdracht van de werkgever in de werksituatie wordt begeleid. De werk- gever vrijwaart de werknemer voor aansprakelijkheid ter zake en ziet af van de eventuele mogelijkheid van regres op de werknemer. Eén en ander behoudens voor de gevallen, dat de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
Artikel 14a
Rechtsbijstand
De werkgever voorziet in adequate rechtsbijstand indien de werknemer wordt betrokken in een klachtenprocedure tenzij sprake is van nalatig- heid of bewuste roekeloosheid.
Artikel 15
Vergoeding materiële schade
1. Materiële schade welke aan de werknemer is toegebracht door een patiënt en welke redelijkerwijs niet voorkomen kon worden, wordt door de werkgever vergoed op voet van het onderstaande.
2. Onder materiële schade wordt ten deze uitsluitend verstaan:
x. xxxxxx aan goederen van de werknemer
b. schade t.g.v. verwonding, voorzover het betreft herstelkosten en kosten wegens blijvende invaliditeit, een en ander voor ten hoog- ste 24 maanden te rekenen vanaf de dag waarop de schade- veroorzakende gebeurtenis plaatsvond.
De onder a en b genoemde schaden worden tezamen vergoed tot een maximum van f 5.000,– per gebeurtenis.
22
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. Om voor vergoeding in aanmerking te komen dient de werknemer aan te tonen dat:
a. een patiënt de schade heeft toegebracht
b. hij op geen andere wijze te dezer zake schadeloos gesteld kan worden
c. de schade is toegebracht in de uitoefening van zijn functie
d. hij zich overigens naar het oordeel van de werkgever genoeg- zaam heeft verzekerd voor risico’s, waarvan zulks gebruikelijk is.
4. Door de werknemer op grond van dit artikel schadeloos te stellen, treedt de werkgever tot een maximum van f 5.000,– in de rechten van de werknemer die deze mocht hebben tegenover degene die schade heeft veroorzaakt.
Artikel 16
Belangenbehartiging van werknemer
Onverminderd de bevoegdheid van de werknemer persoonlijk zijn be- langen bij de werkgever te bepleiten, stelt de werkgever de vertegen- woordiger(s) van de werknemer op een daartoe strekkend verzoek van de werknemer of zijn vertegenwoordiger(s), op korte termijn in de gele- genheid mondeling of schriftelijk de belangen van de werknemer bij de werkgever te bepleiten. De werknemer heeft te allen tijde het recht hier- bij aanwezig te zijn.
Artikel 17
Ter beschikking stellen woonruimte
Wanneer de werkgever woonruimte ter beschikking stelt en hij huisre- gels wenselijk acht worden deze in overleg met de ondernemingsraad vastgesteld.
Artikel 18
Kost en inwoning
Wanneer de werknemer van de ter beschikking gestelde woonruimte gebruik maakt kan de werkgever geen betaling ter zake van kost verlan- gen, indien de werknemer geen gebruik maakt van de vanwege de instel- ling verstrekte maaltijden. Genoten kost en inwoning worden afzonder- lijk in rekening gebracht.
23
Artikel 18a
Voortschrijdend plan Sociaal Beleid
De werkgever dient volgens plan gestalte te geven aan de uitwerking en realisering van het sociaal beleid, zoals dit als wenselijk beleid staat omschreven in het Statuut Sociaal Beleid van de CAO.
Daartoe stelt de werkgever jaarlijks, na overleg met de ondernemings- raad, een voortschrijdend plan op, waarin is aangegeven welke onderde- len van dat sociaal beleid in de eerst komende jaren in uitvoering zullen worden genomen, onder uiteenzetting in grote lijnen van de wijze waarop en onder vermelding van de tijdsduur die met de realisering naar verwachting gemoeid zal zijn.
Onverminderd de wettelijke bevoegdheden van de ondernemingsraad
t.a.v. regelingen die onderdeel uitmaken van het sociaal beleid van de instelling, zal de uitvoering van dit plan in ieder geval onderwerp van bespreking zijn in de overlegvergaderingen als bedoeld in artikel 24 van de Wet op de ondernemingsraden, waarin de algemene gang van zaken van de instelling wordt besproken.
Indien naar het oordeel van de werkgever om redenen van instellings- belang in het plan wijziging moet worden aangebracht, dan wel de rea- lisering een aanmerkelijk langere tijdsduur dan geschat zal vergen, doet hij daarvan tijdig onder opgave van redenen mededeling aan de onder- nemingsraad en stelt hij deze in de gelegenheid daarover advies uit te brengen.
Artikel 18b
Sociaal jaarverslag
De werkgever is verplicht jaarlijks een sociaal jaarverslag uit te bren- gen, hetwelk onderwerp van bespreking is in een overlegvergadering. Dit jaarverslag wordt ter beschikking gesteld van alle werknemers die daarom verzoeken. De onderstaande onderwerpen zullen in ieder geval in het sociaal jaarverslag worden behandeld:
1. een samenvatting van de resultatenrekening;
2. de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden voorzover deze niet in de CAO zijn geregeld;
3. personeelsbezetting, personeelsverloop, ziekteverzuim en splitsing van deze gegevens naar deeltijdwerkers en werknemers met een vol- ledige dagtaak, werknemers die incidenteel werkzaamheden verrich- ten op afroep etc.;
4. gespecificeerde personeelslasten naar kostensoorten;
5. opleidingsactiviteiten en -kosten, gespecificeerd naar relevante cate- gorieën;
6. werkzaamheden van de overlegvergaderingen en verslaglegging daar- van;
24
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
7. verslagen van instellingen, fondsen etc. die ten behoeve van het per- soneel zijn opgericht.
Tevens is de werkgever verplicht, jaarlijks in het sociaal jaarverslag de faktoren, die afzonderlijk en in hun samenhang de personeelbezetting hebben beïnvloed, te behandelen. In het bijzonder komen daarbij aan de orde de effecten van beleidsbeslissingen die genomen zijn over de beschikbare gelden voor herbezetting in verband met arbeidsduur- verkorting.
Artikel 18c
(Extra) bevoegdheden ondernemingsraad
1. De ondernemingsraad wordt door de ondernemer in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over een door hem voorgenomen besluit tot benoeming van een lid van het bestuur respectievelijk lid van de Raad van Toezicht; hierbij wordt de procedure overeenkomstig arti- kel 30 van de Wet op de ondernemingsraden toegepast.
2. De ondernemingsraad heeft naast het in artikel 30 van de Wet op de ondernemingsraden geregelde adviesrecht met betrekking tot benoe- ming of ontslag van directieleden, bovendien het recht van advies, indien in een directiefunctie dan wel een functie in de Raad van Bestuur, anders dan wegens kortdurende afwezigheid, door het be- stuur een tijdelijke voorziening tot waarneming wordt getroffen.
3. De ondernemingsraad heeft recht van bespreking van de concept- begroting van de instelling, in het bijzonder t.a.v. de personeels- begroting, alsmede t.a.v. het aanschaffingsbeleid.
4. Indien er sprake is van een belangrijke tussentijdse wijziging van de personeelsbegroting heeft de ondernemingsraad recht van advies conform artikel 25 WOR. De ondernemingsraad heeft recht op me- dedeling van de uiteindelijke vaststelling van de begroting, in het bij- zonder de personeelsbegroting en van de wijzigingen die zijn aange- bracht.
25
Artikel 18d
Afroepmedewerkers
Terzake van inschakeling door de werkgever van personen die inciden- teel werkzaamheden verrichten op afroep in de instelling gelden de vol- gende bepalingen:
a. de totale werktijd waarop personen die incidenteel werkzaamheden verrichten op afroep in een jaar in een instelling mogen worden inge- zet, mag maximaal 4% bedragen van het totaal aantal arbeidsuren, dat volgens de formatie in de instelling beschikbaar is.
b. een persoon die incidenteel werkzaamheden verricht op afroep mag maximaal 16 uren gemiddeld per week, gemeten op kwartaalbasis, worden ingezet.
HOOFDSTUK V
Artikel 19
Arbeidsduur en werktijden
1. De arbeidsduur en de werktijden van de werknemer worden vastge- steld overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling arbeidsduur en werktijden.
2. Voor zover niet anders is bepaald in deze CAO kan gebruik worden gemaakt van de overlegnormen van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit.
HOOFDSTUK VI
Artikel 20
Functiewaardering
1. a. De functie van de werknemer is met inachtneming van het onder- staande door de werkgever ingedeeld in één van de functie- groepen 5, 10, 15, 20, 25, 30, 35, 40, 45, 50, 55, 60, 65, 70, 75 en 80.
b. De indeling als voornoemd is vastgelegd in de functieboeken 2 t/m 6. Voor iedere in bijlage b van de CAO omschreven catego- rie van functies geldt een functieboek.
c. Deze functieboeken worden voor de toepassing van dit artikel tevens aangemerkt als behorend tot dit artikel.
De werknemer heeft recht op inzage van de functieboeken.
d. Het in sub a bepaalde vindt geen toepassing indien en zolang:
26
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– voor de werknemer, in dienst getreden voor 1 januari 1985, ingevolge artikel 13 van de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag, voor 1 januari 1985 ontheffing van deze Wet is verkregen dan wel aangevraagd;
– voor de werknemer, in dienst getreden na 31 december 1984, ingevolge artikel 13 van de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag, dan wel – na 30 juni 1986 – ingevolge arti- kel 8 van de Wet arbeid gehandicapte werknemers ontheffing is aangevraagd en verkregen.
De werking van deze bepaling is beperkt tot de periode waarvoor ontheffing is verkregen.
2. De wijze van herindelen van de functie van een werknemer en de daarbij te volgen procedure zijn vastgelegd in functieboek 1. Het in de leden 1a, 1b en 1c bepaalde is hierbij van overeenkomstige toe- passing.
HOOFDSTUK VII
Artikel 21
Salariëring
De salariëring geschiedt volgens de bepalingen van de uitvoerings- regeling salariëring.
Ingevolge artikel 2 van voornoemde uitvoeringsregeling stelt de werk- gever de met de functiegroep (waarin de functie van de werknemer is ingedeeld) corresponderende salarisschaal vast.
Artikel 22
Opzettelijk verzuim
Over de tijd gedurende welke de werknemer in strijd met zijn verplich- tingen opzettelijk nalaat zijn werkzaamheden te verrichten, is de werk- gever hem geen salaris verschuldigd.
Artikel 23
Militaire dienst
Is vervallen.
27
Artikel 23a
Uitbetaling salaris
1. De werknemer dient uiterlijk twee dagen, zon- en feestdagen niet meegerekend, voor het einde van de kalendermaand over zijn salaris over die maand te kunnen beschikken.
2. De vergoedingen als bedoeld in hoofdstuk VIII worden uiterlijk aan het einde van de kalendermaand, volgende op die waarin de aanspra- ken zijn ontstaan, aan de werknemer uitbetaald.
3. Van wijzigingen in het salaris en in de salarisberekening, ontvangt de werknemer telkens schriftelijk, door middel van een specificatie, mededeling.
Artikel 23b
Bijdragen kost en inwoning
2. Xxxxxxx xxx xxxxxxxx wordt aan de werknemer tenminste een inwoningsbedrag in rekening gebracht zoals opgenomen in de tabel
,,waardering loon in natura’’ terzake kost en inwoning, onder aftrek van het eveneens in deze tabel aangegeven bedrag van volle kost. De tabel ,,waardering loon in natura’’ wordt jaarlijks in het kader van de uitvoeringsbesluiten van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (artikel 6, 10e lid en artikel 8 2e lid) vastgesteld.
3. Aan de werknemer, die in het kader van de uitoefening van zijn func- tie in opdracht van de werkgever aan een maaltijd met patiënten deelneemt, wordt daarvoor geen bijdrage gevraagd.
Artikel 23c
Spaarregelingen
De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid deel te nemen aan een premiespaar- en/of spaarloonregeling, zoals bedoeld in de Wet van
1 november 1993 betreffende winstdelings- en spaarregelingen voor werknemers (Stb. 573).
28
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK VIII
VERGOEDINGEN
Artikel 24
Overwerk
Indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt, dat aan een werknemer werkzaamheden worden opgedragen boven de bij werktijdenregeling of rooster vastgestelde arbeidsduur, wordt een vergoeding toegekend over- eenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling overwerk.
Artikel 25
Onregelmatige dienst
Indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt, dat aan een werknemer werkzaamheden worden opgedragen die volgens het rooster vallen bui- ten de in artikel 2, lid 1 van de Uitvoeringsregeling arbeidsduur en werk- tijden genoemde perioden, wordt een vergoeding toegekend overeen- komstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling onregelmatige dienst.
Artikel 26
Bereikbaarheids-, aanwezigheids- en consignatiedienst
Indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt, dat een werknemer bui- ten de werktijdenregeling of rooster vastgestelde werktijden bereikbaar- heids-, aanwezigheids- dan wel consignatiedienst verricht, wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van de uitvoerings- regeling bereikbaarheids-, aanwezigheids- en consignatiedienst.
Artikel 26a
Crisisdienst GGz
Indien de werkgever het noodzakelijk acht, dat een werknemer buiten de bij werktijdenregeling of rooster vastgestelde werktijden crisisdienst ver- richt, wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling crisisdienst GGz.
29
Artikel 26b
Slaapdienst
Indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt, dat een werknemer bui- ten de bij werktijdenregeling of rooster vastgestelde werktijden slaap- dienst verricht, wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling slaapdienst.
Artikel 27
Vakantiebijslag
De werknemer heeft recht op vakantiebijslag overeenkomstig de bepa- lingen van de uitvoeringsregeling vakantiebijslag.
Artikel 28
Reiskosten woon-werkverkeer en bezoek ouderlijke woning
De werknemer kan voor het heen en weer reizen van zijn woning naar zijn werk en/of voor het bezoeken van de ouderlijke woning aanspraak maken op een vergoeding overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling reiskosten woon-werkverkeer en bezoek ouderlijke woning.
Artikel 29
Reist- en verblijfkosten
Aan de werknemer worden de in opdracht van de werkgever gemaakte reis- en verblijfkosten vergoed overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling reis- en verblijfkosten.
Artikel 29a
Registratiekosten
Aan de werknemer worden vergoed de kosten die voortvloeien uit de verplichte (her)registratie in het kader van de wet BIG. Tot deze kosten worden tevens gerekend de kosten voor inschakeling van de Wegings- commissie van de Raad voor de Overgangsregeling Gezondheidszorg- psychologen.
30
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 30
Bij- en nascholing
1. De werknemer heeft recht op en plicht tot scholing. Aan het verzoek van de werknemer zal worden tegemoetgekomen, voorzover dit past binnen het opleidingsbudget/opleidingsplan als genoemd in lid 6.
2. Aan de werknemer wordt op diens verzoek een tegemoetkoming toe- gekend in de kosten van een studie en wordt verlof gegeven, voor zover die studie in verband met de uitoefening van de functie of voor het vervullen van een andere functie naar het oordeel van de werk- gever voor de instelling van belang is.
3. De werkgever stelt ter uitvoering van dit artikel een regeling studie- kosten en studieverlof op. Vaststelling en wijziging van die regeling behoeft de instemming van de ondernemingsraad.
4. In deze regeling zal tenminste aandacht worden besteed aan:
– studies die in opdracht van de werkgever gevolgd worden;
– de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen en in welke mate, met dien verstande dat van studies die in opdracht van de werkgever worden gevolgd de kosten volledig worden vergoed;
– de tijd waarvoor studieverlof wordt verleend en in welke mate, met dien verstande dat van studies die in opdracht van de werk- gever worden gevolgd, de voor het volgen van de lessen en het afleggen van examens benodigde tijd als werktijd wordt aange- merkt;
– de terugbetaling van reeds verstrekte vergoeding.
5. Deze regeling kan geen betrekking hebben op de in Bijlage B van de uitvoeringsregeling salariëring onder I.A. sub e genoemde opleidin- gen.
6. De uitvoering van deze regeling zal plaatsvinden op basis van een jaarlijks door de werkgever vast te stellen budget alsmede een opleidingsplan.
31
Artikel 31
Verhuiskosten
Aan de werknemer, die zich bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst vestigt dan wel tijdens het dienstverband door de werkgever verplicht wordt zich te vestigen in een door hem aangewezen woongebied, dan wel de door de werkgever verplichtgestelde dienstwoning dient te ver- laten anders dan op grond van dringende, door de werknemer veroor- zaakte en hem te verwijten redenen, wordt een verhuiskostenvergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling verhuiskosten.
Artikel 33
Voorgeschreven kleding
Aan de werknemer die verplicht is door de werkgever voorgeschreven kleding te dragen, wordt deze kleding verstrekt overeenkomstig de bepa- lingen van de uitvoeringsregeling voorgeschreven kleding.
Artikel 34
Begeleiding tijdens vakantie van patiënten
1. Voor het gedurende de volledige etmalen begeleiden van patiënten tijdens een vakantieperiode van tenminste een etmaal ontvangt de werknemer een vergoeding van 4 uren per etmaal. Het bepaalde in de artikelen 24, 25, 26, 26a en 26b is niet van toepassing.
2. De vergoeding wordt voor tweevijfde in vrije tijd gegeven en voor het overige omgezet in een geldbedrag bestaande uit een evenredig deel van het salaris.
3. De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad een van lid 1 en 2 van dit artikel afwijkende regeling treffen. Deze regeling treedt in de plaats van het bepaalde in lid 1 en 2. Indien er geen over- eenstemming is bereikt, blijven lid 1 en 2 van dit artikel van toepas- sing.
32
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK IX
Artikel 35
Vakantie en verlof
1. De werknemer heeft jaarlijks recht op vakantie overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling vakantie.
2. Het recht op betaald en onbetaald verlof van de werknemer wordt vastgesteld overeenkomstig de uitvoeringsregeling verlof.
HOOFDSTUK X
Artikel 36
Arbeidsongeschiktheid en Reglement ziekmelding
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de werknemer die arbeidsonge- schikt is en op wie artikel 7:629 BW van toepassing is, of, indien de termijn waarover de werkgever op grond van artikel 7:629 BW ver- plicht is het loon door te betalen, verstreken is, arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
2. De in lid 1 bedoelde werknemer is onverminderd de op hem krach- tens die wetten alsmede op de CAO rustende verplichtingen, gehou- den het hierna genoemde reglement ziekmelding na te leven.
3. De werkgever stelt een reglement ziekmelding vast, waarin tenmin- ste bepaald wordt:
– wanneer de werknemer zich in geval van arbeidsongeschiktheid, ook tijdens vakantie, uiterlijk bij de werkgever dient ziek te mel- den;
– aan welke voorschriften de werknemer zich bij arbeidsongeschikt- heid dient te houden;
– welke controle- en begeleidingsactiviteiten door de werkgever kunnen worden uitgevoerd.
33
Artikel 37
Loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid
1. De werknemer die wegens arbeidsongeschiktheid in de zin van arti- kel 36 verhinderd is werkzaamheden te verrichten en de werkgever hiervan terstond op de hoogte heeft gesteld, heeft gedurende een ter- mijn van maximaal 24 maanden aanspraak op doorbetaling van zijn inkomen door de werkgever. Deze loondoorbetalingsverplichting strekt ertoe dat de werknemer zijn netto-inkomen behoudt.
2. Onder netto-inkomen als bedoeld in dit artikel wordt verstaan het inkomen dat wordt afgeleid van de som van:
a. het bruto-maandsalaris dat de werknemer geniet op het moment dat de arbeidsongeschiktheid ontstaat;
b. de overige bestanddelen die als loon worden aangemerkt in de dagloonregelen Ziektewet, Wet op de Arbeidsongeschiktheids- verzekering dan wel de Werkloosheidswet van het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen.
De hoogte van de onder b. genoemde bestanddelen wordt op maandbasis gemeten over een periode van drie maanden vooraf- gaand aan de maand waarin de arbeidsongeschiktheid is ingetre- den.
3. Het netto-inkomen wordt verminderd met:
a. het bedrag van de netto-uitkering door de werknemer ontvangen op grond van enige bij of krachtens de wet geldende verzekering, alsmede op grond van het invaliditeitspensioen ingevolge het pensioenreglement PGGM;
b. het bedrag aan netto-inkomsten in of buiten dienstbetrekking door de werknemer genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij, indien hij niet arbeidsonge- schikt geweest was, de bedongen arbeid had kunnen verrichten.
4. Wanneer aan de werknemer geen invaliditeitspensioen ingevolge het pensioenreglement PGGM wordt toegekend ten gevolge van het feit dat hij gedurende enige periode van onbetaald verlof zijn PGGM- verzekering niet heeft gecontinueerd, vindt de vermindering van het netto-inkomen als bedoeld in lid 3, onder a, laatste zinsdeel, plaats vanaf de dag waarop de WAO-uitkering een aanvang neemt, alsof de werknemer het bedrag van het invaliditeitspensioen dat voor hem zou hebben gegolden indien hij verzekerd was geweest, heeft geno- ten.
5. Bijstelling van het in lid 2 bedoelde netto-inkomen zal plaatsvinden:
a. indien het maandsalaris wijziging ondergaat ten gevolge van:
1. toekenning van een periodieke verhoging gedurende de eer- ste 52 weken van arbeidsongeschiktheid;
34
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. algemene salarisaanpassingen ingevolge deze CAO;
b. door fiscale wijzigingen en wijzigingen in de sociale verzekerings- en/of de pensioenpremies, zoals deze zouden zijn ingehouden ingeval van arbeidsgeschiktheid.
6. Gedurende de in lid 1 genoemde periode behoudt de werknemer recht op vakantiebijslag, onder aftrek van de op grond van enige bij of krachtens de wet geldende verzekering, alsmede op grond van het invaliditeitspensioen ingevolge het pensioenreglement PGGM toege- kende vakantiebijslag.
7. Indien de werknemer na beëindiging van zijn arbeidsongeschiktheid zijn werkzaamheden heeft hervat en binnen de termijn, genoemd in artikel 7:629, lid 9 BW, na deze hervatting opnieuw arbeidsonge- schikt wordt, zal de tweede arbeidsongeschiktheid voor de vaststel- ling van de in lid 1 bedoelde duur als een voortzetting van de eerste worden beschouwd.
8. Het recht op doorbetaling van het inkomen als bedoeld in lid 1 ver- valt op het tijdstip dat de dienstbetrekking eindigt.
Artikel 38
Arbeidsongeschikgheid door derden
Ingeval de arbeidsongeschiktheid van de werknemer het gevolg is van een gebeurtenis, terzake waarvan de werkgever rechten tegenover der- den kan doen gelden, zal, indien de werknemer dit wenst, de werkgever de mogelijk aan de werknemer tegenover de wettelijk aansprakelijke derde toekomende persoonlijke vorderingen, gelijktijdig met de vorde- ring van de werkgever tegenover deze derde geldend maken.
Artikel 39
Verlagen of vervallen van loondoorbetaling
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 7:629, lid 3 en lid 5 BW, kan de werkgever de doorbetaling van het inkomen als bedoeld in artikel 37, lid 1, verlagen tot het in artikel 7:629, lid 1 BW, voorgeschreven niveau, indien blijkt dat de werknemer de verplichtingen ingevolge artikel 36 niet is nagekomen.
2. Het recht op loondoorbetaling als bedoeld in artikel 37, lid 1, kan
35
door de werkgever geheel respectievelijk gedeeltelijk vervallen ver- klaard worden, wanneer de aanspraak op uitkering ingevolge de Ziektewet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Werkloosheidswet geheel respectievelijk gedeeltelijk komt te verval- len, tenzij zulks aan de werkgever te wijten is.
Artikel 40
Herplaatsing arbeidsongeschikte werknemer
1. Bij gebleken gedeeltelijke arbeidsongeschikheid zal de werkgever de werknemer herplaatsen, tenzij de werkgever aan betrokken werkne- mer aantoont, dat zulks niet mogelijk is.
2. Xxxxxxx van herplaatsing van een werknemer die arbeidsongeschikt is geworden tijdens de uitoefening van zijn functie en voor deze her- plaatsing her-, om- of bijscholing noodzakelijk is, wordt er 100% tegemoetkoming in de studiekosten verstrekt. Geen kosten worden vergoed, indien en voorzover de werknemer hiervoor een uitkering kan verkrijgen krachtens de wet Rea (Wet op de Reïntegratie Arbeids- gehandicapten).
HOOFDSTUK XI
Artikel 41
Uitkering bij overlijden1)
1. Xxxxxxx van overlijden van de werknemer wordt door de werkgever aan:
x. xx xxxxxxxx(o)t(e) of relatiepartner, van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde, en bij ontstentenis van deze aan
b. diens minderjarige kinderen, en bij ontstentenis van deze aan
x. xxxxxx ten aanzien van wie de werknemer grotendeels in de kos- ten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde, een uitkering verstrekt op basis van diens laatstgenoten xxxxxxx over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de derde maand na die waarin het overlijden plaatsvond.
2. De overlijdensuitkering wordt belasting- en premievrij uitbetaald met uitzondering van het salaris over de maand van overlijden.
3. Indien de overledene geen betrekkingen nalaat als hierboven ge- noemd, kan de werkgever de uitkering of een gedeelte daarvan doen
1) Artikel 7:674 BW is onverkort van toepassing.
36
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
toekomen aan de persoon of de personen, die daarvoor naar het oor- deel van de werkgever op grond van billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt/komen.
4. De overlijdensuitkering als bedoeld in het eerste lid wordt vermin- derd met het bedrag der uitkering ter zake van overlijden krachtens de Ziektewet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.
HOOFDSTUK XII
Artikel 42
Einde van de arbeidsovereenkomst
1. De arbeidsovereenkomst eindigt:
a. met wederzijds goedvinden;
b. wanneer de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;
c. door het verstrijken van de termijn of door de beëindiging van de werkzaamheden, waarvoor de overeenkomst is aangegaan;
x. xxxxxxx van een overeenkomst voor onbepaalde tijd door opzeg- ging met inachtneming van artikel 43;
e. door beëindiging om dringende redenen, als bedoeld in de arti- kelen 7:678 en 7:679 van het Burgerlijk Wetboek;
f. door ontbinding door de kantonrechter ingevolge artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek;
g. tijdens de proeftijd zonder opgaaf van redenen xxxxxxxx, ook ingeval van ziekte, wanneer de werknemer dan wel de werkge- ver dat te kennen geeft;
x. xxxxxxx van overlijden van de werknemer.
2. Ingeval het bepaalde in lid 1, sub b, van toepassing is, eindigt de overeenkomst met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgende op die waarin de in dit lid genoemde gebeurtenis heeft plaatsgevonden.
Artikel 43
Opzegging
1. a. Ingeval van opzegging, als bedoeld in artikel 42, lid 1 sub d of, indien in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een bepa-
37
xxxx over tussentijdse opzegging is opgenomen, zijn de wettelijke bepalingen omtrent opzegtermijnen van toepassing, tenzij in de arbeidsovereenkomst – met inachtneming van de wettelijke bepa- lingen – uitdrukkelijk anders wordt overeengekomen.
b. Indien de werkgever de arbeidsovereenkomst opzegt, dient zulks schriftelijk te geschieden.
2. De datum van ingang van het ontslag als in dit artikel bedoeld is de eerste van de kalendermaand.
3. Opzegging door de werkgever op grond van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte kan slechts geschieden nadat de arbeidsongeschikt- heid twee jaren heeft geduurd.
Artikel 43a
Beëindiging na bevalling en herintreding
2. De werknemer die in verband met een bevalling of in verband met de verzorging van zijn/haar kind(eren) de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, heeft tot maximaal 2 jaar na zijn/haar ontslag recht op een voorkeursbehandeling in een sollicitatieprocedure bij de instelling waar dit ontslag heeft plaatsgevonden.
Artikel 44
Wachtgeld
1. Ingeval de arbeidsovereenkomst eindigt:
a. wegens gehele of gedeeltelijke opheffing van de functie van de werknemer;
b. wegens reorganisatie, waardoor de werkzaamheden van de werk- nemer geheel of gedeeltelijk overbodig zijn geworden;
c. wegens fusie, liquidatie of gehele dan wel gedeeltelijke sluiting van een instelling;
x. wegens onbekwaamheid van de werknemer welke niet aan zijn schuld of toedoen is te wijten;
wordt bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan de werkne- mer een wachtgeld toegekend overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsregeling wachtgeld.
2. Bij ontslag wegens onbekwaamheid wordt slechts wachtgeld uitge- keerd indien de werknemer tenminste de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt en 15 jaar of langer bij de werkgever of diens rechts- voorganger in dienst is
38
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Vervallen.
Artikel 45
Artikel 46
Pensioen
De rechten en de verplichtingen van de werkgever en de werknemer, betrekking hebbend op de voor de werknemer geldende pensioenregeling, daaronder begrepen de regeling inzake de vaststelling van de hoogte van de jaarlijkse premie, worden geregeld in de bepalingen van het pensioen- reglement van de Stichting ,,Pensioenfonds voor de Gezondheid, Gees- telijke en Maatschappelijke Belangen’’, c.q. in een in het kader van dit pensioenfonds goedgekeurde regeling. De verdeling van de pensioenpre- mie wordt door CAO-partijen bepaald.
HOOFDSTUK XIII
Artikel 47
Op non-actiefstelling
1. De werkgever kan de werknemer voor een periode van ten hoogste drie weken op non-actief stellen, indien naar het oordeel van de werkgever de voortgang van de werkzaamheden – door welke oor- zaak dan ook – ernstig wordt belemmerd. De werkgever kan de werknemer, nadat een rechtsgeldige opzegtermijn is ingegaan, voor de verdere duur van deze opzegtermijn op non-actief stellen, indien zwaarwegende belangen naar het oordeel van de werkgever zulks noodzakelijk maken.
2. De in lid 1 genoemde periode kan door de werkgever met maximaal 3 weken worden verlengd. Met toestemming van de werknemer of diens vertegenwoordiger kan nogmaals een verlenging van maximaal 3 weken worden overeengekomen.
3. Het besluit tot op non-actiefstelling alsmede het besluit tot verlen- ging ervan wordt door de werkgever zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de werknemer medegedeeld onder vermelding van de redenen waarom deze maatregel is vereist.
39
4. Op non-actiefstelling geschiedt steeds met behoud van alle overige rechten voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst/CAO.
5. De werkgever is gedurende de periode van op non-actiefstelling gehouden te bevorderen dat de werknemer zijn werkzaamheden kan hervatten.
6. Na het verstrijken van de periode van non-actiefstelling is de werk- nemer gerechtigd zijn werkzaamheden te hervatten.
7. De op non-actiefstelling kan niet bij wijze van strafmaatregel wor- den gebruikt.
HOOFDSTUK XIV
Artikel 48
Schorsing
1. De werkgever kan de werknemer voor ten hoogste een week met behoud van xxxxxxx xxxxxxxx, om zodanige ernstige redenen, dat voortzetting van de werkzaamheden door de werknemer naar het oordeel van de werkgever niet langer verantwoord is. De schorsing wordt onverwijld, gemotiveerd en bij aangetekend schrijven, aan de werknemer ter kennis gebracht of bevestigd.
2. De werknemer wordt binnen vier dagen na dagtekening van het aan- getekend schrijven (zaterdagen, zondagen en feestdagen niet meege- rekend) in de gelegenheid gesteld zich tegenover de werkgever te verantwoorden.
Hij kan zich daarbij door een raadsman doen bijstaan.
3. De werkgever kan de schorsing éénmaal met ten hoogste een week verlengen. De werkgever kan niet gelijktijdig met het uitspreken van de eerste schorsing deze schorsing terstond verlengen.
4. Xxxxxxx inmiddels een ontslagprocedure bij de RDA (Regionaal Di- recteur Arbeidsvoorziening) door de werkgever in gang is gezet of een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de rech- ter of het scheidsgerecht is ingediend kan de schorsing worden ver- lengd tot de datum van ingang van het ontslag of beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
5. Xxxxxxx xxx xxxxxxxxxx van de schorsing behoudt de werknemer zijn salaris.
6. De werkgever is bevoegd de werknemer gedurende de periode van 40
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
schorsing de toegang tot de gebouwen en terreinen van de instelling te ontzeggen voorzover geen betrekking hebbende op de leefruimte van de werknemer.
7. Xxxxxxx mocht blijken dat de werknemer kennelijk ten onrechte door de werkgever werd geschorst, zal de werkgever op verlangen van de werknemer deze openlijk rehabiliteren en hem de aantoonbare schade vergoeden.
HOOFDSTUK XVIII
Artikel 53
Bijdrage werknemersorganisaties
De bijdrage aan de werknemersorganisaties wordt tussen partijen bij deze CAO geregeld en wordt door de Nederlandse Zorgfederatie uitge- keerd.
HOOFDSTUK XIX
Artikel 54
Uitzendkrachten
Aan de arbeidskrachten die door de houder van een vergunning voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (als bedoeld in artikel 90 van de Arbeidsvoorzieningswet) ter beschikking gesteld worden aan een organisatie, die onder de werkingssfeer van de CAO voor het Ziekenhuis- wezen valt, zal die vergunninghouder overeenkomstige arbeidsduur, lonen en overige vergoedingen toekennen als die, welke worden toege- kend aan werknemers, werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies, in dienst van de inlenende organisatie. Partijen bij de CAO voor het Ziekenhuiswezen zullen deze bepaling ter kennis brengen van de Stich- ting Meldingsbureau Uitzendbranche, zoals dit op grond van de CAO voor Uitzendkrachten vereist is.
41
B. UITVOERINGSREGELINGEN
a. Uitvoeringsregeling arbeidsduur en werktijden
Artikel 1
Arbeidsduur
1. Het aantal uren waarop arbeid wordt verricht bedraagt bij een volle- dige dagtaak gemiddeld 36 uur per week.
2. In afwijking van hetgeen in lid 1 van dit artikel is bepaald
– geldt voor assistent-geneeskundigen in opleiding tot medisch specialist een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week;
– kan op grond van artikel 4 lid 1 sub b een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week worden vastgesteld.
3. Voor leerling-verpleegkundigen (kwalificatieniveau 4 en 5) en leerling-verzorgenden-IG, die op of na 1 augustus 1997 de opleiding aanvangen, geldt na indiensttreding een werkweek van maximaal gemiddeld 32 uur. De indeling van de werktijden is zodanig, dat deze leerling-werknemers in staat worden gesteld het theoretisch deel van de opleiding te kunnen volgen.
Artikel 2
Werktijden
1. a. Voor iedere werknemer geldt een werktijdenregeling dan wel een rooster.
b. De werktijdenregeling c.q. het rooster wordt door de werkgever zo spoedig mogelijk, doch tenminste 14 etmalen voor de aanvang van de periode waarop het betrekking heeft, ter kennis van de betrokken werknemers gebracht.
c. Met inachtneming van hetgeen bij of ingevolge de wet is be- paald, wordt de indeling van de werktijden door de werkgever geregeld, met dien verstande dat de werktijden bij voorkeur lig- gen tussen 07.00 en 20.00 uur op maandag tot en met vrijdag, en tussen 8.00 en 12.00 uur op zaterdag.
2. Indien door de werkgever aan de ondernemingsraad ingevolge arti- kel 27, lid 1 sub c WOR wordt voorgesteld voor bepaalde afdelin- gen of diensten een rooster in te voeren, hetwelk afwijkt van de onder 1. genoemde tijden, dan kan hiertegen niet als bezwaar wor- den ingebracht, dat de CAO een dergelijke regeling uitsluit.
3. Indien er sprake is van een rooster met wisselende diensten, dienen deze diensten zoveel mogelijk voorwaarts te roteren.
42
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
4. Diensten waarin de uren tussen 23.00 en 07.00 uur geheel of ten dele zijn begrepen, kunnen uitsluitend worden opgedragen aan werkne- mers van 18 jaar en ouder.
5. De diensten worden aaneengesloten verricht, tenzij de aard van de werkzaamheden verbonden aan de functie zich hiertegen verzet. Indien naar het oordeel van de werkgever sprake is van de hier bedoelde omstandigheid, dan zal hij dit gemotiveerd aan de werkne- mer ter bespreking voorleggen, alvorens tot vaststelling van de niet- aaneengesloten diensten over te gaan.
Artikel 2a
Maximaal aantal nachtdiensten
1. De werknemer mag maximaal 5 achtereenvolgende nachtdiensten verrichten.
2. Voor de werknemer die direct voorafgaand aan 1 januari 1997 een aantal jaren aaneengesloten nachtdiensten in een patroon van meer dan 5 nachten heeft verricht, kan de werkgever, in afwijking van lid 1, een afbouwregeling conform het Arbeidstijdenbesluit afspreken.
3. Voor de werknemer voor wie reeds een afbouwregeling conform het WBVV geldt zijn de leden 1 en 2 van dit artikel niet van toepassing.
Artikel 3
Vormgeving arbeidsduur
De arbeidsduur wordt zodanig vormgegeven dat:
a. in een periode van vier weken tenminste drie blokken van drie aan- eengesloten vrije dagen voorkomen; of
b. in een periode van vier weken tenminste twee blokken van drie aan- eengesloten vrije dagen voorkomen, waarbij de vrije weekenden in stand blijven;
of
c. in een periode van 13 weken tenminste vier blokken van drie aan- eengesloten vrije dagen voorkomen, waarbij het aantal losse vrije dagen dient te worden beperkt tot maximaal vier;
of
d. in een periode van 13 weken de roostervrije tijd in blokken van ten- minste twee aaneengesloten vrije dagen en maximaal vier losse vrije
43
dagen wordt ingeroosterd. Dit model kan alleen toegepast worden voor organisatie-eenheden waarin de werknemers werkzaam zijn volgens een rooster, al dan niet met wisselende diensten, alsmede onder de voorwaarden dat:
– er sprake is van een roostervormgeving conform de algemene cri- teria voor gezondheid en welzijn van de WHAW-systematiek
– er voor de betreffende organisatie-eenheid in overleg met de ondernemingsraad afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop, de mate waarin en de termijn waarop de WHAW-methodiek ver- der toepassing vindt.
e. Afwijking van de vormgeving als opgenomen in sub a, b, c of d is mogelijk met instemming van de ondernemingsraad. Bij geen over- eenstemming blijven de modellen a, b, c of d van toepassing. Afwijking van de vormgeving is slechts toegestaan indien er sprake is van een roostervormgeving conform de algemene criteria voor gezondheid en welzijn (WHAW-systematiek) danwel indien er voor de betreffende organisatie-eenheid in overleg met de ondernemings- raad afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop, de mate waarin en de termijn waarop de WHAW-methodiek verder toepassing vindt. De voorwaarde inzake de WHAW is niet van toepassing op werkne- mers die werkzaam zijn volgens vast rooster danwel volgens een werktijdenregeling. Afwijking van de vormgeving kan er niet toe lei- den dat een werkweek met dagen van 7,2 uur wordt afgesproken.
Artikel 4
Afwijkende arbeidsduur
1. Van het bepaalde in artikel 3 kan ten behoeve van de werknemer met een volledige arbeidsduur als volgt worden afgeweken:
a. voor kleine afdelingen en/of solistische functies kan de 36-urige werkweek op perioden langer dan 13 weken worden gerealiseerd;
b. voor de onder a genoemde situaties waarvoor de 36-urige werk- week ook niet op perioden langer dan 13 weken kan worden gerealiseerd, behoort een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur tot de mogelijkheden.
2. Met de werknemer op wie lid 1 sub a van toepassing is, maakt de werkgever ondermeer schriftelijk afspraken over:
– hoeveel uren worden gespaard;
– de termijn waarover wordt gespaard;
– de vorm waarin de vrije uren worden opgenomen;
– gevolgen bij einde arbeidsovereenkomst.
3. Bij uitdiensttreding van de in lid 2 bedoelde werknemer wordt in overleg met de werkgever een vergoeding verstrekt voor de niet opgenomen uren. Deze vergoeding bestaat uit het bruto-uurloon ver-
44
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
meerderd met vakantierechten en het werkgeversdeel van de pen- sioenpremie.
4. Ten aanzien van de werknemer op wie lid 1 sub a van toepassing is, die tengevolge van arbeidsongeschiktheid zijn werkzaamheden niet heeft verricht, gaat de opbouw van te sparen uren gedurende de arbeidsongeschiktheid doch nooit langer dan over een tijdvak van een half jaar door.
Artikel 5
Roostervrije dagen/vrije weekends
1. Indien de werktijden bij rooster worden geregeld, geniet de werkne- mer acht vrije dagen per 28 dagen. De werknemer geniet in ieder geval 22 vrije weekends per jaar.
2. Indien uitsluitend in het geval van dienstwisseling de in de begrips- bepalingen bedoelde perioden vrij van dienst niet kunnen worden gehaald, mag hiervan ten hoogste 2 maal in een periode van 28 dagen worden afgeweken.
Artikel 6
Verschoven diensten
1. Indien door bijzondere omstandigheden met een incidenteel karakter het dienstbelang zulks vordert, kan de werkgever, de werknemer gehoord:
– afwijken van het bepaalde in artikel 2, lid 1, sub b
– afwijken van het bepaalde in artikel 5, lid 1
– wijziging aanbrengen in een reeds vastgesteld(e) werktijden- regeling c.q. rooster.
2. Indien de werkgever toepassing geeft aan het in lid 1 bepaalde en daarmee wijziging aanbrengt in een reeds vastgesteld(e) werktijden- regeling c.q. rooster ontvangt de werknemer schadeloosstelling inge- val hij terzake van vrijetijdsbesteding reeds uitgaven heeft gedaan.
3. Indien de werkgever toepassing geeft aan het in lid 1 bepaalde en ten gevolge daarvan in een vastgesteld(e) werktijdenregeling c.q. rooster binnen 24 uur, na zijn mededeling hiervan aan de werknemer, een verschuiving optreedt, ontvangt de werknemer – onverkort het be-
45
paalde in lid 2 van dit artikel – naast het uurloon over de uren van die verschoven dienst uitsluitend een vergoeding als bedoeld in arti- kel 3, lid 2 van de uitvoeringsregeling overwerk.
Artikel 7
Overdracht
Overdracht van dienst vindt plaats binnen werktijd.
Artikel 8
Compensatie feestdagen
1. Op feestdagen niet vallend op zaterdag of zondag, heeft de werkne- mer, met inachtneming van het gestelde in de volgende leden, een vrije dag met behoud van salaris.
2. Indien het belang van de dienst het naar het oordeel van de werkge- ver noodzakelijk maakt dat een werknemer op een feestdag, niet val- lend op een zaterdag of zondag, arbeid verricht, wordt voor het gewerkte aantal uren compensatie toegekend met behoud van salaris.
3. De werknemer die volgens de (voor hem geldende) werktijden- regeling op zaterdag werkzaam is, ontvangt, indien op die zaterdag een feestdag valt en hij op die feestdag moet werken, voor het gewerkte aantal uren compensatie in vrije tijd en een toeslag voor feestdagen als bedoeld in artikel 4, uitvoeringsregeling onregelma- tige dienst.
4. Uit de werktijdenregeling of het rooster voortkomende vrije dagen (roostervrije dagen, niet zijnde weekenddagen of weekend vervan- gende dagen) mogen niet samenvallen met feestdagen niet vallend op zaterdag of zondag.
5. De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad een van lid 2 en 3 afwijkende regeling treffen. Deze regeling treedt in de plaats van het bepaalde in lid 2 en 3. Indien geen overeenstemming is bereikt blijft het bepaalde in lid 2 en 3 van toepassing.
6. De werkgever geeft de werknemer de gelegenheid een vrije dag te genieten op de met hem afgesproken feest- en gedenkdagen, die in de plaats treden van de bij de begripsbepalingen genoemde feest- en gedenkdagen, voor zover de bedrijfsvoering zulks toelaat. De werk- nemer geeft bij indiensttreding of voorafgaande aan enig kalender- jaar aan wanneer hij deze dag(en) wil genieten.
46
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 9
Inservice-opleiding
De inservice-opleiding van de leerling-werknemer, met wie een leer- arbeidsovereenkomst is aangegaan, wordt volledig in werktijd gegeven.
Artikel 10
Pauzes
1. Binnen elke dagelijkse diensttijd wordt gelegenheid voor twee koffie/ theepauzes gegeven, te weten per ochtend, middag, avond of nacht
– eenmaal.
2. Koffie- en theepauzes, welke minder dan een kwartier duren, worden als werktijd aangemerkt.
Artikel 11
55+-regeling
1. Tenzij de werknemer daarvan geen gebruik wenst te maken, wordt voor de werknemer van 55 jaar of ouder en werkzaam op een arbeidsovereenkomst van meer dan 32 uur per week, in afwijking van artikel 1, lid 1 het aantal uren waarop arbeid wordt verricht op gemiddeld 32 uur per week vastgesteld en wordt daarnaast het ver- schil tussen de contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur van ge- middeld 32 uur per week als doorbetaalde vrije tijd toegekend. Tij- dens deze vrije dag is de werknemer vrij van iedere dienst.
2. Wanneer toepassing wordt gegeven aan lid 1 van dit artikel heeft de werknemer geen recht op de in artikel 3 van de Uitvoeringsregeling vakantie genoemde extra vakantie-uren. Voor de werknemers met een arbeidsduur van 32 uur of meer wordt voor de berekening van de extra vakantie-uren het ,,naar-rato-beginsel’’ toegepast.
Voor de voltijder voor wie toepassing wordt gegeven aan lid 1 van dit artikel kan geen afwijkende regeling op grond van artikel 4 wor- den vastgesteld.
3. In overleg met de werknemer kan de vermindering van de arbeids- duur als genoemd in lid 1 over kortere en langere perioden dan een week worden gerealiseerd.
47
De werknemer en de werkgever kunnen overeenkomen dat de ver- mindering van de arbeidsduur geheel wordt genoten direct vooraf- gaande aan de beëindiging van het dienstverband. De werkgever kan een desbetreffend verzoek van de werknemer slechts afwijzen, indien zwaarwegend instellingsbelang zulks vordert. De werknemer kan een desbetreffend verzoek van de werkgever niet afwijzen, indien zwaar- wegend instellingsbelang zulks vordert.
4. Indien het belang van de instelling of de dienst dat verlangt, kan de werkgever ten aanzien van de werknemer, die gebruik maakt van de regeling als bedoeld in lid 1 van dit artikel, afwijken van de volgende bepalingen:
– artikel 2, lid 4 van de uitvoeringsregeling overwerk;
– artikel 2, lid 2 van de uitvoeringsregeling onregelmatige dienst;
– artikel 3 van de uitvoeringsregeling crisisdienst (GGz);
– artikel 4 van de uitvoeringsregeling bereikbaarheids-, aanwezig- heids- en consignatiedienst;
– artikel 4 van de uitvoeringsregeling slaapdienst.
Artikel 12
Inroostering en vergoedering vergaderuren ondernemingsraad
Aan een gekozen lid dat deelneemt aan vergaderingen van de onderne- mingsraad en van commissies van die raad alsmede aan scholing, wordt het aantal vergader-/scholingsuren in de vorm van vrije tijd toegekend, voorzover die vergaderingen/scholing buiten zijn werktijd plaatsvinden. De vergaderingen van de ondernemingsraad en van commissies van die raad dienen in de werktijdenregeling c.q. het rooster te worden opgeno- men.
b. Uitvoeringsregeling salariëring
Artikel 1
Algemeen
1. De salarisschalen zijn opgenomen in bijlage A van deze uitvoerings- regeling. Er zijn functionele salarisschalen, jeugdschalen en aanloop- schalen. De in de salarisschalen opgenomen bedragen gelden bij een volledige dagtaak.
2. Het salaris van de in artikel 1 lid 2 van de Uitvoeringsregeling arbeidsduur en werktijden bedoelde werknemers met een arbeids- duur van gemiddeld 38 uur per week, wordt vastgesteld door de in bijlage A genoemde bedragen aan te passen met de factor 38/36.
3. Het salaris van werknemers die een opleiding volgen, wordt vastge- 48
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
steld overeenkomstig het in bijlage B en bijlage C van deze uitvoeringsregeling bepaalde.
4. De aanloopschalen zoals die golden voor 1 juli 1994 blijven van toe- passing op de werknemers die voor 1 juli 1994 op basis van een leer- arbeidsovereenkomst in dienst zijn getreden.
Artikel 2
Indeling in functionele schaal
De werkgever bepaalt op grond van de functie-indeling ingevolge arti- kel 20 van de CAO, welke functionele salarisschaal voor de werknemer van toepassing is. Het nummer van de functionele salarisschaal corres- pondeert met het nummer van de functiegroep, waarin de functie van de werknemer is ingedeeld.
Artikel 3
Toepassing salarisschalen
1. Voor de werknemer die de leeftijd van 22 jaar nog niet heeft bereikt, geldt de bij zijn functionele salarisschaal behorende jeugd- salarisschaal en het hierin bij zijn leeftijd vermelde salaris.
2. De werknemer, voor wie één van de functionele schalen 05 t/m 80 geldt, dient voor de toepassing hiervan over het hieronder genoemde aantal functiejaren te beschikken:
– bij de functionele salarisschalen 05 t/m 40 één functiejaar.
– bij de functionele salarisschalen 45 t/m 60 twee functiejaren.
– bij de functionele salarisschalen 65 t/m 80 drie functiejaren. De werkgever kan met de werknemer overeenkomen dat voor de toe- passing van de functionele schaal het aantal benodigde functiejaren lager is dan in dit lid bepaald.
3. Beschikt de werknemer niet over het in lid 2 bij zijn functionele sala- risschaal genoemde aantal functiejaren, dan geldt voor hem de bij die schaal behorende aanloopsalarisschaal en wel het bij 0 functiejaren vermelde bedrag, dan wel, indien voor de werknemer zijn al dan niet elders verkregen ervaring daartoe aanleiding geeft, een hoger bedrag uit die schaal. De werkgever is bevoegd om voor de werknemer de aanloopsalarisschaal langer toe te passen dan het in lid 2 genoemde aantal jaren, indien de functievervulling van de werknemer aanlei-
49
xxxx geeft om nog niet de functionele salarisschaal toe te passen. De werkgever doet hiervan schriftelijk en gemotiveerd mededeling aan de werknemer.
4. De werknemer, voor wie de functionele schaal geldt, wordt op het bij 0 functiejaren vermelde bedrag uit die schaal, dan wel, indien zijn al dan niet elders verkregen ervaring daartoe aanleiding geeft, op een hoger bedrag uit die schaal ingeschaald.
Artikel 4
Salarisgarantieregeling
A. Salarisgarantieregeling van reeds in dienst zijnde werknemers.
1. Indien op het moment, waarop ten aanzien van de functiecategorie waartoe de functie van de werknemer behoort, de in artikel 1 ge- noemde salarisschalen voor zijn functie in werking traden, voor de werknemer die voor 1 januari 1985 in dienst is getreden een salaris geldt (zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst) dat gelijk of hoger is dan het hierna bij de, overeenkomstig artikel 2 voor hem vastgestelde, functionele salarisschaal aangegeven inpassingstabel- nummer, dan wordt het voor de werknemer geldende salaris ge- fixeerd, met inachtneming van de algemene loonaanpassingen in het kader van de CAO-Ziekenhuiswezen.
2. Indien op het moment, waarop ten aanzien van de functiecategorie waartoe de functie van de werknemer behoort de in artikel 1 ge- noemde salarisschalen voor zijn functie in werking traden, voor de werknemer die voor 1 januari 1985 in dienst is getreden een salaris geldt (zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst) dat lager is dan het hierna bij de overeenkomstig artikel 2 voor hem vastgestelde, functionele salarisschaal aangegeven inpassingstabelnummer, doch in zijn arbeidsovereenkomst is vastgelegd dat hij een hoger salaris kan verwerven dan geldt als bereikbaar maximum het onderstaande inpassingstabelnummer.
Functionele schaal maximum inpassingstabelnummer
5 12
10 14
15 16
20 18
25 20
30 22
35 25
40 29
45 33
50 39
50
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Functionele schaal maximum inpassingstabelnummer
55 46
60 55
65 67
70 82
75 95
maximum FWG-salarisschaal 80 vermeer-
80 derd met 10% van dit maximum
B. Garantie oude uitloopperiodieken.
Voor de werknemer die boven het maximum van zijn salarisschaal aanspraak had op één of twee nog niet genoten uitloopperiodieken als bedoeld in artikel 6, lid 3 van de uitvoeringsregeling salariëring van deze CAO, geldt het volgende. Wanneer op het tijdstip, waarop de hiervoor bedoelde uitloopperiodiek(en) aan de werknemer zouden zijn toegekend, zijn salaris lager is dan het bedrag dat hij volgens die uitloopperiodiek(en) zou hebben genoten, dan geldt op dat tijdstip laatstgenoemd bedrag als zijn salaris. Het bovenstaande laat onver- let de bij zijn functionele salarisschaal behorende uitloopperiodieken.
C. De werknemer, die bij indiensttreding:
– direct voorafgaand aan het dienstverband op basis van een ar- beidsovereenkomst werkzaam was bij een instelling die viel onder de werkingssfeer van deze CAO
én
– in genoemde instelling een functie vervulde waarop artikel 4A, lid 1 of lid 2 van de uitvoeringsregeling salariëring van toepas- sing was,
behoudt, bij aanvaarding van een ten opzichte van zijn vorige func- tie tenminste gelijk functieniveau aanspraak op toepassing van arti- kel 4A, lid 1 of lid 2 van de uitvoeringsregeling salariëring.
D.
1. Indien tengevolge van herindeling als bedoeld in FWG-functieboek I – Algemeen, hoofdstuk 4, een lagere functiegroep van kracht wordt, geldt per de eerste van de kalendermaand volgend op het indelingsbesluit het volgende:
a. Indien ten gevolge van het herindelingsbesluit een lagere functie- groep voor de werknemer van kracht wordt, wordt het salaris zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst bevroren, ingeval het salaris meer bedraagt dan het maximum salaris van de lagere functiegroep vermeerderd met 10%.
51
Dit bevroren salaris wordt aangepast met de algemene loon- aanpassingen zoals van toepassing voor de CAO-Ziekenhuis- wezen.
b. Indien ten gevolge van het herindelingsbesluit een lagere functie- groep voor de werknemer van kracht wordt, dan kan hij het maximum salaris zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst bereiken, voorzover dit het maximum salaris plus 10% behorende bij de lagere functiegroep niet overstijgt.
2. Indien tengevolge van herindeling als bedoeld in FWG-functieboek I – Algemeen, hoofdstuk 4, een hogere functiegroep van kracht wordt, geldt per de eerste van de kalendermaand volgend op het indelingsbesluit, het volgende:
a. De salarisschalen behorend bij de hogere functiegroep worden van toepassing.
b. Bij de vaststelling van het salaris uit de nieuwe salarisschaal geldt ten minste het bedrag dat overeenkomt met het salaris dat per de eerste van voornoemde kalendermaand gold. Wanneer dit bedrag niet in de nieuwe salarisschaal voorkomt, dan geldt het naasthogere bedrag van die salarisschaal.
c. Bij de toepassing van het hiervoor bepaalde geldt tenminste het eerste bedrag van de functionele- of aanloopsalarisschaal die voor de werknemer geldt.
Bij de vaststelling van het salaris geldt voor de werknemer die de leeftijd van 22 jaar nog niet heeft bereikt, het in de jeugd- salarisschaal bij zijn leeftijd vermelde bedrag. Komt het salaris, dat voor de werknemer, die de leeftijd van 22 jaar nog niet heeft bereikt, direct voorafgaand aan het besluit tot herindeling gold, niet voor in een jeugdsalarisschaal, dan geldt hetzelfde dan wel het naasthogere bedrag van de aanloopsalarisschaal respectieve- lijk de functionele salarisschaal.
d. Artikel 9, lid 1 en 2, (promotie-artikel), zijn ten deze niet van toepassing.
3. Indien voorafgaand aan het besluit tot herindeling artikel 4 (salaris- garantie/FWG) van toepassing is, geldt het volgende:
Voorzover toepassing van leden 1 of 2 van dit artikel leidt tot een lager salaris dan het in artikel 4 bepaalde salaris(-verloop), dan heeft de werknemer tenminste aanspraak op een salaris conform het in artikel 4A, lid 1 of 2, danwel artikel 4B bepaalde.
Artikel 5
Vervallen.
52
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 6
Periodieke verhogingen en uitloopperiodieken
1. Tenzij hierover in de arbeidsovereenkomst anders is bepaald, wordt éénmaal per jaar een salarisverhoging binnen de aanloop- of functio- nele schaal toegekend.
De periodieke verhoging wordt voor de eerste maal toegekend één jaar na indiensttreding dan wel bevordering tot een functie welke is ingedeeld in een hogere functiegroep.
2. Indien de toepassing van een systeem van personeelsbeoordeling dat gebaseerd is op de uitgangspunten zoals opgenomen in het Statuut Sociaal Beleid van deze CAO naar het oordeel van de werkgever daartoe aanleiding geeft, kan de werkgever besluiten in enig jaar géén dan wel op meerdere momenten in dat jaar een salarisverhoging binnen de aanloop- of functionele schaal toe te kennen.
3. In de functionele salarisschaal 5 t/m 30 zijn als laatste, twee salaris- bedragen opgenomen, die achtereenvolgens aan de werknemer wor- den toegekend, nadat respectievelijk zes en twee jaar zijn verlopen sedert het voorafgaande salarisbedrag uit die schaal aan de werkne- mer is toegekend.
Indien de werkgever toepassing geeft aan een systeem van perso- neelsbeoordeling zoals bedoeld in lid 2 worden de in de vorige vol- zin bedoelde salarisbedragen op basis hiervan toegekend.
4. Het salaris als bedoeld in artikel 3, lid 1 wordt jaarlijks vastgesteld op het bij de leeftijd van de werknemer vermelde bedrag van de jeugdsalarisschaal en wel per de eerste van de maand, waarin hij ver- jaart.
Artikel 7
Bijzondere toeslagen
1. De werkgever kan een gratificatie toekennen.
2. Indien voor één of meer specifieke functie(s) sprake is van een arbeidsmarktknelpunt kan in bijzondere gevallen aan de werknemer een tijdelijke toeslag worden toegekend ter grootte van maximaal 10% van het voor de werknemer geldende salaris.
53
3. Voorzover en zolang naar het oordeel van de werkgever ten aanzien van de functievervulling sprake is van bijzondere omstandigheden kan aan de werknemer een toeslag worden toegekend.
Bij toekenning van deze toeslag geldt dat de som van het voor de werknemer geldende salaris en de toeslag ten hoogste het maximum van de naast hogere functionele salarisschaal bedraagt. De toeslag kan echter niet meer bedragen dan maximaal 8 opeenvolgende regel- nummers van de inpassingstabel vanaf het voor de werknemer gel- dende salaris.
Artikel 8
Minimum salaris 55+-er
Aan de werknemer, die:
a. tenminste de 55-jarige leeftijd heeft bereikt en
b. daaraan direct voorafgaand onafgebroken 5 jaren in dienst van de- zelfde werkgever is geweest,
wordt geen lager salaris toegekend dan het maximum vastgestelde salaris van de schaal, waarin betrokkene is ingedeeld;
Toepassing van deze bepaling geldt uitsluitend voor werknemers die een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan vóór 1 juli 1994.
Artikel 9
Bevordering
1. Bij bevordering tot een functie welke is ingedeeld in een hogere functiegroep, wordt het salaris ontleend aan de functionele schaal van de nieuwe functie, met dien verstande dat het tot dan toe geno- ten salaris met 2 periodieken wordt verhoogd en het nieuwe salaris tenminste gelijk moet zijn aan het minimum van de functionele schaal van de functie, waarnaar de werknemer werd bevorderd, doch nimmer meer mag bedragen dan het maximum van de bij deze hogere functie behorende schaal. Hierbij worden buiten beschouwing gelaten de in de functionele schalen opgenomen uitloopperiodieken, als bedoeld in artikel 6, lid 3.
2. Indien bij een bevordering als bedoeld in het vorige lid de werkne- mer nog niet voldoet aan het bepaalde in artikel 3, lid 2 dan geldt, overeenkomstig het in artikel 3, lid 3 bepaalde, de aanloopschaal.
3. Van het in de leden 1 en 2 bepaalde kan door de werkgever worden afgeweken. Wanneer de werkgever, overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden, zijn voorgenomen besluit tot afwijking als in de vorige volzin bedoeld aan de onderne- mingsraad voorlegt, kan hiertegen niet als bezwaar worden inge- bracht dat de CAO een dergelijke regeling uitsluit. Het in de vorige
54
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
xxxxxx bedoelde besluit van de werkgever heeft dezelfde rechtskracht als de bepalingen van deze CAO.
Artikel 10
Waarneming
1. De werknemer, die is aangewezen om, anders dan in het geval van vervanging wegens vakantie, gedurende langere tijd dan één maand aaneengesloten een hoger ingedeelde functie, welke is ingedeeld in een hogere functiegroep, van een andere werknemer geheel of nage- noeg geheel waar te nemen, ontvangt voor elke maand van de waar- neming een vergoeding, gelijk aan het verschil tussen zijn huidige salaris en het aanvangssalaris van de hoger ingedeelde functie, welke is ingedeeld in een hogere functiegroep, met een minimum van 2 periodieken. Het salaris vermeerderd met voornoemde vergoeding kan niet meer bedragen dan het maximum van de schaal van de hoger ingedeelde functie die wordt waargenomen.
2. De werknemer, die is aangewezen om anders dan in het geval van vervanging wegens vakantie gedurende langere tijd dan één maand aaneengesloten een hoger ingedeelde functie, welke is ingedeeld in een hogere functiegroep, van een andere werknemer voor tenminste de helft van de dagelijkse arbeidsduur waar te nemen, ontvangt voor elke maand van de waarneming een vergoeding gelijk aan het ge- stelde in lid 1, welke wordt berekend naar het gedeelte van zijn waar- neming.
3. Van het in de leden 1 en 2 bepaalde kan door de werkgever worden afgeweken. Wanneer de werkgever, overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden, zijn voorgenomen besluit tot afwijking als in de vorige volzin bedoeld aan de onderne- mingsraad voorlegt, kan hiertegen niet als bezwaar worden inge- bracht dat de CAO een dergelijke regeling uitsluit. Het in de vorige volzin bedoelde besluit van de werkgever heeft dezelfde rechtskracht als de bepalingen van deze CAO.
Artikel 11
Gratificatie
De werknemer, die onafgebroken in dienst van de werkgever is geweest, heeft recht op een éénmalige gratificatie ten bedrage van een kwart van
55
het maandsalaris bij 12,5 jaar, de helft van het maandsalaris bij 25 jaar, en een vol maandsalaris bij 40 jaar dienst. Indien de contractuele arbeids- duur in de relevante dienstjaren wijziging(en) heeft ondergaan, wordt het maandsalaris naar evenredigheid van die contractuele arbeidsduur ver- hoogd of verlaagd.
Bij toekenning van hetzij ouderdomspensioen hetzij volledige over- bruggingsuitkering, heeft de werknemer recht op een gratificatie ten bedrage van de helft van het maandsalaris.
Artikel 12
Toepassing schaal 1 i.k.v. Regeling extra arbeidsplaatsen zorgsector
Voor werknemers die in overleg met Arbeidsvoorziening in het kader van de Regeling extra arbeidsplaatsen zorgsector worden aangesteld in een door de instelling nieuw gecreërde functie, welke functie als zoda- nig bij partijen is aangemeld, vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van de ondernemingsraad dan wel personeelsvertegen- woordiging, en door partijen is bevestigd, geldt voor het opdoen van ervaring gedurende het eerste jaar van functievervulling het bij schaal 1 genoemde (naar rato) wettelijk minimumloon.
Voor de werknemer die de leeftijd van 22 jaar nog niet heeft bereikt, geldt (naar rato) de bij schaal 1 behorende jeugdschaal conform het wet- telijk jeugdloon en het hierin bij zijn leeftijd vermelde salaris.
Het totaal aantal werknemers vallend onder de Regeling extra arbeids- plaatsen zorgsector, dat mag worden ingezet in een instelling mag niet meer bedragen dan 5% van het totaal aantal fulltime-equivalenten (fte). Dit maximum-percentage geldt niet voor instellingen die per 1 januari 1998 reeds voor meerdere functies bij de uitvoeringsorganisaties een aanvraag hebben ingediend en ook toegekend hebben gekregen danwel nog toegekend krijgen.
56
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE A BIJ UITVOERINGSREGELING SALARIËRING PER 1-4-1998**1)
17 jr. | 901* | 0 | b | 2283* |
18 jr. | 1039* | 1 | 3 | 2383 |
19 jr. | 1199* | 2 | 4 | 2477 |
20 jr. | 1404* | 3 | 5 | 2567 |
21 jr. | 1654* | 4 | 6 | 2618 |
5 | 7 | 2687 | ||
6 | 8 | 2755 | ||
Salarisschalen i.k.v. Regeling extra arbeidsplaatsen zorgsector Jeugdschaal 01 Schaal 1
salarisschalen functiegroep 5
jeugdschaal 03 aanloopschaal 04 functionele schaal 05
17 jr. | 1192 | 0 | 1 | 2297* | 0 | 3 | 2383 |
18 jr. | 1430 | 1 | 2 | 2341 | 1 | 4 | 2477 |
19 jr. | 1668 | 2 | 3 | 2383 | 2 | 5 | 2567 |
20 jr. | 1907 | 3 | 4 | 2477 | 3 | 6 | 2618 |
21 jr. | 2145 | 4 | 7 | 2687 | |||
5 | 8 | 2755 | |||||
11 | 9 | 2827 | |||||
13 | 10 | 2905 | |||||
salarisschalen functiegroep 10
jeugdschaal 08 aanloopschaal 09 functionele schaal 10
17 jr. | 1238 | 0 | 1 | 2297* | 0 | 4 | 2477 |
18 jr. | 1486 | 1 | 2 | 2341 | 1 | 5 | 2567 |
19 jr. | 1734 | 2 | 3 | 2383 | 2 | 6 | 2618 |
20 jr. | 1981 | 3 | 4 | 2477 | 3 | 7 | 2687 |
21 jr. | 2229 | 4 | 5 | 2567 | 4 | 8 | 2755 |
1) Avv heeft geen terugwerkende kracht. Noot van CAO-partijen:
* zo nodig wettelijk minimum loon toekennen
** Het salaris van de werknemer met een voltijd-arbeidsduur van gemiddeld 38 uren per week wordt vastgesteld op 38/36 van het bedrag behorende bij het op die werkne- mer van toepassing zijnde inpassingsnummer.
57
salarisschalen functiegroep 10
jeugdschaal 08 aanloopschaal 09 functionele schaal 10
5 | 9 | 2827 | |||||
6 | 10 | 2905 | |||||
12 | 11 | 2994 | |||||
14 | 12 | 3087 | |||||
salarisschalen functiegroep 15 | |||||||
jeugdschaal 13 aanloopschaal 14 functionele schaal 15 | |||||||
17 jr. | 1284 | 0 | 2 | 2341 | 0 | 5 | 2567 |
18 jr. | 1540 | 1 | 3 | 2383 | 1 | 6 | 2618 |
19 jr. | 1797 | 2 | 4 | 2477 | 2 | 7 | 2687 |
20 jr. | 2054 | 3 | 5 | 2567 | 3 | 8 | 2755 |
21 jr. | 2311 | 4 | 6 | 2618 | 4 | 9 | 2827 |
5 | 10 | 2905 | |||||
6 | 11 | 2994 | |||||
7 | 12 | 3087 | |||||
13 | 13 | 3191 | |||||
15 | 14 | 3296 | |||||
salarisschalen functiegroep 20
jeugdschaal 18 aanloopschaal 19 functionele schaal 20
17 jr. | 1309 | 0 | 3 | 2383 | 0 | 6 | 2618 |
18 jr. | 1571 | 1 | 4 | 2477 | 1 | 7 | 2687 |
19 jr. | 1832 | 2 | 5 | 2567 | 2 | 8 | 2755 |
20 jr. | 2094 | 3 | 6 | 2618 | 3 | 9 | 2827 |
21 jr. | 2356 | 4 | 7 | 2687 | 4 | 10 | 2905 |
5 | 11 | 2994 | |||||
6 | 12 | 3087 | |||||
7 | 13 | 3191 | |||||
8 | 14 | 3296 | |||||
14 | 15 | 3393 | |||||
16 | 16 | 3503 |
58
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
salarisschalen functiegroep 25
jeugdschaal 23 aanloopschaal 24 functionele schaal 25
17 jr. | 1343 | 0 | 4 | 2477 | 0 | 7 | 2687 |
18 jr. | 1612 | 1 | 5 | 2567 | 1 | 9 | 2827 |
19 jr. | 1881 | 2 | 6 | 2618 | 2 | 10 | 2905 |
20 jr. | 2149 | 3 | 7 | 2687 | 3 | 11 | 2994 |
21 jr. | 2418 | 4 | 8 | 2755 | 4 | 12 | 3087 |
5 | 9 | 2827 | 5 | 13 | 3191 | ||
6 | 14 | 3296 | |||||
7 | 15 | 3393 | |||||
8 | 16 | 3503 | |||||
14 | 17 | 3591 | |||||
16 | 18 | 3696 | |||||
salarisschalen functiegroep 30
jeugdschaal 28 aanloopschaal 29 functionele schaal 30
17 jr. | 1377 | 0 | 6 | 2618 | 0 | 8 | 2755 |
18 jr. | 1653 | 1 | 7 | 2687 | 1 | 10 | 2905 |
19 jr. | 1928 | 2 | 8 | 2755 | 2 | 12 | 3087 |
20 jr. | 2204 | 3 | 9 | 2827 | 3 | 13 | 3191 |
21 jr. | 2479 | 4 | 10 | 2905 | 4 | 14 | 3296 |
5 | 11 | 2994 | 5 | 15 | 3393 | ||
6 | 16 | 3503 | |||||
7 | 17 | 3591 | |||||
8 | 18 | 3696 | |||||
14 | 19 | 3794 | |||||
16 | 20 | 3896 |
59
salarisschalen functiegroep 35
jeugdschaal 33 aanloopschaal 34 functionele schaal 35
17 jr. | 1453 | 0 | 8 | 2755 | 0 | 10 | 2905 |
18 jr. | 1743 | 1 | 9 | 2827 | 1 | 12 | 3087 |
19 jr. | 2034 | 2 | 10 | 2905 | 2 | 14 | 3296 |
20 jr. | 2324 | 3 | 11 | 2994 | 3 | 15 | 3393 |
21 jr. | 2615 | 4 | 12 | 3087 | 4 | 16 | 3503 |
5 | 13 | 3191 | 5 | 17 | 3591 | ||
6 | 18 | 3696 | |||||
7 | 19 | 3794 | |||||
8 | 20 | 3896 | |||||
9 | 21 | 3996 | |||||
salarisschalen functiegroep 40
jeugdschaal aanloopschaal 39 functionele schaal 40
0 | 10 | 2905 | 0 | 12 | 3087 |
1 | 11 | 2994 | 1 | 14 | 3296 |
2 | 12 | 3087 | 2 | 16 | 3503 |
3 | 13 | 3191 | 3 | 17 | 3591 |
4 | 14 | 3296 | 4 | 18 | 3696 |
5 | 15 | 3393 | 5 | 19 | 3794 |
6 | 20 | 3896 | |||
7 | 21 | 3996 | |||
8 | 22 | 4097 | |||
9 | 23 | 4198 | |||
10 | 24 | 4300 |
60
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
salarisschalen functiegroep 45
jeugdschaal aanloopschaal 44 functionele schaal 45
0 | 10 | 2905 | 0 | 16 | 3503 |
1 | 12 | 3087 | 1 | 18 | 3696 |
2 | 14 | 3296 | 2 | 20 | 3896 |
3 | 16 | 3503 | 3 | 21 | 3996 |
4 | 17 | 3591 | 4 | 22 | 4097 |
5 | 18 | 3696 | 5 | 23 | 4198 |
6 | 19 | 3794 | 6 | 24 | 4300 |
7 | 25 | 4404 | |||
8 | 26 | 4513 | |||
9 | 27 | 4625 | |||
10 | 28 | 4723 | |||
salarisschalen functiegroep 50
jeugdschaal aanloopschaal 49 functionele schaal 50
0 | 14 | 3296 | 0 | 21 | 3996 |
1 | 16 | 3503 | 1 | 23 | 4198 |
2 | 18 | 3696 | 2 | 25 | 4404 |
3 | 20 | 3896 | 3 | 27 | 4625 |
4 | 21 | 3996 | 4 | 28 | 4723 |
5 | 22 | 4097 | 5 | 29 | 4834 |
6 | 23 | 4198 | 6 | 30 | 4942 |
7 | 31 | 5045 | |||
8 | 32 | 5149 | |||
9 | 33 | 5257 | |||
10 | 34 | 5365 | |||
salarisschalen functiegroep 55
jeugdschaal aanloopschaal 54 functionele schaal 55
0 | 19 | 3794 | 0 | 26 | 4513 | |
1 | 21 | 3996 | 1 | 28 | 4723 | |
2 | 23 | 4198 | 2 | 30 | 4942 | |
3 | 25 | 4404 | 3 | 32 | 5149 | |
4 | 26 | 4513 | 4 | 34 | 5365 | |
5 | 27 | 4625 | 5 | 35 | 5466 | |
6 | 28 | 4723 | 6 | 36 | 5568 | |
7 | 37 | 5683 | ||||
8 | 38 | 5801 | ||||
61 |
salarisschalen functiegroep 55
jeugdschaal aanloopschaal 54 functionele schaal 55
9 39 5918
10 40 6022
salarisschalen functiegroep 60
jeugdschaal aanloopschaal 59 functionele schaal 60
0 | 25 | 4404 | 0 | 32 | 5149 |
1 | 27 | 4625 | 1 | 34 | 5365 |
2 | 29 | 4834 | 2 | 36 | 5568 |
3 | 31 | 5045 | 3 | 38 | 5801 |
4 | 32 | 5149 | 4 | 40 | 6022 |
5 | 33 | 5257 | 5 | 42 | 6251 |
6 | 34 | 5365 | 6 | 44 | 6469 |
7 | 45 | 6566 | |||
8 | 46 | 6665 | |||
9 | 47 | 6768 | |||
10 | 48 | 6868 | |||
salarisschalen functiegroep 65
jeugdschaal aanloopschaal 64 functionele schaal 65
0 | 32 | 5149 | 0 | 40 | 6022 |
1 | 34 | 5365 | 1 | 42 | 6251 |
2 | 36 | 5568 | 2 | 44 | 6469 |
3 | 38 | 5801 | 3 | 46 | 6665 |
4 | 40 | 6022 | 4 | 48 | 6868 |
5 | 41 | 6138 | 5 | 50 | 7076 |
6 | 42 | 6251 | 6 | 52 | 7282 |
7 | 43 | 6363 | 7 | 54 | 7488 |
8 | 56 | 7696 | |||
9 | 57 | 7796 | |||
10 | 58 | 7899 | |||
11 | 59 | 8005 | |||
12 | 60 | 8107 |
62
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
salarisschalen functiegroep 70
jeugdschaal aanloopschaal 69 functionele schaal 70
0 | 42 | 6251 | 0 | 50 | 7076 |
1 | 44 | 6469 | 1 | 53 | 7388 |
2 | 46 | 6665 | 2 | 56 | 7696 |
3 | 48 | 6868 | 3 | 59 | 8005 |
4 | 50 | 7076 | 4 | 62 | 8314 |
5 | 51 | 7180 | 5 | 64 | 8522 |
6 | 52 | 7282 | 6 | 66 | 8778 |
7 | 53 | 7388 | 7 | 68 | 9036 |
8 | 70 | 9293 | |||
9 | 71 | 9422 | |||
10 | 72 | 9554 | |||
11 | 73 | 9683 | |||
12 | 74 | 9812 | |||
salarisschalen functiegroep 75
jeugdschaal aanloopschaal 74 functionele schaal 75
0 | 54 | 7488 | 0 | 62 | 8314 |
1 | 56 | 7696 | 1 | 65 | 8648 |
2 | 58 | 7899 | 2 | 68 | 9036 |
3 | 60 | 8107 | 3 | 71 | 9422 |
4 | 62 | 8314 | 4 | 74 | 9812 |
5 | 63 | 8415 | 5 | 76 | 10071 |
6 | 64 | 8522 | 6 | 78 | 10342 |
7 | 65 | 8648 | 7 | 80 | 10630 |
8 | 82 | 10920 | |||
9 | 83 | 11063 | |||
10 | 84 | 11208 | |||
11 | 85 | 11377 | |||
12 | 86 | 11549 | |||
13 | 87 | 11715 | |||
14 | 88 | 11886 |
63
salarisschalen functiegroep 80
jeugdschaal aanloopschaal 79 functionele schaal 80
0 | 66 | 8778 | 0 | 74 | 9812 |
1 | 68 | 9036 | 1 | 77 | 10199 |
2 | 70 | 9293 | 2 | 80 | 10630 |
3 | 72 | 9554 | 3 | 83 | 11063 |
4 | 74 | 9812 | 4 | 86 | 11549 |
5 | 75 | 9941 | 5 | 88 | 11886 |
6 | 76 | 10071 | 6 | 90 | 12221 |
7 | 77 | 10199 | 7 | 92 | 12560 |
8 | 94 | 12900 | |||
9 | 95 | 13070 | |||
10 | 96 | 13241 | |||
11 | 97 | 13410 | |||
12 | 98 | 13579 | |||
13 | 99 | 13751 | |||
14 | 100 | 13920 |
64
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE B BIJ UITVOERINGSREGELING SALARIËRING SALARISSCHALEN VAN WERKNEMERS DIE EEN OPLEIDING
VOLGEN
I.A. De basisopleidingen
a. Voor de onder e. genoemde werknemers geldt het bij het leerjaar onder e. vermelde salaris.
b. Voor leerling-verpleegkundigen en leerling-ziekenverzorgenden/ver- zorgenden-IG geldt na indiensttreding bij de werkgever het bij het praktijkleerjaar onder f. vermelde salaris.
c. Voor leerling-verzorgenden en leerling-helpenden geldt na indienst- treding bij de werkgever het bij het praktijkleerjaar onder g. ver- melde salaris.
d. De leerling-verpleegkundige, die in het bezit is van een diploma zie- kenverzorging of diploma verpleegkundige, en de leerling operatie- assistent die in het bezit is van een diploma verpleegkundige, wor- den gedurende de periode van de nieuwe leer/arbeidsovereenkomst gesalarieerd:
– bij het bezit van het diploma ziekenverzorging: volgens de jeugd- schaal dan wel volgens een van de inpassingstabelnummers, behorende bij de salarisschalen van functiegroep 30.
– bij het bezit van het diploma verpleegkundige: volgens de jeugd- schaal dan wel volgens een van de inpassingstabelnummers, behorende bij de salarisschalen van functiegroep 35.
Indien de werkgever het behalen van het diploma in het belang van de instelling acht, kan zij met betrokkenen bij individuele arbeids- overeenkomst voor de duur van de gehele nieuwe opleidingsperiode een hogere salariëring overeenkomen.
De leerling-verpleegkundige die in het bezit is van een diploma MDGO en tenminste over één jaar functionele werkervaring be- schikt, wordt gedurende de periode van de nieuwe leer/ arbeidsovereenkomst gesalarieerd volgens de jeugdschaal dan wel volgens een van de inpassingstabelnummers behorende bij de sala- risschalen van functiegroep 30. De leerling-ziekenverzorgende/-ver- zorgende-IG die in het bezit is van een diploma MDGO-VZ, die een verkorte duale opleiding verzorgende-IG volgt en tenminste over één jaar functionele werkervaring beschikt, wordt gedurende de periode van de nieuwe leer/arbeidsovereenkomst gesalarieerd volgens de
65
jeugdschaal danwel volgens een van de inpassingstabelnummers behorende bij de salarisschalen van functiegroep 25.
e. Xxxxxxxx-operatie-assistent a) Leerling-radiodiagnostisch laborant b) Leerling-radiotherapeutisch laborant c)
Leerling-laborant klinische neurofysiologie Leerling-longfunctie-assistent
x. xxxxxxxxx niet in het bezit van het diploma operatie-assistent stu- dierichting chirurgie dan wel studierichting anaesthesiologie;
x. xxxxxxxxx niet in het bezit van het diploma radiotherapeutisch laborant;
x. xxxxxxxxx niet in het bezit van het diploma radiodiagnostisch laborant.
1/4/98 (1)1) | |
1e leerjaar | 1681 |
2e leerjaar | 1975 |
3e leerjaar | 2556 |
4e leerjaar | 2556 |
De achter de leerjaren vermelde bedragen gelden zodra de werknemer in het daarboven vermelde jaar tot het betrokken leerjaar wordt toegelaten.
f. Leerling-verpleegkundigen Leerling-ziekenverzorgenden
voor zover de opleiding vóór 1 augustus 1997 is gestart.
1/4/98 (1)1) | |
1e praktijkleerjaar | 1673 |
2e praktijkleerjaar | 1973 |
0x xxxxxxxxxxxxxxxx | 0000 |
0x xxxxxxxxxxxxxxxx | 0000 |
Xxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxxxxx (kwalificatieniveau 4 en 5) Leerling-verzorgenden-IG (kwalificatieniveau 3-IG)
voor zover de (duale) opleiding op of na 1 augustus 1997 is gestart.
1-4-98 (2)1) | 1-1-99 (2) | |
1e praktijkleerjaar | 1585 | 1683 |
2e praktijkleerjaar | 1869 | 1984 |
0x xxxxxxxxxxxxxxxx | 0000 | 0000 |
4e praktijkleerjaar | 2417 | 2566 |
1) Avv heeft geen terugwerkende kracht.
66
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Voor leerling-verpleegkundigen (kwalificatieniveau 5) kan afgeweken worden van het voorgaande indien het tweede jaar, in het verlengde van het eerste jaar, een overwegend theoretisch karaker draagt en waarin sta- ges zijn opgenomen. Voor een periode van 12 maanden kan in dit jaar een leerovereenkomst met de leerling worden aangegaan. In het derde jaar, wanneer met de leerling een leer/arbeidsovereenkomst is aange- gaan, begint de leerling met een salaris behorende bij het 2e praktijk- leerjaar.
g. Leerling-verzorgenden (kwalificatieniveau 3) Leerling-helpenden (kwalificatieniveau 2)
voor zover de (duale) opleiding op of na 1 augustus 1997 is gestart
01-07-1998 (3)1) | |
0x xxxxxxxxxxxxxxxx | 0000 |
0x xxxxxxxxxxxxxxxx | 1695 |
3e praktijkleerjaar | 1906 |
Noten van CAO-partijen: |
1. voorzover het minimumloon niet hoger ligt; deze salarissen zijn voltijd-salarissen, gekoppeld aan een berekening van 36/36.
2. voorzover het minimumloon, vermenigvuldigd met de factor 32/36, niet hoger ligt. Voor de leerling-verpleegkundigen en leerling- verzorgenden-IG die op of na 1 augustus 1997 met de duale oplei- ding zijn gestart, gelden de betreffende salarisbedragen bij een werk- week van gemiddeld 32 uur, te meten over een praktijkleerjaar. Indien, vanwege de omvang van het theoretisch deel van de duale opleiding tijdens de leer/arbeidsovereenkomst een gemiddelde arbeidsduur van 32 uur niet gerealiseerd kan worden, wordt een evenredige vermindering op de deeltijdsalarissen toegepast.
3. voor de leerling-verzorgenden en leerling-helpenden gelden de be- treffende salarisbedragen bij een werkweek van gemiddeld 32 uur, te meten over het praktijkleerjaar, voorzover het minimumloon, verme- nigvuldigd met de factor 32/36 niet hoger ligt.
X.X Xxxxxxxxx lening basisopleidingen en zakgeld
1. Tijdens de voorbereidende periode, met uitzondering van de periode die geldt voor de hierna onder I.B.2 genoemde leerlingen, vindt met
1) Avv heeft geen terugwerkende kracht.
67
inachtneming van het bepaalde in deze bijlage geen betaling, vergoe- ding of verstrekking om niet plaats.
Leermiddelen worden in bruikleen verstrekt. Wel zal op verzoek van de leerling gedurende deze periode een renteloze lening worden ver- strekt met een maximum van 90% per maand van het netto-salaris van de 1e-jaars leerling. Terugbetaling van de lening dient plaats te vinden in de periode gedurende welke met de werknemer na de voor- bereidende periode een leer-arbeidsovereenkomst is aangegaan. De termijn van terugbetaling bedraagt maximaal 24 maanden.
2. Tijdens de voorbereidende periode, die van toepassing is voor leerling-verpleegkundigen (kwalificatieniveau 4) en leerling- ziekenverzorgenden/-verzorgenden-IG als bedoeld in deze bijlage onder I.A. sub b, wordt een zakgeld van f 750,–1) bruto per maand toegekend. Leermiddelen worden in bruikleen verstrekt. Op verzoek van de leerling zal gedurende deze periode een renteloze lening wor- den verstrekt met een maximum van 50% per maand van het netto- salaris van de 1e-jaars leerling. Terugbetaling van de lening dient plaats te vinden in de periode, gedurende welke met de werknemer na de voorbereidende periode een leer/arbeidsovereenkomst is aan- gegaan. De termijn van terugbetaling bedraagt maximaal 24 maan- den.
3. Indien in het tweede jaar van de duale opleiding tot verpleegkundige (kwalificatieniveau 5) met de leerling een leerovereenkomst wordt aangegaan, wordt een zakgeld van f 750,–1) bruto per maand toege- kend.
Leermiddelen worden in bruikleen verstrekt. Op verzoek van de leer- ling zal gedurende deze periode een renteloze lening worden ver- strekt met een maximum van 50% per maand van het netto-salaris van de 1e-jaars leerling. Terugbetaling van de lening dient plaats te vinden in de periode, gedurende welke met de werknemer na de voorbereidende periode een leer/arbeidsovereenkomst is aangegaan. De termijn van terugbetaling bedraagt maximaal 24 maanden.
Toelichting
De duale opleidingen tot verpleegkundige (kwalificatieniveau 4) en tot verzorgende-IG als genoemd onder I.A. sub b starten met een voorbe- reidende periode van negen respectievelijk zeven maanden, gedurende welke periode een zakgeld van f 750,– bruto per maand (tot 1-1-1999 f 495,– per maand) wordt genoten.
Eveneens wordt aan de leerlingen genoemd onder 1.A sub e. gedurende de zogenaamde introductie-periode een zakgeld van f 750,– bruto per
1) Noot van CAO-partijen:
De verhoging van het zakgeld tot f 750,– is van toepassing vanaf 1-1-1999. Tot 1-1- 1999 bedraagt het zakgeld f 495,–.
68
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
maand (tot 1-1-1999 f 495,– per maand) toegekend voorzover er een lan- delijk gestructureerde introductie-periode voor deze opleidingen bestaat. Het zakgeld wordt niet toegekend indien en zolang de voorbereidende of introductie-periode wordt gevolgd met behoud van een WW-uitkering welke gelijk is aan, dan wel méér bedraagt dan voornoemd zakgeld. Indien de WW-uitkering minder bedraagt dan het zakgeld wordt voor- noemd zakgeld alleen toegekend indien en voorzover de werknemer afziet van de WW-uitkering. De leerling genoemd onder 1.A sub e. heeft recht op aanpassing van zijn salaris vanaf de eerste van de maand die direct volgt op overgang.
De hoogte van het percentage van de te verstrekken lening wordt met inachtneming van het aangegeven maximum door de leerling zelf be- paald.
Terugbetaling dient uiteraard eveneens plaats te vinden, indien na de voorbereidende periode geen leer/arbeidsovereenkomst volgt.
Een renteloze lening en de daarbij behorende terugbetalingsverplichting dient schriftelijk te worden vastgelegd in de leer- c.q. leer- arbeidsovereenkomst.
II. De leerlingstelsel-opleidingen
1. Bij indiensttreding vanaf 1 augustus 1988 geldt voor de werknemer die in opleiding is in het kader van een leerlingstelsel de jeugdschaal (bij leeftijd van 22 jaar of ouder: de aanloopschaal) behorende bij een door de werkgever vastgestelde functionele schaal die ligt onder de laagst voorkomende functionele schaal voor de functie waarvoor wordt opgeleid.
2. Het onder 1 bedoelde salaris wordt aangepast aan de omvang van het dienstverband. Deze omvang wordt bepaald door het aantal uren arbeid dat gegeven de organisatie van het onderwijs kan worden ver- richt.
IV. Aspirant leerlingen
Indien een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voorafgaand aan een te ontvangen opleiding, als bedoeld in artikel 2, tweede lid sub o, geldt het salaris behorende bij het 1e leerjaar zoals genoemd in deze bijlage onder I.A., Basisopleidingen.
69
Toelichting
Bij een volledige dagtaak van gemiddeld 36 uur per week is voor aspi- rant leerlingen het 1e jaars-leerlingensalaris – zoals aangegeven in deze bijlage onder I.A. lid e – van toepassing.
70
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE C BIJ UITVOERINGSREGELING SALARIËRING. SALARISSCHALEN VAN WERKNEMERS DIE EEN
(VERVOLG)OPLEIDING VOLGEN
I
a. De vervolg-opleidingen
Onder vervolg-opleidingen wordt verstaan inservice-opleidingen in aanvulling op de in Bijlage B onderdeel I.A. genoemde basisoplei- dingen of daarmee door de werkgever gelijkgestelde vervolg- opleidingen.
b. Voor de werknemer die een, zoals hierboven aangegeven, vervolg- opleiding volgt, geldt tenminste de aanloopschaal van de laagste functionele schaal die binnen de instelling wordt toegepast ten aan- zien van de functie waarvoor de betreffende opleiding wordt ge- volgd.
c. Voor de werknemer die het diploma behorend bij een vervolg- opleiding, zoals aangegeven in I a., heeft gehaald geldt het volgende: Indien de werknemer voor het begin van die opleiding reeds in dienst was van de werkgever en na de opleiding voor hem dezelfde func- tionele salarisschaal geldt als voor de opleiding, dan behoudt hij ten- minste aanspraak op:
– hetzelfde salaris als hij genoot, voordat hij aan de opleiding begon;
– periodieke verhoging van dit xxxxxxx op hetzelfde tijdstip als voor de opleiding gold.
d. Terzake Ia, b en c is artikel 9 van de uitvoeringsregeling salariëring niet van toepassing.
III. Opleiding tot verpleeghuisarts
Voor de werknemers die deze opleiding volgen, geldt tenminste de aanloopschaal van de laagst voorkomende functionele schaal voor de artsenfunctie.
Voor de salarisvaststelling worden de uren in aanmerking genomen waarop daadwerkelijk arbeid wordt verricht. Bij hoge uitzondering kan in overleg tussen werkgever en werknemer worden overeengekomen dat de lesuren geheel dan wel gedeeltelijk als werktijd worden aangemerkt.
00
XXXXXXX X
X. XX XXXXXXXXXXXXXXXXXX**
Salarisniveau 01-04-19981) | Salarisniveau | 01-04-19981) |
1 2297* | 51 | 7180 |
2 2341 | 52 | 7282 |
3 2383 | 53 | 7388 |
4 2477 | 54 | 7488 |
5 2567 | 55 | 7591 |
6 2618 | 56 | 7696 |
7 2687 | 57 | 7796 |
8 2755 | 58 | 7899 |
9 2827 | 59 | 8005 |
10 2905 | 60 | 8107 |
11 2994 | 61 | 8209 |
12 3087 | 62 | 8314 |
13 3191 | 63 | 8415 |
14 3296 | 64 | 8522 |
15 3393 | 65 | 8648 |
16 3503 | 66 | 8778 |
17 3591 | 67 | 8906 |
18 3696 | 68 | 9036 |
19 3794 | 69 | 9166 |
20 3896 | 70 | 9293 |
21 3996 | 71 | 9422 |
22 4097 | 72 | 9554 |
23 4198 | 73 | 9683 |
24 4300 | 74 | 9812 |
25 4404 | 75 | 9941 |
26 4513 | 76 | 10071 |
27 4625 | 77 | 10199 |
28 4723 | 78 | 10342 |
29 4834 | 79 | 10489 |
30 4942 | 80 | 10630 |
31 5045 | 81 | 10776 |
32 5149 | 82 | 10920 |
33 5257 | 83 | 11063 |
34 5365 | 84 | 11208 |
35 5466 | 85 | 11377 |
36 5568 | 86 | 11549 |
37 5683 | 87 | 11715 |
38 5801 | 88 | 11886 |
39 5918 | 89 | 12053 |
40 6022 | 90 | 12221 |
41 6138 | 91 | 12390 |
42 6251 | 92 | 12560 |
43 6363 | 93 | 12729 |
1) Avv heeft geen terugwerkende kracht. | ||
72 |
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Salarisniveau | 01-04-19981) | Salarisniveau | 01-04-19981) |
44 | 6469 | 94 | 12900 |
45 | 6566 | 95 | 13070 |
46 | 6665 | 96 | 13241 |
47 | 6768 | 97 | 13410 |
48 | 6868 | 98 | 13579 |
49 | 6972 | 99 | 13751 |
50 | 7076 | 100 | 13920 |
Noten van CAO-partijen:
* Zo nodig wettelijk minimumloon toekennen.
** Het salaris van de werknemer met een voltijd-arbeidsduur van gemiddeld 38 uren per week wordt vastgesteld op 38/36 van het bedrag behorende bij het op die werknemer van toepassing zijnde inpassingstabelnummer.
c. Uitvoeringsregeling overwerk
Artikel 1
Definities
1. Onder overwerk wordt verstaan: arbeid die incidenteel wordt verricht boven de bij werktijdenregeling of rooster vastgestelde arbeidsduur, voorzover er geen sprake is van verschoven dienst.
2. Vergoeding voor overwerk wordt gegeven, indien de werknemer opdracht tot overwerk heeft gekregen, dan wel redelijkerwijs mocht aannemen, dat hij opdracht tot overwerk zou hebben gekregen.
Artikel 2
Bepaling aantal overwerkuren en vrijgestelde werknemers
1. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode van een half uur of korter voorafgaande aan of aansluitend op de bij werktijdenregeling of rooster vastgestelde werktijd, komt deze pe- riode niet voor vergoeding in aanmerking.
2. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode, langer dan een half uur, wordt deze periode afgerond op een heel uur.
3. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode, langer
73
dan een uur, wordt deze periode naar boven afgerond op halve res- pectievelijk hele uren.
4. Aan de werknemer van 55 jaar of ouder en de zwangere werknemer na de derde maand van de zwangerschap zal geen overwerk worden opgedragen tenzij de werknemer er mee instemt om overwerk te ver- richten.
Artikel 3
Vergoedingsregeling voor werknemer met een volledige dagtaak
1. De vergoeding voor overwerk wordt – voorzover lid 3 van dit arti- kel niet anders bepaalt – verstrekt in de vorm van vrije tijd, gelijk aan het aantal uren dat het overwerk heeft geduurd en daarenboven in de vorm van een geldelijke beloning als bedoeld onder lid 2 van dit artikel.
2. De onder 1 genoemde geldelijke beloning bestaat uit een percentage van het uurloon en wel:
– 25% voor overwerk verricht tussen 06.00 uur en 22.00 uur op maandag tot en met vrijdag, met dien verstande dat in een periode van zeven dagen het aantal aldus te belonen uren maxi- maal 5 bedraagt; de overige uren worden beloond met 50%;
– 50% voor overwerk verricht tussen 22.00 uur en 06.00 uur op maandag tot en met vrijdag;
– 75% voor overwerk verricht op zaterdag tot 18.00 uur en op vrije dagen;
– 100% voor overwerk verricht op zaterdag vanaf 18.00 uur, op zon- en feestdagen tussen 00.00 en 24.00 uur en op 24 en 31
december tussen 18.00 en 24.00 uur.
Onder vrije dagen worden voor de toepassing van dit artikel ver- staan: de dagen, niet zijnde zondag of feestdag, waarop de werkne- mer volgens zijn werktijdenregeling of rooster niet zou behoeven te werken.
3. Het recht op vergoeding van overwerk als genoemd onder lid 1 wordt toegekend in de volgende gevallen:
a. indien het salaris van de werknemer nr. 48 van de inpassingsta- bel niet overschrijdt;
b. indien het salaris van de werknemer nr. 48 van de inpassingsta- bel te boven gaat doch nr. 74 van die tabel niet overschrijdt: indien en voorzover het aantal gewerkte uren boven de in de werktijdenregeling of rooster opgenomen arbeidsduur méér dan 6 gemiddeld per week bedraagt, te meten over de periode waar- voor de werktijdenregeling c.q. het rooster geldt;
c. indien het salaris van de werknemer boven nr. 74 van de inpassingstabel ligt: indien en voorzover het aantal gewerkte uren
74
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
boven de in de werktijdenregeling of het rooster opgenomen arbeidsduur méér dan 16 gemiddeld per week bedraagt, te meten over de periode waarvoor de werktijdenregeling c.q. het rooster geldt.
4. In afwijking van het gestelde in lid 3 onder a, b en c kunnen partijen bij deze CAO voor bepaalde categorieën van werknemers een andere urennorm voor het overwerk vaststellen. Ten aanzien van assistent- geneeskundigen in opleiding tot specialist geldt het bepaalde in lid 3 sub b met dien verstande dat daarin voor 6 gelezen wordt 10.
Artikel 4
Vergoedingsregeling voor de deeltijdwerker
1. De vergoeding van overwerk bestaat uit het voor de werknemer gel- dende uurloon, indien en voorzover het aantal overuren, gemiddeld per week, te meten over de periode waarvoor de werktijdenregeling
c.q. het rooster geldt, niet méér bedraagt dan het verschil tussen de voor de werknemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeids- duur bij een volledige dagtaak.
2. Daarenboven wordt een vergoeding als genoemd in artikel 3 toege- kend, indien en voorzover het aantal overuren, gemiddeld per week, te meten over een periode waarvoor de werktijdenregeling c.q. het rooster geldt, méér bedraagt dan het verschil tussen de voor de werk- nemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur bij een volledige dagtaak.
Artikel 5
Maximaal aantal uren overwerk, vacaturestelling
1. Het aantal uren overwerk mag gemiddeld per week, te meten per kwartaal niet méér bedragen dan 10%:
a. van 36 uur, indien het salaris van de werknemer overeenkomt met nr. 48 van de inpassingstabel of daaronder;
b. van 42 uur, indien het salaris van de werknemer nr. 48 van de inpassingstabel te boven gaat doch nr. 74 van die tabel niet over- schrijdt;
c. van 52 uur, indien het salaris van de werknemer boven nr. 74 van de inpassingstabel ligt.
Ten aanzien van de werknemer voor wie artikel 4 lid 1 sub a of b
75
van de Uitvoeringsregeling arbeidsduur en werktijden van toepassing is en die als gevolg hiervan al dan niet gedurende een bepaalde periode gemiddeld 38 uur per week arbeid verricht, geldt het in dit lid bepaalde met dien verstande dat voor 36, 42 en 52 gelezen wordt 38, 44 resp. 54.
2. Indien het percentage van 10 in het eerste lid wordt overschreden, wordt op verzoek van de betrokken werknemer overgegaan tot of het verlenen van assistentie of het stellen van een vacature.
3. De ondernemingsraad ontvangt op zijn verzoek met betrekking tot de in het 1e lid vermelde salariscategorieën een overzicht van de bin- nen een afdeling of groep per werknemer per kalenderkwartaal gemaakte overuren teneinde de raad in de gelegenheid te stellen zich een oordeel te vormen omtrent het gevoerde beleid ten aanzien van vacaturestelling dan wel assistentieverlening.
4. Indien een deeltijdwerker over enig kwartaal meer dan 10% van zijn contractuele arbeidsduur overwerkt, wordt op verzoek van de betrok- ken werknemer hem een contract voor de meerdere uren aangebo- den. Indien betrokkene hier niet om verzoekt, wordt overgegaan tot het verlenen van assistentie of het stellen van een vacature.
Artikel 6
Opnemen vergoeding overwerk
a. De in artikel 3 bedoelde vrije tijd dient na overleg met de betrokken werknemer te worden verleend en opgenomen uiterlijk in het kwar- taal, volgend op het kwartaal waarin het overwerk is verricht, tenzij tussen werkgever en werknemer uitdrukkelijk anders is overeenge- komen.
b. In geval het belang van de werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever verzet tegen het geven van vrije tijd, wordt de vrije tijd omgezet in een geldbedrag, bestaande uit het evenredige deel van het salaris.
c. De ondernemingsraad ontvangt op zijn verzoek inzicht in de toepas- sing van het bepaalde in artikel 6 sub b.
76
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
d. Uitvoeringsregeling onregelmatige dienst
Artikel 1
Definities
Onder onregelmatige dienst wordt verstaan arbeid die volgens xxxxxxx wordt verricht op de uren als vermeld in artikel 4. Onder onregelmatige dienst wordt mede verstaan, arbeid die door een deeltijdwerker niet vol- gens rooster wordt verricht op de uren als vermeld in art. 4, boven het bij zijn arbeidsovereenkomst overeengekomen aantal uren, voorzover zij de 36 uren niet te boven gaan.
Artikel 2
Werkingssfeer onregelmatige dienst
1. Recht op vergoeding voor het verrichten van onregelmatige dienst hebben die werknemers, die zijn ingedeeld in functiegroep 65 of lager.
2. Aan de werknemer van 55 jaar of ouder en de zwangere werknemer na de derde maand van de zwangerschap wordt geen onregelmatige dienst opgedragen, tenzij de werknemer hiertegen geen bezwaar maakt.
Artikel 3
Vergoedingsregeling onregelmatige dienst
1. De vergoeding voor onregelmatige dienst wordt verstrekt in de vorm van een geldelijke beloning dan wel, indien de werknemer daarom verzoekt in de vorm van vrije tijd. De vrije tijd wordt bepaald door de ingevolge artikel 4 berekende geldelijke vergoeding te delen door het geldende uurloon van de werknemer.
2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt, tenzij de belangen van de instelling zich hiertegen verzetten, door de werkgever ingewilligd.
3. Het in het eerste lid bedoelde verzoek dient in de eerste helft van enig kalenderjaar te worden gedaan. Bij inwilliging van het verzoek gaat de vergoeding in de vorm van vrije tijd in op 1 januari daarop- volgend en blijft tenminste voor 1 kalenderjaar gehandhaafd.
77
4. Op uiterlijk 30 juni van enig kalenderjaar kunnen werkgever en werknemer mededelen dat de vergoeding niet meer in de vorm van vrije tijd, doch in de vorm van een geldelijke beloning als bedoeld in lid 1 dient te geschieden.
Deze wijziging gaat alsdan in op 1 januari daaropvolgend.
De werkgever is bevoegd om aan de mededeling van de werknemer als bedoeld in dit lid geen gevolg te geven, indien de belangen van de instelling zich hiertegen verzetten.
Artikel 4
Berekening vergoeding onregelmatige dienst
De in artikel 3 genoemde geldelijke beloning wordt berekend uitgaande van het geldende uurloon, waarbij echter voor de berekening als maxi- mum geldt het uurloon afgeleid van nummer 19 van de inpassingstabel voor het ziekenhuiswezen, op basis van de volgende percentages: 22%: voor onregelmatige dienst op uren vallende tussen 06.00 uur en
07.00 uur, en tussen 20.00 uur en 22.00 uur op maandag tot en met vrij- dag;
38%: op uren vallende tussen 06.00 uur en 08.00 uur en tussen 12.00 uur en 22.00 uur op zaterdag
44%: op uren vallende tussen 00.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 en
24.00 uur op maandag tot en met vrijdag;
49%: op uren vallende tussen 00.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 en
24.00 uur op zaterdag.
60%: op uren vallende tussen 00.00 uur en 24.00 uur op zon- en feest- dagen en op uren vallende tussen 18.00 uur en 24.00 uur op 24 en 31 december.
Artikel 5
Afbouwregeling ORT
1. Indien de onregelmatige dienst van de werknemer door de werkge- ver wordt beëindigd of verminderd dan wel de beëindiging of ver- mindering plaatsvindt op medisch advies en niet is te wijten aan eigen schuld of toedoen van de werknemer heeft deze aanspraak op een tegemoetkoming op de voet van de volgende leden.
2. Voorwaarden voor de in het eerste lid genoemde tegemoetkoming zijn, dat:
1. de werknemer in dezelfde instelling op het moment van de in het eerste lid bedoelde beëindiging dan wel vermindering tenminste 3 jaren onafgebroken onregelmatige dienst heeft verricht.
2. dat het verschil tussen:
a. enerzijds het salaris verhoogd met de gemiddeld per maand
78
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
in de voorgaande 12 maanden genoten vergoeding voor onre- gelmatige dienst;
b. anderzijds het – al dan niet nieuwe – salaris verhoogd met de eventueel nog te genieten gemiddelde vergoeding voor onre- gelmatige dienst (over een periode van 3 maanden na de in het eerste lid bedoelde beëindiging of vermindering te me- ten);
meer bedraagt dan 2% van het sub a genoemde bedrag én het onder sub b berekende bedrag lager is dan het onder sub a bere- kende bedrag.
3. De tegemoetkoming bedraagt gedurende het eerste jaar 75%, gedu- rende het tweede jaar 50% en gedurende het derde jaar 25% van het in het tweede lid genoemde verschil, voorzover dit meer bedraagt dan het in het tweede lid genoemde percentage.
De berekeningsgrondslag voor de tegemoetkoming blijft gedurende de hiervoor genoemde periode ongewijzigd.
e. Uitvoeringsregeling bereikbaarheids-, aanwezigheids- en consignatiedienst
Artikel 1
Definities
1. Onder bereikbaarheidsdienst wordt verstaan de omstandigheid dat een werknemer – buiten de vastgestelde werktijd – beschikbaar moet zijn om op oproep zo spoedig mogelijk arbeid te verrichten.
2. Onder dagaanwezigheidsdienst wordt verstaan de omstandigheid dat een werknemer – buiten de vastgestelde werktijd – gedurende de uren tussen 06.00–24.00 uur in de instelling aanwezig en beschik- baar moet zijn om op oproep onverwijld arbeid te verrichten.
3. Onder nachtaanwezigheidsdienst wordt verstaan de omstandigheid dat een werknemer – buiten de vastgestelde werktijd – gedurende de uren tussen 24.00–06.00 uur in de instelling aanwezig en beschik- baar moet zijn om op oproep onverwijld arbeid te verrichten.
4. Onder consignatiediensten wordt verstaan een tijdruimte tussen twee elkaar opeenvolgende diensten of tijdens een pauze, waarin de werk- nemer uitsluitend verplicht is om bereikbaar te zijn om in geval van
79
onvoorziene omstandigheden op oproep de bedongen arbeid zo spoe- dig mogelijk te verrichten.
Artikel 2
Werkingssfeer
De normen van de Arbeidstijdenwet met betrekking tot consignatie zijn van toepassing op alle werknemers.
Voor werknemers werkzaam in de verpleging en de verzorging in de zin van het Arbeidstijdenbesluit en voor geneeskundigen zijn de voor deze werknemers geldende normen uit het Arbeidstijdenbesluit van toepas- sing.
Artikel 3
Vrije weekends
De werknemer is tenminste 2 weekends per 28 achtereenvolgende dagen vrij van de in artikel 1 genoemde diensten.
Artikel 4
Vrijgestelde werknemers
Aan de werknemer van 55 jaar of ouder en de zwangere werknemer na de derde maand van de zwangerschap wordt geen bereikbaarheids-, aanwezigheids- of consignatiedienst opgedragen, tenzij de werknemer hiertegen geen bezwaar maakt.
Artikel 5
Vergoeding van arbeid tijdens bereikbaarheids-, aanwezigheids- en consignatiedienst
Wanneer tijdens de in artikel 1 genoemde diensten arbeid wordt verricht zijn, onverminderd de in artikel 9 vermelde compensaties, artikel 2, 3, 5 en 6 van de uitvoeringsregeling overwerk van toepassing.
Ingeval de werknemer tijdens de dag- en nachtaanwezigheidsdienst wordt opgeroepen, wordt voor de berekening van de overwerkvergoeding uitgegaan van een periode van tenminste een half uur; indien deze oproep geschiedt tijdens de bereikbaarheidsdienst of consignatiedienst wordt voor genoemde berekening uitgegaan van een periode van tenmin- ste een half uur, te vermeerderen met de werkelijke reistijd.
80
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 6
Vergoeding van arbeid tijdens bereikbaarheids-, aanwezigheids- en consignatiedienst voor de deeltijdwerker
1. De vergoeding voor arbeid verricht tijdens de in artikel 1 genoemde diensten wordt verstrekt in de vorm van vrije tijd, gelijk aan het aan- tal uren dat de arbeid heeft geduurd en daarenboven in de vorm van een geldelijke beloning als bedoeld onder lid 2 van dit artikel.
2. De onder 1 genoemde geldelijke beloning bestaat uit een percentage van het uurloon en wel:
– 25% voor arbeid verricht tussen 06.00 uur en 22.00 uur op maan- dag tot en met vrijdag, met dien verstande dat in een periode van zeven dagen het aantal aldus te belonen uren maximaal 5 be- draagt; de overige uren worden beloond met 50%;
– 50% voor arbeid verricht tussen 22.00 uur en 06.00 uur op maan- dag tot en met vrijdag;
– 75% voor arbeid verricht op zaterdag tot 18.00 uur en op vrije dagen;
– 100% voor arbeid verricht op zaterdag vanaf 18.00 uur, op zon- en feestdagen tussen 00.00 en 24.00 uur en op 24 en 31 decem-
ber tussen 18.00 en 24.00 uur.
Onder vrije dagen worden voor de toepassing van dit artikel ver- staan: de dagen, niet zijnde zondag of feestdag, waarop de werkne- mer volgens zijn werktijdenregeling of rooster niet zou behoeven te werken.
3. Ingeval de werknemer tijdens de dag- en nachtaanwezigheidsdienst wordt opgeroepen, wordt voor de berekening van de vergoeding uit- gegaan van een periode van tenminste een half uur; indien deze oproep geschiedt tijdens de bereikbaarheidsdienst of consignatie- dienst wordt voor genoemde berekening uitgegaan van een periode van tenminste een half uur, te vermeerderen met de werkelijke reis- tijd.
Artikel 7
Spoedeisende arbeid
Tijdens de in artikel 1 genoemde diensten mag slechts arbeid worden verricht voor zover deze geen uitstel toelaat.
81
Artikel 8
Minimale rusttijd na oproep
Wanneer tijdens de in artikel 1 genoemde diensten in de uren die liggen tussen 00.00 uur en 06.00 uur gedurende meer dan 2 uren arbeid is ver- richt, dan wel meer dan tweemaal aan een oproep gevolg is gegeven zal de werknemer voor de eerstkomende nacht niet voor enige dienst wor- den ingezet, tenzij hij – aansluitend aan de laatste periode, waarin hij gedurende voormelde uren daadwerkelijk arbeid heeft verricht – tenmin- ste 6 uren rust kan hebben genoten.
Artikel 9
Vergoedingsregeling bereikbaarheids-, aanwezigheids- en consignatiedienst
1. De werknemer van wie het salaris niet meer bedraagt dan het onder nummer 88 van de inpassingstabel voor het ziekenhuiswezen aange- geven bedrag, ontvangt voor de uren doorgebracht in bereikbaarheids- en consignatiedienst, dag- en nachtaanwezigheidsdienst een compen- satie in vrije tijd. Voor de werknemer die aanspraak heeft op toepas- sing van artikel 4 (garantiebepaling) van de uitvoeringsregeling sala- riëring, geldt in plaats van voornoemd nummer 88 het nummer 48 van de inpassingstabel.
2. De in het vorige lid bedoelde compensatie bedraagt per uur in het geval van:
a. bereikbaarheidsdienst/consignatiedienst
– op erkende feestdagen: 3/18
– op zaterdagen/zondagen: 2/18
– op overige dagen: 1/18
b. dagaanwezigheidsdienst
– op erkende feestdagen: 5/18
– op zaterdagen/zondagen: 4/18
– op overige dagen: 2/18
c. nachtaanwezigheidsdienst
– op erkende feestdagen: 7/18
– op zaterdagen/zondagen: 6/18
– op overige dagen: 3/18
3. Indien de werknemer in een tijdvak van 3 achtereenvolgende perio- den van 28 dagen met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, gedurende meer dan 8 weekenddagen bereikbaarheids- of aanwezigheids- en/of consignatiedienst verricht, ontvangt hij boven de in lid 2 genoemde compensatie, voor de meerdere bereikbaarheids-, aanwezigheids- en consignatiediensten op weekeindedagen een toeslag van 50% van deze compensatie. De
82
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
beperking vermeld in de tweede volzin van artikel 10 lid 1 is op deze toeslag niet van toepassing.
Artikel 10
(Opnemen) vergoeding bereikbaarheids-, aanwezigheids- en consignatiedienst
1. De in artikel 6 en artikel 9 genoemde vrije tijd dient te worden ver- leend en opgenomen binnen een tijdvak van twee maanden na het verrichten van de bereikbaarheids-, aanwezigheids- of consignatie- dienst, tenzij tussen de werkgever en de werknemer anders wordt overeengekomen.
Ingeval het belang van de instelling zich naar het oordeel van de werkgever verzet tegen het geven van vrije tijd, wordt de vrije tijd tot ten hoogste de helft omgezet in een geldbedrag, bestaande uit het evenredige deel van het salaris.
2. Ingeval bereikbaarheids-, aanwezigheids- of consignatiedienst wordt verricht op een door de werkgever aangewezen vakantiedag, als bedoeld in artikel 1, 3e lid van de uitvoeringsregeling vakantie, blijft de aanspraak van de werknemer op die dag behouden.
Artikel 11
Maaltijdverstrekking en telefoonkostenvergoeding
1. Tijdens het verrichten van aanwezigheidsdienst worden de maaltij- den door de werkgever gratis verstrekt.
2. Indien de werkgever het noodzakelijk acht dat de werknemer over telefoon beschikt om bereikbaar te zijn in het kader van de bereikbaarheids- of consignatiedienst worden hem vergoed:
– de volledige abonnementskosten en de volledige kosten van aan- sluiting indien zijn salaris niet meer bedraagt dan het onder num- mer 21 van de inpassingstabel aangegeven bedrag;
– de helft van de abonnementskosten en de helft van de kosten van aansluiting indien zijn salaris hoger is dan het onder nummer 21 van de inpassingstabel aangegeven bedrag;
– de gemaakte zakelijke gesprekskosten.
83
f. Uitvoeringsregeling crisisdienst (GGz)
Artikel 1
Definitie
Onder crisisdienst wordt verstaan de omstandigheid dat een werknemer
– buiten de vastgestelde werktijd – beschikbaar moet zijn om op oproep zo spoedig mogelijk arbeid te verrichten. Deze arbeid wordt in de regel verricht buiten de plaats waar de werknemer gewoonlijk arbeid verricht.
Artikel 2
Werkingssfeer en vrije weekends
1. Voor werknemers werkzaam in de verpleging en de verzorging in de zin van het Arbeidstijdenbesluit en voor geneeskundigen zijn de voor deze werknemers geldende normen uit het Arbeidstijdenbesluit van toepassing.
Voor deeltijdwerkenden dienen deze normen naar evenredigheid te worden toegepast, tenzij de werknemer tegen het hanteren van de genoemde normen geen bezwaar heeft.
2. De werknemer is tenminste 2 weekends per 28 achtereenvolgende dagen vrij van de in artikel 1 genoemde dienst.
Artikel 3
Vrijgestelde werknemers
Aan de werknemer van 55 jaar of ouder en de zwangere werknemer na de derde maand van de zwangerschap wordt geen crisisdienst opgedra- gen, tenzij de werknemer hiertegen geen bezwaar maakt.
Artikel 4
Vergoedingsregeling crisisdienst
De werknemer ontvangt voor de uren waarin de werknemer beschikbaar moet zijn een compensatie in vrije tijd.
Deze compensatie bedraagt per uur in het geval van crisisdienst:
– de erkende feestdagen: 3/18
– op zaterdagen/zondagen: 2/18
– op overige dagen: 1/18
84
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 5
Vergoedingsregeling van arbeid tijdens crisisdienst
De werknemer ontvangt voor de uren waarin tijdens crisisdienst daad- werkelijk arbeid wordt verricht een compensatie in vrije tijd gelijk aan de tijd waarin arbeid werd verricht.
De werkelijke reistijd wordt hierbij als gewerkte tijd aangemerkt. Daarenboven ontvangt de werknemer voor elk gewerkt uur een toeslag in geld als percentage van het uurloon en wel:
– 25% voor de gewerkte tijd tussen 06.00 uur en 22.00 uur op maan- dag tot en met vrijdag;
– 50% voor de gewerkte tijd tussen 22.00 uur en 06.00 uur op maan- dag tot en met vrijdag;
– 75% voor de gewerkte tijd op zaterdag tot 18.00 uur en op vrije dagen;
– 100% voor de gewerkte tijd op zaterdag vanaf 18.00 uur, op zon- en feestdagen tussen 0.00 uur en 24.00 uur en op 24 en 31 december
tussen 18.00 uur en 24.00 uur.
Onder vrije dagen worden voor de toepassing van dit artikel verstaan: de dagen, niet zijnde zondag of feestdag, waarop de werknemer volgens zijn werktijdenregeling of rooster niet zou behoeven te werken.
Artikel 6
(Opnemen) vergoeding crisisdienst
De in artikel 4 genoemde vrije tijd dient te worden verleend en opgeno- men binnen een tijdvak van twee maanden na het verrichten van de crisisdienst, tenzij tussen werkgever en werknemer anders wordt over- eengekomen.
Ingeval het belang van de instelling zich naar het oordeel van de werk- gever verzet tegen het geven van vrije tijd, wordt de vrije tijd tot ten hoogste de helft omgezet in een geldbedrag, bestaande uit een evenre- dig deel van het salaris.
Ingeval de crisisdienst wordt verricht op een door de werkgever aange- wezen vakantiedag, als bedoeld in artikel 1, 3e lid van de Uvr vakantie, blijft de aanspraak van de werknemer op die dag behouden.
85
Artikel 7
Telefoonkostenvergoeding
Indien de werkgever het noodzakelijk acht dat de werknemer over tele- foon beschikt om bereikbaar te zijn in het kader van de crisisdienst wor- den aan de werknemer vergoed:
– 50% van de abonnementskosten en de eventuele kosten van aanslui- ting;
– de gemaakte zakelijke gesprekskosten.
g. Uitvoeringsregelingen slaapdienst
Artikel 1
Definities
Onder slaapdienst wordt verstaan de omstandigheid dat een werknemer
– buiten de vastgestelde werktijd – gedurende de uren tussen 23.00 en
07.00 uur in de directe omgeving van patiënten moet slapen en anders dan na een oproep als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringsregeling bereikbaarheids-, aanwezigheids- en consignatiedienst direct hulp biedt indien de situatie van de patiënt zulks noodzakelijk maakt.
Artikel 2
Werkingssfeer
Voor werknemers werkzaam in de verpleging en de verzorging zijn de voor deze werknemers geldende normen met betrekking tot de aanwezigheidsdienst uit het Arbeidstijdenbesluit van toepassing.
Artikel 3
Vrije weekends
De werknemer is tenminste 2 weekends per 28 achtereenvolgende dagen vrij van de in artikel 1 genoemde dienst.
Artikel 4
Vrijgestelde werknemers
Aan de werknemer van 55 jaar of ouder wordt geen slaapdienst opge- dragen, tenzij de werknemer hiertegen geen bezwaar maakt.
86
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 5
Vergoeding slaapdienst
1. De werknemer, van wie het salaris niet meer bedraagt dan het onder nummer 48 van de inpassingstabel voor het ziekenhuiswezen aange- geven bedrag ontvangt als vergoeding:
a. een bedrag van f 40,– voor elke slaapdienst, ongeacht het aantal uren dat deze dienst bedraagt; en
b. een vergoeding in vrije tijd voor de uren doorgebracht in slaap- dienst.
2. De in het vorige lid onder b bedoelde vergoeding bedraagt 1⁄4 van de tijd doorgebracht in slaapdienst.
3. In het belang van de afdeling/dienst kan de werkgever, na overleg met de ondernemingsraad, in afwijking van de in lid 1 en 2 ge- noemde vergoedingsregeling een vergoeding toekennen in uitslui- tend vrije tijd. Deze vergoeding bedraagt 1⁄2 van de tijd doorgebracht in slaapdienst.
Artikel 6
(Opnemen) slaapdienstvergoeding
1. De in artikel 5 genoemde tijd dient te worden verleend en opgeno- men binnen een tijdvak van twee maanden na het verrichten van de slaapdienst, tenzij tussen de werkgever en de werknemer anders wordt overeengekomen. Ingeval het belang van de instelling zich naar het oordeel van de werkgever verzet tegen het geven van vrije tijd, wordt de vrije tijd tot ten hoogste de helft omgezet in een geld- bedrag, bestaande uit het evenredige deel van het salaris.
2. Ingeval slaapdienst wordt verricht op een door de werkgever aange- geven vakantiedag, als bedoeld in artikel 1, 3e lid, van de Uitvoerings- regeling vakantie, blijft de aanspraak van de werknemer op die dag behouden.
87
h. Uitvoeringsregeling vakantiebijslag
Artikel 1
Uitbetaling vakantiebijslag
De vakantiebijslag wordt éénmaal per jaar in de maand mei uitgekeerd over een periode van 12 maanden, aanvangende met de maand juni van het voorafgaande kalenderjaar.
Artikel 2
Hoogte van de vakantiebijslag
a. De vakantiebijslag bedraagt voor de werknemer die op 31 mei een vol jaar voltijd in dienst is geweest, 8% van het jaarsalaris.Voor de toepassing hiervan wordt verstaan onder jaarsalaris: twaalf maal het op 1 mei geldende salaris.
b. Voor werknemers van 22 jaar of ouder bedraagt in enig jaar de vakantiebijslag bij een vol jaar voltijd dienstverband minimaal f 2898,– per jaar. Het minimumbedrag wordt in de maand mei van het uitkeringsjaar verhoogd met:
1. de eventuele algemene loonaanpassingen die in het kader van de CAO-Ziekenhuiswezen hebben plaatsgevonden;
2. het effect van de eventuele verhoging in het afgelopen jaar van het vakantiebijslag-percentage;
c. Wanneer de werknemer slechts een deel van de periode waarover vakantiebijslag wordt berekend in dienst is geweest dan wel in die periode of een deel daarvan in deeltijd heeft gewerkt, heeft hij naar evenredigheid recht op vakantiebijslag.
d. Indien de werknemer de dienst verlaat voor de uitkeringsdatum, wordt op basis van het ten tijde van de beëindiging van het dienst- verband geldende maandsalaris de vakantiebijslag naar evenredig- heid uitgekeerd.
i. Uitvoeringsregeling reiskosten woon-werkverkeer en bezoek ouderlijke woning
Artikel 1
Definitie en hoogte van vergoeding
1. Aan de werknemer wordt een vergoeding verleend van de kosten verbonden aan het eenmaal dagelijks heen en weer reizen van zijn woning naar zijn werk, met inachtneming van het bepaalde in het hiernavolgende.
2. Onder de in het eerste lid genoemde kosten worden verstaan de reis- 88
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
kosten gebaseerd op de laagste klasse van het openbaar vervoer als- mede de kosten voortvloeiend uit gebruik van brug, tunnel of veer.
3. Het bedrag van de vergoeding als bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal f 197,– per maand*. Op het bedrag van de vergoeding komt in mindering een eigen bijdrage van de werknemer ad f 92,25.
4. Voor de werknemer, die gebruik maakt van eigen vervoer wordt de vergoeding met inachtneming van het bepaalde in het derde lid gefixeerd op het tarief, dat met inachtneming van het aantal af te leg- gen kilometers, bij vervoer per trein laagste klasse geldt.
Artikel 2
Uitgebreide definitie
1. Aan de werknemer wordt een vergoeding verleend van de kosten verbonden aan het heen en weer reizen van zijn woning naar zijn werk ten gevolge van:
– gebroken diensten met een onderbreking langer dan 2 uren;
– een oproep in het kader van de bereikbaarheidsdienst;
– overwerk op uren die niet aansluiten op de normale arbeidstijd;
– aanwezigheidsdienst op uren die niet aansluiten op de normale arbeidstijd.
2. Onder reiskosten wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan:
– de kosten gebaseerd op de laagste klasse van het openbaar vervoer;
– indien de werknemer van eigen auto gebruik maakt: het bedrag van het tarief dat, met inachtneming van het aantal afgelegde kilometers, bij vervoer per trein laagste klasse geldt;
– bij een oproep al dan niet in het kader van de bereikbaarheidsdienst, de werkelijk gemaakte reiskosten dan wel indien van een eigen auto gebruik wordt gemaakt een vergoeding van 67 ct. per km.
Artikel 3
Bezoek ouderlijke woning
1. De minderjarige ongehuwde werknemer, van wie het salaris niet meer bedraagt dan het bedrag als is aangegeven onder nummer 5 van de inpassingstabel, ontvangt een vergoeding van de kosten van het tweemaal per maand naar de ouderlijke woning binnen Nederland
89
reizen, voorzover deze kosten een bedrag van f 5,– per heen- en terugreis te samen te boven gaan.
2. Onder de in het eerste lid genoemde kosten worden verstaan de kos- ten, gebaseerd op de laagste klasse van openbaar vervoer.
3. Van de in lid 1 bedoelde leeftijdsgrens kan door de werkgever naar boven worden afgeweken.
Artikel 4
Aanpassen bedragen
De in de artikelen 1, 2 en 3 genoemde bedragen worden gelijktijdig met de wijziging van de vervoerstarieven van de NS aangepast.
Artikel 5
Overleggen bescheiden
Op verzoek van de werkgever dient de werknemer de bescheiden over te leggen waaruit het bedrag van de tegemoetkoming kan worden vast- gesteld.
Artikel 6
Instellingsregeling
De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad een afwijkende regeling treffen voor (de) werknemer(s) ten aanzien van de vergoeding voor het dagelijks heen en weer reizen van zijn woning naar zijn werk en het bezoeken van de ouderlijke woning. Deze regeling treedt dan in de plaats van het bepaalde in deze uitvoeringsregeling. Indien er geen overeenstemming is bereikt, blijft deze uitvoeringsregeling van toepas- sing.
j. Uitvoeringsregeling reis- en verblijfkosten
Artikel 1
Werkingssfeer en hoogte vergoeding
Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever in het kader van zijn werkzaamheden incidenteel reis- en verblijfkosten ter zake van dienstreizen moet maken worden deze kosten vergoed met inachtneming van de navolgende richtlijnen.
Voor de verblijfkosten: de noodzakelijk gemaakte kosten. Voor de reis- kosten:
90
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– de kosten van openbaar vervoer op basis van laagste klasse tarief.
– een vergoeding van 67 cent per kilometer indien de werknemer met toestemming van de werkgever van eigen auto gebruikt maakt. Dit bedrag wordt gelijktijdig met de wijziging van de vervoerstarieven van de NS aangepast.
Artikel 2
Overleggen bescheiden
Op verzoek van de werkgever dient de werknemer de bescheiden over te leggen waaruit het bedrag van de vergoeding kan worden vastgesteld.
Artikel 3
Instellingsregeling
De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad een afwijkende regeling treffen ten aanzien van het toekennen van een vergoeding aan (de) werknemer(s) voor de gemaakte reis- en verblijfkosten.
Deze regeling treedt dan in de plaats van het bepaalde in deze uitvoerings- regeling. Indien er geen overeenstemming is bereikt, blijft deze uitvoeringsregeling van toepassing.
k. Uitvoeringsregeling verhuiskosten
Artikel 1
Definities
In deze uitvoeringsregeling wordt verstaan onder:
a. gezinsleden: de echtgeno(o)t(e), de relatiepartner, de eigen, stief- en pleegkinderen van de werknemer, die deel uitmaken van zijn gezin;
b. eigen huishouding voeren: het bewonen van woonruimte, bestaande uit tenminste twee vertrekken, met een eigen inboedel en eigen keukenuitrusting; onder vertrekken worden verstaan woonkamers, slaapkamers en/of keuken;
c. jaarsalaris:
– 12 maal het salaris van de maand waarin de verhuizing plaats- vindt waarvoor ten deze als minimum geldt het salaris als aan- gegeven onder nummer 16 van de inpassingstabel en als maxi- mum het salaris onder nr. 90 van de inpassingstabel;
– wanneer de verhuizing voor de indiensttreding plaatsvindt, 12
91
maal het salaris zoals overeengekomen als aanvangssalaris in de arbeidsovereenkomst met inachtneming van voornoemd mini- mum en maximum;
– de vakantiebijslag over het hiervoor genoemde bedrag;
– voor de deeltijdwerker wordt voor de vaststelling of voornoemd minimum of maximum van toepassing is zijn salaris tot een salarisbedrag bij volledige dienstbetrekking herleid.
Artikel 2
Werkingssfeer
1. Een verhuiskostenvergoeding wordt toegekend aan:
a. de werknemer die zich in verband met het aangaan van de arbeidsovereenkomst vestigt in het door de werkgever na overleg met de ondernemingsraad vastgestelde woongebied;
b. de werknemer die tijdens het dienstverband verplicht wordt zich te vestigen in een nader door de werkgever na overleg met de ondernemingsraad aan te wijzen woongebied.
2. De verhuiskostenvergoeding wordt niet toegekend indien en voorzo- ver de werknemer aanspraak heeft op een andere regeling voor tege- moetkoming in de verhuiskosten.
3. Indien de echtgeno(o)t(e) dan wel de relatiepartner van de werkne- mer gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig met de werknemer aan- spraak kan doen gelden bij dezelfde werkgever op de vergoeding als bepaald in artikel 4, wordt de vergoeding slechts aan één belangheb- bende uitbetaald, waarbij voor de berekening het hoogste salaris in aanmerking wordt genomen.
Artikel 3
Verhuiskostenvergoeding en dienstwoning
1. Ook bestaat aanspraak op verhuiskostenvergoeding bij het betrekken van een dienstwoning of bij het verlaten daarvan, ingeval dit verla- ten:
a. samenhangt met het beëindigen van de arbeidsovereenkomst we- gens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd dan wel in het genot gesteld worden van een overbruggingsuitkering als bedoeld in het reglement van het Pensioenfonds voor de Gezond- heid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen of wegens het blijvend ongeschikt zijn voor het vervullen van de betrokken functie;
x. xxxxxx op een daartoe door de werkgever opgelegde verplichting anders dan op grond van dringende, door de werknemer veroor- zaakte en hem te verwijten redenen.
92
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. Indien het verlaten van een dienstwoning verband houdt met het overlijden van de werknemer, hebben zijn gezinsleden recht op verhuiskostenvergoeding.
Artikel 4
Hoogte van de verhuiskostenvergoeding
1. De verhuiskostenvergoeding bestaat voor degene die een eigen huis- houding voert uit:
a. vergoeding van de kosten van vervoer van de werknemer en zijn gezinsleden en van de bagage en de inboedel naar de nieuwe woning, de kosten van het in- en uitpakken daaronder begrepen;
b. vergoeding van de ten laste van de werknemer komende huur- kosten van de oude woning tot een maximum van 2 maanden, indien tegelijkertijd reeds de huur voor de nieuwe woning moet worden betaald;
c. vergoeding van overige uit de verhuizing voortvloeiende kosten tot een maximum van 12% van het jaarsalaris van de werknemer op het moment van de verhuizing;
d. vergoeding van f 100,– per meeverhuizend kind.
2. De verhuiskostenvergoeding bestaat voor degene die geen eigen huishouding voert uit:
a. vergoeding van de kosten van vervoer van de bagage en de inboedel naar de nieuwe woning, de kosten van het in- en uitpak- ken daaronder begrepen;
b. vergoeding van de ten laste van de werknemer komende huur- kosten van de oude woning tot een maximum van 2 maanden, indien tegelijkertijd reeds de huur voor de nieuwe woning moet worden betaald;
c. vergoeding van overige uit de verhuizing voortvloeiende kosten tot een maximum van 4% van het jaarsalaris van de werknemer, tenzij door de werkgever gestoffeerde woonruimte ter beschik- king wordt gesteld.
3. In bijzondere gevallen kan de werkgever, als de werknemer geen gebruik maakt van de hem aangeboden gestoffeerde woonruimte, de vergoeding als genoemd in het tweede lid onder c toekennen.
4. Ter bepaling van de verhuiskostenvergoeding van de werknemer, als bedoeld in artikel 2, lid 1 sub a, wordt voor de beantwoording van
93
de vraag, of betrokkene al dan niet een eigen huishouding voert, de situatie op de dag van indiensttreding in aanmerking genomen.
5. Ten aanzien van de werknemer, met wie een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan, worden – onverminderd het be- paalde in artikel 6 – onder de leden 1 sub c en 2 sub c van dit arti- kel vermelde verhuiskosten vergoeding verminderd met 1/24e voor iedere maand, dat het dienstverband korter duurt dan 2 jaar na de datum van verhuizing.
Artikel 5
Overige te vergoeden kosten
Aan de werknemer die:
a. een eigen huishouding voert en
b. bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst zich vestigt dan wel tij- dens het dienstverband door de werkgever verplicht wordt zich te vestigen in een door hem aangewezen woongebied en
c. ondanks redelijke en aantoonbare pogingen niet onmiddellijk slaagt in het vinden van een hem passende woongelegenheid in het nieuwe woongebied, worden vergoed:
1. gedurende één jaar, de kosten op basis van openbaar vervoer van het dagelijks heen en weer reizen tussen zijn woning en zijn werk;
2. de pensionkosten in de gemeente van vestiging van de werkge- ver, alsmede de reiskosten naar de oude woning éénmaal per week, wanneer de belangen van de instelling of de werknemer het dagelijks heen en weer reizen van de werknemer niet gedo- gen, één en ander in overleg met de werkgever.
Artikel 6
Terugbetaling verhuiskosten
1. De in artikel 4, 1e en 2e lid onder c omschreven vergoeding zal moe- ten worden terugbetaald indien de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werknemer of tengevolge van dringende, door de werknemer veroorzaakte en hem verwijtbare redenen binnen 2 jaar na de verhui- zing als hier bedoeld wordt beëindigd.
2. De terugbetaling als bedoeld in lid 1 vindt niet plaats in het geval de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werknemer op medi- sche grond wordt beëindigd en deze beëindiging ook naar het oordeel van de werkgever op die grond geboden is.
3. De terugbetaling als bedoeld in het eerste lid bedraagt het bedrag der vergoeding als bedoeld in artikel 4, 1e en 2e lid onder c, ver- minderd met 1/24 voor elke volle maand dat de arbeidsovereen- komst na de dag van de verhuizing heeft voortgeduurd.
94
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 7
Afwijkende regeling
De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad een afwijkende regeling treffen voor (de) werknemer(s) ten aanzien van de verhuiskosten- vergoeding. Deze regeling treedt dan in de plaats van het bepaalde in deze uitvoeringsregeling. Indien er geen overeenstemming is bereikt, blijft deze uitvoeringsregeling van toepassing.
l. Uitvoeringsregeling voorgeschreven kleding
Artikel 1
Werkingssfeer, definities en aansprakelijkheid
1. Deze regeling is van toepassing op de werknemer, die, gezien de aard van zijn functie, door de werkgever na overleg met de onder- nemingsraad verplicht wordt voorgeschreven kleding te dragen.
2. Onder voorgeschreven kleding wordt ten deze, afhankelijk van de aard van de functie van de werknemer, verstaan:
a. uniformkleding;
b. uniforme werkkleding;
c. specifieke kleding.
3. De in het eerste lid genoemde kleding wordt door de werkgever aan de werknemer in bruikleen verstrekt.
4. De werknemer is aansprakelijk voor een goed gebruik van de voor- geschreven kleding.
Artikel 2
Kosten onderhoud
De kosten verbonden aan het onderhoud van de voorgeschreven kleding komen ten laste van de werkgever.
95
Artikel 3
Vereiste kleding en schoeisel
De werknemer is verplicht om tijdens het verrichten van zijn werkzaam- heden verzorgd en naar de eisen van de functie gekleed en geschoeid te gaan.
Artikel 4
Afwijkende regeling
De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad een afwijkende regeling treffen voor (de) werknemer(s) ten aanzien van de voorgeschre- ven kleding. Deze regeling treedt dan in de plaats van het bepaalde in deze uitvoeringsregeling. Indien er geen overeenstemming is bereikt, blijft deze uitvoeringsregeling van toepassing.
m. Uitvoeringsregeling vakantie
Artikel 1
Aantal vakantieuren
1. De werknemer heeft met behoud van het salaris recht op het hieron- der volgende aantal vakantieuren per kalenderjaar bij een salaris
x. xxxxxxx niet overschrijdt het bedrag conform nr. 35 van de inpassingstabel, 166 uren;
b. hetwelk overschrijdt het bedrag conform nr. 35 van de inpassing- stabel, 173 uren.
2. Voor assistent-geneeskundigen in opleiding en werknemers die op grond van artikel 1 lid 2 van de Uitvoeringsregeling arbeidsduur en werktijden een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur hebben, gelden in plaats van de onder lid 1 sub a en b van dit artikel genoemde uren: 184 respectievelijk 192 uren.
3. De werkgever kan bepalen dat de werknemer op twee door de werk- gever aan te wijzen werkdagen vakantieverlof geniet. Bedoeld ver- lof is begrepen in het aantal uren, genoemd in het vorige lid. Deze aanwijzing vindt plaats
– in overleg met de ondernemingsraad;
– uiterlijk aan het einde van de maand januari;
– voor één of meer groepen van werknemers.
96
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 2
Jeugduren
1. Onverminderd het in artikel 1 bepaalde heeft de werknemer die in een kalenderjaar de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, recht op 14,4 uren extra vakantie met behoud van salaris.
2. Voor assistent-geneeskundigen in opleiding en werknemers die op grond van artikel 1 lid 2 van de Uitvoeringsregeling arbeidsduur en werktijden een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur hebben, gelden in plaats van de onder lid 1 van dit artikel genoemde uren: 16 uren.
Artikel 3
Vergrijzingsuren
1. Onverminderd het in artikel 1 bepaalde geniet de werknemer met behoud van salaris in het jaar waarin hij de 45-jarige leeftijd bereikt en de daarop volgende vier jaren 14,4 uren extra vakantie;
in het jaar waarin de werknemer de 50-jarige leeftijd bereikt en de daarop volgende vier jaren 28,8 uren extra vakantie;
in het jaar waarin de werknemer de 55-jarige leeftijd bereikt en de daarop volgende vier jaren 57,6 uren extra vakantie;
in het jaar waarin de werknemer de 60-jarige leeftijd bereikt en de daarop volgende vier jaren 72 uren extra vakantie.
2. Voor assistent-geneeskundigen in opleiding en werknemers die op grond van artikel 1 lid 2 van de Uitvoeringsregeling arbeidsduur en werktijden een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur hebben, gelden in plaats van de onder lid 1 van dit artikel genoemde uren: 16 respec- tievelijk 32, 64 en 80 uren.
Artikel 4
Opbouw van vakantie-uren
1. Voor elke kalendermaand waarin de werknemer in dienst is of zal zijn, bedraagt de vakantie 1⁄12 deel van de per jaar vastgestelde vakantie. Een maand, waarin het dienstverband voor de 16e is inge- gaan of na de 15e is geëindigd, wordt voor de bepaling van de vakantie als een volle kalendermaand beschouwd.
97
2. a. Ten aanzien van de werknemer die tengevolge van arbeids- ongeschiktheid zijn werkzaamheden niet heeft verricht, gaat de opbouw van zijn vakantierechten gedurende die arbeids- ongeschiktheid doch nooit langer dan over een tijdvak van een half jaar door. Met betrekking tot bedoeld tijdvak komt uitslui- tend het laatste half jaar van de arbeidsongeschiktheid in aanmer- king.
b. Het bepaalde in lid 2a geldt, in afwijking van de wettelijke bepa- lingen, ook voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer.
3. De uitkomst van de berekening van het in enig jaar voor de werkne- mer geldende aantal vakantie-uren wordt op gehele uren naar boven afgerond.
Artikel 5
Opnemen van vakantie-uren
De vakantie dient te worden opgenomen in het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan. De in het belang van de instelling niet aldus opge- nomen vakantie wordt verleend in het volgende kalenderjaar. Van dit artikel kan in zeer bijzondere gevallen worden afgeweken.
Artikel 6
Tijdstip van opnemen en spreiding van vakantie-uren
1. De vakantie wordt, tenzij de belangen van de afdeling of dienst waar de betrokken werknemer aangesteld is zich hiertegen verzetten, over- eenkomstig de wensen van de werknemer – desgewenst ononderbro- ken – verleend. De werknemer kan tenminste aanspraak maken op een vakantie van drie weken aaneengesloten met inbegrip van de weekends daaraan voorafgaand en daarop aansluitend.
2. De werkgever kan een regeling treffen, die ertoe leidt, dat maximaal drie ziektedagen worden aangemerkt als vakantieverlof in het geval dat de werknemer tijdens de arbeidsongeschiktheidsperiode met toe- stemming van de controlerend geneeskundige vakantie geniet met dien verstande dat de werknemer recht houdt op tenminste het in artikel 7:634 BW genoemde aantal vakantiedagen.
3. De algemene regeling en de spreiding van de vakantie binnen de instelling behoeft de instemming van de ondernemingsraad.
98
Ziekenhuiswezen 1998/1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 7
Wijziging vakantieperiode
De werkgever kan, indien zich omstandigheden voordoen, welke hij op het moment van vaststelling van het tijdvak van de vakantie niet kon voorzien en tengevolge waarvan het functioneren van de instelling c.q. dienst of afdeling ernstig in gevaar komt, het door hem vastgestelde tijd- vak van de vakantie wijzigen. Het nieuwe tijdvak van de vakantie wordt door de werkgever in overleg met de werknemer vastgesteld.
De schade welke de werknemer tengevolge van deze wijziging lijdt, wordt door de werkgever vergoed.
Artikel 8
Arbeidsongeschiktheid tijdens vakantie
Voor de toepassing van deze regeling worden niet als vakantieverlof aan- gemerkt de dagen vanaf de dag dat de werknemer de werkgever over- eenkomstig het in artikel 36 van de CAO genoemde reglement ziekmel- ding op de hoogte heeft gesteld van zijn arbeidsongeschiktheid, indien de werknemer tijdens zijn vakantie arbeidsongeschikt wordt.
n. Uitvoeringsregeling verlof Artikel 1 Definities
1. a. In deze regeling wordt verstaan onder betaald verlof, het in een werktijdenregeling of rooster door de werknemer op grond van deze regeling op te nemen aantal uren waarop geen arbeid be- hoeft te worden verricht. Deze uren tellen mee bij de vaststelling van de totale arbeidsduur.
b. In deze regeling wordt verstaan onder onbetaald verlof het recht op vrij van iedere dienst en/of aanwezigheids- bereikbaarheids- consignatie- crisisdienst en/of slaapdienst.
Het op grond van deze regeling verleende onbetaalde verlof wordt bij de vaststelling van de totale arbeidsduur buiten beschouwing gelaten.
2. De in het gezin van de werknemer verblijvende kinderen, voor wie
99