Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 20.23 d.d. 30 november 2020 te Amsterdam (xx. X. Xxxxx, mr. H.M. Xxxxxx en mr. X.X. xxx Xxxxxx).
1. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- klachtschrift met bijlagen d.d. 15 december 2019;
- aanvullende stukken met acceptatieformulier d.d. 31 december 2019;
- verweer deelnemer d.d. 19 februari 2020;
- repliek betrokkene d.d. 8 maart 2020;
- dupliek deelnemer d.d. 15 april 2020;
- aanvullend informatieverzoek aan partijen d.d. 15 juli 2020;
- reactie betrokkene d.d. 22 juli 2020;
- reactie deelnemer d.d. 14 augustus 2020.
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft de betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 26 oktober 2020 te Amsterdam. Vanwege de maatregelen van de overheid in verband met de coronacrisis heeft deze behandeling niet plaats kunnen vinden en is in overleg met partijen besloten tot een telefonische hoorzitting op 26 oktober 2020.
Op de telefonische hoorzitting zijn gehoord betrokkene en namens de deelnemer mevrouw [X]. Xxxxxxxxxx heeft de Commissie toestemming gevraagd om ook zijn financieel coach, de heer [Y] te horen. De Commissie is hiermee akkoord gegaan. Partijen hebben hun standpunt nader toegelicht.
2. Standpunt van partijen
2.1. Op naam van betrokkene is een overig obligo geregistreerd met een A op 19 maart 2018, een code 2 op 1 juni 2018 en een code 3 op 17 mei 2019. De overeenkomst staat in het CKI als niet beëindigd. Betrokkene betwist de vordering van de deelnemer. Betrokkene stelt dat de deelnemer een fout heeft gemaakt. De registratie staat een hypotheekaanvraag in de weg.
2.2. De deelnemer heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De registratie is technisch juist en de registratie is niet disproportioneel.
2.3. Partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Voor zover nodig zal daar in onderstaande op worden ingegaan.
3. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan.
3.1. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van een overig obligo met een A op 19 maart 2018, een code 2 op 1 juni 2018 en een code 3 op 17 mei 2019. De overeenkomst staat in het CKI als niet beëindigd. Betrokkene vordert € 2.270,00 als materiële schadevergoeding.
3.2. Ten laste van betrokkene is op 28 januari 2016 ’s ochtends derdenbeslag gelegd op zijn tegoeden bij de deelnemer. Op dat moment was het tegoed van betrokkene € 16.250,58. Kort daarna heeft betrokkene een bedrag van € 5.000,00 overgeboekt aan zijn zus en heeft een bedrag van € 10.000,00 contant opgenomen. De deelnemer heeft het hele tegoed van € 16.250,58 later afgedragen aan de beslaglegger en heeft in haar administratie een debetstand van gelijke grootte ten laste van betrokkene opgenomen. De registraties die in het geding zijn hebben betrekking op die debetstand.
3.3. In het kader van gegevensverwerking rust op de deelnemer de verantwoordelijkheid om aan te tonen dat een registratie juist is. Dat volgt uit artikel 5 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dat geldt ook voor het contract dat is geregistreerd. Doorgaans betreft dat onbetwiste vorderingen, maar in het onderhavige geval wordt de vordering van de deelnemer door betrokkene betwist, en niet zonder grond. Xxxxxxxxxx stelt te goeder trouw bedragen te hebben opgenomen en overgeboekt, waarbij hij niet is gehinderd door het op dat moment eerder die dag al gelegde beslag. Volgens de deelnemer worden derdenbeslagen bij de deelnemer iedere dag om 15:00 uur verwerkt en bestaat dus de kans dat het saldo dat op het moment van de beslaglegging aanwezig is in de tussentijd wordt overgeboekt of opgenomen omdat de latere verwerking tot gevolg heeft dat het saldo niet meteen wordt geblokkeerd. De deelnemer stelt dat goede trouw bij betrokkene ontbreekt en wijst er op dat betrokkene op de hoogte moet zijn geweest van het (naderende) beslag. Nadat de deelnemer het beslagen tegoed had afgedragen aan de beslaglegger,
heeft zij daarom een debetstand ten laste van betrokkene in de boeken opgenomen. Desgevraagd kon de deelnemer niet toelichten of deze handelswijze is gebaseerd op een bevoegdheid die haar op basis van het met betrokkene gesloten contract, dan wel de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden, toekwam. Evenmin is duidelijk geworden waarom de deelnemer tot op heden heeft afgezien van het starten van een procedure tegen betrokkene om het bedrag van € 16.250,68 terug te vorderen.
3.4. In het kader van deze procedure is het niet mogelijk om met voldoende zekerheid vast te stellen dat de deelnemer een vordering op betrokkene heeft, die zich voor registratie leent. Vast staat wel dat betrokkene door de betaling door de deelnemer een betere uitgangspositie heeft gehad om een regeling te treffen met zijn grootste schuldeiser, tevens de partij ten behoeve van wie het derdenbeslag was gelegd. Of bij deze gang van zaken de deelnemer op grond van de tussen betrokkene en de deelnemer gesloten overeenkomst een opeisbare vordering heeft dient de burgerlijke rechter vast te stellen. Gelet op de voorliggende feiten is op dit moment echter niet voldoende vast komen te staan dat de deelnemer op grond van de tussen partijen gesloten kredietovereenkomst een vordering op betrokkene heeft die ook geregistreerd kan blijven.
Indien een betrokkene een vordering van de deelnemer voldoende gemotiveerd betwist, dan zal de deelnemer in beginsel de gang naar de rechter moeten maken om vast te stellen of zij een vordering heeft. Vooruitlopend daarop een registratie aanbrengen in het CKI bergt het risico in zich dat een betrokkene langere tijd zonder grond is geregistreerd en dat risico moet tot een minimum worden beperkt ter bescherming van de privacy van de betrokkene.
3.5. Aldus komt de Commissie tot de conclusie, dat de aangebrachte registraties in verband staan met een in het kader van deze klachtprocedure gemotiveerd betwiste vordering waardoor de grondslag voor die registratie onvoldoende aannemelijk is geworden om die registratie nog te laten voortduren. Dat verdraagt zich niet met artikel 5 van de AVG. De registratie moet daarom worden geschrapt.
3.6. De Commissie is van oordeel dat de negatieve coderingen op het overig obligo met contractnummer ******740 dienen te worden verwijderd.
3.7. Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding oordeelt de Commissie als volgt. Het is juist dat een betrokkene bij deze Commissie materiële schadevergoeding kan vorderen. Die schadevergoeding is maximaal € 2.270,00. De schadevordering dient daartoe te worden gespecificeerd en onderbouwd met documenten en moet bovendien aantoonbaar in rechtstreeks
verband staan met de registratie. Op het acceptatieformulier vult betrokkene in dat hij schadevergoeding vordert maar dat het bedrag moeilijk te becijferen is. Het huis dat betrokkene op het oog had om te kopen is inmiddels aan een ander verkocht. Nu de deelnemer de schade gemotiveerd betwist is onvoldoende vast komen te staan dat er schade is geleden, tot welke hoogte er schade is gelegen en dat er een causaal verband is tussen de betwiste registratie en de gestelde schade. De schadevordering wordt afgewezen.
4. De beslissing
De Commissie beslist dat de klacht van de betrokkene gegrond is. De deelnemer dient binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beslissing de negatieve coderingen op het overig obligo met contractnummer ******740 te verwijderen. De schadevordering wijst de Commissie af. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad € 50,00.