DSM NeoResins
DSM NeoResins
Collectieve Arbeidsovereenkomst
1 juni 2008 tot en met 31 mei 2009
CAO DSM NeoResins 2008 - 2009
INDEX Blz.
Contractpartijen 1
Art. | 1 | Definities | 2 |
Art. | 2 | Algemene verplichtingen van de werkgever | 3 |
Art. | 3 | Algemene verplichtingen van partijen van de vakverenigingen | 6 |
Art. | 4 | Algemene verplichtingen van de werknemer | 7 |
Art. | 5 | Indienstneming en ontslag | 8 |
Art. | 6 | Dienstrooster en arbeidsduur | 9 |
Art. | 7 | Functiegroepen en salarisschalen | 11 |
Art. | 8 | Bijzondere beloningen | 14 |
Art. | 9 | Zon- en feestdagen | 16 |
Art. 10 | Bijzonder verlof | 17 | |
Art. 11 | Ouderschapsverlof | 19 | |
Art. 12 | Vakantie | 20 | |
Art. 13 | Vakantietoeslag | 23 | |
Art. 14 | Arbeidsongeschiktheid door ziekte of ongeval | 24 | |
Art. 15 | Uitkering bij overlijden | 26 | |
Art. 16 | Pensioenovereenkomst | 27 | |
Art. 17 | Spaarloonregeling | 28 | |
Art. 18 | Gratificatie | 29 | |
Art. 19 | Collectieve ziektekostenverzekering | 30 | |
Art. 20 | Bedrijfsreglement | 31 | |
Art. 21 | Tussentijdse wijzigingen | 32 | |
Art. 22 | Duur der collectieve arbeidsovereenkomst | 33 | |
Bijlagen I | Functielijst | 34 | |
II | Salarisschalen | 36 | |
IIA | Eenmalige uitkering | 37 | |
III | Europees Sociaal Fonds | 38 | |
IV | Compensatieregeling langdurige arbeidsongeschiktheid | 39 | |
V | Tijdelijke Ouderenregeling | 42 | |
VI | Roosters, overwerk en normen arbeids- en rusttijden | 43 | |
VII | Protocolteksten behorende bij de CAO 2006-2008 | 43 |
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST DSM NEORESINS
tussen
DSM NeoResins te Waalwijk als partij ter ene zijde
en
FNV Bondgenoten te Amsterdam,
CNV BedrijvenBond te Utrecht,
de UNIE, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening te Culemborg, elk als partij ter andere zijde
is overeengekomen dat de tussen DSM NeoResins te Waalwijk als partij ter ene zijde en elk van de organisaties genoemd als partij ter andere zijde afgesloten collectieve
arbeidsovereenkomst, die per 31 mei 2008 afliep, voor de duur van 12 maanden zal worden verlengd.
Artikel 1 - Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a. werkgever: DSM NeoResins te Waalwijk;
b. vakvereniging: elk der partijen ter andere zijde;
c. werknemer: de werknemer (m/v), waarmee de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft afgesloten en waarvan de functie is opgenomen of gezien de aard van de werkzaamheden behoort te worden opgenomen in bijlage I van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Indien op grond van de individuele arbeidsovereenkomst de bedongen arbeid minder bedraagt dan de normale arbeidsduur als bedoeld in artikel 6, zijn de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst naar rato van de individuele arbeidsduur, op overeenkomstige wijze van toepassing, tenzij bij de desbetreffende artikelen anders is vermeld;
d. maand: een kalendermaand;
e. week: een periode van 7 etmalen, waarvan het eerste aanvangt bij het begin van de eerste dienst op of na de zondag;
x. xxxxxxxxxxxxx: de arbeidstijdenregeling, die aangeeft op welke tijdstippen de werknemer normaliter zijn werkzaamheden begint, onderbreekt en beëindigt;
g. normale tijdsduur: het gemiddelde aantal uren per week, de tijdsduur waarin: werknemer normaliter zijn werkzaamheden verricht;
h. maandsalaris: het salaris als vermeld in bijlage II;
i. maandinkomen: het maandsalaris, vermeerderd met eventuele ploegentoeslag en met een eventuele persoonlijke toeslag als bedoeld in artikelen 7 lid 7b resp. 8 lid 2, alsmede de garantietoeslag ingevolge de Compensatieregeling langdurige arbeidsongeschiktheid (bijlage IV);
j. ondernemingsraad (OR): het vertegenwoordigend lichaam als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden;
k. BW: Burgerlijk Wetboek.
Artikel 2 - Algemene verplichtingen van de werkgever
1. De werkgever verplicht zich deze collectieve arbeidsovereenkomst te goeder trouw na te komen.
2. De werkgever verplicht zich geen actie te voeren of te steunen, die ten doel heeft wijziging te brengen in de volgens deze collectieve arbeidsovereenkomst geregelde arbeidsvoorwaarden op een andere wijze dan neergelegd in de artikelen 21 en 22.
3. De werkgever verbindt zich geen werknemers in dienst te nemen of te houden op voorwaarden, die in strijd zijn met de bepalingen in deze overeenkomst.
4. De werkgever zal met iedere werknemer schriftelijk een individuele arbeidsovereenkomst aangaan, waarin verwezen wordt naar deze collectieve arbeidsovereenkomst.
5. Met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit respectievelijk de SER- fusiegedragsregels, de Wet op de ondernemingsraden en de Wet Melding Collectief Ontslag dient de werkgever, die overweegt:
- een fusie aan te gaan;
- een bedrijf of bedrijfsonderdeel te sluiten en/of;
- de personeelsbezetting ingrijpend te herzien
hierbij de sociale gevolgen te betrekken. De werkgever zal de vakverenigingen, de ondernemingsraad en de betrokken werknemers inlichten omtrent de overwogen maatregelen en voorts met de ondernemingsraad en de vakverenigingen overleg plegen over de eventueel daaruit voor de betrokken werknemers voortvloeiende sociale gevolgen.
6. De werkgever verklaart zich bereid tot het verstrekken van een bijdrage, overeenkomstig de regeling zoals die is overeengekomen tussen de Algemene Werkgevers Vereniging en FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond en De Unie.
7. Indien een vacature ontstaat zal deze worden vervuld, bij voorkeur en zo mogelijk door een reeds in dienst zijnde werknemer. Een vacature voor externe vervulling wordt aangemeld - en na vervulling afgemeld - bij het CWI.
Bij de werving en selectie van nieuwe medewerkers zal, indien de personeelssamenstelling van de betreffende afdeling de maatschappelijke verhoudingen niet weerspiegelt, getracht worden tot een herstel van het evenwicht te komen, waarbij bijzondere aandacht gegeven zal worden aan kansarme groepen op de arbeidsmarkt.
8. Het verrichten van overwerk zal tot het uiterste worden beperkt; van in enige omvang verricht overwerk zal de O.R. op de hoogte worden gesteld. Daar waar overwerk noodzakelijk is, zal dit bij voorkeur worden gecompenseerd in vrije tijd, indien de bedrijfsomstandigheden dit naar oordeel van de werkgever toelaten.
9. Over voorgenomen investeringen, die invloed hebben op de werkgelegenheid zal de werkgever aan vakverenigingen informatie verschaffen.
De werkgever zal tevens de vakverenigingen informeren over de algemene situatie en de economische vooruitzichten in de onderneming, waarbij in het bijzonder aandacht zal worden geschonken aan de werkgelegenheidsaspekten.
10. Het gebruik maken van uitzendkrachten zal tot het uiterste worden beperkt. Periodiek zal de O.R. hierover worden geïnformeerd.
11. De werkgever zal, alvorens over te gaan tot verkorte werkweken, inclusief zogenaamde nul-uren weken (zie art. 8 van het BBA), overleg voeren met de vakverenigingen. Indien een vergunning verkregen wordt zal de werkgever niet gehouden zijn salaris door te betalen.
12. In het kader van de werkgelegenheidsafspraken zal de onderneming de vakverenigingen jaarlijks informeren over:
- het aantal werknemers;
- de opbouw per salarisgroep;
- de bijzondere groepen;
- samenstelling van de ploegen;
- deel- en parttime functies.
Verzoeken om in deeltijd arbeid te verrichten zullen waar mogelijk door de werkgever worden gehonoreerd. Een daartoe strekkend schriftelijk verzoek zal door de afdeling Personeel & Organisatie in behandeling worden genomen.
13. Met inachtneming van het bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden, zal de werkgever voordat een definitieve opdracht aan een extern organisatiebureau wordt verleend, indien het vermoeden bestaat, dat daaraan voor de betrokken werknemers sociale gevolgen zijn verbonden, de vakverenigingen inlichten, tenzij zwaarwichtige bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten.
14. De werkgever zal alle maatregelen nemen, die nodig zijn voor de veiligheid in zijn onderneming. De werkgever zal in samenwerking met de ondernemingsraad regelingen opstellen, zodat de veiligheid wordt bevorderd en de betreffende wettelijke voorschriften worden uitgevoerd.
15.a. Met inachtneming van het bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden zal de werkgever de O.R. periodiek inlichten en raadplegen omtrent de gehele gang van zaken in de onderneming in het algemeen, en meer in het bijzonder omtrent het gevoerde personeelsbeleid. Bij de gegevens kunnen onder andere mede worden betrokken:
- de personeelsbezetting en de mutaties daarin;
- de programma's met betrekking tot opleiding, werkoverleg en promotie;
- aanstelling, ontslag en de mate van xxxxxxx;
- beoordelingssystemen en overwerk.
b. Indien een sociaal verslag wordt opgesteld, wordt dit ten minste 14 dagen voor de bespreking in de ondernemingsraad voor het personeel ter inzage beschikbaar gesteld.
16.a. Om contacten mogelijk te maken tussen de vakverenigingen en hun leden en tussen deze leden onderling, alsmede om de vakverenigingen in staat te stellen gekozen leden van de ondernemingsraad in hun werk te ondersteunen, zal de werkgever aan de vakverenigingen waar mogelijk faciliteiten verlenen.
b. Deze faciliteiten, die de normale voortgang in het bedrijf niet mogen schaden en waarover vooraf overleg met de werkgever zal zijn, zullen bestaan uit:
1. het toestaan van aankondigingen op daarvoor bestemde publicatieborden voor bijeenkomsten van de bedrijfsledengroepen van de vakverenigingen. Deze aankondigingen kunnen tijdstip, plaats en aard van de bijeenkomst vermelden;
2. bij onderhandelingen kunnen vakverenigingen zich laten vergezellen door een delegatielid. In de regel is dit de voorzitter van de bedrijfsledengroep of diens plaatsvervanger;
3. het vrijaf geven aan bestuursleden van een bedrijfsledengroep, werkzaam in ploegendienst - voor zover de bedrijfsomstandigheden dit toelaten - voor het bijwonen van voor hen bestemde bijeenkomsten van de vakverenigingen over bedrijfsaangelegenheden;
4. beschikbaarstelling - als regel buiten de werktijd - van bedrijfsruimte voor vergaderingen van de vakverenigingen over bedrijfsaangelegenheden;
5. beschikbaarstelling - alleen in dringende gevallen - van bedrijfsruimte binnen de werktijd voor contacten inzake bedrijfsaangelegenheden van bestuursleden van een bedrijfsledengroep met bezoldigde functionarissen van de vakverenigingen.
c. Ten behoeve van het vakbondswerk binnen de onderneming stelt de werkgever aan het bestuur van de bedrijfsledengroep een redelijk aantal uren ter beschikking, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met het aantal georganiseerde werknemers.
d. De werkgever zal er nauwgezet op toezien, dat de werknemers die een functie in een vakvereniging vervullen, niet op grond daarvan in hun positie worden benadeeld en dat ook inzake ontslag ten aanzien van hen dezelfde maatstaven worden aangelegd als die, welke gelden voor werknemers, die niet met een dergelijke vakbondsfunctie zijn belast.
Artikel 3 - Algemene verplichtingen van partijen van de vakverenigingen
1. De vakverenigingen verplichten zich deze collectieve arbeidsovereenkomst te goeder trouw na te komen.
2. De vakverenigingen verbinden zich met alle hun ten diensten staande middelen, het nakomen van deze overeenkomst door hun leden te bevorderen, geen acties te voeren of te bevorderen, die als doel hebben wijziging te brengen in deze overeenkomst, op een andere wijze dan omschreven in de artikelen 21 en 22, en voorts hun krachtige medewerking aan de werkgever te zullen verlenen tot ongestoorde voortzetting van het bedrijf.
3. De vakverenigingen verplichten zich te bevorderen dat hun leden een individuele arbeidsovereenkomst tekenen op de grondslag van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Artikel 4 - Algemene verplichtingen van de werknemer
1. De werknemer is gehouden de belangen van DSM NeoResins, als een goed werknemer te behartigen, ook indien geen uitdrukkelijke opdracht daartoe is gegeven.
2. De werknemer is gehouden alle hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, voorzover deze redelijkerwijze van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht te nemen.
3. De werknemer is gehouden, voor wat zijn werk- en rusttijd betreft, de bepalingen van de op de daarvoor bestemde plaatsen in het bedrijf van de werkgever aanwezige arbeidslijst in acht te nemen.
4. De werknemer is gehouden ook buiten de op de arbeidslijst aangegeven uren arbeid te verrichten, voorzover de werkgever de desbetreffende wettelijke voorschriften en de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst in acht neemt.
Werknemers van 55 jaar of ouder, die in dagdienst werken, zullen niet worden verplicht in ploegendienst te gaan werken.
Ook kunnen werknemers van 55 jaar en ouder niet verplicht worden overwerk te verrichten.
5. De werknemer is medeverantwoordelijk voor de orde, veiligheid en de zedelijkheid in het bedrijf van de werkgever en gehouden tot naleving van de desbetreffende aanwijzingen en voorschriften door of namens de werkgever gegeven.
6. De werknemer is gehouden zich te gedragen naar het eventueel in het bedrijf van de werkgever geldende bedrijfsreglement als bedoeld in artikel 20.
7. Indien de werkgever daartegen bezwaar maakt is het de werknemer verboden regelmatig enigerlei betaalde arbeid voor derden te verrichten, of als zelfstandige een nevenbedrijf te voeren. De werkgever is bevoegd een werknemer die dit verbod overtreedt zonder behoud van salaris te schorsen, en in geval van herhaling op staande voet te ontslaan. De werknemer die arbeidsongeschikt wordt als gevolg van deze arbeid voor derden, verliest elke aanspraak op de in artikel 14 geregelde aanvullingen op de wettelijke uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid.
8. De werknemer is gehouden tot geheimhouding ten aanzien van alles wat hem tengevolge van zijn arbeidsovereenkomst bekend wordt, zoals bijvoorbeeld omtrent de inrichting van het bedrijf, de grondstoffen, bewerking daarvan en de producten. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
9. De werknemer is gehouden zich periodiek volgens de terzake geldende voorschriften te laten keuren, door een arts van de ARBO-dienst resp. UWV.
10. De werknemer, die voornemens is een verbintenis, als genoemd in artikel 670 lid 5 van het BW jegens de overheid aan te gaan, behoeft de schriftelijke toestemming daartoe van de werkgever.
De werknemer, die reeds vóór de indiensttreding een verbintenis als bedoeld in de eerste alinea heeft aangegaan is verplicht daarvan binnen 4 weken na indiensttreding aan de werkgever schriftelijk mededeling te doen.
11. De werknemer is gehouden een individuele arbeidsovereenkomst te ondertekenen, waarbij deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing worden verklaard.
Artikel 5 - Indienstneming en ontslag
1. Bij het aangaan van elke arbeidsovereenkomst geldt wederzijds een proeftijd van 2 maanden, als bedoeld in artikel 652 en 676 van het B.W., tenzij schriftelijk een kortere periode wordt overeengekomen.
2. Een arbeidsovereenkomst kan worden aangegaan:
a. voor onbepaalde tijd;
b. voor een bepaalde tijdsduur;
c. voor het verrichten van een bepaald geheel van werkzaamheden;
d. voor het verrichten van werkzaamheden van tijdelijke aard.
In de individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld welke vorm van toepassing is. Indien deze vermelding ontbreekt, wordt de arbeidsovereenkomst geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan.
3. Vanaf de dag dat tussen dezelfde partijen:
a. arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van 24 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden, geldt met ingang van die dag de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd;
b. meer dan 2 voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan 3 maanden, geldt de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd.
4. In geval van ontslag op staande voet wegens een dringende reden in de zin van de artikelen 624 en 625 van het B.W. en in geval van ontslag, tijdens of bij het eindigen van de proeftijd, kan de arbeidsovereenkomst onmiddellijk worden beëindigd. Daarnaast eindigt de arbeidsovereenkomst:
a. voor de werknemer voor onbepaalde tijd in dienst: door opzegging door werkgever of werknemer. Werkgever en werknemer nemen daarbij artikel 672 van het B.W. bepaalde termijnen in acht, met dien verstande dat de termijn van opzegging ten minste één maand zal bedragen en dat de opzegging alleen zodanig kan geschieden dat het einde van de arbeidsovereenkomst samenvalt met het einde van de kalendermaand.
b. voor de werknemer voor een bepaalde tijdsduur in dienst: op de laatste dag van het tijdvak, genoemd in de individuele arbeidsovereenkomst.
c. voor de werknemer in dienst voor het verrichten van een bepaald geheel van werkzaamheden: bij het beëindigen van de werkzaamheden, waarvoor de werknemer is aangenomen.
d. voor de werknemer in dienst voor het verrichten van werkzaamheden van tijdelijke aard: door opzegging door de werkgever of de werknemer met een termijn van één dag tegen elke dag der maand, met dien verstande dat deze termijn na twee maanden dienstverband één week bedraagt.
5. Het bepaalde in artikel 670 B.W. lid I (opzeggingsverbod tijdens arbeidsongeschiktheid) is voor werknemers, als bedoeld in lid 2 sub b, c en d van dit artikel, alsmede voor werknemers van 62 jaar en ouder niet van toepassing.
6. Het bepaalde in artikel 670 B.W. lid 3 (opzeggingsverbod wegens vervulling militaire verbintenissen) is voor werknemers als bedoeld in lid 2 sub b, c en d alsmede voor werknemers van 62 jaar en ouder, van dit artikel niet van toepassing.
7. De arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer eindigt op de dag waarop de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt, als bedoelt in het reglement van de Stichting Pensioenfonds DSM Nederland.
Artikel 6 - Dienstrooster en arbeidsduur
1. Iedere werknemer werkt volgens één van de volgende dienstroosters:
a. een dagdienstrooster dat een periode van 1 week omvat en een normale arbeidsduur aangeeft van 40 uur per week; rekening houdend met de overeengekomen arbeidsduurverkorting bedraagt de normale arbeidsduur op jaarbasis berekend gemiddeld 36,8 uur per week;
b. een 2-ploegendienstrooster dat een periode van 2 aaneengesloten weken omvat en een normale arbeidsduur aangeeft van gemiddeld 40 uur per week; rekening houdend met de overeengekomen arbeidsduur verkorting bedraagt de normale arbeidsduur op jaarbasis berekend gemiddeld 36,8 uur per week;
c. een vroeg / laat rooster in de afdelingen Distributiecentrum en Tankverlading dat een periode van 2 aaneengesloten weken omvat en een normale arbeidsduur aangeeft van gemiddeld 40 uur per week; rekening houdend met de overeengekomen arbeidsduurverkorting bedraagt de normale arbeidsduur op jaarbasis gemiddeld 36,8 uur per week;
d. een 3-ploegendienstrooster dat een periode van 3 aaneengesloten weken omvat en een normale arbeidsduur aangeeft van gemiddeld 40 uur per week; rekening houdend met de overeengekomen arbeidsduurverkorting bedraagt de normale arbeidsduur op jaarbasis berekend gemiddeld 36,8 uur per week;
e. een 5-ploegendienstrooster dat een normale arbeidsduur aangeeft van gemiddeld 33,6 uur per week op jaarbasis.
f. De algemeen geldende roosters alsmede de normen inzake arbeids- en rusttijden zijn opgenomen in bijlage 6
2.a. Incidentele afwijkingen van de normale dagelijkse arbeidsduur van een half uur of minder worden geacht deel uit te maken van de in lid 1 bedoelde dienstroosters.
b. Medewerkers kunnen, indien zij dat wensen, verzoeken een dag of dagdeel per week/cyclus vrij te worden geroosterd cq. in deeltijd te werken; dit zal indien nodig – onder aanpassing van de ploegentoeslag – worden gehonoreerd tenzij de bedrijfsomstandigheden zich hiertegen verzetten.
3.a. In dagdienst wordt normaliter gewerkt op de eerste 5 dagen van de week tussen 7.00 en
18.00 uur.
b. In 2-ploegendienst wordt normaliter op de eerste 5 dagen van de week gewerkt, waarbij de werknemers wekelijks van dienst wisselen en een der diensten een middag of ochtenddienst is.
c. In het vroeg/laat rooster in de afdelingen Distributiecentrum en Tankverlading wordt normaliter op de eerste vijf dagen van de week gewerkt, waarbij de werknemers wekelijks van dienst wisselen en een der diensten aanvangt om 06.00 uur en de andere om 10.30 uur.
d. In de 5-ploegendienst wordt op alle dagen van de week gewerkt, waarbij de werknemers afwisselend in een ochtenddienst, middagdienst of nachtdienst zijn ingedeeld, afgewisseld door roostervrije dagen. Het rooster wordt in de periode rondom Kerstmis gedurende 9 etmalen onderbroken door een feestdagenstop. In verband daarmee bestaan er 6 terugkomdagen, waarvan er 3 worden aangewend voor vakantie-overbrugging en collectieve training. De overige 3 terugkomstdagen worden gesplitst in 12 blokken van 2 uur die aangewend worden voor werkoverleg. Deze 2-uurs blokken worden ingeroosterd voorafgaand of aansluitend op een gewerkte dienst. Het bepaalde in de leden 6, 7 en 8 van dit artikel is niet van toepassing op de 5-ploegendienst.
Opkomstdagen zullen zo ruim mogelijk van tevoren worden ingeroosterd. Indien er buiten toedoen van de werknemer geen gebruik is gemaakt van alle opkomstdagen, zullen de niet aangewende opkomstdagen aan het einde van het jaar komen te vervallen.
e. In 3-ploegendienst wordt normaliter op de eerste 5 dagen van de week gewerkt, waarbij de werknemers beurtelings in een ochtend-, middag- of nachtdienst zijn ingedeeld.
4. Iedere werknemer ontvangt van de werkgever mededeling van het dienstrooster waarin hij zijn werkzaamheden verricht. Overplaatsing naar een ander soort dienstrooster wordt geacht te zijn ingegaan aan het begin van de week, volgend op die waarin de overplaatsing plaatsvindt.
5.a. Over algemene dienstroosterwijzigingen, waarbij een belangrijk aantal werknemers is betrokken, zal de werkgever overleg plegen met de betrokken werknemers, onverminderd de bevoegdheid van vakverenigingen daarover met de werkgever overleg te plegen.
b. Indien invoering of wijziging van een dienstrooster verband houdt met arbeid op zondag, zal de werkgever de vakverenigingen daarvan tijdig in kennis stellen.
c. Een individuele overplaatsing zal pas plaats hebben na overleg met de betrokken werknemer.
6. a. De arbeidsduurverkorting (zie lid 1a, b ,c en d) wordt gegoten in de vorm van 148 uren.
b. ADV-rechten ontstaan op basis van het feitelijk aantal gewerkte dagen of diensten. Per werkweek van 40 uren ontstaan 3,2 ADV-uren.
c. Tijdens arbeidsongeschiktheid ontstaat geen ADV-recht. Alléén indien een verzuimperiode op grond van arbeidsongeschiktheid korter dan 14 aaneengesloten kalenderdagen heeft geduurd worden ADV-rechten niet gekort.
d. ADV-rechten, dienen op de eerste plaats voor collectief vastgestelde roostervrije dagen gereserveerd te worden.
7. ADV collectief vastgesteld
a. In overleg met de ondernemingsraad kunnen maximaal 6 roostervrije dagen collectief worden vastgesteld.
b. Indien een niet geconsigneerde werknemer in opdracht van de werkgever, op uitdrukkelijk aangeven van het verantwoordelijke afdelingshoofd, op een collectief vastgestelde roostervrije dag arbeid wordt verricht, dan wordt de ADV-dag beschouwd te zijn opgenomen en ontvangt de werknemer een vervangende vakantie/snipperdag alsmede een toeslag van 0,30% van het maandsalaris per op die dag gewerkt uur.
c. Indien ten gevolge van arbeidsongeschiktheid niet voldoende ADV-rechten zijn ontstaan om een collectief roostervrije dag te genieten, dan vindt geen verrekening plaats met snipper/vakantiedagen.
d. Bij arbeidsongeschiktheid op een collectief vastgestelde roostervrije dag bestaat recht op vervangende vrije tijd, indien er al voldoende ADV-rechten ontstaan zijn vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid.
8. ADV niet collectief vastgesteld
Het resterend aantal niet collectief vastgestelde dagen of diensten zal één dag per maand worden ingeroosterd. De werknemer geeft minstens een maand vooraf zijn voorkeur aan. Een eenmaal ingeroosterde dag vervalt ingeval van arbeidsongeschiktheid. De medewerker van 58 jaar en ouder die gebruik maakt van de TOR regeling mag de niet collectief vastgestelde dagen of diensten aanwenden om de overeengekomen (gemiddelde) wekelijkse arbeidsduur in een vast patroon te verkorten.
Indien op verzoek van de werkgever toch arbeid wordt verricht op een ingeroosterde dag wordt deze dag omgezet in een vakantiedag. Eventueel niet ingeroosterde dagen krijgen voor wat betreft de opnamen het karakter van een snipperdag.
In individuele gevallen zijn uitzonderingen mogelijk na goedkeuring van de direct leidinggevende en de afdeling P&O.
Artikel 7 - Functiegroepen en salarisschalen
1.a. De functies van de werknemer zijn op basis van functieclassificatie ingedeeld in functiegroepen. De indeling is vermeld in bijlage I van deze overeenkomst.
b. Bij elke functiegroep behoort een salarisschaal, die gebaseerd is op de leeftijd van de werknemer en een schaal, die gebaseerd is op functiejaren. De schalen zijn opgenomen in bijlage II van deze overeenkomst.
c. Iedere werknemer ontvangt schriftelijk mededeling van de functiegroep waarin zijn functie is ingedeeld, de salarisschaal waarin hijzelf is ingedeeld, zijn maandsalaris en eventueel van het aantal functiejaren, waarop zijn maandsalaris is gebaseerd.
2.a. De werknemer die nog onder de leeftijdsschaal valt, ontvangt het maandsalaris, dat met de leeftijd overeenkomt. Wijziging treedt op met ingang van de maand waarin de verjaardag valt.
b. De werknemer, die niet onder de leeftijdsschaal valt, ontvangt het maandsalaris, dat overeenkomt met het aantal jaren op 1 januari, dat hij na het verlaten van de leeftijdsschaal onafgebroken in zijn salarisschaal ingedeeld is geweest. Dit noemt men de functiejarenschaal. Herzieningen vinden eenmaal per jaar plaats op 1 januari, totdat het maximum van deze schaal is bereikt.
De werknemer die ten minste 3 resp. 6 volle kalenderjaren op het maximum van zijn salarisschaal staat, ontvangt een extra salarisverhoging zoals aangegeven in bijlage II. De peildatum voor de bepaling van deze extra salarisverhoging is 1 januari.
c. Bij verlaten van de leeftijdsschaal na 30 juni van enig jaar bestaat er géén recht op de toekenning van een functiejaar per eerstvolgende 1 januari.
3. a. Indien een werknemer in een functie elders zoveel in de functie bruikbare ervaring heeft verkregen, dat het op grond daarvan niet redelijk zou zijn hem op basis van 0 functiejaren te belonen, kunnen hem – in overeenstemming met die ervaring – functiejaren worden toegekend.
b. Indien bij indiensttreding functiejaren zijn vastgesteld zal het aantal functiejaren met ingang van 1 januari daaropvolgend slechts dan met 1 worden verhoogd indien de indiensttreding heeft plaatsgevonden vóór 1 juli voorafgaande.
4. Er is een systeem van functioneringsgesprekken en beoordelingen. Wijzigingen daarin worden slechts aangebracht na overleg met de vakverenigingen en met instemming van de ondernemingsraad.
5. Tijdelijke waarneming
a. De werknemer die tijdelijk een functie volledig waarneemt, die hoger is ingedeeld dan zijn eigen functie, blijft ingedeeld in zijn oorspronkelijke functiegroep en salarisschaal.
b. Indien de tijdelijke waarneming ten minste 5 achtereenvolgende diensten heeft geduurd, ontvangt de werknemer daarvoor een toeslag. Deze wordt toegekend naar evenredigheid van het aantal diensten, waarin volledig is waargenomen. De toeslag bedraagt het verschil tussen de betrokken functiesalarissen bij 0 functiejaren.
6. Overplaatsing in een hoger ingedeelde functie
a. De werknemer, die wordt geplaatst in een hoger ingedeelde functie, wordt in de overeenkomende hogere salarisschaal ingedeeld met ingang van de maand volgend op die, waarin de plaatsing in de hogere functie heeft plaatsgevonden.
b. Bij indeling in een hogere salarisschaal van een werknemer, die onder de functiejarenschaal valt, bedraagt de verhoging van het maandsalaris de helft van het verschil tussen de maandsalarissen bij 0 functiejaren van de twee betrokken salarisschalen en zoveel meer als nodig is om het nieuwe maandsalaris in overeenstemming te brengen met het eerstkomende bedrag in de hogere salarisschaal.
c. In geval van bevordering op basis van het vacaturebeleid ter vulling van een vastgestelde en goedgekeurde vacature op of na 1 juli, vindt de toekenning van de functiejarenverhoging één jaar later plaats dan per eerstvolgende 1 januari.
7. Plaatsing in een lager ingedeelde functie
a. De werknemer, die door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek wordt overgeplaatst in een lager ingedeelde functie, wordt in de overeenkomende lagere salarisschaal ingedeeld met ingang van de maand volgend op die, waarin de plaatsing in de lagere functie is geschied.
De verlaging van het maandsalaris bedraagt het verschil tussen de maandsalarissen bij 0 functiejaren van de twee betrokken salarisschalen en zoveel meer als nodig is om het nieuwe maandsalaris in overeenstemming te brengen met het eerstkomende lagere bedrag in de lagere salarisschaal.
b. De werknemer, die als gevolg van bedrijfsomstandigheden in een lager ingedeelde functie wordt geplaatst blijft gedurende 3 maanden in zijn salarisgroep ingedeeld, met dien verstande dat in die periode geen functiejaar-verhoging zal worden toegekend. Indien geen andere in dezelfde salarisgroep ingedeelde functie beschikbaar is, wordt de werknemer vervolgens met ingang van de 4e maand in de met de lager ingedeelde functie overeenkomende salarisschaal ingedeeld.
Via inschaling wordt dan een maandsalaris toegekend dat zo min mogelijk onder zijn oorspronkelijke salaris ligt.
Indien het toekennen van functiejaren niet toereikend is, wordt het tekort omgezet in een waardevaste persoonlijke toeslag, welke geen deel uitmaakt van het maandsalaris. Bij herindeling in een hogere salarisschaal dan wel bij toekenning van een verhoging ingevolge de functiejarenschaal wordt deze toeslag evenveel verminderd als het maandsalaris stijgt. Voorts vindt, ter gelegenheid van de initiële verhogingen, afbouw plaats van deze persoonlijke toeslag ten bedrage van jaarlijks 1% van het maandsalaris bij 0 functiejaren.
Voor de werknemer met ten minste 10 jaar dienstverband zal, nadat hij de 55-jarige leeftijd heeft bereikt, de persoonlijke toeslag of het eventuele restant ervan, niet meer worden afgebouwd.
8. Uitvoeringsbepaling
Indien de werknemer op grond van formeel vastgestelde medische redenen in een lager ingedeelde functie wordt overgeplaatst, is - rekening houdend met de uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten resp. andere verzekeringen, de afbouwregeling als genoemd in artikel 7 lid 7 onder b, op overeenkomstige wijze van toepassing.
9. Voor elke volle dienst of gedeelte van een dienst die een werknemer in een maand niet heeft gewerkt wegens arbeidsongeschiktheid, afwezigheid zonder behoud van salaris, militaire dienst, schorsing zonder behoud van salaris, ongeoorloofd verzuim of wegens indiensttreding of ontslag, wordt het maandinkomen met een evenredig deel verminderd.
10. De vastgestelde salarissen worden uiterlijk op de laatste dag van elke maand betaalbaar gesteld.
11. Beroepsprocedure
Indien een werknemer bezwaar heeft tegen de indeling van zijn functie, op basis van de functieclassificatie, kan hij gebruik maken van de volgende beroepsprocedure:
a. De werknemer maakt schriftelijk zijn bezwaar kenbaar bij zijn afdelingsmanager. De bezwaren dienen zoveel mogelijk door argumenten zoals b.v. uitbreiding van werkzaamheden, onjuiste formulering te worden ondersteund. De afdelingsmanager bevestigt schriftelijk de ontvangst van het bezwaar en zal hierop binnen 6 weken antwoord geven. De afdelingsmanager kan een adhoc commissie samenstellen die, samen met hem, de klacht onderzoekt en op basis daarvan een uitspraak doet. Afhankelijk van de inhoud van het bezwaar kan aan een ORBA functieclassificatiedeskundige of aan een functionaris van de afdeling P&O gevraagd worden, zitting te nemen in deze commissie.
b. Wanneer naar het oordeel van de betrokkene werknemer niet voldoende wordt tegemoet gekomen aan zijn bezwaren, kan hij in beroep gaan bij de beroepscommissie. Deze bestaat uit de algemeen directeur en twee niet voor de betrokken afdeling verantwoordelijke stafleden. Deze beroepscommissie doet, eveneens binnen 6 weken een bindende uitspraak.
c. Indien bovenstaande procedure niet binnen 3 maanden leidt tot een bevredigende oplossing voor de werknemer, kan deze zijn bezwaar voorleggen aan de vakvereniging of een functiedeskundige van de vakvereniging waarbij hij is aangesloten. Deze nemen het bezwaar in behandeling en stellen een onderzoek in, waarbij functiedeskundigen van de werkgever aanwezig zijn. De functiedeskundigen van de werkgever en van de vakvereniging overleggen gezamenlijk met de betrokken werknemer en de werkgever en doen dan een bindende uitspraak.
Artikel 8 - Bijzondere beloningen
1. Algemeen
De maandsalarissen, bepaald op grond van artikel 7 worden geacht een normale beloning te zijn voor een normale functievervulling in dagdienst gedurende een kalendermaand. Bijzondere beloningen worden slechts toegekend, indien een groter beroep op de werknemer wordt
gedaan dan uit een normale functievervulling in dagdienst voortvloeit. Onder normale functievervulling worden mede verstaan incidentele afwijkingen van de normale dagelijkse arbeidsduur van een half uur of minder.
2. Toeslag voor werken in ploegen
a. Voor geregelde arbeid in ploegendienst wordt een toeslag op het maandsalaris gegeven. Deze toeslag bedraagt per maand voor de
5-ploegendienst : 30 % van het maandsalaris, 3-ploegendienst : 22 % van het maandsalaris, 2-ploegendienst : 13,5% van het maandsalaris, Vroeg / Laat : 7,5% van het maandsalaris.
b. Indien een werknemer niet gedurende een hele maand arbeid in ploegendienst heeft verricht, wordt een evenredig deel van de onder a genoemde toeslag gekort voor elke volledige dienst, waarin niet in ploegendienst is gewerkt.
c. De werknemer in dagdienst, die in een maand 10 of minder diensten in ploegendienst invalt, wordt in die maand beloond volgens het in lid 3 van dit artikel bepaalde. De werknemer die in een maand 11 of meer diensten in ploegendienst invalt, ontvangt over die maand de in lid 2 onder a van dit artikel bedoelde toeslag.
d. De werknemer die, anders dan door eigen toedoen of anders dan op eigen verzoek, wordt overgeplaatst naar een lager beloond dienstrooster, ontvangt een toeslag. Deze toeslag wordt uitgedrukt in een percentage van het verschil in beloning tussen de beide dienstroosters, en is afhankelijk van de periode waarin in ploegendienst is gewerkt:
Indien meer dan 3 maanden : 100% gedurende de lopende maand.
Indien meer dan 6 maanden : 100% gedurende de lopende en de daaropvolgende maand. Indien meer dan 3 jaar : 100% gedurende de lopende en de daaropvolgende maand;
80% gedurende 2 maanden60% gedurende 2 maanden;
40% gedurende 1 maand;
20% gedurende 1 maand.
Indien meer dan 5 jaar : 100% gedurende de lopende en de daaropvolgende maand;
80% gedurende 4 maanden;
60% gedurende 4 maanden;
40% gedurende 3 maanden;
20% gedurende 3 maanden.
Indien hij langer dan 10 jaar in ploegendienst heeft gewerkt en bovendien 55 jaar of ouder is op het moment van overplaatsing, wordt het geldbedrag aan ploegentoeslag niet afgebouwd.
e. Werknemers in 3-ploegendienst geboren voor 01-05-1949 die de leeftijd van 55 jaar bereiken, zullen voorzover de bedrijfsomstandigheden dit toelaten, in de gelegenheid worden gesteld de in hun dienstrooster voorkomende nachtdiensten om te zetten in andersoortige diensten met behoud van ploegentoeslag.
3. Beloning van afwijkingen van het dienstrooster
Wanneer in opdracht van de werkgever volgens het geldende dienstrooster langer dan 8 uur wordt gewerkt (overwerk), geldt de volgende regeling:
- De beloning voor bovenbedoelde uren bedraagt per uur in percentages van het maandsalaris:
▪ voor uren op maandag 00.00 uur t/m vrijdag 23.00 uur : 0,91%;
▪ voor uren op vrijdag 23.00 uur t/m zaterdag 07.00 uur : 1,22%;
▪ voor uren op zaterdag 07.00 uur t/m zaterdag 14.00 uur : 0,91%;
▪ voor uren op zaterdag 14.00 uur t/m zondag 24.00 uur : 1,22%;
▪ voor uren op feestdagen : 1,83%.
- Indien overwerk wordt gecompenseerd in vrije tijd dient deze binnen 60 dagen te worden opgenomen. De opgenomen compenserende vrije tijd wordt op de hiervoor genoemde beloning in mindering gebracht en wel met 0,61 % per uur. De bijzondere beloning voor overwerk kan niet worden gecompenseerd in vrije tijd.
- Indien in opdracht van de werkgever wordt gewerkt buiten het normale dagdienstrooster (zie artikel 6.3a), zonder dat de normale arbeidsduur wordt overschreden, bedraagt de beloning per uur 0,91% van het maandsalaris.
- Indien in opdracht van de werkgever door een medewerker in ploegendienst wordt gewerkt in een andere dienst dan zijn dienstrooster aangeeft, ontvangt hij hiervoor, een sprongtoeslag van 1½% van het maandsalaris, per wisseling, niet zijnde een overplaatsing.
- Extra rusttijd, die door overwerk noodzakelijk is, zal tot een maximum van een half uur als overwerk worden uitbetaald.
4. Vergoeding van consignatie en extra opkomst
- De werknemer die in opdracht van de werkgever geconsigneerd is, ontvangt daarvoor een vergoeding. Deze vergoeding bedraagt per dag het volgende percentage van het maandsalaris:
▪ op maandag t/m vrijdag : 1,0%;
▪ op zaterdagen en zondagen : 2,0%;
▪ en op feestdagen : 2,5%.
- De werknemer die in opdracht van de werkgever een extra reis van huis naar het bedrijf moet maken, ontvangt per extra opkomst een vergoeding.
Deze vergoeding bedraagt het volgende percentage van het maandsalaris:
▪ op maandag t/m vrijdag : 1,0%;
▪ op zaterdag : 1,5%;
▪ en op zon- en feestdagen : 2,0%.
- Bij consignatie tijdens een collectief vastgestelde ADV-dag bedraagt de consignatievergoeding 2% per dag van het maandsalaris.
Bij daadwerkerlijk opkomen wordt een vergoeding voor een extra reis toegekend van 1,5% van het xxxxxxxxxxxx.Xx bedoelde collectieve ADV-dag wordt daarmee geacht te zijn opgenomen.
De, ten gevolge van consignatie of op verzoek van de werkgever, daadwerkelijk gewerkte uren op de bedoelde collectieve ADV-dag, worden gecompenseerd door het toekennen van een halve c.q. een hele snipperdag, waarbij een afronding plaatsvindt naar 4 uren ten gunste van de werknemer.
5. Werknemers ingedeeld in de 5-ploegendienst die in opdracht van de werkgever werken op hun roostervrije dag ontvangen hiervoor per uur in afwijking van het in lid 3 bepaalde de navolgende percentages van het maandsalaris:
- 1,22% voor uren op maandag tot en met vrijdag;
- 1,53% voor uren op zaterdag en zondag;
- 2,44% voor uren op feestdagen.
Indien voor deze uren compenserende vrije tijd wordt opgenomen worden bovenstaande percentages verminderd met:
- 0,61% voor opname op maandag tot en met vrijdag;
- 0,92% voor opname op zaterdag en zondag;
- 1,83% voor opname op feestdagen.
Artikel 9 - Zon- en feestdagen
1. Onder feestdagen worden in deze collectieve arbeidsovereenkomst verstaan: Nieuwjaarsdag, de beide Paasdagen, Hemelvaartsdag, de beide Pinksterdagen en de beide Kerstdagen, Koninginnedag en in lustrumjaren 5 mei.
2. Voor de toepassing van dit artikel en de andere artikelen van deze overeenkomst worden de zon- en feestdagen geacht een periode van 24 aaneengesloten uren te omvatten.
3. Op zon- en feestdagen wordt als regel niet gewerkt, tenzij het arbeid in de 5-ploegendienst betreft volgens het geldende dienstrooster. In de 5-ploegendienst zal op feestdagen met de minimum bezetting gewerkt worden.
4. Indien op een niet op zaterdag of zondag vallende feestdag niet wordt gewerkt, wordt het maandinkomen doorbetaald.
5. De werknemer in 5-ploegendienst die volgens dienstrooster op een feestdag arbeid verricht, ontvangt over de maand waarin de feestdag valt een toeslag van 0,61% van zijn maandsalaris, per op die feestdag gewerkt uur. Deze toeslag kan niet omgezet worden in vrije tijd.
Artikel 10 - Bijzonder verlof
In afwijking van het in artikel 629 B.W. bepaalde, geldt het volgende:
1. Bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer is het in artikel 14 bepaalde van toepassing.
2. Bij de hieronder aangegeven, bijzondere gebeurtenissen is de werknemer vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van salaris. De werknemer zal, zo mogelijk, ten minste een dag tevoren de werkgever op de hoogte stellen en het verlof gebruiken voor het bijwonen van de gebeurtenis of plechtigheid.
a. vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van begrafenis van de echtgenoot, echtgenote, of van een tot het gezin behorend kind of pleegkind van de werknemer;
b. gedurende één dag bij het overlijden en de dag van de begrafenis van een niet onder a genoemd kind of pleegkind, van een schoonzoon of schoondochter, van de vader, moeder, schoonvader of schoonmoeder van de werknemer, of een tot het gezin van de werknemer behorende broer of zuster of andere bloed- of aanverwanten;
c. gedurende één dag bij overlijden of begrafenis van een grootvader, grootmoeder, grootvader of grootmoeder van de echtgenoot, echtgenote, zwager, xxxxxxxxxxxx;
d. gedurende een halve dag bij ondertrouw van de werknemer, tenzij de betreffende formaliteiten in zijn vrije tijd kunnen geschieden;
e. gedurende twee dagen bij het huwelijk van de werknemer;
f. gedurende één dag bij het huwelijk van een kind, pleegkind, vader, moeder, schoonvader, schoonmoeder, kleinkind, broer, zuster, zwager of schoonzuster;
g. gedurende twee dagen bij bevalling van de echtgenote, als kraamverlof;
h. gedurende een door de werkgever naar billijkheid te bepalen tijdsduur tot een maximum van twee dagen of diensten, indien de werknemer ten gevolge van vervulling van een buiten zijn schuld bij of krachtens de Wet persoonlijk opgelegde verplichting verhinderd is zijn arbeid te verrichten, mits deze vervulling niet in zijn vrije tijd kan geschieden en onder aftrek van de vergoeding voor salarisderving, welke hij van derden zou kunnen ontvangen;
x. gedurende één dag bij 12½-, 25-, 40-jarig huwelijk van de werknemer en bij 25-, 40- of 50- jarig huwelijk van ouders of schoonouders van de werknemer en bij 40- of 50-jarig huwelijk van de grootouders van de werknemer;
x. gedurende één dag bij 25-, 40- en 50-jarig dienstjubileum van de werknemer;
x. gedurende één dag bij de priesterwijding van een zoon of bevestiging als predikant van broer of zwager, bij de grote professie en inwijding als diacones van een kind, pleegkind, broer, zuster, zwager of schoonzuster;
l. bij verhuizing maximaal één dag per jaar;
m. gedurende een door de werkgever naar billijkheid te bepalen tijdsduur tot een maximum van 2½ uren voor het noodzakelijk bezoek aan dokter of specialist, voorzover dit niet in de vrije tijd van de werknemer kan geschieden. De werkgever kan in uitzonderingsgevallen langer verzuim toestaan. Bij gebleken misbruik vindt geen doorbetaling van het salaris plaats;
n. de werkgever zal, voorzover de bedrijfsomstandigheden dit naar zijn mening toelaten, op verzoek van de vakvereniging, waarvan de betrokken werknemer lid is aan een werknemer verzuim met behoud van salaris toekennen in de navolgende gevallen:
- het als officieel afgevaardigde deelnemen aan bijeenkomsten van bondscongres, bondsraad, districtsvergaderingen, bedrijfsconferenties of andere daarmee vergelijkbare in de statuten van de vakvereniging opgenomen organen, voorzover opgenomen in de door de vakvereniging ter beschikking van de werkgever te stellen lijst;
- het deelnemen aan een door de vakvereniging georganiseerde vormings- of scholingsbijeenkomst.
Het verzoek om vrijaf voor een der hier bedoelde activiteiten zal door de vakvereniging schriftelijk en tijdig bij de werkgever worden ingediend;
o. eenmalig aan de werknemers vanaf de leeftijd van 60 jaar gedurende de daarvoor benodigde tijd tot een maximum van 5 dagen, voor deelname aan een cursus of bijeenkomst die dient als voorbereiding op de aanstaande pensionering.
3. De bepalingen van artikel 10 lid 2 zullen worden toegepast in situaties, waarin sprake is van duurzaam samenleven in een met een huwelijk gelijk te stellen relatie. Voor deze relatie geldt in elk geval als voorwaarde dat blijkens het bevolkingsregister de partners ten minste twee jaar op hetzelfde adres staan ingeschreven.
4. Op andere dan christelijke feestdagen zal er naar gestreefd worden, medewerkers op hun religieuze feestdagen in staat te stellen vrijaf te nemen. Indien dat mogelijk blijkt, maar hun vakantiesaldo daartoe niet toereikend, zal in een dergelijke situatie onbetaald verlof worden toegestaan.
5. In het kader van employability wordt een recht toegekend op 4 dagen scholing, gekoppeld aan de bestaande studiekostenregeling.
Artikel 11 - Ouderschapsverlof
Boven de voorwaarden, zoals geregeld in artikel 644 van het BW, zal de pensioenopbouw gedurende de ouderschapsverlofperiode desgewenst worden gecontinueerd.
Bij WAO/WIA-aanspraken gedurende deze ouderschapsperiode zullen de oorspronkelijke inkomenscomponenten onverkort worden toegepast bij de bepaling van het WAO/WIA- uitkeringsniveau.
Artikel 12 - Vakantie
1. Vakantiejaar
Het vakantiejaar valt samen met het kalenderjaar.
2. Duur der vakantie
De werknemer verwerft per vakantiejaar recht op een vakantie met behoud van salaris van 200 uren. Alleen medewerkers ingedeeld in een 5-ploegendienstrooster kunnen maximaal 3 dagen opnemen in blokken van 2 uur.
a. De werknemer van 16 jaar heeft per vakantiejaar recht op 16 uren, die van 17 jaar recht op 8 uren vakantie met behoud van salaris, naast de in lid 2a genoemde vakantierechten.
b. De werknemer, die de 45-, 50-, 55- resp. 60-jarige leeftijd heeft bereikt, heeft naast de in lid 2a van dit artikel genoemde vakantierechten per vakantiejaar recht op 8, 16, 24 resp. 48 uren extra vakantie met behoud van salaris.
c. De werknemer, die slechts een deel van het vakantiejaar in dienst van de werkgever is, heeft recht op een evenredig deel van de in dit lid genoemde vakantie, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.
d. In afwijking van het in dit lid bepaalde heeft de werknemer die op 31 december 1977 een onafgebroken dienstverband had van twaalf en een half jaar recht op 16 uren extra vakantie met behoud van salaris.
Deze regeling blijft van kracht tot de werknemer, op grond van het onder c bepaalde, meer vakantiedagen toekomen.
3. Berekening aantal vakantiedagen
Voor de berekening van het aantal vakantiedagen wordt een werknemer die vóór of op de 15e van enige maand in dienst treedt of de dienst verlaat, geacht op de eerste van die maand in dienst te zijn getreden of de dienst te hebben verlaten. Wanneer een werknemer nà de 15e van enige maand in dienst treedt of de dienst verlaat, wordt hij geacht op de eerste van de navolgende maand in dienst te zijn getreden of de dienst te hebben verlaten.
In afwijking hiervan zal, indien de arbeidsovereenkomst korter dan één maand heeft geduurd, de werknemer een zuiver proportioneel recht op vakantie krijgen.
4. Bij vorige werkgever(s) verworven vakantierechten
De werknemer dient bij aanvang van de arbeidsovereenkomst de werkgever mede te delen hoeveel recht op vakantie hij bij zijn vorige werkgever(s) verworven doch niet in natura genoten heeft, opdat de werkgever weet op hoeveel verlofdagen zonder behoud van salaris de werknemer aanspraak kan maken.
5. Aaneengesloten vakantie
a. Van de in lid 2 sub a genoemde vakantie zullen als regel 10 en op verzoek 15 dagen of diensten aaneengesloten worden verleend.
b. Het tijdvak, waarbinnen de aaneengesloten vakantie valt, wordt door de werkgever vastgesteld na overleg met de Ondernemingsraad.
Als regel zal de aangesloten vakantie in de periode van mei tot en met september worden genoten.
c. Indien de werkgever echter het bedrijf of een gedeelte van het bedrijf stopzet, teneinde aan alle of een deel der werknemers de aaneengesloten vakantiedagen te geven, moeten de betrokken werknemers gedurende het daarvoor door de werkgever met instemming van de Ondernemingsraad aangewezen tijdvak met vakantie gaan.
d. In geval een werknemer in de loop van het vakantiejaar in dienst is getreden en nog niet een zodanig aantal vakantiedagen heeft verworven, dat deze te samen met de eventuele verlofdagen zonder behoud van salaris, als bedoeld in lid 4 van dit artikel, voldoende zijn voor in sub b en c bedoelde aaneengesloten vakantie, kan de werkgever na overleg met de betrokken werknemer bepalen dat hij:
1. In een andere afdeling van de onderneming dan waartoe hij behoort, werkzaamheden moet verrichten en/of
2. zoveel snipperdagen reserveert als nodig zijn voor de aaneengesloten vakantie als bedoeld in sub b. en/of
3. bij vorige werkgever(s) verworven doch niet in natura genoten rechten op vakantie als verlofdagen zonder behoud van salaris op te nemen, of
4. xxxxxx xxxxxxx vakantiedagen inhaalt en wel tot uiterlijk 31 december van het lopende kalenderjaar in welk geval de inhaaluren niet worden beloond.
6. Snipperdagen
De werknemer kan de snipperdagen opnemen op het tijdstip, dat door hem wordt gewenst, tenzij de eisen van het bedrijf zich hiertegen naar het oordeel van de werkgever verzetten.
7. Niet opgenomen vakantie
Indien vakantierechten niet vóór 31 maart direct volgend op het vakantiejaar, waarin zij zijn verworven door de werknemer zijn opgenomen, is de werkgever gerechtigd na overleg met de werknemer data vast te stellen waarop de werknemer deze dagen zal genieten.
8. Het niet verwerven van vakantierechten gedurende onderbreking der werkzaamheden
a. De werknemer verwerft geen vakantierechten over de tijd, waar-over hij wegens het niet verrichten van zijn werkzaamheden geen aanspraak op salaris heeft.
b1. De werknemer verwerft echter wel vakantie indien hij zijn werkzaamheden niet heeft verricht wegens:
x. volledige arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval, veroorzaakt buiten opzet van de werknemer;
b. zwangerschaps- en bevallingsverlof;
c. het naleven van een wettelijke verplichting of verbintenis ten aanzien van de landsverdediging of openbare orde, niet zijnde opkomstplicht voor eerste oefening;
d. het opnemen van vakantie gebaseerd op in een vorige arbeidsovereenkomst verworven doch niet genoten vakantie;
e. het met toestemming van de werkgever deelnemen aan een door de vakvereniging van de werknemer georganiseerde bijeenkomst;
f. onvrijwillige werkloosheid bij handhaving van de arbeidsovereenkomst (short-time);
g. het genieten van xxxxxx als bedoeld in artikel 643 B.W. (politiek verlof).
In geval van volledige arbeidsongeschiktheid (zie sub a hierboven) wordt nog vakantie verworven over de laatste zes maanden, waarin geen arbeid is verricht, met dien verstande dat tijdvakken samengeteld worden als zij elkaar met onderbreking van minder dan een maand opvolgen.
In geval van zwangerschaps- en bevallingsverlof (zie sub b hierboven) wordt nog vakantie verworven over de wettelijke periode (ten minste 16 weken).
b2. Indien een onderbreking der werkzaamheden als bedoeld onder 1 van dit sub-lid in meer dan één vakantiejaar valt wordt het in een vorig jaar vallend deel der onderbreking bij de berekening van de periode van afwezigheid mee in aanmerking genomen.
b3. Ten aanzien van het tijdstip van de aanvang en het einde van de hier bedoelde onderbreking is het in lid 3 bepaalde van overeenkomstige toepassing.
De verworven vakantierechten in de onder lid 8 b1 onder a, b en f genoemde gevallen vervallen, indien de arbeidsovereenkomst door de werknemer wordt beëindigd alvorens de arbeid is hervat.
c. De werknemer die op 1 mei van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en niet meer leerplichtig is, verwerft vakantierechten over de tijd welke hij besteedt aan het volgen van onderricht waartoe de werkgever hem krachtens de wet in de gelegenheid moet stellen.
9. Samenvallen van vakantiedagen met bepaalde andere dagen waarop geen arbeid wordt verricht
a. Dagen, waarop de werknemer geen arbeid heeft verricht om een der redenen, genoemd in lid 8 sub b onder 1 en sub c alsmede in artikel 10 lid 2 sub a t/m o, worden niet op het vakantietegoed in mindering gebracht.
b. Indien de werknemer arbeidsongeschikt wordt tijdens de vastgestelde aaneengesloten vakantie of een snipperdag, zullen de dagen waarop de verhindering zich voordoet, niet als vakantie worden geteld, indien de werknemer over die dagen een uitkering terzake van ziekte heeft ontvangen.
c. Indien een van de hiervoor onder a van dit artikellid genoemde verhinderingen zich voordoet tijdens een vastgestelde aaneengesloten vakantie of snipperdag, dient de werknemer daarvan zo spoedig mogelijk mededeling te doen.
d. Indien aanvankelijk vastgestelde vakantie niet als zodanig worden gerekend, zal de werkgever na overleg met de werknemer nieuwe data vaststellen waarop die dagen alsnog kunnen worden genoten.
10. Vakantie bij ontslag
a. Bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst, anders dan Pensionering, zal de werknemer desgewenst in de gelegenheid worden gesteld de hem nog toekomende vakantie op te nemen met dien verstande dat deze dagen niet eenzijdig in de opzegtermijn mogen worden begrepen.
b. Indien de werknemer de hem toekomende vakantie niet heeft opgenomen, zal hem voor elke niet genoten dag een evenredig salarisbedrag worden uitbetaald.
c. Teveel genoten vakantie wordt overeenkomstig lid 10 b met het salaris verrekend.
d. De werkgever reikt de werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst een verklaring uit, waaruit de duur van de vakantie zonder behoud van salaris blijkt dat de werknemer op dat tijdstip nog toekomt.
11. Verjaring
Vakantierechten, die niet zijn opgenomen voor het tijdstip liggend 5 jaar na de datum waarop deze zijn verworven, vervallen.
12. Vervangende schadevergoeding
Rechten op het genieten van vakantiedagen kunnen, behoudens in het in lid 10 bedoelde geval, nimmer worden vervangen door een schadevergoeding in geld.
13. Uitvoeringsbepalingen
De werkgever kan met instemming van de ondernemingsraad bepalen, dat de werknemer behoudens ingeval van overmacht de aanvraag voor vakantie- of snipperdagen een bepaalde termijn voor de gewenste aanvangsdatum vakantie moet indienen.
Artikel 13 - Vakantietoeslag
1. Aan de werknemer, die op 1 januari van het vakantiejaar in dienst van de werkgever is, wordt in de maand mei van het desbetreffende vakantiejaar, een vakantietoeslag gegeven ten bedrage van 8% over 12 maal het maandinkomen.
In verband met mogelijke aanpassingen van het maandinkomen gedurende het jaar vindt zonodig tegen het einde van het vakantiejaar een afrekening plaats.
In de vakantietoeslag zijn begrepen eventuele vakantie-uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten.
2. De werknemer, die niet het gehele vakantiejaar in dienst van de werkgever is geweest, ontvangt een evenredig deel van deze toeslag. Indien voor een werknemer gedurende het vakantiejaar een wijziging is opgetreden in de individueel overeengekomen arbeidsduur dan wel in het dienstrooster, dan zal bij de vaststelling van de vakantietoeslag hiermee rekening worden gehouden.
Artikel 14 - Arbeidsongeschiktheid door ziekte of ongeval
1. De werkgever en de medewerker streven ernaar de arbeidsgeschiktheid van de medewerker zo veel mogelijk te behouden, te herstellen of te bevorderen.
Beperkt geschikte medewerkers worden zo veel mogelijk geplaatst in functies waarvoor zij medisch nog geschikt geacht kunnen worden.
2. De arbeidsongeschikte medewerker dient conform de gedragsregels en de (wettelijke) voorschriften mee te werken aan het bevorderen van een zo spoedig mogelijk herstel en aan de maatregelen gericht op zijn reïntegratie.
3. De medewerker die verzuimt wegens arbeidsongeschiktheid, ontvangt op de wettelijke loondoorbetaling bij ziekte ingevolge artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek een zodanige aanvulling dat het bruto inkomen bij arbeidsongeschiktheid gedurende (maximaal) 52 weken, te rekenen vanaf de eerste ziektedag, gelijk wordt aan het bruto-inkomen bij werken, gedurende (maximaal) het daarop volgende tijdvak van 26 weken, te rekenen vanaf de eerste ziektedag, 90% bedraagt van het bruto-inkomen bij werken, gedurende (maximaal) het daarop volgende tijdvak van 26 weken, te rekenen vanaf de eerste ziektedag, 80% bedraagt van het bruto- inkomen bij werken.
4. Indien de medewerker gedeeltelijk of volledig zijn eigen dan wel andere passende werkzaamheden hervat, en binnen vier weken opnieuw volledig arbeidsongeschikt wordt, vindt loondoorbetaling en aanvulling plaats tot het niveau als geldend in het tijdvak als bedoeld in lid 3 waarin de medewerker gerekend vanaf de eerste ziektedag verblijft. Voor de bepaling van het einde van de 52 respectievelijk 26 weken van het desbetreffende tijdvak wordt de onderbreking meegeteld.
5. De medewerker, die om medische redenen minder betaald werk verricht, wordt beloond overeenkomstig het niveau en het rooster van de nieuw te vervullen functie. Gedurende de periode van loondoorbetaling bij ziekte wordt – naast, indien en voor zover van toepassing, de loondoorbetaling en aanvulling overeenkomstig het bepaalde in lid 3 - het inkomen in de nieuwe functie over de dagen/dagdelen waarop feitelijk wordt gewerkt, (zonodig) aangevuld tot het bruto inkomen bij werken. De som van de diverse inkomenselementen zal niet meer bedragen dan 100% van het bruto inkomen bij volledig verrichten van zijn eigen werkzaamheden.
6. De medewerker die, om medische redenen blijvend aan minder betaald werk wordt geplaatst, wordt beloond overeenkomstig het niveau en het rooster van de nieuw te vervullen functie. Indien de medewerker hierdoor maandinkomen derft, is de Compensatie-regeling langdurige arbeidsongeschiktheid, opgenomen in bijlage IV, van toepassing.
7. Voor de medewerker die, om medische redenen zijn werkzaamheden niet volledig verricht, wordt het voor hem geldende maandinkomen volgens nader vast te stellen regels aangepast. Indien de medewerker hierdoor maandinkomen derft, is de Compensatieregeling langdurige arbeidsongeschiktheid, opgenomen in bijlage IV, van toepassing.
8. Indien de medewerker als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid (mogelijk) rechten tegenover derden kan doen gelden, is hij verplicht hiervan mededeling te doen aan de werkgever. De loondoorbetaling bij ziekte en de aanvulling als bedoeld in dit artikel worden uitgekeerd, indien de medewerker deze rechten – voor zover ze betrekking hebben op inkomenselementen die onderdeel vormen van de loondoorbetaling bij ziekte – aan de werkgever overdraagt.
9. De werkgever heeft het recht de loondoorbetaling bij ziekte en/of de aanvulling als bedoeld in dit artikel op te schorten, te verlagen of te beëindigen, indien de medewerker zich niet houdt aan de gedragsregels of (wettelijke) voorschriften.
10. Indien een medewerker een of meer van de navolgende uitkeringen ontvangt:
a. een uitkering ingevolge de WAO of de WIA, die is toegekend tijdens de duur van een arbeidsovereenkomst met de werkgever, en/of
b. een inkomensaanvulling ingevolge de Compensatieregeling langdurige arbeidsongeschiktheid, en een inkomen geniet dat meer bedraagt dan 100% van het inkomen zoals geldend de dag vóór aanvang van de arbeidsongeschiktheid,
wordt het meerdere tot het maximum van deze uitkering op het inkomen in mindering gebracht.
Artikel 15 - Uitkering bij overlijden
Indien een werknemer overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering worden verstrekt, gelijk aan het bedrag van het de werknemer laatstelijk rechtens toekomend salaris over het resterende deel van de kalendermaand van overlijden plus de twee daaropvolgende kalendermaanden.
Op dit bedrag wordt door de werkgever in mindering gebracht, hetgeen de nagelaten betrekkingen xxxxxxx van overlijden van de werknemer toekomt ingevolge de Ziektewet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, respectievelijk de WIA, Wet Inkomen naar Arbeidsvermogen.
Onder nagelaten betrekkingen worden verstaan:
x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, mits deze niet duurzaam gescheiden leefden; artikel 10 lid 3 is overeenkomstig van toepassing.
b. indien deze niet meer in leven is of de echtgenoten duurzaam gescheiden leefden: de minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen.
Onder laatstelijk rechtens toekomend salaris wordt in dit artikel verstaan het laatstelijk genoten salaris vermeerderd met verdiensten, zoals ploegentoeslag, beloningen voor overwerk voorzover deze extra beloningen niet een incidenteel karakter dragen, vakantietoeslag en vast overeengekomen jaarlijkse uitkeringen.
Artikel 16 - Pensioenovereenkomst
1. De medewerker is verplicht verzekerd voor pensioen overeenkomstig de bepalingen neergelegd in de statuten en het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds DSM Nederland tenzij bijzondere omstandigheden, ter beoordeling van de werkgever, zich daartegen verzetten. In dat laatste geval zal schriftelijk worden vastgelegd dat de werkgever en de medewerker geen, dan wel een afwijkende pensioenovereenkomst zijn aangegaan en wat dan die pensioenovereenkomst inhoudt. Voor alle andere gevallen is de inhoud van de pensioenovereenkomst vastgelegd in het pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds DSM Nederland.
2. De medewerker is een pensioenbijdrage verschuldigd. Deze bijdrage is verschuldigd over het maandinkomen als bedoeld in artikel 1, evenals over de uitkering ingevolge de WIA en over de vakantietoeslag als bedoeld in artikel 13 en de gratificatieregeling als bedoeld in artikel 18 en bedraagt 6,5% van deze inkomensbestanddelen, voorzover deze in het kalenderjaar uitgaan boven het bedrag van de franchise, zoals opgenomen in het in lid 1 bedoelde pensioenreglement. In de periode waarin op grond van het bepaalde in artikel 14, lid 3, 4 en 5 sprake is van loondoorbetaling is de pensioenbijdrage verschuldigd over de voornoemde loonbestanddelen die bij het verrichten van de normale werkzaamheden zouden zijn genoten.
3. De pensioenbijdrage wordt ingehouden in dezelfde termijnen als waarin het inkomensbestanddeel waarover deze is berekend wordt uitbetaald
Artikel 17 - Spaarloonregeling
In het bedrijf van de werkgever bestaat een spaarloonregeling; wijzigingen in deze regeling behoeft de instemming van de Ondernemingsraad.
Artikel 18 - Gratificatie
1. Aan de werknemer, die op 1 januari van het lopende kalenderjaar in dienst van de werkgever is en gedurende het gehele kalenderjaar in dienst van de werkgever blijft, wordt in de maand december een gratificatie gegeven ten bedrage van 8,33 % over 12 maal het maandinkomen.
2. Indien een werknemer na 1 januari van enig jaar in dienst treedt, of voor 31 december van enig jaar uit dienst treedt, heeft hij slechts aanspraak op een gedeelte van de gratificatie naar rato van het aantal dagen dat hij gedurende het kalenderjaar in dienst van de werkgever is geweest.
3. Indien voor een werknemer gedurende het lopende kalenderjaar een wijziging is opgetreden in de individueel overeengekomen arbeidsduur dan wel in het dienstrooster, dan zal bij de vaststelling van de gratificatie hiermee rekening worden gehouden.
Artikel 19 - Collectieve ziektekostenverzekering
De medewerker kan deelnemen aan de door de werkgever afgesloten collectieve ziektekostenverzekering
Artikel 20 - Bedrijfsreglement
De werkgever is bevoegd in overleg met de Ondernemingsraad een bedrijfsreglement in te voeren, waarin aanvullende regels ten aanzien van de arbeid in het bedrijf kunnen worden opgenomen.
Artikel 21 - Tussentijdse wijzigingen
1. Ingeval van ingrijpende veranderingen in de algemene sociaal-economische verhoudingen in Nederland zijn partijen bevoegd ook tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst wijzigingen in de salarisbepalingen aan de orde te stellen.
2. Ingeval tussen de partijen verschil van mening bestaat over de vraag of er inderdaad sprake is van ingrijpende veranderingen in de algemene sociaal-economische verhoudingen in Nederland zal over deze vraag binnen 4 weken een advies aan de Stichting van de Arbeid worden gevraagd dat partijen zal binden.
3. Indien over de voorgestelde wijzigingen binnen twee maanden nadat deze aan de orde zijn gesteld, geen overeenstemming wordt bereikt, is de partij welke de wijzigingen heeft voorgesteld, gerechtigd deze collectieve arbeidsovereenkomst met een termijn van een maand per aangetekend schrijven aan alle overige partijen op te zeggen.
Artikel 22 - Duur der collectieve arbeidsovereenkomst
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juni 2008 en eindigt, zonder dat enige opzegging vereist is, op 31 mei 2009.
Aldus overeengekomen en in vijfvoud getekend, Waalwijk, 17 december 2008
DSM NeoResins te Waalwijk FNV Bondgenoten te Utrecht
CNV BedrijvenBond te Utrecht
De Unie te Culemborg
BIJLAGE I - FUNCTIELIJST
als bedoeld in artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst voor DSM NeoResins
Aan de onderstaande indeling liggen ten grondslag de door/of namens het Organisatiebureau van de Algemene Werkgevers Vereniging uitgebrachte functieclassificatie-rapporten.
Functierangschikkingslijst DSM NeoResins
Orba 1 --
Xxxx 0 --
Xxxx 0 Operator 3
Orba 4 Telefoniste - Receptioniste
Medewerker Office Support Assistent Monsterafdeling Operator 4
Operator Distribution Centre Operator Intern Vervoer
Operator Intern Vervoer (3-ploegen) Monteur 4
Bewakingsbeambte
Administratief Medewerkster/Typiste
Xxxx 0 Medewerker Customer Service Operator 5
Monteur 5 Magazijnbediende
Hoofd Huishoudelijke Dienst Lab Assistant R&T
Lab Assistant Application
Orba 6 Administratief Medewerker Sample Department Documentalist
Operator Energievoorziening & Waterzuivering Operator 6
Operator 6 Storage
Operator 6 Inweegafdeling
Monteur 6
Documentalist (site integrity) Lab Assistant Analytical Pilot Plant Operator
Medewerker Financial Account. Dpt. - Crediteuren Beheer Medewerker Financial Accounting Dpt.
Afdelingssecretaresse Afdelingssecretaresse P&O
Xxxx 0 Assistant Purchasing
Senior Medewerker Customer Service Plant Planner
In Process & Quality Control Technician Operator 7
Monteur 7 Mechanisch
Monteur 7 E&I Magazijnbeheerder M&E Assistant Safety
Lab Technician Analytical
Functierangschikkingslijst DSM NeoResins
Orba 7 (vervolg)
Lab Technician R&T
Lab Technician Application Medewerker Cost Accounting Personeelsadministrateur Communications Assistant Secretaresse
Orba 8 Projects Assistant
Assistant Safety/Brandweercommandant Administrateur R&T Salarisadministrateur
Medew. Financial Accounting Dpt. - Salaris Administrateur
Assistant Cost Accounting Translator
BIJLAGE II - SALARISSCHALEN
Als bedoeld in artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst voor DSM NeoResins
Salarisschalen incl. een verhoging van 3,5%
Salarisschalen DSM NeoResins+
vanaf 1 juni 2008
Leeftijdschaal
% | I | II | III | IV | V | VI | VII | VIII | IX | X | |
0-30 | 30.5-50 | 50.5-70 | 70.5-90 | 90.5-110 | 110.5-130 | 130.5-150 | 150.5-170 | ||||
16 jaar | 48 | 848 | 875 | 900 | 937 | ||||||
17 jaar | 55 | 981 | 1012 | 1041 | 1085 | 1132 | |||||
18 jaar | 64 | 0000 | 0000 | 0000 | 1263 | 1318 | 1382 | ||||
19 jaar | 73 | 0000 | 0000 | 0000 | 1439 | 1504 | 1575 | 1660 | |||
20 jaar | 82 | 1463 | 1510 | 1554 | 1617 | 1689 | 1769 | 1864 | 2006 | ||
21 jaar | 91 | 1625 | 1675 | 1724 | 1794 | 1874 | 1964 | 2069 | 2226 | ||
22 jaar | 93 | 1712 | 1762 | 1833 | 1915 | 2007 | 2115 | 2275 | |||
23 jaar | 95 | 1956 | 2050 | 2160 | 2325 | ||||||
24 jaar | 98 | 2228 | 2397 |
Functiejarenschaal
22 | 23 | 23 | 23 | 24 | 24 | 25 | 25 | 25 | 26 | ||
(1) | (2) | (3) | (4) | (5) | (6) | (7) | (8) | (9) | (10) | ||
0 | 1785 | 1841 | 1894 | 1972 | 2060 | 2158 | 2274 | 2447 | 2713 | 3005 | |
1 | 1814 | 1877 | 1936 | 2007 | 2098 | 2204 | 2319 | 2495 | 2770 | 3071 | |
2 | 1842 | 1915 | 1973 | 2043 | 2141 | 2244 | 0000 | 0000 | 0000 | 3136 | |
3 | 1877 | 1950 | 2007 | 2084 | 2177 | 2284 | 2408 | 2591 | 2885 | 3203 | |
4 | 1913 | 1986 | 2043 | 2124 | 2219 | 2328 | 2454 | 2640 | 2941 | 3270 | |
5 | 1913 | 2027 | 2083 | 2158 | 2256 | 2369 | 2495 | 2690 | 2998 | 3335 | |
6 | 1913 | 2027 | 2119 | 2197 | 2293 | 2411 | 2543 | 2739 | 3055 | 3401 | |
7 | 1948 | 2027 | 2119 | 2234 | 2333 | 2454 | 2588 | 2786 | 3112 | 3467 | |
8 | 1948 | 2063 | 2119 | 2234 | 2333 | 2495 | 2635 | 2835 | 3168 | 3533 | |
9 | 1948 | 2063 | 2155 | 2234 | 2333 | 2495 | 2675 | 2881 | 3226 | 3600 | |
10 | 1982 | 2063 | 2155 | 0000 | 0000 | 0000 | 2675 | 2932 | 3283 | 3666 | |
11 | 2099 | 2155 | 2269 | 0000 | 0000 | 0000 | 2932 | 3340 | 3732 | ||
12 | 2191 | 2269 | 2373 | 2532 | 2715 | 2932 | 3340 | 3797 | |||
13 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 2980 | 3340 | 3797 | ||||
14 | 2604 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | ||||||
15 | 2823 | 2980 | 3395 | 3860 | |||||||
16 | 3094 | 3395 | 3860 | ||||||||
17 | 3524 | 3860 | |||||||||
18 | 4008 |
BIJLAGE II.A - EENMALIGE UITKERING
1. Eenmalige uitkering
De medewerkers die op 1december 2008 in dienst zijn, ontvangen in december 2008 een eenmalige uitkering van 1% over 13,96 x het maandinkomen van de maand november 2008. De medewerkers die op 1 mei 2009 in dienst zijn, ontvangen in mei 2009 een eenmalige uitkering van 0,5% over 13,96 x het maandinkomen van de maand april 2009.
BIJLAGE III - EUROPEES SOCIAAL FONDS
Indien DSM NeoResins gebruik wenst te maken van subsidies uit het Europees Sociaal Fonds, loopt de aanvraag via de Stichting Opleidingsfonds Vakopleiding Procesindustrie (OVP).
DSM NeoResins verstrekt een vrijwillige bijdrage aan OVP, teneinde het fonds in de gelegenheid te stellen zorg te dragen voor de publiekrechtelijke co-financiering.
BIJLAGE IV - COMPENSATIEREGELING LANGDURIGE ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Artikel 1 - Algemeen
1. De medewerker die om medische redenen blijvend aan minder betaald werk wordt geplaatst en hierdoor maandinkomen derft, wordt hiervoor gecompenseerd.
2. Onder een verplaatsing om medische redenen wordt verstaan een verplaatsing die als zodanig door de bedrijfsarts is geadviseerd.
3. Onder minder betaald werk wordt verstaan:
a. werk van een lagere salarisschaal;
b. verlies of verlaging van: de toeslag voor ploegendienst als bedoeld in artikel 8;
c. blijvend minder werken dan de contractuele arbeidsduur als bedoeld in artikel 6.
4a. Onder vroeger inkomen wordt verstaan het maandinkomen als bedoeld in artikel 1, met dien verstande dat het bepaalde in artikel 2 lid 5 van deze bijlage van toepassing is vanaf de dag vóór aanvang van de arbeidsongeschiktheid.
b. Onder nieuw inkomen wordt verstaan de som van de navolgende inkomenselementen: het schaalsalaris als bedoeld in artikel 1;
de toeslag voor ploegendienst als bedoeld in artikel 8; de uitkering ingevolge de WIA.
Het nieuw inkomen wordt maandelijks bepaald.
c. Onder garantietoeslag wordt verstaan het bedrag dat nodig is om het verschil tussen het nieuw inkomen en het inkomensniveau waarop de medewerker op grond van artikel 2 van deze bijlage aanspraak heeft te overbruggen.
d. Onder garantie-inkomen wordt verstaan de som van het nieuw inkomen en de garantietoeslag.
5. De toeslagen voor ploegendienst en voor consignatie worden slechts tot het vroeger inkomen gerekend, indien de bedoelde toeslag gedurende vijf jaren onmiddellijk aan de verplaatsing voorafgaande door de medewerker voor ten minste 2/3 van de verrichte diensten in zijn normale dienstrooster is genoten.
6. Het vroeger inkomen bedraagt maximaal het inkomen zoals geldend de dag vóór aanvang van de arbeidsongeschiktheid.
Artikel 2 - De inkomensgarantieregeling
1. Voor de medewerker die minder dan 35% arbeidsongeschikt is, geldt een inkomensgarantie afhankelijk van het aantal volle dienstjaren op het moment dat de wettelijke loondoorbetaling bij ziekte eindigt, conform navolgende tabel:
Dienstjaren | Garantie inkomen |
0 t/m 4 | 70% |
5 t/m 9 | 70% |
10 t/m 14 | 70% |
15 t/m 19 | 70% |
20 t/m 24 | 75% |
25 t/m 29 | 75% |
30 t/m 32 | 75% |
≥ 33 | 80% |
Het genoemde percentage wordt berekend over het vroeger inkomen.
2. Voor de medewerker die 35% of meer arbeidsongeschikt is, doch minder dan 80%, geldt een inkomensgarantie als volgt:
1. Bij benutting van minder dan 50% van de restcapaciteit bedraagt gedurende de periode waarin een loongerelateerde uitkering uit hoofde van de WIA wordt ontvangen, het garantie- inkomen – zonodig door toekenning van een garantietoeslag – 70% van het vroeger inkomen.
2. Indien sprake is van benutting van minder dan 50% van de restcapaciteit in de periode na afloop van de loongerelateerde uitkering uit hoofde van de WIA (en aanspraak op een vervolguitkering aan de orde is), zal bespreking hiervan plaatsvinden in de Hardshipcommissie.
3. Bij benutting van meer dan 50% maar minder dan 100% van de restcapaciteit bedraagt zowel gedurende de periode waarin een loongerelateerde uitkering uit hoofde van de WIA wordt ontvangen, als die waarin een loonaanvullingsuitkering aan de orde is, het garantie- inkomen – zonodig door toekenning van een garantietoeslag – 75% van het vroeger inkomen.
4. Bij benutting van 100% of meer van de restcapaciteit bedraagt zowel gedurende de periode waarin een loongerelateerde uitkering uit hoofde van de WIA wordt ontvangen als die waarin een loonaanvullingsuitkering aan de orde is, het garantie-inkomen – zonodig door toekenning van een garantietoeslag – 80% van het vroeger inkomen.
3. Bij overwerk waarvoor geen compenserend vrij wordt opgenomen wordt per uur overwerk 1/174 gedeelte van de toeslag toegekend.
Voor degene die een uitkering ingevolge de WAO en/of WAJONG of de WIA ontvangt, wordt hierbij onder toeslag verstaan de toeslag welke zou zijn ontvangen indien de medewerker geen van deze wettelijke uitkeringen zou ontvangen.
4. Indien sprake is van een garantie-inkomen mag de medewerker 50% van de toename van het maandinkomen behouden.
5. Het vroeger inkomen wordt indien en zodra er sprake is van een algemene aanpassing van de salarissen en/of de toeslagen genoemd in artikel 1 lid 3 sub b, indien en voorzover die toeslagen ook deel uitmaken van het nieuw inkomen,dienovereenkomstig aangepast.
Artikel 3 - De afkoop-/afbouw-regeling
1. De inkomensachteruitgang wordt gecompenseerd door een bedrag dat enerzijds afhankelijk is van het inkomensverschil en anderzijds van een tijdvak gerelateerd aan het aantal volle dienstjaren op het moment dat de wettelijke loondoorbetaling bij ziekte eindigt, conform navolgende tabel:
Dienstjaren
0 t/m 4
5 t/m 9
10 t/m 14
15 t/m 19
20 t/m 24
25 t/m 29
30 t/m 32
≥ 33
Afbouwperiode
-
12 maanden
24 maanden
36 maanden
48 maanden
60 maanden
72 maanden
tot 62 jaar
2. De grondslag voor de compensatie betreft het verschil tussen het vroeger inkomen en het nieuw inkomen na het verstrijken van het tijdvak van loondoorbetaling bij ziekte, met dien verstande dat indien het nieuw inkomen hoger is dan het garantie-inkomen, het nieuw inkomen in aanmerking wordt genomen en in het andere geval het garantie-inkomen. Het gedefinieerde verschil wordt bij 5 of meer dienstjaren lineair afgebouwd tot 0 in het aantal maanden als in voorgaande tabel.
3. De berekening van het bedrag van de compensatie vindt éénmalig plaats, in principe bij het einde van de wettelijke loondoorbetaling bij ziekte, onder de voorwaarde dat een blijvende (her)plaatsing is gerealiseerd.
4. De compensatie wordt, verhoogd met een opslag van 50% mede ten behoeve van compensatie voor pensioenverlies, uitgekeerd als een bedrag ineens, met dien verstande dat de medewerker desgewenst een deel van dit bedrag kan laten inhouden voor inleg in de pensioenspaarmodule.
Artikel 4 - Overgangsregelingen
1. Voor de medewerkers die arbeidsongeschikt waren op 1 januari 2004 en aan wie in verband daarmee een WAO- en/of WAJONG-uitkering is toegekend, blijft de CAO zoals deze gold op 29 december 2005 van toepassing.
2. Voor de medewerker geboren voor 1 januari 1952 en in dienst op 1 april 2006, van wie het tijdvak van loondoorbetaling als bedoeld in artikel 14 in de periode van 29 december 2005 tot 1 april 2006 is verstreken, geldt bij wijze van overgangsregeling dat, in plaats van het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van deze bijlage, de regeling zoals deze gold op 29 december 2005. ( CAO 2005-2006)
3. De medewerkers geboren voor 1 januari 1952 en in dienst op 1 april 2006, behouden hun aanspraken zoals deze zijn vastgelegd in artikel 7lid 7a en b en 8 lid 2 d en e van de CAO, zoals deze gold op 29 december 2005.
Artikel 5 - Inwerkingtreding
Deze Compensatieregeling langdurige arbeidsongeschiktheid treedt in werking met ingang van 29 december 2005, de datum waarop de WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen) in werking is getreden.
BIJLAGE V - TIJDELIJKE OUDERENREGELING
1. De Tijdelijke Ouderenregeling(TOR) heeft ten doel:
a. de mogelijkheid creëren om de balans belasting - belastbaarheid in de jaren voorafgaand aan(pre)pensionering in evenwicht te houden door het bieden van ruimere herstelmogelijkheden;
b. ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van oudere medewerkers te voorkomen respectievelijk terug te dringen door verkorting van de arbeidsduur;
c. een overgangsfase te creëren tussen de fase van volledige activiteit naar de fase van inactiviteit.
2. Van de TOR kan gebruik worden gemaakt gedurende maximaal vier jaar voorafgaande aan uittreding met gebruikmaking van VUT/ (vroeg)pensioen of ouderdomspensioen. Een medewerker kan evenwel niet eerder van de TOR gebruik maken dan met ingang van de dag, waarop de leeftijd van 58 jaar wordt bereikt.
3. Een verzoek van een medewerker om deel te nemen aan de TOR en het door de medewerker voorgestelde arbeidspatroon ( dat verder voldoet aan het in lid 5 bepaalde) zullen worden gehonoreerd, tenzij zwaarwegende bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten.
4. Indien de medewerker vanuit zijn verloftegoed zijn arbeidsduur tot maximaal 10% van de overeengekomen(gemiddelde) wekelijkse arbeidsduur in een vast patroon verkort, wordt door de werkgever een gelijk aantal uren (betaald) TOR-verlof toegekend. Periodieke opname van vrijaf door de medewerker is een vereiste voor toekenning van het TOR-verlof door de werkgever.
5. Het patroon waarin de arbeidsduurverkorting kan worden vormgegeven, is afhankelijk van de mogelijkheden die de organisatie kan bieden en de wensen van de medewerker.
Gezien het doel van de TOR worden echter de volgende twee randvoorwaarden gesteld:
- Er dient sprake te zijn van periodiciteit met een maximum periode van twee weken. Het TOR- verlof kan niet worden opgespaard voor een aaneengesloten langere periode van verlof.
- Er dienen afspraken te worden gemaakt over welk deel van het takenpakket van de medewerker gaat vervallen c.q. op welke wijze dit wordt overgenomen door anderen.
BIJLAGE VI - ROOSTERS, OVERWERK EN NORMEN ARBEIDS- EN RUSTTIJDEN
1. Vaste roosters
A. Algemeen geldende vaste standaardroosters
Dagdienst:
1. De dagen waarop ingevolge het dienstrooster arbeid wordt verricht zijn maandag tot en met vrijdag.
2. Ingevolge dit dienstrooster1 geldt:
- hetzij een vaste dagelijkse arbeidsduur van 8 uur waarbij de werktijdengrenzen liggen tussen
8.00 uur en 17.45 uur en de pauzeduur minimaal 30 minuten bedraagt;
- hetzij - conform het Reglement/regeling variabele werktijden2 - een gemiddelde dagelijkse arbeidsduur van 8 uur met dien verstande dat de maximumarbeidsduur per dienst 9 uur en in elke voortschrijdende periode van 16 weken gemiddeld 44 uur per week bedraagt.
Ploegendienst:
Tweeploegendienst
Zo - - | Ma O M | Di O M | Wo O M | Do O M | Vr O M | Za - - |
Drieploegendienst | ||||||
Zo | Ma | Di | Wo | Do | Vr | Za |
- | O | O | O | O | O | - |
N | N | N | N | N | - | |
- | M | M | M | M | M | - |
Vijfploegendienst | ||||||
Zo | Ma | Di | Wo | Do | Vr | Za |
O | O | M | M | N | N | - |
- | - | - | O | O | M | M |
N | N | - | - | - | - | O |
O | M | M | N | N | - | - |
- | - | O | O | M | M | N |
N | - | - | - | - | O | O |
M | M | N | N | - | - | - |
- | O | O | M | M | N | N |
- | - | - | - | O | O | M |
M | N | N | - | - | - | - |
Bij toepassing van een vijfploegendienst wordt de keuze van het rooster bepaald door de eisen van een doelmatige bedrijfsorganisatie en door de wensen van de fabrieksbezetting. Het zoge- naamde 2-2-2-rooster geldt als norm.
De werktijden in genoemde roosters zijn: O = ochtenddienst, van 7.00 - 15.00 uur M = middagdienst, van 15.00 - 23.00 uur N = nachtdienst, van 23.00 - 7.00 uur
1 Daar waar een DSM-onderneming heeft vastgelegd dat in dagdienst kan worden gewerkt tussen 07.00 en 18.00 uur blijft deze mogelijkheid bestaan.
2 Per sociale eenheid kan de inhoud van de variabele werktijdenregeling verschillen
B. Specifieke vaste maatwerkroosters
Maatwerkroosters ten behoeve van een specifiek bedrijfsonderdeel worden vastgesteld in overleg met de bevoegde Ondernemingsraad.
Hierbij geldt ten aanzien van de arbeidstijden als uitgangspunt een rooster met 8-urige diensten en een gemiddelde arbeidsduur van 40 uur per week.
In voorkomende gevallen kan hiervan gemotiveerd en binnen de standaard- en overlegnormen als weergegeven in onderstaande tabel worden afgeweken.
De roosters moeten ten aanzien van de overige aspecten voldoen aan de standaard- danwel overlegnormen uit onderstaande tabel of een combinatie van beiden.
Indien het bedrijfsonderdeel gebruik wil maken van een of meer overlegnormen dient er vooroverleg plaats te vinden tussen werkgever en vakorganisaties.
Werknemers van 18 jaar of ouder | Standaardnorm | Overlegnorm |
Arbeidstijd per dienst | 9 uur | 12 uur |
48 uur | 56 uur | |
Arbeidstijd in elke periode van 4 weken | Gemiddeld 46 uur per week | Gemiddeld 52 uur per week |
Arbeidstijd per referentieperiode | In elke periode van 16 weken gemiddeld 44 uur per week; indien sprake is van 16 of meer nachtdiensten in die periode gemiddeld 40 uur per week | In elke periode van 52 weken gemiddeld 44 uur per week; indien sprake is van nachtdiensten in die periode gemiddeld 40 uur per week |
Wekelijkse onafgebroken rusttijd | 36 uur per 7 x 24 uur, of 72 uur per 14 x 24 uur, welke opgesplitst kan worden in perioden van minimaal 32 uur | |
Dagelijkse onafgebroken rusttijd | 11 uur per 24 uur (1x per 7 x 24 uur in te korten tot 8 uur) | |
Arbeidsverbod en uitzonderingen | Op zondag wordt geen arbeid verricht, tenzij: (a) het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit of (b) de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en het medezeggenschapsorgaan, of bij het ontbreken daarvan de belanghebbende werknemers, daarmee instemt, en de betrokken werknemer daar voor dat geval mee instemt. |
3 Vanwege overdracht van werkzaamheden kunnen de genoemde arbeidstijden met een kwartier worden verlengd.
4 Waar in het schema sprake is van een week wordt de periode van zondag 0:00 uur tot de daaropvolgende zaterdag 24:00 uur bedoeld. Is sprake van een veelvoud van een aantal achtereenvolgende weken, dan worden evenzoveel veelvouden van deze periode bedoeld.
5 De referentieperiode van 24 uur of een veelvoud daarvan waarbinnen de voorgeschreven rusttijden moeten worden genoten vangt aan op het eerste tijdstip van iedere kalenderdag waarop de werknemer voor het eerst op die dag arbeid verricht. Indien een dienst begint op de ene dag en eindigt op de volgende dag, is dat tijdstip 0:00 uur van die volgende dag (tenzij op dat moment net gepauzeerd wordt; in dat geval bepaalt het einde van de pauze het tijdstip). Is op de ene dag voorafgaand aan die betreffende dienst niet ook nog in een andere dienst gewerkt, dan
6 Met de zondag wordt de periode van zondag 0:00 uur tot zondag 24:00 uur bedoeld.
Werknemers van 18 jaar of ouder | Standaardnorm | Overlegnorm |
Zondagsbepaling | In geval van arbeid op zondag minimaal 4 vrije zondagen in elke periode van 13 weken | In geval van arbeid op zondag minimaal 13 vrije zondagen in elke periode van 52 weken. In geval van arbeid op zondag mag alle zondagen gewerkt worden, waarbij uitsluitend op 40 of meer zondagen in elke periode van 52 weken arbeid wordt verricht mits bij collectieve regeling afgesproken en als de betrokken werknemer daar voor dat geval mee instemt. |
Nachtarbeid en diensten | ||
Onafgebroken rusttijd na een nacht- dienst 7 die eindigt na 2:00 uur | 14 uur | 14 uur (1x per 7 x 24 uur in te korten tot 8 uur) |
Onafgebroken rusttijd na een reeks van 3 of meer achtereenvolgende nachtdiensten 8 | 48 uur | 46 uur |
Arbeidstijd per nachtdienst | 8 uur | 10 uur (tussen vrijdag 18:00 uur en maandag 8:00 uur maximaal 2x te verlengen tot 11 uur 9 onder gelijktijdige inkorting van de rust na die verlengde nachtdienst tot minimaal 12 uur, onder voorwaarde dat 26x in elke periode van 52 weken geen arbeid tussen zaterdag 0:00 uur en zondag 24:00 uur wordt verricht) |
Maximumaantal nachtdiensten of nachturen | In elke periode van 16 weken 36 nachtdiensten eindigend na 2:00 uur | In elke periode van 52 weken 140 10* nachtdiensten eindigend na 2:00 uur, of in elke periode van 2 weken 38 uur arbeid tussen 0:00 uur en 6:00 uur *uitsluitend bij collectieve regeling |
7 | 8 | |
Maximumaantal achtereenvolgende diensten in een reeks met één of meer nachtdiensten | 6 | 7 |
7 Een nachtdienst is een dienst waarin geheel of gedeeltelijk tussen 00:00 uur en 6:00 uur arbeid wordt verricht. Een (avond)dienst die door overwerk na 24:00 uur eindigt wordt alleen als nachtdienst aangemerkt als er meer dan 1 uur arbeid na 24:00 uur plaatsvindt.
8 Een reeks van 3 of meer achtereenvolgende nachtdiensten bestaat uit een serie van achtereenvolgende nachtdiensten die niet wordt onderbroken door een wekelijkse rusttijd of een andere dienst dan een nachtdienst. Een dergelijke reeks eindigt altijd zodra sprake is van na zo’n reeks door de standaardnorm voorgeschreven rusttijd van 48 uur.
9 Indien door alleenarbeid of de aard van de arbeid geen pauze kan worden genoten, mag de nachtdienst verlengd worden tot 12 uur.
10 Bij collectieve regeling mag het aantal nachtdiensten worden verhoogd van 117 naar 140 nachtdiensten per jaar. Over deze overlegnorm dient vooraf overleg plaats te vinden tussen werkgever en vakorganisaties.
11 Een reeks diensten is een serie achtereenvolgende diensten die niet door een wekelijkse rusttijd worden onderbroken. Met andere woorden: voorafgaand en volgend op een reeks is altijd sprake van een wekelijkse rust.
Werknemers van 18 jaar of ouder | Standaardnorm | Overlegnorm |
Arbeidstijd per dienst > 5½ uur | Minimaal ½ uur (op te splitsen in 2x ¼ uur) | Minimaal ¼ uur 13* *Uitsluitend bij collectieve regeling |
Arbeidstijd per dienst > 10 uur | Minimaal ¾ uur (op te splitsen in pauzes van minimaal ¼ uur) |
Mededeling vaste roosters/registratie
De werkgever deelt de vastgestelde roosters ten minste 28 dagen voor invoering aan de betrokken medewerkers mede. Afwijking van deze termijn is middels afspraken met de bevoegde Ondernemingsraad mogelijk.
De vastgestelde roosters worden schriftelijk vastgelegd en op een zodanige wijze bewaard, dat iedere medewerker de mogelijkheid heeft hiervan desgewenst kennis te nemen.
De arbeids- en rusttijden worden geregistreerd met historische vastlegging, en in de bijbehorende brondocumenten/ESS.
2. Overwerk
Overwerk vindt zijn basis in de CAO. Het overwerkartikel stelt onder meer dat onder overwerk verstaan wordt het werk dat in opdracht van de werkgever wordt verricht boven de normale arbeidsduur per dienst welke volgens dienstrooster geldt. Niet als overwerk wordt beschouwd het op enige kalenderdag verrichte werk van een dienst volgens het geldende dienstrooster, waarvan het aanvangsuur is verlegd en de arbeidsduur gelijk is gebleven.
Overwerk zal zowel in het algemeen als voor iedere medewerker afzonderlijk door een actief beleid worden beperkt tot gevallen, waarin de werkgever het om bedrijfsredenen strikt noodzakelijk acht.
Wanneer overwerk aldus noodzakelijk is, gelden na overleg met de medewerker de in onderstaande tabel opgenomen standaardnormen. Wanneer men verder gebruik wil maken van de overlegnormen uit die tabel, kan dit alleen geschieden in overleg met de medewerker.
Met betrekking tot eventueel overwerk op zondag dient de nodige terughoudendheid te worden betracht.
Het overwerk (uitgesplitst naar overwerk binnen de standaardnormen en de overlegnormen) dient per kwartaal in een nader met de OR af te spreken vorm aan de OR te worden gerapporteerd.
Werknemers van 18 jaar of ouder | Standaardnorm | Overlegnorm |
Arbeidstijd per dienst | 11 uur | |
55 uur | 60 uur |
12 Een pauze is een aaneengesloten periode van minimaal 15 minuten waarmee de arbeid gedurende een dienst wordt onderbroken en waarin de werknemer geen enkele verplichting heeft ten aanzien van de bedongen arbeid.
13 *Bij deze overlegnorm dient vooraf overleg plaats te vinden tussen werkgever en vakorganisaties.
14 Vanwege overdracht van werkzaamheden kunnen de genoemde arbeidstijden met een kwartier worden verlengd.
15 Indien dit vanwege een feestdag noodzakelijk is, mag de arbeidstijd 2x in de 7 x 24 uur voorafgaand aan die feestdag worden verlengd tot 14 uur. Indien sprake is van noodzakelijke werkzaamheden die geen uitstel gedogen en niet anders
zijn te organiseren, mag de arbeidstijd 1x in elke periode van 2 weken worden verlengd tot 14 uur.
16 Waar in het schema sprake is van een week wordt de periode van zondag 0:00 uur tot de daaropvolgende zaterdag 24:00 uur bedoeld. Is sprake van een veelvoud van een aantal achtereenvolgende weken, dan worden evenzoveel veelvouden van deze periode bedoeld.
Werknemers van 18 jaar of ouder | Standaardnorm | Overlegnorm |
Arbeidstijd in elke periode van 4 weken | Gemiddeld 50 uur per week | Gemiddeld 5517 uur per week |
Arbeidstijd per referentieperiode | In elke periode van 16 weken gemiddeld 45 uur per week; indien sprake is van 16 of meer nachtdiensten in die periode gemiddeld 40 uur per week | In elke periode van 16 weken gemiddeld 48 uur per week; In elke periode van 5218 weken gemiddeld 48 uur per week; indien sprake is van nachtdiensten in die periode gemiddeld 40 uur per week |
Wekelijkse onafgebroken rusttijd | 36 uur per 7 x 24 uur of 72 uur per 14 x 24 uur, welke opgesplitst kan worden in perioden van minimaal 32 uur | |
Dagelijkse onafgebroken rusttijd | 11 uur per 24 uur (1x per 7 x 24 uur in te korten tot 8uur) | |
Arbeidsverbod en uitzonderingen | Op zondag wordt geen arbeid verricht, tenzij: (a) het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit, of (b) de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en het mede- zeggenschapsorgaan, of bij het ontbreken daarvan de belanghebbende werknemers, daarmee instemt, en de betrokken werknemer daar voor dat geval mee instemt | |
Zondagsbepaling | In geval van arbeid op zondag minimaal 4 vrije zondagen in elke periode van 13 weken | In geval van arbeid op zondag minimaal 13 vrije zondagen in elke periode van 52 weken. In geval van arbeid op zondag mag alle zondagen gewerkt worden, waarbij uitsluitend op 40 of meer zondagen in elke periode van 52 weken arbeid wordt verricht mits bij collectieve regeling afgesproken en als de betrokken werknemer daar voor dat geval mee instemt |
Nachtarbeid en diensten | ||
Onafgebroken rusttijd na een nacht- dienst21 die eindigt na 2:00 uur | 14 uur (1x per 7 x 24 uur in te korten tot 8 uur) |
17 In collectief overleg tussen werkgever en vakorganisaties mag worden afgeweken van de norm van gemiddeld 55 uur per week.
18 Voor deze verlenging moet er tussen partijen op CAO niveau overeenstemming zijn.
19 De referentieperiode van 24 uur of een veelvoud daarvan waarbinnen de voorgeschreven rusttijden moeten worden genoten vangt aan op het eerste tijdstip van iedere kalenderdag waarop de werknemer voor het eerst op die dag arbeid verricht. Indien een dienst begint op de ene dag en eindigt op de volgende dag, is dat tijdstip 0:00 uur van die volgende dag (tenzij op dat moment net gepauzeerd wordt; in dat geval bepaalt het einde van de pauze het tijdstip). Is op de ene dag voorafgaand aan die betreffende dienst niet ook nog in een andere dienst gewerkt, dan is op die dag het begintijdstip van de dienst het tijdstip waarop de referentieperiode van 24 uur of een veelvoud daarvan aanvangt. Vanwege overdracht van werkzaamheden kunnen de genoemde rusttijden met een kwartier worden ingekort.
20 Met de zondag wordt de periode van zondag 0:00 uur tot zondag 24:00 uur bedoeld.
Werknemers van 18 jaar of ouder | Standaardnorm | Overlegnorm |
Onafgebroken rusttijd na een reeks van 3 of meer achtereenvolgende nachtdiensten22 | 48 uur | 46 uur |
Arbeidstijd per nachtdienst | 9 uur | 10 uur (hetzij maximaal 5x in elke periode van 14 x 24 uur en 22x in elke periode van 52 weken te verlengen tot 12 uur onder gelijktijdige inkorting van de rust na die verlengde nachtdienst tot minimaal 12 uur, hetzij tussen vrijdag 18:00 uur en maandag 8:00 uur maximaal 2x te verlengen tot 11 uur23 onder gelijktijdige inkorting van de rust na die verlengde nachtdienst tot minimaal 12 uur, onder voorwaarde dat 26x in elke periode van 52 weken geen arbeid tussen zaterdag 0:00 uur en zondag 24:00 uur wordt verricht) |
Maximumaantal nachtdiensten of nachturen | In elke periode van 16 weken 36 nachtdiensten eindigend na 2:00 uur | In elke periode van 52 weken 14024 nachtdiensten eindigend na 2:00 uur, of in elke periode van 2 weken 38 uur arbeid tussen 0:00 uur en 6:00 uur |
7 | 11 | |
Maximumaantal achtereenvolgende diensten in een reeks met één of meer nachtdiensten | 7 | 8 |
Arbeidstijd per dienst > 5½ uur | Minimaal ½ uur (op te splitsen in 2x ¼ uur) | Minimaal ¼ uur27* *Uitsluitend bij collectieve regeling |
Arbeidstijd per dienst > 10 uur | Minimaal ¾ uur (op te splitsen in pauzes van minimaal ¼ uur) |
Mededelingstermijn
Omtrent overwerk wordt zo tijdig mogelijk met de medewerker overleg gepleegd.
21 Een nachtdienst is een dienst waarin geheel of gedeeltelijk tussen 00:00 uur en 6:00 uur arbeid wordt verricht. Een (avond)dienst die door overwerk na 24:00 uur eindigt wordt alleen als nachtdienst aangemerkt als er meer dan 1 uur arbeid na 24:00 uur plaatsvindt.
22 Een reeks van 3 of meer achtereenvolgende nachtdiensten bestaat uit een serie van achtereenvolgende nachtdiensten die niet wordt onderbroken door een wekelijkse rusttijd of een andere dienst dan een nachtdienst. Een dergelijke reeks eindigt altijd zodra sprake is van na zo’n reeks door de standaardnorm voorgeschreven rusttijd van 48 uur.
23 Indien door alleenarbeid of de aard van de arbeid geen pauze kan worden genoten, mag de nachtdienst verlengd worden tot 12 uur.
24 Bij collectieve regeling mag het aantal nachtdiensten worden verhoogd van 117 naar 140 nachtdiensten per jaar. Over deze overlegnorm dient vooraf overleg plaats te vinden tussen werkgever en vakorganisaties.
25 Een reeks diensten is een serie achtereenvolgende diensten die niet door een wekelijkse rusttijd worden onderbroken. Met andere woorden: voorafgaand en volgend op een reeks is altijd sprake van een wekelijkse rust.
26 Een pauze is een aaneengesloten periode van minimaal 15 minuten waarmee de arbeid gedurende een dienst wordt onderbroken en waarin de werknemer geen enkele verplichting heeft ten aanzien van de bedongen arbeid.
27 *Bij deze overlegnorm dient vooraf overleg plaats te vinden tussen werkgever en vakorganisaties.
3. Overige situaties
De onder 2. vermelde normen gelden ook voor een aantal overige situaties te weten:
- voor reservisten ingeval er sprake is van invallen,
- bij wisseling van dienstrooster of verlegging van het aanvangsuur van de dienst; de wisseling/verschuiving wordt geregistreerd in de bijbehorende brondocumenten/ESS.
In deze gevallen is voor het gebruik van de overlegnorm niet de individuele instemming van de werknemer vereist.
4. Bijzondere situaties zoals spoedeisende werkzaamheden, stops en speciale projecten
Spoedeisende werkzaamheden
Onder spoedeisende werkzaamheden, ook wel noodzakelijke werkzaamheden genoemd, wordt verstaan de arbeid die geen uitstel gedoogt en door het nemen van andere maatregelen redelijkerwijs niet is te voorkomen.
Spoedeisende werkzaamheden kunnen door het bedrijf eenzijdig worden opgedragen.
Voor spoedeisende werkzaamheden gelden in beginsel de onder 2. genoemde overlegnormen, zonder dat daarvoor de individuele instemming van de werknemer is vereist.
Indien sprake is van een onvoorziene situatie met ernstig gevaar voor personen of goederen, zijn de normen onder 1. en 2. genoemd niet van toepassing, met uitzondering van de onder 2. ge- noemde overlegnorm met betrekking tot de maximumarbeidstijd per referentieperiode. Indien hierdoor de werknemer rusttijd als genoemd onder 2. mist, moet deze zo spoedig mogelijk na afloop van de onvoorziene situatie worden gecompenseerd.
Stops en speciale projecten
Voor stops en speciale projecten (bijv. opstart fabriek) kunnen in overleg met de bevoegde Ondernemingsraad tijdelijke bijzondere roosters resp. werktijden worden afgesproken binnen de onder 2. vermelde normen.
Rapportage
Over de bijzondere situaties, zoals spoedeisende werkzaamheden, stops en speciale projecten, dient per kwartaal aan de OR te worden gerapporteerd over de terzake met de OR besproken aspecten.
5. Wachtdienst
Wachtdienst kan worden toegepast, mits instemming van de OR is verkregen.
Onder wachtdienst, ook wel consignatie genoemd, wordt - in overeenstemming met de Arbeids- tijdenwet - verstaan de tijdruimte tussen twee elkaar opeenvolgende diensten of tijdens een pauze, waarin de medewerker uitsluitend verplicht is bereikbaar te zijn om in geval van onvoor- ziene omstandigheden op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten.
Voorwaarden
Bij het opleggen van wachtdienst dienen de in onderstaande tabel opgenomen standaard- en overlegnormen in acht genomen te worden. Voor toepassing van de overlegnorm is overleg met de bevoegde Ondernemingsraad vereist.
Normen
Werknemers van 18 jaar of ouder | Standaardnorm | Overlegnorm |
Periode zonder consignatie in elke periode van 28 x 24 uur | 14 x 24 uur, op te splitsen in perioden van minimaal 24 uur waarbij ten minste tweemaal gedurende een periode van 48 uur ook geen arbeid wordt verricht | 14 x 24 uur, op te splitsen in perioden van minimaal 24 uur waarbij ten minste tweemaal gedurende een periode van 48 uur ook geen arbeid wordt verricht; in afwijking hiervan kan elke pauze consignatie worden opgelegd |
Consignatie voor en na een nachtdienst | 11 uur voor en 14 uur na een nachtdienst niet toegestaan | |
Maximumarbeidstijd per 24 uur | 13 uur | |
Maximumarbeidstijd per week | 60 uur | |
Maximumarbeidstijd in elke periode van 16 weken | 45 uur | 48 uur |
Maximumarbeidstijd in elke periode van 16 weken indien per 16 weken 16 keer of meer keer in die periode consignatie tussen 00.00 uur en 06.00 uur wordt opgelegd | Xxxxxxxxx 40 uur per week | Gemiddeld 45 uur per week, mits bij arbeid uit een oproep tussen 0:00 uur en 6:00 uur uiterlijk om 24:00 uur daarop 8 uur onafgebroken rusttijd is genoten.29 |
Minimumarbeidstijd bij een oproep tijdens consignatie | ½ uur; bij een oproep binnen een ½ uur na afloop van de arbeid uit de vorige oproep, wordt de arbeid uit beide oproepen als één beschouwd | |
Zondagsbepaling | In geval van arbeid op zondag minimaal 4 vrije zondagen in elke periode van 13 weken of minimaal 13 vrije zondagen in elke periode van 52 weken. | In geval van arbeid op zondag mag alle zondagen gewerkt worden, waarbij uitsluitend op 40 of meer zondagen in elke periode van 52 weken arbeid wordt verricht als de betrokken werknemer daar voor dat geval mee instemt |
Met betrekking tot wachtdienst dient per kwartaal aan de OR te worden gerapporteerd over de gerealiseerde arbeidstijden.
28 Consignatie is de bereikbaarheid van de werknemer tussen twee opeenvolgende diensten of tijdens de pauze om in onvoorziene omstandigheden bij oproep zo spoedig mogelijk aan het werk te gaan. Een dergelijke oproep gaat dan boven de voorschriften over de rusttijden en pauzes. Een oproep wordt niet aangemerkt als (nacht)dienst, maar vanaf het moment van oproep is wel sprake van arbeidstijd.
29 Bij deze overlegnorm dient vooraf overleg plaats te vinden tussen werkgever en vakorganisaties.
BIJLAGE VII - PROTOCOLTEKSTEN BEHORENDE BIJ DE CAO 2008 - 2009
1. Fiscalisering reiskosten
DSM zal de bestaande reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer handhaven en daarnaast in 2009 uivoering geven aan de mogelijkheid tot fiscale optimalisatie in de verrekening. Dit betekent dat tot en met 19 cent per km. de betreffende reiskosten fiscaal vriendelijk verrekend kunnen worden via een bruto inkomensbestanddeel, waarover geen pensioen opgebouwd wordt.
2. Beloningsbeleid
In het kader van de Studie CAO DSM NL zal in de context van een nieuwe beloningsstructuur een nieuwe regeling met betrekking tot resultaatgerelateerde beloning worden ontwikkeld. Deze regeling zal, met terugwerkende kracht, ook worden toegepast op de resultaten over het jaar 2009. Indien dat door de gekozen vorm niet of moeilijk mogelijk is, zal alsdan worden overlegd over de wijze waarop aan de resultaten over het jaar 2009 recht kan worden gedaan.
Verder is afgesproken, dat bij de inrichting van de salarisstructuur in het kader van de Studie CAO DSM NL als uitgangspunt geldt, dat de thans vigerende leeftijdschalen in principe worden vervangen door niet-leeftijdgebonden ‘aanlooptrajecten’. In die studie zal tevens worden betrokken de wijze waarop performance management en differentiatie in beloning op basis van performance (resultaten en competenties) kunnen worden vormgegeven.
3. Sociale Innovatie
DSM is als wereldwijd opererende onderneming verwikkeld in een voortdurende mondiale concurrentiestrijd. Waar concurrenten in andere landen en werelddelen in vergelijking met West-Europa, door een substantieel lager loonkostenniveau een groot voordeel hebben, moeten bedrijven in West-Europa het vooral hebben van een hoge en doorlopend toenemende productiviteit. Hiervoor is een scala aan maatregelen nodig of gewenst, waarvoor ook de politiek en maatschappelijke organisaties hun verantwoordelijkheid moeten nemen.
Binnen ondernemingen, en dus ook bij DSM, dient continue productiviteitsverbetering te worden verzekerd door steeds ‘slimmer te werken’, ofwel door “Sociale Innovatie”.
Onvoldoende productiviteitsgroei zal zonder twijfel leiden tot verlies van werkgelegenheid. Hier ligt dan ook een gemeenschappelijk belang en een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de onderneming en van de daarin werkzame medewerkers en hun vertegenwoordigers.
Partijen hebben eerder, zich bewust zijnde van hun gemeenschappelijk belang en gezamenlijke verantwoordelijkheid, afgesproken initiatieven te ontwikkelen om aan Sociale Innovatie vorm en inhoud te geven, en de komende jaren hiervan een doorlopend aandachts- en aktiepunt te maken.
Het overleg over de eerder gememoreerde vernieuwingsstudie biedt een platform om hier in belangrijke mate invulling aan te geven.
In het CAO-overleg 2008 – 2009 is specifiek ingezoomd op Employability, Levensfase Bewust Personeelsbeleid (LFPB), Mobiliteitsmanagement en Gezondheidsmanagement.
Partijen achten het van groot belang binnen afzienbare termijn vanuit een totaalvisie en in een samenhangende aanpak concrete invulling te geven aan genoemde onderwerpen, zodat zij elkaar zowel in beleid als instrumentering versterken en een werkelijk integraal HR Management mogelijk wordt. Genoemde onderwerpen hebben namelijk diverse raakvlakken en overlappen elkaar zelfs gedeeltelijk. Aldus kan enerzijds de noodzakelijke productiviteitsverbetering worden bereikt, en wordt anderzijds een belangrijke bijdrage geleverd aan het verbeteren van het welzijn van de medewerkers.
Op het beleidsonderdeel ‘In-/door-/uitstroom en Employability’ is het afgelopen decennium zowel beleidsmatig als instrumenteel veel ontwikkeld en geïmplementeerd in diverse Sociale Eenheden. Thans dient aanhaking bij of inbedding in Performance Management plaats te vinden en is herformulering van beleid op NL-schaal nodig, alsmede een herijking van het instrumentarium. Ideeën als een Persoonlijk Ontwikkelingsbudget (POB) en een employability- scan worden daarin betrokken. Ook zal op regelmatige basis monitoring van de praktijkinvulling en evaluatie van het beleid dienen plaats te vinden.
Ten aanzien van Levensfase bewust personeelsbeleid is beleid in diverse Sociale Eenheden (partieel) ontwikkeld en is ook qua instrumentering reeds veel aanwezig (zij het wellicht niet of nog niet gezien in relatie tot LFPB). De slagen die hier nog gemaakt moeten worden zijn het formuleren van een overkoepelend beleid terzake op NL-schaal, het inventariseren en op elkaar afstemmen van zowel HR- als AV-instrumenten, en het verankeren in de organisatie.
Hierin zal voortzetting (eventueel met aanpassingen) van de Tijdelijke Ouderenregeling worden betrokken. Een link die bij de beleidsformulering en de instrumentering moet worden gelegd, is die naar de invalshoek van ‘Gelijke behandeling’: indien en voorzover onderscheid op basis van leeftijd nodig of gewenst blijft, dient de legitimering daarvoor vastgelegd te worden in het LFPB. Hoewel met name deze Gelijke behandelingsinvalshoek afzonderlijke beleidsformulering vergt en daar ook eisen aan stelt, is voor het human resources management belangrijker dat LFPB een wijze van denken wordt, die het Employability-beleid, Mobiliteitsmanagement en Gezondheidsmanagement als een rode draad doortrekt.
Met betrekking tot Gezondheidsmanagement is met name het laatste jaar een sprong vooruit gemaakt, maar dient verdere doorontwikkeling plaats te vinden in de richting van Integraal Gezondheidsmanagement (IGM) en moeten stevige aansluitingen gemaakt worden met het Employability-beleid en het LFPB. Verdere doorontwikkeling impliceert mede uitrol van Vitality en bijbehorende instrumenten in andere sociale eenheden van DSM in Nederland en continuering van de aandacht voor bevordering van een gezonde werk- en leefstijl.
Met betrekking tot Mobiliteitsmanagement wordt vanwege de gestaag groeiende mobiliteit en toenemende verkeerscongesties, alsmede de daaruit resulterende milieubelasting, de aandacht gericht op vergroting van de keuzemogelijkheden en bevordering van bewust keuzegedrag, alsmede het ontwikkelen en bevorderen van alternatieven. Mobiliteitsmanagement beperkt zich dan ook niet alleen tot vervoersregelingen, maar richt zich ook op flankerend beleid ten aanzien van bijvoorbeeld arbeidstijden, plaats-/tijd-gebondenheid van werk, telewerken e.d., waardoor verbindingen worden gelegd met LFPB en Gezondheidsmanagement.
Ten aanzien van al deze deelterreinen staat naar het oordeel van partijen als gemeenschappelijk uitgangspunt voorop, dat werkgevers èn medewerkers ieder in hun eigen rol maar wel gezamenlijk verantwoordelijkheid hiervoor dragen. Bijvoorbeeld: de werkgevers kunnen veel faciliteren en aanbieden op het gebied van gezondheidsmanagement, maar de medewerkers moeten (willen) kiezen voor veilig en gezond (arbeids)gedrag.
In de ontwikkeling van de totaalvisie zullen externe en interne ontwikkelingen zoals het op verlenging van de arbeidsparticipatie gerichte overheidsbeleid en de mede daaraan gerelateerde wetgeving, ontgroening en vergrijzing worden betrokken, waarbij bijzondere aandacht zal worden gegeven aan de blijvende inzetbaarheid van oudere medewerkers
4. Keuzemogelijkheden in arbeidsvoorwaarden
Per 1 januari 2007 wordt de medewerker de mogelijkheid geboden om maximaal 5 verlofdagen per kalenderjaar te kopen of te verkopen.
Per 1 januari 2008 wordt de mogelijkheid geboden om verlofdagen die in het afgelopen kalenderjaar niet zijn opgenomen bij te schrijven op de rekening courant onder voorwaarde dat operationele ondersteuning per die datum hiervoor beschikbaar is.
5. Levensfasebeleid
De werkgroep Levensfasebeleid zal opnieuw worden geactiveerd. De werkgroep zal zich in eerste instantie richten op de scope en de timing van een door hun te formuleren voorstel (plan van aanpak).
6. Personeelsopties
1. Aan de medewerker worden met inachtneming van het Reglement Personeelsopties opties DSM N.V. toegekend.
2. Het aantal opties is afhankelijk van de ratio bedrijfsresultaat + afschrijving op goodwill in procenten van het geïnvesteerd vermogen minus goodwill
bij een ratio < 9% : 0
bij een ratio van 9 - 25% : 40 + 10 (ratio - 9%-punt) bij een ratio > 25% : 200
waarbij de uitkomst steeds rekenkundig wordt afgerond op een veelvoud van 5.
3. De opties worden onvoorwaardelijk toegekend en hebben een looptijd van 5 jaar. Toekenning, beheer en uitoefening van de personeelsopties zijn verder geregeld in het Reglement Personeelsopties.
N.B.: Het aantal opties dat in 2009 aan de gerechtigde medewerkers wordt toegekend over het boekjaar 2008 is vastgesteld op 130.
7.BHV en brandweervergoeding
De vergoeding zal worden aangepast met de collectieve loonsverhoging van 3,5%.
8. Boven CAO-ers
DSM NeoResins zal met De Unie separaat nader van gedachten te wisselen over de wijze waarop de arbeidsvoorwaardenvorming voor boven CAO-ers tot stand komt.
9. Raam Sociaal Plan
In 2009 wordt een nieuwe CAO afgesloten voor alle sociale eenheden van DSM in Nederland. Partijen zullen in dat verband afspreken gezamenlijk een studie uit te voeren om te komen tot een algemene DSM regeling die aansluit op de eisen van de toekomst. De uitvoering van deze studie zal uiterlijk binnen 3 jaar gerealiseerd zijn.
10. Vakbondscontributie
De verrekening van de vakbondscontributie over het voorafgaande kalenderjaar is jaarlijks in de maand maart.
11. Werkgelegenheidsprojecten
In het periodiek overleg zullen de vakorganisaties op verzoek worden geïnformeerd over initiatieven waaronder begrepen de Process Class en het stagebeleid. Er zal aandacht worden geschonken aan de wijze waarop de uitvoering plaatsvindt respectievelijk verbetering mogelijk is.
12. Continudienst
In een onderzoek zal worden nagegaan of de inhoud van continudienstfuncties, qua taken en verantwoordelijkheden, is veranderd / verzwaard. Op basis daarvan wordt de waardering van deze functies opnieuw bekeken. Ook zal er een vergelijkend onderzoek worden verricht naar de beloningsverhoudingen van continudienstfuncties in de procesindustrie in Nederland. Over de inhoud en uitvoering en uitkomst van beide onderzoeken zal overleg plaatsvinden met de vakorganisaties.
13. Pensioenindexering
Op grond van het pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds DSM Nederland kan jaarlijks een toeslag op de ingegane pensioenen worden verleend van maximaal de stijging van de kosten van levensonderhoud, onder de voorwaarde dat de financiële positie van het pensioenfonds dat toelaat en het bestuur van het fonds daartoe besluit. De toeslag wordt dan toegekend per een door het bestuur vastgestelde datum, die in beginsel gelijk is aan de datum waarop aan de werknemers een algemene loonsverhoging wordt toegekend. Verder is hierbij bepaald dat de toeslag niet mag uitgaan boven de algemene loonontwikkeling bij werkgever in dat kalenderjaar. Als dat laatste het geval is wordt de toeslag “afgetopt” en wordt het afgetopte deel bij de toeslagverlening in het daaropvolgende jaar betrokken.
De kosten van levensonderhoud zijn op grond van het volgens het pensioenreglement te hanteren prijsindexcijfer over het afgelopen jaar gestegen met 1,91%. Dit gaat niet uit boven de algemene loonsverhoging die in 2008, met terugwerkende kracht tot 1 juni jl., is overeengekomen. Gelet daarop zal het pensioenfondsbestuur bij het nu door haar te nemen besluit moeten beoordelen of de financiële positie van het fonds het mogelijk maakt om met terugwerkende kracht tot 1 juni jl. een toeslag op de ingegane pensioenen te verlenen van 1,91%.
14. TOR-regeling
De verplichting om bij deelname aan de TOR te tekenen voor de beëindiging van het dienstverband, komt te vervallen. De omvang van de werkgeversbijdrage blijft ongewijzigd. Ingangsdatum voor bovenstaande wijziging zal plaatsvinden vanaf 1 januari 2009;