MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 9289
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 15-12-1999, nr. 242
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VRIJWILLIG VERVROEGD UITTREDEN VOOR HET HORECABEDRIJF
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf namens Koninklijk Horeca Nederland als partij te ener zijde mede namens Xxxxxxxxxx FNV en CNV Bedrijvenbond als par- tijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor het Horecabedrijf, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsover- eenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek schriftelijke bedenkingen zijn inge- bracht door:
A. Houthoff Buruma namens Stichting Nederlandse Jeugdherberg Cen- trale (NJHC);
B. Houthoff Buruma namens Vroom en Dreesmann WARENHUIZEN
B.V. (V&D);
C. het Nederlands Horeca Gilde (NHG).
dat de bedenkingen als volgt kunnen worden samengevat:
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1999 CAO928999
CAO1658 1
Ad A.
NJHC verzoekt om integrale ontheffing van de toepasselijkheid van onderliggende CAO. Op alle werknemers van de NJHC is ingevolge hun deelname aan het pensioenfonds PGGM een regeling inzake vervroegde uittreding van toepassing. Deze Overbruggingsregeling (,,OBU- regeling’’) is vergelijkbaar met de VUT-CAO. Daarnaast is per 1 januari 1999 een FLEX-pensioenregeling geïntroduceerd, die eveneens de mo- gelijkheid van vervroegde uittreding biedt en daarmee vergelijkbaar is met de VUT-CAO. Deze regeling is van toepassing op nieuwe deelne- mers. De Overbruggingsregeling (OBU-regeling) blijft als ,,overgangs- regeling’’ van toepassing op de oude deelnemers.
Ad B.
V&D maakt primair bezwaar tegen de inwilliging van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring (AVV) van gewijzigde bepalingen van de onderliggende CAO voor zover AVV zich tot V&D zou uitstrekken. V&D heeft een rechtsgeldige ondernemings-CAO afgesloten.
Ad C.
Het NHG maakt bezwaar tegen AVV van de onderhavige CAO en ver- zoekt in elk geval om dispensatie. Het NHG heeft een eigen CAO. Bovendien zijn NHG en LBV voornemens een VUT- en pensioen- regeling in te stellen. Tevens heeft het NHG aangegeven een grondig onderzoek naar de representativiteit van Koninklijk Horeca Nederland (KHN) te laten verrichten.
Overwegende ten aanzien van de bedenkingen:
Ad A.
De VUT-regeling gekoppeld aan de PGGM pensioenregeling die van toepassing is op de jeugdherbergen aangesloten bij de NJHC wordt sinds 1989 aangemerkt als gelijkwaardig aan een collectieve bedrijfstak- regeling. Op grond daarvan is steeds het besluit tot AVV niet van toe- passing verklaard op de bij de NJHC aangesloten jeugdherbergen. Aan de bij de NJHC aangesloten jeugdherbergen kan mitsdien vrijstelling worden verleend.
Ad B en C.
Op schriftelijke mededeling van bedenkingen tegen AVV wordt aan werkgevers die gebonden zijn aan een andere rechtsgeldige CAO dis- pensatie verleend van het AVV-besluit.
Overwegende ten aanzien van de representativiteit:
Tijdens het verloop van de AVV-procedure heeft ondergetekende op 30 september 1999 van het NHG een afschrift ontvangen van het door Research en Beleid opgestelde rapport inzake de representativiteit, waarin de conclusie is opgenomen dat de operationalisering van de repre- sentativiteitseis gecompliceerd is; dit vanwege de complexiteit van de
2
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
werkingssfeer/het domein waarop de CAO betrekking heeft en de diver- siteit aan bronnen die gebruikt kan worden.
CAO-partijen zijn primair verantwoordelijk voor de (adequate bereke- ning van de) vereiste representativiteitsgegevens ter zake het door hen zelf overeengekomen CAO-domein.
Indien naar zijn oordeel noodzakelijk kan ondergetekende van CAO- partijen een door een registeraccountant of accountants-administra- tieconsulent met certificerende bevoegdheid geverifieerde opgave van de door hen verstrekte aantallen werknemers en de betrouwbaarheid van de daartoe gekozen bron verlangen.
Naar aanleiding van genoemd rapport is om een dergelijke accountants- verklaring verzocht.
In antwoord op dit verzoek zijn de representativiteitsgegevens opnieuw door CAO-partijen vastgesteld en vervolgens door een registeraccoun- tant geaccordeerd.
In tegenstelling tot de eerder ingediende gegevens waarbij het percen- tage 79,6% bedroeg, is volgens de nieuw vastgestelde gegevens tenmin- ste 60,9% van de CAO-werknemers in dienst van werkgevers die lid zijn van Koninklijk Horeca Nederland (KHN).
Naar aanleiding van de nieuw vastgestelde representativiteitsgegevens is CAO-partijen verzocht de verschillen tussen de in eerste instantie ver- strekte representativiteitsgegevens en de nieuwe gegevens welke door de registeraccountant zijn geaccordeerd, schriftelijk nader toe te lichten. Tevens is CAO-partijen verzocht duidelijk te maken hoe bij de bereke- ning van de representativiteit is omgegaan met gedispenseerde werkge- vers. Dit omdat bij de vaststelling van het representativiteitspercentage werknemers bij van de CAO (of AVV) gedispenseerde werkgevers in principe behoren te worden meegeteld, tenzij er sprake is van (integrale) dispensatie op grond van (het onder de werkingssfeer vallen van) een eigen rechtsgeldige CAO.
Uit de door CAO-partijen vastgestelde representativiteitsgegevens, de daarop betrekking hebbende accountantsverklaring alsmede de nadere toelichting van partijen op de hiervoor genoemde vragen, kan in rede- lijkheid worden geconcludeerd dat door CAO-partijen voldoende aanne- melijk is gemaakt dat er minimaal sprake is van een representativiteit van 60,9%, hetgeen als een belangrijke meerderheid is aan te merken.
3
In geval van een volgend verzoek tot AVV zal CAO-partijen wederom worden gevraagd om een door een registeraccountant of accountants- administratieconsulent met certificerende bevoegdheid geverifieerde op- gave van de door hen verstrekte representativiteitsgegevens.
Aan de Stichting van de Arbeid is in een nadere notitie inzake de repre- sentativiteit terzake de Horeca-CAO om een reactie gevraagd op de voorgenomen beslissing om het verzoek tot AVV te honoreren. De Stich- ting van de Arbeid heeft aangegeven met deze beslissing in te stemmen.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Gelet op het overleg met de Stichting van de Arbeid; Besluit:
I. Trekt in zijn besluit van 27 februari 1998 (Stcrt 1998, nr. 42), voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindendverklaren van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor het Horecabedrijf, zulks met inachtneming van hetgeen onder VIII en IX is bepaald;
II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1999 (en voorzover het betreft de artikelen 1 en 2 met uitzondering van de leden 5, 6 en 7 en de artikelen 3, 4, 8, 9 en 10 van de CAO alsmede de sta- tuten en het reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Horecabedrijf met uitzondering van de artikelen 3, 4, 5 en 8 tot en met 31 december 2003) de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor het Horecabe- drijf alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Horecabedrijf, zulks met inachtneming van hetgeen onder III, IV, V, VI, VII, VIII en IX is bepaald:
Artikel 1
Definities
In deze CAO en de daarvan deel uitmakende bijlagen, wordt verstaan onder:
1. CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomst vrijwillig vervroegd uittre- den voor het horecabedrijf.
2. Werkgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die één bedrijf (of meerdere bedrijven) exploiteert waarvoor het Bedrijfschap Ho-
4
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
reca en Catering is ingesteld en daartoe een werknemer in de zin van deze CAO in dienst heeft.
Het instellingsbesluit van het Bedrijfschap Horeca en Catering is opgenomen in het Staatsblad 1954, nr. 605.
3. Werknemer: de natuurlijke persoon (m/v) die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van een werkgever, uitgezonderd:
a. de werknemer/directeur van een N.V./B.V. die niet (langer) ver- plicht verzekerd is voor de wettelijke werknemersverzekeringen;
b. de werknemer, die echtgenoot/echtgenote of levenspartner is van de hierboven in a. genoemde werknemer/directeur en die niet verplicht verzekerd is voor de wettelijke werknemers- verzekeringen;
c. de werknemer, die familielid (tot en met de derde graad) van de in a. genoemde werknemer/directeur en tevens (mede) bestuurder of financieel deelgenoot is in de onderneming van de werkgever en die niet verplicht verzekerd is voor de wettelijke werknemers- verzekeringen;
x. xx xxxxxxxxx, die echtgenoot/echtgenote of levenspartner is van de werkgever en die niet verplicht verzekerd is voor de wettelijke werknemersverzekeringen;
x. xx xxxxxxx en de artiest;
f. de werknemer die per week voor meer dan 50% van de met hem overeengekomen arbeidsduur werkzaamheden verricht in het ban- ketbakkersbedrijf als bedoeld in artikel 1 van de CAO voor het banketbakkersbedrijf en op wie uit dien hoofde de CAO voor het banketbakkersbedrijf van toepassing is;
g. de werknemer die per week voor meer dan 50% van de met hem overeengekomen wekelijkse arbeidsduur werkzaamheden verricht in een zweminrichting als bedoeld in artikel 1 van de CAO voor Sport-, Recreatie- en Ontspanningscentra en op wie uit dien hoofde de CAO voor Sport-, Recreatie- en Ontspanningscentra van toepassing is;
h. de werknemer die per week voor meer dan 50% van de met hem overeengekomen wekelijkse arbeidsduur werkzaamheden verricht bij een werkgever als bedoeld in artikel 1 van de op 1 juli 1996 geldende CAO Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor de Contract- Cateringbranche en op wie uit dien hoofde de CAO Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor de Contract-Cateringbranche van toe- passing is.
4. Seizoenwerknemer: de werknemer van 18 jaar of ouder die in dienst
5
is van een werkgever die in het bezit is van een verklaring seizoen- bedrijf op naam van zijn bedrijf. Deze verklaring dient afgegeven te zijn door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf. Uit de arbeidsovereenkomst moet blijken dat de werknemer als seizoenwerknemer is aangenomen.
5. (Xxxxxx)partner: de ongehuwde persoon met wie de ongehuwde werknemer duurzaam een gezamenlijke huishouding voert als ware hij gehuwd. Van een gezamenlijke huishouding kan slechts sprake zijn indien gezamenlijk wordt voorzien in de huisvesting en boven- dien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding danwel op een andere wijze in elkaars verzorging voorzien. Onder duurzaam wordt verstaan dat er langer dan een jaar aantoonbaar gezamenlijk een huishouding is gevoerd danwel dat er een samenlevingscontract is afgesloten.
6. Stagiair: de natuurlijke persoon (m/v) die op grond van een leerplan van een onderwijsinstelling bij de werkgever onder begeleiding werk- zaam is, ten einde de voor de opleiding noodzakelijke theorie- en praktijkervaring op te doen.
7. SUHOR: de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Horecabedrijf.
8. Deelnemer: de werknemer wiens verzoek om in aanmerking te ko- men voor een VUT-uitkering door de SUHOR is ingewilligd.
9. Loon SV: het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzeke- ringen.
10. SV-uitkering: een uitkering krachtens de Ziektewet (ZW), de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) of de Werkloosheidswet (WW) danwel een combinatie van genoemde uitkeringen, één en ander eventueel aangevuld met (een) uitkering(en) ingevolge de Toeslagen- wet of de Rijksgroepsregeling Werkloze Werknemers (RWW), of een daarmee gelijkgestelde uitkering.
Artikel 2
Werkingssfeer
1. Toepassing CAO
a. Deze CAO is van toepassing op de arbeidsovereenkomst die is gesloten tussen een werkgever en werknemer.
b. Samengestelde ondernemingen
Samengestelde ondernemingen zijn ondernemingen met een deel waar activiteiten worden uitgeoefend die zijn te beschouwen als
6
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
een bedrijf waarvoor het Bedrijfschap Horeca en Catering is ingesteld (= horecagedeelte) en met een deel waar activiteiten worden uitgeoefend die niet zijn te beschouwen als een bedrijf waarvoor het Bedrijfschap Horeca en Catering is ingesteld (= niet-horecagedeelte).
Indien de werkgever een samengestelde onderneming exploiteert, is deze CAO alleen van toepassing op de werknemers die werk- zaam zijn in of ten behoeve van het horecagedeelte.
2. Uitzondering stagiairs
De CAO is niet van toepassing op de stagiairs.
3. Uitzondering contract-cateringactiviteiten
a. Deze CAO is niet van toepassing op de dienstbetrekkingen tus- sen werkgevers die zich bezighouden met het verrichten van contract-cateringactiviteiten en hun werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 3 sub h. die in het kader van hun dienstverband betrokken zijn bij activiteiten van hun werkgever op het gebied van contract-catering.
b. Voor contract-cateringactiviteiten is karakteristiek het verlenen van restauratieve diensten ten behoeve van personen met wie de opdrachtgever een durende band heeft anders dan die strekkende tot dat verlenen, en die diensten worden verleend in directe rela- tie tot die band.
Onder contract-cateringactiviteiten dienen tevens te worden be- grepen voedselbereidingsactiviteiten die plaatsvinden buiten de besloten kring van het bedrijf of de instelling van de opdracht- gever1) voor zover deze worden verricht ten behoeve van het ver- lenen van restauratieve diensten in de besloten kring van het bedrijf of de instelling van de opdrachtgever.
c. Bij geschil over de vraag of in een concreet geval sprake is van contract-cateringactiviteiten in deze overeenkomst bedoelde zin, beslist de Commissie Werkingssfeer op verzoek van de meest gerede partij. De uitspraak van de Commissie Werkingssfeer heeft het karakter van een bindend advies voor betrokken partijen indien deze vooraf schriftelijk zijn overeengekomen deze uitspra- ken als zodanig te accepteren.
Toetsing door de burgerlijke rechter blijft daarnaast openstaan.
d. De samenstelling, taak en werkwijze van de Commissie Wer-
1) Hieronder met name aparte rechtspersonen te verstaan.
7
kingssfeer zijn geregeld bij een van deze CAO deel uitmakend reglement en de bijlage bij dat reglement (zie bijlagen I en I-a).
4. Uitzondering Verblijfsrecreatiebedrijven
a. Deze CAO is niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst tus- sen de werkgever die gelegenheid biedt tot verblijf buiten de eigen woning in tent, caravan, of vergelijkbaar kampeermiddel, danwel in bungalow, appartement of vergelijkbare accommoda- tie, al dan niet in privé-eigendom van de gast, danwel in groeps- accommodatie voor met name vakantie of ontspanning, van ten- minste één overnachting, al dan niet in combinatie aangeboden met diverse voorzieningen, te weten winkels, horeca, sport- en spelaccommodatie en andere (recreatieve) voorzieningen en de werknemer, indien de aansluiting van de werkgever bij de SUHOR op grond van de inschrijfplicht bij het Bedrijfschap Horeca en Catering plaatsvond na 31 maart 1996.
b. Deze CAO is vanaf 1 april 1998 niet van toepassing op de onder
a. omschreven arbeidsovereenkomst, indien de aansluiting van de werkgever bij de SUHOR op grond van de inschrijfplicht bij het Bedrijfschap Horeca en Catering plaatsvond vóór of op 31 maart 1996.
5. Ontheffing
Indien de werkgever om moverende redenen ontheffing wenst van de toepassing van bepalingen uit deze CAO, dient hij daartoe een schriftelijk verzoek in te dienen bij de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (LBC), Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxxx. Uitsluitend de bepalingen van deze CAO waarvoor door de LBC ont- heffing is verleend, behoeven niet toegepast te worden.
In alle andere gevallen blijven de bepalingen van deze CAO onver- minderd van kracht.
Het adres van het secretariaat LBC is Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxxx.
7. Mogelijkheid van wederkerigheidsovereenkomsten
Het bestuur van de SUHOR kan met een andere Stichting Vervroegd Uittreden onder nader te bepalen voorwaarden schriftelijk overeen- komen dat de tijd in dienstverband doorgebracht bij werkgevers die onder de werkingssfeer van de VUT-regeling van één van beide stichtingen vallen, wordt gelijkgesteld met de tijd in dienstverband doorgebracht bij werkgevers, vallende onder de werkingssfeer van de op de uittredingsdatum vigerende uittredingsregeling.
8
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
1. Het reglement
Artikel 3
Uitvoering van de cao
De uitvoering van deze CAO geschiedt volgens een reglement, dat aan deze CAO is gehecht en geacht wordt daarvan deel uit te maken (zie bijlage II).
2. Uitvoering door xx XXXXX
x. De uitvoering wordt opgedragen aan de SUHOR, die onder zijn verantwoordelijkheid de uitvoering kan delegeren aan derden.
Artikel 4
Heffing
Betaling bijdrage
De werkgever is verplicht per kalenderjaar een bijdrage aan de SUHOR te betalen. Deze bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld.
– Werkgever:
De bijdrage van de werkgever is voor 1999 vastgesteld op 1,88% van het loon SV met een maximum van 1,5 maal het maximum premie- dagloon in de zin van artikel 9 lid 1 van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen. Voor de vaststelling van de loonsom worden alle werknemers die in dienst zijn van de werkgever en die vallen onder deze CAO meegenomen.
De werkgever moet deze loongegevens vermelden op de individuele jaaropgave.
– Werknemer:
De werknemer betaalt een aandeel van de bijdrage van de werkge- ver zoals hierboven genoemd. In 1999 is de werknemer 0,5% van zijn loon verschuldigd aan de werkgever. Dit betreft het loon SV met een maximum van 1,5 maal het maximum premiedagloon in de zin van artikel 9 lid 1 van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen.
De werkgever moet dit aandeel van de werknemer vorderen door het elke week of elke maand in te houden op zijn loon.
9
Inning van de bijdrage
De bijdrage wordt krachtens lastgeving geind door de Stichting Beheer Horeca-secretariaten (SBH). De SBH is bevoegd op eigen naam ter invordering van de bijdragen in rechte op te treden.
Artikel 5
Aanspraak op een uitkering
1. Aanspraak op een uitkering krachtens deze CAO kan de werknemer maken:
a. – die 40 of meer jaren krachtens een arbeidsovereenkomst als werknemer bij één of meer werkgevers is geweest of
– die de 58-jarige leeftijd heeft bereikt en
b. die gedurende ten minste de laatste tien jaar voorafgaande aan de uittredingsdatum ononderbroken bij één of meer werkgevers als werknemer werkzaam is geweest (voor seizoenwerknemers geldt een evenredig langer dienstjarencriterium, dat wil zeggen in de laatste aaneengesloten seizoenen 120 maanden) behoudens:
– een onderbreking wegens arbeidsongeschiktheid;
– andere onderbrekingen van beperkte duur buiten de schuld van de werknemer, ter beoordeling van het bestuur van de SUHOR en
c. die de arbeidsovereenkomst met zijn werkgever beëindigt tegen de datum van uittreden.
2. Uitbreiding van het dienstjarencriterium:
Xxxxx, gedurende welke de werknemer in bedrijven of bij werkgevers als bedoeld in artikel 2 leden 7 krachtens een arbeidsovereenkomst werkzaam is geweest, kunnen onder nader door het bestuur van de SUHOR vast te stellen voorwaarden meegeteld worden voor de bere- kening van de in lid 1 sub b. genoemde perioden.
3. Uitzondering op het dienstjarencriterium:
Xxxxx, gedurende welke de werknemer bij een werkgever, die con- form artikel 11 van deze CAO van de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (LBC) dan wel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontheffing heeft gekregen om (algemeen verbindend verklaarde) bepalingen van deze CAO toe te passen, krachtens een arbeidsovereenkomst werkzaam is geweest, worden niet meegeteld voor de berekening van de in lid 1 sub a. en 1 sub b. genoemde perioden.
4. Geen aanspraak op een uitkering krachtens de CAO kan doen gelden
c.q. aanspraak verliest:
x. xxxxxx, die in aanmerking komt voor een volledige SV-uitkering;
10
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
x. xxxxxx, die in aanmerking komt voor loondoorbetaling door de werkgever tijdens ziekte als bedoeld in artikel 7:629 van het Bur- gerlijk Wetboek;
c. degene, die onder een afvloeiingsregeling of non-aktiviteits- regeling valt;
x. xxxxxx, die in het genot is van een ouderdomspensioen op grond van een arbeidsovereenkomst bij één of meer werkgevers;
e. degene, die niet voldoet aan de in het reglement van de SUHOR opgenomen voorwaarden.
Artikel 6
Deeltijd-vut
1. Deeltijd-VUT
Bij gebruikmaking van de deeltijd-VUT-regeling wordt voor de werk- nemer de arbeidsduur verminderd met 50% van de normale arbeids- tijd volgens de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf. Voor de 50% die de werknemer niet meer werkzaam is, ontvangt de werk- nemer een VUT-uitkering.
Indien gebruik is gemaakt van de deeltijd-VUT-regeling blijft aan- spraak bestaan op de mogelijkheid om volledig vervroegd uit te tre- den.
2. Aanspraak op deeltijd-VUT kan de werknemer maken:
a. – die 40 of meer jaren krachtens een arbeidsovereenkomst als werknemer bij één of meer werkgevers is geweest of
– die de 57-jarige leeftijd heeft bereikt en
b. die gedurende de periode van drie jaar onmiddellijk vooraf- gaande aan de uittredingsdatum als werknemer bij één of meer werkgevers een arbeidsovereenkomst heeft gehad van 38 uren per week en
c. die gedurende ten minste de laatste 10 jaar voorafgaande aan de uittredingsdatum ononderbroken bij één of meer werkgevers als werknemer werkzaam is geweest (voor seizoenwerknemers geldt een evenredig langer dienstjarencriterium, dat wil zeggen in de laatste aaneengesloten seizoenen 120 maanden) behoudens:
– een onderbreking wegens arbeidsongeschiktheid;
– andere onderbrekingen van beperkte duur buiten de schuld van de werknemer, ter beoordeling van het bestuur van de SUHOR en
11
d. die de voltijdarbeidsovereenkomst met zijn werkgever omzet in een deeltijdarbeidsovereenkomst van 19 uren per week.
3. Aan deeltijd-VUT zijn onderstaande eisen verbonden:
a. deelname in de deeltijd-VUT-regeling kan alleen op basis van 19 uren per week;
b. de werknemer die gebruik maakt van de deeltijd-VUT-uitkering mag niet langer of korter werken dan 50% van de normale arbeidstijd van 494 uren in een kalenderkwartaal. Dit betekent dat niet langer of korter gewerkt mag worden dan 247 uren in een kalenderkwartaal (met inachtneming van de maximum werktijd per dag).
Dit betekent een gemiddelde arbeidstijd van 19 uren per week.
4. De werknemer die een gedeeltelijke SV-uitkering ontvangt:
De werknemer die een gedeeltelijke SV-uitkering ontvangt en een arbeidsovereenkomst heeft voor 38 uren per week, heeft aanspraak op deeltijd-VUT indien en voorzover hij voor meer dan 50% van de normale arbeidstijd als bedoeld in lid 3 sub b., werkzaam is in het bedrijf.
5. Voor het overige is het bepaalde in artikel 5 de leden 2, 3 en 4 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7
Termijn indienen vut-aanvraag
1. Termijn indienen bij de werkgever
De werknemer dient het verzoek tot vervroegde uittreding zeven maanden vóór de gevraagde uittredingsdatum aan de werkgever te doen.
2. Termijn indienen bij de SUHOR
Het volledig ingevulde aanvraagformulier met bijlagen dient ten minste zes maanden vóór de gevraagde uittredingsdatum in het bezit van PVF Nederland N.V., Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxx te zijn.
Indien niet is voldaan aan het bepaalde in de vorige volzin, is de SUHOR bevoegd te bepalen dat de deelneming later aanvangt dan op de gevraagde uittredingsdatum doch uiterlijk op de eerste dag van de maand gelegen zes maanden na de maand waarin de in het voor- genoemde lid bedoelde bescheiden door PVF Nederland N.V. zijn ontvangen.
12
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 8
Hoogte van de uitkering
1. De uitkering bedraagt 80% van de uitkeringsgrondslag als bedoeld in artikel 6 van het reglement. De uitkering zal worden aangepast aan toekomstige algemene loonmaatregelen, zoals die voor werknemers op grond van de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf zul- len gelden. Boven de uitkering ontvangt de deelnemer een vakantie- toeslag van 8% van de uitkering, welke de deelnemer in een vakantie- jaar heeft ontvangen. Het vakantiejaar loopt van 1 juni tot en met 31 mei van enig jaar. De vakantietoeslag wordt jaarlijks uitgekeerd in de maand juni.
2. Het maximum van de uitkeringsgrondslag is gelijk aan het maximum premiedagloon in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheids- verzekering. Per 1 januari 1992 bedraagt voor degenen die op of na 1 januari 1992 zijn uitgetreden het maximum van de grondslag 1,5 maal het maximum premiedagloon in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
3. b. Met ingang van 1 juli 1993 wordt het minimum van de netto- uitkering gesteld op het netto wettelijk minimumloon per 1 ja- nuari 1993 plus 15%.
c. De netto-uitkering kan nooit meer bedragen dan het netto laatst verdiende loon in geld.
4. Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepas- sing op de deeltijd-VUT-regeling, waarbij alle genoemde grootheden ter bepaling van het bedrag van de uitkering naar rato in acht wor- den genomen.
Artikel 9
Inhoudingen
1. De SUHOR zal op de uitkering inhouden:
a. de verschuldigde loonheffing;
b. het werknemersdeel in de premie ingevolge de Ziekenfondswet;
c. het eventuele werknemersdeel in de pensioenpremie krachtens de bij de laatste werkgever geldende pensioenregeling.
13
2. Werkgeversdeel
Het werkgeversdeel in de premies, zoals omschreven in het regle- ment, komt voor rekening van de SUHOR.
Artikel 10
Beëindiging van de uitkering
1. De werkgever en de werknemer zijn verplicht de inlichtingen te ver- schaffen, die de SUHOR noodzakelijk acht voor een goede uitvoe- ring van de CAO. Indien de werkgever of de werknemer ook na aan- maning niet aan deze verplichting voldoet, dan is de SUHOR bevoegd bedoelde gegevens naar beste weten vast te stellen. De deelnemer is verplicht om aan de SUHOR opgave te doen van die gegevens, die de SUHOR voor de uitvoering van de CAO behoeft.
2. De werknemer dient schriftelijk in te stemmen met het verstrekken van en in te staan voor de juistheid van de gegevens die de werkge- ver aan de SUHOR aanlevert en die betrekking hebben op zijn VUT- aanvraag.
3. Indien blijkt dat onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot de VUT-aanvraag verstrekt zijn, kan het bestuur van de SUHOR de aanspraak op een uitkering laten vervallen. Een en ander onverlet de bevoegdheid van het bestuur van de SUHOR om de uitkering te ver- minderen, terug te vorderen of te beëindigen overeenkomstig artikel 14 van het reglement als bedoeld in artikel 3 lid 1 van deze CAO.
Artikel 11
Landelijke bedrijfscommissie voor het horecabedrijf
1. Er is een Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf, hierna te noemen de LBC, bestaande uit vijf leden aan werkgeverszijde, als- mede vijf leden aan werknemerszijde.
De LBC is gevestigd te Zoetermeer.
2. Vijf leden aan werkgeverszijde worden benoemd door de werk- geversorganisatie, die partij is bij deze CAO.
Vijf leden aan werknemerszijde worden benoemd door de werk- nemersorganisaties, die partij zijn bij deze CAO.
De organisaties benoemen plaatsvervangende leden.
3. Tot de werkzaamheden van de LBC behoort het verlenen van ont- heffing van bepalingen van deze CAO.
Een ontheffing wordt voor bepaalde tijd gegeven. De LBC kan een ontheffing te allen tijde intrekken.
14
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
4. – Tegen de beslissing van de LBC kan bezwaar worden gemaakt bij de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf. Het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een be- zwaarschrift bij het secretariaat van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxx.
– De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beslissing schriftelijk door de LBC is bekendgemaakt.
– Samenstelling en werkwijze van de Bezwaarcommissie XXX’x voor het Horecabedrijf zijn geregeld bij een door de LBC vast- gesteld reglement.
– Een exemplaar van het reglement van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf zal na ontvangst van het bezwaar- schrift danwel op schriftelijk verzoek worden toegezonden.
– De Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf geeft haar beslissing in de vorm van een schriftelijk advies.
– De LBC neemt binnen zes weken na ontvangst van het advies van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf een nieuwe beslissing over de betreffende kwestie onder vermelding van en met inachtneming van het advies van de Bezwaar- commissie CAO’s voor het Horecabedrijf. Tegen deze nieuwe beslissing kan geen bezwaar meer worden ingediend bij de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf, doch uitslui- tend bij de daartoe bevoegde rechter.
5. De LBC zendt een exemplaar van haar reglement aan een werkge- ver of werknemer, indien deze hiertoe een schriftelijk verzoek heeft ingediend.
15
BIJLAGE 1
REGLEMENT COMMISSIE WERKINGSSFEER
Artikel 1
Algemene bepaling
Onder ,,commissie’’ wordt in dit Reglement verstaan de Commissie Werkingssfeer.
Artikel 2
Taak van de commissie
De Commissie Werkingssfeer heeft tot taak in concrete gevallen te bepa- len of al dan niet sprake is van Contract-cateringactiviteiten, waarop de CAO’s Contract-catering van toepassing zijn, dan wel van activiteiten waarop de CAO’s in het Horecabedrijf van toepassing zijn.
Artikel 3
Samenstelling van de commissie
De Commissie Werkingssfeer bestaat uit 9 leden, waarvan er drie wor- den aangewezen door Koninklijk Horeca Nederland, drie door Veneca, één door de Horecabond FNV, één door CNV Horeca en één door De Unie.
Desgewenst kunnen er plaatsvervangers worden benoemd.
Een lid kan te allen tijde worden vervangen door de organisatie die hem heeft benoemd.
Ontstaat een vacature in de Commissie, dan wordt deze vervuld door de organisatie door wie het gedefungeerde lid was benoemd.
Artikel 4
Duur van het lidmaatschap
De leden en eventuele plaatsvervangende leden van de Commissie wor- den benoemd voor onbepaalde tijd.
Het lidmaatschap van de Commissie eindigt door:
a. bedanken door het lid zelf c.q. door de betreffende organisatie alwaar het commissielid bij aangesloten is;
b. overlijden van het lid.
16
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 5
Secretariaat
De Commissie wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een secre- tariaat.
Het secretariaat wordt, afhankelijk van via welke zijde het verzoek om een uitspraak is binnengekomen, wisselend uitgevoerd door het secreta- riaat van de Vakraad voor de Contract-cateringbranche (Postbus 90154, 5000 LG te Tilburg) of het secretariaat van de Landelijke Bedrijfscom- missie voor het Horecabedrijf, hierna te noemen LBC (Postbus 7308, 0000 XX Xxxxxxxxxx).
Artikel 6
Indienen van een verzoek
1. Een verzoek om een uitspraak door de Commissie kan worden gedaan door ieder van de partijen bij de CAO voor de Contract- cateringbranche en de Horeca-CAO alsmede, wat betreft de eigen onderneming, door iedere werkgever op wie één van die CAO’s in redelijkheid van toepassing kan worden geacht alsmede door iedere werknemer van zodanige werkgever.
2. De uitspraak van de Commissie heeft het karakter van een bindend advies voor partijen indien deze vooraf schriftelijk zijn overeenge- komen deze uitspraak als zodanig te accepteren.
3. Het verzoek dient te vermelden:
a. naam en adres van verzoeker c.q. werkgever;
b. een nauwkeurige beschrijving van de bedrijfsactiviteiten, even- tueel vergezeld van de argumunten die verzoeker heeft betref- fende toepasselijkheid van één van de beide in het geding zijnde CAO’s.
4. De secretaris zendt binnen 14 dagen na ontvangst van het verzoek, een ontvangstbevestiging aan verzoeker en een verklaring dat de par- tij die het verzoek heeft gedaan zich verbindt de uitspraak van de Commissie als bindend te aanvaarden. Indien de verzoeker de uit- spraak als bindend wenst te aanvaarden, dient deze verklaring, on- dertekend, binnen 14 dagen na verzending aan de secretaris te wor- den geretourneerd.
17
Tevens wordt ter gelegenheid van de ontvangstbevestiging gevraagd of de verzoeker in de gelegenheid gesteld wil worden om door de Commissie te worden gehoord. De verzoeker dient hierop eveneens binnen 14 dagen na verzending te antwoorden.
5. De secretaris zendt binnen 14 dagen na ontvangst van alle voor de beoordeling noodzakelijke bescheiden, het verzoek aan de Commis- sie Werkingssfeer, met een verklaring aan ieder der betrokken par- tijen dat men zich verbindt de uitspraak als bindend te aanvaarden. Indien de desbetreffende partij(en) de uitspraak als bindend wensen te aanvaarden, dient de verklaring, ondertekend, binnen 14 dagen na verzending aan de secretaris te worden geretourneerd.
Tevens wordt ter gelegenheid van het in kennis stellen van het ver- zoek, gevraagd of één of meerdere van de betrokken partijen een hoorzitting wenselijk acht.
Hierop dient eveneens binnen 14 dagen na verzending te worden geantwoord.
Artikel 7
Het horen van partijen
1. Indien de verzoeker of één der partijen zulks te kennen heeft gege- ven, roept de secretaris partijen op om op een zitting te verschijnen teneinde door de Commissie te worden gehoord.
Bij deze hoorzitting dient de Commissie zich laten vertegenwoordi- gen door minimaal één afgevaardigde namens Veneca, minimaal één afgevaardigde namens Koninklijk Horeca Nederland en minimaal één afgevaardigde namens de overige organisaties.
2. Deze hoorzitting wordt gehouden binnen één maand nadat de ver- zoeker heeft kenbaar gemaakt te willen worden gehoord.
De termijn van 1 maand kan door omstandigheden worden verlengd met maximaal 1 maand.
3. Xxxxxxxxx en/of de betrokken partijen kunnen zich laten bijstaan door deskundigen.
Artikel 8
Verdere behandeling van het verzoek
1. De Commissie neemt binnen 1 maand nadat zij kennis heeft geno- men van het verzoek of binnen 1 maand na de hoorzitting een besluit.
De Commissie wordt, ten behoeve van het te nemen besluit, in het bezit gesteld van het verslag van de eventueel gehouden hoorzitting.
18
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Deze termijn van 1 maand kan door omstandigheden worden ver- lengd met maximaal 1 maand.
2. Een besluit van de Commissie behoeft de steun van zeven of meer leden van de Commissie.
Ontbreekt in een voorkomend geval zodanige meerderheid, dan wordt het dossier in handen gesteld van een gezamenlijk door partijen aan- gewezen vertrouwenspersoon die binnen 1 maand na verwerking van het dossier een besluit neemt.
Deze termijn van 1 maand kan door omstandigheden worden ver- lengd met maximaal 1 maand.
3. Bij gebreke van eenstemmigheid aangaande de vertrouwenspersoon, wordt in de vacature voorzien, op verzoek van de meest gerede par- tij, door de voorzitters van de Stichting van de Arbeid.
4. De Commissie respectievelijk de vertrouwenspersoon baseert zich bij haar respectievelijk zijn besluiten op de in de CAO voor de contract-cateringbranche en de Horeca-CAO neergelegde werkingssfeerbepalingen. Richtinggevend is wat ter zake van derge- lijke activiteiten in de bijlage bij dit Reglement is neergelegd.
5. De Commissie kan buiten vergadering rechtsgeldige besluiten ne- men. Voorwaarde is wel dat de mening van ieder Commissielid, schriftelijk bij de secretaris is ingediend.
6. Het besluit van de Commissie wordt terstond aan de verzoeker schriftelijk medegedeeld.
De uitspraak dient de gronden te bevatten waarop zij berust.
7. Indien het besluit zal worden genomen door de vertrouwenspersoon, wordt, zodra dit bekend is, de verzoeker daarvan in kennis gesteld.
8. Het besluit van de vertrouwenspersoon wordt terstond aan de ver- zoeker schriftelijk medegedeeld.
Artikel 9
Kosten
De vacatiegelden van de leden van de Commissie worden vastgesteld overeenkomstig de voor de leden van het bestuur van de Vakraad/LBC
19
vastgestelde regeling. Deze kosten komen ten laste van de Stichting Vak- raad voor de Contract-cateringbranche/LBC.
Artikel 10
Slotbepaling
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de Commis- sie.
20
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE 1-A
BIJLAGE REGLEMENT COMMISSIE WERKINGSSFEER
Partijen bij de CAO voor de contract-cateringbranche en bij de horeca- CAO realiseren zich dat de aard van contract-cateringactiviteiten mee- brengt dat het moeilijk is daarvan een precieze en tegelijkertijd genoeg- zame definitie te geven en, derhalve, in een concreet geval te bepalen of al dan niet van zodanige activiteiten sprake is, zulks afgezet tegen andere activiteiten die thans vallen onder de werkingssfeer van het Instellingsbesluit van het Bedrijfschap Horeca en Catering en (daarmee) van de horeca-CAO. De omschrijving van die activiteiten in genoemde CAO’s heeft in verband daarmee het karakter gekregen van een karak- teristiek, aan de hand waarvan van geval tot geval zal moeten worden bezien of al dan niet van zodanige activiteiten sprake is. Bij het nemen van beslissingen in concrete gevallen strekt het navolgende de Commis- sie Werkingssfeer resp. Vertrouwenspersoon mede tot richtsnoer.
Restauratieve diensten waarbij van contract-catering sprake is, doen zich voor bij dienstverlening ten behoeve van – bijvoorbeeld – de volgende opdrachtgevers: werkgevers (ten behoeve van degenen die in hun onder- neming werkzaam zijn), ziekenhuizen (ten behoeve van patiënten), ge- vangenissen (ten behoeve van degenen die een vrijheidsstraf of hechte- nis ondergaan), onderwijsinstellingen (ten behoeve van studenten/ leerlingen) en het leger (ten behoeve van militairen).
Uitgangspunt is dat van de restauratieve diensten in kwestie in overwe- gende mate gebruik gemaakt wordt door de categorie gebruikers met wie de opdrachtgever de in de CAO genoemde andere ,,durende band’’ heeft. Dat is in beginsel niet mogelijk indien de activiteiten niet in de besloten kring van het bedrijf of de instelling van de opdrachtgever worden aan- geboden en verricht. Zo is bij de publieke horeca-exploitatie van een gelegenheid als Duinrell niet van contract-catering sprake. Hetzelfde geldt voor de exploitatie door een cateringbedrijf van een gelegenheid als het WTC-restaurant te Rotterdam; daar is immers sprake van een vol- ledige publieke openstelling alsmede van een vorm van dienstverlening die een horeca-exploitatie is tegen nagenoeg ,,normale’’ horeca- prijszetting van de aangeboden produkten en diensten. Tenslotte kan bij wijze van voorbeeld ook de dienstverlening door een cateringbedrijf bij dierentuin Artis worden genoemd; ook daar staat de exploitatie volledig open voor het publiek, waarmee geen vaste andere relatie bestaat dan
21
hierboven bedoeld, en ook hier geldt dat de normale horecaprijszetting grotendeels wordt gevolgd.
Bestaat twijfel over de vraag of in een concreet geval al dan niet van contract-cateringactiviteiten sprake is, dan is indicatief voor de aanwe- zigheid daarvan dat de opdrachtgever een overwegende invloed heeft bij de bepaling waar, wanneer en/of op welke condities de activiteiten wor- den verricht.
22
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE 2
REGLEMENT VAN DE STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET HORECABEDRIJF (SUHOR)
Artikel 1
Definities
1. In dit reglement wordt verstaan onder:
a. CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst vrijwillig vervroegd uittreden voor het horecabedrijf.
x. XXXXX: de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Horecabedrijf, gevestigd te Zoetermeer.
c. Werknemer: xxxxxx, die werknemer is in de zin van de CAO.
d. Seizoenwerknemer: degene, die seizoenwerknemer is in de zin van de CAO.
e. Werkgever: degene, die werkgever is in de zin van de CAO.
f. Pensioendatum: de eerste dag van de maand, waarin de werkne- mer 65 jaar wordt.
g. Deelnemer: de werknemer wiens verzoek om in aanmerking te komen voor een VUT-uitkering door de SUHOR is ingewilligd.
h. Loon SV: het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Ver- zekeringen.
i. SV-uitkering: een uitkering krachtens de ZW, AAW/WAO of WW dan wel een combinatie van genoemde uitkeringen, één en ander eventueel aangevuld met (een) uitkering(en) ingevolge de Toeslagenwet of de RWW, of een daarmee gelijkgestelde uitke- ring.
j. Deeltijd-VUT: de regeling opgenomen in artikel 4.
Artikel 2
Bijdrage
1. Hoogte van de bijdrage
De werkgever is een bijdrage verschuldigd aan de SUHOR, waarvan een deel wordt ingehouden op het loon van de werknemer.
De hoogte van de bijdrage wordt jaarlijks door het bestuur vastge- steld en uitgedrukt in een percentage van het loon SV, met een maxi- mum gelijk aan 1,5 maal het maximum premiedagloon in de zin van artikel 9 lid 1 van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen. Voor de
23
vaststelling van de loonsom worden alle werknemers die in dienst zijn van de werkgever en die vallen onder deze CAO meegenomen. De werkgever moet deze loongegevens vermelden op de individuele jaaropgave.
2. Informatieverstrekking
De werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door de SUHOR bepaald, de gegevens te verstrekken die de SUHOR nodig acht om de door de werkgever volgens de CAO verschuldigde bijdrage of de door de SUHOR te vorderen voorschotbijdrage vast te stellen.
Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de SUHOR verstrekt, is de SUHOR bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten zelf vast te stel- len.
De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de SUHOR gewenste informatie komen voor rekening van de werkgever.
3. Inning van de bijdrage
De bijdrage wordt krachtens lastgeving geind door de Stichting Beheer Horeca-secretariaten (SBH). De SBH is bevoegd op eigen naam ter invordering van de bijdragen in rechte op te treden.
Betalingen door de werkgever aan de SBH verricht strekken naar rato van de vorderingen van de SUHOR, de in artikel 23 van de col- lectieve arbeidsovereenkomst voor het horeca- en aanverwante be- drijf genoemde stichtingen, de stichting Aanvullende Voorzieningen bij Arbeidsongeschiktheid in het Horecabedrijf en de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf in mindering op de betreffende vorderingen, tenzij de SBH de betreffende betalingen aan een bepaalde vordering toewijst.
4. Tijdstip van betaling
De werkgever is verplicht de bijdrage over de periode waarover die aan de SUHOR is verschuldigd bij vooruitbetaling te voldoen. Aan het begin van ieder kalenderjaar ontvangt de werkgever een nota voor de door de werkgever over dat kalenderjaar te betalen bedra- gen. De werkgever is gerechtigd in vier kwartaaltermijnen te beta- len. Aan het begin van ieder kalenderkwartaal ontvangt de werkge- ver daartoe een afzonderlijke nota, vermeldende de bij aanvang van dat kwartaal te betalen bedragen. De werkgever is verplicht de betreffende nota te voldoen binnen 21 dagen na dagtekening van de betreffende nota. Na het einde van het betreffende kalenderjaar ont- vangt de werkgever een definitieve nota betreffende de eindafrekening over het betreffende kalenderjaar.
Op het moment dat de werkgever achterstallig is met de betaling van
24
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
twee kwartaaltermijnen wordt het totale jaarbedrag dat aan de SU- HOR verschuldigd is terstond opeisbaar.
5. Niet-tijdige betaling
Bij niet tijdige betaling van de op de nota vermelde bedragen is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in gebreke.
De SBH is dan bevoegd:
– de vastgestelde bijdrage van de werkgever met 10% over het openstaande bedrag te verhogen met een minimum van f. 25,– en;
– vergoeding te vorderen van alle buitengerechtelijke en gerechte- lijke invorderingskosten. De buitengerechtelijke kosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van f. 150,–.
Artikel 3
Aanspraak op een uitkering
1. Aanspraak op een uitkering kan de werknemer maken:
a. – die 40 of meer jaren krachtens een arbeidsovereenkomst als werknemer bij één of meer werkgevers is geweest of
– die de 58-jarige leeftijd heeft bereikt
en
b. die gedurende ten minste de laatste tien jaar voorafgaande aan de uittredingsdatum ononderbroken bij één of meer werkgevers als werknemer werkzaam is geweest (voor seizoenwerknemers geldt een evenredig langer dienstjarencriterium, dat wil zeggen in de laatste aaneengesloten seizoenen 120 maanden) behoudens:
– een onderbreking wegens arbeidsongeschiktheid;
– andere onderbrekingen van beperkte duur buiten de schuld van de werknemer, ter beoordeling van het bestuur van de SUHOR en
c. die de arbeidsovereenkomst met zijn werkgever beëindigt tegen de datum van uittreden.
2. Uitbreiding van het dienstjarencriterium:
Xxxxx, gedurende welke de werknemer in bedrijven of bij werkgevers als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de CAO, krachtens een arbeidsovereenkomst werkzaam is geweest, kunnen onder nader door het bestuur van de SUHOR vast te stellen voorwaarden meegeteld
25
worden voor de berekening van de in het eerste lid, sub b., genoemde perioden.
3. Uitzondering op het dienstjarencriterium:
Xxxxx, gedurende welke de werknemer bij een werkgever, die con- form artikel 11 van de CAO van de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (LBC) dan wel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontheffing heeft gekregen om (algemeen verbindend verklaarde) bepalingen van de CAO toe te passen, krach- tens een arbeidsovereenkomst werkzaam is geweest, worden niet meegeteld voor de berekening van de in het eerste lid, sub a. en b., genoemde perioden.
4. Geen aanspraak op een uitkering krachtens de CAO kan doen gelden
c.q. aanspraak verliest:
x. xxxxxx, die in aanmerking komt voor een volledige SV-uitkering;
x. xxxxxx, die in aanmerking komt voor loondoorbetaling door de werkgever tijdens ziekte als bedoeld in artikel 7:629 van het Bur- gerlijk Wetboek;
c. degene, die onder een afvloeiingsregeling of non-aktiviteits- regeling valt;
x. xxxxxx, die in het genot is van een ouderdomspensioen op grond van een arbeidsovereenkomst bij één of meer werkgevers.
Artikel 4
Deeltijd-vut
1. Deeltijd-VUT:
Bij gebruikmaking van de deeltijd-VUT-regeling wordt voor de werk- nemer de arbeidsduur verminderd met 50% van de normale arbeids- tijd volgens de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf. Voor de 50% die de werknemer niet meer werkzaam is, ontvangt de werk- nemer een VUT-uitkering.
Indien gebruik is gemaakt van de deeltijd-VUT-regeling blijft aan- spraak bestaan op de mogelijkheid om volledig vervroegd uit te tre- den.
2. Aanspraak op deeltijd-VUT kan de werknemer maken:
a. – die 40 of meer jaren krachtens een arbeidsovereenkomst als werknemer bij één of meer werkgevers is geweest of
– die de 57-jarige leeftijd heeft bereikt en
b. die gedurende de periode van drie jaar onmiddellijk vooraf- gaande aan de uittredingsdatum als werknemer bij één of meer werkgevers een arbeidsovereenkomst heeft gehad van 38 uren per week en
26
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
c. die gedurende ten minste de laatste 10 jaar voorafgaande aan de uittredingsdatum ononderbroken bij één of meer werkgevers als werknemer werkzaam is geweest (voor seizoenwerknemers geldt een evenredige langer dienstjarencriterium, dat wil zeggen in de laatste aaneengesloten seizoenen 120 maanden) behoudens:
– een onderbreking wegens arbeidsongeschiktheid;
– andere onderbrekingen van beperkte duur buiten de schuld van de werknemer, ter beoordeling van het bestuur van de SUHOR en
d. die de voltijdarbeidsovereenkomst met zijn werkgever omzet in een deeltijdarbeidsovereenkomst van 19 uren per week.
3. Aan deeltijd-VUT zijn onderstaande eisen verbonden:
a. deelname in de deeltijd-VUT-regeling kan alleen op basis van 19 uren per week;
b. de werknemer die gebruik maakt van de deeltijd-VUT-uitkering mag niet langer of korter werken dan 50% van de normale arbeidstijd van 494 uren in een kalenderkwartaal. Dit betekent dat niet langer of korter gewerkt mag worden dan 247 uren in een kalenderkwartaal (met inachtneming van de maximum werktijd per dag).
Dit betekent een gemiddelde arbeidstijd van 19 uren per week.
4. De werknemer die een gedeeltelijke SV-uitkering ontvangt:
De werknemer die een gedeeltelijke SV-uitkering ontvangt en een arbeidsovereenkomst heeft voor 38 uren per week, heeft aanspraak op deeltijd-VUT indien en voorzover hij voor meer dan 50% van de normale arbeidstijd, als bedoeld in lid 3 sub b., werkzaam is in het bedrijf.
5. Voor het overige is het bepaalde in artikel 3 lid 2 en 3 van overeen- komstige toepassing.
Artikel 5
Termijn indienen vut-aanvraag
1. Termijn indienen bij de werkgever
De werknemer dient het verzoek tot vervroegde uittreding zeven maanden voor de gevraagde uittredingsdatum aan de werkgever te doen.
27
2. Termijn indienen bij de SUHOR
Het volledig ingevulde aanvraagformulier met bijlagen dient ten minste zes maanden vóór de gevraagde uittredingsdatum in het bezit van PVF Nederland N.V., Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxx te zijn.
Indien niet is voldaan aan het bepaalde in de vorige volzin, is de SUHOR bevoegd te bepalen dat de deelneming later aanvangt dan op de gevraagde uittredingsdatum doch uiterlijk op de eerste dag van de maand gelegen zes maanden na de maand waarin de in het voor- genoemde lid bedoelde bescheiden door PVF Nederland N.V. zijn ontvangen.
Artikel 6
Uitkeringsgrondslag
1. Bepaling uitkeringsgrondslag
a. Als grondslag voor de uitkering geldt het dagloon in geld dat zou hebben gegolden wanneer het Bijzonder Dagloonbesluit ZW van de Bedrijfsverening Horeca van toepassing zou zijn geweest en de werknemer in het jaar, voorafgaande aan de vervroegde uit- treding, de normale arbeidstijd zou hebben gewerkt.
b. Bij deeltijdarbeid in dat jaar wordt de uitkeringsgrondslag even- redig verminderd mits de werknemer uitsluitend of in hoofdzaak deelarbeid heeft verricht.
2. Maximum uitkeringsgrondslag
De grondslag voor de uitkering bedraagt ten hoogste het maximum premiedagloon ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsver- zekering (voor degenen die op of na 1 januari 1992 zijn uitgetreden geldt met ingang van 1 januari 1992: 1,5 maal het maximum premie- dagloon in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverze- kering), herleid tot een jaarbedrag.
3. Loonsverhogingen in de laatste 3 jaar
Indien het dagloon in geld waarnaar de grondslag voor de uitkering is vastgesteld in de drie voorafgaande jaren meer is gestegen dan zou voortvloeien uit loonsverhogingen ingevolge de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf in de betreffende jaren, wordt dit meerdere niet in aanmerking genomen voor de bepaling van de VUT-uitkering, in afwijking van het in de vorige leden bepaalde.
Indien naar het oordeel van het bestuur van de SUHOR voldoende reden aanwezig is geweest om een hogere salarisstijging aan de werknemer toe te kennen, kan het bestuur van de SUHOR in afwij- king van het in de vorige volzin bepaalde besluiten dit meerdere geheel of gedeeltelijk eveneens in aanmerking te nemen voor de bepaling van de grondslag voor de uitkering.
28
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 7
Vut-uitkering
1. Hoogte van de VUT-uitkering
a. De uitkering bedraagt 80% van de uitkeringsgrondslag, als be- doeld in artikel 6, herleid tot een maandbedrag. De uitkering zal worden aangepast aan toekomstige algemene loonmaatregelen, zoals die voor werknemers op grond van de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf zullen gelden.
b. – Met ingang van 1 juli 1993 wordt het minimum van de netto- uitkering gesteld op het netto wettelijk minimumloon per 1 januari 1993 plus 15%.
– De netto-uitkering kan nooit meer bedragen dan het netto laatst verdiende loon in geld.
2. Deeltijd-VUT-uitkering
a. De deelnemer aan de deeltijd-VUT-regeling heeft recht op een uitkering van 40% van de uitkeringsgrondslag volgens artikel 6.
b. Bij de aanvang van de volledige vrijwillig vervroegde uittreding in aansluiting op de deeltijd-VUT wordt de VUT-uitkering als volgt bepaald: de VUT-uitkering op basis van de deeltijd-VUT wordt vermeerderd met een uitkering ter grootte van 80% van de uitkeringsgrondslag vastgesteld volgens artikel 6 op basis van de deeltijdarbeidsovereenkomst.
c. Op de deeltijd-VUT-regeling is voor zover van belang het be- paalde in artikel 6 en lid 1 van dit artikel van overeenkomstige toepassing, waarbij alle genoemde grootheden ter bepaling van het bedrag van de uitkering naar rato in acht worden genomen.
d. Voorts worden ook de in artikel 10 bedoelde verplichtingen van de SUHOR naar rato berekend.
3. Vakantietoeslag
Boven de uitkering ontvangt de deelnemer een vakantietoeslag van 8% van de uitkering, welke de deelnemer in een vakantiejaar heeft ontvangen. Het vakantiejaar loopt van 1 juni tot en met 31 mei van enig jaar. De vakantietoeslag wordt jaarlijks uitgekeerd in de maand juni.
29
Artikel 8
Rechten van de deelnemer Verstrekking van een VUT-uitkering
De SUHOR willigt een verzoek om in aanmerking te komen voor een VUT-uitkering in als naar het oordeel van de SUHOR aan alle voorwaar- den is voldaan.
De deelneming begint op zijn vroegst op de eerste dag van een kalender- maand volgende op de kalendermaand waarin de werknemer aan de voorwaarden voldoet als bedoeld in de artikelen 3 en 4.
Artikel 9
Inhoudingen
De SUHOR houdt op de uitkeringen in:
a. De verschuldigde loonheffing.
b. Het werknemersdeel in de premie Ziekenfondswet.
c. Het eventuele werknemersdeel in de pensioenpremie voor de deel- nemer krachtens de bij zijn laatste werkgever geldende pensioen- regeling.
Artikel 10
Financiële verplichtingen
1. De SUHOR neemt de volgende financiële verplichtingen voor haar rekening:
a. Het werkgeversdeel in de premie Ziekenfondswet of, indien de deelnemer niet verzekerd is krachtens de Ziekenfondswet, de werkgeversbijdrage in de premie voor de particuliere ziektekos- tenverzekering tot ten hoogste het maximum werkgeversdeel in de premie voor de Ziekenfondswet.
b. Het werkgeversdeel in de premie voor het verplicht gestelde Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf.
Indien de deelnemer niet verzekerd is bij de Stichting Bedrijfs- pensioenfonds voor het Horecabedrijf maar er voor hem bij zijn laatste werkgever elders een pensioenregeling is getroffen, zal de SUHOR het werkgeversdeel in de premie voor die pensioenver- zekering voor haar rekening nemen tot maximaal het bedrag van het werkgeversdeel in de premie dat verschuldigd zou zijn indien de deelnemer bij de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf verzekerd zou zijn.
2. De SUHOR betaalt aan de deelnemer de overhevelingstoeslag die
30
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
verschuldigd is ingevolge de Wet Overheveling Opslagpremies, voor zover betrekking hebbend op de deelneming.
Artikel 11
Tijdstip van de uitkering
1. De eerste uitkering geschiedt over de maand, waarin de deelneming is begonnen.
2. Het tijdstip van de uitkering ligt in de tweede helft van de maand, waarover de uitkering plaatsvindt.
Artikel 12
Vermindering resp. Wijziging van rechten
1. Wanneer de deelnemer bij het begin van of tijdens zijn deelnemer- schap in aanmerking komt voor, danwel in het genot is van, een SV-uitkering, dan dient hij dit onverwijld aan de SUHOR te melden.
2. De SV-uitkering wordt in mindering gebracht op de door de SUHOR te verstrekken uitkering.
In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin wordt bij de werk- nemer die gebruik maakt van de deeltijd-VUT-regeling en die bij aanvang van de deelneming in aanmerking komt voor een SV- uitkering, deze SV-uitkering niet in mindering gebracht.
3. De deelnemer is verplicht elke wijziging in een SV-uitkering onmid- dellijk aan de SUHOR te melden.
Artikel 13
Verrichten van arbeid
1. Wanneer de deelnemer inkomsten geniet uit arbeid, is hij verplicht dit onmiddellijk aan de SUHOR te melden.
2. De uit arbeid genoten inkomsten worden in mindering op de door de SUHOR te verstrekken uitkering gebracht.
31
Artikel 14
Terugvordering of beëindiging
Wanneer de XXXXX teveel of ten onrechte uitkering aan een deelnemer heeft betaald doordat die deelnemer niet voldeed aan één der voorwaar- den van dit reglement, kan het bestuur van de SUHOR de uitkering ver- minderen, terugvorderen of beëindigen.
Artikel 15
Controle
De SUHOR zal controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden.
Artikel 16
Beëindiging van de uitkering
1. De uitkering wordt beëindigd op de pensioendatum van de deelne- mer dan wel de datum, waarop een AOW-uitkering ingaat.
2. In geval van overlijden van de deelnemer eindigt de VUT-uitkering op de laatste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvond. In dat geval wordt aan de nagelaten betrekkingen zoals omschreven in artikel 7:674 BW een overlijdensuitkering verstrekt. Deze uitkering is gelijk aan een bedrag van twee maal de hoogte van de VUT- uitkering over de maand waarin het overlijden van de deelnemer plaatsvond.
Artikel 17
Hardheidsclausule
In gevallen, waarin toepassing van de regeling tot onbillijkheden leidt, kan het bestuur van de SUHOR een beslissing in afwijking van de bepa- lingen van dit reglement nemen.
Artikel 18
Verplichting tot opgave van gegevens
1. De werkgever en de werknemer zijn verplicht de inlichtingen te ver- schaffen, die de SUHOR noodzakelijk acht voor een goede uitvoe- ring van de regeling. Indien de werkgever of de werknemer ook na aanmaning niet aan deze verplichting voldoet, dan is de SUHOR bevoegd bedoelde gegevens naar beste weten vast te stellen. De deel- nemer is verplicht om aan de door de SUHOR aangewezen admini-
32
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
strateur(s) opgave te doen van die gegevens, die deze administra- teur(s) voor de uitvoering van dit reglement behoeft/behoeven.
2. De werknemer dient schriftelijk in te stemmen met het verstrekken van en in te staan voor de juistheid van de gegevens die de werkge- ver aan de SUHOR aanlevert en die betrekking hebben op zijn VUT- aanvraag.
3. Indien blijkt dat onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt zijn, kan het bestuur de aanspraak op een uitkering laten vervallen. Een en ander laat onverlet de bevoegdheid van het bestuur van de SUHOR om de uitkering te verminderen, terug te vorderen of te beëindigen overeenkomstig artikel 14 van dit reglement.
Artikel 19
Bezwaar
1. Tegen de beslissing van de SUHOR kan bezwaar worden gemaakt bij de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf. Het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het secretariaat van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horeca- bedrijf, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxx.
2. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beslissing schriftelijk door SUHOR is bekend gemaakt.
3. De samenstelling en werkwijze van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf zijn geregeld bij een door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (LBC) vastgesteld regle- ment.
4. Een exemplaar van het reglement van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf zal na ontvangst van het bezwaarschrift dan- wel op schriftelijk verzoek worden toegezonden.
5. De Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf geeft haar beslissing in de vorm van een schriftelijk advies.
6. De SUHOR neemt binnen zes weken na ontvangst van het advies van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf een nieuwe
33
beslissing over de betreffende kwestie onder vermelding van en met inachtneming van het advies van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf. Tegen deze nieuwe beslissing kan geen bezwaar meer worden ingediend bij de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf, doch uitsluitend bij de daartoe bevoegde rechter.
Artikel 20
Inwerkingtreding
Dit reglement is in werking getreden met ingang van 1 juli 1979, en is laatstelijk gewijzigd met ingang van 4 november 1998.
34
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE 3
STATUTEN STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET HORECABEDRIJF (SUHOR)
Artikel 1
Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam: ,,Stichting Vrijwillig Vervroegde Uit- treding voor het Horecabedrijf (SUHOR)’’, hierna te noemen de stichting.
2. De stichting heeft haar zetel te Zoetermeer.
Artikel 2
Doel
De stichting heeft ten doel:
a. voor werknemers in het horecabedrijf, op wie de collectieve arbeids- overeenkomst voor het horeca- en aanverwante bedrijf van toepas- sing is de mogelijkheid te openen vrijwillig vervroegd uit het ar- beidsproces te treden op basis van de bij de collectieve arbeidsovereenkomst vrijwillig vervroegd uittreden voor het horeca- bedrijf getroffen regeling en aan die werknemers uitkeringen te doen krachtens een daarvoor vastgesteld reglement.
Artikel 3
Duur
De stichting is opgericht op 1 juni 1979 en duurt voor onbepaalde tijd voort.
Artikel 4
Financiële middelen
De financiële middelen van de stichting bestaan uit:
a. bijdragen van werkgevers en werknemers, die op grond van artikel
35
4 van de collectieve arbeidsovereenkomst vrijwillig vervroegd uittre- den voor het horecabedrijf aan de stichting verschuldigd zijn;
b. bijdragen van de overheid en/of publiekrechtelijke instellingen;
c. andere baten.
Artikel 5
Bestuur
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit zes leden.
2. Van de in de stichting samenwerkende organisaties benoemt:
a. Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanver- wante bedrijf ,,Horeca Nederland’’, drie leden;
b. Horecabond FNV, twee leden;
c. CNV BedrijvenBond, één lid.
3. Een in de stichting samenwerkende organisatie benoemt voor door haar benoemde bestuursleden één of meer plaatsvervangende be- stuursleden, die bij ontstentenis van één of meer benoemde bestuurs- leden als zijn/hun plaatsvervanger optreedt.
4. De benoeming van een bestuurslid en een plaatsvervangend be- stuurslid geschiedt voor een tijdvak van drie jaar. Zij treden gelijk- tijdig af.
5. Een bestuurslid en een plaatsvervangend bestuurslid zijn terstond herbenoembaar.
6. De in lid 2 genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door haar benoemde bestuursleden en plaatsvervangende bestuursle- den te ontslaan en voor hen in de plaats anderen te benoemen.
7. Het bestuurslidmaatschap en het plaatsvervangend bestuurslid- maatschap eindigt door:
a. overlijden;
b. periodiek aftreden;
c. schriftelijk bedanken;
d. onder curatelestelling of faillissement;
e. door ontslag als bedoeld in het vorige lid door de organisatie, die het betreffende bestuurslid dan wel plaatsvervangend bestuurslid heeft benoemd.
36
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 6
Voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, secretaris en Plaatsvervangend secretaris
1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangend secretaris.
2. De functie van voorzitter en plaatsvervangend secretaris wordt in de even jaren vervuld door een bestuurslid, benoemd door de werk- geversorganisatie als genoemd in artikel 5, tweede lid onder a., en de functie van secretaris en plaatsvervangend voorzitter door een be- stuurslid, benoemd door werknemersorganisaties, als genoemd in artikel 5, tweede lid, onder b. en c. gezamenlijk; in de oneven jaren geldt het omgekeerde.
Artikel 7
Bestuursbevoegdheid en vertegenwoordiging
1. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van alle overeenkomsten, gene uitgezonderd. De in de wet voorkomende mogelijke bevoegdheids- beperkingen op dit punt gelden derhalve niet.
2. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd hetzij door het bestuur hetzij door de voorzitter en de secretaris gezamenlijk. Bij ontstentenis van de voorzitter respectievelijk de secretaris treedt de plaatsvervangend voorzitter respectievelijk de plaatsvervangend se- cretaris in diens plaats.
3. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting en met het beheer van het vermogen van de stichting.
4. Bij bestuursbesluiten kunnen bepaalde bevoegdheden van het be- stuur geheel of gedeeltelijk worden gedelegeerd, hetzij aan de voor- zitter en/of de secretaris, hetzij aan een door het bestuur aangewezen commissie, hetzij aan derden.
37
Artikel 8
Administrateur(s)
Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur en met inachtneming van een door het bestuur vastge- stelde instructie gevoerd door (een) tot wederopzegging door het bestuur benoemde administrateur(s).
Artikel 9
Waarnemers, gedelegeerden en deskundigen
1. Indien de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daartoe de wens te kennen geeft, wordt in overleg tussen het bestuur en de minister een waarnemer toegelaten.
2. Het bestuur kan nog andere waarnemers toelaten dan een waarnemer als bedoeld in het eerste lid.
3. Xxxxxxxxxx zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuurs- vergaderingen en ontvangen alle voor bestuursleden bestemde stuk- ken.
4. Het bestuur kan zich laten bijstaan door gedelegeerden en deskundi- gen.
5. De gedelegeerden en deskundigen zijn geen lid van het bestuur en hebben in bestuursvergaderingen een adviserende stem.
Artikel 10
Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert ten minste één maal per jaar en zoveel vaker als de voorzitter of ten minste twee bestuursleden dit nodig oordeelt/ oordelen.
2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit gere- geld.
3. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde vergadering van het bestuur een jaarlijks door het bestuur vast te stel- len vacatiegeld. Reis- en verblijfkosten, door de leden van het be- stuur in hun functie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur vast te stellen regelen.
38
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 11
Besluitvorming
1. Het bestuur kan besluiten nemen wanneer ten minste twee bestuurs- leden, benoemd door de werkgeversorganisatie en twee bestuursle- den, benoemd door de werknemersorganisaties, zoals genoemd in artikel 5, tweede lid, aanwezig zijn.
2. Voorzover in de statuten niet anders is bepaald, kunnen geldige besluiten slechts worden genomen bij gewone meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
3. Elk bestuurslid, benoemd door de werkgeversorganisatie, zoals ge- noemd in artikel 5, tweede lid onder a., heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige bestuursleden, benoemd door de werknemers- organisaties, zoals genoemd in artikel 5, tweede lid onder b. en c.; elk bestuurslid, benoemd door de werknemersorganisaties, zoals ge- noemd in artikel 5, tweede lid onder b. en c., heeft evenveel stem- men als het aantal aanwezige bestuursleden, benoemd door de werk- geversorganisatie, zoals genoemd in artikel 5, tweede lid onder a.
4. Over zaken wordt mondeling en over personen wordt schriftelijk gestemd.
5. Bij het bepalen van het aantal geldig uitgebrachte stemmen worden blanco stemmen en ongeldige stemmen niet meegerekend.
6. Bij staking van stemmen wordt in een volgende vergadering opnieuw over hetzelfde onderwerp gestemd; staken de stemmen dan we- derom, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen wanneer het zaken betreft en beslist het lot wanneer de stemming personen betreft.
7. Besluiten kunnen ook buiten vergadering worden genomen mits schriftelijk en met eenparigheid van stemmen van alle bestuursleden. Een dergelijk besluit staat gelijk met een besluit genomen in een ver- gadering.
39
Artikel 12
Boekjaar en begroting
1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.
2. Jaarlijks stelt het bestuur de begroting en het voorstel voor de bij- drage als bedoeld in artikel 4, onder a. voor het komende boekjaar vast.
Artikel 13
Rekening, verantwoording en jaarstukken
1. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting zodanige aantekeningen te (doen) houden, dat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
2. Jaarlijks na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een externe registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van baten en lasten en verslag over de toestand van de stichting vast, welke stukken binnen zes maanden na afloop van het boekjaar door het bestuur dienen te worden opgemaakt; ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris van de stich- ting ondertekend.
3. Het bestuur is verplicht de in de leden 1 en 2 vermelde bescheiden ten minste tien jaar lang te bewaren.
4. De in artikel 12 lid 2 en in het tweede lid van dit artikel bedoelde stukken worden ter inzage voor de bij de stichting betrokken werk- gevers en werknemers neergelegd:
a. ten kantore van de stichting;
b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkge- legenheid aan te wijzen plaatsen.
De in het tweede lid bedoelde stukken worden op aanvraag toege- zonden aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers, tegen vergoeding van de daaraan verbonden kosten.
Artikel 14
Beheer geldmiddelen
1. Voorzover gelden van de stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.
40
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administra- teur.
De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.
3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.
4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.
Artikel 15
Reglementen
1. Het bestuur kan reglementen vaststellen en wijzigen; deze reglemen- ten mogen geen bepalingen inhouden, welke in strijd zijn met de wet of deze statuten.
2. Ten aanzien van besluiten tot vaststellen of wijzigen van een regle- ment is het bepaalde in artikel 16, tweede, derde en vierde lid van toepassing.
Artikel 16
Wijziging van de statuten
1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten.
2. Besluiten tot wijziging van de statuten worden genomen met vijf/ zesde van de stemmen in een vergadering waarin alle bestuursleden aanwezig zijn.
Indien niet alle bestuursleden aanwezig zijn, kunnen besluiten tot wijziging van de statuten worden genomen met algemene stemmen, in een vergadering waarin ten minste twee/derde van het totaal aan- tal bestuursleden aanwezig is.
3. Wanneer in deze vergadering niet ten minste twee/derde der be- stuursleden aanwezig is, wordt binnen vier weken, doch niet eerder dan twee weken daarna, wederom een vergadering gehouden waarin een besluit tot statutenwijziging kan worden genomen, mits met
41
inachtneming van het bepaalde in artikel 11, lid 1, de meerderheid der bestuursleden aanwezig is.
4. In afwijking van het tweede lid kunnen besluiten tot wijziging van de statuten ook buiten vergadering worden genomen mits schriftelijk en met eenparigheid van stemmen van alle bestuursleden. Een der- gelijk besluit staat gelijk met een besluit genomen in een vergade- ring.
Artikel 17
Ontbinding van de stichting
1. Het bestuur is bevoegd tot ontbinding van de stichting.
2. Ten aanzien van besluiten tot van de stichting is het bepaalde in arti- kel 16, tweede en derde lid van toepassing.
3. Het besluit tot ontbinding van de stichting moet inhouden de bestem- ming van een eventueel batig saldo, met dien verstande, dat een batig saldo moet worden bestemd voor een doel, dat het meest overeen- komt met het doel van de stichting.
4. Bij ontbinding van de stichting geschiedt de vereffening door het bestuur, tenzij bij besluit tot ontbinding een of meer andere vereffe- naars zijn benoemd. Gedurende de vereffening blijven de statuten zoveel mogelijk van kracht.
Artikel 18
Deponering bij griffie van het kantongerecht
De in de statuten en reglement aangebrachte wijzigingen zullen eerst in werking treden, nadat een door het bestuur ondertekend volledig exem- plaar van die stukken, onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te ’s-Gravenhage.
Artikel 19
Inschrijving in het register
1. Het bestuur is verplicht de stichting te doen inschrijven in het regis- ter, gehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken, binnen welker gebied de stichting haar zetel heeft en een authentiek afschrift van deze akte dan wel een authentiek uittreksel van de akte, bevat- tende de statuten, ten kantore van dat register neer te leggen.
42
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. Het bestuur draagt zorg dat in bedoeld register steeds wordt inge- schreven de naam, de voornamen, de woonplaats, het adres alsmede de geboortedatum van elk der genen, die de stichting in en buiten rechte vertegenwoordigen.
Artikel 20
Slotbepaling
In alle gevallen, waarin deze statuten of reglementen niet voorzien, beslist het bestuur.
43
III. Indien en voor zover de onder II opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
IV. Op grond van een daartoe strekkend verzoek van partijen is dit besluit is niet van toepassing op de N.V. Koninklijke Bijenkorf Xxxxxx KBB en haar dochtervennootschappen en Martinair Partyservice B.V. (MPS).
V. Op grond van een daartoe strekkend verzoek van partijen is dit besluit is eveneens niet van toepassing op de werkgever waarvan de werknemers in hoofdzaak activiteiten verrichten zoals uitgeoefend in de in artikel 3 genoemde takken van bedrijf van de CAO voor het Carrosseriebedrijf, de CAO voor het elektrotechnisch bedrijf, de CAO voor de gouden zilvernijverheid, de CAO voor het isolatiebedrijf, de CAO voor het loodgieters-, fitters-, centrale verwarmingsbedrijf en koel- technisch installatiebedrijf, de CAO voor het metaalbewerkingsbedrijf of de CAO voor het motorvoertuigenbedrijf en het tweewielerbedrijf en uit dien hoofde één van deze CAO s op hem van toepassing is, op voor- waarde dat de omzet uit activiteiten die onder de werkingssfeer van de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf ressorteren minder dan 50% van de totale omzet uitmaakt en de werkgever voor eigen rekening en risico deze activiteiten verricht.
VI. Dit besluit is eveneens niet van toepassing op Vroom en Dreesmann Warenhuizen B.V. (V&D) en jeugdherbergen aangesloten bij de Neder- landse Jeugdherberg Centrale.
VII. Dit besluit is eveneens niet van toepassing op leden van het Neder- lands Horeca Gilde, indien althans het lidmaatschap van die vereniging reeds voor de inwerkingtreding van dit besluit is aangevangen.
VIII. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant en heeft geen terugwerkende kracht.
44
Horecabedrijf
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
IX. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.
’s-Gravenhage, 14 december 1999
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens de Minister:
De Directeur van het Centraal kantoor
van de Arbeidsinspectie,
C. J. Meerhof.
45