Cao Stichting BibliotheekWerk
Cao Stichting BibliotheekWerk
1 januari 2024 – 31 december 2026
Ondergetekenden, te weten:
1. werkgeversorganisatie:
de vereniging Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB),
statutair gevestigd in Utrecht, en kantoorhoudende aan de Xxxxxxxxxxxxxxx 00x (0000 XX) Xxxxxxx, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer N.J.H. Gravesteijn, Directeur VOB;
en
2. werknemersorganisaties:
- de vereniging FNV,
statutair gevestigd in Utrecht en kantoorhoudende aan Xxxxxxxxxxxxxxx 000 xx (0000 XX) Xxxxxxx, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer M.A.M. Kothman, Bestuurder sector FNV Media & Cultuur, branche openbare bibliotheken;
- de vereniging CNV Publieke Diensten, onderdeel van CNV Connectief, statutair gevestigd in Utrecht en xxxxxxxxxxxxxxx xxx Xxxxxxxxxx 0 xx (0000 XX) Xxxxxxx, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxxx, Bestuurder Arbeidsvoorwaarden, branche openbare bibliotheken;
hierna gezamenlijk te noemen: cao-partijen;
verklaren dat zij een collectieve arbeidsovereenkomst Stichting BibliotheekWerk hebben gesloten voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2026, bestaande uit de hierna volgende artikelen 1 tot en met 9 en de daarbij behorende bijlagen A, B, C en D.
Namens cao-partijen in viervoud ondertekend op 13 december 2023.
N.J.H. Gravesteijn Directeur
VOB
M.A.M. Xxxxxxx X. Xxxxxxx
Bestuurder sector FNV Media & Cultuur Bestuurder Arbeidsvoorwaarden
FNV CNV Publieke Diensten, onderdeel van
CNV Connectief
Definities
Artikel 1
1. In deze collectieve arbeidsovereenkomst Stichting BibliotheekWerk wordt verstaan onder:
a. bruto loonsom per jaar:
het jaarsalaris te vermeerderen met de eindejaarsuitkering;
b. cao-partijen:
partijen bij de cao SBW, te weten VOB, FNV (sector Media & Cultuur) en CNV Overheid & Publieke Diensten, onderdeel van CNV Connectief (sector Publieke Diensten);
c. cao / xxx XXX / deze cao:
de collectieve arbeidsovereenkomst Stichting BibliotheekWerk;
d. detacheren:
tijdelijk te werk stellen van een werknemer bij een andere organisatie;
e. openbare bibliotheekvoorziening:
- ‘lokale bibliotheek’:
in Nederland gevestigde organisatie met rechtspersoonlijkheid, die een of meerdere voor een ieder toegankelijke openbare bibliotheekvoorzieningen, als bedoeld in de wet, verzorgt en die in overwegende mate direct of indirect door een of meer gemeenten wordt gesubsidieerd of in stand gehouden.
- ‘provinciale ondersteuningsinstelling’:
in overwegende mate door een of meer Nederlandse provincies gesubsidieerde of in standgehouden voorziening, als bedoeld in de wet, die een pakket aan ondersteunende activiteiten biedt voor de lokale bibliotheken in de desbetreffende provincie of provincies;
f. reglement heffing en inning:
het reglement heffing en inning Stichting BibliotheekWerk;
g. SBW:
de rechtspersoon Stichting BibliotheekWerk;
h. scholier(e):
leerling in het primair of voortgezet onderwijs, bijvoorbeeld een middelbare school;
i. stagiair(e):
xxxxxxxx of student die in het kader van zijn opleiding werkzaam is op basis van een stage-overeenkomst;
j. student(e):
iemand die een studie of opleiding volgt in het middelbaar beroepsonderwijs of hoger onderwijs, bijvoorbeeld bij een universiteit, hogeschool, middelbare beroepsopleiding of ander (publiek of privaat) opleidingsinstituut;
k. uitzendkracht:
een medewerker die op basis van een arbeidsovereenkomst met zijn werkgever (de uitzendovereenkomst), in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever (uitzendbureau), ter beschikking wordt gesteld van een derde (in casu: de werkgever in de zin van de cao SBW) om krachtens een door deze aan het uitzendbureau verstrekte opdracht, arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de werkgever in de zin van de xxx XXX;
l. vakantiekracht:
scholieren en studenten die in de vakanties van hun school, studie of opleiding tijdelijk werk doen, tegen betaling;
m. werkgever: elke:
1. lokale bibliotheek;
2. in Nederland gevestigde privaatrechtelijke rechtspersoon die werkzaamheden verricht die naar hun aard dezelfde of nagenoeg dezelfde zijn als de werkzaamheden, die de lokale bibliotheken als hiervoor genoemd onder 1 in lid 1 sub m van dit artikel verrichten;
3. provinciale ondersteuningsinstelling;
4. in Nederland gevestigde privaatrechtelijke rechtspersoon die geheel of nagenoeg geheel werkzaamheden verricht ten behoeve van organisaties als hiervoor genoemd onder 1, 2 en/of 3 in lid 1 sub m van dit artikel, indien die werkzaamheden samenhangen met, bijdragen en/of ondersteunend zijn aan de vervulling van de functies en/of taken die voor een ieder toegankelijke openbare bibliotheekvoorzieningen hebben op grond van de wet (Wsob);
n. werknemer:
degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft met de werkgever als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub m van de cao SBW.
Niet als werknemer worden beschouwd:
- uitzendkrachten;
- bij werkgever gedetacheerde medewerkers;
- stagiaires;
- vakantiekrachten;
- werknemers die jonger zijn dan 15 jaar;
- werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet hebben bereikt;
- vrijwilligers;
o. wet / Wsob:
de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob; wet van 19 november 2014; gepubliceerd in 2014, Staatsblad nr. 470; in werking getreden per 1
januari 2015).
2. Daar waar in deze cao SBW ter aanduiding van een natuurlijk persoon de taalkundig mannelijke vorm is gehanteerd, dient – voor zover daarin niet reeds voorzien – tevens de taalkundig vrouwelijke of genderneutrale vorm geacht te zijn bedoeld.
Werkingssfeer Artikel 2
1. De cao SBW is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten tussen werkgevers en werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub m en n van de cao SBW.
2. Onder werkgever wordt in dit verband verstaan: elke:
a. lokale bibliotheek, als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub e van de xxx XXX;
b. in Nederland gevestigde privaatrechtelijke rechtspersoon die werkzaamheden verricht die naar hun aard dezelfde of nagenoeg dezelfde zijn als de werkzaamheden, die de lokale bibliotheken als genoemd in lid 2 sub a van dit artikel verrichten;
c. provinciale ondersteuningsinstelling, als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub e van de cao SBW;
d. in Nederland gevestigde privaatrechtelijke rechtspersoon die geheel of nagenoeg geheel werkzaamheden verricht ten behoeve van organisaties als genoemd in lid 2 sub a, b en/of c van dit artikel, indien die werkzaamheden samenhangen met, bijdragen en/of ondersteunend zijn aan de vervulling van de functies en/of taken die voor een ieder toegankelijke openbare bibliotheekvoorzieningen hebben op grond van de wet (Wsob).
Ontheffing Artikel 3
Cao-partijen kunnen in bijzondere gevallen op verzoek van een werkgever gezamenlijk geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het in de cao SBW bepaalde.
De hiervoor geldende procedure en voorwaarden zijn opgenomen in bijlage A - Ontheffingsregeling.
Doel Artikel 4
1. SBW heeft ten doel het bevorderen van een goed functionerende arbeidsmarkt in de branche openbare bibliotheken zowel op landelijk als op regionaal niveau.
2. SBW tracht dit doel te bereiken door:
a. het voeren van overleg, met uitzondering van het cao-overleg, over door SBW te initiëren en uit (te laten) voeren arbeidsmarkt gerelateerde projecten op het gebied van instroom, doorstroom, voorlichting en (verdere) competentie- ontwikkeling van alle werkgevers en werknemers in de branche openbare bibliotheken;
b. het initiëren, (laten) uitvoeren, begeleiden en publiceren van onderzoek op het terrein van de arbeidsmarkt in de branche openbare bibliotheken;
c. het (laten) uitvoeren van informatie- en communicatievoorziening op het terrein van de arbeidsmarkt voor werkgevers en werknemers in de branche;
d. het voeren van overleg, met uitzondering van het cao-overleg, over de inzet van middelen die partijen in de branche openbare bibliotheken ter beschikking hebben voor de in lid 2 van dit artikel onder a tot en met c genoemde activiteiten;
e. het verwerven van middelen voor de financiering van de in lid 2 van dit artikel onder a tot en met d genoemde activiteiten.
Uitvoering Artikel 5
De uitvoering van het in artikel 4 cao SBW genoemde doel is opgedragen aan SBW en geschiedt volgens de statuten en het reglement heffing en inning die als bijlagen B en C aan deze cao SBW zijn gehecht en daarvan integraal deel uitmaken.
Verplichtingen werkgever
Artikel 6
Werkgevers zijn gehouden SBW de noodzakelijke beschikbare gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen, die zij aan SBW zijn verschuldigd, overeenkomstig hetgeen hierover in de statuten en in het bijgevoegde reglement heffing en inning is bepaald.
Rechten van werkgever en werknemer Artikel 7
Iedere werkgever en werknemer heeft binnen de kaders van deze cao SBW het recht deel te nemen aan c.q. gebruik te maken van de door SBW gefinancierde of gesubsidieerde activiteiten zoals bedoeld in artikel 4 van de cao SBW.
Bijdrage Artikel 8
Voor de looptijd van deze cao SBW wordt SBW gefinancierd uit:
a. een bijdrage van de werkgever.
Deze bijdrage bedraagt 0,1% van de totale bruto loonsom in 2024 respectievelijk 2025 en 2026.
Voor de vaststelling van de totale bruto loonsom is de peildatum:
- in 2024: 1 januari 2024;
- in 2025: 1 januari 2025;
- in 2026: 1 januari 2026.
b. te verwerven subsidies en andere inkomsten.
Duur en opzegging van de cao SBW Artikel 9
1. Deze cao SBW vangt aan op 1 januari 2024 en loopt tot en met 31 december 2026.
2. Indien geen van de cao-partijen uiterlijk twee maanden voor het tijdstip waarop deze cao SBW eindigt, schriftelijk laat weten dat zij deze wenst te beëindigen, wordt de overeenkomst geacht telkens voor één jaar stilzwijgend te zijn verlengd.
3. Opzegging door één van de cao-partijen, geschiedt bij aangetekende brief gericht aan de andere partijen.
Bijlage A
bij de cao Stichting BibliotheekWerk 2024 - 2026
Ontheffingsregeling
(Ex artikel 3 cao SBW)
Cao-partijen hechten belang aan een gelijk speelveld in de branche openbare bibliotheken, zodat ook nieuwe toetreders zijn gehouden aan de arbeidsvoorwaarden zoals in de cao Stichting BibliotheekWerk (cao SBW) vastgelegd. Om die reden verlenen cao-partijen alleen (deels) ontheffing van alle of bepaalde artikelen van de cao SBW, indien de werkgever voldoet aan de voorwaarden in deze ontheffingsregeling.
Aan een ontheffingsverzoek ex artikel 3 cao SBW worden de volgende voorwaarden gesteld:
Artikel 1 - Procedure
1. De werkgever stuurt schriftelijk of per e-mail een verzoek naar het Centraal overleg arbeidsvoorwaarden openbare bibliotheken (COAOB). Het secretariaat van het COAOB (secretariaat) wordt gevoerd door de VOB, Xxxxxxxxxxxxxxx 00x, 0000 XX xx Xxxxxxx. Het secretariaat is per e-mail bereikbaar via xxxxxxxxxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxx.xx.
2. Uit het verzoek blijkt dat de ondernemingsraad (or) of personeelsvertegenwoordiging (pvt) instemt met het verzoek.
3. De werkgever licht het verzoek inhoudelijk toe. Om voor een ontheffing in aanmerking te komen, dient het verzoek ten minste aan de volgende criteria te voldoen:
a. De aanvrager toont aan dat hij onder de werkingssfeer van de cao SBW en één
of meer andere rechtsgeldige cao’s – niet zijnde een ondernemings-cao – valt.
b. De aanvrager onderbouwt om welke reden(en) ontheffing wordt gevraagd en beargumenteert waarom deze redenen moeten leiden tot ontheffing van de cao SBW.
c. De aanvrager toont aan dat de arbeidsvoorwaarden voor de werknemers na een eventuele ontheffing voldoende gewaarborgd zijn en deze arbeidsvoorwaarden geen mindere aanspraken aan de werknemers verlenen dan voor hen zouden voortvloeien uit de toepasselijkheid van de cao SBW. Dit blijkt uit afspraken die zijn gemaakt met de betreffende vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties en de instemming van de or of pvt.
d. De aanvrager toont aan dat de voorgestelde arbeidsvoorwaarden niet in strijd zijn met wettelijke bepalingen.
4. Het secretariaat controleert of de aanvraag compleet is en neemt contact op met de werkgever. Het secretariaat bespreekt met de werkgever het tijdpad om tot behandeling van zijn verzoek in het COAOB te komen.
5. Daarbij gelden de volgende termijnen:
a. Voor een ambtelijke voorbereiding geldt als richtlijn een periode van drie weken;
b. De behandeling van het complete verzoek staat op de agenda van het eerstvolgende reguliere COAOB. Als richtlijn geldt een periode van acht weken.
6. De beslissing waarbij het verzoek tot ontheffing wordt ingewilligd wordt met eenstemmigheid genomen.
7. Na behandeling van het verzoek in het COAOB neemt het secretariaat binnen vijf werkdagen contact op met de werkgever.
In dat contact met de werkgever wordt de uitkomst van de behandeling meegedeeld.
8. Mocht aanvullende informatie nodig zijn om een uitspraak over het verzoek te doen, dan wordt deze aangeleverd door de werkgever. Afhankelijk van de aard van deze aanvullende informatie wordt opnieuw bepaald wanneer de behandeling van het aangevulde verzoek kan plaatsvinden.
9. Van de beslissing op het verzoek tot ontheffing, ontvangt de werkgever en de or of pvt een schriftelijke bevestiging.
10. De schriftelijke bevestiging van de beslissing, als bedoeld in lid 9 van dit artikel, bevat een vermelding van de overwegingen die tot de uitspraak hebben geleid.
11. Cao-partijen kunnen aan hun beslissing voorwaarden verbinden, indien zij het verzoek tot ontheffing (deels) inwilligen.
Artikel 2 - Aanvullende voorwaarden bij partieel ontheffingsverzoek
In aanvulling op artikel 1 van deze ontheffingsregeling, gelden in het geval van een ontheffingsverzoek voor uitsluitend een aantal werknemers of ten aanzien van een aantal cao-bepalingen de volgende aanvullende voorwaarden.
De werkgever is verplicht het verzoek tot partiële ontheffing vergezeld te doen gaan van:
a. een vermelding van de cao-bepaling(en) waarvoor de werkgever ontheffing vraagt; en/of
b. de namen en adressen van de werknemers voor wie ontheffing wordt gevraagd en een afschrift van hun arbeidsovereenkomst; en
c. de redenen waarom de werkgever ontheffing vraagt voor deze groep werknemers en/of voor deze cao-bepalingen en een argumentatie waarom deze redenen moeten leiden tot partiële ontheffing van de cao SBW;
d. een concreet en gemotiveerd voorstel over de na de ontheffing van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden voor de betreffende groep werknemers en/of in plaats van de cao-bepalingen waarvoor partiële ontheffing wordt gevraagd;
e. een bewijs van overleg en reactie van de betreffende vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties en de instemming van de or of pvt.
Artikel 3 - Beoordelingskader
Cao-partijen toetsen bij een ontheffingsverzoek in ieder geval de navolgende punten:
a. Naast de cao SBW is er sprake van een andere van toepassing zijnde rechtsgeldige cao – niet zijnde een ondernemings-cao.
b. De redenen waarom ontheffing wordt gevraagd dienen voldoende gegrond te zijn. Op basis van zwaarwegende argumenten moet worden aangetoond dat toepassing van de cao SBW redelijkerwijze niet kan worden gevergd. Van zwaarwegende argumenten is met name sprake als de bedrijfsspecifieke kenmerken op essentiële punten verschillen van organisaties die tot de werkingssfeer van de cao SBW kunnen worden gerekend.
Bedrijfsspecifieke kenmerken (functies) van bibliotheken worden genoemd in de Wet stelsel openbare bibliotheken (2014, Staatsblad nr. 470):
a) ter beschikking stellen van kennis en informatie;
b) bieden van mogelijkheden tot ontwikkeling en educatie;
c) bevorderen van lezen en het laten kennis maken van literatuur;
d) organiseren van ontmoeting en debat;
e) laten kennis maken met kunst en cultuur.
c. De arbeidsvoorwaarden voor de werknemers dienen voldoende gewaarborgd te zijn en deze arbeidsvoorwaarden mogen geen mindere aanspraken aan de werknemers verlenen dan voor hen zouden voortvloeien uit de toepasselijkheid van de cao SBW. Dit blijkt uit afspraken die zijn gemaakt met de betreffende vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties en de instemming van de or of pvt.
d. De voorgestelde arbeidsvoorwaarden mogen niet in strijd zijn met wettelijke bepalingen.
e. Ontheffing wordt tijdelijk verleend voor de duur van de cao SBW. Daarna moet opnieuw worden getoetst of nog steeds aan alle criteria wordt voldaan, waarbij de bewijslast opnieuw bij de aanvrager ligt. Xxx-xxxxxxxxxxx kunnen immers tot wijziging van de situatie leiden.
Artikel 4 - Klachtenprocedure
1. Indien de werkgever het niet eens is met de beslissing van het COAOB, kan hij daarover een klacht indienen bij het COAOB.
2. Indien het COAOB en de werkgever in goed overleg de klacht niet kunnen oplossen, kunnen partijen besluiten om een onafhankelijke derde-deskundige in te schakelen. Deze onafhankelijke derde-deskundige beoordeelt de klacht en doet daarover een bindende uitspraak. De werkgever en het COAOB delen de kosten voor inschakeling van deze onafhankelijke derde-deskundige.
Bijlage B
bij de cao Stichting BibliotheekWerk 2024 - 2026
Statuten Stichting BibliotheekWerk
Bijlage C
bij de cao Stichting BibliotheekWerk 2024 - 2026
Reglement heffing en inning Stichting BibliotheekWerk
Begripsbepalingen
Artikel 1
In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 2 van de statuten van Stichting BibliotheekWerk (SBW).
Hoogte der bijdragen
Artikel 2
De werkgever is met ingang van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2026 aan SBW een werkgeversbijdrage verschuldigd van 0,1% van de totale bruto loonsom per jaar, zoals bepaald in artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst Stichting BibliotheekWerk (cao SBW).
Voor de vaststelling van de totale bruto loonsom wordt als peildatum gehanteerd:
- voor 2024: 1 januari 2024;
- voor 2025: 1 januari 2025;
- voor 2026: 1 januari 2026.
Uitvoerder
Artikel 3
Het secretariaat van SBW zorgt voor uitvoering van dit reglement en heeft de vaststelling en het incasseren van de premie bij de aangesloten werkgevers opgedragen aan de
naamloze vennootschap "AZL N.V.” gevestigd in Heerlen.
Werkwijze
Artikel 4
a. De premie van SBW is een afzonderlijk onderdeel van de totale premievaststelling en incasso van het Pensioenfonds Openbare Bibliotheken (POB).
b. AZL verricht de werkzaamheden ten behoeve van SBW met gebruikmaking van de reeds verzamelde gemeenschappelijke gegevens voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden.
Onvoorziene gevallen
Artikel 5
Het bestuur van SBW is bevoegd om in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in dit reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten en de cao SBW.
Inwerkingtreding
Artikel 6
Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.
Bijlage D
bij de cao Stichting BibliotheekWerk 2024 - 2026
Protocol
Cao-partijen hebben navolgende protocolafspraken gemaakt.
1. Doelstelling(en) SBW
Cao-partijen wisselen in de loop van 2024 met elkaar van gedachten over de vraag of de in artikel 3 van de statuten van SBW (d.d. 28 juli 2020) opgenomen doelstelling en de wijze waarop SBW die doelstelling tracht te bereiken (nog) voldoet. Het overleg hierover starten cao-partijen nadat zij een akkoord hebben bereikt over een nieuwe cao OB voor 2024 en verder. Cao-partijen vragen aan het bestuur van SBW om ten behoeve van het COAOB een notitie met advies op te stellen. Dit ter voorbereiding van het overleg tussen cao-partijen over dit onderwerp.
2. Financiën
Cao-partijen bespreken in de tweede helft van 2025 met elkaar of de financiële positie van SBW op de kortere en langere termijn toereikend is om haar statutaire doelstelling te kunnen realiseren en te kunnen voldoen aan haar financiële verplichtingen.