Collectieve Arbeidsovereenkomst Stamicarbon B.V.
Collectieve Arbeidsovereenkomst Stamicarbon B.V.
1 januari 2019 tot en met 31 december 2019
INDEX
Hoofdstuk I - Algemeen
Hoofdstuk II - Indiensttreding en ontslag Hoofdstuk III - Arbeidsduur
Hoofdstuk IV - Beloning Hoofdstuk V - Verlof en vakantie
Hoofdstuk VI - Arbeidsongeschiktheid Hoofdstuk VII - Pensioen
Hoofdstuk VIII - Overige Arbeidsvoorwaarden
Bijlage 1 Salarisschalen
Bijlage 2 Buitenlandvergoeding
Bijlage 3 Functieaanpassing
Bijlage 4 Protocolafspraken
Partijen bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, Stamicarbon B.V.
als partij aan werkgeverszijde
en
Synergo-vhp FNV
elk als partij aan werknemerszijde,
verklaren dat zij met ingang van 1 januari 2019 de volgende collectieve arbeidsovereenkomst zijn aangegaan.
Aldus overeengekomen en in viervoud ondertekend, Sittard,
HOOFDSTUK I - ALGEMEEN
Artikel 1. Definities
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
a. werkgever | Stamicarbon B.V., gevestigd te Sittard; |
b. vakorganisatie | elk van de organisaties van werknemers die als partij aan werknemerszijde optreden bij deze cao; |
c. CAO | de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst; |
d. werknemer | degene die een schriftelijke arbeidsovereenkomst heeft met Stamicarbon. Daar waar in deze cao wordt gesproken over ‘hij’ wordt tevens bedoeld ‘zij’; |
e. uurloon gerelateerd aan EVT (art. 34) | 0,536% van het maandsalaris; |
f. uurloon gerelateerd aan salaris & vakantie (art. 33) | 0,577% van het maandsalaris; |
g. schaalsalaris | het bruto salaris per maand dat voortvloeit uit toepassing van de salarisschalen |
h. jaarsalaris | 12 maal het maandsalaris inclusief 8% vakantietoeslag. |
i. het maandsalaris | de som van de volgende inkomensbestanddelen: het schaalsalaris, de demotietoeslag en de aanvulling bij arbeidsongeschiktheid; |
j. feestdagen | nieuwjaarsdag, beide paasdagen, Hemelvaartsdag, beide pinksterdagen, beide kerstdagen, de door de overheid aangewezen dag voor de viering van Koningsdag, waarbij voor iedere dag geldt dat het gaat om de aaneengesloten periode van 24 uren, aanvangende om 00.00 uur; |
k. OR | de ondernemingsraad van Stamicarbon, zoals bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden; |
l. partner | xxxxxx die met de werknemer is gehuwd dan wel een geregistreerd partnerschap is aangegaan ofwel degene met wie de medewerker duurzaam samenwoont; |
m. BTI | Business Travel Insurance. |
Artikel 2. Duur en wijziging van de CAO en de oplossing van geschillen
1. Deze cao treedt in werking per 1 januari 2019 en eindigt op 31 december 2019 van rechtswege, derhalve zonder dat enige opzegging is vereist.
2. Wijziging van deze cao tijdens de looptijd is alleen mogelijk als naar het oordeel van de partijen bijzondere omstandigheden, die zij aan het begin van de contractperiode niet konden voorzien, een dergelijke wijziging rechtvaardigen.
Artikel 3. Inleenkrachten
Zonder voorafgaand overleg met de OR draagt de werkgever aan inleenkrachten die niet vallen onder de bepalingen van de cao, geen werkzaamheden op die naar hun aard door de werknemer worden verricht. Een en ander geldt voor zover die werkzaamheden van een zodanige omvang zijn dat verwacht kan en mag worden dat deze tijdig, onder normale werkcondities en met het bestaande werknemersbestand kunnen worden uitgevoerd.
Artikel 4. Opdracht extern organisatiebureau
1. De werkgever informeert de OR en, indien de werkgelegenheid in het geding is, ook de vakorganisaties over zijn voornemen tot het verlenen van een definitieve opdracht aan een extern organisatiebureau om een onderzoek in te stellen m.b.t. de werkgever, tenzij zwaarwichtige redenen van bedrijfsbelang zich daartegen verzetten.
2. De werkgever informeert de OR en, indien de werkgelegenheid in het geding is, ook de vakorganisaties over de beweegredenen en zo mogelijk over de inrichting en de doelstelling van het onderzoek. Over de uitkomsten van het onderzoek wordt overleg gepleegd met de OR, onder handhaving en erkenning van de verantwoordelijkheid van de werkgever.
3. De procedure met betrekking tot de uitvoering en informatie aan de werknemer vormt een punt van overleg in de OR.
Artikel 5. Fusie en reorganisatie
1. De werkgever informeert de vakorganisaties, de OR en de werknemer zo spoedig mogelijk als de noodzakelijke geheimhouding dit mogelijk maakt en onverminderd de verplichtingen betreffende een fusie die voortvloeien uit de SER-fusiegedragsregels, over de mogelijke maatregelen wanneer wordt overwogen een fusie aan te gaan of de personeelsbezetting ingrijpend te reorganiseren.
2. Aansluitend hierop bespreekt de werkgever de overwogen maatregelen en daaruit eventueel voor de werknemer voortvloeiende gevolgen met de vakorganisaties en de OR, om hen in de gelegenheid te stellen hun zienswijze naar voren te brengen en de beslissing van de werkgever te kunnen beïnvloeden.
3. Als van de overwogen maatregelen gevolgen voor de werknemer zijn te verwachten, overlegt de werkgever met de vakorganisaties over het opstellen van een sociaal plan. De financiële regelingen in een sociaal plan komen ten laste van de werkgever, voor zover daarin niet wordt voorzien door een wettelijke regeling.
Artikel 6. Deeltijdwerknemer
1. Indien op grond van de individuele arbeidsovereenkomst de bedongen arbeidsduur minder bedraagt dan de arbeidsduur van een voltijdwerknemer als bedoeld in artikel 21 lid 1 zijn de bepalingen van deze cao naar evenredigheid van de individuele arbeidsduur op overeenkomstige wijze van toepassing, tenzij bij de desbetreffende artikelen anders is vermeld.
2. Een verzoek van de werknemer om zijn arbeidsduur aan te passen zal worden gehonoreerd, indien voldaan is aan de voorwaarden gesteld in de Wet aanpassing arbeidsduur.
3. Bij niet-inwilliging van het verzoek van de werknemer zal het besluit, geanonimiseerd, worden gemeld aan de secretaris van de OR met vermelding van de zwaarwegende bedrijfsredenen die tot die beslissing hebben geleid.
4. De deeltijdwerknemer kan in gevallen waarin de werkgever dat om bedrijfsredenen strikt noodzakelijk acht - binnen de grenzen der redelijkheid - verplicht worden tot het verrichten van werkzaamheden buiten het overeengekomen arbeidspatroon. De deeltijdwerknemer ontvangt voor elk uur dat uitgaat boven de overeengekomen arbeidsduur, één uur compenserend vrij. Dit compenserend vrij zal met prioriteit ten opzichte van andere vormen van contractueel vrijaf worden opgenomen.
Artikel 7. Algemene verplichtingen cao-partijen
1. De werkgever en vakorganisaties zullen deze cao naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid nakomen. De vakorganisaties bevorderen zo veel mogelijk een ongestoorde voortgang van de onderneming en trachten verstoringen van de arbeidsrust tegen te gaan. Zij passen tijdens de duur van deze overeenkomst geen staking toe en steunen stakingen van derden niet. Het eerste lid geldt niet wanneer overwogen of besloten wordt tot het aangaan van een fusie of het ingrijpend reorganiseren van de personeelsbezetting, wanneer de belangen van de werknemer daarbij zijn betrokken en de vakorganisaties daartegen uit het oogpunt van werknemersbelang zeer ernstige bezwaren hebben.
De vakorganisaties passen evenwel een staking niet toe dan na overleg met de werkgever.
De werkgever past alleen uitsluiting toe als tegenmaatregel bij staking en gaat hiertoe niet over dan na overleg met de vakorganisaties.
2. Bij staking of arbeidsonrust dragen de vakorganisaties, voor zover mogelijk, ertoe bij dat de werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de veiligheid en het behoud van materiaal en installaties voortgang zullen vinden.
Artikel 8. Algemene verplichtingen werkgever
1. De werkgever mag bij uitzondering, in voor de werknemer gunstige zin, van de cao afwijken.
2. De werkgever zal een exemplaar van deze cao, alsmede van de wijzigingen, aan de werknemer beschikbaar stellen.
3. De werkgever zorgt voor goede arbeidsomstandigheden in de onderneming en behartigt daarbij de belangen van de werknemer, een en ander zoals een goed werkgever betaamt. De werkgever geeft daartoe de nodige aanwijzingen en voorschriften, stelt zo nodig veiligheidsmiddelen ter beschikking en zorgt voor medische begeleiding.
Artikel 9. Algemene verplichtingen werknemer
1. De werknemer zal de belangen van de onderneming van werkgever als een goed werknemer behartigen, ook indien daartoe geen uitdrukkelijke opdracht is gegeven.
2. De werknemer zal alle in de onderneming geldende regels naleven.
3. De werknemer zal alle hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, voor zover deze in redelijkheid van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uitvoeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht nemen.
4. De werknemer zal zich voor wat betreft zijn werk- en rusttijd houden aan de voor hem geldende werktijdregeling.
5. De werknemer is verplicht ook buiten de vastgestelde werktijden arbeid te verrichten, voor zover de werkgever de desbetreffende wettelijke voorschriften en de bepalingen van deze cao in acht neemt.
Artikel 10. Verplichtingen werkgever en werknemer
1. Verbod op ongewenste intimiteiten. Opmerkingen en/of gedragingen van seksuele aard of met een seksuele ondertoon, die voor de wederpartij vernederend en/of belastend zijn, worden binnen de arbeidsverhoudingen tussen werkgever en werknemer en tussen werknemers onderling niet toegestaan.
2. Verbod op discriminatie. Discriminatie c.q. ongerechtvaardigde ongelijke behandeling op grond van leeftijd, sekse, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, levens- of geloofsovertuiging, huidkleur, ras, etnische afkomst, nationaliteit of politieke voorkeur tussen werkgever en werknemer en tussen werknemers onderling wordt niet getolereerd. In dit kader worden opmerkingen en/of gedragingen met een discriminerende ondertoon die voor de wederpartij vernederend en/of belastend zijn, binnen de arbeidsverhoudingen niet toegestaan.
Artikel 11. Geheimhouding
1. De werknemer is verplicht, zowel tijdens als na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst volstrekte geheimhouding te betrachten van alles wat hem over de onderneming van de werkgever of dienst cliënten bekend is geworden en waarover hem geheimhouding is opgelegd of waarvan hij het vertrouwelijke karakter redelijkerwijs kan vermoeden.
2. De werknemer is verplicht vóór het eindigen van de arbeidsovereenkomst alle bedrijfseigendommen en alle niet zijn persoon betreffende documenten, welke betrekking hebben op de onderneming van werkgever, van welke aard ook, bij de werkgever in te leveren.
3. Wanneer de werknemer een van de in de leden 1 en 2 genoemde verplichtingen niet nakomt, is hij gehouden tot vergoeding van alle schade, welke daaruit voortvloeit.
Artikel 12. Uitvinding en intellectueel eigendom
1. De werknemer is verplicht elke door hem tijdens de duur van zijn arbeidsovereenkomst gedane uitvinding op het gebied van de werkzaamheid van de onderneming van werkgever en/of die ondernemingen, bedrijven of diensten waar de werknemer is tewerkgesteld, onverwijld aan de werkgever mee te delen.
2. Voor zover de werkgever niet reeds van rechtswege aanspraak op intellectueel eigendom heeft, is de werknemer, indien de werkgever dat wenst, verplicht de rechten voortvloeiend uit zijn uitvinding aan de werkgever over te dragen. Onder 'de rechten uit een uitvinding voortvloeiend' wordt niet
uitsluitend verstaan het recht op het aanvragen van octrooi, maar bijvoorbeeld ook het recht om de uitvinding geheim te houden.
3. Op de werkgever rust de verplichting om binnen een redelijke termijn aan de werknemer mee te delen of hij van het recht op overdracht van de rechten voortvloeiend uit de uitvinding gebruik wenst te maken. Alle eventuele kosten verbonden aan de overdracht komen ten laste van de werkgever.
4. De werkgever is bevoegd ten aanzien van de in de leden 1, 2 en 3 omschreven verplichtingen nadere regels vast te stellen.
5. Als de aard van de functie met zich meebrengt dat de werknemer zijn bijzondere kennis gebruikt voor het doen van uitvindingen, wordt bij het bepalen van het salaris op voorhand rekening gehouden met de aan de werknemer toekomende vergoeding voor gemis aan octrooi.
6. Als de werkgever van het recht op overdracht van de uit de uitvinding voortvloeiende rechten gebruik maakt, ontvangt de werknemer in een functie waarvan de aard niet met zich meebrengt dat hij zijn bijzondere kennis gebruikt voor het doen van uitvindingen een billijk bedrag waarbij het gemis aan octrooi in aanmerking wordt genomen.
Artikel 13. Nevenactiviteiten
1. Het is de werknemer niet toegestaan om al dan niet tegen beloning voor derden of als zelfstandige werkzaamheden te verrichten zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever.
2. De in lid 1 bedoelde toestemming is niet vereist voor onbetaalde activiteiten ten behoeve van vakorganisaties of van verenigingen van godsdienstige, sociale of culturele aard.
3. Als de werkgever op grond van zwaarwegende bedrijfsbelangen de eerder verleende toestemming of het gemaakte bezwaar - met in achtneming van een redelijke termijn - intrekt, kan de werkgever niet tot schadevergoeding worden aangesproken.
Artikel 14. Relatiebeding
De werkgever kan aan de aanstelling of handhaving in een functie de voorwaarde verbinden dat het de werknemer niet is toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming tijdens de arbeidsovereenkomst en binnen een termijn van 1 jaar na het einde van deze arbeidsovereenkomst, direct of indirect in enigerlei vorm voor zichzelf of voor anderen werkzaam te zijn voor en/of betrokken te zijn bij relaties van de werkgever in welke vorm dan ook, dan wel relaties te bewegen de band met de werkgever te verbreken.
Relaties in de zin van dit artikel zijn bestaande relaties en klanten van de werkgever op het moment van de aanstelling of handhaving in de functie en op het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst – waaronder ook begrepen relaties met wie de werkgever onderhandelingen heeft gevoerd/voert, relaties aan wie een offerte is uitgebracht en de (ex-) werknemers van werkgever.
Artikel 15. Concurrentiebeding
De werkgever kan aan de aanstelling of handhaving in een functie de voorwaarde verbinden dat de werknemer zich schriftelijk verbindt na beëindiging van de arbeidsovereenkomst- behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever - niet in dienst te treden van of werkzaamheden te verrichten voor andere ondernemingen of instellingen. Deze toestemming wordt in ieder geval verleend als de onderneming of instelling naar het oordeel van de werkgever niet concurrerend werkzaam is ten opzichte van de onderneming van werkgever en/of die ondernemingen, bedrijven of diensten alwaar de werknemer is tewerkgesteld.
HOOFDSTUK II – INDIENSTTREDING EN ONTSLAG
Artikel 16. Indiensttreding
1. Bij het aangaan van elke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd dan wel bepaalde tijd geldt, in afwijking van de wettelijke regeling, wederzijds een proeftijd van twee maanden. In de individuele arbeidsovereenkomst kan een kortere termijn worden overeengekomen. Is de individuele arbeidsovereenkomst aangegaan voor maximaal zes maanden, dan geldt geen proeftijd.
2. Onverminderd het hiervoor bepaalde wordt de arbeidsovereenkomst aangegaan:
a. hetzij voor onbepaalde tijd;
b. hetzij voor bepaalde tijd of voor het verrichten van een bepaald geheel van werkzaamheden.
In de individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld welke arbeidsovereenkomst van toepassing is. Ontbreekt deze vermelding, dan wordt de arbeidsovereenkomst geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 17. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst
1. In geval van ontslag op staande voet wegens een dringende reden in de zin van de artikelen 7:678 en 7:679 BW en tijdens of aan het einde van de proeftijd als bedoeld in artikel 14 lid 1, kan de arbeidsovereenkomst wederzijds met onmiddellijke ingang worden opgezegd.
In alle andere gevallen eindigt:
a. de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd door opzegging met inachtneming van het volgende. Voor werkgever en werknemer geldt een opzegtermijn van:
- één maand, indien de werknemer is ingedeeld in een van de salarisschalen C32 tot en met C35;
- drie maanden, voor de overige werknemers.
b. de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege:
- op de kalenderdatum of
- op de laatste dag van het tijdvak of van het bepaald geheel van werkzaamheden, genoemd in de individuele arbeidsovereenkomst.
2. De arbeidsovereenkomst tussen werkgever en de werknemer eindigt van rechtswege op de dag waarop de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
3. De opzegging van de arbeidsovereenkomst kan geschieden tegen elke kalenderdag.
Artikel 18. Disciplinaire maatregelen
De werkgever kan aan de werknemer die zich aan laakbare handelingen of gedragingen schuldig maakt een disciplinaire maatregel opleggen welke in verhouding staat tot de handeling of het gedrag.
1. Een laakbare handeling of gedraging omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, wat een goed werknemer in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
2. De werkgever kan met betrekking tot het opleggen van een disciplinaire maatregel nadere regels vaststellen.
Artikel 19. Schorsing
1. a. Wanneer de werkgever een ernstig vermoeden heeft dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan een feit dat een dringende reden voor ontslag op staande voet kan opleveren, kan de werkgever de werknemer schorsen om nader onderzoek naar de feiten te doen. De schorsing vindt in beginsel plaats met behoud van inkomen.
b. In dit geval stelt de werkgever de werknemer van het bestaan van ernstige twijfel jegens hem in kennis. Direct nadat het onderzoek is afgerond wordt besloten de werknemer al dan niet op staande voet te ontslaan. Indien niet tot ontslag wordt overgegaan, vervalt de schorsing per direct.
2. a. Schorsing kan voorts plaatsvinden als disciplinaire maatregel voor ten hoogste drie werkdagen. Deze schorsing is altijd zonder behoud van inkomen.
b. Redenen voor schorsing kunnen uitsluitend zijn gelegen in de sfeer van discriminatie, racisme, ongewenste intimiteiten en molest van personen en/of goederen.
3. Een schorsing zal onverwijld en schriftelijk onder opgave van redenen aan betrokkene worden bevestigd.
4. In principe worden de werknemers in de directe omgeving van de betrokken werknemer door de werkgever op de hoogte gesteld van de schorsing, het intrekken van de schorsing of het ontslag op staande voet. Indien uit het onderzoek blijkt dat de schorsing ten onrechte is opgelegd, zal rehabilitatie plaatsvinden. Over de inhoud van de bekendmaking vindt overleg met de werknemer plaats.
Artikel 20. Non-activiteit
Een werknemer kan met behoud van inkomen op non-actief worden gesteld vanaf het moment dat aan de werknemer schriftelijk is meegedeeld dat een procedure strekkende tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst is gestart.
HOOFDSTUK III - ARBEIDSDUUR
Artikel 21. Arbeidsduur
1. De normale arbeidsduur bedraagt voor de werknemer met een voltijd dienstverband 40 uur per week.
2. Tot de normale arbeidsduur behoren 5 toegewezen opleidingsdagen per aanvang kalenderjaar. Deze dagen zijn geldig in het jaar van toewijzing.
3. De werkgever stelt met in acht neming van de bepalingen uit de Wet op de Ondernemingsraden de werktijden vast en houdt daarbij in overleg met de werknemer, voor zover redelijkerwijs mogelijk, rekening met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
4. De arbeid wordt georganiseerd binnen de uiterste normen van de Arbeidstijdenwet en de daarop berustende bepalingen, tenzij deze overeenkomst anders aangeeft.
5. Bij het vaststellen van de werktijdregeling worden de volgende bepalingen zowel voor voltijders en deeltijders in acht genomen:
- In beginsel wordt niet op zaterdag en zondag gewerkt, tenzij de aard van de arbeid of de bedrijfsomstandigheden dat noodzakelijk maken.
- In beginsel ligt de werktijd tussen 07.00 uur en 19.00 uur, tenzij de aard van de arbeid of de bedrijfsomstandigheden andere tijden noodzakelijk maken.
Artikel 22. Overwerk
1. Onder overwerk wordt verstaan het werk dat in opdracht van de werkgever wordt verricht boven de normale arbeidsduur.
2. Overwerk zal door een actief beleid worden beperkt tot gevallen waarin de werkgever het om bedrijfsredenen strikt noodzakelijk acht.
3. Werknemers ontvangen per uur overwerk een uur compenserend vrij.
4. Uitbetaling vindt eventueel plaats in overleg tussen werkgever en werknemer
Artikel 23. Achtenvijftig+ Verlof Regeling (AVR en AVR-TOR)
De Achtenvijftig+ Verlof Regeling geeft de mogelijkheid de balans belasting – belastbaarheid in de jaren voorafgaand aan (pre)pensionering in evenwicht te houden door het bieden van ruimere herstelmogelijkheden. De AVR regelt een verkorting van de arbeidsduur waardoor het ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid van de oudere werknemer kan worden voorkomen respectievelijk kan worden terug gedrongen. Tevens creëert de AVR een overgangsfase tussen de periode van volledige activiteit en volledige inactiviteit. De AVR kent twee mogelijkheden. De regeling van 4 jaar mogelijk vanaf 58 jaar analoog aan de voormalige TOR regeling, hierna te noemen AVR- TOR, waarbij geredeneerd wordt vanuit de waarschijnlijke einddatum van het dienstverband en de regeling die ingaat met ingang van 58 jaar en
9 jaar duurt hierna te noemen: AVR
AVR
1. Van de AVR kan negen jaar gebruik worden gemaakt met ingang van de dag waarop de leeftijd van 58 jaar wordt bereikt.
2. Een verzoek van een werknemer om deel te nemen aan de AVR en het door de werknemer voorgestelde arbeidspatroon dat voldoet aan het in lid 5 bepaalde, zullen worden gehonoreerd, tenzij zwaarwegende bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten.
3. De werkgever deelt de beslissing op het verzoek schriftelijk aan de werknemer mee. Bij afwijzing van het verzoek dan wel bij vaststelling van een arbeidspatroon afwijkend van de wens van de werknemer is de schriftelijke mededeling onder opgave van redenen. Bij niet-inwilliging van het verzoek van de werknemer zal het besluit, geanonimiseerd, worden gemeld aan de OR met vermelding van de beweegredenen die tot die beslissing hebben geleid.
4. Indien de werknemer de overeengekomen (normale) wekelijkse arbeidsduur in een vast patroon verkort, wordt door de werkgever maximaal negen jaar 4,44% van de overeengekomen (normale) wekelijkse arbeidsduur (betaald) ‘AVR-verlof’ toegekend. Periodieke opname van dagen (minimaal gelijk aan het toegekende percentage AVR xxxxxx ) zoals benoemd in artikel 34 en artikel 35 door de werknemer is een vereiste voor toekenning van het AVR-verlof door de werkgever.
5. Het patroon waarin het AVR-verlof kan worden vormgegeven, is afhankelijk van de mogelijkheden die de werkgever kan bieden en de wensen van de werknemer. Er gelden twee randvoorwaarden. Er dient sprake te zijn van periodiciteit met een maximum periode van één kalendermaand. Het AVR- verlof kan niet worden opgespaard voor een aaneengesloten langere periode van verlof. Niet opgenomen AVR verlof vervalt aan het einde van iedere kalendermaand en er dienen afspraken te worden gemaakt over welk deel van het takenpakket van de werknemer gaat vervallen c.q. op welke wijze dit wordt overgenomen.
AVR-TOR
1. Van de AVR-TOR kan gebruik worden gemaakt gedurende maximaal vier jaar voorafgaande aan uittreding met gebruikmaking van prepensioen of ouderdomspensioen. Een medewerker kan evenwel niet eerder van de AVR-TOR gebruik maken dan met ingang van de dag waarop de leeftijd van 58 jaar wordt bereikt.
2. Een verzoek van een medewerker om deel te nemen aan de AVR-TOR en het door de medewerker voorgestelde arbeidspatroon (dat verder voldoet aan het in lid 3 bepaalde) zullen worden gehonoreerd, tenzij zwaarwegende bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten.
3. Indien de medewerker vanuit zijn contractueel vrijaf zijn arbeidsduur tot maximaal 10% van de overeengekomen (gemiddelde) wekelijkse arbeidsduur in een vast patroon verkort, wordt door de werkgever een gelijk aantal uren (betaald) ‘AVR-TOR-verlof’ toegekend. Periodieke opname van EVT/vrijaf door de medewerker is een vereiste voor toekenning van het AVR-TOR-verlof door de werkgever.
4. Het patroon waarin de arbeidsduurverkorting kan worden vormgegeven, is afhankelijk van de mogelijkheden die de organisatie kan bieden en de wensen van de medewerker. Gezien het doel van de AVR-TOR worden echter de volgende twee randvoorwaarden gesteld:
- Er dient sprake te zijn van periodiciteit, met een maximum periode van één kalendermaand.
Het AVR-TOR-verlof kan niet worden opgespaard voor een aaneengesloten langere periode van verlof.
- Er dienen afspraken te worden gemaakt over welk deel van het takenpakket van de medewerker gaat vervallen c.q. op welke wijze dit wordt overgenomen door anderen.
5. Indien het contractueel vrijaf c.q. de aanwezigheidsbonus ontoereikend is voor volledige deelname aan de TOR, kan de medewerker om toch zo veel mogelijk van de extra herstelmogelijkheden van de TOR gebruik te kunnen maken, zijn saldo ‘sparen voor later’ (SVL) of rekening courant aanspreken, en desgewenst of zo nodig daarvoor via de rekening courant ‘bijlenen’. Een negatief saldo op de rekening courant wordt aan het einde van het dienstverband verrekend.
HOOFDSTUK IV - BELONING
Artikel 24. Functiegroepen en salaris
1. De functies van de werknemers zijn op basis van een systeem van functiewaardering ingedeeld in de salarisschalen C32 tot en met C41. Voor niet in die schalen ingedeelde werknemers alsmede voor werknemers waar het potentieel vastgesteld is boven het niveau van C41 stelt de werkgever het salaris van geval tot geval vast en is artikel 25 niet van toepassing.
2. Bij elke functiegroep behoort een salarisschaal met een minimum schaalsalaris en een normsalaris. De salarisschalen zijn opgenomen in bijlage I.
3. Voor werknemers van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het Wettelijk Minimumloon (WML), maar die wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en die behoren tot de doelgroep van loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet geven cao partijen gehoor aan het verzoek van de Stichting van de Arbeid een aparte loonschaal naast het bestaande loongebouw op te nemen.
- Deze loonschaal start op 100% WML en eindigt op 110% WML.
- Betreffende werknemer komt na 1 jaar werken in aanmerking voor een stap naar 105% WML en na 2 jaar werken voor een volgende stap naar 110% WML.
Artikel 24 en artikel 25 zijn op betreffende werknemers niet van toepassing.
Artikel 25. Wijziging van het salaris
1. Herziening van het salaris vindt plaats op grond van beoordeling, in beginsel éénmaal per jaar.
2. Indien en voor zover de werknemer het voor hem vastgestelde perspectiefsalaris nog niet heeft bereikt, kan - afhankelijk van de beoordeling van zijn functioneren - het salaris per 1 juli van elk jaar worden aangepast overeenkomstig navolgende aanpassingstabel.
Beoordeling Relatieve Salaris Positie | Onvoldoende | Te ontwikkelen | Conform norm | Zeer goed | Excellent |
Minimum – schaalmidden | 0% | 2% | 3% | 4% | 5% |
Schaalmidden – eindsalaris resp. normsalaris | 0% of -/- | 1% | 2% | 3% | 4% |
Normsalaris - perspectiefsalaris | -/- | -/- | -/- | 2% | 2% |
De procentuele verhogingen worden berekend over het normsalaris. De laatste salarisverhoging is zo nodig lager dan het in de tabel genoemde percentage, indien anders het perspectiefsalaris zou worden overschreden.
1. Het te bereiken eindsalaris is afhankelijk van de beoordeling van het functioneren:
a. Voor de werknemer die met 'te ontwikkelen' is beoordeeld, is het perspectiefsalaris gelijk aan 95% van het normsalaris.
b. Voor de werknemer die met 'conform norm' is beoordeeld, is het perspectiefsalaris gelijk aan het normsalaris.
c. Voor de werknemer die met 'zeer goed' is beoordeeld, is het perspectiefsalaris gelijk aan het bedrag dat 5% uitgaat boven het normsalaris.
d. Voor de werknemer die met 'excellent' is beoordeeld, is het perspectiefsalaris gelijk aan het bedrag dat 10% uitgaat boven het normsalaris.
e. Voor de werknemer die met 'onvoldoende' is beoordeeld, is het perspectiefsalaris gelijk aan het individueel salaris.
2. Indien het individueel salaris hoger is dan het bij de beoordeling behorend perspectiefsalaris, vindt verrekening van het verschil plaats met de eerstvolgende algemene aanpassing(en) van de salarissen, totdat het individueel salaris gelijk is aan het bij de beoordeling behorend perspectiefsalaris.
Deze salarismaatregel wordt niet eerder getroffen dan nadat de dalende trend in het functioneren in een formeel beoordelingsgesprek met de werknemer is besproken en de werknemer gedurende tenminste een half jaar de gelegenheid heeft gehad zijn functioneren te verbeteren.
3. Bij indiensttreding in de loop van enig jaar wordt per 1 juli daaropvolgend een deelverhoging naar evenredigheid toegekend.
4. Bij indeling in een hogere salarisschaal wordt het salaris verhoogd met een bedrag ter grootte van 5 % van het normsalaris van de oude salarisschaal, met dien verstande dat het salaris in de nieuwe salarisschaal tenminste gelijk is aan het minimum schaalsalaris.
5. Bij indeling in een lagere salarisschaal wordt het salaris verlaagd met een bedrag ter grootte van 5% van het normsalaris van de oude salarisschaal, met dien verstande dat het salaris in de nieuwe salarisschaal niet hoger zal zijn dan het perspectiefsalaris bij overeenkomstige beoordeling in de lagere salarisschaal. Indeling in een lagere functieschaal is verder geregeld in bijlage 3.
Artikel 26. Vakantietoeslag
1 De werknemer ontvangt 8% bruto-vakantietoeslag over het kalenderjaar over twaalf maal het werkelijk genoten maandsalaris. In mei betaalt de werkgever de voorlopige bruto vakantietoeslag uit. De toeslag wordt berekend over het twaalf maal het maandsalaris van de werknemer in mei.
2 De vakantietoeslag geldt naar rato, rekening houdend met de datum in/uit dienst en het percentage deeltijd. Bij wijziging in dienstverband, arbeidsduur, salaris wordt de bruto vakantietoeslag gecorrigeerd.
3 In december (of bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de loop van het jaar) wordt de bruto vakantietoeslag definitief vastgesteld. De nog verschuldigde vakantietoeslag wordt nabetaald of de teveel uitbetaalde vakantietoeslag wordt teruggevorderd.
Artikel 27. Winstdeling
1. Aan de werknemer kan een winstuitkering worden toegekend van maximaal 10% van het jaarsalaris indien de EBIT minimaal € 7,5 Miljoen bedraagt. De hoogte van de uitkering wordt jaarlijks bepaald op basis van de EBIT van Stamicarbon. Deze wordt berekend in een percentage van het jaarsalaris, op basis van de formule: (Ebit plus MTIC researchcost) * 0.175 / (N medew op 31 dec).
2. De uitbetaling vindt in beginsel plaats in juli van ieder kalenderjaar. Uitbetaling vindt plaats op afgerond één decimaal.
3. De regeling geldt naar rato, rekening houdend met de datum in/uit dienst en het percentage deeltijd.
Artikel 28. Resultaatbeloning
1. Aan de werknemer die is ingedeeld in een van de salarisschalen C32 tot en met C41, kan een resultaatbeloning worden toegekend van maximaal 6%.
2. De werkelijke hoogte van de resultaatbeloning wordt jaarlijks bepaald door de mate waarin vooraf gestelde doelen worden gerealiseerd.
3. De doelen worden jaarlijks uiterlijk in de maand april vastgesteld en kunnen betrekking hebben op alle terreinen van de bedrijfsvoering.
4. Van de resultaatbeloning wordt 1/3 deel gekoppeld aan doelen op het niveau van de onderneming,
hierna het ‘collectief niveau’ genoemd, en 2/3 deel aan doelen op individueel en/of teamniveau.
5. De keuze van de doelen op collectief niveau worden afgesproken met de OR
6. De grondslag van de resultaatbeloning is het jaarsalaris. De betaling van de resultaatbeloning vindt in beginsel plaats in de maand juli volgend op het betreffende kalenderjaar
7. De regeling geldt naar rato, rekening houdend met de datum in/uit dienst en het percentage deeltijd.
Artikel 29. Uitbetaling maandsalaris
Aan het einde van de kalendermaand ontvangt de werknemer het maandsalaris over de desbetreffende maand. Aan het einde van de daarop volgende kalendermaand ontvangt de werknemer een betaling van hetgeen hem over de voorafgaande maand toekomt aan overige (incidentele) inkomenselementen.
Alle betalingen geschieden volgens een gespecificeerde afrekening. Bij deze afrekening worden vorderingen die de werkgever op de werknemer heeft in mindering gebracht.
Artikel 30. Uitsluiting artikel 7:628 BW
Het bepaalde in artikel 7:628 BW (geen arbeid, toch loon) is niet van toepassing.
HOOFDSTUK V – VERLOF EN VAKANTIE
Artikel 31. Algemeen
De werkgever voert een personeelsbeleid voor zijn werknemers dat mede is gericht op een goede balans in werk en privé. Onderdeel van dit beleid is het opnemen van adequate voorzieningen die de werknemer de mogelijkheid bieden bepaalde situaties in de privésfeer op te vangen.
Artikel 32. Buitengewoon verlof
1. In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 4 Wet arbeid en zorg en artikel 7:628 BW geldt dat in de navolgende niet-voorzienbare gevallen de werknemer buitengewoon verlof kan opnemen, mits de werknemer zo mogelijk tenminste één dag van tevoren en onder overlegging van bewijsstukken aan de werkgever van het verzuim kennis geeft en de gebeurtenis in het desbetreffende geval bijwoont:
a. xxx xx xxx van overlijden tot en met de dag der uitvaart bij het overlijden van de partner van de werknemer of van één van zijn kinderen, pleegkinderen, ouders, schoonouders of huisgenoten;
b. gedurende één dag of dienst bij overlijden en gedurende één dag of dienst op de dag der uitvaart van grootouders van de werknemer zelf of van diens partner, kleinkinderen, broers, zusters, xxxxxxxxxxx, xxxxxxxxxxxxxx, zwagers en schoonzusters;
c. gedurende vijf dagen of diensten bij een fulltime dienstverband (regelgeving 2019) bij de bevalling van zijn/haar partner, of zoveel langer als de bevalling duurt; daarnaast wordt de wet WIEG integraal van toepassing. De wet WIEG regelt het Geboorteverlof, het Aanvullend Geboorteverlof (m.i.v. 1 juli 2020) en het Adoptie – en Pleegzorgverlof.
d. gedurende een door de werkgever naar billijkheid te bepalen tijdsduur tot een maximum van twee dagen of diensten, indien de werknemer ten gevolge van de vervulling van een buiten zijn schuld bij of krachtens de wet persoonlijk opgelegde verplichting verhinderd is zijn arbeid te verrichten, mits deze vervulling niet in zijn vrije tijd kan geschieden. Het loon wordt in dit geval doorbetaald onder aftrek van alle vergoedingen die van derden kunnen worden ontvangen;
e. gedurende de naar omstandigheden te bepalen daarvoor benodigde tijd voor bezoek aan huisarts, specialist of polikliniek voor zover dat bezoek uitsluitend in werktijd kan plaatsvinden.
2. De werkgever zal, voor zover de bedrijfsomstandigheden dit toelaten, op verzoek van de vakbond waarvan de betrokken werknemer lid is, aan een werknemer betaald verlof toekennen in de navolgende gevallen:
a. het als officieel afgevaardigde deelnemen aan bijeenkomsten van de vakbond;
b. het deelnemen aan een door de vakbond georganiseerde vormings- of scholingsbijeenkomst. Het verzoek om vrijaf voor één der onder a. en b. van dit sub lid bedoelde activiteiten zal door de vakbond als regel schriftelijk en tijdig bij de werkgever worden ingediend.
Artikel 33. Vakantie
1. De werknemer heeft per vakantiejaar:
a. een wettelijk recht op vakantie met behoud van het maandsalaris van vier maal de overeengekomen gemiddelde arbeidsduur per week.
b. naast de vakantierechten genoemd onder sub a. recht op bovenwettelijke dagen vakantie met behoud van het maandsalaris volgens onderstaande overzicht.
De werknemer heeft recht op vakantie, waarvan de omvang per kalenderjaar wordt bepaald door de leeftijd die de werknemer vóór 1 juli van het desbetreffende kalenderjaar heeft bereikt. Zij bedraagt:
bij een leeftijd van 18 tot en met 24 jaar : 2 dagen bij een leeftijd van 25 tot en met 29 jaar : 3 dagen bij een leeftijd van 30 tot en met 34 jaar : 4 dagen bij een leeftijd van 35 tot en met 39 jaar : 5 dagen bij een leeftijd van 40 tot en met 44 jaar : 6 dagen bij een leeftijd van 45 tot en met 49 jaar : 7 dagen bij een leeftijd van 50 tot en met 54 jaar : 8 dagen bij een leeftijd van 55 tot en met 58 jaar : 9 dagen bij een leeftijd van 59 en 60 jaar : 10 dagen bij een leeftijd van 61 jaar : 11 dagen bij een leeftijd van 62 en 63 jaar : 12 dagen bij een leeftijd van 64 jaar of ouder : 13 dagen
2. De regeling geldt naar rato, rekening houdend met de datum in/uit dienst en het percentage deeltijd.
3. Voor elke volle kalendermaand gedurende welke de werknemer wegens het niet verrichten van de bedongen arbeid, uitgezonderd verlof, EVT, zwangerschapsverlof, bevallingsverlof en arbeidsongeschiktheid, tenzij deze door zijn opzet is veroorzaakt, wordt de omvang van de jaarlijkse vakantie met een twaalfde verminderd.
4. a. Er geldt een verjaringstermijn van 5 jaar voor de wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen. Bij arbeidsongeschiktheid (gedeeltelijk of volledig) geldt dat de wettelijke dagen volledig worden opgebouwd.
Voor de bovenwettelijke vakantiedagen geldt dat zij bij volledige arbeidsongeschiktheid alleen de laatste zes maanden van arbeidsongeschiktheid worden opgebouwd.
Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid worden de bovenwettelijke dagen gedeeltelijk opgebouwd.
b. Het saldo op de rekening courant (= de combinatie van wettelijk verlof, bovenwettelijk verlof en EVT) mag per 31 december van enig jaar maximaal 50 dagen bedragen.
Het meerdere wordt uitbetaald of kan voorafgaand hieraan in het kalenderjaar gereserveerd worden voor Sparen Voor Later (zie artikel 35).
Artikel 34. Extra vrije tijd (EVT)
1. Onafhankelijke EVT: De werknemer heeft bij een fulltime dienstverband recht op 10 dagen extra vrije tijd. Deze worden per 1 januari voor het lopende jaar toegekend.
2. Afhankelijke EVT: De werknemer heeft bij een fulltime dienstverband recht op 15 dagen extra vrije tijd indien er geen sprake is van verzuim zoals beschreven in hoofdstuk VI. Voor elke dag verzuim zoals beschreven in hoofdstuk VI wordt de afhankelijke EVT met één dag verminderd De afhankelijke EVT wordt over een volledig kalenderjaar berekend en per 1 januari over het afgelopen kalenderjaar toegekend.
3. De regeling geldt naar rato, rekening houdend met de datum in/uit dienst en het percentage deeltijd
4. Indien als gevolg van jaar overschrijdend zwangerschaps-/bevallingsverlof/ziekteverzuim gedurende twee opeenvolgende kalenderjaren geen opbouw van extra vrije tijd zou plaatsvinden, blijft het gedeelte van het zwangerschaps-/bevallingsverlof/ziekteverzuim dat in het tweede jaar valt voor de opbouw van extra vrije tijd buiten beschouwing.
De EVT regeling wordt gecontinueerd gedurende de looptijd van de cao. Medewerkers worden in de gelegenheid gesteld om EVT dagen te gebruiken voor de regeling Sparen Voor Later (zie artikel 35). Het saldo op de rekening courant (= de combinatie van wettelijk verlof, bovenwettelijk verlof en EVT) mag per 31 december van enig jaar maximaal 50 dagen bedragen. Het meerdere wordt uitbetaald of kan alsnog gereserveerd worden voor Sparen voor Later. Dagen op de rekening courant die de 50 overschrijden worden in overleg met de medewerker per 31 december van enig jaar tegen de dan geldende waarde uitbetaald of kunnen gereserveerd worden voor Sparen voor Later, voor zover het maximaal te sparen dagen van 200 niet is bereikt.
Artikel 35. Aanwending contractueel vrijaf / Sparen Voor Later (SVL)
1. Onder contractueel vrijaf wordt verstaan vakantie en extra vrije tijd. Vakantie wordt opgenomen in tijd, waarbij het uitgangspunt is dat vakantiedagen die in enig jaar worden opgebouwd dienen te worden opgenomen in het betreffende jaar. Ook bij arbeidsongeschiktheid, voor zover dat medisch mogelijk is.
2. Is opname in tijd bij uitzondering vanwege bedrijfsomstandigheden niet geheel mogelijk dan worden in dat geval de overblijvende dagen overgeschreven naar het daaropvolgende kalenderjaar en dan als eerste opgenomen of gestort in de pot Sparen Voor Later.
De werkgever draagt er zorg voor dat bij opname van vakantie-uren altijd de uren van het saldo worden afgeschreven die als eerste komen te vervallen of te verjaren.
3. Sparen Voor Later
a. De medewerker wordt, in het kader van de work- life-balans, in de gelegenheid gesteld extra dagen te sparen voor bijvoorbeeld sabbatical, ouderschapsverlof, zorgverlof, mantelzorg aanvulling op de AVR-TOR of om eerder te stoppen met werken. Het gespaarde zal altijd in tijd worden opgenomen.
b. Maximaal kunnen in de combinatie van rekening courant en Sparen Voor Later 250 dagen gespaard worden die opgenomen moeten worden voor datum pensionering. Dit aantal is gebaseerd op het wettelijk fiscaal maximum en zal worden aangepast indien dit fiscaal/ wettelijk kader niet toereikend is. De rekening courant bedraagt maximaal 50 dagen en de pot Sparen Voor Later maximaal 200 dagen.
c. Het reeds opgebouwd saldo wordt alleen uitbetaald bij voortijdig overlijden, tussentijds ontslag, wanneer opname niet mogelijk is vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid (bijv. ongeneeslijke ziekte) en indien vanwege bedrijfsomstandigheden het opnemen niet mogelijk is geweest.
d. Opname van xxxxxx zal geschieden in overleg met de direct leidinggevende en zal tijdig worden aangevraagd.
4. Met betrekking tot de extra vrije tijd, onafhankelijk van de gewerkte tijd, heeft de medewerker de keuze of hij de desbetreffende dagen wil opnemen in tijd.
5. Met betrekking tot de extra vrije tijd, afhankelijk van de gewerkte tijd, heeft de werkgever gerelateerd aan de bedrijfsomstandigheden de keuze of hij de desbetreffende dagen wil laten opnemen in tijd.
6. Er kunnen omtrent contractueel vrijaf individuele meerjarenafspraken worden gemaakt.
7. De werkgever kan met de OR één of meer periode(n) collectief contractueel vrijaf vaststellen.
Dit collectief contractueel vrijaf kan inhouden een bedrijfsvakantie van een week en daarnaast nog ten hoogste twee algemene dagen contractueel vrijaf, of ingeval geen bedrijfsvakantie wordt vastgesteld - ten hoogste vier algemene dagen contractueel vrijaf.
8. Voor zover contractueel vrijaf niet wordt vastgesteld overeenkomstig het in lid 6 bepaalde, stelt de werkgever, zo veel mogelijk op basis van planning in het begin van het kalenderjaar en conform de betreffende procedures, de vakantie als bedoeld in artikel 33 vast overeenkomstig de wensen van de werknemer, tenzij gewichtige bedrijfsbelangen zich hiertegen verzetten De werkgever stelt in dit geval de periode(n) van het overige contractueel vrijaf vast na overleg met de werknemer en zo veel mogelijk rekening houdend met diens voorkeur.
9. De werknemer wordt, op verzoek van de werknemer en wanneer de bedrijfsomstandigheden zich daartegen niet verzetten, in de gelegenheid gesteld zijn contractueel vrijaf zodanig op te nemen dat hij gedurende een kalenderjaar eenmaal drie opeenvolgende weken geen arbeid hoeft te verrichten.
10. De werkgever kan, indien daartoe gewichtige redenen aanwezig zijn, na overleg met de werknemer, het vastgestelde tijdvak van contractueel vrijaf wijzigen Indien de werknemer door de wijziging van het tijdvak schade ondervindt, is de werkgever tot schadevergoeding verplicht. De werknemer moet de aard en de omvang van die schade deugdelijk aantonen. De werkgever is niet tot schadevergoeding verplicht wanneer de werknemer zijn claim indient later dan zes maanden na het tijdstip waarop de wijziging van het tijdvak van contractueel vrijaf werd medegedeeld.
11. Contractueel vrijaf kan worden opgenomen in gehele dagen of, indien en voor zover de bedrijfsomstandigheden dit toelaten, in halve dagen of volle uren.
12. Wanneer de werknemer aantoont dat hij tijdens het contractueel vrijaf ziek is geweest of aanspraak heeft op buitengewoon verlof, gelden de betrokken dagen niet als contractueel vrijaf.
13. Dagen op de rekening courant kunnen worden opgenomen in tijd indien de bedrijfsomstandigheden dit toelaten of worden uitbetaald tot ten hoogste het beschikbare saldo.
14. Op de rekening courant is een negatief saldo toegestaan van maximaal de omvang van de extra vrije tijd, afhankelijk van de gewerkte tijd, van één kalenderjaar.
15. Bij het einde van de arbeidsovereenkomst te veel genoten contractueel vrijaf, respectievelijk nog niet opgenomen contractueel vrijaf, en/of een positief respectievelijk negatief saldo op de rekening courant, worden verrekend bij de eindafrekening van het salaris.
16. De uitkering respectievelijk inhouding is per uur contractueel vrijaf gelijk aan het uurloon van het moment van inhouding c.q. uitkering.
17. De regeling geldt naar rato ten aanzien van de datum van in/uit dienst en het percentage deeltijd.
HOOFDSTUK VI - ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Artikel 36. Verplichtingen van de werkgever en de werknemer
1. De werkgever en de werknemer streven er naar de arbeidsgeschiktheid van de werknemer zo veel mogelijk te behouden, te herstellen of te bevorderen. Beperkt geschikte werknemers worden zo veel mogelijk geplaatst in functies waarvoor zij medisch nog geschikt geacht kunnen worden.
2. Bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer is de werkgever verplicht zich in te spannen om de betrokken werknemer (rekening houdend met diens beperkingen) te laten hervatten in de eigen functie, zo nodig met technische aanpassingen van de werkplek of een aanpassing in de organisatie. Daarbij zal maximaal gebruik worden gemaakt van de wettelijke re-integratie-instrumenten. Als herplaatsing in de eigen functie niet mogelijk is, zal de werkgever zich inspannen om de werknemer te herplaatsen in een andere functie binnen het bedrijf. Indien herplaatsing in een passende functie binnen het bedrijf niet mogelijk is zal de werkgever zich inspannen om de werknemer te herplaatsen in passend werk buiten het bedrijf van werkgever.
3. De arbeidsongeschikte werknemer werkt actief mee aan het bevorderen van een zo spoedig mogelijk herstel en aan de maatregelen gericht op zijn interne of externe re-integratie.
Artikel 37. Loondoorbetaling en aanvulling tijdens de eerste 104 weken arbeidsongeschiktheid
1. Wetgeving: Indien een werknemer ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten gelden voor hem de bepalingen van artikel 7:629 BW, de Ziektewet, de Wet arbeid en zorg en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), voor zover hierna niet anders is bepaald.
2. Wettelijke loondoorbetaling eerste periode van 52 weken: Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer gedurende de eerste 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW 70% van het maandsalaris, tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen, worden doorbetaald.
3. Aanvulling wettelijke loondoorbetaling eerste periode van 52 weken: Gedurende de eerste 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven op de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 100% van het maandsalaris.
4. Wettelijke loondoorbetaling tweede periode van 52 weken: Gedurende de tweede 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW zal aan de werknemer 70% van het maandsalaris, tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen, worden doorbetaald.
5. Aanvulling wettelijke loondoorbetaling tweede periode van 52 weken: Gedurende de tweede
52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven op de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 90% van het maandsalaris gedurende week 53 tot en met week 78 en een aanvulling tot 80% gedurende week 79 tot en met week 104.
6. Maandsalaris: In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 1, artikel 1 onder h. wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk onder maandsalaris in dit artikel verstaan het maandsalaris dat de werknemer zou hebben ontvangen indien hij arbeidsgeschikt zou zijn geweest vermeerderd met de vaste toeslagen die de werknemer ontvangt.
7. Arbeidsongeschiktheid en werken: De werknemer die tijdens de tweede periode van 52 weken als genoemd in artikel 7:629 BW deels in zijn eigen functie werkt, ontvangt per gewerkt uur 100% van het evenredig deel van zijn maandsalaris. Over de resterende uren ontvangt hij een aanvulling tot maximaal 90% van het maandsalaris gedurende week 53 tot en met week 78 en 80% gedurende week 79 tot en met week 104.
a. De werknemer die tijdens de tweede periode van 52 weken als genoemd in artikel 7:629 BW zijn eigen functie niet volledig, maar met een verminderde arbeidsprestatie uitoefent, dit ter beoordeling van de werkgever, ontvangt over elk gewerkt uur een bij deze arbeidsprestatie behorend deel van het maandsalaris.
b. De werknemer die tijdens de tweede periode van 52 weken als genoemd in artikel 7:629 BW werkzaam is in een lager ingedeelde functie, ontvangt over elk gewerkt uur het bij de lagere functie behorende maandsalaris, met een minimum van 90% van het maandsalaris gedurende week 53 tot en met week 78 en 80% gedurende week 79 tot en met week 104.
c. De werknemer die in het kader van re-integratie op basis van arbeidstherapie werkzaam is, wordt als volledig arbeidsongeschikt aangemerkt.
Aanvulling na de eerste 104 weken arbeidsongeschiktheid
1. Aflopende toeslag
a. De werknemer die om medische redenen in het kader van re-integratie een lager salaris ontvangt kan 36 maanden een aflopende toeslag ontvangen over het verschil tussen maximaal 80% van het oude inkomen en het nieuwe inkomen (salaris inclusief toeslagen en uitkeringen) waarbij de toeslag iedere maand 1/36 deel afbouwt.
b. De werknemer ontvangt een aflopende toeslag die wordt berekend op het verschil tussen maximaal 80% van het oude loon en het nieuwe inkomen indien hij 20 of meer dienstjaren bij Stamicarbon werkzaam is geweest. Voor ieder dienstjaar < 20 jaar wordt het percentage van 80% van het oude inkomen in de berekening verminderd met 1%.
2. Externe plaatsing
De werknemer die in het kader van re-integratie een functie aanvaardt bij een andere werkgever kan in aanmerking komen voor een herplaatsingsbonus ter hoogte van de, vanaf de ontslag datum, resterende gekapitaliseerde waarde berekend onder de voorwaarden in lid 1.
Artikel 38. Weigeren of opschorten loondoorbetaling of aanvulling
De werkgever heeft het recht om de in dit hoofdstuk bedoelde loondoorbetaling en aanvullingen te weigeren ten aanzien van de werknemer die:
a. door opzet arbeidsongeschikt is geworden of arbeidsongeschikt is geworden als gevolg van een gebrek waarover hij in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing aan de voor de functie gestelde belastbaarheidseisen niet juist kon worden uitgevoerd;
b. zijn genezing heeft belemmerd of vertraagd;
c. zonder deugdelijke grond geen passend werk verricht;
d. zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan door de werkgever of een deskundige gegeven redelijke voorschriften of maatregelen om passend arbeid te verrichten;
e. zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan opstelling, evaluatie of bijstelling van een plan van aanpak tot re-integratie;
f. zonder deugdelijke grond zijn aanvraag voor een WIA-uitkering later indient dan wettelijk is voorgeschreven.
De werkgever heeft het recht om de in dit hoofdstuk bedoelde loondoorbetalingen én de aanvullingen op te schorten dan wel aanvulling te weigeren ten aanzien van de werknemer die zich niet houdt aan de voor hem geldende regels en aanwijzingen bij ziekte.
De werkgever heeft het recht om de in dit artikel bedoelde aanvullingen te weigeren ten aanzien van de werknemer die:
g. weigert medewerking te verlenen aan een door de werkgever gevraagd deskundigenoordeel (second opinion) van de hiervoor bevoegde instantie;
h. weigert gebruik te maken van voorhanden zijnde veiligheidsmiddelen dan wel de voorschriften met betrekking tot veiligheid en gezondheid overtreedt en als gevolg daarvan arbeidsongeschikt is geworden.
Artikel 39. Regres
Indien de werkgever xxxxxxx van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer tegen een of meer derden een vordering tot schadevergoeding kan doen gelden, zal de werknemer de daartoe benodigde informatie verstrekken. Indien de werknemer dit weigert, heeft hij geen recht op de in dit hoofdstuk genoemde aanvullingen.
HOOFDSTUK VII - PENSIOEN
Artikel 40. Verplichte deelname
In de onderneming van werkgever geldt een pensioenregeling, waaraan deelname verplicht is met inachtneming van het gestelde in de pensioenregeling. De werknemerspremie bedraagt 2,5% van het jaarsalaris zoals omschreven in artikel 1 h. van deze cao, vermeerderd met 4,0% van het deel van het jaarsalaris dat het grensbedrag van EUR 55.538 overschrijdt en de maximale fiscale jaaropbouw in enig jaar (2019: € 107.593) Deze bijdrage wordt door de werkgever op het salaris van de deelnemer ingehouden in 12 maandelijkse termijnen en is verschuldigd over de periode van deelneming.
HOOFDSTUK VIII – OVERIGE ARBEIDSVOORWAARDEN
Artikel 41. Collectiviteitskorting zorgverzekering
Voor zover en zolang de zorgverzekeraar een collectiviteitskorting aanbiedt kan de werknemer hiervan gebruik maken.
Artikel 42. Reisregeling Buitenland
1. Reizen is een onlosmakelijk onderdeel van de werkzaamheden van Stamicarbon. De consequenties hiervan zijn onderdeel van de functies/ rollen binnen Stamicarbon en als zodanig meegewogen in de zwaarte en beloning van de functies.
2. Voor een tweetal limitatief benoemde werkzaamheden is een reisregeling buitenland van toepassing.
3. De limitatief benoemde regelingen zijn beschreven in bijlage 2 van deze CAO.
BIJLAGE 1A Salarisschalen (in Euro per maand) per januari 2019 incl. 3,5 % structurele salarisverhoging
Schaal | Start | Mid | 100% | 105% | 110% |
C34 | 2.285 | 2.575 | 2.867 | 3.011 | 3.154 |
C35 | 2.523 | 2.863 | 3.203 | 3.363 | 3.522 |
C36 | 2.827 | 3.231 | 3.634 | 3.816 | 3.996 |
C37 | 3.175 | 3.665 | 4.155 | 4.362 | 4.571 |
C38 | 3.570 | 4.164 | 4.758 | 4.997 | 5.235 |
C39 | 4.047 | 4.772 | 5.497 | 5.772 | 6.047 |
C40 | 4.583 | 5.465 | 6.345 | 6.662 | 6.979 |
C41 | 5.001 | 6.166 | 7.333 | 7.699 | 8.065 |
BIJLAGE 2A Uitzendvergoeding voor fabrieksactiviteiten op locatie
1. De regeling “uitzendvergoeding voor fabrieksactiviteiten” is van toepassing voor de medewerkers die hun werkzaamheden op een afstand groter dan 150 km van de Sittard/Stamicarbon locatie “on site” verrichten voor een aaneengesloten periode van twee weken of langer, gemeten van huisdeur tot huisdeur.
De volgende “fabrieksactiviteiten” kwalificeren voor deze regeling;
- Commissioning (opstart)
- Pre-commissioning / De-commissioning
- P&ID checks
- Plant inspecties en reparaties in de fabriek
- Technische trainingen verbonden aan bovengenoemde activiteiten
- Inspecties bij de apparaten manufacturer
- Technische testprogramma’s op locatie.
2. Voor elke “uitzending” wordt door de afdeling een aanvraag ingediend. Middels de uitzendstaat, waarop alle geplande uitzendingen worden weergegeven, worden door HRM&GA voor elke
“uitzending” voor de betreffende geplande periode de vergoedingen vastgesteld;
3. De “uitzendvergoeding t.b.v. “fabrieksactiviteiten ” arbeidsvoorwaarden beginnen op de dag van vertrek en eindigen op de dag van terugkomst. Dagvergoedingen zijn van toepassing voor de gehele periode, de overige kosten worden betaald voor de dagen op locatie;
4. De “uitzendvergoeding t.b.v. “fabrieksactiviteiten ” heeft betrekking op de individuele uitzendingen. (Voor afwijking hierop met partner en/of gezinsleden) wordt separaat door het management van Xxxxxxxxxxx besloten;
5. De “uitzendvergoeding t.b.v. “fabrieksactiviteiten” eindigt in ieder geval op een door Stamicarbon bv te bepalen tijdstip, wanneer de medewerker niet in het land van detachering wordt toegelaten of indien en zodra hij daar wordt uitgewezen, dan wel zodra door opdrachtgever terugtrekking van het werk wordt geëist;
6. De medewerker dient de in het land waar de werkzaamheden worden verricht de geldende wetten en voorschriften in acht te nemen;
7. De medewerker dient zich in het land waar de werkzaamheden worden verricht te onthouden van elke politieke actie en van deelneming aan een aldaar verboden vereniging. De medewerker dient zich
vanzelfsprekend verplicht te houden aan de gedragsregels van Stamicarbon zoals onder andere in de Maire-Tecnimont Code of Ethics en het Quality Management Systeem vermeld zijn;
8. De medewerker is verplicht zich gedurende de periode van de “fabrieksactiviteiten ” op de locatie waar de werkzaamheden worden verricht te richten naar de door de werkzaamheden vereiste werktijden en werkdagen binnen de geldende Stamicarbon regels en richtlijnen. De arbeidsduur kan in voorkomende gevallen meer zijn dan de normale arbeidsduur van gemiddeld 40 uur per kalenderweek. Overuren die worden gemaakt, worden gecompenseerd (tijd voor tijd) indien deze worden geaccordeerd en betaald door de klant;
9. Tijdens “fabrieksactiviteiten” ontvangt de medewerker een tweeledige dagvergoeding te weten:
a. Dagvergoeding als toeslag op ongemak, extra kosten in de thuisomgeving alsook kosten die te maken hebben met de kosten gedurende verblijf die niet gedekt worden in het tweede deel van de vergoeding. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar drie categorieën.
Deze zijn:
i. CAT 1: omstandigheden waarbij de ongemakken beperkt zijn t.o.v. de gemiddelde uitzending
ii. CAT 2: omstandigheden met gemiddelde ongemakken, waarvan het uitgangspunt is dat 80%
van de “uitzending buitenland” van Stamicarbon onder deze categorie valt
iii. CAT 3: omstandigheden met zware ongemakken
De vergoedingen zijn in tabel A weergegeven.
b. Onkostenvergoeding voor de ‘opstart’ activiteiten wordt geregeld middels het toepassen van de Bijlage behorende bij de reisregeling buitenland van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (tabel B). Hierbij wordt op basis van de exacte locatie de vergoeding naar beneden, dan wel naar boven vastgesteld op basis van ervaringsgegevens. en in billijkheid met het werkelijke kostenniveau. Indien de tabel niet gebruikt kan worden zal dit op basis van declaratie plaatsvinden.
c. Gedurende de reisdagen vindt vergoeding plaats van de in redelijkheid te maken werkelijke kosten.
10. De medewerker is door Stamicarbon verzekerd volgens de BTI. Alle Nederlandse (sociale) verzekeringen blijven normaal doorlopen;
11. Overige:
a. De bedragen worden alle netto uitbetaald;
b. De fiscale omstandigheden kunnen/zullen het mogelijk maken dat een deel van deze bedragen bruto dienen te worden uitbetaald (via de salarisadministratie) aangezien ze onderworpen zijn aan loonheffing en inhouding sociale premies;
c. Stamicarbon zal de administratie op de meest effectieve manier inrichten;
TABEL A januari 2019 | |||
CAT 1 | CAT 2 | CAT 3 | |
Netto per dag | 48,01 | 64,02 | 80,02 |
% | 75% | 100% | 125% |
TABEL B
De tweede kolom is van toepassing voor de vergoeding overige kosten (cost of living). Deze lijst wordt periodiek geactualiseerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Binnen Stamicarbon zal de stand van zaken twee maal per jaar geactualiseerd worden
(1 april en 1 oktober van elk jaar en gepubliceerd onder de naam “Tarieflijst buitenlandvergoeding
actueel”.).
Deze tabel zal dan een geheel half jaar als uitgangspunt fungeren.
BIJLAGE 2B Uitzendvergoeding t.b.v. “Mechanical Inspecties”
1. Een dagvergoeding wordt gegeven voor “fabrieksactiviteiten - Mechanical inspectie activiteiten”. Deze activiteiten betreffen het met eigen hulpmiddelen in kaart brengen van (delen van) de toestand van een (deel van een) installatie. Daarbuiten vallen dus:
a. witnessen;
b. vergaderingen;
c. congressen;
d. acquisitie;
e. second opinion op basis van inspecties van anderen
2. De in lid 1 genoemde vergoeding zoals genoemde voorwaarden zijn van toepassing bij inspectiewerkzaamheden die gedurende een zekere tijdspanne, zonder rust en verlofdagen, door Stamicarbon-medewerkers in het buitenland worden uitgevoerd.
3. Begin van de inspectieperiode is de dag van vertrek en einde van de inspectieperiode de dag van terugkomst.
4. Werkzaamheden worden, tenzij anders overeengekomen, gepland op basis van 8-urige werkdagen.
5. Voor de gehele inspectieperiode geldt dat:
a. xxxx zowel als werkdagen worden vergoed als 8-urige werkdag;
b. voor de reis zowel als werkdagen conform management richtlijn een toeslag van € 57,79 bruto per dag als vergoeding voor inconvenienten wordt uitgekeerd (niet voor rust- en verlofdagen indien de reis korter duurt dan 10 dagen - zie bijlage 2C punt 2);
c. zaterdagen, zon- en feestdagen waarop wordt gewerkt of gereisd, worden geboekt als een 8-urige werkdag (indien de klant deze uren betaald).
d. Voor feestdagen en weekeinden is maximaal 8 uur per dag compensatie tijd voor tijd van toepassing.
6. Indien – vanwege de aard en/of de duur – de mechanical inspectie kwalificeert onder de uitzendvergoedingen conform bijlage 2a van deze cao, dan is dit artikel (bijlage 2b) niet van toepassing.
BIJLAGE 2C Overige uitzendingen
1. Bij een langdurige uitzending, voor een afstand groter dan 150 km, waar bovenstaande regelingen niet in voorzien, kan de werkgever discretionair beslissen een vergoeding toe te kennen.
2. Bij een dienstreis van tenminste 10 dagen, gemeten van huisdeur tot huisdeur, zal per overblijvende
weekenddag een vergoeding worden gegeven van € 57,79 bruto per dag.
BIJLAGE 3 Functieaanpassing
1. De werknemer die door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid, disfunctioneren, medische redenen of op eigen verzoek, wordt gedemoveerd naar een lager ingedeelde functie, wordt in de overeenkomende lagere salarisschaal ingedeeld met ingang van de maand volgend op die waarin de demotie in de lagere functie is geschied. Indien het huidige salaris hoger is dan het eindsalaris van de nieuwe salarisschaal, wordt het salaris verlaagd tot het eindsalaris van de nieuwe schaal. Bij demotie om medische redenen is de aanvullingsregeling bij arbeidsongeschiktheid uit Hoofdstuk VI van toepassing.
2. De werknemer, die om bedrijfsredenen tijdelijk naar een lager ingedeelde functie wordt gedemoveerd, behoudt gedurende deze tijdelijke werkzaamheden het voor hem geldende maandsalaris.
a. De werknemer, die om bedrijfsredenen blijvend naar een lager ingedeelde functie wordt gedemoveerd, wordt met ingang van de eerstkomende maand in de met de lager ingedeelde functie overeenkomende salarisschaal ingedeeld. Via herinschaling wordt in principe een salaris toegekend dat gelijk is aan het oude salaris. Het is mogelijk dat het eindsalaris van de nieuwe salarisschaal lager is dan het oude salaris. Als door de demotie het nieuwe salaris van de werknemer lager is dan het oude salaris ontvangt hij een toeslag, indien voldaan is aan de hieronder genoemde voorwaarden. Deze toeslag is vijf jaar van toepassing, gerekend vanaf de datum van de (eerste) demotie.
b. Onder het oude salaris wordt verstaan de som van het schaalsalaris in de laatste maand voor de
demotie. Het ‘oude’ salarisniveau zal ten behoeve van de, onder lid 3 beschreven berekening bevroren worden. Onder het nieuwe salaris wordt verstaan het schaalsalaris na herinschaling in de laatste maand voor de demotie. Collectieve loonsverhoging vindt plaats over het ‘nieuwe’, aangepaste, salaris
c. De werknemer ontvangt een toeslag mits op het tijdstip van de demotie de som van zijn leeftijd en dienstjaren bij de werkgever tenminste 60 bedraagt.
De toeslag bedraagt bij:
minder dan 26 dienstjaren: 60% van het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris, 26 dienstjaren: 65% van het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris, 27 dienstjaren: 70% van het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris, 28 dienstjaren: 75% van het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris, 29 dienstjaren: 80% van het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris, 30 dienstjaren: 85% van het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris, 31 dienstjaren: 90% van het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris, 32 dienstjaren: 95% van het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris, 33 of meer dienstjaren: 100% van het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris,
BIJLAGE 4 Protocolafspraken
Looptijd
De looptijd van de cao is 1 jaar, van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019.
Loonontwikkeling
De salarissen en salarisschalen worden per 1 januari 2019 verhoogd met 3,5%. De vloer van de vakantietoeslag wordt verhoogd met hetzelfde percentage als de salarisschalen.
Reiskostenvergoeding
Met ingang van 1 januari 2019 wordt de huidige reiskostenvergoeding verhoogd van € 0,12 naar het fiscaal maximum van € 0,19.
Duurzame inzetbaarheid
Op het terrein van duurzame inzetbaarheid wordt een tripartiete werkgroep ingesteld om dit onderwerp binnen de organisatie verder te ontwikkelen. In eerste instantie wordt gekeken of deelname aan het gezamenlijk subsidie traject Duurzame Inzetbaarheid van sociale partners, opportuun is. In dit traject bieden sociale partners (FNV, CNV en AWVN) de deelnemende organisaties onder andere deskundige adviseurs, hulp bij een actieplan, begeleiding bij verbetertrajecten en praktische instrumenten.
De werkgroep buigt zich tevens over de leesbaarheid en effectiviteit van de TOR regeling.
WGA premie
Gedurende de looptijd van de cao neemt de werkgever ook het werknemersdeel van de WGA-premie voor zijn rekening.
Vakbondscontributie
Werknemers die op 1 januari 2019 lid zijn van één van de betrokken cao partijen (FNV / ACV en Synergo- VHP) krijgen de contributie vergoed van de werkgever. Deze afspraak geldt voor de looptijd van de cao.
Diversen
- De huidige pensioenregeling wordt de komende drie jaren ongewijzigd voortgezet.
- De werkgevers bijdrageregeling wordt gedurende de looptijd van de cao gecontinueerd.
- Voor werknemers die vallen onder de participatiewet en langer dan één jaar werkzaam zijn bij Stamicarbon, onderzoekt Xxxxxxxxxxx de mogelijkheid of een dienstverband met Stamicarbon voor zowel werknemer als werkgever passend en wenselijk is.
- Het lopende gesprek tussen Stamicarbon en de ondernemingsraad over de SA8000/ATW wordt voortgezet. De ondernemingsraad wordt ook betrokken bij de keuze voor de collectieve ziektekostenverzekeraar. Voorts wordt de werkkostenregeling nader toegelicht aan de ondernemingsraad.
- Met ingang van 1 januari 2019 is de wet WIEG in werking getreden: partners kunnen eenmaal het aantal werkuren per week opnemen. In 2020 komt daar nog aanvullend geboorteverlof bij. De wet WIEG wordt doorgevoerd in de cao.