Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 20.14 d.d. 27 juli 2020 te Amsterdam (mr. H.M. Xxxxxx, xx. X. Xxxxx en A.C. Juffermans).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- klachtschrift met bijlagen d.d. 23 mei 2019;
- aanvullende stukken met acceptatieformulier d.d. 23 mei 2019, ontvangen op 3 juli 2019;
- informatieverzoek aan de deelnemer d.d. 22 juli 2019;
- rappel deelnemer d.d. 28 augustus 2019;
- reactie deelnemer d.d. 30 augustus 2019;
- reactie betrokkene d.d. 10 september 2019;
- reactie deelnemer d.d. 6 november 2019;
- voorzittersbeslissing d.d. 16 januari 2020;
- bezwaarschrift d.d. 29 januari 2020.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft de betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 29 juni 2020 te Amsterdam. Vanwege de maatregelen van de overheid in verband met de coronacrisis heeft deze behandeling niet plaats kunnen vinden en is in overleg met partijen besloten tot een telefonische hoorzitting op 29 juni 2020.
Xxxxxxxxxx is gehoord en namens de deelnemer de heer [X] en de heer [Y]. Partijen hebben hun standpunt nader toegelicht.
2. Standpunten van partijen
2.1. De betrokkene heeft de klacht – zakelijk samengevat – als volgt toegelicht.
Xxxxxxxxxx klaagt mede namens zijn echtgenote. Volgens betrokkene is geen sprake van een doorlopend krediet, maar verstrekking van een hypotheek met ongeoorloofde producten (beleggingsproducten en verzekeringen) die in een rechtszaak zijn aangevochten. Ook de A2-
codering is onterecht vanwege schending van de zorgplicht van de bank en het bewust misleiden van de consument. In de rechtszitting is een schikking getroffen waarna betrokkene geen betaling heeft gemist. De deelnemer stelt dat verwijdering van de registratie geen onderdeel was van de uitspraak van de Rechtbank.
2.2. De deelnemer stelt – zakelijk samengevat – als volgt.
Op 17 februari 2006 hebben betrokkenen een hypothecair doorlopend krediet (tweede hypotheek) afgesloten bij de deelnemer. Zij waren in gebreke met de betaling van de maandtermijnen en zijn gesommeerd en gewaarschuwd voor de achterstandsmelding (A). De deelnemer is overgegaan tot opeising van de vordering. De deelnemer is een incassoprocedure opgestart tegen betrokkene en deze is in 2015 beëindigd met een vaststellingsovereenkomst waarbij is afgesproken dat de vordering in 121 maanden zou worden terugbetaald met een maandtermijn van EUR 700 en 0% rente. De coderingen zijn terecht. De A is gemeld bij EUR 4.500 achterstand. De deelnemer stelt dat code 2 ook terecht is vanwege vervroegde opeising. De afbetaling verloopt goed. Als betrokkenen zich houden aan de overeenkomst zal het krediet eind 2025 zijn afgelost. De coderingen zullen dan in 2030 worden verwijderd. De deelnemer kan zich voorstellen dat deze lange duur van circa twintig jaar onevenredig is en niet in verhouding met het algemene belang, maar de deelnemer kan geen belangenafweging maken zolang betrokkenen niet hebben aangetoond dat zij worden geschaad door de negatieve BKR registratie. Zij hebben geen belang gesteld of aangetoond, zoals een afgewezen financieringsaanvraag.
2.3. Op het verweer van de deelnemer reageert de betrokkene dat hij is geschrokken van het verweer van de deelnemer. De uitspraak van de rechter was dat geen rente meer mag worden berekend over het openstaande bedrag en dat er een maandelijkse aflossing van EUR 700 dient plaatst te vinden. De deelnemer stuurt geen juist overzicht van het dossier. Zij denkt nog steeds een vordering te hebben terwijl dat niet zo is. De deelnemer weet niet wat de voorgeschiedenis is bij [voorganger deelnemer].
2.4. De deelnemer reageert tot slot dat zij erkent een fout te hebben gemaakt over het bedrag dat verschuldigd zou zijn. Zij stuurt het proces-verbaal van de Comparitie van Partijen op 6 maart 2017. Het totaalbedrag is EUR 84.700. Betrokkene hebben EUR 29.091,71 betaald, zodat een bedrag resteert ad EUR 56.884,05.
3. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
3.1. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van een doorlopend krediet met contractnummer 106140833. Het geregistreerde bedrag is EUR
65.258. De overeenkomst wordt gekenmerkt door een achterstandsmelding (A) op 2 augustus 2010 en een bijzonderheidscode 2 ((restant)vordering geheel opeisbaar) op 23 oktober 2012. De overeenkomst staat in het CKI als niet beëindigd.
Betrokkene vordert een bedrag ad EUR 1.000 aan materiële schadevergoeding.
3.2. De betrokkene stelt dat de A2-codering onterecht is vanwege schending van de zorgplicht door de deelnemer. De Commissie is uitsluitend bevoegd uitspraak te doen in geschillen over onjuiste en/of onterechte registratie van gegevens bij het BKR. Zij doet geen uitspraak over eventuele schending van de zorgplicht door de deelnemer. De vaststaande, relevante feiten en omstandigheden kunnen in de hieronder te noemen proportionaliteitstoets worden meegewogen.
De registratie is technisch juist.
3.3. De door de betrokkene gestelde omstandigheden wegen mee in de zogenaamde proportionaliteitstoets. Die houdt in dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds de betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij of zij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij of zij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of zelfs van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een negatieve registratie die in veel gevallen verhindert dat de betrokkene een krediet kan afsluiten.
3.4. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkene een belang stelt en zo nodig aantoont, in de vorm van bijvoorbeeld een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag, dat hij of zij heeft bij schrapping van de registratie. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in
dit specifieke geval betrokkene geen (structurele) wanbetaler is waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkene zelf moeten worden beschermd. In dat verband overweegt de Commissie als volgt.
3.5. De betrokkene stelt tweemaal een financieringsaanvraag te hebben gedaan, die zijn afgewezen op grond van de registratie. Betrokkene heeft geen afgewezen financieringsaanvragen overgelegd. Het is echter van algemene bekendheid dat een A2-codering zonder einddatum aan kredietverlening in de weg kan staan. De Commissie neemt daarom aan dat betrokkene voldoende belang heeft bij schrapping van de registratie.
3.6. Er is sprake van een aanzienlijke schuld, die bij regelmatige betaling pas in 2025 geheel zal zijn terugbetaald. De aangevochten registratie blijft dan vervolgens in theorie nog vijf jaar in het CKI staan, dus tot 2030. Sinds maart 2017 (toen partijen de betalingsregeling hebben getroffen) is geen sprake meer geweest van achterstand in de overeengekomen betalingen. Dat is op zichzelf genomen positief. Ook weegt in het voordeel van de betrokkene dat hij geen andere negatieve coderingen heeft. Vanwege de hoogte van het uitstaande bedrag en de thans nog onzekerheid of de schuld geheel zal worden terugbetaald acht de Commissie het te vroeg om de belangenafweging in het voordeel van betrokkene te laten uitpakken.
3.7. Alles overziend is het belang van betrokkene vanwege voornoemde omstandigheden ten nadele van betrokkene niet zwaarwegend genoeg om de proportionaliteitstoets in zijn voordeel te laten uitvallen. Wel ligt in de rede dat na regelmatige en tijdige aflossing van het krediet de A2-codering na registratie van de werkelijke einddatum wordt geschrapt en dat wordt afgezien van de schoningstermijn van vijf jaar. Omdat de klacht ongegrond wordt verklaard behoeft de vordering tot schadevergoeding gaan nadere bespreking.
4. De beslissing
De Commissie, in aanmerking genomen de toepasselijke reglementen, beslist dat de klacht van de betrokkene ongegrond is. De Commissie wijst de schadevordering af.