GECOÖRDINEERDE VERSIE VPS – 5 SPOREN
GECOÖRDINEERDE VERSIE VPS – 5 SPOREN
Versie: Definitieve goedkeuring
Laatst bewerkt: 05/04/2024
AGENTSCHAP OVERHEIDSPERSONEEL
INHOUDSTAFEL
DEEL I. TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN 10
TITEL 2. ALGEMENE BEPALINGEN 10
Hoofdstuk 3. Personeelsplan 13
Hoofdstuk 4. Indeling van de graden 13
Hoofdstuk 5. Kansengroepenbeleid 14
Hoofdstuk 6. Dienstanciënniteit 14
Hoofdstuk 7. Tijdelijke vervanging en terugkeerrecht 15
Hoofdstuk 8. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Hoofdstuk 9. Arbeidsreglement 16
Hoofdstuk 10. Agentschapsspecifieke besluiten 16
TITEL 3. ALGEMENE ORGANISATORISCHE BEPALINGEN 16
Hoofdstuk 1. Statutaire organen en beroepscommissie 16
Hoofdstuk 2. Het Selectiekwaliteitscomité 18
TITEL 4 OVERGANGS- EN OPHEFFINGSBEPALINGEN 19
DEEL II. RECHTEN, PLICHTEN, ONVERENIGBAARHEDEN EN CUMULATIE VAN ACTIVITEITEN 20
Hoofdstuk 1. Deontologische rechten en plichten 20
Hoofdstuk 2. Intellectuele eigendomsrechten 22
Hoofdstuk 3. Onverenigbaarheden 23
Hoofdstuk 4. Cumulatie van beroepsactiviteiten 24
Hoofdstuk 5. Overgangsbepaling 24
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen 25
Afdeling 1. De invulling van vacatures 25
Afdeling 3. De selectie via een objectief wervingssysteem 27
Afdeling 4. Niet nodeloos hertesten 29
Afdeling 1. Externe werving 29
Afdeling 2. Toelatingsvoorwaarden 30
Afdeling 3. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Afdeling 4. Toelating tot de proeftijd 34
Afdeling 5. Benoeming tot ambtenaar 35
Afdeling 6. Externe mobiliteit 35
Afdeling 1. Horizontale mobiliteit 37
Afdeling 2. Begeleiding bij heroriëntering 38
Afdeling 4. Wijziging van dienstaanwijzing zonder selectieprocedure 42
Afdeling 5. De preventiefuncties 44
Afdeling 6. De huisbewaarders 47
Afdeling 7. Bijzondere bepalingen 48
Hoofdstuk 4. Overgangsbepalingen 49
DEEL IV. DE EVALUATIE IN DE LOOPBAAN 60
TITEL 1. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN 60
Hoofdstuk 1. Algemene beginselen 60
Hoofdstuk 2. De evaluatieprocedure 62
TITEL 2. SPECIFIEKE BEPALINGEN OVER DE STATUTAIRE PROEFTIJD 63
TITEL 3. SPECIFIEKE BEPALINGEN OVER DE JAARLIJKSE EVALUATIE 65
Hoofdstuk 1. De evaluatiebeslissing 65
Afdeling 1. Algemene bepalingen 65
Afdeling 2. Tegenspraak bij de evaluatiebeslissing bij de raad van beroep 66
Hoofdstuk 2. Beslissing over de salarisevolutie 67
Afdeling 1. Algemene bepalingen 67
Afdeling 2. Tegenspraak bij de beslissing ‘onder verwachtingen’ 68
DEEL V. DE TOP- EN MIDDENKADERFUNCTIES 70
TITEL 1. ALGEMENE BEPALINGEN 70
TITEL 1BIS. DE MANAGEMENT- EN PROJECTLEIDERFUNCTIES VAN N-NIVEAU EN DE FUNCTIE VAN ALGEMEEN DIRECTEUR 71
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen 71
Hoofdstuk 2. De selectie voor de mandaatfuncties 71
Afdeling 1. In aanmerking komende kandidaten 71
Afdeling 2. Selectiecriteria en -procedure 73
Hoofdstuk 3. De aanwijzing en de rechtspositie 74
Hoofdstuk 5. De arbeidsvoorwaarden 76
Afdeling 1. Administratieve arbeidsvoorwaarden 76
Afdeling 2. Geldelijke arbeidsvoorwaarden 77
Afdeling 3. Mobiliteitskrediet 78
Hoofdstuk 6. De evaluatie, het einde en de hernieuwing van de functie 79
TITEL 2. STATUUT VAN HOOFD VAN HET SECRETARIAATSPERSONEEL VAN EEN STRATEGISCHE ADVIESRAAD 85
Hoofdstuk 1. Algemene bepaling 85
Afdeling 1. In aanmerking komende kandidaten 85
Afdeling 2. Selectiecriteria en -procedure 86
Hoofdstuk 3. De aanwijzing en arbeidsvoorwaarden 87
Hoofdstuk 5. Einde van de functie 91
TITEL 3. DE RECHTSPOSITIE VOOR HET MIDDENKADER 91
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen 91
Afdeling 1. In aanmerking komende kandidaten 92
Afdeling 2. Selectiecriteria en -procedure 93
Hoofdstuk 3. De arbeidsvoorwaarden 96
Hoofdstuk 4. Evaluatie 98
Hoofdstuk 5. Einde van de dienstaanwijzing in een middenkaderfunctie 99
TITEL 5. OVERGANGS- EN OPHEFFINGSBEPALINGEN 101
Hoofdstuk 1. De management- en projectleiderfuncties van N-niveau en de functie van algemeen directeur 101
Hoofdstuk 2. De rechtspositie voor het hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad 103
Hoofdstuk 3. De rechtspositie voor het middenkader 104
Hoofdstuk 4. Opheffingsbepaling 106
DEEL VI. DE ADMINISTRATIEVE LOOPBAAN – opgeheven 107
DEEL VII. DE VERLONING 108
TITEL 1. HET SALARIS 108
Hoofdstuk 1. De bepaling van het salaris tegen 100% 108
Hoofdstuk 2. De verrekening van onbezoldigde afwezigheden 112
Hoofdstuk 3. De betaling van het maandsalaris 114
TITEL 2. DE TOELAGEN 119
Hoofdstuk 1. Gemeenschappelijke bepalingen 119
Hoofdstuk 2. Algemene toelagen 120
Afdeling 1. De haard- en standplaatstoelage 120
Afdeling 2. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage 120
Afdeling 3. De toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt 122
Afdeling 4 - opgeheven 122
Afdeling 5. Projectleiderstoelage 123
Afdeling 6. Toelagen voor prestaties buiten de normale arbeidstijdregeling 123
Afdeling 7. De gevaartoelage 124
Afdeling 8. De prestatietoelagen 125
Afdeling 9. De bevorderingspremie 126
Afdeling 10. Permanentietoelage en toelage voor ploegenarbeid 126
Afdeling 11. Toelage voor tijdelijke functieverzwaring 127
Afdeling 12. Toelage voor carpooling 128
Afdeling 13. Vervangende toelage maaltijdcheques 128
Hoofdstuk 3. Toelagen voor specifieke personeelscategorieën 128
Afdeling 1. Personeelsleden van het agentschap Opgroeien 128
Afdeling 2. Milieutoelage 129
Afdeling 3. Toelage voor rekenplichtigen en kastoelage 130
Afdeling 4. Gezagvoerderstoelage 131
Afdeling 5. Toelage voor technische bekwaamheid 131
Afdeling 6. Toelage voor het secretariaat van de Vlaamse Regering 132
Afdeling 6bis. Toelage voor facilitaire kabinetsondersteuning 132
Afdeling 7. BET-toelage 132
Afdeling 8. Gemeenschappelijke of Interne dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk 132
Afdeling 9. Sociale Dienst voor het Vlaamse Overheidspersoneel 132
Afdeling 10. Huisvesting en vervangende toelage 133
Afdeling 11. Toelage voor onregelmatige prestaties voor de wachters der waterwegen 134 Afdeling 12. Luchthaventoelage 134
Afdeling 13. Bijzondere toelageregeling voor het loodspersoneel 134
Afdeling 14. Zeegeld 135
Afdeling 15. De huisbewaarder 135
Afdeling 16. Specifieke toelageregeling voor het personeel van de grote varende eenheden van de DAB Vloot 136
Afdeling 17. STCW-toelage (Standards of Training, Certification and Watchkeeping) 136
Afdeling 18. Toelage voor technische bekwaamheid 136
Afdeling 19 Binnenvaarttoelage 136
Afdeling 20. Arbeidsmarkttoelage voor artsen en arts-specialisten 136
Afdeling 21. Toelage voor de matroos die tijdelijk fungeert als schipper-bootsman of als schipper-stuurman 137
Afdeling 22. Afdeling 22. Risicotoelage voor personeelsleden van het team Mobiele Eenheid van de afdeling Vlaams Centrum voor Elektronisch Toezicht van het Agentschap Justitie en Handhaving 137
Hoofdstuk 4. Cumulatiebepalingen 137
TITEL 3. DE VERGOEDINGEN 138
Hoofdstuk 1. Gemeenschappelijke bepalingen 138
Hoofdstuk 2. Vergoedingen voor binnenlandse dienstreizen 138
Afdeling 1. Algemene bepalingen 138
Afdeling 2. Reiskosten 139
Afdeling 3. Maaltijdvergoeding 140
Afdeling 3bis. Forfaitaire vergoeding voor het thuis opladen van een volledig elektrisch dienstvoertuig of een dienstvoertuig dat een plug-in hybride is 140
Afdeling 4. Binnenlandse dienstreis met overnachting 141
Afdeling 5. Reizende functies 141
Hoofdstuk 3. Buitenlandse dienstreis 141
Afdeling 1. Algemene bepaling 141
Afdeling 2. Aanvraag 142
Afdeling 3. Kosten 142
Afdeling 4. Verslaggeving 145
Afdeling 5. Afrekening 145
Hoofdstuk 4 - opgeheven 145
Hoofdstuk 5. Maaltijdvergoeding op dienst- en veerboten 145
Hoofdstuk 6. De forfaitaire vergoeding voor reis- en maaltijdkosten voor het loodsenpersoneel 146
Hoofdstuk 7. Vergoeding voor het werken in Vlissingen 146
Hoofdstuk 8. Vergoedingen, toelagen en voordelen voor personeel in het buitenland 146
Hoofdstuk 9. Vergoeding voor personeelsleden, tewerkgesteld in Vlissingen 147
Hoofdstuk 10. Terugbetaling van de kosten voor een beeldschermbril 147
TITEL 4. DE SOCIALE VOORDELEN 147
Hoofdstuk 1. De vergoeding voor begrafeniskosten 147
Hoofdstuk 2. Woon-werkverkeer met het openbaar vervoer 148
Hoofdstuk 3. Woon-werkverkeer naar een moeilijk bereikbare werkplaats 148
Hoofdstuk 4. Fietsvergoeding 150
Hoofdstuk 5. Woon-werkverkeer in het buitenland 150
Hoofdstuk 6. Woon-werkverkeer voor personen met een handicap 151
Hoofdstuk 7. Tegemoetkoming stoffelijke schade 151
Hoofdstuk 8. Hospitalisatieverzekering 151
Hoofdstuk 9. Rechtsbijstand 151
Hoofdstuk 10. Aanvulling uitkering voor een contractuele personeelslid bij de geboorte van een kind 151
Hoofdstuk 11. Hybride werken 152
Hoofdstuk 12. Maaltijdcheques 152
Hoofdstuk 13. Privégebruik van een dienstwagen 154
Hoofdstuk 14. Kinderbijslag 154
Hoofdstuk 15. Aanvullend pensioen voor de contractuele personeelsleden 155
Hoofdstuk 16. Kosten voor de installatie en het jaarlijkse onderhoud van een thuislaadpunt voor volledig elektrische dienstvoertuigen en dienstvoertuigen die plug-in hybrides zijn 156
Hoofdstuk 17. Fietsleasing 156
Hoofdstuk 18. Ecocheques 157
Hoofdstuk 19. Sport- en cultuurcheques 157
TITEL 5. - OPGEHEVEN 158
Deel VIIbis. verloning voor het personeelslid in dienst vóór 1 juni 2024 159
TITEL 1. HET SALARIS 159
TITEL 2. DE TOELAGEN 171
Hoofdstuk 1. De bevorderingspremie 171
TITEL 3. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 171
Hoofdstuk 1. Overgangsbepalingen van toepassing vóór 1 januari 2015 171
Hoofdstuk 2. Overgangsbepalingen voor de personeelsleden die vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid zijn overgeheveld 185
Hoofdstuk 3. Overgangsbepalingen voor bepaalde personeelsleden die vanaf 1 januari 2016 in het kader van de fusie van het Agentschap Ondernemen en het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) worden overgedragen aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen 189
Hoofdstuk 4. Overgangsbepalingen voor de personeelsleden die in het kader van de herstructureringen binnen de diensten van de Vlaamse overheid overgedragen zijn 190
Hoofdstuk 5. Overgangsbepalingen voor de personeelsleden die vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld zijn 191
Hoofdstuk 6. Overgangsbepaling naar aanleiding van de invoering van een aanvullend pensioen voor de contractuele personeelsleden 193
Hoofdstuk 7. Overgangsbepalingen voor de personeelsleden die vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid zijn overgeheveld 193
Hoofdstuk 8. Geboorteverlof 196
DEEL VIII. TUCHTREGELING 197
TITEL 1. TUCHTSTRAFFEN 197
TITEL 2. TUCHTPROCEDURE 198
Hoofdstuk 1. De bevoegde overheden 198
Hoofdstuk 2. De procedure 199
Hoofdstuk 3. Algemene kenmerken van de tuchtprocedure 200
TITEL 3. DE DOORHALING VAN DE TUCHTSTRAFFEN 202
DEEL IX. SCHORSING IN HET BELANG VAN DE DIENST 203
DEEL X. DE VERLOVEN EN DIENSTVRIJSTELLINGEN 205
TITEL 1. ALGEMENE BEPALINGEN 205
TITEL 2. JAARLIJKSE VAKANTIEDAGEN EN FEESTDAGEN 206
TITEL 3. MOEDERSCHAPSRUST, OPVANGVERLOF, PLEEGZORGVERLOF EN PLEEGOUDERVERLOF 210
Hoofdstuk 1. Moederschapsrust 210
Hoofdstuk 1bis. Vader- of meemoederschapsverlof 210
Hoofdstuk 2. Opvangverlof 211
Hoofdstuk 3. Pleegzorgverlof en pleegouderverlof 211
TITEL 4. ZIEKTEVERLOF 212
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen 212
Hoofdstuk 2. Verloningsregeling tijdens de arbeidsongeschiktheid in geval van ziekte of ongeval van gemeen recht 213
Hoofdstuk 3. Controle op de arbeidsongeschiktheid 218
Hoofdstuk 4. Doorverwijzing naar de federale medische dienst bevoegd voor de definitieve ongeschiktverklaring van de ambtenaar 218
Hoofdstuk 5. Verlof voor deeltijdse prestaties wegens ziekte 219
Hoofdstuk 6. Arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval, beroepsziekte, ongeval op weg van en naar het werk of een ongeval van gemeen recht veroorzaakt door een derde220
TITEL 5. VERLOF VOOR DEELTIJDSE PRESTATIES 221
TITEL 5BIS. VERLOF VOOR DEELTIJDSE PRESTATIES WEGENS CHRONISCHE ZIEKTE OF HANDICAP 222
TITEL 6. HET ZORGKREDIET 223
Hoofdstuk 1. Duur van het zorgkrediet en motieven 223
Hoofdstuk 2. Administratieve toestand, voorwaarden en uitkeringen 225
TITEL 6BIS. LOOPBAANONDERBREKING IN HET KADER VAN EEN FEDERAAL ZORGVERLOF 226
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen 226
Hoofdstuk 2. Palliatief verlof 226
Hoofdstuk 3. Bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid 226
Hoofdstuk 4. Ouderschapsverlof 228
Hoofdstuk 4bis. Mantelzorgverlof 229
Hoofdstuk 5. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 000
Hoofdstuk 6. Vervanging 230
Hoofdstuk 7. - Opgeheven 230
TITEL 7. TEWERKSTELLING TEN BEHOEVE VAN EEN EXTERNE WERKGEVER OF BIJ EEN VLAAMS MINISTERIEEL KABINET 230
Hoofdstuk 1. De tijdelijke tewerkstelling van ambtenaren ten behoeve van een werkgever buiten de diensten van de Vlaamse overheid voor de uitoefening van taken in het belang van de Vlaamse overheid 230
Hoofdstuk 1bis. De tijdelijke tewerkstelling van ambtenaren ten behoeve van een entiteit, raad of instelling binnen de diensten van de Vlaamse overheid 231
Hoofdstuk 2. Verlof om een ambt uit te oefenen bij een kabinet 231
Hoofdstuk 3. Xxxxxx voor opdracht 232
Hoofdstuk 4. Verlof wegens terbeschikkingstelling van de Koning, een Koningin, een Prins of een Prinses van België 233
Hoofdstuk 5. Verlof voor het uitoefenen van een ambt bij een erkende politieke groep 233
Hoofdstuk 6. Gemeenschappelijke bepaling 234
TITEL 8. VORMINGSVERLOF EN DIENSTVRIJSTELLING VOOR VORMING 234
TITEL 9. OMSTANDIGHEIDSVERLOF 234
TITEL 9BIS. GEBOORTEVERLOF 236
TITEL 10. ONBETAALD VERLOF 237
TITEL 11. POLITIEK VERLOF EN DIENSTVRIJSTELLING 238
TITEL 12. VERLOF KRACHTENS FEDERALE BEPALINGEN OF VERPLICHTINGEN 241
TITEL 13. DIENSTVRIJSTELLINGEN 242
TITEL 13BIS. GESTANDAAARDISEERD GUNSTVERLOF 243
TITEL 14. OVERGANGSBEPALINGEN 243
DEEL XI. EINDE VAN DE TEWERKSTELLING 251
TITEL 1. DE ONTSLAGREGELING VOOR DE AMBTENAAR 251
TITEL 2. DE ONTSLAGREGELING VOOR DE AMBTENAAR OP PROEF 259
TITEL 3. DE ONTSLAGREGELING VOOR HET CONTRACTUELE PERSONEELSLID 260
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen 260
Hoofdstuk 2. Ontslagvoorwaarden 260
Hoofdstuk 3. Het hoorrecht 261
Hoofdstuk 4. Bevestiging van de ontslagintentie 262
Hoofdstuk 5. Adviesorgaan 262
Hoofdstuk 6. De definitieve ontslagbeslissing en de motiveringsplicht 264
Hoofdstuk 7. Outplacement 265
Hoofdstuk 8. Ontslaganciënniteit 265
TITEL 4. OVERGANGSBEPALINGEN 265
DEEL XIBIS. SPECIFIEKE ARBEIDSVOORWAARDEN VOOR DE PERSONEELSLEDEN BINNEN DE NAUTISCHE KETEN VAN HET AGENTSCHAP VOOR MARITIEME DIENSTVERLENING EN KUST 266
TITEL 1. TOEPASSINGSGEBIED 266
TITEL 2. DEFINITIES 266
TITEL 3. INSTROOM 266
Hoofdstuk 1. Invulling van de vacatures 266
Hoofdstuk 2. Bijzondere voorwaarden bij aanwerving en functiewijziging 268
Hoofdstuk 3. Benoeming 269
Hoofdstuk 4. Externe mobiliteit 270
TITEL 4. DOORSTROOM 273
Hoofdstuk 1. Herplaatsing 273
Hoofdstuk 2. Horizontale mobiliteit 275
Hoofdstuk 3. Bevordering 278
Afdeling 1. Algemene bepalingen 278
Afdeling 2. Specifieke bepalingen 281
Hoofdstuk 4. Specifieke graadveranderingen binnen de Nautische keten 281
Hoofdstuk 5. Specifieke functiewijziging binnen de Nautische keten 282
TITEL 5. GELDELIJKE BEPALINGEN 283
Hoofdstuk 1. Bezoldiging 283
Hoofdstuk 2. Geldelijke anciënniteit en valorisatie van functierelevante ervaring 284
Hoofdstuk 3. Toelagen 286
Afdeling 1. Algemene toelagen 286
Afdeling 2. Specifieke toelagen 286
Hoofdstuk 4. Vergoedingen 296
Afdeling 1. Maaltijdvergoeding op dienst- en veerboten 296
Afdeling 2. De forfaitaire vergoeding voor reis- en maaltijdkosten voor het loodsenpersoneel 297
Afdeling 3. Vergoeding voor het werken in Vlissingen 297
Afdeling 4. Compenserende vergoeding maaltijdcheques voor personeelsleden die werken in Vlissingen 298
Hoofdstuk 5. Sociale voordelen 298
Hoofdstuk 6. Overgangsbepalingen 299
TITEL 6. EVALUATIE 299
TITEL 7. ZIEKTEVERLOF 299
TITEL 8. AMBTSHALVE ONBETAALD VERLOF 300
TITEL 9. TUCHTREGELING 301
TITEL 10. EINDE VAN DE TEWERKSTELLING VAN EEN CONTRACTUEEL PERSONEELSLID 301
TITEL 11. HET VERLIES VAN DE HOEDANIGHEID VAN AMBTENAAR EN DE DEFINITIEVE AMBTSNEERLEGGING 301
Hoofdstuk 1. Pensionering 301
Hoofdstuk 2. Definitieve ambtsneerlegging 302
Hoofdstuk 3. Outplacement 302
TITEL 12. MOBILITEIT TUSSEN EEN GRAAD OF FUNCTIE BINNEN DE NAUTISCHE KETEN EN EEN GRAAD OF FUNCTIE BUITEN DE NAUTISCHE KETEN 302
Hoofdstuk 1. Mobiliteit van een graad of functie binnen de Nautische keten vermeld in artikel XIbis 57, naar een graad of functie buiten de Nautische keten 302
Afdeling 1. Personeelsleden in dienst vóór 1 juni 2024 302
Afdeling 2. Personeelsleden in dienst vanaf 1 juni 2024 304
Hoofdstuk 2. Mobiliteit van een graad of functie buiten de Nautische keten naar een graad of functie binnen de Nautische keten, vermeld in artikel XIbis 57 305
Afdeling 1. Personeelsleden in dienst vóór 1 juni 2024 305
Afdeling 2. Personeelsleden in dienst vanaf 1 juni 2024 308
DEEL XITER. ARBEIDSVOORWAARDEN VOOR DE PERSONEELSLEDEN VAN DE OPENBARE PSYCHIATRISCHE ZIEKENHUIZEN (OPZ) REKEM EN GEEL 311
TITEL 1. XXXXXXXXXXXXXXXXXX 000
TITEL 2. DOORSTROOM VAN EEN FUNCTIE BIJ HET OPZ REKEM OF HET OPZ GEEL NAAR EEN FUNCTIE BIJ EEN ANDERE ENTITEIT VAN DE DIENSTEN VAN DE VLAAMSE OVERHEID 311
Hoofdstuk 1. Personeelsleden in dienst vóór 1 juni 2024 311
Afdeling 1. Hoedanigheid 311
Afdeling 2. Verloning 311
Afdeling 4. Aanvullend pensioen 312
Afdeling 5. Ambtshalve pensioen 312
Afdeling 6. Evaluatie en raad van beroep 312
Afdeling 7. Ontslagbescherming van contractuele personeelsleden 312
Hoofdstuk 2. Personeelsleden in dienst vanaf 1 juni 2024 313
Afdeling 1. Hoedanigheid 313
Afdeling 2. Verloning 313
Afdeling 4. Aanvullend pensioen 313
Afdeling 5. Ambtshalve pensioen 314
Afdeling 6. Evaluatie en raad van beroep 314
Afdeling 7. Ontslagbescherming contractuele personeelsleden 314
TITEL 3. DOORSTROOM VAN EEN FUNCTIE BIJ EEN ANDERE ENTITEIT VAN DE DIENSTEN VAN DE VLAAMSE OVERHEID NAAR EEN FUNCTIE BIJ HET OPZ GEEL OF HET OPZ REKEM 314
Hoofdstuk 1. Personeelsleden in dienst vóór 1 juni 2024 314
Afdeling 1. Hoedanigheid 314
Afdeling 2. Verloning 315
Hoofdstuk 2. Personeelsleden in dienst vanaf 1 juni 2024 316
Afdeling 1. Hoedanigheid 316
Afdeling 2. Verloning 317
Deel XII. ALGEMENE OPHEFFINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 318
Hoofdstuk 1. Algemene opheffingsbepalingen 318
Hoofdstuk 1 bis. Algemene overgangsbepalingen 319
Hoofdstuk 2. Algemene slotbepalingen 319
BESLUIT:
DEEL I. TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel I 1. Dit besluit is van toepassing op het hierna genoemd personeel van de diensten van de Vlaamse overheid, met uitzondering van het personeel van de met rechtspersoonlijkheid beklede patrimonia.
Art. I 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° de diensten van de Vlaamse overheid:
a) de departementen;
b) de intern verzelfstandigde agentschappen, hierna te noemen IVA, zonder rechtspersoonlijkheid, met uitzondering van de leden van de onderwijsinspectie;
c) de IVA met rechtspersoonlijkheid;
d) de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen, hierna te noemen XXX, met uitzondering van de Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn (VVM);
e) het secretariaatspersoneel van de strategische adviesraden, met uitzondering van de SERV, de SALV (Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij) , de MORA en de Vlaamse Raad WVG, hierna te noemen de raden;
f) het personeel van de administratieve diensten van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs, hierna te noemen het Gemeenschapsonderwijs of instelling;
2° een Vlaams ministerie: het departement en de IVA zonder rechtspersoonlijkheid van een beleidsdomein;
3° een entiteit: een departement, een IVA of een EVA;
4° een beleidsdomein: een homogeen beleidsdomein als vermeld in artikel III.1 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, bestaande uit een verzameling van beleidsvelden die zowel vanuit politiek als maatschappelijk oogpunt een herkenbaar en samenhangend geheel vormen;
5° beleidsraad: de raad van het homogeen beleidsdomein, waarvan de oprichting en de wijze van samenstelling door de Vlaamse Regering bepaald wordt en waarin het politieke en het administratieve niveau overleg plegen en die de regering ondersteunt bij de aansturing van het beleidsdomein;
6° interne arbeidsmarkt: de personeelsbewegingen binnen de diensten van de Vlaamse overheid;
7° personeelslid: de ambtenaar en de contractueel;
8° ambtenaar: elk personeelslid dat toegelaten is tot een proeftijd met het oog op een vaste benoeming of dat in vast dienstverband benoemd is;
9° contractueel: elk personeelslid dat in dienst genomen is bij arbeidsovereenkomst;
10° lijnmanager: het hoofd van een entiteit, van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad of van het Gemeenschapsonderwijs die het hiërarchisch en functioneel gezag over het personeel van die entiteit, raad of instelling uitoefent.
De gouverneur is de lijnmanager voor de personeelsleden van de betrokken provinciale afdeling van de dienst van de gouverneurs;
11° benoemende overheid: het hoofd van de entiteit, raad of instelling voor de ambtenaar;
12° indienstnemende overheid:
a) de Vlaamse Regering op voorstel van de opdrachtgever voor de management- en projectleidersfuncties van N-niveau en voor de algemeen directeur en op voorstel van de strategische adviesraad voor het hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad;
b) de raad van bestuur voor de XXX die krachtens hun oprichtingsdecreet zelf het hoofd van het agentschap en in voorkomend geval de algemeen directeur aanstellen en voor het Gemeenschapsonderwijs;
c) de lijnmanager voor het contractuele personeelslid; 13° opdrachtgever:
a) de functioneel bevoegde Vlaamse minister voor de departementen, de IVA en de andere XXX dan hierna vermeld;
b) de raad van bestuur voor de XXX die krachtens hun oprichtingsdecreet zelf het hoofd van het agentschap en in voorkomend geval de algemeen directeur aanstellen en voor het Gemeenschapsonderwijs;
c) de auditcomités voor Audit Vlaanderen;
d) de strategische adviesraad voor het secretariaatspersoneel van de strategische adviesraad;
14° de functioneel bevoegde Vlaamse minister: het lid van de Vlaamse Regering bevoegd voor de materies en het personeel van een beleidsdomein, raad of instelling, hierna te noemen functionele minister;
15° personeelsplan: het overzicht van de functies nodig om in een bepaalde entiteit via welomschreven processen een vooropgesteld doel te bereiken;
16° personeelsfunctie: het Agentschap Overheidspersoneel; 17° werkgever
a) de Vlaamse Gemeenschap voor de personeelsleden van een departement of een IVA zonder rechtspersoonlijkheid
b) de IVA met rechtspersoonlijkheid en
c) de XXX
voor de van deze entiteiten afhangende personeelsleden,
a) de strategische adviesraad
b) het Gemeenschapsonderwijs
voor de van deze raad of instelling afhangende personeelsleden;
18° de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken: de Vlaamse minister bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling;
19° selector:
a) het Agentschap Overheidspersoneel dat advies geeft over het selectiegebeuren;
b) de lijnmanager in de gevallen zoals bepaald in dit besluit;
c) de bevoegde selector binnen de entiteit voor entiteitsspecifieke functies.
20° lijnmanagement: een overlegorgaan inzake personeel en organisatieontwikkeling; 21° functie: het geheel van taken en werkzaamheden die aan een personeelslid worden toevertrouwd in een entiteit, raad of instelling;
22° niet-toewijsbare functie: een functie die niet kan worden toegewezen aan de functiematrix met de organisatie-eigen wegingsmethodiek;
23° functiezwaarte: het gewicht dat door toepassing van de organisatie-eigen wegingsmethodiek aan een functie toegekend wordt, uitgedrukt in een functieklasse op basis van het scoren van indelingscriteria. Het functiegewicht wordt uitgedrukt in een functieklasse van de functiematrix;
24° organisatie-eigen wegingsmethodiek: een geautomatiseerd indelingsinstrument dat een functie door het scoren van indelingscriteria indeelt in een functieklasse van de functiematrix. De methodiek is aan een periodieke onderhoudsprocedure onderworpen; 25° functiematrix: een raamwerk met aanduiding van functiefamilies en functieklassen, opgenomen in bijlage 13, die bij dit besluit is gevoegd. Op basis van functieclassificatie wordt een ordening aangebracht binnen en tussen functiefamilies door functies te koppelen aan functieklassen. De functiematrix is aan een periodieke onderhoudsprocedure onderworpen;
26° functieklasse: een groep van functies met een gelijkwaardige functiezwaarte; 27° functiefamilie: een groep van functies met gelijksoortige activiteiten en
processtappen. Elke functiefamilie wordt onderverdeeld in verschillende functieklassen naargelang van de complexiteit van de functie;
28° beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:
a) een aangetekende brief;
b) een afgifte tegen ontvangstbewijs
29° ervaringsbewijs: een ervaringsbewijs als vermeld in artikel 4 van het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid, waarover een protocol wordt gesloten in het Sectorcomité XVIII omdat het relevant is voor de diensten van de Vlaamse overheid;
30° bewijs van beroepskwalificatie: een bewijs van beroepskwalificatie als vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, uitgereikt door een instelling die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap.
31° leertrajectbegeleider: de trajectbegeleider, vermeld in artikel 3, 16°, van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap; 32° integratieprotocol: een document met afspraken over maatregelen die de tewerkstelling van een personeelslid met een handicap of chronische ziekte ondersteunen;
33° pleegkind: het kind voor wie het personeelslid of de samenwonende partner in het kader van pleegzorg is aangesteld door een van de volgende instanties:
a) de rechtbank;
b) een dienst voor pleegzorg die door de bevoegde gemeenschap is erkend;
c) de bevoegde gemeenschapsdiensten voor de jeugdbescherming;
34° pleegvader en -moeder: de pleegouder die in het kader van pleegzorg is aangesteld door een van de volgende instanties:
a) de rechtbank;
b) een dienst voor pleegzorg die door de bevoegde gemeenschap is erkend;
c) de bevoegde gemeenschapsdiensten voor de jeugdbescherming;
35° gezagsfunctie: een functie waarbij de eenzijdig bindende beslissingsbevoegdheid ten aanzien van derden rechtstreeks voortvloeit uit de functie en raakt aan de grondrechten van derden;
36° werkdag: elke andere dag dan een wettelijke feestdag of zondag. HOOFDSTUK 2. DELEGATIE
Art. I 3. Alle bevoegdheden die bij dit besluit aan een personeelslid worden
toegewezen kunnen door dit personeelslid gedelegeerd worden aan de onder zijn gezag staande personeelsleden tenzij anders bepaald in dit besluit.
De bevoegdheden die bij dit besluit aan een lijnmanager worden toegewezen kunnen door de lijnmanager worden gedelegeerd aan het hoofd van het dienstencentrum Personeelsadministratie.
Het afdelingshoofd van het dienstencentrum Personeelsadministratie ondertekent het fietsleaseplan, waarin alle afspraken worden vastgelegd tussen werkgever en werknemers over de toekenning en het gebruik van de fiets in het kader van de fietslease, zoals bepaald in artikel VII 109undecies.
De lijnmanager van een entiteit van een Vlaams ministerie kan de bevoegdheden die hem in dit besluit zijn toegewezen inzake arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar en van het werk en beroepsziekten delegeren aan een andere lijnmanager van een entiteit van een Vlaams ministerie.
De aldus toegewezen of via delegatie overgedragen bevoegdheden worden tevens uitgeoefend door de personeelsleden die met de waarneming van de functie belast zijn of die de titularis vervangen bij tijdelijke afwezigheid of verhindering.
Art. I 4. De lijnmanager bepaalt de kwantitatieve en kwalitatieve personeelsbehoeften van zijn entiteit, raad of instelling, in een personeelsplan.
HOOFDSTUK 4. INDELING VAN DE GRADEN
Art I 5. §1. De hiërarchische indeling van de graden omvat vier niveaus en zestien rangen. Bijlage 3 stelt de hiërarchische indeling van de graden vast.
§2. De graad is de titel die een personeelslid in een rang situeert. De rang situeert een graad binnen zijn niveau.
§3. Elke rang wordt aangeduid met een letter en een cijfer. De letter geeft het niveau aan, het cijfer situeert de rang in zijn niveau.
De vier niveaus omvatten het volgende aantal rangen:
1° niveau A: zeven rangen, genummerd X0, X0, X0X, X0X, X0X, X0X en A3; 2° niveau B: drie rangen, genummerd B1, B2 en B3;
3° niveau C: drie rangen, genummerd C1, C2 en C3;
4° niveau D: drie rangen, genummerd X0, X0 en D3.
Binnen elk niveau worden de rangen genummerd volgens hun plaats in de hiërarchie, waarbij de hoogste rang het hoogste cijfer toegewezen krijgt.
Binnen niveau A is:
1° rang A2L hoger dan rang A2A; 2° rang A2A hoger dan rang A2E; 3° rang A2E hoger dan rang A2M; 4° rang A2M hoger dan rang A2.
HOOFDSTUK 5. KANSENGROEPENBELEID
Art. I 6. De Vlaamse Regering bepaalt op voorstel van de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken voor de door haar vastgelegde doelgroepen globale streefcijfers die door de functionele minister omgezet worden in streefcijfers per beleidsdomein.
Zolang de door de Vlaamse Regering bepaalde doelgroepgebonden streefcijfers niet gehaald worden, wordt bij gelijkwaardigheid voorrang gegeven aan de kandidaat uit de ondervertegenwoordigde groep.
Art. I 7. §1. Van elk beleidsdomein wordt maximaal 1% van de betrekkingen, uitgedrukt in voltijds equivalenten (VTE), voorbehouden voor personen met een arbeidshandicap die recht hebben op een langdurige loonkostsubsidie in de reguliere of sociale economie. Dit zijn personen in één van volgende situaties:
1° personen met een bijstandsveld W2 of W3, toegekend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
2° personen van wie de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding beslist dat zij voor onbepaalde duur recht hebben op Bijzondere Tewerkstellingsondersteunende Maatregelen (BTOM).
3° personen van wie de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding beslist dat zij een advies collectief maatwerk krijgen of dat zij behoefte hebben aan werkondersteunende maatregelen in het kader van maatwerk bij individuele inschakeling voor een periode van vijf jaar.
§2. Bij aanwerving in een voorbehouden betrekking maakt de dienst Diversiteitsbeleid van het Agentschap Overheidspersoneel een integratieprotocol op.
HOOFDSTUK 6. DIENSTANCIËNNITEIT
Art. I 8. §1. De dienstanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar bij de overheid in om het even welke hoedanigheid heeft gepresteerd.
§2. In dit artikel wordt verstaan onder “overheid":
1° de diensten van de Vlaamse overheid;
2° de diensten en instellingen van de Belgische staat;
3° de diensten en instellingen van de gemeenschappen en gewesten;
4° de diensten en instellingen van de Europese Unie en/of de Europese Economische Ruimte;
5° de diensten en instellingen van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte; 6° de provincies, gemeenten en OCMW's van België.
Art. I 9. Als “werkelijke diensten” worden beschouwd:
1° de perioden waarin krachtens dit besluit het salaris wordt doorbetaald, of bij het ontbreken van salaris, de aanspraak op of bevordering tot een hoger salaris behouden blijft;
2° voor de toepassing van artikel I 8, §1: de perioden bij de diensten van de Vlaamse overheid en de andere overheden, vermeld in artikel I 8, §2.
Art. I 10. De dienstanciënniteit wordt uitgedrukt in jaren en volle kalendermaanden. Ze begint op de eerste dag van een maand.
De gedeelten van maanden worden opgeteld en bij het aantal volledige maanden gevoegd op het moment van de berekening van de nuttige anciënniteit.
HOOFDSTUK 7. TIJDELIJKE VERVANGING EN TERUGKEERRECHT
Art. I 11. §1. De lijnmanager wijst bij tijdelijke afwezigheid of verhindering het personeelslid aan dat hem vervangt.
§2. Een ambtenaar die ten gevolge van de opname van een verlof voltijds afwezig is heeft een terugkeerrecht naar de entiteit, raad of instelling van herkomst.
In afwijking van het eerste lid is er een terugkeerrecht naar de oorspronkelijke betrekking:
1° voor de titularissen van de middenkaderfuncties die met verlof zijn voor uitoefening van een ambt op een kabinet of voor een project goedgekeurd door de Vlaamse Regering; 2° voor het personeelslid dat binnen de entiteit, raad of instelling tijdelijk bijkomende of zwaardere taken uitoefent waardoor de functiezwaarte tijdelijk verhoogt; 3° voor de ambtenaar die niet meer dan zes maanden voltijds afwezig is of die afwezig is als gevolg van een verlof vermeld in deel X, titel 2, 3, 4, 6 of 6bis;
Art. I 12. §1. De administratieve standplaats is de gemeente waar het personeelslid
hoofdzakelijk zijn ambt uitoefent of een zo centraal mogelijk bepaalde gemeente in zijn ambtsgebied.
§2. Voor het personeelslid met een rang tot en met A2A of met een salarisschaal die overeenstemt met een rang tot en met A2A kan de lijnmanager de standplaats:
1° vaststellen, als die om dienstredenen niet samenvalt met de gemeente waar de centrale administratie of de buitendienst gevestigd is;
2° wijzigen.
§3. Voor de functies van N-niveau en algemeen directeur wordt deze bevoegdheid uitgeoefend door de indienstnemende overheid.
§4. De standplaats wordt vastgesteld en gewijzigd in overeenstemming met het betrokken contractuele personeelslid.
Art. I 13. §1. De lijnmanager stelt voor zijn entiteit, raad of instelling het arbeidsreglement vast met behoud van de mogelijkheid om een aanvullend arbeidsreglement voor een subentiteit te laten vaststellen door het hoofd van die subentiteit.
§2. Voor elke entiteit, raad of instelling geldt als algemene regel de achtendertigurige werkweek voor voltijdse betrekkingen.
Art. I 14. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van dit besluit, kan de
Vlaamse Regering, op voorstel van de functionele minister en na akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, voor elk van de IVA’s met rechtspersoonlijkheid en EVA’s, vermeld in artikel I 2, voor de administratieve diensten van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs en voor de strategische adviesraad Vlaamse Onderwijsraad de volgende bepalingen vaststellen:
1° specifieke graden, de verdeling van die graden over de niveaus en rangen, of ze kunnen worden vervuld via aanwerving en/of bevordering of via mandaat met eventuele vermelding van de aanvullende en bijzondere voorwaarden inzake beroepskwalificatie, alsook voor elke bevorderingsgraad de lijst van graden die er toegang toe geven;
2° specifieke loopbanen;
3° specifieke salarisschalen, specifieke vergoedingen, toelagen, en sociale voordelen; 4° specifieke regelingen voor specifieke personeelscategorieën;
5° specifieke overgangsbepalingen.
TITEL 3. ALGEMENE ORGANISATORISCHE BEPALINGEN
HOOFDSTUK 1. STATUTAIRE ORGANEN EN BEROEPSCOMMISSIE
Art. I 15. Binnen elk beleidsdomein richt de beleidsraad de organen op die de bevoegdheden uitoefenen inzake de rechtspositie van het personeel, zoals bepaald in dit besluit.
Elke strategische adviesraad evenals het Gemeenschapsonderwijs richt de organen op die de bevoegdheden uitoefenen inzake de rechtspositie van respectievelijk het secretariaatspersoneel en het personeel van zijn diensten, zoals bepaald in dit besluit.
Art. I 16. §1. Voor de diensten van de Vlaamse overheid wordt een adviserende beroepscommissie opgericht, hierna te noemen raad van beroep.
In afwijking van het eerste lid heeft de raad van beroep in de volgende gevallen een beslissende bevoegdheid:
1° als de raad van beroep met eenparigheid van stemmen besluit tot de gegrondheid of ongegrondheid van de bestreden beslissing;
2° als de raad van beroep met eenparigheid van stemmen, aansluitend op een eenparige beslissing over de ongegrondheid, een eventuele andere passende maatregel oplegt;
3° als de raad van beroep bij meerderheid besluit tot de onontvankelijkheid van het beroep.
Als de raad van beroep conform het tweede lid, 3°, beslist tot de onontvankelijkheid, dan is de aangevochten beslissing hierdoor definitief geworden vanaf de dag na het verstrijken van de termijn voor instelling van het beroep.
§2. De ambtenaar kan in beroep gaan tegen de volgende beslissingen: 1° de evaluatie loopbaanvertraging;
2° de evaluatie onvoldoende;
3° de uitspraak van een tuchtstraf of van de schorsing in het belang van de dienst.
Art. I 17. §1. De raad van beroep wordt per zaak paritair samengesteld uit leden van de overheid en uit leden van de representatieve vakorganisaties vertegenwoordigd in het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest.
De leden zijn stemgerechtigd.
§2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, stelt de voorzitters aan die de beroepen behandelen.
Inzake tuchtzaken, schorsing in het belang van de dienst en bij een tweede evaluatie onvoldoende die leidt tot definitieve beroepsongeschiktheid is de voorzitter een magistraat. Voor de beroepen in andere aangelegenheden kan de voorzitter een externe deskundige zijn.
De voorzitter is stemgerechtigd.
§3. De lijnmanager van het Agentschap Overheidspersoneel, waar de zetel van de raad van beroep gevestigd is:
1° organiseert de werkverdeling, zo nodig in kamers; 2° wijst de leden van de overheid aan;
3° stelt de secretarissen aan onder de personeelsleden van het Agentschap Overheidspersoneel;
4° waakt erover dat bij de effectieve samenstelling per zaak ten hoogste twee derde van de leden van hetzelfde geslacht is.
Art. I 18. Het huishoudelijk reglement van de raad van beroep wordt vastgesteld door een paritaire vergadering van afgevaardigden van de overheid en de vakorganisaties, samengeroepen door een voorzitter.
Het reglement is rechtsgeldig vastgesteld als de meerderheid van de opgeroepen leden aanwezig is.
Art. I 19. Het huishoudelijk reglement bepaalt ten minste:
1° de geldigheid van de beraadslaging; 2° de procedureregels;
3° het wrakingsrecht van de verzoeker;
4° de wijze van kennisgeving van de adviezen.
Art. I 20. §1. De raad van beroep hoort de ambtenaar alvorens een gemotiveerd advies te formuleren.
Behalve bij gewettigde verhindering verschijnt de verzoeker persoonlijk. Hij mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon van zijn keuze of bij gewettigde verhindering zich door die persoon van zijn keuze laten vertegenwoordigen.
§2. Als de ambtenaar, behoudens overmacht, zonder geldige reden niet verschijnt of zich niet laat vertegenwoordigen bij gewettigde afwezigheid, hoewel hij volgens de voorschriften opgeroepen is, wordt de ambtenaar geacht af te zien van zijn beroep. De uitspraak of beslissing vóór het beroep wordt in dat geval de definitieve uitspraak of beslissing.
§3. Het beroep is opschortend, tenzij het anders bepaald is in dit besluit.
Art. I 21. §1. Aan de voorzitters van de raad van beroep wordt een presentiegeld van 150 euro per zitting van een halve dag toegekend. Dat presentiegeld volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
§2. De voorzitters en de leden van de overheid en de vakorganisaties ontvangen een reis- en maaltijdvergoeding overeenkomstig de regeling die van toepassing is voor de ambtenaren van de diensten van de Vlaamse overheid.
In afwijking van het eerste lid ontvangen de voorzitters een treinbiljet eerste klasse heen en terug of de tegenwaarde ervan.
HOOFDSTUK 2. HET SELECTIEKWALITEITSCOMITÉ
Art. I 22. §1. Het Selectiekwaliteitscomité adviseert de diensten van de Vlaamse overheid over de integriteit, deontologie en kwaliteit van het selectie- en herplaatsingsbeleid.
Het Selectiekwaliteitscomité bestaat uit vijf leden, die worden aangewezen door de Vlaamse Regering.
§2. Het Selectiekwaliteitscomité stelt een huishoudelijk reglement op waarin de regels voor de werking van het Selectiekwaliteitscomité worden opgenomen.
§3. De externe leden van het Selectiekwaliteitscomité ontvangen per zitting een presentiegeld van 71,42 euro.
In afwijking van het eerste lid wordt aan de voorzitter een presentiegeld toegekend van 150% van het bedrag, vermeld in het eerste lid.
De presentiegelden, vermeld in dit artikel, volgen de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
§4. De leden van het Selectiekwaliteitscomité hebben recht op een reiskostenvergoeding overeenkomstig artikel VII 80 tot en met VII 82.
TITEL 4 OVERGANGS- EN OPHEFFINGSBEPALINGEN
Art. I 23. De gevallen van beroep die ingesteld zijn bij een raad van beroep voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, worden voortgezet volgens de reglementering die op die datum van kracht is.
De definitieve uitspraak na beroep gebeurt overeenkomstig dit besluit.
DEEL II. RECHTEN, PLICHTEN, ONVERENIGBAARHEDEN EN CUMULATIE VAN ACTIVITEITEN
HOOFDSTUK 1. DEONTOLOGISCHE RECHTEN EN PLICHTEN
Artikel II 1. §1. Het personeelslid zet zich op een actieve en constructieve wijze in voor de realisatie van de opdracht en de doelstellingen van de diensten van de Vlaamse overheid.
Het personeelslid oefent zijn functie op een loyale en correcte wijze uit onder het gezag van zijn lijnmanager en/of functionele chef.
§2. In de omgang met anderen en in de contacten met het publiek respecteert het personeelslid de persoonlijke waardigheid en handelt het zonder discriminatie.
Art. II 2. §1. Het personeelslid heeft recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan hij kennis heeft uit hoofde van zijn functie.
Onverminderd de reglementering inzake openbaarheid van bestuur, is het hem enkel verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op:
1° de veiligheid van het land;
2° de bescherming van de openbare orde; 3° de financiële belangen van de overheid;
4° het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten; 5° het medisch geheim;
6° het vertrouwelijke karakter van commerciële, intellectuele en industriële gegevens; 7° het interne beraad, zolang in de betrokken aangelegenheid geen eindbeslissing is
genomen.
Het is hem ook verboden feiten bekend te maken waarvan de bekendmaking de concurrentiepositie van de organisatie waarin hij werkt kan schaden of waarvan de bekendmaking een inbreuk is op de rechten en de vrijheden van de burger, in het bijzonder op het privéleven, tenzij de betrokkene toestemming heeft verleend om de op hem betrekking hebbende gegevens openbaar te maken.
Deze paragraaf geldt eveneens voor het personeelslid dat niet meer in dienst is.
§2. Het personeelslid dat in de uitoefening van zijn functie onregelmatigheden vaststelt, brengt een functionele chef hiervan onmiddellijk op de hoogte. Hij kan ook rechtstreeks Spreekbuis, het meldpunt voor welzijn en integriteit op het werk van de Vlaamse overheid, of Audit Vlaanderen op de hoogte brengen overeenkomstig artikel III.115, §3, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 .
Een onregelmatigheid is een nalatigheid, misbruik of misdrijf als vermeld in artikel 3, §2, eerste lid, van het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst.
Indien hij op basis van gegronde reden vermoedt of vaststelt dat zijn lijnmanager hem zal verbieden of verhinderen om misdrijven bekend te maken, brengt hij rechtstreeks de procureur des Konings hiervan op de hoogte.
Het personeelslid kan, buiten de gevallen van kwade trouw, persoonlijk voordeel of valse aangifte die een dienst of persoon schade toebrengen, niet onderworpen zijn aan een tuchtstraf of een andere vorm van openlijke of verdoken sanctie, om de enkele reden dat hij onregelmatigheden aangeeft of bekend maakt.
Art. II 3. §1. Het personeelslid kan schriftelijk of mondeling melding doen van een onregelmatigheid bij de Vlaamse Ombudsman onder de voorwaarden bepaald in artikel 3, §2 van het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst.
Het personeelslid, vermeld in het eerste lid, kan aan de Vlaamse ombudsman vragen om onder zijn bescherming te worden geplaatst, ofwel op het ogenblik van de melding, ofwel in de loop van het onderzoek door de Vlaamse Ombudsman.
Als de Vlaamse ombudsman de bescherming verleent, deelt hij dat mee aan het personeelslid.
§2. De bescherming heeft uitwerking vanaf de eerste vastgestelde melding van de onregelmatigheid door het personeelslid uitgezonderd wat betreft de schorsing van tuchtprocedures die uitwerking hebben vanaf het verzoek van het personeelslid om onder de bescherming van de Vlaamse Ombudsman te worden geplaatst.
De bescherming neemt een einde twee jaar na het afsluiten van het onderzoek door de Vlaamse Ombudsman naar de gemelde onregelmatigheid.
Zodra de Vlaamse ombudsman het moment opportuun acht, deelt hij de begindatum van de beschermperiode mee aan het personeelslid en aan de lijnmanager.
De Vlaamse ombudsman deelt ook de einddatum van de beschermingsperiode mee aan het personeelslid en aan de lijnmanager.
Art. II 4. §1. Tijdens de beschermingsperiode, bedoeld in artikel II 3, §2, kan het personeelslid niet onderworpen zijn aan een tuchtstraf of een andere open of verdoken maatregel om redenen die verband houden met de melding van de onregelmatigheid. De bewijslast hiervoor berust bij de bevoegde overheid.
Als de bevoegde overheid tijdens de beschermingsperiode een tuchtstraf oplegt of andere maatregelen neemt ten aanzien van het personeelslid moet de overheid in de motivering duidelijk aangeven dat er geen verband is tussen de tuchtstraf of de maatregel en de melding van de onregelmatigheid.
§2. Als het personeelslid vermoedt dat een maatregel, bedoeld in §1 toch verband houdt met de melding van de onregelmatigheid, kan hij aan de Vlaamse Ombudsman vragen om dit mogelijke verband te onderzoeken. De bewijslast hiervoor berust bij de bevoegde overheid.
De Vlaamse Ombudsman deelt het resultaat van zijn onderzoek mee aan het personeelslid en de lijnmanager.
Als de Vlaamse Ombudsman van oordeel is dat er een mogelijk verband is tussen de maatregel, bedoeld in §1 en de melding van de onregelmatigheid, richt hij aan de bevoegde overheid het verzoek om de maatregel te herzien.
De bevoegde overheid deelt binnen een termijn van twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek aan de Vlaamse Ombudsman mee of zij al dan niet akkoord gaat met dat verzoek.
Als de bevoegde overheid niet akkoord gaat met het verzoek van de Vlaamse Ombudsman of weigert uitvoering te geven aan zijn verzoek of niet antwoordt aan de Vlaamse Ombudsman binnen de voormelde termijn van twintig werkdagen, brengt de Vlaamse Ombudsman hierover verslag uit bij de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, die in overleg met de functioneel bevoegde minister een standpunt bepaalt en dit standpunt meedeelt aan de Vlaamse Ombudsman en aan de lijnmanager.
Art. II 5. Het personeelslid behandelt de klanten van zijn entiteit welwillend.
Het personeelslid mag, zelfs buiten de functie, rechtstreeks noch via een tussenpersoon, giften, beloningen of enig ander voordeel die verband houden met de functie, vragen, eisen of aannemen.
Art. II 6. §1. Het personeelslid heeft recht op informatie en vorming zowel wat alle aspecten betreft die nuttig zijn voor de functie-uitoefening als met het oog op de uitbouw van de beroepsloopbaan.
§2. Het personeelslid houdt zich op de hoogte van de evolutie van de technieken, reglementeringen en navorsingen in de materies waarmee hij beroepshalve belast is.
§3. De vorming is een plicht wanneer zij noodzakelijk blijkt voor een betere uitoefening van de functie of het functioneren van een entiteit.
De onkosten die inherent zijn aan de deelname aan deze vormingsactiviteiten worden gedragen door de diensten van de Vlaamse overheid.
Art. II 7. §1. De rechten en de plichten worden nader toegelicht in een deontologische code die vastgesteld wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken.
§2. In de beleidsdomeinen, raden of instelling kan door de hoofden van de entiteiten, raden of instelling voor specifieke problemen een aanvullende code opgesteld worden.
HOOFDSTUK 2. INTELLECTUELE EIGENDOMSRECHTEN
Art. II 8. §1. Het personeelslid draagt aan de Vlaamse Gemeenschap of de IVA met rechtspersoonlijkheid of de EVA, de strategische adviesraad of het Gemeenschapsonderwijs het geheel van de vermogensrechten over op de werken
waarvan hij de (mede)auteur of (mede)schepper is en die hij ter uitvoering van zijn functie tot stand brengt.
Deze overdracht betreft alle vermogensrechten die deel zouden uitmaken van zijn auteursrechten, inclusief de auteursrechten op computerprogramma's met inbegrip van het begeleidend en voorbereidend materiaal, op databanken, en op alle andere werken die het personeelslid ter uitvoering van zijn functie tot stand brengt. De overdracht betreft ook alle sui generis vermogensrechten op databanken die het personeelslid ter uitvoering van zijn functie tot stand brengt.
§2. De vergoeding voor deze overdracht van rechten is begrepen in het salaris, zoals bepaald overeenkomstig het van kracht zijnde geldelijk statuut.
§3. Het personeelslid verleent aan de Vlaamse Gemeenschap, de IVA met rechtspersoonlijkheid, de EVA, de strategische adviesraad of het Gemeenschapsonderwijs de toelating om de werken, bedoeld in §1, onder de naam van het Vlaamse ministerie of van de IVA met rechtspersoonlijkheid of de EVA, de strategische adviesraad of het Gemeenschapsonderwijs aan het publiek mee te delen en onder die naam te exploiteren. Deze toelating geldt voor een duur van 20 jaar vanaf de datum van creatie van het werk.
Art. II 9. §1. Alle uitvindingen die door het personeelslid ter uitvoering van zijn functie worden gedaan of die verkregen worden door middelen die door de werkgever ter beschikking worden gesteld, zijn het exclusieve eigendom van de Vlaamse Gemeenschap, de IVA met rechtspersoonlijkheid, de EVA, de strategische adviesraad of het Gemeenschapsonderwijs, zonder dat het personeelslid een recht op vergoeding kan doen gelden.
§2. In afwijking van §1 wordt voor de overdracht van vermogensrechten op de in §1 bedoelde uitvindingen die niet ter uitvoering van de functie worden gedaan aan het personeelslid een financiële tegemoetkoming toegekend, waarvan het bedrag bepaald wordt door de functionele minister.
Om de hoogte van de tegemoetkoming te bepalen worden volgende criteria gebruikt:
a) de industriële of commerciële waarde van de uitvinding;
b) het belang van de bijdrage van de respectieve partijen bij de totstandkoming van de uitvinding.
HOOFDSTUK 3. ONVERENIGBAARHEDEN
Art. II 10. De hoedanigheid van personeelslid is onverenigbaar met elke activiteit die het personeelslid zelf of via een tussenpersoon verricht en waardoor ofwel:
1° de functieplichten niet kunnen worden vervuld;
2° de waardigheid van de functie in het gedrang komt en/of het vertrouwen van het publiek in de dienst wordt aangetast;
3° de eigen onafhankelijkheid wordt aangetast;
4° een conflict tussen tegenstrijdige belangen ontstaat.
Art. II 11 - opgeheven
HOOFDSTUK 4. CUMULATIE VAN BEROEPSACTIVITEITEN
Art. II 12. §1. Het personeelslid mag zonder toestemming geen activiteiten cumuleren binnen de diensturen, tenzij deze inherent zijn aan de functie, en onverminderd de deontologische toetsing.
De toestemming is ook nodig voor de cumulatie van beroepsactiviteiten tijdens een verlof, onverminderd andere reglementaire bepalingen.
§2. De toestemming tot cumulatie wordt gegeven:
a) door de opdrachtgever voor de hoofden van een entiteit;
b) door de voorzitter van de strategische adviesraad voor het hoofd van het secretariaatspersoneel;
c) opgeheven
d) door de functionele minister voor het hoofd van het Gemeenschapsonderwijs en
e) door de lijnmanager voor de personeelsleden die onder hun gezag staan.
Art. II 13. De uitoefening van activiteiten buiten de diensturen kan enkel getoetst worden aan de deontologische regels inzake onverenigbaarheden, onverminderd andere reglementaire bepalingen.
HOOFDSTUK 5. OVERGANGSBEPALING
Art. II 14. De toestemming tot cumulatie gegeven vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit blijft behouden, tot de lijnmanager waaronder het personeelslid ressorteert, deze desgevallend herroept.
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
AFDELING 1. DE INVULLING VAN VACATURES
Art. III 1. Een vacature is een niet-ingevulde functie op het personeelsplan van de entiteit, raad of instelling, en impliceert een personeelsbehoefte die zich situeert in een welbepaalde graad of een salarisschaal die bepaald is in dit besluit of door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, of, voor de agentschapsspecifieke graden, in een graad of salarisschaal die bepaald is door de Vlaamse Regering, op voorstel van de functioneel bevoegde minister.
Art. III 2. §1. Een vacature wordt ingevuld met een contractuele tewerkstelling.
De indienstnemende overheid bepaalt de soort en de duur van de arbeidsovereenkomst, tenzij die al is bepaald in dit besluit of in een andere reglementering.
§2. In afwijking van paragraaf 1 wordt een gezagsfunctie, als vermeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd, ingevuld via een statutaire tewerkstelling.
Op de statutaire tewerkstelling van een gezagsfunctie zoals bepaald in het eerste lid, gelden volgende uitzonderingen:
1° de lijnmanager kan een gezagsfunctie via een contractuele tewerkstelling invullen in geval van:
a) de afwezigheid van de titularis van een gezagsfunctie;
b) een tijdelijke en uitzonderlijke vermeerdering van het werk.
De contractuele tewerkstelling duurt maximaal één jaar en is uitzonderlijk verlengbaar met maximaal één jaar.
2° de indienstnemende overheid vult volgende gezagsfuncties in via een contractuele tewerkstelling:
a) de management- en projectleidersfuncties op N-niveau en de algemeen directeur, overeenkomstig de bepalingen van Deel V van dit besluit;
b) de functie van Vlaamse Bouwmeester.
§3. De hernieuwing of verlenging van een bestaande arbeidsovereenkomst en de vervanging van een bestaande arbeidsovereenkomst door een andere, zonder wijziging van betrekking en zonder selectie, gebeuren bij beslissing van de indienstnemende overheid, en zijn alleen mogelijk voor het contractuele personeelslid dat geslaagd is voor een objectief wervingssysteem als vermeld in hoofdstuk 1, afdeling 3, en voor topsporters en hun omkadering. Die vernieuwing of verlenging mag geen impact hebben op de graad, het niveau of de salarisschaal van het contractuele personeelslid.
In afwijking van paragraaf 3, eerste lid, kan de arbeidsovereenkomst van een contractueel personeelslid dat in het kader van paragraaf 2, tweede lid, 1° is geworven,
niet worden verlengd onverminderd de toepassing van paragraaf 2, tweede lid, 1°, b). De verlenging is ook niet mogelijk als dat contractuele personeelslid geslaagd is voor een objectief wervingssysteem met een algemene bekendmaking.
Art. III 3. §1. In afwijking van artikel III 2, §1, behoudt een ambtenaar die vóór 1 juni 2024 effectief vast benoemd was of effectief toegelaten was tot de statutaire proeftijd bij de diensten van de Vlaamse overheid, zijn statutaire tewerkstelling als hij binnen de diensten van de Vlaamse overheid in- of doorstroomt.
§2. Een ambtenaar die vóór 1 juni 2024 effectief vast benoemd was of effectief toegelaten was tot de statutaire proeftijd bij de diensten van de Vlaamse overheid kan vanaf 1 juni 2024 vrijwillig overstappen naar een contractuele tewerkstelling voor onbepaalde duur.
Die overstap staat gelijk aan een vrijwillig ontslag uit de statutaire betrekking. In afwijking van artikel XI 6 hoeft de ambtenaar geen opzegtermijn te presteren of geen verbrekingsvergoeding te betalen.
§3. Voor de toepassing van dit deel wordt de ambtenaar die vanaf 1 juni 2024 wordt toegelaten tot de statutaire proeftijd in een betrekking die vóór 1 juni 2024 werd vacant verklaard, gelijkgesteld met een ambtenaar die vóór 1 juni 2024 is toegelaten tot de statutaire proeftijd.
Art. III 4. §1. De lijnmanager kiest de wijze van invulling van een vacature hetzij:
1° via de interne arbeidsmarkt, waarbij gekozen wordt voor horizontale mobiliteit en/of bevordering;
2° via aanwerving vanuit de externe arbeidsmarkt in combinatie met horizontale mobiliteit, bevordering en externe mobiliteit.
Interne kandidaten die in aanmerking komen om te kandideren via de procedure van horizontale mobiliteit, zijn uitgesloten van deelname aan de selectie via de externe werving.
§2. Als de lijnmanager zich beroept op verschillende procedures om een vacature in te vullen, worden de kandidaten die in aanmerking komen, onderworpen aan dezelfde selectie.
De selector stelt het programma en de nadere regels van de selectie vast.
Art. III 5. De lijnmanager die beslist om een vacature van zijn entiteit, raad of instelling in te vullen, kan zijn oproep richten tot de kandidaten uit zijn eigen entiteit, raad of instelling, het betrokken beleidsdomein of alle beleidsdomeinen als hij een beroep doet op de interne arbeidsmarkt via:
1° een bevorderingsprocedure binnen het niveau 2° de horizontale mobiliteit;
3° de aanwijzing in het mandaat van preventieadviseur-coördinator; 4° de tijdelijke aanstelling van huisbewaarder.
In afwijking van het eerste lid kan de oproep gericht worden tot de personeelsleden van het agentschap Opgroeien en het agentschap Opgroeien Regie samen.
Bij de keuze voor vacature-invulling via bevordering door overgang naar een hoger niveau richt de lijnmanager een oproep tot de kandidaten uit alle beleidsdomeinen.
Voor de toepassing van de interne arbeidsmarkt worden het Gemeenschapsonderwijs en de Vlaamse Onderwijsraad geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming en worden de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening – Onroerend Erfgoed en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Omgeving.
Art. III 6. Het Agentschap Overheidspersoneel is de selector voor de contractuele en statutaire selecties bij de diensten van de Vlaamse overheid.
De exclusieve bevoegdheid, vermeld in het eerste lid, geldt niet voor selecties voor de volgende functies:
1° functies waarvoor de lijnmanager overeenkomstig artikel III 18, §1, zelf kan optreden als selector, voor zover het geen gezagsfuncties betreffen;
2° functies die voorkomen op de lijst van entiteitsspecifieke functies die de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, vaststelt.
AFDELING 3. DE SELECTIE VIA EEN OBJECTIEF WERVINGSSYSTEEM
Art. III 7. §1. De in dit besluit vermelde voorschriften voor de selector en de door de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken opgelegde kwaliteitscriteria voor selectoren en selecties worden in geval van een privaatrechtelijke selector opgenomen in een samenwerkingsovereenkomst tussen de selector en de Vlaamse Regering.
De door de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken opgelegde kwaliteitscriteria voor selectoren en selecties worden in geval van een externe selector opgenomen in de overheidsopdracht tussen de selector en de vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid.
§2. De selector organiseert op basis van de personeelsbehoeften van de lijnmanagers de noodzakelijke vergelijkende selecties volgens een systeem dat, naar vorm en inhoud, de nodige waarborgen biedt inzake gelijke behandeling, verbod van willekeur, onafhankelijkheid en onpartijdigheid.
Art. III 8. Elke vacature wordt minstens op de website van de VDAB of de website Werken voor Vlaanderen gepubliceerd met inachtneming van een redelijke termijn tussen de publicatie ervan en de uiterste datum van kandidaatstelling, zoals bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken.
In afwijking van het eerste lid worden:
1° vacatures voor functies in het buitenland die gericht zijn tot kandidaten die in het
buitenland wonen, algemeen bekendgemaakt in het land in kwestie;
2° vacatures voor voorbehouden betrekkingen algemeen bekendgemaakt binnen de kansengroep van personen met een arbeidshandicap die recht hebben op een langdurige loonkostsubsidie in de reguliere of sociale economie.
Art. III 9. De selector organiseert de selectie voor een functie in overleg met de lijnmanager.
De selector sluit, in overleg met de lijnmanager, de kandidaten die niet voldoen aan de statutaire voorwaarden of de voorwaarden van het selectiereglement, uit van deelname aan de selectie.
De selector beoordeelt, in overleg met de lijnmanager, de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie, rekening houdend met de specifieke behoeftes van de (sub)entiteit.
Elke selectie kan uit verschillende testen bestaan. De motivering van een eventuele uitsluiting op basis van een test of selectie wordt meegedeeld aan de kandidaten.
Art. III 10. De selector stelt per selectie, in overleg met de lijnmanager, een selectiereglement vast.
Het selectiereglement regelt minstens welke diploma’s, studiegetuigschriften, bewijzen van beroepskwalificatie, ervaringsbewijzen of toegangsbewijzen toegang geven tot de selectieprocedure, de datum waarop aan de voorwaarden voldaan moet zijn, het aantal en de aard van de testen, en de criteria op basis waarvan de geschiktheid of het geslaagd zijn beoordeeld worden.
Het selectiereglement regelt in voorkomend geval ook:
1° een mogelijke voorselectie, naargelang het aantal kandidaten; 2° een mogelijk beperkte procedure;
3° de samenstelling van de jury, waarvan de lijnmanager bij interne selectietesten minstens deel uitmaakt;
4° de regels voor de rangschikking; 5° de geldigheidsduur van de reserve;
6° het verlies en het behoud van een plaats in de reserve;
7° de mogelijkheid om een bijkomende test te organiseren voor de invulling van een bijkomende vacature voor dezelfde of een vergelijkbare functie.
Met toepassing van artikel III 16, §2, vermeldt het selectiereglement dat ook kandidaten zonder de diploma’s, studiegetuigschriften, bewijzen van beroepskwalificatie, ervaringsbewijzen of toegangsbewijzen, vermeld in het selectiereglement, kunnen kandideren en, in voorkomend geval, welk ander bewijsstuk kandidaten moeten voorleggen om toegang te krijgen tot de selectieprocedure.
Bij het agentschap Opgroeien en het agentschap Opgroeien Regie kan de lijnmanager vermeld in het derde lid, 3°, in de jury zitten voor beide agentschappen.
Art. III 11. De lijnmanager kiest uit de geschikte kandidaten de kandidaat die volgens hem het meest geschikt is voor de functie, of hij kiest uitzonderlijk niet, als hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten. De gemotiveerde selectiebeslissing houdt rekening met:
1° de kandidaatstelling;
2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel; 3° de mogelijke redelijke aanpassingen;
4° de beoordeling van de eventuele selectietest(en).
De betrokken lijnmanagers kunnen in onderling akkoord de duur verlengen van een reserve die voor een of meer entiteiten, raden of instelling is aangelegd. De lijnmanager van het Agentschap Overheidspersoneel kan de duur verlengen van een reserve die voor alle diensten van de Vlaamse overheid is aangelegd.
AFDELING 4. NIET NODELOOS HERTESTEN
Art. III 12. §1. De selector kan, na toestemming van de kandidaat, in overleg met de indienstnemende of benoemende overheid of de lijnmanager, en rekening houdend met de vergelijkbaarheid van de testen en testresultaten, beslissen om bepaalde competenties en/of andere vereisten die overeenkomstig het selectiereglement nodig zijn voor de functie, niet opnieuw te testen bij een kandidaat als uit een eerdere selectieprocedure die niet ouder is dan zeven jaar, resultaten beschikbaar zijn waardoor de kandidaat op die competenties of vereisten beoordeeld kan worden, ongeacht voor welke graad of functie en voor welke soort procedure de vorige test is afgenomen.
De selector bepaalt aan welke selectieonderdelen de kandidaat nog moet deelnemen om het geheel van de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie, te kunnen beoordelen.
§2. Een kandidaat kan aan de selector vragen om, ongeacht eerdere testresultaten, opnieuw getest te worden voor bepaalde competenties en/of andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie. De selector houdt dan alleen rekening met de nieuwe testresultaten.
§3. Alleen testresultaten van selecties die gebaseerd zijn op het competentiemodel van de Vlaamse overheid en die beantwoorden aan de kwaliteitscriteria voor selectoren en selecties zoals vastgelegd door de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken, komen in aanmerking om hergebruikt te worden.
Art. III 13. Externe werving is de aanwerving van een kandidaat vanuit de externe arbeidsmarkt door middel van een arbeidsovereenkomst of via de toelating tot de statutaire proeftijd.
De externe arbeidsmarkt is niet toegankelijk voor het personeelslid dat kan kandideren via de horizontale mobiliteit en voor kandidaten die een beroep kunnen doen op de externe mobiliteit.
AFDELING 2. TOELATINGSVOORWAARDEN
Art. III 14. §1. Voor de toegang tot een functie bij de diensten van de Vlaamse overheid gelden de volgende algemene toelatingsvoorwaarden:
1° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking;
2° de burgerlijke en politieke rechten genieten; 3° voldoen aan de nationaliteitsvereiste;
4° voldoen aan de vereisten gesteld door de wetten inzake het taalgebruik in bestuurszaken;
5° medisch geschikt zijn voor de uit te oefenen functie, in overeenstemming met de wetgeving betreffende het welzijn van de werknemers op het werk.
§2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, bepaalt de bevoegde instanties en de controleprocedure voor de vereiste medische geschiktheid.
§3. Met behoud van de toepassing van paragraaf 2 controleert de preventieadviseur- arbeidsarts van de Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk de vereiste lichamelijke geschiktheid voor welbepaalde categorieën personeelsleden overeenkomstig de federale bepalingen.
AFDELING 3. AANWERVINGSVOORWAARDEN
Art. III 15. Als algemene aanwervingsvoorwaarden om als personeelslid van de diensten van de Vlaamse overheid te worden aangeworven, gelden:
1° het diploma, studiegetuigschrift of bewijs van beroepskwalificatie bezitten dat overeenstemt met het administratieve niveau van de functie waarin wordt aangeworven, conform bijlage 2, of het ervaringsbewijs of toegangsbewijs, vermeld in artikel III 16, §2, voor dezelfde functie;
2° slagen voor een vergelijkende selectie via een objectief wervingssysteem.
Art. III 16. §1. De lijnmanager kan voorafgaand aan de rekrutering afwijken van de voorwaarde, vermeld in artikel III 15, 1°, als de in te vullen functie voorkomt op de lijst van knelpuntfuncties binnen de diensten van de Vlaamse overheid die door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, wordt vastgesteld na advies van de selectoren.
§2. Daarnaast kan de lijnmanager, voorafgaand aan de selectie, bij een met redenen omklede beslissing waaruit een redelijk vermoeden van meerwaarde van die procedure blijkt, opnemen in het selectiereglement dat in afwijking van artikel III 15, 1°, ook personen die niet beschikken over het diploma, studiegetuigschrift, ervaringsbewijs, toegangsbewijs of bewijs van beroepskwalificatie, zich kandidaat kunnen stellen voor de functie. Ze krijgen alleen toegang tot de selectieprocedure na het behalen van een toegangsbewijs, uitgereikt door de VDAB, na beoordeling van hun competenties zoals hierna bepaald. Het toegangsbewijs van de VDAB is zeven jaar geldig voor dezelfde functie bij de diensten van de Vlaamse overheid.
Van een kandidaat die niet beschikt over een diploma, studiegetuigschrift, ervaringsbewijs, toegangsbewijs of bewijs van beroepskwalificatie als vermeld in het selectiereglement, wordt een portfolio beoordeeld. De kandidaat lijst relevante kennis,
vaardigheden en attitudes voor de functie op in het portfolio en staaft dat met zo veel mogelijk bewijsstukken.
De VDAB duidt per vacature beoordelaars aan met de nodige expertise om portfolio’s te beoordelen. De lijnmanager bepaalt samen met de VDAB en de selector de te bewijzen competenties waarop de beoordeling van het portfolio voor de vacature gebeurt.
De VDAB reikt na een positieve beoordeling van een portfolio het bovenvermelde toegangsbewijs uit. Het toegangsbewijs vermeldt de functie waarvoor het geldt, welke competenties op welk niveau werden beoordeeld, en de ingangsdatum en geldigheidsduur van het toegangsbewijs.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, kan nadere voorwaarden bepalen.
§3. Een intern personeelslid dat een functie vervult die tot hetzelfde niveau behoort als de vacante functie, hoeft niet te voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel III 15, 1°, tenzij specifieke diplomavoorwaarden bepaald zijn.
Art. III 17. De administratieve niveaus en de overeenstemmende diploma’s of
getuigschriften zijn:
1° niveau A: masterdiploma;
2° niveau B: bachelor diploma;
3° niveau C: secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld onderwijs; 4° niveau D: geen diplomaverplichting.
Art. III 18. §1. In afwijking van artikel III 4, §1, artikel III 6, eerste lid, en artikel III 15, 2°, kan bij de invulling van een contractuele vacature in de onderstaande gevallen de lijnmanager optreden als selector, is een combinatie van procedures niet vereist en geldt er voor de kandidaat geen verplichting om te slagen voor een vergelijkende selectie via een objectief wervingssysteem:
1° de vervanging van een afwezig personeelslid waarbij de afwezigheid niet meer dan één jaar duurt;
2° de invulling van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van maximaal één jaar, die zonder selectie uitzonderlijk verlengbaar is met één jaar;
3° personeel met buitenlandfuncties; 4° topsporters en hun omkadering; 5° doctoraatsbeurzen.
§2. De regeling , vermeld in paragraaf 1, is van overeenkomstige toepassing bij de contractuele invulling van een gezagsfunctie overeenkomstig artikel III 2, §2, tweede lid.
Art. III 19. In afwijking van artikel III 4, §1, is er geen verplichting tot combinatie van procedures in geval van een hernieuwing, verlenging of vervanging van een bestaande arbeidsovereenkomst zonder wijziging van betrekking of zonder selectie.
Art. III 20. §1. Bijzondere aanwervingsvoorwaarden voor een functie kunnen worden vastgesteld door de lijnmanager, in overeenstemming met de functiebeschrijving en het competentieprofiel en na overleg met de selector.
§2. Voor de volgende graden gelden bijzondere voorwaarden bij aanwerving:
Rang | Graad | Bijzondere aanwervingsvoorwaarde |
A2 | directeur-arts | diploma van master in de geneeskunde (beroepstitel arts) bij overgangsmaatregel: diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde of diploma van arts |
A2 | directeur-dierenarts | master in de diergeneeskunde bij overgangsmaatregel: diploma van dierenarts of doctor in de diergeneeskunde |
A2 | directeur-ingenieur | alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ir. (master in de (bio-)ingenieurswetenschappen of gelijkgesteld). Indien ingevuld als knelpuntfunctie bovendien: 1° alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ing.(master in de industriële wetenschappen of gelijkgesteld); 2° doctoraat in de (bio-) ingenieurswetenschappen. |
A2 | wetenschappelijk directeur | xxxxxx zijn van een diploma van doctor op proefschrift of van een diploma of certificaat dat met toepassing van de richtlijnen van de Europese Unie of een bilateraal akkoord als gelijkwaardig daaraan wordt erkend |
A2 | adviseur-arts | diploma van master in de geneeskunde (beroepstitel arts) bij overgangsmaatregel ofwel: 1° diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde; 2° diploma van arts. |
A2 | adviseur-dierenarts | master in de diergeneeskunde bij overgangsmaatregel ofwel: 1° diploma van dierenarts; 2° doctor in de diergeneeskunde. |
A2 | adviseur-ingenieur | alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ir. (master in de (bio-)ingenieurswetenschappen of gelijkgesteld). Indien ingevuld als knelpuntfunctie bovendien: 1° alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ing.(master in de industriële wetenschappen of gelijkgesteld); 2° doctoraat in de (bio-) ingenieurswetenschappen. |
A2 | navorser (wetenschapsbeleid) | houder zijn van een diploma van doctor dat behaald is na verdediging in het openbaar van een afstudeerscriptie of van een diploma van ingenieur van academische graad, en minstens zes jaar nuttige ervaring hebben |
A1 | Ingenieur | alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ir. (master in de (bio-)ingenieurswetenschappen of gelijkgesteld). Indien ingevuld als knelpuntfunctie bovendien: 1° alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ing.(master in de industriële wetenschappen of gelijkgesteld); 2° doctoraat in de (bio-) ingenieurswetenschappen. |
A1 | Arts | master in de geneeskunde (beroepstitel arts) bij overgangsmaatregel ofwel: 1° diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde; 2° diploma van arts. |
A1 | Dierenarts | master in de diergeneeskunde |
bij overgangsmaatregel ofwel: 1° diploma van dierenarts; 2° dokter in de diergeneeskunde. | ||
B1 | programmeur | diploma van ofwel: 1° bachelor in de toegepaste informatica; 2° bachelor in het bedrijfsmanagement; 3° bachelor in de elektronica-ICT; 4° HBO 5-diploma met hoofdcomponent informatica. Bij overgangsmaatregel/diploma van gegradueerde in de afdeling Informatica, in de afdeling Boekhouding-informatica, in de afdeling Programmering en in de afdeling Elektronica |
C1 | Technicus | diploma’s die toegang geven tot niveau C zoals gevraagd in de functiebeschrijving voor de technicus met de functie van bos- of natuurwachter: attest van natuur- en bosbeheer dat uitgereikt is door de Vlaamse overheid, als dat gevraagd wordt in de functiebeschrijving |
AFDELING 4. TOELATING TOT DE PROEFTIJD
Art. III 21. De benoemende overheid laat na controle van de toelatings- en aanwervingsvoorwaarden, de persoon die geslaagd is voor een vergelijkende selectie, vermeld in artikel III 15, 2°, en die door de lijnmanager gekozen is, toe tot een proeftijd in zijn graad of functie, en geeft die persoon een dienstaanwijzing bij de betrokken entiteit, raad of instelling.
Art. III 22. §1. De ambtenaar legt de eed af in handen van de lijnmanager als hij tot de proeftijd toegelaten wordt.
§2. Als de ambtenaar weigert de eed af te leggen, is zijn toelating tot de proeftijd van rechtswege nietig.
Art. III 23. Tijdens de proeftijd kan de ambtenaar onder bepaalde voorwaarden maar eenmaal een andere dienstaanwijzing krijgen binnen het beleidsdomein, de strategische adviesraad of het Gemeenschapsonderwijs, of eenmaal overgeplaatst worden via de horizontale mobiliteit, door of in akkoord met de betrokken lijnmanager(s).
Na die wijziging van dienstaanwijzing of na die overplaatsing via de horizontale
mobiliteit begint eenmalig een nieuwe proeftijd.
In afwijking van het eerste lid, kan een statutair personeelslid in een gezagsfunctie tijdens zijn proeftijd geen andere dienstaanwijzing krijgen naar een andere gezagsfunctie.
Art. III 24. De ambtenaar op proef is onderworpen aan de rechten, plichten, onverenigbaarheden en cumulatie van activiteiten, tuchtregeling, administratieve toestanden, geldelijk statuut, verlies van de hoedanigheid van ambtenaar en definitieve ambtsneerlegging, inzonderheid vrijwillig ontslag en pensionering, van de vaste ambtenaar.
Art III 25. De duur en de evaluatie van de proeftijd verlopen volgens de bepalingen, vermeld in deel IV.
AFDELING 5. BENOEMING TOT AMBTENAAR
Art. III 26. Alleen de personen die aan de volgende voorwaarden voldoen, kunnen tot ambtenaar bij de diensten van de Vlaamse overheid benoemd worden:
1° de toelatingsvoorwaarden vervullen en voldoen aan de aanwervingsvoorwaarden die voor de functie zijn vastgesteld;
2° met goed gevolg de proeftijd doorlopen hebben. AFDELING 6. EXTERNE MOBILITEIT
Art. III 27. Externe mobiliteit is de aanwerving van een personeelslid van een externe
overheid of uit de onderwijssector met een arbeidsovereenkomst.
In afwijking van het eerste lid gebeurt de invulling van een gezagsfunctie via de externe mobiliteit altijd in statutair verband.
Alleen graden van rang A2E, rang A2 of lager kunnen ingenomen worden via de externe mobiliteit. Functies van N-niveau, van algemeen directeur, van hoofd van het secretariaatspersoneel, van N-1-niveau en van preventieadviseur-coördinator kunnen niet ingevuld worden via de externe mobiliteit.
Een personeelslid op proef bij de externe overheid of in de onderwijssector komt niet in aanmerking voor externe mobiliteit.
Art. III 28. §1. In deze afdeling wordt onder externe overheid verstaan:
1° een federale overheidsdienst, een programmatorische federale overheidsdienst, alsook de diensten die ervan afhangen, het Ministerie van Landsverdediging of een van de rechtspersonen, vermeld in artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken;
2° de diensten van de andere gemeenschappen en gewesten, van de colleges van de gemeenschapscommissies en van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen;
3° de entiteiten en raden die niet behoren tot de diensten van de Vlaamse overheid, De Watergroep, de Vlaamse Radio- en Televisieomroep, het Algemeen Secretariaat van het Vlaams Parlement en de instellingen die verbonden zijn aan het Vlaams Parlement;
4° de gemeenten, de provincies, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met uitzondering van het ziekenhuis in eigen beheer, de autonome gemeentebedrijven, de autonome provinciebedrijven en de OCMW-verenigingen, met uitzondering van de ziekenhuisverenigingen.
§2. Onder onderwijssector wordt verstaan:
1° de instellingen van het gemeenschapsonderwijs, vermeld in artikel 2, §1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991; 2° de instellingen van het gesubsidieerd onderwijs, vermeld in artikel 4, §1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;
3° de hogescholen, vermeld in artikel II 3 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013;
4° de universiteiten, vermeld in artikel II 2 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013;
5° de onderwijsinspectie, vermeld in artikel 45 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
6° de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, vermeld in het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.
Art. III 29. Om externe mobiliteit te verkrijgen moet het personeelslid van de externe overheid of de onderwijssector:
1° de voorwaarden vervullen, vermeld in artikel III 14;
2° een graad, rang, functie of vakklasse bekleden in hetzelfde niveau als de graad of rang waartoe de vacante betrekking behoort;
3° beantwoorden aan de specifieke voorwaarden die overeenkomstig dit besluit voorgeschreven zijn om de vacante betrekking uit te oefenen;
4° beantwoorden aan het functieprofiel van de betrekking;
5° slagen voor een selectie via een objectief wervingssysteem;
6° de eed afleggen als het gaat om een benoeming en als het personeelslid de eed nog niet heeft afgelegd bij de externe overheid of in de onderwijssector.
Art. III 30. De duur en de evaluatie van de proeftijd verlopen volgens de bepalingen, vermeld in deel IV.
Art. III 31. De entiteit, raad of instelling die externe mobiliteit toekent, brengt de kandidaat en de externe overheid of de onderwijsinstelling waartoe het personeelslid behoort, daarvan op de hoogte.
De kandidaat beschikt na de selectiebeslissing over een maximale termijn van drie maanden om zijn nieuwe functie op te nemen.
AFDELING 1. HORIZONTALE MOBILITEIT
Art. III 32. Horizontale mobiliteit is de overplaatsing van een personeelslid naar een functie van dezelfde of een lagere rang na het slagen voor een selectieprocedure via een objectief wervingssysteem.
Art. III 33. De lijnmanager maakt een vacante betrekking die via de horizontale mobiliteit ingevuld wordt, bekend.
Art. III 34. Een personeelslid komt alleen voor overplaatsing in aanmerking als hij aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° hij bevindt zich in de administratieve toestand van dienstactiviteit;
2° hij beantwoordt aan de specifieke voorwaarden die overeenkomstig dit besluit voorgeschreven zijn om de vacante functie uit te oefenen.
Bij overplaatsing naar een functie waarvoor conform artikel III 20, §2, een specifiek diploma vereist is, gelden dezelfde diplomavoorwaarden.
Als de functie voorkomt op de lijst van knelpuntfuncties, vermeld in artikel III 16, §1, kan de lijnmanager, voorafgaand aan de vacantverklaring bij horizontale mobiliteit, afwijken van de diplomavoorwaarde, vermeld in artikel III 15, 1°.
Art. III 35. §1. Bij een overplaatsing naar een andere functie:
1° behoudt een contractueel personeelslid zijn contractuele aanstelling;
2° behoudt een ambtenaar die vóór 1 juni 2024 ofwel effectief vast benoemd is of effectief is toegelaten tot de statutaire proeftijd, zijn statutaire aanstelling;
3° behoudt een ambtenaar die vanaf1 juni 2024 toegelaten is tot de statutaire proeftijd in het kader van de uitoefening van een gezagsfunctie, zijn statutaire aanstelling als de andere functie ook een gezagsfunctie is;
4° wordt een contractueel personeelslid toegelaten tot de statutaire proeftijd als de andere functie een gezagsfunctie betreft. Op die proeftijd zijn de bepalingen van deel IV van toepassing;
5° verliest een ambtenaar die vanaf 1 juni 2024 toegelaten is tot de statutaire proeftijd in het kader van de uitoefening van een gezagsfunctie, zijn statutaire aanstelling als de andere functie niet vermeld is in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd. Hij krijgt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.
In afwijking van het eerste lid krijgt een personeelslid met toepassing van artikel X 63 ambtshalve verlof voor opdracht als hij overstapt naar een tijdelijke contractuele functie.
§2. Een contractueel personeelslid kan alleen meedingen naar een gezagsfunctie via de horizontale mobiliteit als hij geslaagd is voor een objectief wervingssysteem met algemene bekendmaking, als vermeld in hoofdstuk 1, afdeling 3.
Als een contractueel personeelslid een gezagsfunctie opneemt na overplaatsing via horizontale mobiliteit, geldt de vereiste inzake eedaflegging, vermeld in artikel III 22, §1.
Art. III 36. Het geselecteerde personeelslid moet binnen drie maanden na de selectiebeslissing zijn nieuwe functie opnemen.
Het geselecteerde personeelslid kan een aangeboden betrekking weigeren.
Art. III 37. Het overgeplaatste personeelslid wordt ingeschakeld in de rechtspositieregeling van het personeel van de entiteit, raad of instelling waarin hij terechtkomt.
Art. III 38. Het overplaatsingsbesluit wordt ambtshalve ondertekend door de lijnmanagers van de ontvangende en de uitsturende entiteit, raad of instelling.
Bij overplaatsing van de ambtenaar op proef met het oog op vaste benoeming bepaalt de ontvangende lijnmanager de duur van de proeftijd overeenkomstig hoofdstuk 2, afdeling 4 en deel IV.
AFDELING 2. BEGELEIDING BIJ HERORIËNTERING
Art. III 39. Een personeelslid kan begeleid worden bij de heroriëntering naar een andere functie als het personeelslid zijn oorspronkelijke functie niet meer kan uitoefenen om de volgende factoren die buiten de eigen verantwoordelijkheid liggen:
1° medische of organisatorische redenen; 2° verdwijnen van de functie;
3° reorganisatie;
4° niet kunnen terugkeren naar de functie na een langdurige gelegitimeerde afwezigheid van minstens zes maanden.
§2. Een contractueel personeelslid met een vervangingsovereenkomst of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur komt niet in aanmerking voor de begeleiding bij heroriëntering naar een andere functie, vermeld in paragraaf 1.y
Art. III 40. Om te genieten van de begeleiding, gebeurt een aanmelding bij het Agentschap Overheidspersoneel op initiatief van het personeelslid of de lijnmanager van de entiteit, raad of instelling van het personeelslid. Het Agentschap Overheidspersoneel biedt slechts begeleiding aan nadat wordt aangetoond dat de entiteit en het personeelslid voldoende inspanningen hebben geleverd om het personeelslid binnen de eigen entiteit te heroriënteren.
Artikel III 41. Het Agentschap Overheidspersoneel kan de begeleiding stopzetten als het personeelslid de aangeboden mogelijkheden niet actief benut.
Art. III 42. De bevordering is het opnemen door een personeelslid met rang A2M of lager van een betrekking in een hogere rang of in een hoger niveau, na het slagen voor een selectieprocedure via een objectief wervingssysteem.
Er zijn twee soorten van bevordering:
1° de bevordering door verhoging in rang binnen hetzelfde niveau;
2° de bevordering door overgang naar een hoger niveau.
Art. III 43. De lijnmanager verklaart de bevorderingsbetrekkingen van rang A2E, rang A2 of lager vacant.
Art. III 44. §1. Bij een bevordering naar een andere functie:
1° behoudt een contractueel personeelslid zijn contractuele aanstelling;
2° wordt een ambtenaar die vóór 1 juni 2024 ofwel effectief vast benoemd is of effectief is toegelaten tot de statutaire proeftijd toegelaten tot een nieuwe statutaire proeftijd. Hierop zijn de bepalingen van deel IV van toepassing;
3° wordt een ambtenaar die vanaf 1 juni 2024 werd toegelaten tot de statutaire proeftijd in het kader van de uitoefening van een gezagsfunctie opnieuw toegelaten tot de statutaire proeftijd als de andere functie ook een gezagsfunctie is. Op die proeftijd zijn de bepalingen van deel IV van toepassing;
4° wordt een contractueel personeelslid toegelaten tot de statutaire proeftijd indien de andere functie een gezagsfunctie betreft. Op deze proeftijd zijn de bepalingen van deel IV van toepassing;
5° verliest een ambtenaar die vanaf 1 juni 2024 werd toegelaten tot de statutaire proeftijd in het kader van de uitoefening van een gezagsfunctie zijn statutaire aanstelling als de andere functie niet vermeld is in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd. Hij krijgt een contract van onbepaalde duur.
In afwijking van het eerste lid krijgt een personeelslid overeenkomstig artikel X 63 ambtshalve verlof voor opdracht als hij overstapt naar een tijdelijke contractuele functie.
§2. Een contractueel personeelslid kan alleen meedingen naar een gezagsfunctie via de bevordering als hij geslaagd is voor een objectief wervingssysteem met algemene bekendmaking, als vermeld in hoofdstuk 1, afdeling 3.
Als een contractueel personeelslid een gezagsfunctie opneemt na bevordering, geldt de vereiste inzake eedaflegging, vermeld in artikel III 22, §1.
Art. III 45. Het personeelslid kan een bevordering weigeren.
Art. III 46. §1. Ingeval van een proeftijd laat de lijnmanager het geselecteerde personeelslid toe tot de proefperiode en geeft hem uiterlijk binnen drie maanden na de selectiebeslissing een dienstaanwijzing bij de betrokken entiteit, raad of instelling.
De ambtenaar op proef kan pas worden bevorderd nadat hij met goed gevolg de proefperiode in de bevorderingsbetrekking heeft volbracht. Voor die proefperiode gelden de bepalingen, vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 4 en deel IV.
§2. De ambtenaar op proef die voor de proeftijd als ambtenaar was tewerkgesteld, wordt in geval van een negatieve eindevaluatie van de proeftijd teruggeplaatst in zijn vorige graad na de definitieve beslissing van de benoemende overheid.
§3. Het personeelslid dat op het tijdstip van de bevordering met verlof is, dat gelijkgesteld is met dienstactiviteit alsook de preventieadviseur-coördinator kunnen na het akkoord van de ontvangende lijnmanager het verlof of het mandaat voortzetten tot aan de toegestane einddatum.
Art. III 47. Kandidaten voor een bevorderingsbetrekking moeten voldoen aan de volgende vereisten:
1° de vereisten inzake het aantal jaar relevante beroepservaring, vermeld in artikel III 48 en III 49, waarbij deeltijdse prestaties als voltijds beschouwd worden;
2° de vereisten inzake de graad die toegang geeft, vermeld in artikel III 48 en III 49; 3° geen laatste functioneringsevaluatie hebben die besloten is met een evaluatie “onvoldoende”;
4° de vereisten voor de functie op de datum, vermeld in het selectiereglement.
Om toegelaten te worden tot de proefperiode in de bevorderingsbetrekking moeten de personen die voor de bevorderingsprocedure geslaagd zijn, voldoen aan de volgende vereisten:
1° zich in dienstactiviteit bevinden;
2° geen personeelslid in proefperiode meer zijn.
Art. III 48. §1. Om te bevorderen binnen het niveau gelden de volgende vereisten inzake relevante beroepservaring en toeganggevende graad:
Rang | Graad na bevordering | Toeganggevende graad | Vereiste relevante beroepservaring |
A2E | senior adviseur | alle graden van de rangen A2, A2M en A1 | 8 jaar |
A2 | directeur-arts | arts | 6 jaar |
A2 | directeur-dierenarts | dierenarts | 6 jaar |
A2 | directeur-informaticus | informaticus | 6 jaar |
A2 | directeur-ingenieur | ingenieur wetenschappelijk attaché met diploma dat toegang geeft tot de graad van ingenieur adjunct van de directeur met diploma dat toegang geeft tot de graad van ingenieur | 6 jaar |
A2 | Directeur | alle graden van rang A1 | 6 jaar |
A2 | wetenschappelijk directeur | wetenschappelijk attaché | 6 jaar |
A2 | adviseur-arts | arts | 6 jaar |
A2 | adviseur-dierenarts | dierenarts | 6 jaar |
A2 | adviseur-informaticus | informaticus | 6 jaar |
A2 | adviseur-ingenieur | ingenieur | 6 jaar |
wetenschappelijk attaché met diploma dat toegang geeft tot de graad van ingenieur adjunct van de directeur met diploma dat toegang geeft tot de graad van ingenieur | |||
A2 | Adviseur | alle graden van rang A1 | 6 jaar |
B3 | leidinggevend hoofddeskundige | alle graden van rang B2 en B1 | 8 jaar |
B3 | senior hoofddeskundige | alle graden van rang B2 en B1 | 8 jaar |
B2 | Hoofdprogrammeur | alle graden van rang B1 | 4 jaar |
B2 | hoofddeskundige | alle graden van rang B1 | 4 jaar |
C3 | leidinggevend hoofdmedewerker | alle graden van rang C2 en C1 | 8 jaar |
C3 | senior hoofdmedewerker | alle graden van rang C2 en C1 | 8 jaar |
C2 | Hoofdmedewerker | medewerker technicus | 4 jaar |
C2 | Hoofdtechnicus | technicus medewerker | 4 jaar |
D3 | leidinggevend hoofdassistent | alle graden van rang D2 en D1 | 8 jaar |
D3 | senior hoofdassistent | alle graden van rang D2 en D1 | 8 jaar |
D2 | Hoofdassistent | assistent technisch assistent speciaal assistent | 4 jaar |
D2 | technisch hoofdassistent | assistent technisch assistent speciaal assistent | 4 jaar |
D2 | speciaal hoofdassistent | assistent technisch assistent speciaal assistent | 4 jaar |
D2 | Hoofdschipper | schipper (D1) | 2 jaar |
§2. Indien deze graden via externe werving worden ingevuld dan gelden voor de kandidaat die via externe werving deelneemt dezelfde voorwaarden inzake vereiste relevante beroepservaring als deze die gelden voor de kandidaat die deelneemt via een bevordering binnen het niveau.
Art. III 49. Om te bevorderen naar het hogere niveau gelden volgende vereisten inzake relevante beroepservaring en toegang gevende graad:
Rang | Graad na bevordering | Toeganggevende graad | Vereiste relevante beroepservaring |
A1 | adjunct van de directeur | alle graden van niveau B of C | 4 jaar |
A1 | Informaticus | alle graden van niveau B of C | 4 jaar |
B1 | Deskundige | Alle graden van niveau C | 4 jaar |
C1 | Medewerker | alle graden van niveau D | 4 jaar |
C1 | Technicus | alle graden van niveau D | 4 jaar |
AFDELING 4. WIJZIGING VAN DIENSTAANWIJZING ZONDER SELECTIEPROCEDURE
Art. III 50. §1. Een wijziging van dienstaanwijzing is de toewijzing van een andere functie zonder selectieprocedure.
Een gezagsfunctie zoals vermeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd, kan niet ingevuld worden via wijziging van dienstaanwijzing, met uitzondering van de toepassing van paragraaf 4.
§2. Als de wijziging van dienstaanwijzing bij een contractueel personeelslid een wijziging aan essentiële arbeidsvoorwaarden met zich meebrengt, kan de wijziging van dienstaanwijzing enkel plaatsvinden mits het akkoord van het contractueel personeelslid.
§3. Bij een wijziging van dienstaanwijzing behoudt een personeelslid zijn rang, graad en salarisschaal.
Een ambtenaar die vóór 1 juni 2024 al werd benoemd of toegelaten tot de proeftijd, behoudt bij wijziging van dienstaanwijzing zijn hoedanigheid en is uitgesloten van de toepassing van paragraaf 4.
§4 Op een ambtenaar die vanaf 1 juni 2024 werd toegelaten tot de statutaire proeftijd om een gezagsfunctie uit te oefenen zoals vermeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd is het volgende van toepassing:
1° een wijziging van dienstaanwijzing op eenzijdig initiatief van de lijnmanager kan enkel naar een andere gezagsfunctie, zoals vermeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd;
2° een wijziging van dienstaanwijzing naar een andere functie dan een gezagsfunctie zoals vermeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd, kan enkel met het akkoord van de betrokken personeelslid. Deze wijziging heeft het verlies van de statutaire aanstelling voor gevolg. De lijnmanager biedt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur aan voor de andere functie;
3° een wijziging van dienstaanwijzing naar een andere functie dan een gezagsfunctie zoals vermeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd, die
het gevolg is van een decretale wijziging of een beslissing van de Vlaamse Regering heeft het verlies van de hoedanigheid van ambtenaar voor gevolg na een overgangsperiode van minstens 2 jaar tenzij anders bepaald. Na afloop van de overgangsperiode biedt de lijnmanager een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur in de nieuwe functie aan.
§5. De lijnmanager is binnen zijn entiteit, raad of instelling, bevoegd voor de wijziging van dienstaanwijzing.
In afwijking van het eerste lid kan het hoofd van het agentschap Opgroeien Regie een verandering van dienstaanwijzing doorvoeren tussen het agentschap Opgroeien en het agentschap Opgroeien Regie.
Het personeelslid dat tewerkgesteld is in een continudienst met ploegenwerk, heeft bij de invulling van vacatures in dagdienst in zijn eigen entiteit, voorrang via wijziging van dienstaanwijzing.
§6. Een wijziging van dienstaanwijzing kan ook over entiteiten heen gebeuren. Dit kan enkel mits akkoord van de beide lijnmanagers van de betrokken entiteiten en het personeelslid.
§7. Het personeelslid dat wordt aangesteld voor facilitaire ondersteunende taken voor een Vlaams ministerieel kabinet, krijgt van de verantwoordelijke lijnmanager in voorkomend geval een wijziging van dienstaanwijzing naar de entiteit die instaat voor de facilitaire ondersteuning van het kabinet tot het einde van de facilitaire ondersteuning van het kabinet.
Art III 51. De mandaathouders van rang A2A en A2 en de vastbenoemde ambtenaar van rang A3 en lager van een entiteit, raad of instelling, die worden overgedragen aan een andere entiteit, raad of instelling ter uitvoering van het decreet van 28 november 2008 tot regeling van de overdracht van personeelsleden binnen de diensten van de Vlaamse overheid in geval van verschuiving van taken of bevoegdheden, behouden:
1° hun hoedanigheid;
2° hun graad of een gelijkwaardige graad met overeenstemmende functionele loopbaan;
3° hun administratieve en geldelijke anciënniteit;
4° hun rechten inzake bevordering en hun aanspraken op bevordering;
5° het salaris op de datum van de overdracht en een gelijkwaardige salarisschaal; 6° de toelagen, vergoedingen en sociale voordelen waarop ze op de datum van de
overdracht op reglementaire basis recht hebben, voor zover de voorwaarden van toekenning blijven bestaan en voor zover ze aan deze voorwaarden blijven voldoen.
Aan het contractuele personeelslid van een entiteit, raad of instelling, dat wordt overgedragen aan een andere entiteit, raad of instelling onder de voorwaarden vermeld in het eerste lid, wordt een arbeidsovereenkomst aangeboden voor een duur die overeenstemt met het gedeelte van het contract met de entiteit van herkomst dat op het moment van de overdracht nog niet verstreken is, en op grond waarvan het behoud
wordt gegarandeerd van de voor hem bestaande contractuele rechten bij de entiteit, raad of instelling van herkomst.
Wat de toelagen, vergoedingen en sociale voordelen betreft, geldt dat behoud alleen voor zover de voorwaarden van toekenning blijven bestaan en voor zover aan die voorwaarden voldaan blijft.
Art. III 52. §1. Een personeelslid kan op voorstel van de Vlaamse ombudsman in het kader van de bescherming van de klokkenluider slechts overgeplaatst worden naar een andere entiteit, raad of instelling, door een wijziging van dienstaanwijzing, na het akkoord van het personeelslid en de betrokken N-functies.
De contractuele personeelsleden, de mandaathouders van rang A2A en A2 en de vastbenoemde ambtenaar van rang A3 en lager van een entiteit, raad of instelling, die worden overgedragen aan een andere entiteit, raad of instelling, behouden hun rechten op dezelfde wijze als vermeld in artikel III 51.
§2. De volgende personeelsleden van een publiekrechtelijke rechtspersoon van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, die niet vallen onder het toepassingsgebied van het Vlaams personeelsstatuut, kunnen binnen een entiteit, raad of instelling worden overgeplaatst op voorstel van de Vlaamse ombudsman in het kader van de bescherming van de klokkenluider:
1° een ambtenaar die dezelfde graad of een gelijkwaardige graad bekleedt als de graad waartoe de vacante betrekking behoort, na het akkoord van de ambtenaar.
Die ambtenaar wordt benoemd in de graad waartoe de vacante betrekking behoort en wordt ingeschaald in de salarisschaal die daaraan verbonden is, op de overeenkomstige salaristrap van de nieuwe graad. De inschaling gebeurt op jaarsalaris, waarbij gezocht wordt naar hetzelfde of het onmiddellijk hogere bedrag in de nieuwe salarisschaal;
2° een contractueel personeelslid dat dezelfde of een gelijkwaardige contractuele betrekking en salarisschaal of geldelijke loopbaan heeft als de vacante contractuele betrekking, na het akkoord van het contractuele personeelslid. De inschaling gebeurt op jaarsalaris, waarbij gezocht wordt naar hetzelfde of het onmiddellijk hogere bedrag in de nieuwe salarisschaal.
AFDELING 5. DE PREVENTIEFUNCTIES
Art. III 53. In deze afdeling wordt verstaan onder:
1° lijnmanager:
a) als het gaat om de Gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk, hierna GDPB te noemen: de leidend ambtenaar van het Agentschap Overheidspersoneel;
b) als het gaat om een Interne dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk, hierna IDPB te noemen: de lijnmanager van de entiteit, raad of instelling;
2° overlegcomité:
a) als het gaat om de GDPB: het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap –
Vlaams Gewest;
b) als het gaat om een IDPB: het bevoegde overlegcomité; 3° comité GDPB: het aansturingscomité van de GDPB.
Art. III 54. Voor de departementen, de IVA’s zonder rechtspersoonlijkheid, de IVA’s met rechtspersoonlijkheid, de raden en de EVA’s, met uitzondering van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, en het Agentschap Plantentuin Meise bestaat er een GDPB. De andere diensten van de Vlaamse overheid, de kabinetten van de leden van de Vlaamse Regering en andere instanties binnen de Vlaamse overheidssector kunnen zich ook daarbij aansluiten.
Elk XXX en elke instelling beschikt over een IDPB, tenzij ze zich aansluiten bij de GDPB.
In afwijking van het tweede lid kan het Gemeenschapsonderwijs samen met de scholengroepen aangesloten zijn bij een gemeenschappelijke dienst voor preventie en bescherming op het werk. Voor de preventieadviseur-coördinator en de preventieadviseurs van het Gemeenschapsonderwijs die werken voor die gemeenschappelijke dienst gelden de richtlijnen voor een IDPB, vermeld in dit besluit.
Art. III 55. §1. Een preventieadviseur-coördinator leidt de GDPB.
Zodra de IDPB uit minstens twee preventieadviseurs bestaat, kan een preventieadviseur- coördinator de dienst leiden.
§2. De preventieadviseur-coördinator wordt contractueel geworven in een graad van rang A1 of rang A2 en krijgt een mandaat voor zes jaar. Het mandaat is meermaals met dezelfde duur verlengbaar. De verlenging gebeurt stilzwijgend.
Bij een overplaatsing naar de functie van preventieadviseur-coördinator : 1° behoudt een contractueel personeelslid zijn contractuele aanstelling;
2° behoudt een ambtenaar die vóór 1 juni 2024 ofwel effectief vast benoemd is of effectief is toegelaten tot de statutaire proeftijd, zijn statutaire aanstelling;
3° verliest een ambtenaar die vanaf 1 juni 2024 toegelaten is tot de statutaire proeftijd in het kader van de uitoefening van een gezagsfunctie, zijn statutaire aanstelling. Hij krijgt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.
De aanwijzing tot preventieadviseur-coördinator houdt voor de duur van de aanwijzing de dienstaanwijzing in voor het betrokken personeelslid.
Het mandaat van preventieadviseur-coördinator is een mandaatgraad van rang A2.
Artikel V 42, §2, is van toepassing op de houder van een mandaat van preventieadviseur- coördinator.
De lijnmanager stuurt de preventieadviseur-coördinator van de GDPB functioneel aan en treedt op als eerste en enige evaluator, na voorafgaande bespreking in het comité GDPB.
§3. De aanwijzing in het mandaat van preventieadviseur-coördinator GDPB gebeurt voltijds. De aanwijzing in het mandaat van preventieadviseur-coördinator IDPB gebeurt voor de volledige arbeidsduur of voor een gedeelte ervan.
Art. III 56. De preventieadviseur wordt contractueel geworven in een graad van rang A1 of rang A2 of in een graad die behoort tot het niveau B, C of D en krijgt een toelage als vermeld in artikel VII 54.
Bij een overplaatsing naar de functie van preventieadviseur :
1° behoudt een contractueel personeelslid zijn contractuele aanstelling;
2° behoudt een ambtenaar die vóór 1 juni 2024 ofwel effectief vast benoemd is of effectief is toegelaten tot de statutaire proeftijd, zijn statutaire aanstelling;
3° verliest een ambtenaar die vanaf 1 juni 2024 toegelaten is tot de statutaire proeftijd in het kader van de uitoefening van een gezagsfunctie, zijn statutaire aanstelling. Hij krijgt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.
Art. III 57. §1. Met behoud van de toepassing van artikel III 9 tot en met III 11 gelden voor de selectie van de preventieadviseur-coördinator en de preventieadviseur de volgende bepalingen:
1° de lijnmanager stelt de competenties vast waarover de preventieadviseur- coördinator moet beschikken, in aanvulling op de vereisten die opgelegd zijn door de welzijnsreglementering;
2° de lijnmanager stelt, in overleg met de preventieadviseur-coördinator, waar hij is aangewezen, de competenties vast waarover de preventieadviseur moet beschikken, in aanvulling op de vereisten die opgelegd zijn door de welzijnsreglementering.
§2. Een bijzondere commissie beoordeelt de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie van preventieadviseur- coördinator.
De bijzondere commissie is samengesteld als volgt:
1° een vertegenwoordiger van een gespecialiseerd extern bureau;
2° twee vertegenwoordigers van het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest als het gaat om de GDPB en de lijnmanager als het gaat om een IDPB;
3° een selectiedeskundige.
De bijzondere commissie legt aan de lijnmanager de lijst voor van de kandidaten die over de vereiste competenties en andere vereisten voor de uitoefening van de functie van preventieadviseur-coördinator beschikken.
§3. De selector beoordeelt, in overleg met de lijnmanager, de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie van preventieadviseur, rekening houdend met de specifieke behoeftes van de (sub)entiteit.
§4. De lijnmanager draagt de kandidaat die volgens hem het meest geschikt is voor de functie van preventieadviseur-coördinator en preventieadviseur en die aan de voorwaarden voldoet, voor aan het overlegcomité. Hij draagt uitzonderlijk geen kandidaat voor als hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten. De gemotiveerde beslissing houdt rekening met:
1° de kandidaatstelling;
2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel; 3° de beoordeling van de eventuele selectietest(en).
§5. Als het overlegcomité een akkoord bereikt, wijst de lijnmanager een persoon aan in het mandaat van preventieadviseur-coördinator of werft hij iemand aan als preventieadviseur.
§6. Als het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest geen akkoord bereikt over een aanwijzing of aanwerving bij de GDPB, neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, na afloop van de wettelijk voorgeschreven verzoeningsprocedure een beslissing, met behoud van de toepassing van de specifieke bepalingen in de welzijnsreglementering over de aanwerving van een preventieadviseur psychosociale aspecten.
Als het bevoegde overlegcomité geen akkoord bereikt over een aanwijzing of aanwerving bij een IDPB neemt de raad van bestuur voor het EVA en de instelling na afloop van de wettelijk voorgeschreven verzoeningsprocedure een beslissing, met behoud van de toepassing van de specifieke bepalingen in de welzijnsreglementering over de aanstelling van een preventieadviseur psychosociale aspecten.
Art. III 58. De ambtenaar met de functie van preventieadviseur-coördinator of preventieadviseur kan op eigen verzoek het mandaat of de tijdelijke aanstelling beëindigen als hij een met de lijnmanager overeen te komen opzeggingstermijn in acht neemt. Voor de beëindiging op eigen verzoek van de contractuele tewerkstelling als preventieadviseur-coördinator of preventieadviseur geldt de opzegtermijn overeenkomstig het arbeidsrecht.
Art. III 59. De lijnmanager kan na akkoord van het overlegcomité om functionele redenen of om organisatorische redenen, met inachtname van de welzijnsreglementering, de aanwijzing van de preventieadviseur-coördinator, de aanstelling van de preventieadviseur of de contractuele tewerkstelling van de preventieadviseur-coördinator of preventieadviseur beëindigen.
Art. III 60. De lijnmanager stelt de huisbewaarder aan.
Art. III 61. §1. De oproep tot de kandidaten voor een aanstelling als huisbewaarder wordt gericht tot de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid.
§2. Als huisbewaarder kunnen alleen personeelsleden worden aangesteld die aan de onderstaande voorwaarden voldoen:
1° ze werken bij voorkeur in het gebouw waarvoor een huisbewaarder gezocht wordt;
2° ze behoren bij voorkeur tot de entiteit, raad of instelling waarvan de diensten het gebouw bezetten;
3° ze behoren bij voorkeur tot niveau D;
4° ze hebben op de dag van de kandidatenvoordracht geen vermelding
‘onvoldoende’ op hun evaluatie.
§3. Bij gebrek aan interne kandidaten of als er geen interne kandidaten beantwoorden aan de functiebeschrijving en het gewenste profiel, kan een persoon extern aan de diensten van de Vlaamse overheid worden aangesteld als huisbewaarder.
Art. III 62. §1. De aanstelling van de huisbewaarder eindigt:
1° bij zijn pensionering;
2° als hij ontslag neemt of afgezet wordt;
3° als de bevoegde overheid de functie van huisbewaarder afschaft; 4° bij het overlijden van de huisbewaarder;
5° ingeval van een tekortkoming die de beëindiging van zijn aanstelling rechtvaardigt.
§2. De tekortkoming, vermeld in paragraaf 1, 5°, wordt vastgesteld door de gebouwverantwoordelijke of bij gebrek aan gebouwverantwoordelijke, door de ambtenaar met de hoogste graad in dat gebouw. Nadat de gebouwverantwoordelijke of de ambtenaar met de hoogste graad in het gebouw de huisbewaarder heeft gehoord, stuurt die onverwijld zijn verslag met de eventuele schriftelijke opmerkingen van de huisbewaarder naar de hr-verantwoordelijke van de entiteit, raad of instelling. Hij bezorgt een afschrift van zijn verslag aan de lijnmanager.
De beslissing tot ontslag wordt genomen door de lijnmanager.
§3. Als een huisbewaarder zijn functie wil beëindigen, moet hij de lijnmanager ten minste drie maanden van tevoren met een beveiligde zending daarvan op de hoogte brengen, behalve in geval van overmacht.
AFDELING 7. BIJZONDERE BEPALINGEN
Onderafdeling 1. Bijzondere bepaling met betrekking tot de regeling van de rechtspositie van het buitenlandpersoneel
Art. III 63. Inzake de tewerkstelling van contractueel personeel in het buitenland, wordt het op de arbeidsovereenkomst toepasselijke recht en de bevoegde rechtsmacht contractueel bepaald, als dat reglementair toegestaan is door het internationaal privaatrecht en/of de rechtsorde van het land van tewerkstelling.
Onderafdeling 2. Bijzondere bepaling met betrekking tot de regeling van de rechtspositie van het personeel van het Vlaams Centrum Elektronisch Toezicht
Art. III 64. Alleen de personen die beschikken over een positief veiligheidsadvies van de Nationale Veiligheidsoverheid dat niet ouder is dan drie jaar, zoals bedoeld in de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst, hebben toegang tot een functie bij het Vlaams Centrum Elektronisch Toezicht.
Onderafdeling 3. Bijzondere bepaling met betrekking tot de regeling van de rechtspositie van het personeel van de Vlaamse Informatie- en screeningsdienst op de lokale geloofsgemeenschappen
Art. III 65. Alleen de personen die beschikken over een veiligheidsmachtiging van het niveau “GEHEIM” uitgereikt door de Nationale Veiligheidsoverheid die niet ouder is dan vijf jaar, zoals bedoeld in de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst, hebben toegang tot een functie bij de Vlaamse Informatie-en screeningsdienst op de lokale geloofsgemeenschappen.
HOOFDSTUK 4. OVERGANGSBEPALINGEN
Art. III 66. In afwijking van artikel I 2, 19°, en artikel III 6 kan de selector voor entiteiten, raden of instellingen die nog niet zijn aangesloten op de gemeenschappelijke dienstverlening van het Agentschap Overheidspersoneel tot 1 januari 2024 ook nog een ander professioneel orgaan zijn dan het Agentschap Overheidspersoneel.
Art. III 67. Selecties die plaatsvinden overeenkomstig een van de procedures vermeld in deel III die gepubliceerd werden vóór 1 juni 2024, worden voortgezet overeenkomstig de reglementering die van kracht was bij de aanvang van de procedures.
Art. III 68. Het personeelslid dat vóór 1 juni 2024 is toegelaten tot de statutaire proeftijd, maakt, na een positieve eindevaluatie, aanspraak op een statutaire benoeming, ongeacht de resterende looptijd van de statutaire proeftijd.
Art. III 69. In afwijking van artikel I 2, 19°, en artikel III 6 kan de selector voor een bevordering binnen het niveau voor entiteiten die nog niet zijn aangesloten op de gemeenschappelijke dienstverlening van het Agentschap Overheidspersoneel ook nog een ander professioneel orgaan zijn dan het Agentschap Overheidspersoneel.
Art. III 70. De preventieadviseur-coördinator en de preventieadviseur die vóór 1 juni 2024 zijn aangewezen in het mandaat of de tijdelijke aanstelling, behouden het mandaat of de tijdelijke aanstelling volgens de regeling die gold vóór 1 juni 2024.
Art. III 71. §1. Het contractuele personeelslid dat voor 1 juni 2024 een bijkomende of specifieke opdracht uitoefent, behoudt de verloningsregeling die verbonden was aan de bijkomende of specifieke opdracht.
§2. Een bijkomende of specifieke opdracht waarvan de selectieprocedure voor 1 juni 2024 werd gepubliceerd, wordt ingevuld en verloond overeenkomstig de regeling die gold op het moment van de publicatie.
Art. III 72. §1. Alleen de personen die in het bezit zijn van het getuigschrift voor luchthaveninspectie hebben toegang tot de graad van technicus of hoofdtechnicus, belast met de luchthaveninspectie bij de regionale luchthavens.
§2. Alleen de personen die in het bezit zijn van het getuigschrift voor luchthavenbeveiliging mogen de functie uitoefenen van technicus of hoofdtechnicus, belast met de luchthavenbeveiliging bij de regionale luchthavens.
Art. III 73. §1. Om het getuigschrift voor luchthaveninspectie te verkrijgen moet de kandidaat geslaagd zijn voor een examen, georganiseerd door het federale Bestuur van de Luchtvaart, als dat een wettelijke vereiste is, of, in het andere geval, voor een examen dat wordt georganiseerd en waarvan het programma wordt vastgesteld door de functionele minister.
§2. Om het getuigschrift voor luchthavenbeveiliging te verkrijgen moet de kandidaat slagen voor een examen georganiseerd door het Nationaal Opleidingscentrum Luchtvaartbeveiliging.
Art. III 74. Met behoud van de toepassing van de toegangsvereisten tot de graad van hoofdtechnicus moet de ambtenaar twee jaar ervaring hebben op een luchthaven om te kunnen worden benoemd tot hoofdtechnicus, belast met de luchthaveninspectie of met de luchthavenbeveiliging.
Art. III 75. Om te kunnen worden benoemd als adjunct van de directeur, belast met de luchthaveninspectie, moet de kandidaat voldoen aan de voorwaarden die de reglementering inzake de luchthavenexploitatie bepaalt voor de beheerder van een luchthaven.
Art. III 76. De bepalingen inzake de raad van beroep die golden vóór 1 juni 2019 blijven van toepassing op de statutaire proeftijden die zijn aangevat vóór 1 juni 2019.
Art. III 77. Contractuele selecties die aan de voorwaarden vermeld in deel III, hoofdstuk I, afdeling 3, voldoen, en die tussen 1 januari 2006 en 31 oktober 2014 op de website van de VDAB en/of op de website van Jobpunt Vlaanderen gepubliceerd werden, worden gelijkgesteld met een objectief wervingssysteem met algemene bekendmaking.
Voor het contractuele personeelslid dat vóór zijn indiensttreding of overheveling geslaagd is voor een selectie bij een andere overheid geldt dat contractuele selecties die aan de voorwaarden, vermeld in deel III, hoofdstuk I, afdeling 3, voldoen, en die vanaf 1 januari 2006 op de website van Selor, de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten, de VDAB of Jobpunt Vlaanderen gepubliceerd werden, gelijkgesteld worden met een objectief wervingssysteem met algemene bekendmaking.
Art. III 78. De laureaten van een overgangsexamen putten uit het feit dat ze geslaagd zijn, gelijke aanspraken voor bevordering bij een entiteit, raad of instelling, ongeacht de dienst of instelling waarvoor het examen oorspronkelijk georganiseerd werd.
Art. III 79. Het personeelslid dat in dienst is op 31 mei 2024 behoudt de anciënniteiten en functionele loopbaan die voortvloeien uit het statuut dat op hem van toepassing was vóór 1 juni 2024 .
Art. III 80. Een ambtenaar die op 1 oktober 2002 van het ministerie van Middenstand en Landbouw naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werd overgeheveld en die geslaagd is voor een vergelijkend examen naar de graad van directiesecretaris of opsteller, behoudt zijn rechten op benoeming in de graad van deskundige of medewerker.
Een ambtenaar die op 1 oktober 2002 van het ministerie van Middenstand en Landbouw naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werd overgeheveld en die geslaagd is voor de eerste twee gedeelten van het vergelijkend overgangsexamen naar niveau A dat werd beëindigd of lopend was op de datum van de overheveling, behoudt zijn rechten op benoeming in de graad van adjunct van de directeur.
Art. III 81. Voor het personeelslid dat belast is met de luchthaveninspectie en die in 1997 de door de afdeling Personenvervoer en Luchthavens georganiseerde cursus over luchthaveninspectie heeft gevolgd, wordt het volgen van die cursus gelijkgesteld met het bezit van het getuigschrift, vermeld in artikel III 63, §1.
Het personeelslid dat belast is met de luchthavenbeveiliging en nog niet beschikt over het getuigschrift, vermeld in artikel III 63, §2, moet voldoen aan de opleidingsvoorwaarden die opgelegd worden door het Directoraat-Generaal van de Luchtvaart.
Art. III 82. Voor een contractueel personeelslid, bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap dat in dienst trad op 1 januari 1999, na contractuele prestaties tot en met 31 december 1998 bij de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever, worden de prestaties die het tot en met die laatst vermelde datum zonder onderbreking bij die maatschappij heeft verricht, mee in aanmerking genomen voor de vaststelling van de anciënniteit in het kader van het ontslagrecht.
Art. III 83. De lijnmanager van de entiteit, raad of instelling kan na advies van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling aan een ambtenaar van rang A1 die vóór 1 januari 2006 benoemd was bij een Vlaamse wetenschappelijke instelling en die vier jaar werkelijke prestaties in de salarisschaal A 113 telt, op basis van zijn functioneringsevaluatie de salarisschaal A 119 toekennen.
Art. III 84. De lijnmanager van de entiteit, raad of instelling kan na advies van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling aan de ambtenaar van rang A2 die vóór 1 januari 2006 benoemd was bij een Vlaamse wetenschappelijke instelling en vier jaar werkelijke prestaties in de salarisschaal A 212 telt, op basis van zijn functioneringsevaluatie de salarisschaal A 213 toekennen.
Het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling wordt voor de toepassing van dit artikel uitgebreid met minimaal twee toonaangevende wetenschappers van het vakgebied in kwestie, die meebeslissen.
Art. III 85. De ambtenaar kan de bevordering maar eenmaal weigeren in geval van een bevordering na een overgangsexamen of vergelijkende competentieproef waarvan het proces-verbaal werd afgesloten vóór 1 oktober 2004.
Art. III 86. In afwijking van artikel VIIbis 16, §1, 1°, verkrijgt de adviseur die vóór 1 januari 2008 werd benoemd en die bezoldigd wordt in salarisschaal A251, na tien jaar schaalanciënniteit de schaal A252.
Deze overgangsregeling blijft gelden voor de directeur die een graadverandering bekomt vanuit de graad van adviseur en die in die laatste graad werd aangesteld vóór 1 januari 2008.
Art. III 87. In afwijking van VIIbis 16, §1, heeft de ambtenaar van rang A1 met de graad van bedrijfsadviseur, pedagogisch adviseur of kunstadviseur die op 1 januari 2009 werd overgeheveld van het Vlaams Agentschap voor Ondernemen naar het Agentschap voor Ondernemen volgende functionele loopbaan:
1° van de eerste naar de tweede salarisschaal na drie jaar van A111 naar A112;
2° van de tweede naar de derde salarisschaal na negen jaar van A112 naar A120; 3° van de derde naar de vierde salarisschaal na negen jaar van A120 naar A114.
Art. III 88. In artikel III 90 en III 93 wordt onder de woorden “de van de Federale Overheidsdienst Financiën overgehevelde ambtenaar” en de woorden “het van de Federale Overheidsdienst Financiën overgeheveld personeelslid” verstaan: de op 16 november 2010, 1 december 2010 of 1 januari 2011 van de Federale Overheidsdienst Financiën overgehevelde ambtenaren of personeelsleden.
Art III 89. §1. De van de Federale Overheidsdienst Financiën en de Nationale Plantentuin van België overgehevelde ambtenaar die geslaagd is voor een overgangsexamen naar het hogere niveau bij de federale overheid, behoudt het voordeel van het slagen voor het overgangsexamen naar het hogere niveau bij de diensten van de Vlaamse overheid.
§2. De van de Federale Overheidsdienst Financiën overgehevelde ambtenaar van niveau B die geslaagd is voor een bekwaamheidsproef die toegang geeft tot de klasse A2 bij de federale overheid, behoudt het voordeel van het slagen voor het overgangsexamen naar niveau A bij de diensten van de Vlaamse overheid.
§3. Het van de Federale Overheidsdienst Financiën overgeheveld personeelslid dat:
1° vóór de overheveling ingeschreven is voor de deelname aan of geslaagd is voor een of meer onderdelen van een overgangsexamen of bekwaamheidsproef bij de federale overheid, kan na de overheveling nog eenmaal (verder) deelnemen aan de eerstvolgende door de federale overheid georganiseerde onderdelen van het overgangsexamen of de bekwaamheidsproef;
2° vóór de overheveling ingeschreven is voor de deelname aan een competentiemeting of gecertificeerde opleiding bij de federale overheid, kan na de overheveling deelnemen aan de eerstvolgende door de federale overheid georganiseerde competentiemeting of gecertificeerde opleiding en kan daarvoor eenmaal herkansen als hij niet geslaagd is; 3° vóór de overheveling niet geslaagd is voor de door de federale overheid georganiseerde competentiemeting of gecertificeerde opleiding, kan zich na de overheveling nog eenmaal inschrijven voor deelname aan de eerstvolgende door de federale overheid georganiseerde competentiemeting of gecertificeerde opleiding.
§4. Het personeelslid overgeheveld van de Nationale Plantentuin van België dat:
1° vóór de overheveling ingeschreven was voor de deelname aan of geslaagd was voor een of meer onderdelen van een overgangsexamen bij de federale overheid, kan na de overheveling nog eenmaal (verder) deelnemen aan de eerstvolgende onderdelen van het overgangsexamen die door de federale overheid georganiseerd worden;
2° vóór de overheveling ingeschreven was voor de deelname aan een competentiemeting of gecertificeerde opleiding bij de federale overheid, kan na de overheveling deelnemen aan de eerstvolgende competentiemeting of gecertificeerde opleiding die door de federale overheid georganiseerd wordt.
Art. III 90. §1. De vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgehevelde ambtenaar die geslaagd is voor een overgangsexamen naar het hogere niveau bij de federale overheid, behoudt het voordeel van het slagen voor het overgangsexamen naar het hogere niveau bij de diensten van de Vlaamse overheid.
§2. De vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgehevelde ambtenaar van niveau B die geslaagd is voor een bekwaamheidsproef die toegang geeft tot de klasse A2 bij de federale overheid, behoudt het voordeel van het slagen voor het overgangsexamen naar niveau A bij de diensten van de Vlaamse overheid.
§3. Het vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgehevelde personeelslid dat:
1° vóór de overheveling ingeschreven was voor de deelname aan of geslaagd was voor een of meer onderdelen van een overgangsexamen bij de federale overheid, kan na de overheveling nog eenmaal deelnemen aan de eerstvolgende onderdelen van het overgangsexamen die door de federale overheid georganiseerd worden;
2° vóór de overheveling ingeschreven was voor de deelname aan een competentiemeting of gecertificeerde opleiding bij de federale overheid, kan na de overheveling deelnemen aan de eerstvolgende competentiemeting of gecertificeerde opleiding die door de federale overheid georganiseerd wordt.
Art. III 91. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is en die geslaagd is voor een overgangsexamen naar het hogere niveau bij de provinciale overheid, behoudt het voordeel van het slagen voor het overgangsexamen naar het hogere niveau bij de diensten van de Vlaamse overheid.
De ambtenaar die vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is en die vóór de overheveling ingeschreven was voor de deelname aan of geslaagd was voor een of meer onderdelen van een overgangsexamen bij de provinciale overheid, kan na de overheveling nog één keer deelnemen aan de eerstvolgende onderdelen van het overgangsexamen die de provinciale overheid organiseert.
Art. III 92. §1. De van de Federale Overheidsdienst Financiën en de Nationale Plantentuin van België overgehevelde ambtenaar die bij de diensten van de Vlaamse overheid wordt ingeschaald in een graad waaraan een functionele loopbaan verbonden
is, heeft in de salarisschaal die verbonden is aan die graad, een schaalanciënniteit gelijk aan:
1° een derde van zijn graadanciënniteit in zijn oude graad of in de oude graden die op dezelfde trap van dezelfde functionele loopbaan ingeschakeld worden, voor de graadanciënniteit tussen nul en twaalf jaar;
2° twee derde van zijn graadanciënniteit, berekend overeenkomstig 1°, voor de graadanciënniteit boven de twaalf jaar.
Het resultaat van die berekening wordt uitgedrukt in volledige maanden.
§2. In afwijking van paragraaf 1 krijgt de ambtenaar die op de datum van overheveling geslaagd is voor een competentiemeting of een gecertificeerde opleiding, voor de periode vanaf de datum van inschrijving voor die meting of opleiding een schaalanciënniteit die gelijk is aan de graadanciënniteit in zijn oude graad of oude graden die op dezelfde trap van dezelfde functionele loopbaan ingeschakeld worden. Voor de periode vóór de inschrijving voor die meting of opleiding wordt de schaalanciënniteit berekend overeenkomstig paragraaf 1.
§3. Als voor de inschakeling in de functionele loopbaan naast de oude graad ook de oude salarisschaal bepalend is, is in afwijking van paragraaf 1 en voor de toepassing van paragraaf 2 en 4, de graadanciënniteit gelijk aan de periode van toekenning van die salarisschalen.
§4. Voor de ambtenaar die in de beginsalarisschaal van de functionele loopbaan wordt ingeschaald, is in afwijking van paragraaf 1 de schaalanciënniteit gelijk aan de graadanciënniteit zoals vermeld in paragraaf 3.
§5. Het resultaat van de berekening kan een kleiner of een groter aantal jaren schaalanciënniteit opleveren dan vereist is voor de overgang naar de volgende salarisschaal in de functionele loopbaan. Het eventuele restsaldo aan schaalanciënniteit gaat verloren zodat de ambtenaar in de nieuwe schaal start met nul jaar schaalanciënniteit.
Art. III 93. §1. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2015 overgeheveld is in het kader van een staatshervorming van de federale overheid en die bij de diensten van de Vlaamse overheid wordt ingeschaald in een graad waaraan een functionele loopbaan verbonden is, heeft in de salarisschaal die verbonden is aan die graad, een schaalanciënniteit die gelijk is aan:
1° een derde van de anciënniteit die hij verworven heeft in zijn federale schaal op de datum van de overheveling of in de oude schalen die op dezelfde trap van dezelfde functionele loopbaan ingeschakeld worden, voor de anciënniteit tussen nul en twaalf jaar;
2° twee derde van de anciënniteit in zijn federale schaal die hij had op de datum van de overheveling, berekend overeenkomstig 1°, voor de anciënniteit boven de twaalf jaar.
Het resultaat van die berekening, vermeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in volledige maanden.
§2. In afwijking van paragraaf 1 krijgt de ambtenaar die op de datum van overheveling geslaagd is voor een competentiemeting of een gecertificeerde opleiding, voor de periode vanaf de datum van de inschrijving voor die meting of opleiding een schaalanciënniteit die gelijk is aan de anciënniteit in zijn oude schaal die hij had op de datum van de overheveling of in de oude schalen die op dezelfde trap van dezelfde functionele loopbaan ingeschakeld worden. Voor de periode vóór de inschrijving voor die meting of opleiding wordt de schaalanciënniteit berekend conform paragraaf 1.
§3. Voor de ambtenaar die in de beginsalarisschaal van de functionele loopbaan wordt ingeschaald, is in afwijking van paragraaf 1 de schaalanciënniteit gelijk aan de anciënniteit, vermeld in paragraaf 2.
§4. Het resultaat van de berekening, vermeld in paragraaf 1, 2 en 3, kan een kleiner of een groter aantal jaren schaalanciënniteit opleveren dan vereist is voor de overgang naar de volgende salarisschaal in de functionele loopbaan. Het restsaldo aan schaalanciënniteit vervalt.
Art. III 94. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is en dat bij de diensten van de Vlaamse overheid wordt ingeschaald in een graad waaraan een functionele loopbaan verbonden is, behoudt de schaalanciënniteit die het bij de provincie in de overeenkomstige schaal op de datum van de overheveling heeft opgebouwd, rekening houdende met de gecumuleerde schaalanciënniteit.
Art. III 95. De vastbenoemde gewestelijk ontvanger die overgedragen wordt van het Vlaams Gewest, wordt met ingang van 1 januari 2013 ambtshalve benoemd in de graad van adviseur, en heeft in de salarisschaal die verbonden is aan die graad een schaalanciënniteit die gelijk is aan:
1° een derde van zijn graadanciënniteit in zijn oude graad van gewestelijk ontvanger, voor de graadanciënniteit tussen nul en twaalf jaar;
2° twee derde van zijn graadanciënniteit in zijn oude graad van gewestelijk ontvanger voor de graadanciënniteit boven de twaalf jaar.
Het resultaat van die berekening wordt uitgedrukt in volledige maanden.
Art. III 96. §1. De preventieadviseur-coördinator die op 30 september 2013 aangewezen is in het mandaat van preventieadviseur-coördinator bij een IDPB behoudt de rang A2A.
§2. Een preventieadviseur die belast is met de leiding van de dienst neemt de leiding waar van de GDPB in afwachting van de aanwijzing van een preventieadviseur- coördinator bij de GDPB.
Art. III 97. De lijnmanager van het Agentschap Overheidspersoneel kan de preventieadviseur-coördinator of preventieadviseur van een entiteit, raad of instelling met een IDPB die aansluit bij de GDPB, overplaatsen naar de GDPB, na het akkoord van het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap-Vlaams Gewest.
Bij overplaatsing van de preventieadviseur-coördinator overeenkomstig het eerste lid wordt die aangesteld als preventieadviseur met behoud van de salarisschaal A 287.
Als geen overplaatsing plaatsvindt, wordt de aanwijzing van de preventieadviseur- coördinator of de aanstelling van de preventieadviseur beëindigd overeenkomstig de wettelijke bepalingen.
Art. III 98. De lijnmanager van het Agentschap Overheidspersoneel kan bij aansluiting van nieuwe leden bij de GDPB, die niet tot de diensten van de Vlaamse overheid behoren en voordien over een interne preventiedienst beschikten, met het akkoord van het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap-Vlaams Gewest, preventieadviseurs van deze interne preventiedienst in de werking van de GDPB inschakelen, onder de leiding van de preventieadviseur-coördinator van de GDPB.
Art. III 99. §1. Na de overheveling van de federale overheid naar de diensten van de Vlaamse overheid in het kader van een staatshervorming kan de ambtenaar die op datum van overheveling titularis is van de titel van attaché, adviseur of adviseur- generaal in klasse A2, A3 of A4 en die in het bezit is van een diploma dat bij aanwerving bij de Vlaamse overheid toegang geeft tot de graad van ingenieur, informaticus, arts of dierenarts, een graadverandering krijgen naar een andere graad met inschaling in een salarisschaal overeenkomstig de volgende tabel als de ambtenaar slaagt voor dezelfde proef of hetzelfde examen als de proef of het examen voor aanwerving of bevordering in die graad:
Federale schaal | Vlaamse schaal na graadverandering | Vlaamse graad na graadverandering |
A21 | A121 | ingenieur, arts, informaticus of dierenarts |
A22 | A122 | |
A23 | A122 (A121 SH) | |
A31 | A123 | |
A32 | A124 | |
A33 | A221 | directeur-ingenieur, directeur-arts, directeur- informaticus, directeur-dierenarts, adviseur-ingenieur, adviseur-arts, adviseur-informaticus, of adviseur- dierenarts |
A41 | A222 |
In afwijking van het eerste lid moet de ambtenaar die bij de federale overheid geslaagd is voor een aanwervingsexamen waarvoor uitsluitend een of meer diploma’s vereist zijn zoals vermeld in het eerste lid, slagen voor een proef die minstens een interview voor een jury bevat.
Als de vacature via graadverandering vervuld wordt, kan de lijnmanager de oproep richten tot kandidaten van de entiteit, van het beleidsdomein in kwestie of van alle beleidsdomeinen.
§2. Bij de graadverandering, vermeld in paragraaf 1 behoudt de ambtenaar de verworven anciënniteiten en wordt hij ingeschaald in de salarisschaal die verbonden is aan de nieuwe graad met een schaalanciënniteit die berekend wordt conform artikel VI 150bis
uitgaande van de datum waarop hij bij de federale overheid de titel van attaché, adviseur of adviseur-generaal in klasse A2, A3 of A4 verkreeg.
Art. III 100. Het personeelslid met de graad van IWT-adviseur behoudt bij zijn overdracht aan een andere entiteit de volgende functionele loopbaan:
In rang A2 – IWT-adviseur:
1° van de eerste naar de tweede salarisschaal na drie jaar van A201 naar A202; 2° van de tweede naar de derde salarisschaal na zes jaar van A202 naar A221; 3° van de derde naar de vierde salarisschaal na drie jaar van A221 naar A282.
Art. III 101. Langdurige verloven die vóór 31 januari 2017 toegekend werden aan de houder van een IT-mandaat van rang A2A of de houder van een mandaat van preventieadviseur-coördinator, blijven verder lopen tot aan de goedgekeurde einddatum.
Art. III 102. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2015 tot 31 december 2018 in het kader van een staatshervorming en de ambtenaar die vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid en die respectievelijk conform artikel VIIbis 96 en artikel VIIbis 109 met ingang van de datum van de overheveling ambtshalve benoemd en ingeschaald is respectievelijk conform bijlage 14 en 17, die bij dit besluit zijn gevoegd, behoudt bij herplaatsing naar een graad van dezelfde rang zijn salarisschaal in overgangsregeling tot op het moment dat zijn organieke regeling voordeliger is.
Art. III 103. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2015 tot 31 december 2018 in het kader van een staatshervorming en de ambtenaar die vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid en die respectievelijk conform artikel VIIbis 96 en artikel VIIbis 109 met ingang van de datum van de overheveling ambtshalve benoemd en ingeschaald is respectievelijk conform bijlage 14 en 17, die bij dit besluit zijn gevoegd, behoudt bij overplaatsing door horizontale mobiliteit naar een graad van dezelfde rang zijn salarisschaal in overgangsregeling tot op het moment dat zijn organieke regeling voordeliger is.
Het contractuele personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 tot 31 december 2018 in het kader van een staatshervorming en het contractuele personeelslid dat vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid en dat respectievelijk conform artikel VIIbis 96 en artikel VIIbis 109 met ingang van de datum van de overheveling tewerkgesteld is in de betrekking en bezoldigd in de salarisschaal respectievelijk conform bijlage 14 en 17, die bij dit besluit zijn gevoegd, behoudt bij overplaatsing door horizontale mobiliteit naar een contractuele functie met een salarisschaal van dezelfde rang zijn salarisschaal in overgangsregeling tot op het moment dat zijn organieke regeling voordeliger is.
Het contractuele personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 tot 31 december 2018 in het kader van een staatshervorming en het contractuele personeelslid dat vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid en dat respectievelijk conform artikel VIIbis 96 en artikel VII 109 met ingang van de datum van de overheveling tewerkgesteld is in de betrekking en bezoldigd in de salarisschaal respectievelijk conform bijlage 14 en 17, die bij dit besluit zijn gevoegd,
behoudt bij overplaatsing door horizontale mobiliteit naar een statutaire functie met een overeenstemmende of gelijkwaardige inhoud van dezelfde rang zijn salarisschaal in overgangsregeling tot op het moment dat zijn organieke regeling voordeliger is.
Art. III 104. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgeheveld is en die bij de federale overheid geslaagd is voor een overgangsexamen naar het hogere niveau, behoudt het voordeel van het slagen voor het overgangsexamen naar het hogere niveau bij de diensten van de Vlaamse overheid.
De ambtenaar die vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgeheveld is en die vóór de overheveling ingeschreven is voor de deelname aan of geslaagd is voor een of meer onderdelen van een overgangsexamen bij de federale overheid, kan na de overheveling nog één keer deelnemen aan de eerstvolgende onderdelen van het overgangsexamen die de federale overheid organiseert.
De ambtenaar die vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid FAMIFED overgeheveld is en die op 1 januari 2019 nog niet geslaagd is voor het laatste functiespecifieke gedeelte van het overgangsexamen, is vrijgesteld van het slagen voor dat gedeelte van het overgangsexamen bij de federale overheid.
Art. III 105. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid en die conform artikel VIIbis 117 met ingang van de datum van de overheveling ambtshalve benoemd en ingeschaald is conform bijlage 19 die bij dit besluit is gevoegd, behoudt bij herplaatsing naar een graad van dezelfde rang, zijn geldelijke regeling vermeld in artikel VIIbis 116 en VII 210, §2, als die voordeliger is.
Art. III 106. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid en die conform artikel VIIbis 117 met ingang van de datum van de overheveling ambtshalve benoemd en ingeschaald is conform bijlage 19 die bij dit besluit is gevoegd, behoudt bij overplaatsing naar een graad van dezelfde rang, zijn geldelijke regeling, vermeld in artikel VIIbis 116, als die voordeliger is.
Het contractuele personeelslid dat vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid en dat conform artikel VIIbis 117 met ingang van de datum van de overheveling tewerkgesteld is in de betrekking en bezoldigd in de salarisschaal conform bijlage 19, die bij dit besluit is gevoegd, behoudt bij overplaatsing naar een contractuele functie met een salarisschaal van dezelfde rang, zijn geldelijke regeling, vermeld in artikel VIIbis 116 en, VIIbis 117, §2, als die voordeliger is.
Het contractuele personeelslid dat vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid en dat conform artikel VIIbis 117 met ingang van de datum van de overheveling tewerkgesteld is in de betrekking en bezoldigd in de salarisschaal conform bijlage 19, die bij dit besluit is
gevoegd, behoudt bij overplaatsing naar een statutaire functie met een overeenstemmende of gelijkwaardige inhoud van dezelfde rang, zijn geldelijke regeling vermeld in artikel VIIbis 116 en, VIIbis 117, §2, als die voordeliger is.
Art. III 107. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgeheveld is en die bij de diensten van de Vlaamse overheid wordt ingeschaald in een graad waaraan een functionele loopbaan verbonden is, heeft in de salarisschaal die verbonden is aan die graad, op 1 januari 2019 een schaalanciënniteit die gelijk is aan de geldelijke anciënniteit die hij sinds 1 januari 2017 bij de federale overheid heeft opgebouwd.
Art. III 108. In afwijking van artikel VIIbis 16 behoudt de pedagogisch adviseur en de bedrijfsadviseur, die als gevolg van de ontbinding van het Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming – SYNTRA Vlaanderen is overgeplaatst, de functionele loopbaan in rang A1, die bestaat uit de salarisschalen X000, X000, X000 en A114. De tweede, derde en vierde salarisschaal worden bereikt na respectievelijk drie jaar, negen jaar en negen jaar schaalanciënniteit.
Art. III 109. Voor de ambtenaar die houder is van een IT-mandaat op datum van 31 juli 2021, blijft de regeling gelden die op hen van toepassing was op 31 juli 2021.
DEEL IV. DE EVALUATIE IN DE LOOPBAAN
TITEL 1. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEGINSELEN
Art. IV 1. De bepalingen uit titel 1 zijn van toepassing op de jaarlijkse evaluatie en de evaluatie van de proeftijd, met behoud van de toepassing van afwijkende bepalingen in titel 2 en titel 3.
Art. IV 2. De evaluatoren zijn twee functionele chefs, tenzij een afwijking functioneel noodzakelijk is. Ten minste één evaluator is een personeelslid van een hogere rang dan of van dezelfde rang als het te evalueren personeelslid.
Het managementorgaan van het betrokken beleidsdomein, de strategische adviesraad of het hoogste collectieve orgaan in het Gemeenschapsonderwijs bepaalt de evaluatielijnen voor specifieke gevallen waar de algemene regel niet toepasbaar is.
De evaluatoren worden op hun beurt geëvalueerd op hun wijze van evalueren.
De lijnmanager kan beslissen dat in de evaluatie van personeelsleden rekening gehouden wordt met de informatie van categorieën personeelsleden aan wie ze leidinggeven of met wie ze samenwerken.
Art. IV 3. §1. De evaluatoren en het personeelslid verduidelijken de verwachtingen en doelstellingen met betrekking tot de prestaties en de wijze waarop het personeelslid die prestaties moet leveren gedurende het kalenderjaar of tijdens de proeftijd. De inbreng van het personeelslid doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de evaluatoren om verwachtingen en doelstellingen eenzijdig op te leggen. De verwachtingen en doelstellingen vormen tevens de basis voor de jaarlijkse evaluatie zoals bepaald in titel 3, hoofdstuk 1.
Op initiatief van de evaluatoren of van het te evalueren personeelslid gaan ze tijdens het kalenderjaar in gesprek over de aanpassing van die verwachtingen of doelstellingen.
§2. Op initiatief van iedere functionele chef of het te evalueren personeelslid gaan zij tijdens het jaar in gesprek over gunstige of ongunstige feiten met betrekking tot het presteren van het te evalueren personeelslid. De functionele chef maakt van dit gesprek een verslag op.
In afwijking van het eerste lid, stelt de functionele chef de feiten nauwkeurig en schriftelijk eenzijdig vast als een gesprek binnen een redelijke termijn onmogelijk is.
De functionele chef bezorgt het verslag van het gesprek of de schriftelijke vaststelling van de feiten aan het personeelslid. Het personeelslid kan opmerkingen toevoegen. Het personeelslid bezorgt zijn opmerkingen terug binnen de vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het verslag of van de schriftelijke vaststelling van de feiten.
De functionele chef laat het verslag van het gesprek of de schriftelijke vaststelling van de feiten en de eventuele opmerkingen van het personeelslid toevoegen aan het evaluatiedossier van het te evalueren personeelslid.
Art. IV 4. §1. Elke functionele chef kan naar aanleiding van de vaststelling van ongunstige feiten overeenkomstig artikel IV 3, §2 een remediëringstraject opstarten.
De functionele chef verbindt aan het remediëringstraject een looptijd van minimum twee weken en maximaal drie maanden waarin het personeelslid het functioneren moet bijsturen of aan de tekortkomingen moet remediëren. Hij stelt de inhoud en de looptijd van het remediëringstraject schriftelijk vast. Hij brengt het personeelslid daarvan schriftelijk op de hoogte bij de aanvang van het remediëringstraject.
Het personeelslid kan zijn eventuele opmerkingen op het remediëringstraject schriftelijk formuleren binnen de vijftien kalenderdagen na kennisname van het remediëringstraject.
§2. De functionele chef nodigt het personeelslid uit voor een gesprek naar aanleiding van de afloop van het remediëringstraject om de gevraagde bijsturing of remediëring te bespreken. Naar aanleiding van dit gesprek is de looptijd van het remediëringstraject verlengbaar met het akkoord van beide betrokken partijen. De functionele chef maakt van dit gesprek een verslag op.
In afwijking van het eerste lid, stelt de functionele chef zijn bevindingen naar aanleiding van de afloop van het remediëringstraject nauwkeurig en schriftelijk eenzijdig vast als een gesprek binnen een redelijke termijn onmogelijk is.
De functionele chef bezorgt het verslag van het gesprek of de schriftelijke vaststelling van de bevindingen aan het personeelslid. Het personeelslid kan opmerkingen toevoegen. Het personeelslid bezorgt zijn opmerkingen terug binnen de vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het verslag of van de schriftelijke vaststelling van de bevindingen.
De functionele chef laat het verslag van het gesprek of de schriftelijke vaststelling van de bevindingen en de eventuele opmerkingen van het personeelslid toevoegen aan het evaluatiedossier van het te evalueren personeelslid.
§3. De functionele chef die het remediëringstraject opvolgt, kan het traject vroegtijdig stopzetten als het personeelslid de geboden kans niet actief benut.
De functionele chef nodigt het personeelslid in dit geval uit voor een gesprek of stelt de feiten nauwkeurig en schriftelijk eenzijdig vast wanneer een gesprek binnen een redelijke termijn onmogelijk is.
De functionele chef verzekert de tegenspraak door het personeelslid op dezelfde wijze zoals beschreven in paragraaf 2.
Art. IV 5. §1. Als de lijnmanager kennis neemt van ongunstige feiten, vastgesteld overeenkomstig artikel IV 3, §2, die aanleiding kunnen geven tot een ontslag, biedt hij
aan het contractueel personeelslid de mogelijkheid om aan deze feiten te remediëren op één van volgende wijzen:
1° via een remediëringstraject in de huidige functie overeenkomstig artikel IV 4, doch onder de leiding en het toezicht van minstens één andere evaluator met de graad van directeur, afdelingshoofd of N-1 projectleider voor de duur van het remediëringstraject; ofwel
2° via een wijziging van dienstaanwijzing naar een andere functie overeenkomstig paragraaf 2.
Indien het contractuele personeelslid de wijziging van dienstaanwijzing overweegt, dan vraagt het aan de lijnmanager om een concreet aanbod te doen. Het contractuele personeelslid maakt een keuze voor één van de vermelde mogelijkheden na het concreet aanbod van de andere functie door de lijnmanager overeenkomstig paragraaf 2. Deze keuze is definitief, tenzij de lijnmanager en het contractuele personeelslid anders overeenkomen.
Het contractuele personeelslid op wie één van de mogelijkheden, zoals bepaald in het eerste lid van deze paragraaf werd toegepast, maakt gedurende de 10 jaar die hierop volgen geen aanspraak meer op de mogelijkheden, zoals bepaald in het eerste lid van deze paragraaf.
§2. De lijnmanager biedt op vraag van het contractueel personeelslid een andere functie aan in dezelfde rang en graad, met dezelfde salarisschaal volgens de bepalingen van artikel III 50 inzake de wijziging van dienstaanwijzing.
In de aangeboden functie komt het personeelslid onder de leiding en het toezicht van een andere N-1 mandaathouder of personeelslid met de graad van directeur, die de rol van evaluator opneemt.
Het aanbod kan ook betrekking hebben op een functie bij een andere entiteit, raad of instelling van de diensten van de Vlaamse overheid. In dat geval vindt de wijziging van dienstaanwijzing plaats met het akkoord van de beide lijnmanagers va=n de entiteiten, raden of instellingen in kwestie.
§3. Dit artikel laat de sanctiemogelijkheden van de lijnmanager op basis van het arbeidsreglement onverlet.
HOOFDSTUK 2. DE EVALUATIEPROCEDURE
Art. IV 6. De evaluatie bestaat uit een gesprek tussen het te evalueren personeelslid en ten minste één evaluator, en een verslag waaraan een tegensprekelijke procedure is gekoppeld zoals bepaald in dit hoofdstuk.
Art. IV 7. Op verzoek van het te evalueren personeelslid of van een evaluator vindt het evaluatiegesprek plaats met twee evaluatoren.
Als het te evalueren personeelslid van niveau D daar schriftelijk om vraagt, wordt het evaluatiegesprek gevoerd in aanwezigheid van een waarnemer van zijn keuze.
Art. IV 8. De evaluator legt de evaluatie en het evaluatiegesprek vast in een verslag. De andere evaluator kan het verslag aanvullen met betrekking tot de prestaties van het te evalueren personeelslid. Beide evaluatoren ondertekenen het eindverslag.
Art. IV 9. De evaluatoren bezorgen het eindverslag aan het personeelslid. Die laatste kan opmerkingen formuleren bij het verslag.
De geëvalueerde kan zijn eventuele opmerkingen over het eindverslag aan het evaluatiedossier laten toevoegen binnen vijftien kalenderdagen vanaf de ontvangst van het eindverslag.
Art. IV 10. Ook als het te evalueren personeelslid afwezig is tijdens de evaluatieperiode, gebeurt de evaluatie bij voorkeur op basis van een evaluatiegesprek en een verslag van dat gesprek.
Als een gesprek niet mogelijk is, verloopt de evaluatie volgens de volgende schriftelijke procedure:
1° de evaluatoren maken een ontwerp van evaluatieverslag op en bezorgen dat aan het te evalueren personeelslid;
2° het te evalueren personeelslid kan gedurende vijftien kalenderdagen vanaf de ontvangst van het ontwerp van evaluatieverslag opmerkingen over dat ontwerp van evaluatieverslag bezorgen;
3° de evaluatoren verwerken de opmerkingen van het personeelslid in voorkomend geval in het eindverslag.
TITEL 2. SPECIFIEKE BEPALINGEN OVER DE STATUTAIRE PROEFTIJD
Art. IV 11. §1. Als de lijnmanager overeenkomstig artikel III 21 een personeelslid toelaat tot de proeftijd, bepaalt hij de duur van de proeftijd als volgt:
1° niveau D: vier maanden;
2° niveau C en B: minimaal vier en maximaal negen maanden; 3° niveau A: minimaal zes en maximaal twaalf maanden.
Eén maand proeftijd stemt overeen met de prestatie van eenentwintig voltijdse of deeltijdse werkdagen.
Om het aantal gepresteerde werkdagen te bepalen, worden eveneens meegerekend: 1° de wettelijke en decretale feestdagen, 2 en 15 november, 26 december en de vakantiedagen tussen Kerstmis en Nieuwjaar, vermeld in artikel X 11, §2, eerste lid; 2° de inhaalrust, vermeld in artikel VII 28;
3° de dienstvrijstellingen.
§2. De ambtenaar op proef behoudt de hoedanigheid van ambtenaar op proef zolang hij het aantal werkdagen dat overeenstemt met het aantal maanden proeftijd, niet heeft gepresteerd.
Art. IV 12. §1. De lijnmanager bepaalt bij de aanvang van de proeftijd de inhoud van het programma en de evaluatiecriteria van de proeftijd in overleg met de ambtenaar op proef en de evaluatoren.
Voor specifieke personeelscategorieën kan het programma van de proeftijd ook het slagen voor een competentieproef of het afleggen van praktische proeven inhouden.
§2. Op het einde van de overeengekomen proeftijd, houden de evaluatoren en het personeelslid een evaluatiegesprek. De evaluatoren leggen het evaluatiegesprek vast in een verslag. De geëvalueerde kan binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van dat verslag opmerkingen toevoegen aan het definitieve evaluatieverslag.
Het eindevaluatiegesprek van de proeftijd vindt plaats uiterlijk binnen dertig kalenderdagen na het einde van de proeftijd, berekend met toepassing van artikel IV 11,
§1.
Als het eindevaluatiegesprek niet plaatsvindt binnen dertig kalenderdagen na het einde van de proeftijd, wordt de proeftijd geacht gunstig te zijn voor de ambtenaar op proef.
In afwijking van het derde lid wordt bij afwezigheid van de ambtenaar op proef de schriftelijke evaluatie, vermeld in artikel IV 10, opgestart binnen dertig kalenderdagen na het einde van de proeftijd. Als dat niet het geval is, wordt de proeftijd geacht gunstig te zijn voor de ambtenaar op proef.
De evaluatoren betekenen het eindevaluatieverslag aan de ambtenaar op proef en aan de benoemende overheid binnen dertig kalenderdagen na het evaluatiegesprek of binnen zestig kalenderdagen nadat de schriftelijke evaluatie is opgestart. Als de evaluatoren het eindevaluatieverslag niet binnen die termijnen betekenen aan de ambtenaar op proef, wordt de proeftijd geacht gunstig te zijn voor de ambtenaar op proef.
§3. Als de minimumduur van de proeftijd, zoals bepaald in artikel IV 11, §1, verstreken is, kunnen de evaluatoren na elk evaluatiegesprek beslissen dat de proeftijd van de ambtenaar op proef wordt beëindigd.
Het desbetreffende evaluatiegesprek geldt als eindevaluatiegesprek van de proeftijd. Bij afwezigheid van het te evalueren personeelslid is de schriftelijke procedure, vermeld in artikel IV 10, van overeenkomstige toepassing.
§4. Een positieve eindevaluatie van de proefperiode heeft de vaste benoeming van de ambtenaar op proef tot gevolg.
Een negatieve eindevaluatie van de proefperiode heeft het ontslag van de ambtenaar op proef tot gevolg.
Art. IV 13. Tot de dag waarop de vaste benoeming of het ontslag ingaat, behoudt de ambtenaar op proef die hoedanigheid.
De benoemende overheid betekent de beslissing tot ontslag of tot vaste benoeming aan de ambtenaar.
TITEL 3. SPECIFIEKE BEPALINGEN OVER DE JAARLIJKSE EVALUATIE
HOOFDSTUK 1. DE EVALUATIEBESLISSING AFDELING 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Art. IV 14. §1. Elk personeelslid dat in de loop van een kalenderjaar gedurende ten minste drie maanden prestaties heeft geleverd, wordt geëvalueerd met betrekking tot die prestaties en de wijze waarop ze geleverd zijn.
§2. De evaluatie heeft betrekking op één kalenderjaar. Het te evalueren personeelslid en de evaluatoren kunnen echter in onderling akkoord de periode waarover geëvalueerd wordt, op maximaal vijftien maanden brengen.
Het gesprek kan plaatsvinden in de laatste maand van de periode waarover geëvalueerd wordt. De periode tussen twee jaarlijkse evaluatiegesprekken bedraagt minstens tien kalendermaanden.
§3. Met behoud van de toepassing van de voorwaarde van ten minste drie maanden prestaties in een kalenderjaar kunnen de evaluatoren het personeelslid dat vrijwillig uit dienst treedt of op rust gesteld wordt in de loop van dat jaar met zijn akkoord nog evalueren vóór zijn uitdiensttreding of opruststelling.
§4. De evaluatoren kunnen het personeelslid bijkomend evalueren na de zesde maand die volgt op de kennisgeving van de definitieve evaluatiebeslissing aan het personeelslid, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de evaluatiebeslissing van de vorige evaluatie was een evaluatiebeslissing
‘onvoldoende’;
2° het personeelslid heeft tijdens de periode waarop de evaluatie betrekking heeft, gedurende minimaal drie maanden daadwerkelijk prestaties geleverd. Verloven tijdens die periode schorten de periode op;
3° de evaluatoren die willen gebruik maken van de evaluatiemogelijkheid, vermeld in het eerste lid, delen dat naar aanleiding van de kennisgeving van de evaluatiebeslissing aan het personeelslid mee.
De procedure, vermeld in Titel 1, hoofdstuk 2, is van toepassing.
Als de evaluatoren na zes maanden niet besluiten met een evaluatiebeslissing ‘onvoldoende’, wordt de mate waarin de prestaties van het personeelslid tegemoet komen aan de verwachtingen en doelstellingen en de wijze waarop het personeelslid zijn prestaties heeft uitgevoerd de eerstvolgende keer geëvalueerd bij het begin van het volgende kalenderjaar.
Art. IV 15. §1. De mate waarin de prestaties van het personeelslid tegemoet komen aan de verwachtingen en doelstellingen en de wijze waarop het personeelslid zijn
prestaties heeft uitgevoerd, vormen de basis voor een evaluatiebeslissing overeenkomstig de procedure die beschreven is in deze titel.
Er zijn twee mogelijke evaluatiebeslissingen:
1° de evaluatiebeslissing ‘voldoende;
2° de evaluatiebeslissing ‘onvoldoende’.
§2. In afwijking van paragraaf 1 kan aan de personeelsleden op wie deel VIIbis van dit besluit van toepassing is, ook de evaluatiebeslissing ‘loopbaanvertraging’ worden toegekend.
§3. De evaluatiebeslissing wordt opgenomen in het verslag, vermeld in artikel IV 8.
Art. IV 16. §1. De evaluatoren bezorgen de evaluatiebeslissing aan de geëvalueerde binnen drie maanden nadat de periode waarover wordt geëvalueerd, verstreken is.
Als de evaluatiebeslissing niet binnen de hierboven beschreven termijn wordt bezorgd,
worden de evaluatoren geacht een evaluatiebeslissing ‘voldoende’ te hebben genomen.
§2. Xxxxxxxxx 0 is niet van toepassing als er binnen de hierboven beschreven termijn een schriftelijke evaluatieprocedure overeenkomstig artikel IV 10 is opgestart.
AFDELING 2. TEGENSPRAAK BIJ DE EVALUATIEBESLISSING BIJ DE RAAD VAN BEROEP
Art. IV 17. Met behoud van de toepassing van de regeling voor het top -en middenkader, kan de ambtenaar van wie het evaluatieverslag wordt besloten met de einduitspraak ‘loopbaanvertraging’ of ‘onvoldoende’, daartegen beroep instellen bij de raad van beroep.
Art. IV 18. §1. Het beroep wordt ingesteld binnen vijftien kalenderdagen nadat het evaluatieverslag aan de geëvalueerde is bezorgd.
§2. De raad van beroep brengt een gemotiveerd advies uit binnen 30 kalenderdagen na de ontvangst van het beroepschrift.
§3. Met behoud van de toepassing van artikel I 16, §1, tweede lid, wordt het dossier vervolgens binnen vijftien kalenderdagen voorgelegd aan de instantie die bevoegd is voor de definitieve beslissing. Ze beslist binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het advies van de raad van beroep.
De instantie die bevoegd is voor de definitieve beslissing kan de evaluatie ‘onvoldoende’
al dan niet behouden.
Bijkomend kan voor de geëvalueerde op wie deel VIIbis van toepassing is, de instantie die bevoegd is voor de definitieve beslissing, de evaluatie ‘onvoldoende’ vervangen door ‘loopbaanvertraging’.
§4. Als de raad van beroep unaniem beslist dat de evaluatie ‘onvoldoende’ ongegrond is, kan hij aansluitend bij eenparigheid van stemmen beslissen om de evaluatie ‘onvoldoende’ te vervangen door ‘loopbaanvertraging’ als op de geëvalueerde deel VIIbis van toepassing is.
§5. De termijnen, vermeld in dit artikel, worden opgeschort tussen 25 december en 1 januari van het volgende jaar.
Art. IV 19. Met toepassing van artikel I 15 bepaalt het managementorgaan van het betrokken beleidsdomein, de strategische adviesraad of het Gemeenschapsonderwijs welk collectief orgaan bevoegd is voor de definitieve beslissing over de evaluatie.
Het beroep is opschortend.
HOOFDSTUK 2. BESLISSING OVER DE SALARISEVOLUTIE AFDELING 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Art. IV 20. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op:
1° de personeelsleden die onder de toepassing van Deel VIIbis vallen;
2° de personeelsleden die overeenkomstig artikel VII 2 niet uiterlijk op 1 januari van het kalenderjaar waarin de evaluatie plaatsvindt vrijwillig zijn overgestapt naar het loongebouw vermeld in deel VII.
Art. IV 21. §1. Het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling neemt jaarlijks een beslissing over de salarisevolutie op basis van de definitieve evaluatiebeslissing en de andere elementen uit het evaluatiedossier. Het bezorgt die beslissing vóór 15 mei van het evaluatiejaar aan het personeelslid.
Die termijn wordt verlengd tot een termijn van drie maanden vanaf de definitieve evaluatiebeslissing in een van de volgende gevallen:
1° de evaluatoren hebben vóór 15 mei een schriftelijke evaluatieprocedure opgestart met toepassing van artikel IV 10;
2° de te evalueren periode is verlengd tot maximaal vijftien maanden met toepassing van artikel IV 14, §2;
3° het personeelslid stelt beroep in tegen een evaluatie ‘onvoldoende’ of ‘loopbaanvertraging’ bij de raad van beroep met toepassing van artikel IV 17.
§2. Als de evaluatie van het personeelslid overeenkomstig hoofdstuk 1 met een evaluatiebeslissing ‘voldoende’ is besloten, kan het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling drie mogelijke beslissingen nemen:
1° de beslissing ‘volgens verwachtingen’; 2° de beslissing ‘boven verwachtingen’; 3° de beslissing ‘onder verwachtingen’.
§3. Als de evaluatie van het personeelslid met een evaluatiebeslissing ‘onvoldoende’ is besloten, neemt het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling een beslissing ‘onder verwachtingen’.
Art. IV 22. Met behoud van de toepassing van artikel IV 21, §1, tweede lid, en §3, wordt het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling geacht een beslissing ‘volgens verwachtingen’ te nemen als het personeelslid geen definitieve beslissing over de salarisevolutie ontvangt vóór 15 mei van het evaluatiejaar.
Het personeelslid heeft in voorkomend geval het recht om in de periode van 15 mei tot 31 mei alsnog een uitdrukkelijke beslissing over de salarisevolutie te vragen, die geen beslissing ‘onder verwachtingen’ kan inhouden.
AFDELING 2. TEGENSPRAAK BIJ DE BESLISSING ‘ONDER VERWACHTINGEN’
Art. IV 23. §1. Het personeelslid, met uitzondering van de ambtenaar van wie de evaluatie met een ‘onvoldoende’ werd besloten, kan tegen de beslissing ‘onder verwachtingen’ beroep instellen bij het adviesorgaan dat bevoegd is voor het beleidsdomein waartoe het betrokken personeelslid behoort, zoals bepaald in deze afdeling.
Is de beslissing ‘onder verwachtingen’ van het contractueel personeelslid het gevolg van een evaluatiebeslissing ‘onvoldoende’, dan heeft het beroep tevens betrekking op de evaluatiebeslissing.
Het personeelslid kan dat beroep instellen binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van de beslissing.
§2 Het adviesorgaan brengt met meerderheid van stemmen een gemotiveerd advies uit binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van het beroepschrift.
Bij staking van stemmen heeft de voorzitter een beslissende stem.
Vervolgens bezorgt het adviesorgaan het advies en het volledige dossier binnen vijftien kalenderdagen aan het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling van het personeelslid.
§3. Het managementorgaan neemt een definitieve beslissing binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het advies van het adviesorgaan. Het bezorgt die beslissing aan het personeelslid.
Het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling neemt naar aanleiding van het advies opnieuw een van de drie beslissingen zoals opgesomd in artikel IV 21, §2, onverkort de toepassing van artikel IV 21, §3. Deze beslissing is definitief.
Wanneer de initiële beslissing ‘onder verwachtingen’ van het contractueel personeelslid het gevolg was van een evaluatiebeslissing ‘onvoldoende’, dan neemt het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling in eerste instantie opnieuw een evaluatiebeslissing overeenkomstig artikel IV 15, §1.
Art. IV 24. §1. Het secretariaat van het adviesorgaan bepaalt voor elk dossier de samenstelling van het adviesorgaan.
§2. Het adviesorgaan is per dossier samengesteld uit:
1° een voorzitter: het hoofd van een entiteit, raad of instelling;
2° drie leden van de overheid: personeelsleden met hr-expertise of leidinggevende expertise;
3° drie leden van de representatieve vakorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest.
De voorzitter en de leden van het adviesorgaan maken geen deel uit van de entiteit, raad of instelling van het geëvalueerde personeelslid. De voorzitter en de leden zijn stemgerechtigd.
§3. Het adviesorgaan kan niet geldig beraadslagen in afwezigheid van de voorzitter.
Als de leden geldig zijn opgeroepen en er minder dan zes leden op de zitting aanwezig zijn, vergadert en beslist het adviesorgaan op geldige wijze als er minstens drie leden aanwezig zijn.
Art. IV 25. §1. Het adviesorgaan wordt georganiseerd over de verschillende beleidsdomeinen heen, met maximaal vier adviesorganen in totaal. De clustering van beleidsdomeinen wordt georganiseerd met oog voor een evenredige verdeling van de werklast in het licht van de goede werking van de onderscheiden adviesorganen.
§2. De adviesorganen stellen gezamenlijk en op uniforme wijze hun huishoudelijk reglement vast.
§3. Het huishoudelijk reglement bepaalt tenminste:
1° de organisatie van het secretariaat; 2° de wijze van beraadslaging;
3° de procedureregels;
4° het wrakingsrecht van de verzoeker;
5° de wijze van kennisgeving van de adviezen.
Art. IV 26. §1. Het adviesorgaan hoort het personeelslid voor het een advies formuleert.
Behalve bij gewettigde verhindering of overmacht verschijnt het personeelslid persoonlijk. Hij mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon van zijn keuze of hij mag zich bij gewettigde verhindering door een persoon van zijn keuze laten vertegenwoordigen.
§2. Als het personeelslid, hoewel hij volgens de voorschriften is opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt, of zich niet laat vertegenwoordigen bij gewettigde verhindering, wordt hij geacht af te zien van zijn beroep. De beslissing waartegen het beroep is ingesteld, wordt in dat geval de definitieve beslissing.
§3. Het beroep is opschortend.
Art. IV 27. Voor de toepassing van deze afdeling worden het Gemeenschapsonderwijs en de Vlaamse Onderwijsraad geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming en worden de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Omgeving.
Art. IV 28. De termijnen, vermeld in dit hoofdstuk, worden opgeschort tussen 25 december en 1 januari van het volgende jaar.
DEEL V. DE TOP- EN MIDDENKADERFUNCTIES
Art. V 1. Met uitzondering van de functies van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad zoals vermeld in Titel 2, zijn de top- en middenkaderfuncties zoals vermeld in deel V mandaatfuncties met een duur van zes jaar, hernieuwbaar volgens de bepalingen van dit deel.
Art. V 1bis. Een mandaatfunctie wordt ingevuld via een contractuele tewerkstelling.
Dit deel bepaalt in afwijking van deel III de voorschriften voor de instroom en doorstroom naar mandaatfuncties, onverminderd uitdrukkelijke verwijzing naar specifieke bepalingen uit deel III. Behoudens afwijkende bepalingen in dit deel, zijn de overige bepalingen van het besluit onverkort van toepassing.
Art. V 1ter. Met behoud van de toepassing van V 46, §4, biedt de indienstnemende overheid na beëindiging van het mandaat een contractuele of statutaire tewerkstelling aan in een passende functie van de terugvalgraad volgens de voorwaarden en modaliteiten die bepaald zijn in dit deel.
Het personeelslid in de terugvalgraad blijft behoren tot het top- en middenkader, maar is onderworpen aan de regelingen die bepaald zijn in de andere delen van dit besluit voor de personeelsleden buiten het top- en middenkader. Alleen na uitdrukkelijke verwijzing naar de personeelsleden in de terugvalgraad in dit deel zijn afwijkende bepalingen uit dit deel van toepassing.
Art. V 1quater. De personeelsleden van het top- en middenkader kunnen via de procedure van horizontale mobiliteit als vermeld in artikel III 32 en volgende, worden overgeplaatst naar een functie buiten het top- en middenkader. Deze personeelsleden maken tevens aanspraak op de begeleiding bij heroriëntering als vermeld in artikel III 39.
De overplaatsing heeft de inschakeling in de rechtspositieregeling van het personeel van de entiteit, raad of instelling waarin hij terechtkomt tot gevolg. Het personeelslid neemt op dat ogenblik vrijwillig ontslag uit zijn functie in het top- of middenkader.
Art. V 1quinquies. Voor de toepassing van dit deel worden met personeelsleden die op 31 mei 2024 al ambtenaar zijn bij de diensten van de Vlaamse overheid gelijkgesteld, de personeelsleden die zijn toegelaten tot de statutaire proeftijd bij de diensten van de
Vlaamse overheid na 31 mei 2024 in een betrekking die vóór 1 juni 2024 werd vacant verklaard.
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Art. V 2. Deze titel regelt de procedure van vacature-invulling en de arbeidsvoorwaarden voor:
1° de managementfuncties van N-niveau, die aan het hoofd staan van een departement, een IVA of een EVA en het Gemeenschapsonderwijs;
2° de management- of projectleiderfuncties die door de Vlaamse Regering worden aangewezen als behorend tot het N-niveau;
3° de functie van algemeen directeur.
Art. V 3. §1. De functie van algemeen directeur, vermeld in artikel III.6 en III.9, §1, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, en in artikel 1quater, §2, van het besluit van e Vlaamse Regering van 3 juni met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, en in de departementen, is een functie die zich organiek en functioneel situeert tussen het N-niveau en het niveau N-1.
De algemeen directeur verleent bijstand aan het hoofd van het agentschap of van het departement die is belast met de algemene leiding, de werking en de vertegenwoordiging van het agentschap of van het departement.
§2. De functie van algemeen directeur kan alleen worden opgenomen in het personeelsplan van een entiteit, die meer dan 1000 personeelsleden telt.
In afwijking van het eerste lid, kan de functie van algemeen directeur in uitzonderlijke omstandigheden ook worden opgenomen in het personeelsplan van een entiteit, die wordt uitgebreid of opgericht door fusie van twee of meer entiteiten.
§3 - opgeheven
HOOFDSTUK 2. DE SELECTIE VOOR DE MANDAATFUNCTIES AFDELING 1. IN AANMERKING KOMENDE KANDIDATEN
Art. V 4. De management- en projectleiderfuncties van N-niveau en de functies van algemeen directeur worden vacant verklaard via een open procedure, waarbij terzelfdertijd interne en externe kandidaten meedingen.
De oproep wordt tenminste op de website van de VDAB of op de website Werken voor Vlaanderen gepubliceerd. Hij regelt de wijze van kandidaatstelling en bevat een beknopte weergave van de functiebeschrijving en het competentieprofiel, evenals van het salaris respectievelijk de salarisschaal, zoals bepaald in artikel V 12.
Art. V 5. §1. Voor de vacature-invulling van de management- en projectleiderfuncties van N-niveau komen enkel de kandidaten in aanmerking die beschikken over een leidinggevende ervaring van minstens 5 jaar, verworven in de laatste 10 jaar, of over 10 jaar relevante beroepservaring.
Voor de vacature-invulling van de functies van algemeen directeur komen enkel de kandidaten in aanmerking die beschikken over een leidinggevende ervaring van minstens 3 jaar, verworven in de laatste 10 jaar, of over 8 jaar relevante beroepservaring.
Voor de berekening van de ervaring bedoeld in het eerste en het tweede lid worden deeltijdse prestaties als voltijds beschouwd.
Onder leidinggevende ervaring wordt ervaring verstaan inzake beheer in een overheidsdienst of in een organisatie uit de private sector.
§2. De kandidaten, vermeld in §1, moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° de algemene toelatingsvoorwaarden voor een betrekking in de publieke sector; 2° ten minste in het bezit zijn van een diploma dat toegang verleent tot niveau A,
zoals bepaald in bijlage 2, met uitzondering van de interne kandidaten die al tot niveau A of een gelijkgesteld niveau behoren.
2e en 3e lid opgeheven
§3. De selector stelt, in overleg met de opdrachtgever, per selectie een selectiereglement vast.
Het selectiereglement regelt minstens welke diploma’s, studiegetuigschriften, ervaringsbewijzen of toegangsbewijzen toegang geven tot de selectieprocedure, de datum waarop aan de voorwaarden voldaan moet zijn, het aantal en de aard van de testen, en de criteria op basis waarvan de geschiktheid of het geslaagd zijn beoordeeld worden.
Het selectiereglement regelt in voorkomend geval ook de mogelijkheid van: 1° een voorselectie, naargelang het aantal kandidaten;
2° een beperkte procedure;
3° de geldigheidsduur van de reserve.
§4. De indienstnemende overheid kan, voorafgaand aan de selectie, door toepassing artikel III 10 en III 16, §2, van dit besluit, opnemen in de oproep tot kandidaten, vermeld in artikel V 4, dat kandidaten die niet beschikken over de in het selectiereglement vermelde diploma’s, studiegetuigschriften, ervaringsbewijzen of toegangsbewijzen, kunnen worden toegelaten tot de selectieprocedure, en desgevallend, welk ander bewijsstuk de kandidaat moet afleveren om toegang te krijgen tot de selectieprocedure.
De indienstnemende overheid kan bijzondere aanwervingsvoorwaarden in overeenstemming met de functiebeschrijving en het competentieprofiel, en na overleg met de selector, vaststellen.
AFDELING 2. SELECTIECRITERIA EN -PROCEDURE
Art. V 6. De selector organiseert de selectie voor een functie in overleg met de indienstnemende overheid.
De Vlaamse Regering bepaalt, op voorstel van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, een algemeen profiel voor de management- en projectleiderfuncties van N-niveau en de functies van algemeen directeur. De indienstnemende overheid kan dat profiel voor de specifieke vacature aanvullen met bijkomende competenties of andere vereisten.
De selector kan toepassing maken van het principe van niet nodeloos hertesten, zoals bepaald in artikel III 12.
De selector sluit, in overleg met de opdrachtgever, de kandidaten die niet voldoen aan de statutaire voorwaarden of aan de voorwaarden van het selectiereglement uit van deelname aan de selectie.
De selector beoordeelt de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie, rekening houdend met de specifieke behoeften van de entiteit. Bij de beoordeling van de competenties wordt rekening gehouden met een externe potentieelinschatting.
Elke selectie kan uit verschillende testen bestaan. De kandidaten worden op de hoogte gebracht van de motivering van een eventuele uitsluiting op basis van een test of selectie.
Art. V 7. §1. De kandidaten worden geselecteerd in functie van de criteria bepaald in de artikelen V 5 en V 6 door of met bemiddeling van het Agentschap Overheidspersoneel.
Het Agentschap Overheidspersoneel treedt op als selector. 3e, 4e en 5e lid - opgeheven
§2. Indien voor de toepassing van §1 beroep gedaan wordt op een selectiebureau, legt de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken het selectiebureau dat voorgedragen wordt door het Agentschap Overheidspersoneel ter bekrachtiging voor aan de Vlaamse Regering.
§3. Het Agentschap Overheidspersoneel stelt aan de opdrachtgever een lijst met geschikte kandidaten voor.
§4. De opdrachtgever houdt een interview met de geschikte kandidaten om na te gaan welke kandidaat het best voldoet aan het competentieprofiel voor de functie. De opdrachtgever wordt bijgestaan door een vertegenwoordiging van de Vlaamse Regering als de Vlaamse Regering de in dienst nemende overheid is.
Art. V 7bis. In afwijking van artikel V 7, §1, worden de titularissen van een management- of een projectleidersfunctie van N- niveau en van de functie van algemeen directeur, van wie de laatste jaarlijkse evaluatie is besloten met de waardering dat het prestatieniveau in sommige gevallen boven de verwachting en de norm ligt of een hogere waardering, niet getest op de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de respectieve vacante management- of projectleidersfunctie van N-niveau of de vacante functie van algemeen directeur, waarvoor ze zich kandidaat stellen.
HOOFDSTUK 3. DE AANWIJZING EN DE RECHTSPOSITIE
Art. V 8. §1. Eerste lid opgeheven
De opdrachtgever kiest uit de lijst met geschikte kandidaten de kandidaat die volgens hem het meest geschikt is voor de functie, of hij kiest uitzonderlijk niet, als hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten. De gemotiveerde selectiebeslissing houdt rekening met:
1° de kandidaatstelling;
2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel; 3° de beoordeling van de eventuele selectietest(en);
4° het interview.
§2. Als de opdrachtgever geen kandidaat uit de lijst kiest, wordt de procedure opnieuw opgestart.
Art. V 9. §1. De indienstnemende overheid, op voorstel van de opdrachtgever, neemt de geselecteerde kandidaat voor de functie van N-niveau of voor de functie van algemeen directeur, in dienst met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal met een tijdelijke bijkomende opdracht voor de invulling van de mandaatfunctie.
De kandidaat die voor de mandaatfunctie geselecteerd is, en de opdrachtgever stellen in overleg de arbeidsvoorwaarden vast in een arbeidsovereenkomst, op basis van een modelovereenkomst, die vastgesteld is door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, en die ook rekening houdt met de bepalingen van dit besluit.
§2. In afwijking van paragraaf 1, sluit de indienstnemende overheid, op voorstel van de opdrachtgever, met de geselecteerde kandidaat die op 1 juni 2024 al ambtenaar is bij de diensten van de Vlaamse overheid een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur af voor de duur van het mandaat. De arbeidsovereenkomst is in overeenstemming met de modelovereenkomst, die is vastgesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, en die ook rekening houdt met de bepalingen van dit besluit.
De indienstnemende overheid laat de geselecteerde kandidaat uit het eerste lid daarenboven toe tot een proeftijd in de graad van directeur-generaal of tot een proeftijd in de graad van adjunct-directeur-generaal, voor zover de kandidaat niet eerder in deze graad werd benoemd.
Gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst en de eventuele hernieuwing ervan overeenkomstig artikel V 15, §2 geniet het personeelslid in zijn statutaire arbeidsrelatie een ambtshalve verlof voor opdracht.
Art. V 9bis. §1. Als de kandidaat overeenkomstig artikel V 9, §2, tot de proeftijd wordt toegelaten, bepaalt de opdrachtgever de nadere regels van de proeftijd en evalueert de proeftijd. De proeftijd bedraagt minimaal zes maanden en maximaal twaalf maanden. Artikel IV 11, § 1, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
De kandidaat doorloopt de proeftijd gedurende de uitoefening van het mandaat.
Nadat de ambtenaar op proef met goed gevolg de proeftijd doorlopen heeft, wordt hij vastbenoemd in de genoemde graad.
§2. Bij een negatieve eindevaluatie van de proeftijd heeft de ambtenaar op proef het recht om te worden gehoord door de indienstnemende overheid en kan de betrokkene zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.
Als de ambtenaar op proef wil gebruikmaken van dat recht, vraagt hij schriftelijk om gehoord te worden binnen een termijn van vijftien kalenderdagen vanaf de dag die volgt op de dag van ontvangst van het eindevaluatieverslag, hetzij aan de minister-president van de Vlaamse Regering, hetzij aan de voorzitter van de raad van bestuur, hetzij aan de voorzitter van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs.
§3. Als de indienstnemende overheid de negatieve eindevaluatie van de proeftijd bevestigt, komt er een einde aan het mandaat.
De ambtenaar op proef wordt teruggeplaatst in zijn vorige graad en krijgt een passende functie in de entiteit van oorsprong.
Art. V 10. §1. In afwijking van hoofdstuk 2 en 3, kan de indienstnemende overheid vacante management- en projectleidersfuncties van N-niveau of van algemeen directeur invullen door mobiliteit. De indienstnemende overheid bepaalt voor de specifieke vacature bijkomende competenties of andere vereisten.
Een vacante management- en projectleidersfunctie van N-niveau of van algemeen directeur wordt bekend gemaakt.
De titularissen van een management- en projectleidersfunctie van N-niveau of van algemeen directeur, die beschikken over een evaluatie, die niet met onvoldoende werd besloten, kunnen zich kandidaat stellen naar aanleiding van de bekendmaking van een vacature.
De opdrachtgever organiseert de selectie.
De opdrachtgever beoordeelt de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie, rekening houdend met de specifieke behoeften van de entiteit.
De opdrachtgever heeft een interview met de kandidaten over de beleidsvisie ten aanzien van de vacante mandaatfunctie, om na te gaan welke kandidaat het best voldoet aan het competentieprofiel voor de functie.
De opdrachtgever kiest de kandidaat die volgens hem het meest geschikt is voor de functie, of hij kiest uitzonderlijk niet, als hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten. De gemotiveerde selectiebeslissing houdt rekening met:
1° de kandidaatstelling;
2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel; 3° de beoordeling van het interview.
§2. In overleg met de geselecteerde kandidaat stelt de indienstnemende overheid de arbeidsvoorwaarden en de looptijd van de nieuwe mandaatfunctie vast.
In overleg met de geselecteerde kandidaat die al contractueel mandaathouder op N- niveau of algemeen directeur is bij de diensten van de Vlaamse overheid, past de opdrachtgever de arbeidsvoorwaarden aan van de arbeidsovereenkomst die overeenkomstig artikel V 9, §1, met het personeelslid werd gesloten.
Met de geselecteerde kandidaat die overeenkomstig artikel V 9, §2 en V 9bis is toegelaten tot de proeftijd of is benoemd in de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur- generaal, sluit de indienstnemende overheid een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur, vermeld in artikel V 9, §2 , tweede lid
HOOFDSTUK 5. DE ARBEIDSVOORWAARDEN
AFDELING 1. ADMINISTRATIEVE ARBEIDSVOORWAARDEN
Art. V 11. §1. De titularissen van een management- of een projectleidersfunctie of de functie van algemeen directeur kunnen alleen de volgende langdurige verloven opnemen: 1° moederschaprust en opvangverlof;
2° loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen, bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid of ouderschapsverlof;
3° verlof wegens ziekte, arbeidsongeval of beroepsziekte; 4° opgeheven
§2. In geval van afwezigheid van de titularis van de management- of projectleiderfunctie van N-niveau, wordt die persoon ambtshalve door de algemeen directeur vervangen.
Als de entiteit of instelling niet beschikt over een algemeen directeur, beslist de indienstnemende overheid:
1° ofwel dat ze een vervanger aanwijst onder de afdelingshoofden van de diensten van de Vlaamse overheid;
2° ofwel dat ze een vervanger aanwijst uit de lijst van geschikte kandidaten voor dezelfde management- of projectleiderfunctie van N-niveau, vermeld in artikel V 7, §3;
3° ofwel dat een nieuwe procedure moet worden opgestart voor de vervulling van de management- of projectleiderfunctie van N-niveau. In dit geval kan de indienstnemende overheid in afwijking van artikel V 4 van dit besluit de oproep beperken tot de interne kandidaten;
4° ofwel dat ze een vervanger aanwijst onder de titularissen van een management- of projectleiderfunctie van N-niveau van de diensten van de Vlaamse overheid.
De vervanger wordt aangesteld met een vervangingsovereenkomst of door een aanpassing van de bestaande arbeidsovereenkomst voor de nog lopende duur van het mandaat van de afwezige titularis.
De personeelsleden, vermeld in het tweede lid, 1°, hebben na de beëindiging van de vervanging recht om terug te keren naar hun oorspronkelijke functie, daarin begrepen een eventuele mandaatfunctie. De waarnemende titularis krijgt in zijn oorspronkelijke functie een verlof overeenkomstig artikel X 63 van dit besluit.
Als een afdelingshoofd als vervanger wordt aangewezen, heeft hij na de beëindiging van de vervanging recht op terugkeer naar zijn mandaat van afdelingshoofd.
§3. In geval van afwezigheid van de titularis van de functie van algemeen directeur, beslist de indienstnemende overheid:
1° ofwel dat ze een vervanger aanwijst onder de afdelingshoofden van de diensten van de Vlaamse overheid;
2° ofwel dat ze een vervanger aanwijst uit de lijst van geschikte kandidaten voor dezelfde functie van algemeen directeur, vermeld in artikel V 7, §3;
3° ofwel dat een nieuwe procedure moet worden opgestart voor de vervulling van de functie van algemeen directeur. In dit geval kan de indienstnemende overheid in afwijking van artikel V 4 de oproep beperken tot de interne kandidaten.
De vervanger wordt aangesteld met een vervangingsovereenkomst of door een aanpassing van de bestaande arbeidsovereenkomst voor maximaal de nog lopende duur van het mandaat van de afwezige titularis.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid van deze paragraaf, 1°, hebben na de beëindiging van de vervanging recht om terug te keren naar hun oorspronkelijke functie, daarin begrepen een eventuele mandaatfunctie. De waarnemende titularis krijgt in zijn oorspronkelijke functie een verlof overeenkomstig artikel X 63 van dit besluit.
AFDELING 2. GELDELIJKE ARBEIDSVOORWAARDEN
Art. V 12. §1. De Vlaamse Regering deelt de managementfuncties van het N-niveau in 4 klassen in, op voorstel van een wegingscommissie.
De projectleidersfunctie van het N-niveau wordt ingedeeld in klasse A. Voor een indeling in een andere klasse is een weging noodzakelijk.
§2. De titularis van een management- of projectleiderfunctie van het N-niveau geniet:
1. een bezoldiging in de salarisschaal A311;
2. een managementtoelage, conform deel VII van dit besluit;
3. een vakantiegeld en een eindejaarstoelage zoals bepaald in deel VII van dit besluit, evenals alle andere toelagen, vergoedingen en sociale voordelen indien zij aan de toekenningvoorwaarden voldoen, met uitzondering van de toelage voor een tijdelijke functieverzwaring, vermeld in artikel VII 44bis;
4. een mandaattoelage waarvan het bedrag volgens de klasse op jaarbasis à 100% (spilindex 138,01) bedraagt:
Klasse D | € 19.840 |
Klasse C | € 13.420 |
Klasse B | € 8.780 |
Klasse A | € 6.280 |
5 - opgeheven
§3. De titularis van een functie van algemeen directeur geniet:
1. een bezoldiging in de salarisschaal A288;
2. een managementtoelage, een vakantiegeld en een eindejaarstoelage zoals bepaald in deel VII van dit besluit, evenals alle andere toelagen, vergoedingen en sociale voordelen indien zij aan de toekenningvoorwaarden voldoen, met uitzondering van de toelage voor een tijdelijke functieverzwaring, vermeld in artikel VII 44bis;
3. een mandaattoelage van € 720 op jaarbasis à 100%.
§4. De vervanger van een N-functie, vermeld in artikel V 11, §2, eerste lid en tweede lid, 1° tot en met 3°, geniet de bezoldiging en de toelagen, zoals bepaald in paragraaf 2 en recht heeft op het mobiliteitskrediet vermeld in het artikel V 12bis voor zover de vervanging drie maanden of langer duurt.
De vervanger van een N-functie, vermeld in artikel V 11, §2, tweede lid, 4°, geniet de mandaattoelage voor de entiteit of het project waarvan hij bijkomend de leiding waarneemt voor zover de vervanging 3 maanden of langer duurt.
§5. De vervanger van een functie van algemeen directeur, bedoeld in artikel V 11, §3, geniet de bezoldiging en de toelagen zoals bepaald in §3 voor zover de vervanging 3 maanden of langer duurt.
§5bis. Het personeelslid dat een functie uitoefent in de graad van directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal krijgt een bezoldiging in de respectieve salarisschalen A311 en A288.
§6. Wat de toekenning en berekening van salaris, toelagen, vergoedingen en sociale voordelen betreft, is de regeling die vermeld is in deel VII en deel VIIbis van dit besluit van toepassing.
AFDELING 3. MOBILITEITSKREDIET
Art. V 12bis. §1. De titularis van een management- of projectleidersfunctie van N-niveau ontvangt voor zijn persoonlijke verplaatsingen een jaarlijks mobiliteitskrediet van 14.400 euro. De verplaatsingen omvatten zowel het woon-werkverkeer, als dienstverplaatsingen en privé-verplaatsingen met één of meer van de mobiliteitsopties, vermeld in paragraaf 2.
Het bedrag van 14.400 euro wordt verhoogd tot 21.600 euro indien de titularis van een management- of projectleidersfunctie van N-niveau een elektrisch of plug-in hybride dienstvoertuig (klasse 1) verwerft.
§2. De N-functie kan het mobiliteitskrediet, vermeld in paragraaf 1, aanwenden voor één of meer van de volgende mobiliteitsopties:
1. een dienstwagen;
2. een abonnement of andere vervoersbewijzen van het openbaar vervoer;
3. een fietsvergoeding voor gebruik van eigen fiets of eigen speed pedelec;
4. de aankoop of leasing van een al dan niet elektrische fiets of motor;
5. een abonnement fietsdelen;
6. een abonnement autodelen;
7. een parkingabonnement of parkingkaartjes;
8. een kilometervergoeding vermeld in §4.
Als de N-functie een andere duurzame mobiliteitsoptie kiest, dan de mobiliteitsopties vermeld in het eerste lid, is die keuze onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken.
§3. Bij een afwezigheid van meer dan vier maanden zonder onderbreking of bij aanstelling of beëindiging van het mandaat in de loop van het kalenderjaar, wordt het mobiliteitskrediet, vermeld in paragraaf 1 pro rata toegekend.
§4. De N-functie die opteert voor een kilometervergoeding voor verplaatsingen met een eigen voertuig, maar in het bezit is van een tankkaart van de werkgever, ontvangt een kilometervergoeding vermeld in artikel VII 80, §1, verminderd met 20%.
Bij gebruik van een elektrische of plug-in hybride of benzine/hybride wagen, wordt de vermindering, vermeld in het eerste lid, niet toegepast.
De kilometervergoeding wordt toegekend als het privé-voertuig beantwoordt aan de overeenstemmende normen voor de ecoscore en de brandstof die gelden voor de aankoop of huur van dienstvoertuigen en die de Vlaamse minister bevoegd voor de Bestuurszaken heeft vastgesteld.
§5. Op het einde van elk kalenderjaar of bij de beëindiging van het mandaat wordt een afrekening gemaakt van het gebruikte mobiliteitskrediet. Als uit die afrekening blijkt dat het beschikbare mobiliteitskrediet overschreden is, wordt het saldo van de N-functie teruggevorderd.
§6. De titularis van een management- of projectleidersfunctie van het N-niveau die opteert voor een mobiliteitsoptie vermeld in paragraaf 2, 2.; 3. of 8. kan geen aanspraak maken op de overeenkomstige voordelen vermeld in de artikelen VII 80, VII 95 en VII 102.
HOOFDSTUK 6. DE EVALUATIE, HET EINDE EN DE HERNIEUWING VAN DE FUNCTIE
Art. V 13. §1. Met behoud van de toepassing van hetgeen is bepaald in paragraaf 2, worden de titularis van een management- of projectleiderfunctie van N-niveau en de titularis van de functie van algemeen directeur jaarlijks geëvalueerd over de prestaties en de wijze van functie-uitoefening, in voorkomend geval ter uitvoering van het ondernemingsplan.
Ook de titularis van een management- of projectleidersfunctie van N-niveau en de titularis van de functie van algemeen directeur die in de loop van het evaluatiejaar of tijdens de evaluatieperiode die volgt op het evaluatiejaar, vrijwillig uit dienst treden of op rust gesteld worden of waarvan het mandaat eindigt door de redenen, vermeld in artikel V 14, 2° tot en met 6° worden met hun akkoord nog geëvalueerd over de prestaties en de wijze waarop ze hun functie hebben uitgeoefend, in voorkomend geval ter uitvoering van het ondernemingsplan, zowel van het afgelopen evaluatiejaar als, in voorkomend geval, van het lopende evaluatiejaar.
De evaluatie heeft betrekking op één kalenderjaar. De titularissen, vermeld in het eerste en tweede lid, worden geëvalueerd op voorwaarde dat ze in de loop van het kalenderjaar ten minste drie maanden prestaties hebben geleverd.
§1bis. De evaluatie, vermeld in paragraaf 1, wordt uitgevoerd door de opdrachtgever, die daarin wordt bijgestaan door het Agentschap Overheidspersoneel. Het Agentschap Overheidspersoneel laat zich bijstaan door een externe instantie. De Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken, legt de aanstelling van de externe instantie ter bekrachtiging voor aan de Vlaamse Regering.
De jaarlijkse evaluatie gebeurt na een gesprek tussen de geëvalueerde en de opdrachtgever. In de evaluatie wordt onder meer rekening gehouden met de informatie van personeelsleden die onder het gezag van de geëvalueerde staan.
De opdrachtgever kan in overleg met de externe instantie en de geëvalueerde beslissen dat in de evaluatie ook rekening wordt gehouden met informatie van externe belanghebbenden.
Bij de jaarlijkse evaluatie van de titularis van een management- of projectleidersfunctie van N-niveau in een EVA wordt de raad van bestuur gehoord, tenzij de raad van bestuur evaluator is. Bij de jaarlijkse evaluatie van de algemeen directeur wordt de titularis van de managementfunctie van N-niveau gehoord.
De evaluatie wordt vastgelegd in een evaluatieverslag, dat wordt bezorgd aan de geëvalueerde binnen drie maanden na het verstrijken van de evaluatieperiode. De geëvalueerde kan opmerkingen toevoegen aan het evaluatieverslag. De geëvalueerde bezorgt het evaluatieverslag met zijn eventuele opmerkingen terug binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van het evaluatieverslag.
§1ter. Tijdens de evaluatie kunnen geen personen tussenbeide komen die een advies hebben verleend bij de selectieprocedure van de titularis, in voorkomend geval met uitzondering van de opdrachtgever.
De jaarlijkse evaluatie die eindigt in een uitspraak "onvoldoende" moet door de Vlaamse Regering bekrachtigd worden onverminderd het voorafgaand hoorrecht van de titularis overeenkomstig paragraaf 3.
In afwijking van het tweede lid wordt de jaarlijkse evaluatie die eindigt met de uitspraak “onvoldoende” voor het Gemeenschapsonderwijs bekrachtigd door de Raad van het Gemeenschapsonderwijs.
§1quater. In afwijking van §1, derde lid, kan de indienstnemende overheid de titularis, vermeld in het eerste en het tweede lid van die paragraaf, op elk moment en ongeacht de duur van de geleverde prestaties sinds de vorige jaarlijkse evaluatie, aan een vervroegde jaarlijkse evaluatie onderwerpen mits een bijzondere motivering.
De vervroegde jaarlijkse evaluatie gebeurt overeenkomstig de modaliteiten vermeld in §1 tot en met §1ter, §3 en §4.
§2. Uiterlijk zes maanden voor het einde van het mandaat volgt een mandaatevaluatie, met het oog op het opnemen van een volgend mandaat. De Vlaamse Regering, op voorstel van de opdrachtgever en bijgestaan door een externe instantie, voert de mandaatevaluatie uit.
De mandaatevaluatie gebeurt na een gesprek tussen de geëvalueerde en de opdrachtgever. Er wordt rekening gehouden met de jaarlijkse evaluaties.
Bij de mandaatevaluatie van de titularis van een management- of projectleidersfunctie van N-niveau in een EVA wordt de raad van bestuur gehoord. Bij de mandaatevaluatie van de algemeen directeur wordt de titularis van de managementfunctie van N-niveau gehoord.
De Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken legt de externe instantie bedoeld in het eerste lid ter bekrachtiging voor aan de Vlaamse Regering.
§2bis. In afwijking van paragraaf 2 wordt een vervroegde mandaatevaluatie uitgevoerd binnen een termijn van zes maanden nadat de titularissen van een management- of projectleidersfunctie van N-niveau en van de functie van algemeen directeur een tweede opeenvolgende keer binnen hetzelfde mandaat van zes jaar een jaarlijkse evaluatie hebben gekregen met de waardering dat het prestatieniveau onder de verwachtingen ligt of grotendeels aan de verwachtingen voldoet.
§3. Bij een evaluatie welke eindigt met een uitspraak "onvoldoende", heeft de titularis het recht om voorafgaand te worden gehoord door de Vlaamse Regering en kan de betrokkene zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.
In afwijking van het eerste lid wordt de titularis van de managementfunctie van N- niveau van het Gemeenschapsonderwijs gehoord door de Raad van het Gemeenschapsonderwijs.
§4. Wanneer een evaluatie niet resulteert in de uitspraak "onvoldoende" wordt zij geacht positief te zijn.
Art. V 13bis. Het personeelslid dat een functie uitoefent in de graad van directeur- generaal of adjunct-directeur-generaal is onderworpen aan een jaarlijkse evaluatie door de lijnmanager volgens de voorschriften van deel IV, behoudens de afwijkende bepalingen, vermeld in dit artikel.
In afwijking van artikel IV 2 is de lijnmanager de enige evaluator voor de personeelsleden met de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal. Hij oefent alleen en als enige evaluator de bevoegdheden uit die in deel IV aan de evaluatoren worden toegekend. Artikel IV 7 is niet van toepassing.
De personeelsleden met de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal die overeenkomstig artikel VIIbis 1 vallen onder het toepassingsgebied van dit deel VII bis, zijn ook onderworpen aan de specifieke bepalingen voor deze groep van personeelsleden in deel IV. De afwijkingen, vermeld in het volgende lid, doen geen afbreuk daaraan.
Als het personeelslid met de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal deel uitmaakt van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling, zijn de bepalingen van artikel V 44, §2, en V 45 van overeenkomstige toepassing.
Art. V 14. De mandaatfunctie eindigt in volgende gevallen:
1° bij een evaluatie met uitspraak "onvoldoende";
2° in beginsel na 12 jaar in dezelfde functie, onverminderd artikel V 15; 3° in onderling overleg met de opdrachtgever;
4° op vraag van betrokkene zelf;
5° na de duurtijd van het project, indien dit korter is dan 6 jaar; 6° bij de afschaffing van de entiteit.
Art. V 15. §1. Wanneer de mandaatevaluatie bedoeld in artikel V 13, §2 niet resulteert in een einduitspraak "onvoldoende", wordt de titularis van het mandaat in zijn mandaat hernieuwd, zonder opnieuw een beroep te doen op de mededinging, voor een bijkomende en, in beginsel eenmalige, termijn van zes jaar.
In afwijking van het eerste lid, wordt het mandaat van de titularis, na afloop van het tweede mandaat, voor een eenmalige bijkomende termijn van zes jaar hernieuwd zonder dat opnieuw een beroep op de mededinging wordt gedaan, als de titularis van het mandaat voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° als de mandaatevaluatie vermeld in artikel V 13, §2, na afloop van het tweede mandaat
niet resulteert in een einduitspraak “onvoldoende”;
2° als de titularis van het mandaat tijdens ten minste drie van de vijf laatste evaluaties, waaronder de twee laatste evaluaties, een evaluatie heeft gekregen met de waardering dat het prestatieniveau in sommige gevallen boven de verwachtingen en de norm ligt ofwel een hogere waardering;
3° als de Vlaamse Regering op voorstel van de opdrachtgever instemt met de door de mandaathouder voorgelegde toekomstvisie met betrekking tot de mandaatfunctie.
§2. De opdrachtgever verlengt in overleg met de titularis van het mandaat, aangesteld overeenkomstig artikel V 9, §1, de tijdelijke bijkomende opdracht voor de hernieuwde looptijd van het mandaat.
Met de titularis van het mandaat aangesteld overeenkomstig artikel V 9, §2, sluit de opdrachtgever een nieuwe arbeidsovereenkomst van bepaalde duur voor de hernieuwde looptijd van het mandaat.
Art. V 15bis. In afwijking van artikel V 15, §1, eerste lid, beslist de in dienst nemende overheid vóór het einde van het tweede of het derde mandaat over de verlenging van het mandaat van de titularissen van de management- of projectleidersfunctie van N- niveau of van de functie van algemeen directeur tot die titularis de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Die verlenging is beperkt tot maximaal twee jaar.
Art. V 16. Na de beëindiging van de mandaatfunctie overeenkomstig artikel V 14 en als de titularis van de management- of projectleidersfunctie van N-niveau of van de functie van algemeen directeur niet wordt aangeworven in een volgend of in een ander mandaat, biedt de indienstnemende overheid, op voorstel van de opdrachtgever, een passende functie van de interne arbeidsmarkt aan in de respectieve graden van directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal.
De indienstnemende overheid wijst de managementfunctie op N-niveau aan die ten aanzien van het personeelslid de bevoegdheden van de lijnmanager uitoefent zoals bepaald in dit besluit.
Art. 16bis. §1. Als de passende functie in de graad van directeur-generaal of adjunct- directeur-generaal, vermeld in artikel V 16, een gezagsfunctie is, laat de indienstnemende overheid het personeelslid in afwijking van paragraaf 1 van het vermelde artikel toe tot de proeftijd met het oog op een benoeming in de gezagsfunctie overeenkomstig artikel III 2, §2, van dit besluit.
Artikel III 22 tot en met III 27 en artikel IV 11 tot en met IV 13 van dit besluit inzake de toelating tot en de evaluatie van de proeftijd, zijn van overeenkomstige toepassing.
§2. Het personeelslid dat eerder vastbenoemd is in de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal, wordt met onmiddellijke ingang vastbenoemd in de gezagsfunctie.
§3. Als de titularis de toelating tot de proeftijd of de benoeming in de gezagsfunctie aanvaardt, stemt hij in met de beëindiging van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst in onderling akkoord, zonder dat een vergoeding verschuldigd is, voor zover de arbeidsovereenkomst niet automatisch eindigt omdat de vastgelegde termijn bereikt is.
Art. V 17. §1. Na de beëindiging van het mandaat kan de indienstnemende overheid beslissen dat de titularis van de management- of projectleidersfunctie van N-niveau of van de functie van algemeen directeur de mandaatfunctie tijdelijk verder uitoefent in afwachting van de aanstelling van een nieuwe titularis.
Die verdere uitoefening van de mandaatfunctie mag de duur van drie maanden niet overschrijden.
§2. De indienstnemende overheid regelt de tijdelijke aanstelling in de arbeidsovereenkomst, die is gesloten overeenkomstig artikel V 9, §1, of door middel van een tijdelijke statutaire dienstaanwijzing van het personeelslid dat overeenkomstig
artikel V 9, §2 is benoemd in de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur- generaal .
§3. De titularis van de management- of projectleidersfunctie van N-niveau blijft gedurende de verdere uitoefening van het mandaat de bezoldiging en de toelagen, vermeld in artikel V 12, §2, krijgen en heeft gedurende die periode verder recht op het mobiliteitskrediet vermeld in het artikel V 12bis.
De titularis van de functie van algemeen directeur blijft gedurende de verdere uitoefening van het mandaat de bezoldiging en de toelagen, vermeld in artikel V 12, §3, krijgen.
§4. De regeling van de horizontale mobiliteit, vermeld in artikel V 39bis, is van overeenkomstige toepassing op de titularissen van de terugvalgraad van directeur- generaal en adjunct- directeur-generaal.
Art. 17bis. §1. Als het mandaat van de titularis van een managementfunctie van N- niveau wordt beëindigd door de afschaffing van de betrekking, biedt de indienstnemende overheid de titularis in de interne arbeidsmarkt een vacante projectleidersfunctie van N-niveau aan.
§2. In overleg met het personeelslid stelt de indienstnemende overheid de arbeidsvoorwaarden en de looptijd vast verbonden aan de nieuwe mandaatfunctie.
In overleg met het personeelslid dat al contractueel mandaathouder op N-niveau of algemeen directeur is bij de diensten van de Vlaamse overheid, past de opdrachtgever de arbeidsvoorwaarden aan van de arbeidsovereenkomst die overeenkomstig artikel V 9, §1, met het personeelslid werd gesloten.
Met het personeelslid dat overeenkomstig artikel V 9, §2 en V 9bis is toegelaten tot de proeftijd of is benoemd in de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal, sluit de indienstnemende overheid een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur, vermeld in artikel V 9, §2 , tweede lid.
Art. 17ter. §1. De indienstnemende overheid kan de arbeidsovereenkomst, die is gesloten op basis van artikel V 9, V 10 of V 15 beëindigen overeenkomstig het arbeidsrecht.
Het personeelslid heeft het recht om naar aanleiding van een ontslagintentie te worden gehoord door de indienstnemende overheid en hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.
De indienstnemende overheid motiveert de ontslagbeslissing.
§2. Er wordt een einde gemaakt aan de aanstelling van het personeelslid dat vastbenoemd is in de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal met toepassing van de procedure inzake definitieve beroepsongeschiktheid, vermeld in artikel XI 8.
TITEL 2. STATUUT VAN HOOFD VAN HET SECRETARIAATSPERSONEEL VAN EEN STRATEGISCHE ADVIESRAAD
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALING
Art. V 18. Deze titel regelt de procedure van vacature-invulling en de arbeidsvoorwaarden voor het hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad, die een functie is van N-niveau.
AFDELING 1. IN AANMERKING KOMENDE KANDIDATEN
Art. V 19. De functie van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad wordt vacant verklaard via een open procedure, waarbij terzelfdertijd interne en externe kandidaten meedingen.
De oproep wordt tenminste op de website van de VDAB of oop de website Werken voor Vlaanderen gepubliceerd. Hij regelt de wijze van kandidaatstelling en bevat een beknopte weergave van de functiebeschrijving en het competentieprofiel, evenals de salarisschaal, zoals bepaald in artikel V 29.
Art. V 20. §1. Om in aanmerking te komen, moeten de kandidaten:
1° voldoen aan de algemene toelatingsvoorwaarden voor een betrekking in de publieke sector;
2° ten minste in het bezit zijn van een diploma dat toegang verleent tot niveau A, zoals bepaald in Vlaamse overheidsdienst, met uitzondering van de interne kandidaten die al tot niveau A of een gelijkgesteld niveau behoren;
3° beschikken over een leidinggevende ervaring van minstens vijf jaar, die verworven werd in de laatste tien jaar, of over tien jaar relevante beroepservaring.
Onder leidinggevende ervaring wordt in het eerste lid, 3°, ervaring verstaan inzake beheer in een overheidsdienst of in een organisatie uit de private sector.
Voor de berekening van de relevante beroepservaring, vermeld in het eerste lid, 3°, worden deeltijdse prestaties als voltijds beschouwd.
§2. De selector stelt, in overleg met de strategische adviesraad, per selectie een selectiereglement vast.
Het selectiereglement regelt minstens welke diploma’s, studiegetuigschriften, ervaringsbewijzen of toegangsbewijzen toegang geven tot de selectieprocedure, de datum waarop aan de voorwaarden moet voldaan zijn, het aantal en de aard van de testen, en de criteria op basis waarvan de geschiktheid of het geslaagd zijn beoordeeld worden.
Het selectiereglement regelt in voorkomend geval ook:
1° een mogelijke voorselectie, naargelang het aantal kandidaten ;
2° een mogelijke beperkte procedure; 3° de samenstelling van de jury;
4° de regels voor de rangschikking; 5° de geldigheidsduur van de reserve;
6° het verlies en behoud van een plaats in de reserve;
7° de mogelijkheid om een bijkomende test te organiseren voor de vervulling van een bijkomende vacature voor dezelfde of een vergelijkbare functie.
§3. De indienstnemende overheid kan, voorafgaand aan de selectie, door toepassing van artikel III 10 en III 16, §2, opnemen in de oproep voor kandidaten, vermeld in artikel V 19, dat kandidaten die niet beschikken over de in het selectiereglement vermelde diploma’s, studiegetuigschriften, ervaringsbewijzen of toegangsbewijzen kunnen worden toegelaten tot de selectieprocedure, en desgevallend, welk ander bewijsstuk de kandidaat moet afleveren om toegang te krijgen tot de selectieprocedure.
De in dienst nemende overheid kan na overleg met de selector, in overeenstemming met de functiebeschrijving en het competentieprofiel, bijzondere aanwervingsvoorwaarden vaststellen.
AFDELING 2. SELECTIECRITERIA EN -PROCEDURE
Art. V 21. De selector organiseert de selectie voor een functie in overleg met de indienstnemende overheid.
De Vlaamse Regering bepaalt, op voorstel van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, een algemeen profiel voor de functie van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad. De indienstnemende overheid kan dat profiel voor de specifieke vacature aanvullen met bijkomende competenties en/of andere vereisten.
De selector sluit, in overleg met de strategische adviesraad, de kandidaten die niet voldoen aan de statutaire voorwaarden of de voorwaarden van het selectiereglement uit van deelname aan de selectie.
De selector beoordeelt de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie, rekening houdend met de specifieke behoeftes van de (sub)entiteit. Bij de beoordeling van de competenties wordt rekening gehouden met een externe potentieelinschatting.
Elke selectie kan uit verschillende testen bestaan. De kandidaten worden op de hoogte gebracht van de motivering van een eventuele uitsluiting op basis van een test of selectie.
Art. V 22. §1. De kandidaten worden geselecteerd op basis van de criteria vermeld in artikel V 20 en V 21 door of met bemiddeling van het Agentschap Overheidspersoneel.
2e, 3e en 4e lid opgeheven
§2. Indien voor de toepassing van §1 beroep gedaan wordt op een selectiebureau legt de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken het selectiebureau dat voorgedragen wordt door het Agentschap Overheidspersoneel ter bekrachtiging voor aan de Vlaamse Regering.
§3. Het Agentschap Overheidspersoneel stelt aan de strategische adviesraad een lijst met geschikte kandidaten voor.
HOOFDSTUK 3. DE AANWIJZING EN ARBEIDSVOORWAARDEN
Art. V 23. §1. De strategische adviesraad houdt een interview met de geschikte kandidaten om na te gaan welke kandidaat het best voldoet aan het competentieprofiel voor de functie.
§2. De strategische adviesraad kiest uit de lijst met geschikte kandidaten de kandidaat die volgens hem het meest geschikt is voor de functie, of hij kiest uitzonderlijk niet, als hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten. De gemotiveerde selectiebeslissing houdt rekening met:
1° de kandidaatstelling;
2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel; 3° de beoordeling van de eventuele selectietest(en);
4° het interview.
Als de strategische adviesraad geen kandidaat uit de lijst kiest, wordt de procedure opnieuw opgestart.
§3. Onverminderd afwijkende decretale bepalingen stelt de opdrachtgever de gekozen kandidaat voor aan de indienstnemende overheid via de functioneel bevoegde minister.
§4. - Opgeheven
Art. V 24. §1. Behalve in de gevallen vermeld in paragraaf 2, neemt de indienstnemende overheid de geselecteerde kandidaat voor de functie van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad in dienst met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.
De arbeidsovereenkomst bepaalt de arbeidsvoorwaarden in overleg tussen de kandidaat die voor de functie geselecteerd is, en de opdrachtgever, op basis van een modelovereenkomst, die vastgesteld is door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, en die ook rekening houdt met de bepalingen van dit besluit.
§2. Als de geselecteerde kandidaat voor de functie van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad op 1 juni 2024 al ambtenaar is bij de diensten van de Vlaamse overheid, laat de indienstnemende overheid hem toe tot de proeftijd in de graad van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad.
Als het personeelslid tot een statutaire proeftijd wordt toegelaten bepaalt de strategische adviesraad de nadere regelen van de proeftijd en evalueert de proeftijd.
Met behoud van de toepassing van het tweede lid, zijn artikel III 23, §2, artikel III 25, artikel IV 11, artikel IV 13, artikel XI 11 en artikel XI 12 van toepassing, op voorwaarde dat: 1° in de vermelde artikelen het woord “lijnmanager” gelezen wordt als “de strategische adviesraad”;
2° in de vermelde artikelen de woorden “de benoemende overheid” gelezen worden als “de indienstnemende overheid”;
3° de eerste zin van in artikel XI 11 gelezen wordt als volgt:
“Het ontslag van de ambtenaar op proef gaat in op de eerste werkdag die volgt op de beslissing tot ontslag.”;
4° in artikel XI 12, §3, de woorden “de benoemende overheid” worden gelezen als “de indienstnemende overheid” en de woorden “de functionele chef “ worden gelezen als “de voorzitter van de strategische adviesraad”.
De indienstnemende overheid benoemt het hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad bij de diensten van de Vlaamse overheid nadat hij met goed gevolg de proeftijd heeft doorlopen.
Bij een negatieve eindevaluatie van de proeftijd heeft de ambtenaar op proef het recht om te worden gehoord door de functioneel bevoegde minister en kan hij zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze. De functioneel bevoegde minister stelt een verslag op voor de Vlaamse Regering.
In afwijking van het vijfde lid heeft de ambtenaar op proef bij de Vlaamse Onderwijsraad het recht om te worden gehoord door de algemene raad.
Als de Vlaamse Regering op basis van het verslag van de functioneel bevoegde minister of de algemene raad van de Vlaamse Onderwijsraad de negatieve eindevaluatie van de proeftijd bekrachtigt, wordt de ambtenaar op proef ontslagen uit zijn graad van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad en teruggeplaatst in zijn vorige graad of in zijn voorgaande contractuele functie.
Art. V 25. De administratieve en geldelijke arbeidsvoorwaarden zijn gelijk aan deze van het personeelslid van de diensten van de Vlaamse overheid zoals bepaald in dit besluit.
Art. V 26. Het hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad oefent zijn taak uit volgens een arbeidsregime vastgesteld in overeenstemming met de strategische adviesraad.
Art. V 27. De hoofden van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad kunnen alleen de volgende langdurige verloven opnemen:
1° moederschaprust en opvangverlof;
2° loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen, bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid of ouderschapsverlof;
3° verlof wegens ziekte, arbeidsongeval of beroepsziekte;
4° verlof om een ambt uit te oefenen bij een kabinet, na goedkeuring door de Vlaamse Regering.
Art. V 28. De titularis van de functie of, ingeval van overmacht, de benoemende overheid, duidt bij afwezigheid van de titularis een vervanger aan.
Wanneer een vervanger moet worden aangeduid, beslist de benoemende overheid, in functie van de duur van de afwezigheid, over de toepassing van de selectieprocedure volgens de bepalingen van dit besluit.
De indienstneming van deze plaatsvervanger aangewezen volgens de in het vorige lid vermelde procedure, gebeurt bij vervangingscontract.
Art. V 29. §1. De Vlaamse Regering bepaalt bij vacantverklaring van de functie op voorstel van de functionele minister de salarisschaal hetzij A285 en na 6 jaar schaalanciënniteit A286, hetzij A286, hetzij A311.
De toelagen, vergoedingen en sociale voordelen zijn deze die gelden volgens de bepalingen van dit statuut, voor zover de voorwaarden van toekenning blijven bestaan, met uitzondering van de toelage voor een tijdelijke functieverzwaring, vermeld in artikel VII 44 bis.
§2 - opgeheven
§3. De functionele minister beslist over het persoonlijke gebruik van een dienstwagen in binnen- en buitenland.
Art. V 29bis. §1. In afwijking van hoofdstuk 1 en 2 en van artikel V 23 en V 24, kan de indienstnemende overheid een vacante functie van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad invullen door mobiliteit. De indienstnemende overheid bepaalt voor de specifieke vacature bijkomende competenties en/of andere vereisten.
Een vacante functie van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad wordt bekend gemaakt.
De titularissen van een functie van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad, die beschikken over een evaluatie, die niet met onvoldoende werd besloten, kunnen zich kandidaat stellen naar aanleiding van de bekendmaking van een vacature.
De opdrachtgever organiseert de selectie.
De opdrachtgever beoordeelt de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie, rekening houdend met de specifieke behoeftes van de entiteit.
De opdrachtgever heeft een interview met de kandidaten over de beleidsvisie ten aanzien van de vacante functie, om na te gaan welke kandidaat het best voldoet aan het
competentieprofiel voor de functie.
De opdrachtgever kiest de voor hem meest geschikte kandidaat voor de functie of kiest uitzonderlijk niet, wanneer hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten. De gemotiveerde selectiebeslissing houdt rekening met:
1° de kandidaatstelling;
2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel; 3° de beoordeling van het interview.
§2. In overleg met de geselecteerde kandidaat die contractueel is aangeworven in de functie van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad bij de diensten van de Vlaamse overheid past de opdrachtgever de arbeidsvoorwaarden van de arbeidsovereenkomst aan, die overeenkomstig artikel V 24, §1, met het personeelslid werd gesloten.
De indienstnemende overheid wijst, op voorstel van de opdrachtgever, de geselecteerde kandidaat die ambtenaar is bij de diensten van de Vlaamse overheid aan in de functie van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad.
Art. V 30. Het hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad wordt jaarlijks geëvalueerd over de prestaties en de wijze van functie-uitoefening door de strategische adviesraad, hierin bijgestaan door het Agentschap Overheidspersoneel. het Agentschap Overheidspersoneel laat zich bijstaan door een externe instantie. De Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken legt de aanstelling van de externe instantie ter bekrachtiging voor aan de Vlaamse Regering.
Ook het hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad die in de loop van het evaluatiejaar of tijdens de evaluatieperiode die volgt op het evaluatiejaar, vrijwillig uit dienst treedt of op rust gesteld wordt, wordt met zijn akkoord nog geëvalueerd over de prestaties en de wijze waarop hij zijn functie heeft uitgeoefend zowel van het afgelopen evaluatiejaar als, in voorkomend geval, van het lopende evaluatiejaar, overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid.
De evaluatie heeft betrekking op één kalenderjaar. De titularis, vermeld in het eerste en het tweede lid, wordt geëvalueerd op voorwaarde dat hij in de loop van het kalenderjaar ten minste drie maanden prestaties heeft geleverd.
De jaarlijkse evaluatie gebeurt na een gesprek tussen de geëvalueerde en de strategische adviesraad. Voor de evaluatie kan rekening worden gehouden met de informatie van personeelsleden die onder het gezag van de geëvalueerde staan.
De evaluatie wordt vastgelegd in een evaluatieverslag, dat wordt bezorgd aan de geëvalueerde binnen drie maanden na het verstrijken van de evaluatieperiode. De geëvalueerde kan opmerkingen toevoegen aan het evaluatieverslag. De geëvalueerde bezorgt het evaluatieverslag met zijn eventuele opmerkingen terug binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van het evaluatieverslag.
Art. V 31. Wanneer de jaarlijkse evaluatie door de strategische adviesraad is geëindigd in een uitspraak "onvoldoende" dient deze bekrachtigd te worden door de Vlaamse Regering. De titularis heeft het recht om te worden gehoord door de Vlaamse Regering en hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.
In afwijking van het eerste lid wordt de jaarlijkse evaluatie die eindigt met de uitspraak “onvoldoende” voor de algemeen secretaris van de Vlaamse Onderwijsraad bekrachtigd door de Algemene Raad van de Vlaamse Onderwijsraad en heeft de titularis het recht om gehoord te worden door de Algemene Raad van de Vlaamse Onderwijsraad.
HOOFDSTUK 5. EINDE VAN DE FUNCTIE
Art. V 32. §1. De indienstnemende overheid kan de aanstelling van een titularis van de functie, vermeld in artikel V 24, §1, die met een arbeidsovereenkomst aangeworven is, beëindigen overeenkomstig het arbeidsrecht.
De titularis heeft het recht om naar aanleiding van een ontslagintentie te worden gehoord door de indienstnemende overheid en hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.
De indienstnemende overheid motiveert de ontslagbeslissing.
§2. Er wordt een einde gemaakt aan de aanstelling van het hoofd van het secretariaatspersoneel van de strategische adviesraad dat vastbenoemd is in die graad met toepassing van de procedure inzake definitieve beroepsongeschiktheid, vermeld in artikel XI 8.
TITEL 3. DE RECHTSPOSITIE VOOR HET MIDDENKADER
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Art. V 33. Deze titel regelt de procedure van vacature-invulling en de arbeidsvoorwaarden voor het middenkader zijnde
1° | de managementfuncties van N-1 niveau |
2° | projectleiderfuncties van N-1 niveau |
Art. V 34. - Opgeheven
Art. V 35. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling vult een vacature in het middenkader op een van volgende manieren in:
1° via aanwerving vanuit de externe arbeidsmarkt, overeenkomstig artikel V 36 en volgende, in combinatie met de mobiliteit overeenkomstig artikel V 39bis;
2° uitsluitend via mobiliteit overeenkomstig artikel V 39bis; 3° zonder selectieprocedure, overeenkomstig artikel III 50:
a) via een interne wijziging van dienstaanwijzing, of
b) op voorstel van de lijnmanager van het Agentschap Overheidspersoneel en na akkoord van de N-1 titularis en de betrokken N-functie, via een wijziging van dienstaanwijzing over de grenzen van entiteiten heen.
Die manieren om de vacature in te vullen, brengen altijd de aanwijzing in een nieuw mandaat met zich mee en de aanvang van een nieuwe mandaatperiode van zes jaar, die verlengbaar is volgens de bepalingen van deze titel.
AFDELING 1. IN AANMERKING KOMENDE KANDIDATEN
Art. V 36. §1. De N-1 functie wordt door het hoofd van de entiteit, raad of instelling vacant verklaard via een open procedure, waarbij terzelfdertijd interne en externe kandidaten meedingen.
De oproep voor externe kandidaten wordt ten minste op de website van de VDAB of op de website Werken voor Vlaanderen gepubliceerd.
De oproep regelt de wijze van kandidaatstelling en bevat een beknopte weergave van de functiebeschrijving en het competentieprofiel, alsook de salarisschaal, vermeld in artikel V 43.
§2. De kandidaten die in aanmerking komen, moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° de algemene toelatingsvoorwaarden voor een betrekking in de publieke sector; 2° ten minste in het bezit zijn van een diploma dat toegang verleent tot niveau A, zoals bepaald in Vlaamse overheidsdienst, met uitzondering van de interne
kandidaten die al tot niveau A of een gelijkgesteld niveau behoren; 3° beschikken over 6 jaar relevante beroepservaring.
Voor de berekening van die ervaring worden deeltijdse prestaties als voltijds beschouwd.
2e en 3e lid opgeheven
§3. Het Agentschap Overheidspersoneel treedt op als selector.
§4. De selector stelt, in overleg met het hoofd van de entiteit, raad of instelling, per selectie een selectiereglement vast.
Het selectiereglement regelt minstens welke diploma’s, studiegetuigschriften, ervaringsbewijzen of toegangsbewijzen toegang geven tot de selectieprocedure, de datum waarop aan de voorwaarden voldaan moeten zijn, het aantal en de aard van de testen, en de criteria op basis waarvan de geschiktheid of het geslaagd zijn beoordeeld worden.
Het selectiereglement regelt in voorkomend geval ook:
1° een mogelijke voorselectie, naargelang het aantal kandidaten; 2° een mogelijke beperkte procedure;
3° de samenstelling van de jury;
4° de regels voor de rangschikking;
5° de geldigheidsduur van de reserve;
6° het verlies en behoud van een plaats in de reserve;
7° de mogelijkheid om een bijkomende test te organiseren voor de vervulling van een bijkomende vacature voor dezelfde of een vergelijkbare functie.
§5. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling kan, voorafgaand aan de selectie, met toepassing van artikel III 3, §2, en III 9, opnemen in de oproep tot kandidaten, vermeld in paragraaf 1, dat kandidaten die niet beschikken over de in het selectiereglement vermelde diploma’s, studiegetuigschriften, ervaringsbewijzen of toegangsbewijzen kunnen worden toegelaten tot de selectieprocedure, en desgevallend, welk ander bewijsstuk de kandidaat moet afleveren om toegang te krijgen tot de selectieprocedure.
Het hoofd van de entiteit, raad of instelling kan bijzondere aanwervingsvoorwaarden in overeenstemming met de functiebeschrijving en het competentieprofiel, en na overleg met de selector, vaststellen.
AFDELING 2. SELECTIECRITERIA EN -PROCEDURE
Art. V 37. De selector organiseert de selectie voor een functie in overleg met het hoofd van de entiteit, raad of instelling.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, bepaalt een algemeen profiel voor de management- en projectleiderfuncties van N-1 niveau. De lijnmanager kan dat profiel voor de specifieke vacature aanvullen met bijkomende competenties of andere vereisten.
De selector sluit, in overleg met het hoofd van de entiteit, raad of instelling, de kandidaten die niet voldoen aan de statutaire voorwaarden of de voorwaarden van het selectiereglement uit van deelname aan de selectie.
Art. V 38. Het managementorgaan van het beleidsdomein waar er een vacature is, beoordeelt, in overleg met de selector, de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie, rekening houdend met de specifieke behoeftes van de (sub)entiteit. Bij de beoordeling van de competenties wordt rekening gehouden met een externe potentieelinschatting die georganiseerd wordt door het Agentschap Overheidspersoneel.
Voor de beoordeling van de competenties en andere vereisten worden het Gemeenschapsonderwijs en de Vlaamse Onderwijsraad geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming en worden de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Omgeving.
In afwijking van het eerste lid kan het managementorgaan van het beleidsdomein die bevoegdheid toewijzen aan het managementorgaan van de entiteit, de raad of de instelling waar de vacature zich bevindt of aan een beleidsdomeinoverschrijdend managementorgaan.
Elke selectie kan uit verschillende testen bestaan. De kandidaten worden op de hoogte
gebracht van de motivering van een eventuele uitsluiting op basis van een test of selectie.
Art. V 39. §1. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling kiest de kandidaat die volgens hem het meest geschikt is voor de functie, of hij kiest uitzonderlijk niet, als hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten. De gemotiveerde selectiebeslissing houdt rekening met:
1° de kandidaatstelling;
2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel; 3° de beoordeling van de eventuele selectietest(en).
§2. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling neemt de geselecteerde kandidaat voor de N-1 functie in dienst met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur met als graad afdelingshoofd of projectleider N-1 en als rang A2A.
In afwijking van het eerste lid wijst het hoofd van de entiteit de geselecteerde kandidaat volgens het principe van artikel V 1bis statutair aan in de mandaatfunctie van N-1 niveau met als graad afdelingshoofd of projectleider N-1 en als rang A2A als de mandaatfunctie een gezagsfunctie is. De geselecteerde kandidaat legt de eed af in handen van het hoofd van de entiteit, raad of instelling.
In afwijking van het eerste en het tweede lid laat het hoofd van de entiteit, raad of instelling de geselecteerde kandidaat die op 31 mei 2024 al ambtenaar is bij de diensten van de Vlaamse overheid toe tot een proeftijd in de graad van hoofdadviseur als de kandidaat nog niet is benoemd in de graad van hoofdadviseur. Hij wijst hem in ieder geval aan in de vacantverklaarde managementfunctie van N-1 niveau met als graad afdelingshoofd of projectleider N-1 en als rang A2A.
§3. Als de geselecteerde kandidaat contractueel in dienst komt overeenkomstig paragraaf 2, eerste lid, stelt de arbeidsovereenkomst de arbeidsvoorwaarden vast in overleg tussen de kandidaat die voor de mandaatfunctie geselecteerd is, en de opdrachtgever, rekening houdend met de bepalingen van dit besluit.
§4. Als de geselecteerde kandidaat overeenkomstig paragraaf 2, derde lid, tot de proeftijd wordt toegelaten bepaalt het hoofd van de entiteit, raad of instelling bij de aanvang van de proeftijd de nadere regels van de proeftijd en evalueert de proeftijd. Hij beoordeelt ook de proeftijd in de graad van hoofdadviseur op basis van de prestaties die geleverd zijn in de mandaatfunctie op N-1 niveau.
Op de proeftijd zijn artikel III 23, III 25, IV 11 en artikel IV 12, §2 en §3, van dit besluit van overeenkomstige toepassing.
Het eindevaluatieverslag wordt betekend aan de ambtenaar op proef binnen dertig kalenderdagen na het evaluatiegesprek.
Als het eindevaluatieverslag niet binnen dertig kalenderdagen wordt betekend aan de ambtenaar op proef, wordt de proeftijd geacht gunstig te zijn voor de ambtenaar op proef.
Nadat de ambtenaar op proef met goed gevolg de proeftijd doorlopen heeft, wordt hij vastbenoemd in de graad van hoofdadviseur met de rang A2M overeenkomstig §2, derde lid.
Een negatieve eindevaluatie van de proefperiode heeft het einde van het mandaat en de terugplaatsing in de vorige graad tot gevolg.
Tot de dag waarop hij teruggeplaatst wordt in zijn vorige graad of waarop het ontslag ingaat, behoudt de ambtenaar op proef zijn hoedanigheid.
Het hoofd van de entiteit, raad of instelling betekent de beslissing tot vaste benoeming of tot beëindiging van het mandaat en de terugplaatsing in de vorige graad aan de ambtenaar op proef.
Art. V 39bis. §1. Bij invulling van een N-1 functie via mobiliteit zijn artikel V 37 en V 38
niet van toepassing. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling organiseert de selectie en bepaalt voor de specifieke vacature bijkomende competenties of andere vereisten. In afwijking van artikel V 36, §4, stelt het hoofd van de entiteit, raad of instelling een selectiereglement vast.
De titularissen van een N-1 functie, de titularissen van de functie van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad en de titularissen van een management- en projectleidersfunctie van N-niveau of van algemeen directeur, die beschikken over een evaluatie die niet met onvoldoende is besloten, kunnen zich kandidaat stellen naar aanleiding van de bekendmaking van een vacature.
Het hoofd van de entiteit, raad of instelling sluit de kandidaten die niet voldoen aan de statutaire voorwaarden of de voorwaarden van het selectiereglement, uit van deelname aan de selectie.
Het hoofd van de entiteit, raad of instelling houdt een interview met de kandidaten om na te gaan welke kandidaat het best voldoet aan het competentieprofiel voor de functie.
§2. In overleg met de geselecteerde kandidaat wordt een arbeidsovereenkomst gesloten met het hoofd van de entiteit, raad of instelling van de vacature. De arbeidsovereenkomst vermeldt de indiensttredingsdatum.
Het sluiten van de nieuwe arbeidsovereenkomst heeft de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de oorspronkelijke entiteit of de aanwijzing in de mandaatfunctie op N-1 niveau die een gezagsfunctie is, tot gevolg.
In afwijking van het eerste lid, wijst het hoofd van de entiteit de geselecteerde kandidaat volgens het principe van artikel V 1bis statutair aan in de mandaatfunctie van
N-1 niveau met als graad afdelingshoofd of projectleider N-1 en als rang A2A als deze mandaatfunctie een gezagsfunctie is. De geselecteerde kandidaat legt de eed af in handen van het hoofd van de entiteit, raad of instelling.
§3. De geselecteerde kandidaat die op 31 mei 2024 ambtenaar was bij de diensten van de Vlaamse overheid wordt overgeplaatst naar de entiteit, raad of instelling van de vacature en wordt aangewezen in het nieuwe mandaat op N-1 niveau. Hij behoudt de graad van hoofdadviseur waarin hij vastbenoemd is.
Het overplaatsingsbesluit vermeldt de termijn waarin het afdelingshoofd of de projectleider N-1 zijn nieuwe functie opneemt.
§4. In afwijking van paragraaf 3 wordt de titularis van de statutaire graad van hoofd van het secretariaatspersoneel van de strategische adviesraad, directeur-generaal of adjunct- directeur-generaal vastbenoemd in de graad van hoofdadviseur en aangesteld als afdelingshoofd of projectleider N-1 zonder de proeftijd te doorlopen.
Voor de personeelsleden die overeenkomstig artikel VIIbis 1 van dit besluit vallen onder het toepassingsgebied van deel VIIbis, bij overgang van de graad van hoofd van het secretariaatspersoneel van de strategische adviesraad naar de mandaatgraad van afdelingshoofd of projectleider N-1, wordt de schaalanciënniteit of de periode die verworven is in de graad van hoofd van het secretariaatspersoneel van de strategische adviesraad, aangerekend op de schaalanciënniteit in de mandaatgraad van afdelingshoofd of projectleider N-1 en in de graad van hoofdadviseur.
Art. V 39ter. De regeling van de mobiliteit vermeld in artikel V 39bis, is van overeenkomstige toepassing op de titularis van de terugvalgraad van hoofdadviseur.
- Tweede lid opgeheven
HOOFDSTUK 3. DE ARBEIDSVOORWAARDEN
Art. V 40 - opgeheven
Art. V 41. De administratieve en geldelijke arbeidsvoorwaarden zijn gelijk aan deze van het personeelslid van de diensten van de Vlaamse overheid zoals bepaald in dit besluit.
Art. V 42. §1. De houder van een management- of projectleiderfunctie van N-1 niveau oefent zijn taak uit volgens een arbeidsregime vastgesteld in overeenstemming met de lijnmanager, die aan het hoofd staat van de entiteit, raad of instelling.
2e lid opgeheven
§2. De titularis van een management- of projectleiderfunctie van N-1 niveau kan alleen de volgende langdurige verloven opnemen:
1° moederschaprust en opvangverlof;
2° loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen, bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid of ouderschapsverlof;