COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST FONDS COLLECTIEVE BELANGEN VOOR DE PLUIMVEEVERWERKENDE INDUSTRIE
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST FONDS COLLECTIEVE BELANGEN VOOR DE PLUIMVEEVERWERKENDE INDUSTRIE
Tussen de ondergetekenden
De Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie (NEPLUVI), gevestigd te Houten, als partij ter ene zijde
en
de FNV, gevestigd te Utrecht,
de CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht, elk als partij ter andere zijde,
is de volgende collectieve arbeidsovereenkomst voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024 aangegaan.
Algemene bepaling
Waar in deze CAO de mannelijke vorm van voornaamwoorden of zelfstandige naamwoorden wordt gebruikt, gebeurt dat in neutrale zin, steeds eveneens omvattend de vrouwelijke vorm.
ARTIKEL 1
Definities
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
1. Pluimveeverwerkende industrie::
Die onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, welke zich bezighoudt met een of meerdere van de volgende activiteiten:
- het bedrijfsmatig slachten van pluimvee, wild en/of xxxxx xxxxxxxx;
- het bedrijfsmatig be- en verwerken van pluimvee, wild en/of xxxxx xxxxxxxx;
- het bedrijfsmatig vervaardigen van producten van pluimvee, wild en/of tamme konijnen, voor zover het slachten, het be- en verwerken en het vervaardigen van producten, gemiddeld op jaarbasis berekend, ten minste 3.000 stuks respectievelijk 5.000 kg per week bedraagt;.
- uitleenbedrijven (uitzendorganisaties, onderaannemers) die meer dan 75% van de totale activiteiten verrichten binnen de pluimveeverwerkende industrie.
Onder uitleenbedrijven wordt niet verstaan het uitleenbedrijf die aan de volgende cumulatieve eisen voldoet:
a. de bedrijfsactiviteiten van het uitleenbedrijf bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek, en
b. de uitzendkrachten van die werkgever zijn voor 25% of meer van de loonsom betrokken bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf dan in de werkingssfeer van onderhavige cao omschreven, en
c. het uitleenbedrijf zendt voor tenminste 15% van het totale premieplichtig loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek, en
d. het uitleenbedrijf is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door algemeenverbindendverklaring gebonden is aan de cao voor werknemers werkzaam in de pluimveeverwerkende industrie, en
e. het uitleenbedrijf is geen paritair afgesproken arbeidspool.
Die onderneming, waarin ook andere werkzaamheden dan bovenstaande worden verricht, wordt indien meer cao's van toepassing zijn, gerangschikt onder de cao van die bedrijfstak, waartoe het merendeel van de activiteiten van deze onderneming behoort.
2. Werkgever: de natuurlijke- of rechtspersoon, die een onderneming als bedoeld onder 1 drijft.
3. Werknemer: werknemer is een ieder, die een arbeidsovereenkomst heeft aangegaan met een werkgever als bedoeld in lid 2, met uitzondering van de scholier die in vakantietijd als vakantiehulp in de onderneming werkt..
4. Vakorganisatie: de werknemersvereniging die krachtens haar statuten bevoegd is om collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten
5. Stichting: de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende industrie, gevestigd te Houten.
6. Statuten-Reglement: de statuten en reglementen van de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende Industrie, die aan deze overeenkomst zijn gehecht en geacht worden daarvan deel uit te maken.
ARTIKEL 2
Werkingssfeer
Deze CAO is van toepassing op alle werknemers en werkgevers in de pluimveeverwerkende industrie.
ARTIKEL 3
Doelstelling
De stichting stelt zich ten doel het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het be- vorderen van goede arbeidsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers in de pluimveeverwer- kende industrie.
Deze activiteiten bestaan binnen het doel van de stichting uit het bevorderen van:
a. het geven van voorlichting en informatie aan alle werkgevers en werknemers in de pluimveever- werkende industrie over de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkom- sten voor de pluimveeverwerkende industrie en/of andere wettelijke voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen;
b. een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de pluimveeverwerkende industrie en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepas- sing van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de pluimveeverwerkende industrie;
c. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met uitzonde- ring van CAO-overleg – tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de pluimveeverwerkende industrie;
d. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de stichting;
e. het verzorgen van algemene informatie en publiciteit aan werknemers, werkgevers en direct be- langhebbenden aangaande de vraag en het aanbod van arbeid, de arbeidsvoorwaarden, de ar- beidsomstandigheden en de opleidingsmogelijkheden in de pluimveeverwerkende industrie;
f. de uitgifte van brochures, periodieken en kennisdragers, inclusief de vervaardiging, uitgifte en ver- zending van de noodzakelijke hoeveelheid CAO-boekjes ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de pluimveeverwerkende industrie in het belang van de arbeidsverhoudingen in de pluimveeverwerkende industrie;
g. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens voorlichting en informatie met name op het gebied van scholing, vorming, arbeidsomstandigheden en arbeids- marktbeleid aan ondernemingen in de pluimveeverwerkende industrie kunnen verstrekken;
h. ontwikkelingen op bedrijven in de pluimveeverwerkende industrie op het terrein van arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid;
i. ontwikkelingen gericht op het bevorderen van de medezeggenschap, participatie, personeelsverte- genwoordigingen en ondernemingsraden als vormen van overleg op ondernemersniveau tussen werknemers en werkgevers in de pluimveeverwerkende industrie;
j. deelname van werknemers aan congressen en vakgroepbestuursvergaderingen van hun vakorga- nisaties;
k. het opleidingsplan alsmede de opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de pluimveeverwerkende industrie;
l. het bevorderen van activiteiten inzake een evenwichtige verdeling van arbeid en zorgtaken van werknemers, waaronder kinderopvang;
m. projecten of activiteiten gericht op de verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de pluim- veeverwerkende industrie of op de totstandkoming of verbetering van bedrijfsbeleid op dit terrein;
n. het vergroten van de participatie op de arbeidsmarkt alsmede het stimuleren van een betere aan- sluiting van de pluimveeverwerkende industrie op de arbeidsmarkt;
o. projecten of onderzoeksactiviteiten op het gebied van opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en de arbeidsmarkt gericht op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de pluimveeverwerkende industrie, welke pro- jecten of onderzoeksactiviteiten tevens gepubliceerd kunnen worden, ter bevordering van een goede vakbekwaamheid bij het personeel in de bedrijfstak; en
p. het beheer, het toezicht houden en het doen uitvoeren van de door het Georganiseerd Overleg met Interpolis gemaakte afspraken over de WGA-verzekering als bedoeld in artikel 67 van de collec- tieve arbeidsovereenkomst voor werknemers werkzaam in de pluimveeverwerkende industrie, of een regeling die geacht wordt daarvoor in de plaats te treden..
ARTIKEL 4
Uitvoering
De uitvoering van deze overeenkomst geschiedt volgens de bepalingen van de statuten en reglemen- ten van de Stichting. De uitvoering is aan de stichting opgedragen. De stichting kan de uitvoering dele- geren aan een administrateur onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de Stichting. Ten be- hoeve van de vorenbedoelde uitvoering is de werkgever verplicht alle gegevens en inlichtingen te ver- schaffen alsmede iedere medewerking te verlenen, die noodzakelijk of gewenst worden geacht door personen of instellingen die, door of namens de stichting, zijn belast met de inning van de subsidie en de controle op de naleving van het gestelde in de statuten en de reglementen van de stichting en de toetsing van de bedrijfsactiviteiten van de werkgever aan het gestelde in deze CAO.
ARTIKEL 5
Verplichtingen werkgever
Werkgevers zijn gehouden de door de stichting in het kader van de doelstelling gevraagde gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat te dezer zake in de statuten en de reglementen van de stichting is of wordt bepaald en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en de reglementen van de stichting. Indien de werkgever, ook na aanmaning, niet aan zijn verplichtingen voldoet, is de stichting bevoegd de noodzakelijke gegevens naar beste weten vast te stellen.
ARTIKEL 6
Bijdrage
1. De werkgever is verplicht aan de stichting een bijdrage af te dragen. De hoogte van de bijdrage is een percentage van de voor de onderneming van werkgever geldende bruto loonsom per jaar, dat door de stichting wordt vastgesteld. Deze jaarlijkse bijdrage is vastgesteld op 0,5%.
2. Onder de bruto loonsom als bedoeld in lid 1 wordt verstaan de loonsom waarover de werkgever premie is verschuldigd in de zin van artikel 16 van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen (Uniform loon).
ARTIKEL 7
Duur van de overeenkomst
De CAO is aangegaan voor de tijd van 5 jaar en treedt in werking op 1 januari 2020 en eindigt op 31 december 2024.
Opzegging van de CAO door een der partijen dient met in achtneming van een opzegtermijn van zes maanden tegen 1 januari bij aangetekend schrijven te geschieden. Indien geen opzegging heeft plaatsgevonden wordt deze overeenkomst steeds voor de tijd van een jaar geacht stilzwijgend te zijn verlengd.
Aldus overeengekomen en getekend:
Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie (NEPLUVI) FNV
CNV Vakmensen
STATUTEN STICHTING FONDS COLLECTIEVE BELANGEN VOOR DE PLUIMVEEVERWERKENDE INDUSTRIE
Naam, zetel en definities. Artikel 1.
1. De stichting draagt de naam: Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwer- kende Industrie.
2. De verkorte naam van de stichting luidt: Stichting OFP (hetgeen een afkorting is van de oorspron- kelijke naam Stichting Opleidingsfonds Pluimveevlees).
3. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Houten.
4. In deze statuten wordt onder Georganiseerd Overleg verstaan: het georganiseerd overleg van werkgevers- en werknemersorganisaties in de pluimveeverwerkende industrie. Onder organisa- ties wordt verstaan: de organisaties die partij zijn bij de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende Industrie.
Doel en vermogen.
Artikel 2A.
De stichting stelt zich ten doel het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers in de pluimveeverwerkende industrie.
Deze activiteiten bestaan binnen het doel van de stichting uit het bevorderen van:
a. het geven van voorlichting en informatie aan alle werkgevers en werknemers in de pluimveever- werkende industrie over de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereen- komsten voor de pluimveeverwerkende industrie en/of andere wettelijke voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen;
b. een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de pluimveeverwerkende industrie en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toe- passing van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de pluimveeverwerkende industrie;
c. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met uitzonde- ring van CAO-overleg – tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de pluimveeverwerkende industrie;
d. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de stichting;
e. het verzorgen van algemene informatie en publiciteit aan werknemers, werkgevers en direct be- langhebbenden aangaande de vraag en het aanbod van arbeid, de arbeidsvoorwaarden, de ar- beidsomstandigheden en de opleidingsmogelijkheden in de pluimveeverwerkende industrie;
f. de uitgifte van brochures, periodieken en kennisdragers – inclusief de vervaardiging, uitgifte en verzending van de noodzakelijke hoeveelheid CAO-boekjes – ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de pluimveeverwerkende industrie in het belang van de arbeidsverhoudingen in de pluimveeverwerkende industrie;
g. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens voorlichting en informatie met name op het gebied van scholing, vormig, arbeidsomstandigheden en arbeids- marktbeleid aan ondernemingen in de pluimveeverwerkende industrie kunnen verstrekken;
h. ontwikkelingen op bedrijven in de pluimveeverwerkende industrie op het terrein van arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid;
i. ontwikkelingen gericht op het bevorderen van de medezeggenschap, participatie, personeelsver- tegenwoordigingen en ondernemingsraden als vormen van overleg op ondernemersniveau tus- sen werknemers en werkgevers in de pluimveeverwerkende industrie;
j. deelname van werknemers aan congressen en vakgroepbestuursvergaderingen van hun vakor- ganisaties;
k. het opleidingsplan alsmede de opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de pluimveeverwerkende industrie;
l. het bevorderen van activiteiten inzake een evenwichtige verdeling van arbeid en zorgtaken van werknemers, waaronder kinderopvang;
m. projecten of activiteiten gericht op de verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de pluimveeverwerkende industrie of op de totstandkoming of verbetering van bedrijfsbeleid op dit terrein;
n. het vergroten van de participatie op de arbeidsmarkt alsmede het stimuleren van een betere aan- sluiting van de pluimveeverwerkende industrie op de arbeidsmarkt;
o. projecten of onderzoeksactiviteiten op het gebied van opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en de arbeidsmarkt gericht op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de pluimveeverwerkende industrie, welke pro- jecten of onderzoeksactiviteiten tevens gepubliceerd kunnen worden, ter bevordering van een goede vakbekwaamheid bij het personeel in de bedrijfstak; en
p. het beheer, het toezicht houden en het doen uitvoeren van de door het Georganiseerd Overleg met Interpolis gemaakte afspraken over de WGA-verzekering als bedoeld in artikel 67 van de col- lectieve arbeidsovereenkomst voor werknemers werkzaam in de pluimveeverwerkende industrie, of een regeling die geacht wordt daarvoor in de plaats te treden.
Artikel 2B.
Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door:
- bijdragen van werkgevers zoals bedoeld in artikel 6 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende Industrie;
- subsidies en donaties;
- schenkingen, erfstellingen en legaten; en
- gekweekte renten en eventuele andere baten.
Bestuur: samenstelling, wijze van benoemen en beloning. Voorzitterschap. Artikel 3.
1. Met inachtneming van het verder in dit artikel bepaalde bestaat het bestuur uit vier (4) bestuursle- den. Twee (2) bestuursleden worden benoemd door werkgeverszijde, te weten door de Vereni- ging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie NEPLUVI. De overige twee (2) be- stuursleden worden benoemd door werknemerszijde, waarbij één lid wordt benoemd door de FNV en één lid door CNV Vakmensen. Het recht van benoeming bestaat alleen op het moment dat de genoemde werkgevers- of werknemersorganisatie partij is bij de CAO voor de Pluimvee- verwerkende Industrie. Indien door hetgeen bepaald is in de laatste volzin het bestuur uit minder dan vier (4) bestuursleden bestaat, blijft het desalniettemin een geldig bestuur met een geldige bestuurssamenstelling. Deze situatie geldt niet als een situatie zoals deze is omschreven in lid 3 van dit artikel, aangezien een vacature slechts kan ontstaan waar een organisatie op grond van dit lid bevoegd is tot benoeming.
2. In vacatures moet zo spoedig mogelijk worden voorzien door de organisatie die op grond van lid 1 bevoegd is tot benoeming. Heeft er binnen twee (2) maanden na het ontstaan van een vacature nog geen benoeming plaatsgevonden, kan op grond van (en conform) artikel 2:299 van het Bur- gerlijk Wetboek de rechtbank worden verzocht in de vervulling van de vacature te voorzien.
3. Ingeval van één (1) of meer vacatures in het bestuur behoudt het bestuur zijn bevoegdheden, met dien verstande dat de overblijvende bestuursleden geen andere bestuursbesluiten mogen nemen dan besluiten verband houdende met de benoeming van bestuursleden.
4. De bestuurders worden benoemd voor een periode van twee (2) jaar. Zij treden af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Een volgens het rooster aftredend bestuurder is onmiddel- lijk en onbeperkt herbenoembaar. De in een tussentijdse vacature benoemde bestuurder neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd.
5. Het bestuurslidmaatschap eindigt voor bestuursleden die zijn benoemd door een werkgevers- of werknemersorganisatie die langer dan een jaar niet meer betrokken is bij het afsluiten van de CAO voo de Pluimveeverwerkende Industrie. Het bestuurslidmaatschap eindigt dan op het mo- ment dat er een jaar is verstreken na de aanmelding van de cao waarbij de benoemde werkge- vers- of werknemersorganisatie geen partij is.
6. De bestuurders ontvangen geen beloning voor hun werkzaamheden.
Zij hebben wel recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten.
7. Telkenjare wijst het bestuur uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan, met dien verstande dat, indien het voorzitterschap wordt vervuld door één van de leden uit de werkgevers- sector, het vice-voorzitterschap wordt bekleed door één van de leden uit de werknemerssector, en omgekeerd.
Het voorzitterschap en vice-voorzitterschap zal jaarlijks wisselen.
Bestuur: taak en bevoegdheden. Secretariaat. Artikel 4.
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting en het beheer van het fondsvermogen.
2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, ver- vreemding en bezwaring van registergoederen.
3. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.
4. Erfstellingen mogen slechts onder het voorrecht van boedelbeschrijving worden aanvaard.
5. Het bestuur wordt in de uitvoering van zijn werkzaamheden bijgestaan door een secretariaat.
Bestuur: vergaderingen. Artikel 5.
1. De vergaderingen van het bestuur worden gehouden in Nederland op de plaats waar de stichting haar zetel heeft dan wel op de plaats als bij de oproeping is bepaald.
2. Jaarlijks binnen zes (6) maanden na afloop van het boekjaar wordt een vergadering van het be- stuur (de jaarvergadering) gehouden, waar in elk geval aan de orde komt de vaststelling van de balans en de staat van baten en lasten. Daarnaast worden vergaderingen gehouden wanneer de voorzitter dit wenselijk acht.
3. Voorts worden vergaderingen gehouden indien één der andere bestuursleden daartoe schriftelijk en onder nauwkeurige opgave van de te behandelen punten aan de voorzitter het verzoek richt. Indien de voorzitter aan een dergelijk verzoek geen gevolg geeft zodat de vergadering kan wor- den gehouden binnen drie (3) weken na het verzoek, is de verzoeker bevoegd zelf een vergade- ring bijeen te roepen met in achtneming van de vereiste formaliteiten.
4. De oproeping tot een vergadering geschiedt, met uitzondering van de situatie zoals beschreven in lid 3, door de secretaris, ten minste vijf (5) dagen tevoren, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend, door middel van een oproepingsbrief.
5. Een oproepingsbrief vermeldt, behalve plaats en tijdstip van de vergadering, de te behandelen onderwerpen.
6. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter. Indien deze afwezig is wordt de vergadering geleid door de vice-voorzitter. Indien ook de vice-voorzitter afwezig is, voorzien de aanwezige be- stuurders in de leiding van de vergadering.
7. De secretaris notuleert de vergadering. Bij afwezigheid van de secretaris wordt de notulist aange- wezen door degene die de vergadering leidt. De notulen worden vastgesteld en getekend door degenen, die in de vergadering als voorzitter en notulist hebben gefungeerd. De notulen worden vervolgens bewaard door de secretaris.
8. Toegang tot de vergaderingen van het bestuur hebben de in functie zijnde bestuurders en dege- nen die daartoe door het bestuur zijn uitgenodigd.
Bestuur: besluitvorming. Artikel 6.
1. Iedere bestuurder heeft het recht tot het uitbrengen van één (1) stem, met dien verstande dat het aantal stemmen van de bestuursleden benoemd door de werkgeversorganisaties gelijk is aan het aantal stemmen van de bestuursleden benoemd door de werknemersorganisaties. Van de laatst- genoemde regel van een gelijk aantal stemmen wordt slechts afgeweken in het geval van een situatie zoals omschreven in de vierde, vijfde en zesde volzin van artikel 3 lid 1.
2. Het bestuur kan in een vergadering alleen besluiten nemen met volstrekte meerderheid van stemmen en indien alle in functie zijnde bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
Een bestuurder kan zich in een vergadering door een ander laten vertegenwoordigen nadat een schriftelijke, ter beoordeling van de voorzitter van de vergadering voldoende, volmacht is afgege- ven.
Zijn in een vergadering niet alle in functie zijnde bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden uiterlijk op de veertiende dag na die van de oorspronkelijke vergadering. Bij de oproeping tot de nieuwe vergadering moet worden ver- meld dat en waarom een besluit moet worden genomen, onafhankelijk van het ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde aantal bestuursleden. In deze tweede vergadering kan onge- acht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders worden besloten omtrent de onder- werpen welke op de eerste vergadering op de agenda waren geplaatst, mits met volstrekte (nor- male) meerderheid van stemmen. Voor de volgende besluiten geldt dat deze slechts kunnen worden genomen in de genoemde tweede vergadering met unanimiteit van stemmen:
a. het aangaan van overeenkomsten waarbij aan de stichting een bankkrediet wordt verleend;
b. het ter leen verstrekken van gelden, alsmede het ter leen opnemen van gelden, waaronder niet is begrepen het gebruikmaken van een aan de stichting verleend bankkrediet;
c. duurzame rechtstreekse of middellijke samenwerking met een andere instelling of onderne- ming en het verbreken van zodanige samenwerking;
d. rechtstreekse of middellijke deelneming in een instelling of onderneming en het wijzigen van de omvang van zodanige deelneming;
e. investeringen;
f. het vestigen van een beperkt recht op vermogensrechten en roerende zaken;
g. het aangaan van dadingen;
h. het optreden in rechte, waaronder begrepen het voeren van arbitrale procedures, doch met uitzondering van het nemen van die rechtsmaatregelen die geen uitstel kunnen lijden;
i. het sluiten en wijzigen van arbeidsovereenkomsten;
j. het treffen van pensioenregelingen en het toekennen van pensioenrechten boven die, welke uit bestaande regelingen voortvloeien;
k. het verkrijgen, vervreemden, bezwaren, huren, verhuren en op andere wijze in gebruik of ge- not verkrijgen en geven van registergoederen;
l. het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschul- denaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt;
m. het aangaan van vaststellingsovereenkomsten;
n. het wijzigen van de statuten;
o. het ontbinden van de stichting;
p. het juridisch fuseren of splitsen van de stichting;
q. het omzetten van de stichting; en
r. het geven van opdrachten aan derden, waarvan de kosten hoger zijn dan vijftigduizend euro (EUR 50.000,00).
3. Zolang in een vergadering alle in functie zijnde bestuurders aanwezig zijn, kunnen geldige beslui- ten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, mits met unanimiteit van stemmen, ook al zijn de door de statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen.
4. Het bestuur kan met unanimiteit van stemmen ook buiten vergadering besluiten nemen. Van een aldus genomen besluit wordt door de secretaris een relaas opgemaakt, dat na medeonderteke- ning door de voorzitter als notulen wordt bewaard.
5. Bij staking van stemmen wordt een nieuwe vergadering opgeroepen welke ten hoogste een maand later plaatsvindt, op welke vergadering nogmaals over hetzelfde voorstel zal worden ge- stemd met in achtneming van dezelfde eisen die lid 2 van dit artikel voorschrijven voor de tweede vergadering. Staken de stemmen opnieuw, dan beslist de voorzitter.
6. Alle stemmingen in een vergadering geschieden mondeling, tenzij één (1) of meer bestuurders vóór de stemming een schriftelijke stemming verlangen.
Schriftelijke stemming geschiedt bij ongetekende, gesloten briefjes.
7. Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht.
8. In alle geschillen omtrent stemmingen beslist de voorzitter van de vergadering.
Bestuur: defungeren, ontstentenis en belet. Artikel 7.
1. Een bestuurder defungeert:
a. door zijn overlijden of indien de bestuurder een rechtspersoon is, door haar ontbinding of in- dien zij ophoudt te bestaan;
b. door het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;
c. door zijn aftreden al dan niet volgens het in artikel 3 bedoelde rooster van aftreden;
x. door ontslag hem verleend door de benoemde organisatie op grond van artikel 3 lid 1 van deze statuten;
e. door de situatie (en per het moment) omschreven in artikel 3 lid 5; en
f. door ontslag op grond van artikel 2:298 Burgerlijk Wetboek.
2. In geval van ontstentenis of belet van een bestuurder, is de persoon die daartoe door de benoe- mende organisatie op grond van artikel 3 lid 1 van deze statuten op voorhand is aangewezen, tijdelijk met het bestuur van de stichting belast en treedt deze aangewezen persoon tijdelijk in de plaats van de bestuurder waarbij sprake is van een situatie van ontstentenis of belet.
3. Onder belet als bedoeld in lid 2 van dit artikel wordt verstaan de situatie dat een bestuurder zijn functie tijdelijk niet mag of kan uitoefenen waarvan in ieder geval sprake is, indien:
- een bestuurder is geschorst, dan wel;
- een onafhankelijk arts een verklaring heeft afgelegd dat de desbetreffende bestuurder (tijde- lijk) niet (meer) in staat is zijn wil te verklaren, dan wel;
- onmogelijk is gebleken om binnen één (1) maand persoonlijk en/of elektronisch contact met de desbetreffende bestuurder te krijgen en wel op zodanige wijze dat een dialoog mogelijk is.
Vertegenwoordiging. Artikel 8.
1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting.
2. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt mede toe aan de voorzitter en de vice-voorziter, geza- menlijk handelend.
3. Het bestuur kan volmacht verlenen aan één (1) of meer bestuurders, alsook aan derden, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
Boekjaar en jaarstukken. Artikel 9.
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en an- dere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat daaruit te allen tijde de rechten en ver- plichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
3. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes (6) maanden na afloop van het boekjaar een door een externe registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van baten en lasten en verslag over de financiële toestand van de stichting vast te stellen. Dit verslag is ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 2A van de statuten en artikel 3 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende Industrie.
Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid. Uit de stukken moet blij- ken dat de uitgaven conform de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 2A van de statuten en artikel 3 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende Industrie zijn gedaan.
4. Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring worden ten kantore van de administrateur en de betrokken CAO partijen ter inzage gelegd, alsmede op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.
Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij de stich- ting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden, tegen betaling van de daaraan verbon- den kosten.
Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere ge- gevensdragers gedurende zeven (7) jaren te bewaren.
5. De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd lees- baar kunnen worden gemaakt.
Reglement. Artikel 10.
1. Het bestuur is bevoegd een reglement vast te stellen, waarin die onderwerpen worden geregeld, die naar het oordeel van het bestuur (nadere) regeling behoeven.
2. Het reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
3. Het bestuur is bevoegd het reglement te wijzigen of te beëindigen.
4. Een besluit tot de vaststelling, wijziging en beëindiging van het reglement moet met unanimiteit van stemmen worden genomen in een vergadering waarin alle bestuurders aanwezig of verte- genwoordigd zijn.
Statutenwijziging. Artikel 11.
1. Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen, met voorafgaande toestemming van het Geor- ganiseerd Overleg.
2. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen. Iedere bestuurder afzonderlijk is bevoegd de desbetreffende akte te verlijden.
3. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het handelsregister.
Ontbinding en vereffening. Artikel 12.
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Het bestuur zal een besluit tot ontbinding ne- men indien, hetzij de werkgeversorganisatie, hetzij de gezamenlijke werknemersorganisaties, zo- als bedoeld in artikel 3 van deze statuten, bij aangetekend schrijven aan het bestuur bekend maakt/maken, dat zij hun medewerking aan de stichting opzegt/opzeggen. Het besluit tot ontbin- ding moet worden genomen binnen een jaar na bedoelde bekendmaking.
3. Het bestuur is belast met de liquidatie en geeft na goedkeuring van het Georganiseerd Overleg een bestemming aan een eventueel batig saldo van de stichting, met dien verstande dat een ba- tig saldo moet worden bestemd voor een doel dat het meest overeenstemt met het doel van de stichting.
4. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedu- rende de bij de wet voorgeschreven termijn onder berusting van de door de vereffenaars aange- wezen persoon.
5. Op de vereffening zijn overigens de bepalingen van Titel 1, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing
Slotbepalingen.
Artikel 13.
1. In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
2. Onder schriftelijk wordt in deze statuten verstaan: bij brief, telefax of e-mail, of bij boodschap die via een ander gangbaar communicatiemiddel wordt overgebracht en elektronisch of op schrift kan worden ontvangen mits de identiteit van de verzender met afdoende zekerheid kan worden vast- gesteld.
UITVOERINGSREGLEMENT
Het bestuur van de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende Industrie, ge- vestigd te Houten, heeft op grond van artikel 10 van de statuten van deze stichting het volgende uit- voeringsreglement vastgesteld.
Definities
Artikel 1
1. Dit uitvoeringsreglement is van toepassing op werkgevers en werknemers zoals bedoeld in artikel 2 Collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende Industrie.
2 a. De stichting: Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende Industrie te Houten.
b. Het Bestuur: het in artikel 3 van de statuten van de Stichting bedoelde bestuur.
c. CAO: de Collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveever- werkende Industrie;
d.: Georganiseerd Overleg: het georganiseerd overleg van werkgevers- en werknemersorganisa- ties in de pluimveeverwerkende industrie. Onder organisaties wordt verstaan: de organisaties die partij zijn bij de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende Industrie.
Hoogte van de bijdrage
Artikel 2
1. De hoogte van de bijdrage als bedoeld in artikel 6 van de CAO is gelijk aan het in artikel 6 van de CAO genoemde percentage van de bruto loonsom. Hieronder wordt verstaan de loonsom waar- over de werkgever premie is verschuldigd in de zin van artikel 16 van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen. De werkgever is verplicht de bijdrage aan de stichting te voldoen.
2. De stichting deelt het te betalen bedrag van de bijdrage schriftelijk aan de werkgever mede. De bijdragen kunnen in voorschot worden gevorderd op basis van een geraamde som van de bruto loonsom. De werkgever is verplicht de verschuldigde bijdrage of het verschuldigde voorschot bin- nen 14 dagen na dagtekening van de desbetreffende nota van de stichting te voldoen.
3. Hetgeen terzake van voorschotbijdrage door de werkgever is betaald, wordt verrekend met de bij- drage die de werkgever over dat jaar verschuldigd zal zijn. Bij niet tijdige betaling van de voor- schottermijn wordt het gehele resterende bedrag van de voorschotnota direct opeisbaar.
4. De werkgever is verplicht aan de stichting - op de door de stichting vast te stellen wijze en tijdstip- pen - de gegevens te verstrekken welke naar het oordeel van de stichting nodig zijn ter bereke- ning van de verschuldigde bijdrage en het te vorderen voorschot. Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de stichting verstrekt, is de stichting bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten zelf vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de stichting gewenste informatie komen voor de rekening van de werkgever.
5. De werkgever die nalaat zijn financiële verplichtingen jegens de stichting op een door het bestuur vastgesteld tijdstip te voldoen, zal voor elke ingaande maand verzuim wegens rentederving het wettelijk rentepercentage als bedoeld in artikel 119 juncto 120 Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van het niet tijdig betaalde bedrag aan de stichting verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.
6. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde rentevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op de eerste vordering aan de stichting te betalen alle kosten, welke ter invordering van het verschuldigde zijn gemaakt. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van € 35,00.
Realisering doelstelling
Artikel 3
De stichting realiseert het in artikel 2A van de statuten genoemde doel door het geheel of gedeeltelijk financieren en subsidiëren van in artikel 3 van de CAO genoemde activiteiten onder door het bestuur te stellen voorwaarden en op de wijze zoals in dit reglement omschreven.
Werkwijze
Artikel 4
1. Structurele activiteiten van organisatorische aard ten behoeve van de administratieve ondersteu- ning en het financiële beheer van de stichting worden op declaratiebasis vergoed. Jaarlijks wordt in de begroting een schatting opgenomen van de te verwachten kosten, onderverdeeld naar de in artikel 2A van de statuten en artikel 3 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimvee- verwerkende Industrie genoemde bestedingsdoelen of activiteiten.
2. Werkgevers die aan haar werknemers opleidingen aanbieden en hiervoor in aanmerking willen komen voor een tegemoetkoming vanuit de stichting dienen dit voorafgaande aan de opleiding schriftelijk aan de stichting te melden onder opgave van de opleiding, het opleidingsinstituut, de periode waarin de opleiding zal worden gevolgd, de kosten en het aantal deelnemers.
De stichting bevestigt de ontvangst van de aanmelding schriftelijk aan de werkgever.
Jaarlijks wordt in de begroting een schatting opgenomen van de te verwachten kosten, onderver- deeld naar de in artikel 3 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende Industrie genoemde bestedingsdoelen of activiteiten.
3. Aanvragen om een subsidie door bedrijven of instellingen dienen schriftelijk bij het bestuur te wor- den ingediend. Bij aanvragen voor projectsubsidies dient een projectomschrijving, achtergrondin- formatie, planning en een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden, on- derverdeeld naar de in artikel 3 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveever- werkende Industrie genoemde bestedingsdoelen of activiteiten, te worden meegezonden, als- mede een realisatieplan.
4. Ten behoeve van de in lid 3 genoemde subsidies, dient de gesubsidieerde instelling aan het be- stuur van de stichting een door een registeraccountant of accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen en zo verantwoording af te leggen omtrent de besteding van de ontvangen gelden, en wel:
- voor eenmalige subsidie: zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen vier maanden, na de besteding van de gelden;
- voor periodieke subsidies: zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen vier maanden, na afsluiting van de periode waarop de subsidie betrekking heeft;
- voor projectmatige subsidies: zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen vier maanden, na afsluiting van het project waarop de subsidie betrekking heeft;
Deze verklaring dient tenminste te zijn gespecificeerd volgens de in artikel 3 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende Industrie genoemde bestedingsdoelen of ac- tiviteiten en de projectbegroting. Deze verklaring zal een geïntegreerd onderdeel uitmaken van de financiële jaarrekening van de stichting.
5. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting casu quo de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
6. Het bestuur besluit over aanvragen om subsidie en tegemoetkomingen. Indien de aanvraag moet wordt gehonoreerd en de bijdrage niet wordt toegewezen, ontvangt het bedrijf of de instelling hier- van schriftelijk een gemotiveerde afwijzing. Indien de subsidie of tegemoetkoming wordt toegewe- zen, ontvangt het bedrijf of de instelling een toewijzingsbrief, waarin de administratieve- en financi- ele voorschriften inzake de ontvangst en verantwoording van de financiële bijdrage worden ver- meld.
7. Op beslissingen van het bestuur omtrent de aanvraag tot subsidie of tegemoetkoming kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.
Verplichtingen werkgevers en werknemers
Artikel 5
1. De werkgevers en werknemers zijn verplicht alle gegevens te verstrekken die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en de reglementen nodig acht.
2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.
Administratief en geldelijk beheer
Artikel 6
Het administratief en geldelijk beheer wordt onder toezicht van het bestuur gevoerd door het secretari- aat van de stichting, gevestigd te Houten, Xxxxxxxxxx 00.
De kosten van dit beheer komen voor rekening van de stichting.
Begroting
Artikel 7
1. Het bestuur van de stichting stelt jaarlijks uiterlijk in de maand december een begroting van in- komsten en uitgaven van de stichting vast. De begroting omvat:
- een schatting van de inkomsten;
- schatting van de te financieren activiteiten en bestedingsdoelen ingericht en gespecificeerd overeenkomstig artikel 3 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwer- kende Industrie;
- de verwachte kosten van administratie en bestuur;
- eventuele andere lasten.
2. De begroting is voor de betrokken werkgevers en werknemers beschikbaar.
Verslag, rekening en verantwoording
Artikel 8
1 Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een externe registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van baten en lasten en verslag over de finan- ciële toestand van de stichting vast. Dit verslag is ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 3 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende Industrie. Tevens maken de in artikel 4 lid 4 van het uitvoeringsreglement genoemde verklaringen een geïntegreerd onderdeel uit van dit verslag.
2 Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid. Uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 3 van de CAO Fonds Col- lectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende Industrie zijn gedaan.
3 Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring worden ten kantore van het secretariaat van de stichting en de betrokken CAO partijen ter inzage gelegd, alsmede op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.
4 Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden, tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
5 Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
SUBSIDIEREGLEMENT
Het bestuur van de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende Industrie ge- vestigd te Houten heeft op grond van artikel 10 van de statuten van deze stichting het volgende subsi- diereglement vastgesteld.
Definities
Artikel 1
1. Dit subsidiereglement is van toepassing op werkgevers en werknemers zoals bedoeld in artikel 2 van de Collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwer- kende Industrie.
2. a. De stichting: de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende Industrie te Houten.
b. Het bestuur: het in artikel 3 van de statuten van de stichting bedoelde bestuur.
c. CAO: de Collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveever- werkende Industrie.
Opleidingssubsidies
Artikel 2
1. Opleidingsplan
De werkgever is gehouden om per kalenderjaar een opleidingsplan op te stellen.
2. Subsidiebeleid
Door de stichting worden de opleidingen, die in het bestuur zijn besproken en waaraan een tege- moetkoming wordt toegekend, opgenomen in het subsidiebeleid. Dit beleid bevat de cursusmoge- lijkheden en de hoogte van de tegemoetkoming.
Bij wijziging van het subsidiebeleid worden de werkgevers zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Het actuele subsidiebeleid is op aanvraag verkrijgbaar bij het secretariaat van de stichting en is eveneens in te zien op de website van de stichting: xxx.xxxxxxxxxx.xx onder de tab fonds collec- tieve belangen. Dit gedeelte van de website is openbaar en voor een ieder toegankelijk.
3. Opleidingen
Opleidingen kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming van de opleidingskosten. Als voorwaarde geldt, dat de opleiding door de deelnemer geheel is doorlopen.
Voor opleidingen, die zijn opgenomen in het subsidiebeleid, heeft het bestuur van de stichting de bijdrage vastgelegd.
Voor opleidingen, die niet zijn opgenomen in het subsidiebeleid, dient voorafgaande aan de oplei- ding een verzoek tot tegemoetkoming aan het bestuur te worden gericht.
Over de indientermijn en de wijze van aanvragen kunnen inlichtingen worden ingewonnen bij de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Pluimveeverwerkende Industrie.
4. Documenten
Uiterlijk binnen een half jaar na afloop van de cursus wordt een aanvraag voor tegemoetkoming ingediend, vergezeld van de navolgende documenten: de rekening van het opleidingsinstituut, de door de docent geparafeerde presentielijsten, de resultaten van de cursisten, een afschrift van het certificaat of diploma dan wel ander bewijsmateriaal van het opleidingsinstituut waaruit blijkt dat de opleiding is afgerond. De stichting zal, indien aan alle voorwaarden is voldaan, overgaan tot toe- kenning van de bijdrage. De bijdrage zal echter nooit hoger zijn dan bij de aanmelding door de stichting is bevestigd.
5. Diplomatoeslag
Aan werknemers, die een opleiding hebben gevolgd waaraan door de stichting een tegemoetko- ming aan de werkgever wordt toegekend, ontvangen van de stichting éénmalig een diplomatoe- slag van € 115,= voor elk behaald diploma, als genoemd in artikel 43 van de Collectieve Arbeids- overeenkomst voor werknemers werkzaam in de pluimveeverwerkende industrie.
6. Studiekostenregeling
Indien door een werkgever geen opleidingsplan als bedoeld in lid 1 is opgesteld, kan de werkne- mer in aanmerking komen voor een studiekostenregeling. De procedure is als volgt.
Een werknemer gaat met een scholingsvoorstel naar zijn werkgever. Indien de werkgever dit voor- stel afwijst kan de werknemer een individuele aanvraag indienen bij de stichting. De stichting be- nadert de betrokken werkgever met het verzoek een scholingsplan in te dienen. Indien een reactie op dit verzoek uitblijft zal na 2 maanden het verzoek op zijn merites worden beoordeeld.
Indien aan de voorwaarden wordt voldaan, zal door de stichting aan de werknemer een bijdrage worden verleend van 100% van de kosten voor cursus-, examen- en reiskosten voor een vakge- richte studie en van 75% van genoemde kosten voor een sectorgerichte studie.
7. Beperkingen
Aan bovenstaande tegemoetkomingen worden de volgende beperkingen gesteld:
- uitgezonderd van deze regeling zijn reis- en verblijfkosten van cursisten, behoudens het be- paalde in lid 6;
- het bestuur van de stichting stelt de kwalificaties van de opleidingen vast, welke als basis die- nen voor het verkrijgen van een tegemoetkoming;
- bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming kan rekening worden gehouden met subsidies die door andere subsidiënten zijn toegekend;
- het bestuur is bevoegd om nadere eisen te stellen aan de inhoud van de opleidingen, waar- aan een tegemoetkoming wordt verleend;
- opleidingsplannen die niet voorafgaand aan de te volgen opleiding worden ingediend komen in principe niet in aanmerking voor een bijdrage. Het bestuur kan evenwel besluiten hier in uit- zonderlijke gevallen van af te wijken;
- het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de aanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen;
- de stichting behoudt zich het recht voor om genoemde bijdragen tussentijds aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd.