LIBERCAS
Xxx xxx Xxxxxxxx
XXXXXXXX
0 - 0000
XXXXXXXXXXXXXXXXXXX
EINDE
Einde - Allerlei - Gesubsidieerd vrij onderwijs - Ontslag - Onregelmatigheid - Vorderingen tot uitvoering van verplichtingen die voortspruiten uit de overeenkomst - Subsidies-lonen - Verjaring - Termijn
Krachtens artikel 8 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, verjaren de
rechtsvorderingen die uit de overeenkomst ontstaan, één jaar na het eindigen van deze
overeenkomst of vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan, zonder dat deze termijn één jaar na het eindigen van de overeenkomst mag overschrijden; die bepaling is van toepassing op de rechtsvorderingen die strekken tot de uitvoering van verplichtingen die voortspruiten uit de arbeidsovereenkomst, zoals de vordering van een personeelslid tot betaling van bedragen verschuldigd wegens de onregelmatigheid van het ontslag (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr. ...
- zoals bedoeld doort art. 105 van het Decreet 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs
- Art. 36, § 3 Wet 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving
- Art. 8 Decreet 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs
5 maart 2018
5 maart 2018
S.2016.0027.F AC nr. ...
Einde - Allerlei - Gesubsidieerd vrij onderwijs - Ontslag - Onregelmatigheid - Vorderingen tot uitvoering van verplichtingen die voortspruiten uit de overeenkomst - Subsidies-lonen - Verjaring - Termijn
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
5 maart 2018
5 maart 2018
ARBITRAGE
S.2016.0027.F AC nr. ...
- Uitspraak - Vordering tot vernietiging - Derdenverzet - Toepassing
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
20 april 2018
20 april 2018
C.2017.0493.F AC nr. ...
- Uitspraak - Vordering tot vernietiging
Artikel 1717, § 4, Gerechtelijk Wetboek, zoals het van toepassing was vóór de wijzigingen aangebracht door de wet van 25 december 2016 tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie bepaalt geen enkele termijn voor het instellen van een vordering tot vernietiging van een arbitrale uitspraak (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr.
- Art. 1717, § 4 Gerechtelijk Wetboek
20 april 2018
20 april 2018
C.2017.0493.F AC nr. ...
- Uitspraak - Vordering tot vernietiging
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
C.2017.0493.F
AC nr. ...
20 april 2018
- Uitspraak - Vordering tot vernietiging - Derdenverzet - Toepassing
Artikel 1034 Gerechtelijk Wetboek, krachtens hetwelk het verzet van degene die niet in dezelfde hoedanigheid in de zaak is tussengekomen, tegen de beslissing die zijn rechten benadeelt, moet geschieden binnen een maand nadat de beslissing aan die eiser in verzet is betekend, is niet van toepassing op de vordering tot vernietiging van een arbitrale uitspraak (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr.
- Art. 1034 Gerechtelijk Wetboek
20 april 2018
20 april 2018
C.2017.0493.F AC nr. ...
BESLAG
GEDWONGEN TENUITVOERLEGGING
Gedwongen tenuitvoerlegging - Verzoek tot aanstelling van een notaris - Beslagrechter - Controle
In het kader van een verzoek tot aanstelling van een notaris dient de beslagrechter de regelmatigheid en de rechtmatigheid van de tenuitvoerlegging te controleren waarbij hij onder meer dient na te gaan of de schuldeiser beschikt over een rechtsgeldige uitvoerbare titel voor een zekere, vaststaande en opeisbare schuldvordering.
- Art. 1580, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
7 september 2017
7 september 2017
C.2016.0378.N AC nr. 453
Gedwongen tenuitvoerlegging - Beslagrechter - Aanstelling van een notaris - Gebrek aan tijdig verzet van de beslagene
Bij gebrek aan tijdig verzet van de beslagene verwerft de beschikking tot aanstelling van de notaris kracht van gewijsde en kan de beslagene in een later stadium van de procedure de rechtsgeldigheid van de uitvoerbare titel niet meer in vraag stellen, ook al zouden de tegen de titel aangevoerde middelen de openbare orde raken.
- Artt. 1033 en 1034 Gerechtelijk Wetboek
7 september 2017
7 september 2017
C.2016.0378.N AC nr. 453
BEVOEGDHEID EN AANLEG
STRAFZAKEN
Strafzaken - Bevoegdheid - Territoriale bevoegdheid - Lasterlijke aangifte - Nadeel in België
In de regel zijn de Belgische strafgerechten bevoegd om uitspraak te doen over een misdrijf waarvan een van de bestanddelen op het Belgisch grondgebied is gelokaliseerd; het mogelijke nadeel in België, dat voortvloeit uit een in het buitenland gepleegd misdrijf van lasterlijke aangifte, namelijk de gevolgen daarvan door het gebruik van stukken waarin die beweringen zijn vastgesteld, kan door de aard ervan niet dienen om dat misdrijf te lokaliseren.
- Artt. 3 en 445 Strafwetboek
4 oktober 2017
4 oktober 2017
P.2017.0138.F AC nr. 525
BEWIJS
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Bewijslast - Beoordelingsvrijheid - Persoon die schade veroorzaakt - Geesteszieke - Aansprakelijkheid op grond van artikel 0000xxx Xxxxxxxxxx Wetboek - Bewijslast
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 september 2017
14 september 2017
C.2016.0273.N AC nr. 470
Burgerlijke zaken - Bewijslast - Beoordelingsvrijheid - Persoon die schade veroorzaakt - Geesteszieke - Aansprakelijkheid op grond van artikel 0000xxx Xxxxxxxxxx Wetboek - Bewijslast
Degene die beweert dat een persoon die schade heeft veroorzaakt, zich in een staat van ernstige geestesstoornis of zwakzinnigheid bevindt die hem voor de controle van zijn daden ongeschikt maakt, zodat hij aansprakelijk is op grond van artikel 0000xxx Xxxxxxxxxx Wetboek, dient dit, in toepassing van artikel 1315, eerste lid, Burgerlijk Wetboek te bewijzen; hieruit volgt dat wanneer de benadeelde een rechtstreekse vordering instelt tegen de aansprakelijkheidsverzekeraar op grond van artikel 86 Wet Landverzekeringsovereenkomst, zoals hier van toepassing, en aanvoert dat diens verzekerde aansprakelijk is op grond van artikel 0000xxx Xxxxxxxxxx Wetboek, terwijl de aansprakelijkheidsverzekeraar opzet in hoofde van zijn verzekerde inroept, de benadeelde in de eerste plaats het bewijs moet leveren dat de verzekerde op het ogenblik van de feiten niet in staat was zijn daden te controleren (1). (1) Zie andersluidende concl. OM.
- Artt. 8, eerste lid, en 86 Wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst
- Artt. 1315, eerste lid, en 0000xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0273.N AC nr. 470
CASSATIE
Vernietiging - Omvang - Strafzaken - Strafvordering - Beklaagde en verdachte - Vervangende gevangenisstraf - Onwettigheid
Wanneer de rechter een vervangende gevangenisstraf heeft uitgesproken terwijl de wet hem enkel ertoe machtigde een vervangend rijverbod op te leggen en de veroordelende beslissing, voor het overige, overeenkomstig de wet is gewezen, wordt de vernietiging tot die straf beperkt (1). (1) Zie Cass. 21 mei 2014, AR P.14.0560.F, AC 2014, nr. 367 (vernietiging zonder verwijzing van de vervangende gevangenisstraf, in zoverre ze het wettelijk maximum overschrijdt); Cass. 21 april 1999, AR P.98.1388.F, AC 1999, nr. 229 (ibid.); Cass. 26 april 2016, AR P.15.1381.N, AC 2016, nr. 280
(vernietiging met verwijzing beperkt tot de door de appelrechter verzwaarde vervangende gevangenisstraf, zonder vast te stellen dat de beslissing met eenparigheid van stemmen werd genomen); X. XXXXXXXX, Cassation en matière répressive, Bruylant, 2006, nr. 955.
4 oktober 2017
4 oktober 2017
CASSATIEBEROEP
BURGERLIJKE ZAKEN
P.2017.0355.F AC nr. 526
Burgerlijke zaken - Vormen - Vorm en termijn voor memories en stukken - Oorspronkelijke vordering voor de rechter in kortgeding - Arrest dat een vordering tot wraking verwerpt - Cassatieberoep - Verzoek tot inkorting van de termijn om een memorie van antwoord neer te leggen - Schorsende werking van een vordering tot wraking - Duur
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
28 februari 2018
28 februari 2018
C.2018.0077.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Vormen - Vorm en termijn voor memories en stukken - Oorspronkelijke vordering voor de rechter in kortgeding - Arrest dat een vordering tot wraking verwerpt - Cassatieberoep - Verzoek tot inkorting van de termijn om een memorie van antwoord neer te leggen - Schorsende werking van een vordering tot wraking - Duur
Wanneer het hof van beroep in burgerlijke zaken uitspraak doet over een vordering tot wraking, blijft de door artikel 837, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek bepaalde schorsende werking voortduren gedurende de termijn van het ingestelde cassatieberoep tegen een dergelijke beslissing en, indien dat buitengewoon rechtsmiddel binnen de termijn wordt uitgeoefend, totdat het Hof hierover uitspraak heeft gedaan; het voortduren van de schorsende werking die verbonden is aan de wraking ontneemt aan het verzoek tot inkorting zijn voornaamste voorwerp (1). (1) Zie concl. OM in Pas.
2018, nr.
- Artt. 28, 837, eerste lid, 1118 en 1094/1 Gerechtelijk Wetboek
28 februari 2018
28 februari 2018
C.2018.0077.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Vormen - Vorm en termijn voor memories en stukken - Oorspronkelijke vordering voor de rechter in kortgeding - Arrest dat een vordering tot wraking verwerpt - Cassatieberoep - Verzoek tot inkorting van de termijn om een memorie van antwoord neer te leggen - Dringende aard van een vordering in kortgeding
Uit de loutere omstandigheid dat een vordering in kortgeding per definitie dringend van aard is, kan niet worden afgeleid dat het algemeen belang of de volstrekte noodzakelijkheid vereisen dat van het gemeenrecht wordt afgeweken bij het vaststellen van het tijdsverloop van de rechtspleging (1).
(1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr.
- Artt. 28, 837, eerste lid, 1118 en 1094/1 Gerechtelijk Wetboek
28 februari 2018
28 februari 2018
C.2018.0077.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Vormen - Vorm en termijn voor memories en stukken - Oorspronkelijke vordering voor de rechter in kortgeding - Arrest dat een vordering tot wraking verwerpt - Cassatieberoep - Verzoek tot inkorting van de termijn om een memorie van antwoord neer te leggen - Dringende aard van een vordering in kortgeding
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
28 februari 2018
28 februari 2018
STRAFZAKEN
C.2018.0077.F AC nr. ...
Strafzaken - Personen door of tegen wie cassatieberoep kan of moet worden ingesteld - Algemeen - Jeugdbescherming - Maatregelen inzake opgelegde hulpverlening - Rechtsbijstand - Betekening aan de partij tegen wie het gericht is - Vervolgde persoon - Verplichting - Voorwaarde
Voor de toepassing van artikel 427, eerste lid, Wetboek van Strafvordering wordt het kind dat xxxxxxxxxxxxxx instelt tegen een arrest dat maatregelen inzake gedwongen hulpverlening neemt ten aanzien van hemzelf en van zijn ouders, gelijkgesteld met de vervolgde persoon; het arrest dat de dwangmaatregelen beveelt, doet geen uitspraak over de tegen het kind ingestelde burgerlijke rechtsvordering; het cassatieberoep dient bijgevolg niet te worden betekend aan het openbaar ministerie en aan de ouders van verzoekster.
- Art. 427, eerste lid Wetboek van Strafvordering
5 april 2018
CASSATIEMIDDELEN
BURGERLIJKE ZAKEN
G.2018.0070.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Nieuw middel - Overschrijding van de redelijke termijn - Niet aan het hof van beroep voorlegde vordering - Feitelijke beoordeling door het Hof - Ontvankelijkheid
Het middel, gegrond op de overschrijding van de redelijke termijn, dat niet werd voorgelegd aan het hof van beroep en waarvan het onderzoek het Hof zou nopen tot een beoordeling van feiten waarvoor het niet bevoegd is, is niet ontvankelijk (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr .
4 mei 2018
4 mei 2018
C.2017.0667.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Nieuw middel - Overschrijding van de redelijke termijn - Niet aan het hof van beroep voorlegde vordering - Feitelijke beoordeling door het Hof - Ontvankelijkheid
Conclusie van advocaat-generaal de Koster.
4 mei 2018
4 mei 2018
ECONOMIE
C.2017.0667.F AC nr. ...
- Vrijheid van handel en nijverheid - Concurrentiebeding - Onredelijke beperking van de concurrentie
Het beding dat een onredelijke beperking van de concurrentie naar voorwerp, territorium of duur oplegt, is nietig (1). (1) Xxxx. (volt. zitt.) 25 juni 2015, AR C.14.0008.F, AC 2015, nr. 444, met concl. van advocaat-generaal T. WERQUIN in Pas. 2015, nr. 444; zie ook Cass. 23 januari 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 59.
- Art. 7 Decr. d'Allarde van 2-17 maart 1791
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0354.N AC nr. 468
- Vrijheid van handel en nijverheid - Ongeoorloofde beperking - Verbod - Aard
Artikel 7 van het decreet van 2 en 17 maart 1791, dat zich verzet tegen een ongeoorloofde beperking van de vrijheid van handel en nijverheid, is van openbare orde (1). (1) Xxxx. (volt. zitt.) 25 juni 2015, AR C.14.0008.F, AC 2015, nr. 444, met concl. van advocaat-generaal T. WERQUIN in Pas. 2015, nr. 444; zie ook Cass. 23 januari 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 59.
- Art. 7 Decr. d'Allarde van 2-17 maart 1791
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0354.N AC nr. 468
- Vrijheid van handel en nijverheid - Concurrentiebeding - Onredelijke beperking van de concurrentie
De beperking van de concurrentie is onredelijk wanneer die naar voorwerp, territorium of duur verder reikt dan noodzakelijk om de concurrentie tegen te gaan (1). (1) Xxxx. (volt. zitt.) 25 juni 2015, AR C.14.0008.F, AC 2015, nr. 444, met concl. van advocaat-generaal T. WERQUIN in Pas. 2015, nr. 444; zie ook Cass. 23 januari 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 59.
- Art. 7 Decr. d'Allarde van 2-17 maart 1791
14 september 2017
GEESTESZIEKE
C.2016.0354.N AC nr. 468
- Persoon die schade veroorzaakt - Aansprakelijkheid op grond van artikel 0000xxx Xxxxxxxxxx Wetboek - Bewijslast
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 september 2017
14 september 2017
C.2016.0273.N AC nr. 470
- Persoon die schade veroorzaakt - Aansprakelijkheid op grond van artikel 0000xxx Xxxxxxxxxx Wetboek - Bewijslast
Degene die beweert dat een persoon die schade heeft veroorzaakt, zich in een staat van ernstige geestesstoornis of zwakzinnigheid bevindt die hem voor de controle van zijn daden ongeschikt maakt, zodat hij aansprakelijk is op grond van artikel 0000xxx Xxxxxxxxxx Wetboek, dient dit, in toepassing van artikel 1315, eerste lid, Burgerlijk Wetboek te bewijzen; hieruit volgt dat wanneer de benadeelde een rechtstreekse vordering instelt tegen de aansprakelijkheidsverzekeraar op grond van artikel 86 Wet Landverzekeringsovereenkomst, zoals hier van toepassing, en aanvoert dat diens verzekerde aansprakelijk is op grond van artikel 0000xxx Xxxxxxxxxx Wetboek, terwijl de aansprakelijkheidsverzekeraar opzet in hoofde van zijn verzekerde inroept, de benadeelde in de eerste plaats het bewijs moet leveren dat de verzekerde op het ogenblik van de feiten niet in staat was zijn daden te controleren (1). (1) Zie andersluidende concl. OM.
- Artt. 8, eerste lid, en 86 Wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst
- Artt. 1315, eerste lid, en 0000xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0273.N AC nr. 470
GEMEENTE
- Lokale manifestaties - Aanwezigheid van de hulpdiensten - Kosten ten laste van de begunstigde - Begunstigde - Bepaling
De kosten die gepaard gaan met de aanwezigheid van de hulpdiensten op lokale manifestaties op vraag van de overheden of van de organisatoren, moeten worden gedragen door de begunstigde van die prestaties; die begunstigde is noch de gemeente, die beschikt over een openbare brandweerdienst, noch de brandweerintercommunale.
- Artt. 1, § 1, en 3, § 1 KB 25 april 2007 tot vaststelling van de opdrachten van de hulpdiensten die kunnen verhaald worden en diegene die gratis zijn
- Artt. 1 en 2bis, § 1, 9), en § 2 Wet 31 december 1963 betreffende de civile bescherming
4 mei 2018
4 mei 2018
C.2016.0400.F AC nr. ...
GEMEENTE-, PROVINCIE- EN PLAATSELIJKE BELASTINGEN
GEMEENTEBELASTINGEN
Gemeentebelastingen - Gemeentebelasting op vertoningen en vermakelijkheden - Belasting berekend op de hieruit verkregen bruto-ontvangsten
Een lokale belasting die, net als de inkomstenbelastingen, inkomsten treft, is verboden omdat de belastbare grondslag dezelfde is; dat is het geval voor een gemeentebelasting op vertoningen en vermakelijkheden die berekend wordt op de hieruit verkregen bruto-ontvangsten (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr.
- Art. 464, 1° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
20 april 2018
20 april 2018
F.2016.0132.F AC nr. ...
Gemeentebelastingen - Gemeentebelasting op vertoningen en vermakelijkheden - Belasting berekend op de hieruit verkregen bruto-ontvangsten
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
20 april 2018
20 april 2018
GRONDWET
GRONDWET 1994 (ART. 1 TOT 99)
F.2016.0132.F AC nr. ...
Art. 23 - "Standstill"-verplichting
Artikel 23 Grondwet impliceert een standstill-verplichting inzake het recht op arbeid en het recht op sociale zekerheid die eraan in de weg staat dat de bevoegde wetgever en regelgevende overheid de graad van bescherming die de toepasselijke norm biedt aanzienlijk verminderen zonder dat daarvoor redenen zijn die aan het openbaar belang raken (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr. ...
5 maart 2018
5 maart 2018
S.2016.0033.F AC nr. ...
Art. 23 - "Standstill"-verplichting
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
5 maart 2018
5 maart 2018
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE)
S.2016.0033.F AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 172 - Artikel 172, tweede lid - Openbare domeingoederen van de Staat - Private domeingoederen van de Staat die bestemd zijn voor een openbare dienst of een dienst van algemeen belang - Aard - Aanslag - Voorwaarde - Wettigheid van de vrijstelling of de vermindering - Toepasselijkheid
De openbare domeingoederen van de Staat en zijn private domeingoederen die bestemd zijn voor een openbare dienst of een dienst van algemeen belang, zijn slechts aan belasting onderworpen als een wettelijke bepaling daarin uitdrukkelijk voorziet; artikel 172, tweede lid, Grondwet, dat bepaalt dat geen vrijstelling of vermindering van belasting kan worden ingevoerd dan door een wet, is daarop niet van toepassing (1). (1) Zie andersluidende concl. OM in Pas. 2018, nr
- Art. 172, tweede lid De gecoördineerde Grondwet 1994
23 februari 2018
23 februari 2018
F.2016.0102.F AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 172 - Artikel 172, tweede lid
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
23 februari 2018
23 februari 2018
F.2016.0102.F AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 172 - Artikel 172, tweede lid - Openbare domeingoederen van de Staat - Private domeingoederen van de Staat die bestemd zijn voor een openbare dienst of een dienst van algemeen belang - Aard - Aanslag - Voorwaarde - Wettigheid van de vrijstelling of de vermindering - Toepasselijkheid
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
23 februari 2018
23 februari 2018
F.2016.0102.F AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 170 - Openbare domeingoederen van de Staat en zijn private domeingoederen die bestemd zijn voor een openbare dienst of een dienst van algemeen belang - Aard - Aanslag
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
23 februari 2018
23 februari 2018
F.2016.0102.F AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 172 - Artikel 172, tweede lid
De openbare domeingoederen van de Staat en zijn private domeingoederen die bestemd zijn voor een openbare dienst of een dienst van algemeen belang, zijn slechts aan belasting onderworpen als een wettelijke bepaling daarin uitdrukkelijk voorziet; artikel 172, tweede lid, Grondwet, dat bepaalt dat geen vrijstelling of vermindering van belasting kan worden ingevoerd dan door een wet, is daarop niet van toepassing (1). (1) Zie andersluidende concl. OM in Pas. 2018, nr
- Art. 172, tweede lid De gecoördineerde Grondwet 1994
23 februari 2018
23 februari 2018
F.2016.0102.F AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 170 - Openbare domeingoederen van de Staat en zijn private domeingoederen die bestemd zijn voor een openbare dienst of een dienst van algemeen belang - Aard - Aanslag
De openbare domeingoederen van de Staat en zijn private domeingoederen die bestemd zijn voor een openbare dienst of een dienst van algemeen belang, zijn, uit hun aard, niet aan belasting onderworpen (1). (1) Zie andersluidende concl. OM in Pas. 2018, nr
- Art. 170 De gecoördineerde Grondwet 1994
23 februari 2018
23 februari 2018
F.2016.0102.F AC nr. ...
GRONDWETTELIJK HOF
- Prejudicieel geschil - WAM-verzekering - WAM 1989 - Artikel 19bis-13, § 3 - Schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet - Vraagstelling
•Wanneer het cassatiemiddel een schending van de artikelen 10 en 11 Grondwet opwerpt in
zoverre artikel 19bis-13, �§3, WAM toelaat dat de secundaire schadelijder de vergoeding van zijn materi�«le schade wordt ontzegd, niettegenstaande deze werd veroorzaakt door een ge�¯dentificeerde bestuurder doch louter door het feit dat deze zich kan beroepen op de tussenkomst van een niet-ge�¯dentificeerde bestuurder, stelt het Hof de vraag aan het Grondwettelijk Hof of artikel 19bis-13, �§3, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen de artikelen 10 en 11 Grondwet schendt, indien het in die zin ge�¯nterpreteerd wordt dat, naast de primaire schadelijder van een ongeval veroorzaakt door een niet-ge�¯dentificeerd voertuig, ook de secundaire schadelijder de mogelijkheid ontzegd kan worden vergoeding voor materi�«le schade van het gemeenschappelijk waarborgfonds te verkrijgen, aangezien dergelijke interpretatie immers een ongelijkheid cre�«ert in hoofde van de groep secundaire schadelijders, omdat slachtoffers van een schadegeval dat veroorzaakt wordt door een bestuurder die geconfronteerd wordt met een toevallig feit dat tegelijkertijd een niet- ge�¯dentificeerd voertuig is, enkel recht hebben op vergoeding van de lichamelijke schade, terwijl de slachtoffers van een schadegeval dat veroorzaakt wordt door een bestuurder die geconfronteerd wordt met een zuiver toevallig feit recht hebben op integrale vergoeding van zowel lichamelijke als materi�«le schade.
- Art. 19bis-13, § 3 Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen
- Xxxx. 00 xx 00 Xxxxxxxx 0000
8 februari 2018
8 februari 2018
C.2015.0458.N AC nr. ...
- Prejudicieel geschil - WAM-verzekering - WAM 1989 - Artikel 19bis-13, § 3 - Schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet - Vraagstelling
•Wanneer het cassatiemiddel een schending van de artikelen 10 en 11 Grondwet opwerpt in
zoverre artikel 19bis-13, �§3, WAM toelaat dat de secundaire schadelijder de vergoeding van zijn materi�«le schade wordt ontzegd, niettegenstaande deze werd veroorzaakt door een ge�¯dentificeerde bestuurder doch louter door het feit dat deze zich kan beroepen op de tussenkomst van een niet-ge�¯dentificeerde bestuurder, stelt het Hof de vraag aan het Grondwettelijk Hof of artikel 19bis-13, �§3, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen de artikelen 10 en 11 Grondwet schendt, indien het in die zin ge�¯nterpreteerd wordt dat, naast de primaire schadelijder van een ongeval veroorzaakt door een niet-ge�¯dentificeerd voertuig, ook de secundaire schadelijder de mogelijkheid ontzegd kan worden vergoeding voor materi�«le schade van het gemeenschappelijk waarborgfonds te verkrijgen, aangezien dergelijke interpretatie immers een ongelijkheid cre�«ert in hoofde van de groep secundaire schadelijders, omdat slachtoffers van een schadegeval dat veroorzaakt wordt door een bestuurder die geconfronteerd wordt met een toevallig feit dat tegelijkertijd een niet- ge�¯dentificeerd voertuig is, enkel recht hebben op vergoeding van de lichamelijke schade, terwijl de slachtoffers van een schadegeval dat veroorzaakt wordt door een bestuurder die geconfronteerd wordt met een zuiver toevallig feit recht hebben op integrale vergoeding van zowel lichamelijke als materi�«le schade.
- Art. 19bis-13, § 3 Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen
- Xxxx. 00 xx 00 Xxxxxxxx 0000
8 februari 2018
8 februari 2018
C.2015.0458.N AC nr. 434
HANDELSPRAKTIJK
- Vrijheid van handel en nijverheid - Ongeoorloofde beperking - Verbod - Aard
Artikel 7 van het decreet van 2 en 17 maart 1791, dat zich verzet tegen een ongeoorloofde beperking van de vrijheid van handel en nijverheid, is van openbare orde (1). (1) Xxxx. (volt. zitt.) 25 juni 2015, AR C.14.0008.F, AC 2015, nr. 444, met concl. van advocaat-generaal T. WERQUIN in Pas. 2015, nr. 444; zie ook Cass. 23 januari 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 59.
- Art. 7 Decr. d'Allarde van 2-17 maart 1791
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0354.N AC nr. 468
INKOMSTENBELASTINGEN
AANSLAGPROCEDURE
Aanslagprocedure - Aanslagtermijn - Openbaar ministerie - Strafvordering - Opsporingsonderzoek in strafzaken - Rechtsvordering - Seponering - Niet-rechtsprekende aard
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
23 februari 2018
23 februari 2018
F.2017.0078.F AC nr. ...
Aanslagprocedure - Aanslagtermijn - Verlengingen - Voorwaarden - Cumulatie
De voorwaarden waaronder de in artikel 259 WIB64 bedoelde aanslagtermijn wordt verlengd
krachtens artikel 263, § 1, 3° en § 2, 3° of artikel 263, § 1, 4° en § 2, 4°, zijn niet cumulatief (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr. ...
- Artt. 259 en 263, § 1 Wetboek Inkomstenbelastingen 1964
23 februari 2018
23 februari 2018
F.2017.0078.F AC nr. ...
Aanslagprocedure - Aanslagtermijn - Verlengingen - Voorwaarden - Cumulatie
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
23 februari 2018
23 februari 2018
F.2017.0078.F AC nr. ...
Aanslagprocedure - Aanslagtermijn - Openbaar ministerie - Strafvordering - Opsporingsonderzoek in strafzaken - Rechtsvordering - Seponering - Niet-rechtsprekende aard
Hoewel de strafvordering die het openbaar ministerie instelt wanneer het een opsporingsonderzoek opent, een rechtsvordering is zoals bedoeld in artikel 263, § 1, 3° WIB64, is de beslissing tot seponering, die niet van rechtsprekende aard is, geen beslissing die het voorwerp is van die
rechtsvordering in de zin van artikel 263, § 2, 3°, van dat wetboek (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr...
- Art. 263, §§ 1 en 2 Wetboek Inkomstenbelastingen 1964
23 februari 2018
23 februari 2018
F.2017.0078.F AC nr. ...
INTERNATIONALE VERDRAGEN
Internationale verdragen - Belgisch-Noorse overeenkomst van 14 april 1988 tot het vermijden van dubbele belasting - Belgisch fiscaal rijksinwoner - Piloot van luchtvaartuigen - Exploitatie in internationaal verkeer - Noorse onderneming - Plaats van werkelijke leiding in Noorwegen - Belastingbevoegdheid
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
F.2016.0071.F
AC nr. ...
20 april 2018
Internationale verdragen - Belgisch-Luxemburgse overeenkomst van 17 september 1970 tot het vermijden van dubbele belasting en avenant van 11 december 2002 - Belgisch fiscaal rijksinwoner - Loontrekkende aan boord van een wegvoertuig - Internationale exploitatie - Transportbedrijf - Plaats van werkelijke leiding in het Groothertogdom Luxemburg - Plaats waar de arbeid in loondienst wordt uitgeoefend
Uit artikel 15, § 3, van de overeenkomst tussen België en Luxemburg van 17 september 1970 tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, zoals gewijzigd door de avenant van 11 december 2002, volgt dat de Belgische fiscale rijksinwoner die arbeid in loondienst verricht aan boord van een wegvoertuig dat in het internationale verkeer wordt geëxploiteerd, geacht wordt die activiteit in het Groothertogdom Luxemburg uit te oefenen, louter op grond dat het transportbedrijf waarvoor die dienstbetrekking wordt uitgeoefend, daar zijn plaats van werkelijke leiding heeft (1). (1) Vgl. Cass. 28 oktober 2011, AR F.09.0156.F, AC 2011, nr. 581.
- Art. 15, § 3 Verdrag van 17 september 1970 tussen België en Luxemburg tot het vermijden van dubbele belasting
20 april 2018
20 april 2018
F.2017.0005.F AC nr. ...
Internationale verdragen - Belgisch-Noorse overeenkomst van 14 april 1988 tot het vermijden van dubbele belasting - Belgisch fiscaal rijksinwoner - Piloot van luchtvaartuigen - Exploitatie in internationaal verkeer - Noorse onderneming - Plaats van werkelijke leiding in Noorwegen - Belastingbevoegdheid
Uit de onderlinge samenhang van de artikelen 8, § 1, 15 en 3, § 1, h, van de overeenkomst tussen het koninkrijk België en het koninkrijk Noorwegen tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen volgt dat de lonen die een Belgische fiscale rijksinwoner verkrijgt uit het verrichten van arbeid in loondienst als piloot van luchtvaartuigen die in het internationaal verkeer door een Noorse onderneming worden geëxploiteerd, door Noorwegen belast mogen worden indien die
luchtvaartuigen geëxploiteerd worden door die onderneming, die daar haar plaats van werkelijke leiding heeft (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr.
- Artt. 3, § 1, h, 8, § 1, en 15 Overeenkomst tussen België en Noorwegen tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen van 14 april 1988 (Belgisch Staatsblad van 19 december 1991)
20 april 2018
20 april 2018
F.2016.0071.F AC nr. ...
KOOPHANDEL, KOOPMAN
- Vrijheid van handel en nijverheid - Concurrentiebeding - Onredelijke beperking van de concurrentie
Het beding dat een onredelijke beperking van de concurrentie naar voorwerp, territorium of duur oplegt, is nietig (1). (1) Xxxx. (volt. zitt.) 25 juni 2015, AR C.14.0008.F, AC 2015, nr. 444, met concl. van advocaat-generaal T. WERQUIN in Pas. 2015, nr. 444; zie ook Cass. 23 januari 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 59.
- Art. 7 Decr. d'Allarde van 2-17 maart 1791
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0354.N AC nr. 468
- Vrijheid van handel en nijverheid - Ongeoorloofde beperking - Verbod - Aard
Artikel 7 van het decreet van 2 en 17 maart 1791, dat zich verzet tegen een ongeoorloofde beperking van de vrijheid van handel en nijverheid, is van openbare orde (1). (1) Xxxx. (volt. zitt.) 25 juni 2015, AR C.14.0008.F, AC 2015, nr. 444, met concl. van advocaat-generaal T. WERQUIN in Pas. 2015, nr. 444; zie ook Cass. 23 januari 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 59.
- Art. 7 Decr. d'Allarde van 2-17 maart 1791
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0354.N AC nr. 468
- Vrijheid van handel en nijverheid - Concurrentiebeding - Onredelijke beperking van de concurrentie
De beperking van de concurrentie is onredelijk wanneer die naar voorwerp, territorium of duur verder reikt dan noodzakelijk om de concurrentie tegen te gaan (1). (1) Xxxx. (volt. zitt.) 25 juni 2015, AR C.14.0008.F, AC 2015, nr. 444, met concl. van advocaat-generaal T. WERQUIN in Pas. 2015, nr. 444; zie ook Cass. 23 januari 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 59.
- Art. 7 Decr. d'Allarde van 2-17 maart 1791
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0354.N AC nr. 468
LASTER EN EERROOF
- Lasterlijke aangifte - Territoriale bevoegdheid - Nadeel in België
In de regel zijn de Belgische strafgerechten bevoegd om uitspraak te doen over een misdrijf waarvan een van de bestanddelen op het Belgisch grondgebied is gelokaliseerd; het mogelijke nadeel in België, dat voortvloeit uit een in het buitenland gepleegd misdrijf van lasterlijke aangifte, namelijk de gevolgen daarvan door het gebruik van stukken waarin die beweringen zijn vastgesteld, kan door de aard ervan niet dienen om dat misdrijf te lokaliseren.
- Artt. 3 en 445 Strafwetboek
4 oktober 2017
4 oktober 2017
P.2017.0138.F AC nr. 525
MACHTEN
SCHEIDING DER MACHTEN
Scheiding der machten - Grondwet - Artikel 23 - "Standstill"-verplichting - Toetsing door de rechter
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
5 maart 2018
5 maart 2018
S.2016.0033.F AC nr. ...
Scheiding der machten - Grondwet - Artikel 23 - "Standstill"-verplichting - Toetsing door de rechter
Het arrest, dat aldus de naleving toetst van de standstill-verplichting die door die grondwettelijke bepaling aan de Koning wordt opgelegd, schendt artikel 7, § 1, derde lid, Besluitwet 28 december 1944, dat de Koning belast met de opdracht om de voorwaarden voor het recht op werkloosheidsuitkeringen te bepalen niet, en miskent evenmin het algemeen rechtsbeginsel van de scheiding der machten (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr. ...
5 maart 2018
5 maart 2018
ONDERWIJS
S.2016.0033.F AC nr. ...
- Gesubsidieerd vrij onderwijs - Arbeidsovereenkomst - Ontslag - Onregelmatigheid - Vorderingen tot uitvoering van verplichtingen die voortspruiten uit de overeenkomst - Subsidies-lonen - Verjaring - Termijn
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
5 maart 2018
5 maart 2018
S.2016.0027.F AC nr. ...
- Gesubsidieerd vrij onderwijs - Arbeidsovereenkomst - Ontslag - Onregelmatigheid - Vorderingen tot uitvoering van verplichtingen die voortspruiten uit de overeenkomst - Subsidies-lonen - Verjaring - Termijn
Krachtens artikel 8 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, verjaren de
rechtsvorderingen die uit de overeenkomst ontstaan, één jaar na het eindigen van deze
overeenkomst of vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan, zonder dat deze termijn één jaar na het eindigen van de overeenkomst mag overschrijden; die bepaling is van toepassing op de rechtsvorderingen die strekken tot de uitvoering van verplichtingen die voortspruiten uit de arbeidsovereenkomst, zoals de vordering van een personeelslid tot betaling van bedragen verschuldigd wegens de onregelmatigheid van het ontslag (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr. ...
- zoals bedoeld doort art. 105 van het Decreet 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs
- Art. 36, § 3 Wet 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving
- Art. 8 Decreet 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs
5 maart 2018
5 maart 2018
S.2016.0027.F AC nr. ...
ONTEIGENING TEN ALGEMENE NUTTE
- Beslissing tot onteigening - Motivering
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
7 september 2017
7 september 2017
C.2016.0360.N XX xx. 000
- Xxxxxxxxxxx - Strikte noodzakelijkheid
Uit artikel 1, eerste lid, van het Eerste Aanvullend Protocol bij het EVRM en artikel 16 Grondwet volgt dat een onteigening ten algemene nutte slechts kan plaatsvinden indien zij strikt noodzakelijk is, zodat de onteigenende overheid aldus dient te onderzoeken of zij het onteigeningsdoel kan verwezenlijken zonder een onteigening uit te voeren (1). (1) Zie concl. OM.
7 september 2017
7 september 2017
C.2016.0360.N AC nr. 452
- Beslissing tot onteigening - Motivering - Beoordeling door de feitenrechter
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
7 september 2017
7 september 2017
- Beslissing tot onteigening - Motivering
C.2016.0360.N AC nr. 452
Een afdoende motivering zoals bedoeld in artikel 3 van de wet Motivering Bestuurshandelingen, houdt in dat de beslissing door de motivering moet worden gedragen, zodat in verband met onteigeningen de motivering moet vermelden waarom de onteigening noodzakelijk is, hetgeen impliceert dat de motivering moet berusten op werkelijke feiten, dat uit de motivering een redelijk verband tussen de voorgenomen onteigening en het vooropgestelde doel kan worden afgeleid en dat, naargelang het geval, uit die motivering blijkt dat de genomen beleidsopties afgewogen werden (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 2 en 3 Wet 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen
7 september 2017
7 september 2017
C.2016.0360.N XX xx. 000
- Xxxxxxxxxxx - Strikte noodzakelijkheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
7 september 2017
7 september 2017
C.2016.0360.N AC nr. 452
- Beslissing tot onteigening - Motivering - Beoordeling door de feitenrechter
Het staat aan de feitenrechter te oordelen of de motivering afdoende is, waarbij hij evenwel niet het wettelijk begrip van de motiveringsplicht van de overheid mag schenden (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 2 en 3 Wet 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen
7 september 2017
7 september 2017
C.2016.0360.N AC nr. 452
ONVERDEELDHEID
- Gerechtelijke procedure - Kosten - Gemeenschappelijke lasten - Bijdrage van de mede- eigenaars - Gerechtelijke procedure tussen een mede-eigenaar en de mede-eigendom - Gedeeltelijk niet-gegronde eis - Bijdrage in de kosten van de mede-eigendom als mede-eigenaar - Veroordeling tot een gedeelte van de kosten van de mede-eigendom als in het ongelijk gestelde tegenpartij - Grondslagen - Mede-eigendom
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
20 april 2018
20 april 2018
C.2017.0335.F AC nr. ...
- Mede-eigendom - Gerechtelijke procedure - Kosten - Gemeenschappelijke lasten - Bijdrage van de mede-eigenaars - Gerechtelijke procedure tussen een mede-eigenaar en de mede-eigendom - Gedeeltelijk niet-gegronde eis - Bijdrage in de kosten van de mede-eigendom als mede-eigenaar - Veroordeling tot een gedeelte van de kosten van de mede-eigendom als in het ongelijk gestelde tegenpartij - Grondslagen
Artikel 577-9, § 8, tweede lid, Burgerlijk Wetboek heeft enkel betrekking op de bijdrage van de gedeeltelijk in het ongelijk gestelde mede-eigenaar in de kosten die de mede-eigendom ten laste worden gelegd als lasten van de gemeenschappelijke zaak en houdt geen verband met de bevoegdheid die de rechter krachtens artikel 1017, vierde lid, Gerechtelijk Wetboek heeft om die mede-eigenaar te veroordelen tot een gedeelte van de kosten van de mede-eigendom betreffende de procedure tussen die partijen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr. .
- Art. 1017, vierde lid Gerechtelijk Wetboek
- Art. 577-9, § 8, tweede lid Burgerlijk Wetboek
20 april 2018
20 april 2018
C.2017.0335.F AC nr. ...
OPENBARE ORDE
- Begrip - Burgerlijke zaken - Relativiteit van de overeenkomsten
Enkel de wet die de wezenlijke belangen van de Staat of van de gemeenschap betreft of, in het privaatrecht, de juridische grondslagen vastlegt waarop de economische of morele orde van de samenleving berust, raakt de openbare orde; dat geldt niet voor de regel van de relativiteit van de overeenkomsten, vastgelegd in artikel 1165 van het Burgerlijk Wetboek.
- Art. 1165 Burgerlijk Wetboek
4 mei 2018
4 mei 2018
C.2016.0145.F AC nr. ...
- Burgerlijke zaken - Relativiteit van de overeenkomsten - Ontstentenis
Enkel de wet die de wezenlijke belangen van de Staat of van de gemeenschap betreft of, in het privaatrecht, de juridische grondslagen vastlegt waarop de economische of morele orde van de samenleving berust, raakt de openbare orde; dat geldt niet voor de regel van de relativiteit van de overeenkomsten, vastgelegd in artikel 1165 van het Burgerlijk Wetboek.
- Art. 1165 Burgerlijk Wetboek
4 mei 2018
4 mei 2018
C.2016.0145.F AC nr. ...
- Vrijheid van handel en nijverheid - Ongeoorloofde beperking - Verbod - Aard
Artikel 7 van het decreet van 2 en 17 maart 1791, dat zich verzet tegen een ongeoorloofde beperking van de vrijheid van handel en nijverheid, is van openbare orde (1). (1) Xxxx. (volt. zitt.) 25 juni 2015, AR C.14.0008.F, AC 2015, nr. 444, met concl. van advocaat-generaal T. WERQUIN in Pas. 2015, nr. 444; zie ook Cass. 23 januari 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 59.
- Art. 7 Decr. d'Allarde van 2-17 maart 1791
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0354.N AC nr. 468
OVEREENKOMST
ALGEMENE BEGRIPPEN
Algemeen - Relativiteit van de overeenkomsten - Openbare orde
Enkel de wet die de wezenlijke belangen van de Staat of van de gemeenschap betreft of, in het privaatrecht, de juridische grondslagen vastlegt waarop de economische of morele orde van de samenleving berust, raakt de openbare orde; dat geldt niet voor de regel van de relativiteit van de overeenkomsten, vastgelegd in artikel 1165 van het Burgerlijk Wetboek.
- Art. 1165 Burgerlijk Wetboek
4 mei 2018
4 mei 2018
C.2016.0145.F AC nr. ...
BESTANDDELEN
Bestanddelen - Voorwerp - Concurrentiebeding - Onredelijke beperking van de concurrentie
De beperking van de concurrentie is onredelijk wanneer die naar voorwerp, territorium of duur verder reikt dan noodzakelijk om de concurrentie tegen te gaan (1). (1) Xxxx. (volt. zitt.) 25 juni 2015, AR C.14.0008.F, AC 2015, nr. 444, met concl. van advocaat-generaal T. WERQUIN in Pas. 2015, nr. 444; zie ook Cass. 23 januari 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 59.
- Art. 7 Decr. d'Allarde van 2-17 maart 1791
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0354.N AC nr. 468
Bestanddelen - Voorwerp - Concurrentiebeding - Onredelijke beperking van de concurrentie
Het beding dat een onredelijke beperking van de concurrentie naar voorwerp, territorium of duur oplegt, is nietig (1). (1) Xxxx. (volt. zitt.) 25 juni 2015, AR C.14.0008.F, AC 2015, nr. 444, met concl. van advocaat-generaal T. WERQUIN in Pas. 2015, nr. 444; zie ook Cass. 23 januari 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 59.
- Art. 7 Decr. d'Allarde van 2-17 maart 1791
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0354.N AC nr. 468
RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN PARTIJEN
Rechten en verplichtingen van partijen - Tussen partijen - Vrijheid van handel en nijverheid - Concurrentiebeding - Onredelijke beperking van de concurrentie
Het beding dat een onredelijke beperking van de concurrentie naar voorwerp, territorium of duur oplegt, is nietig (1). (1) Xxxx. (volt. zitt.) 25 juni 2015, AR C.14.0008.F, AC 2015, nr. 444, met concl. van advocaat-generaal T. WERQUIN in Pas. 2015, nr. 444; zie ook Cass. 23 januari 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 59.
- Art. 7 Decr. d'Allarde van 2-17 maart 1791
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0354.N AC nr. 468
Rechten en verplichtingen van partijen - Tussen partijen - Vrijheid van handel en nijverheid - Concurrentiebeding - Onredelijke beperking van de concurrentie
De beperking van de concurrentie is onredelijk wanneer die naar voorwerp, territorium of duur verder reikt dan noodzakelijk om de concurrentie tegen te gaan (1). (1) Xxxx. (volt. zitt.) 25 juni 2015, AR C.14.0008.F, AC 2015, nr. 444, met concl. van advocaat-generaal T. WERQUIN in Pas. 2015, nr. 444; zie ook Cass. 23 januari 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 59.
- Art. 7 Decr. d'Allarde van 2-17 maart 1791
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0354.N AC nr. 468
PREJUDICIEEL GESCHIL
- Grondwettelijk Hof - WAM-verzekering - WAM 1989 - Artikel 19bis-13, § 3 - Schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet - Vraagstelling
•Wanneer het cassatiemiddel een schending van de artikelen 10 en 11 Grondwet opwerpt in
zoverre artikel 19bis-13, §3, WAM toelaat dat de secundaire schadelijder de vergoeding van zijn materiële schade wordt ontzegd, niettegenstaande deze werd veroorzaakt door een geïdentificeerde bestuurder doch louter door het feit dat deze zich kan beroepen op de tussenkomst van een niet-geïdentificeerde bestuurder, stelt het Hof de vraag aan het
Grondwettelijk Hof of artikel 19bis-13, §3, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen de artikelen 10 en 11 Grondwet schendt, indien het in die zin geïnterpreteerd wordt dat, naast de primaire schadelijder van een ongeval veroorzaakt door een niet-geïdentificeerd voertuig, ook de secundaire schadelijder de mogelijkheid ontzegd kan worden vergoeding voor materiële schade van het gemeenschappelijk waarborgfonds te verkrijgen, aangezien dergelijke interpretatie immers een ongelijkheid creëert in hoofde van de groep secundaire schadelijders, omdat slachtoffers van een schadegeval dat veroorzaakt wordt door een bestuurder die geconfronteerd wordt met een toevallig feit dat tegelijkertijd een niet- geïdentificeerd voertuig is, enkel recht hebben op vergoeding van de lichamelijke schade, terwijl de slachtoffers van een schadegeval dat veroorzaakt wordt door een bestuurder die geconfronteerd wordt met een zuiver toevallig feit recht hebben op integrale vergoeding van zowel lichamelijke als materiële schade.
- Art. 19bis-13, § 3 Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen
- Xxxx. 00 xx 00 Xxxxxxxx 0000
8 februari 2018
8 februari 2018
C.2015.0458.N AC nr. ...
- Grondwettelijk Hof - WAM-verzekering - WAM 1989 - Artikel 19bis-13, § 3 - Schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet - Vraagstelling
•Wanneer het cassatiemiddel een schending van de artikelen 10 en 11 Grondwet opwerpt in
zoverre artikel 19bis-13, §3, WAM toelaat dat de secundaire schadelijder de vergoeding van zijn materiële schade wordt ontzegd, niettegenstaande deze werd veroorzaakt door een geïdentificeerde bestuurder doch louter door het feit dat deze zich kan beroepen op de tussenkomst van een niet-geïdentificeerde bestuurder, stelt het Hof de vraag aan het
Grondwettelijk Hof of artikel 19bis-13, §3, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen de artikelen 10 en 11 Grondwet schendt, indien het in die zin geïnterpreteerd wordt dat, naast de primaire schadelijder van een ongeval veroorzaakt door een niet-geïdentificeerd voertuig, ook de secundaire schadelijder de mogelijkheid ontzegd kan worden vergoeding voor materiële schade van het gemeenschappelijk waarborgfonds te verkrijgen, aangezien dergelijke interpretatie immers een ongelijkheid creëert in hoofde van de groep secundaire schadelijders, omdat slachtoffers van een schadegeval dat veroorzaakt wordt door een bestuurder die geconfronteerd wordt met een toevallig feit dat tegelijkertijd een niet- geïdentificeerd voertuig is, enkel recht hebben op vergoeding van de lichamelijke schade, terwijl de slachtoffers van een schadegeval dat veroorzaakt wordt door een bestuurder die geconfronteerd wordt met een zuiver toevallig feit recht hebben op integrale vergoeding van zowel lichamelijke als materiële schade.
- Art. 19bis-13, § 3 Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen
- Xxxx. 00 xx 00 Xxxxxxxx 0000
8 februari 2018
8 februari 2018
C.2015.0458.N AC nr. 434
RECHT VAN VERDEDIGING
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Opdracht van de rechter - Ambtshalve aanvullen van redenen
De rechter is gehouden het geschil te beslechten overeenkomstig de daarop van toepassing zijnde rechtsregels; hij moet de juridische aard van de door partijen aangevoerde feiten en handelingen onderzoeken en mag, ongeacht de juridische omschrijving die de partijen daaraan hebben gegeven, de door hen aangevoerde redenen ambtshalve aanvullen op voorwaarde dat hij geen betwisting opwerpt waarvan de partijen bij conclusie het bestaan hebben uitgesloten, dat hij enkel steunt op elementen die hem regelmatig zijn voorgelegd, dat hij het voorwerp van de vordering niet wijzigt en dat hij daarbij het recht van verdediging van de partijen niet miskent (1). (1) Cass. 6 mei 2016, AR C.15.0365.F, xxx.xxxxxxx.xx; Cass. 8 mei 2015, XX X.00.0000.X-X.00.0000.X, AC 2015, nr. 300;
Cass. 30 januari 2014, XX X.00.0000.X, AC 2014, nr. 83; Cass. 23 januari 2014, AR C.12.0467.N, AC
2014, nr. 58; Cass. 31 oktober 2013, AR C.13.0005.N, AC 2013, nr. 571, met concl. van advocaat-
generaal X. XXX XXXXXXXX; Cass. 27 september 2013, AR C.12.0381.F, AC 2013, nr. 487; Cass. 27
juni 2013, AR C.11.0508.F, AC 2013, nr. 399; Cass. 25 maart 2013, AR C.12.0037.N, AC 2013, nr. 207.
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0526.N AC nr. 469
Burgerlijke zaken - Opdracht van de rechter - Ambtshalve opwerpen van rechtsmiddelen
De rechter heeft de plicht ambtshalve de rechtsmiddelen op te werpen waarvan de toepassing geboden is door de feiten die door de partijen zelf worden aangevoerd tot staving van hun eisen (1); hiermee worden gelijkgesteld de feiten die de rechter zelf naar voor brengt uit de elementen die hem regelmatig werden voorgelegd (2). (1) Cass. 31 oktober 2013, AR C.13.0005.N, AC 2013, nr.
571, met concl. van advocaat-generaal A. XXX XXXXXXXX; Cass. 27 september 2013, AR C.12.0381.F, AC 2013, nr. 487; Cass. 5 september 2013, AR C.12.0599.N, AC 2013, nr. 426; Cass. 14
december 2012, XX X.00.0000.X, AC 2012, nr. 690; zie ook X. XXXXXXXX, "Le rôle actif du juge xxxxxx par le principe dispositif et le respect des droits de la défense", in X. XXXXXX (ed.), Au-delà de la loi, Actualités et évolutions des principes généraux du droit, Louvain-la-Neuve, Anthemis 2006, (127) 147. (2) Cass. 5 september 2013, AR C.12.0599.N, AC 2013, nr. 426.
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0526.N AC nr. 469
Burgerlijke zaken - Xxxxxx van verjaring - Opgeworpen in pleidooi - Niet aangevoerd in conclusie - Gevolg - Beoordeling door de rechter
De rechter die vaststelt dat in een pleidooi een middel van verjaring wordt opgeworpen dat niet in de conclusie was aangevoerd, mag het mondeling opgeworpen middel niet louter op die grond verwerpen.
- Artt. 756bis en 2244 Gerechtelijk Wetboek
14 september 2017
14 september 2017
C.2015.0247.N AC nr. 467
STRAFZAKEN
Strafzaken - Arbeidswet - Overtredingen - Bestanddelen - Beoordeling door de rechter - Eerbiediging van het recht van verdediging
Het arrest dat, op grond van de overgelegde gegevens waarover de partijen tegenspraak hebben kunnen voeren, nagaat of de bestanddelen die deze overtredingen uitmaken, kunnen doen besluiten dat de materialiteit van die overtredingen niet is aangetoond, miskent het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging niet en schendt noch artikel 774, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek, noch artikel 6 EVRM.
- Art. 6 Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
- Artt. 138bis, § 2, en 774, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
5 maart 2018
5 maart 2018
S.2017.0068.F AC nr. ...
RECHTBANKEN
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Algemeen - Opdracht van de rechter - Ambtshalve aanvullen van redenen
De rechter is gehouden het geschil te beslechten overeenkomstig de daarop van toepassing zijnde rechtsregels; hij moet de juridische aard van de door partijen aangevoerde feiten en handelingen onderzoeken en mag, ongeacht de juridische omschrijving die de partijen daaraan hebben gegeven, de door hen aangevoerde redenen ambtshalve aanvullen op voorwaarde dat hij geen betwisting opwerpt waarvan de partijen bij conclusie het bestaan hebben uitgesloten, dat hij enkel steunt op elementen die hem regelmatig zijn voorgelegd, dat hij het voorwerp van de vordering niet wijzigt en dat hij daarbij het recht van verdediging van de partijen niet miskent (1). (1) Cass. 6 mei 2016, AR C.15.0365.F, xxx.xxxxxxx.xx; Cass. 8 mei 2015, XX X.00.0000.X-X.00.0000.X, AC 2015, nr. 300;
Cass. 30 januari 2014, AR C.12.0305.N, AC 2014, nr. 83; Cass. 23 januari 2014, AR C.12.0467.N, AC
2014, nr. 58; Cass. 31 oktober 2013, AR C.13.0005.N, AC 2013, nr. 571, met concl. van advocaat-
generaal X. XXX XXXXXXXX; Cass. 27 september 2013, AR C.12.0381.F, AC 2013, nr. 487; Cass. 27
juni 2013, AR C.11.0508.F, AC 2013, nr. 399; Cass. 25 maart 2013, AR C.12.0037.N, AC 2013, nr. 207.
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0526.N AC nr. 469
Burgerlijke zaken - Algemeen - Opdracht van de rechter - Ambtshalve opwerpen van rechtsmiddelen
De rechter heeft de plicht ambtshalve de rechtsmiddelen op te werpen waarvan de toepassing geboden is door de feiten die door de partijen zelf worden aangevoerd tot staving van hun eisen (1); hiermee worden gelijkgesteld de feiten die de rechter zelf naar voor brengt uit de elementen die hem regelmatig werden voorgelegd (2). (1) Cass. 31 oktober 2013, AR C.13.0005.N, AC 2013, nr.
571, met concl. van advocaat-generaal A. XXX XXXXXXXX; Cass. 27 september 2013, AR C.12.0381.F, AC 2013, nr. 487; Cass. 5 september 2013, AR C.12.0599.N, AC 2013, nr. 426; Cass. 14
december 2012, XX X.00.0000.X, AC 2012, nr. 690; zie ook X. XXXXXXXX, "Le rôle actif du juge xxxxxx par le principe dispositif et le respect des droits de la défense", in X. XXXXXX (ed.), Au-delà de la loi, Actualités et évolutions des principes généraux du droit, Louvain-la-Neuve, Anthemis 2006, (127) 147. (2) Cass. 5 september 2013, AR C.12.0599.N, AC 2013, nr. 426.
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0526.N AC nr. 469
Burgerlijke zaken - Algemeen - Arbeidswet - Overtredingen - Bestanddelen - Beoordeling door de rechter - Eerbiediging van het recht van verdediging
Het arrest dat, op grond van de overgelegde gegevens waarover de partijen tegenspraak hebben kunnen voeren, nagaat of de bestanddelen die deze overtredingen uitmaken, kunnen doen besluiten dat de materialiteit van die overtredingen niet is aangetoond, miskent het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging niet en schendt noch artikel 774, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek, noch artikel 6 EVRM.
- Art. 6 Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
- Artt. 138bis, § 2, en 774, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
5 maart 2018
5 maart 2018
S.2017.0068.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Sociale zaken (bijzondere regels) - Werkloosheid - Administratieve sanctie - Betwisting - Bevoegdheid - Arbeidsrechtbank - Bevoegdheid van de rechter - Toetsing met volle rechtsmacht
Wanneer de directeur van het werkloosheidsbureau een werkloze uitsluit van het recht op uitkeringen en laatstgenoemde die administratieve sanctie betwist, ontstaat tussen de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en de werkloze een betwisting over het recht op uitkeringen gedurende het tijdvak van de uitsluiting; de arbeidsrechtbank is bevoegd om uitspraak te doen over die
betwisting, aangezien dat rechtscollege, krachtens artikel 580, 2°, Gerechtelijk Wetboek, kennisneemt van de geschillen over de rechten en plichten van de loontrekkenden die voortvloeien uit de wetten en reglementen inzake werkloosheid; de arbeidsrechtbank die over een dergelijk geschil moet beslissen, oefent, met naleving van het recht van verdediging en binnen het kader van het geding zoals de partijen dat zijn overeengekomen, een toetsing met volle rechtsmacht uit over de beslissing die de directeur heeft genomen over de strafmaat, waarbij ze kan kiezen voor uitsluiting van het recht op de uitkeringen zonder uitstel, voor uitsluiting met uitstel of verwittiging en, desgevallend, de duur en de modaliteiten van die sanctie kan kiezen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr. ...
5 maart 2018
5 maart 2018
S.2016.0062.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Sociale zaken (bijzondere regels) - Werkloosheid - Administratieve sanctie - Betwisting - Bevoegdheid - Arbeidsrechtbank - Bevoegdheid van de rechter - Toetsing met volle rechtsmacht
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
5 maart 2018
5 maart 2018
RECHTEN VAN DE MENS
VERDRAG RECHTEN VAN DE MENS
S.2016.0062.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 5 - Art. 5.1 - Artikel 5.1.f - Vastgehouden vreemdeling - Beslissing tot verwijdering - Uitvoering - Wederrechtelijk verzet tegen de verwijdering - Nieuwe vasthoudingsbeslissing
De overheid die met toepassing van artikel 74/5, § 1, Vreemdelingenwet een nieuwe vrijheidsberovende maatregel neemt t.a.v. een vreemdeling die rechtmatig wordt vastgehouden in een plaats gesitueerd in het grensgebied en die louter door zijn wederrechtelijk verzet zijn effectieve verwijdering belet, schendt artikel 5.1.f EVRM niet (1). (1) Zie Cass. 31 maart 2004, AR P.04.0363.F, AC 2004, nr. 173: "De artikelen 5.1.f en 18 EVRM verbieden de verdragsluitende partijen niet om, met toepassing van hun nationale wetten te bepalen dat er t.a.v. de vreemdeling die hun grondgebied wederrechtelijk tracht binnen te dringen, een nieuwe maatregel van vrijheidsberoving zal kunnen worden genomen, telkens wanneer hij die daad opnieuw stelt".
- Art. 5.1.f Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
- Art. 74-5, § 1 Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
4 oktober 2017
4 oktober 2017
P.2017.0936.F AC nr. 527
RECHTERLIJKE ORGANISATIE
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Beslagrechter - Samenstelling van de zetel
Artikel 91, achtste lid, Gerechtelijk Wetboek, in de versie vóór de wijziging ervan bij de wet van 19 oktober 2015, is niet van toepassing op procedures voor de beslagrechter die krachtens artikel 1395 Gerechtelijk Wetboek als gespecialiseerde rechter in beslagzaken steeds als alleensprekend rechter zetelt.
7 september 2017
7 september 2017
RECHTSBEGINSELEN (ALGEMENE)
C.2016.0378.N XX xx. 000
- Xxxxxxxx van de rechter - Beslechting van het geschil overeenkomstig de toepasselijke rechtsregels
De regel volgens dewelke de rechter gehouden is het geschil te beslechten overeenkomstig de daarop van toepassing zijnde rechtsregels vormt een algemeen rechtsbeginsel (impliciete oplossing).
14 september 2017
14 september 2017
RECHTSBIJSTAND
C.2016.0526.N AC nr. 469
- Cassatieberoep - Betekening aan de partij tegen wie het gericht is - Vervolgde persoon - Maatregelen inzake opgelegde hulpverlening - Verplichting - Voorwaarde
Voor de toepassing van artikel 427, eerste lid, Wetboek van Strafvordering wordt het kind dat xxxxxxxxxxxxxx instelt tegen een arrest dat maatregelen inzake gedwongen hulpverlening neemt ten aanzien van hemzelf en van zijn ouders, gelijkgesteld met de vervolgde persoon; het arrest dat de dwangmaatregelen beveelt, doet geen uitspraak over de tegen het kind ingestelde burgerlijke rechtsvordering; het cassatieberoep dient bijgevolg niet te worden betekend aan het openbaar ministerie en aan de ouders van verzoekster.
- Art. 427, eerste lid Wetboek van Strafvordering
5 april 2018
5 april 2018
G.2018.0070.F AC nr. ...
REDENEN VAN DE VONNISSEN EN ARRESTEN
ALGEMEEN
Algemeen - Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Opdracht van de rechter - Ambtshalve aanvullen van redenen
De rechter is gehouden het geschil te beslechten overeenkomstig de daarop van toepassing zijnde rechtsregels; hij moet de juridische aard van de door partijen aangevoerde feiten en handelingen onderzoeken en mag, ongeacht de juridische omschrijving die de partijen daaraan hebben gegeven, de door hen aangevoerde redenen ambtshalve aanvullen op voorwaarde dat hij geen betwisting opwerpt waarvan de partijen bij conclusie het bestaan hebben uitgesloten, dat hij enkel steunt op elementen die hem regelmatig zijn voorgelegd, dat hij het voorwerp van de vordering niet wijzigt en dat hij daarbij het recht van verdediging van de partijen niet miskent (1). (1) Cass. 6 mei 2016, AR C.15.0365.F, xxx.xxxxxxx.xx; Cass. 8 mei 2015, XX X.00.0000.X-X.00.0000.X, AC 2015, nr. 300;
Cass. 30 januari 2014, AR C.12.0305.N, AC 2014, nr. 83; Cass. 23 januari 2014, AR C.12.0467.N, AC
2014, nr. 58; Cass. 31 oktober 2013, AR C.13.0005.N, AC 2013, nr. 571, met concl. van advocaat-
generaal X. XXX XXXXXXXX; Cass. 27 september 2013, AR C.12.0381.F, AC 2013, nr. 487; Cass. 27
juni 2013, AR C.11.0508.F, AC 2013, nr. 399; Cass. 25 maart 2013, AR C.12.0037.N, AC 2013, nr. 207.
C.2016.0526.N
AC nr. 469
14 september 2017
Algemeen - Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Opdracht van de rechter - Ambtshalve opwerpen van rechtsmiddelen
De rechter heeft de plicht ambtshalve de rechtsmiddelen op te werpen waarvan de toepassing geboden is door de feiten die door de partijen zelf worden aangevoerd tot staving van hun eisen (1); hiermee worden gelijkgesteld de feiten die de rechter zelf naar voor brengt uit de elementen die hem regelmatig werden voorgelegd (2). (1) Cass. 31 oktober 2013, AR C.13.0005.N, AC 2013, nr.
571, met concl. van advocaat-generaal A. XXX XXXXXXXX; Cass. 27 september 2013, AR C.12.0381.F, AC 2013, nr. 487; Cass. 5 september 2013, AR C.12.0599.N, AC 2013, nr. 426; Cass. 14
december 2012, XX X.00.0000.X, AC 2012, nr. 690; zie ook X. XXXXXXXX, "Le rôle actif du juge xxxxxx par le principe dispositif et le respect des droits de la défense", in X. XXXXXX (ed.), Au-delà de la loi, Actualités et évolutions des principes généraux du droit, Louvain-la-Neuve, Anthemis 2006, (127) 147. (2) Cass. 5 september 2013, AR C.12.0599.N, AC 2013, nr. 426.
14 september 2017
14 september 2017
GEEN CONCLUSIE
C.2016.0526.N AC nr. 469
Geen conclusie - Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Gevolg - Beoordeling door de rechter - Middel van verjaring - Opgeworpen in pleidooi - Niet aangevoerd in conclusie
De rechter die vaststelt dat in een pleidooi een middel van verjaring wordt opgeworpen dat niet in de conclusie was aangevoerd, mag het mondeling opgeworpen middel niet louter op die grond verwerpen.
- Artt. 756bis en 2244 Gerechtelijk Wetboek
14 september 2017
14 september 2017
C.2015.0247.N AC nr. 467
STRAF
ANDERE STRAFFEN
Andere Straffen - Allerlei - Wegverkeer - Vervangende straf - Verval van het recht tot sturen
In afwijking van artikel 40 Strafwetboek voorziet artikel 69bis Wegverkeerswet voor de geldboete enkel in een vervangend rijverbod (1); bij gebreke van betaling van de geldboete binnen de wettelijke termijn kan de rechter bijgevolg geen vervangende gevangenisstraf opleggen. (1) Cass. 12 april 2005, AR P.04.1292.N, AC 2005, nr. 217.
- Art. 40 Strafwetboek
- Art. 69bis Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968
4 oktober 2017
4 oktober 2017
P.2017.0355.F AC nr. 526
VENNOOTSCHAPPEN
HANDELSVENNOOTSCHAPPEN
Handelsvennootschappen - Naamloze vennotschappen - Bestuurders - Verlies van maatschappelijk kapitaal - Verplichting om de algemene vergadering samen te roepen binnen de twee maanden na de vaststelling van het verlies - Vaststaande niet-nakoming - Tijdstip
De niet-nakoming, door de bestuurders, van hun verplichting om de algemene vergadering samen te roepen binnen de twee maanden nadat het verlies van het maatschappelijk kapitaal werd vastgesteld of had moeten worden vastgesteld krachtens de wettelijke of statutaire bepalingen, staat vast zodra die termijn is verstreken.
- Artt. 198, § 1, eerste streepje, en 633, eerste lid Wetboek 7 mei 1999 van vennootschappen
4 mei 2018
4 mei 2018
C.2017.0410.F AC nr. ...
VERJARING
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Allerlei - Middel van verjaring - Opgeworpen in pleidooi - Niet aangevoerd in conclusie - Gevolg - Beoordeling door de rechter
De rechter die vaststelt dat in een pleidooi een middel van verjaring wordt opgeworpen dat niet in de conclusie was aangevoerd, mag het mondeling opgeworpen middel niet louter op die grond verwerpen.
- Artt. 756bis en 2244 Gerechtelijk Wetboek
14 september 2017
14 september 2017
C.2015.0247.N AC nr. 467
VERWIJZING NA CASSATIE
STRAFZAKEN
Strafzaken - Strafvordering - Vervangende gevangenisstraf - Onwettigheid - Omvang van de vernietiging
Wanneer de rechter een vervangende gevangenisstraf heeft uitgesproken terwijl de wet hem enkel ertoe machtigde een vervangend rijverbod op te leggen en de veroordelende beslissing, voor het overige, overeenkomstig de wet is gewezen, wordt de vernietiging tot die straf beperkt (1). (1) Zie Cass. 21 mei 2014, AR P.14.0560.F, AC 2014, nr. 367 (vernietiging zonder verwijzing van de vervangende gevangenisstraf, in zoverre ze het wettelijk maximum overschrijdt); Cass. 21 april 1999, AR P.98.1388.F, AC 1999, nr. 229 (ibid.); Cass. 26 april 2016, AR P.15.1381.N, AC 2016, nr. 280
(vernietiging met verwijzing beperkt tot de door de appelrechter verzwaarde vervangende gevangenisstraf, zonder vast te stellen dat de beslissing met eenparigheid van stemmen werd genomen); X. XXXXXXXX, Cassation en matière répressive, Bruylant, 2006, nr. 955.
4 oktober 2017
4 oktober 2017
VERZEKERING
LANDVERZEKERING
P.2017.0355.F AC nr. 526
Landverzekering - Artikel 86 Wet Landverzekeringsovereenkomst - Aansprakelijkheidsverzekeraar - Aansprakelijkheid verzekerde op grond van artikel 0000xxx Xxxxxxxxxx Wetboek - Bewijslast
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 september 2017
14 september 2017
C.2016.0273.N AC nr. 470
Landverzekering - Artikel 86 Wet Landverzekeringsovereenkomst -
Aansprakelijkheidsverzekeraar - Aansprakelijkheid verzekerde op grond van artikel 0000xxx Xxxxxxxxxx Wetboek - Bewijslast
Degene die beweert dat een persoon die schade heeft veroorzaakt, zich in een staat van ernstige geestesstoornis of zwakzinnigheid bevindt die hem voor de controle van zijn daden ongeschikt maakt, zodat hij aansprakelijk is op grond van artikel 0000xxx Xxxxxxxxxx Wetboek, dient dit, in toepassing van artikel 1315, eerste lid, Burgerlijk Wetboek te bewijzen; hieruit volgt dat wanneer de benadeelde een rechtstreekse vordering instelt tegen de aansprakelijkheidsverzekeraar op grond van artikel 86 Wet Landverzekeringsovereenkomst, zoals hier van toepassing, en aanvoert dat diens verzekerde aansprakelijk is op grond van artikel 0000xxx Xxxxxxxxxx Wetboek, terwijl de aansprakelijkheidsverzekeraar opzet in hoofde van zijn verzekerde inroept, de benadeelde in de eerste plaats het bewijs moet leveren dat de verzekerde op het ogenblik van de feiten niet in staat was zijn daden te controleren (1). (1) Zie andersluidende concl. OM.
- Artt. 8, eerste lid, en 86 Wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst
- Artt. 1315, eerste lid, en 0000xxx Xxxxxxxxxx Wetboek
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0273.N AC nr. 470
VORDERING IN RECHTE
- Oorzaak van de vordering - Opdracht van de rechter - Ambtshalve opwerpen van
De rechter heeft de plicht ambtshalve de rechtsmiddelen op te werpen waarvan de toepassing geboden is door de feiten die door de partijen zelf worden aangevoerd tot staving van hun eisen (1); hiermee worden gelijkgesteld de feiten die de rechter zelf naar voor brengt uit de elementen die hem regelmatig werden voorgelegd (2). (1) Cass. 31 oktober 2013, AR C.13.0005.N, AC 2013, nr.
571, met concl. van advocaat-generaal A. XXX XXXXXXXX; Cass. 27 september 2013, AR C.12.0381.F, AC 2013, nr. 487; Cass. 5 september 2013, AR C.12.0599.N, AC 2013, nr. 426; Cass. 14
december 2012, XX X.00.0000.X, AC 2012, nr. 690; zie ook X. XXXXXXXX, "Le rôle actif du juge xxxxxx par le principe dispositif et le respect des droits de la défense", in X. XXXXXX (ed.), Au-delà de la loi, Actualités et évolutions des principes généraux du droit, Louvain-la-Neuve, Anthemis 2006, (127) 147. (2) Cass. 5 september 2013, AR C.12.0599.N, AC 2013, nr. 426.
14 september 2017
14 september 2017
C.2016.0526.N XX xx. 000
- Xxxxxxx van de vordering - Opdracht van de rechter - Ambtshalve aanvullen van redenen
De rechter is gehouden het geschil te beslechten overeenkomstig de daarop van toepassing zijnde rechtsregels; hij moet de juridische aard van de door partijen aangevoerde feiten en handelingen onderzoeken en mag, ongeacht de juridische omschrijving die de partijen daaraan hebben gegeven, de door hen aangevoerde redenen ambtshalve aanvullen op voorwaarde dat hij geen betwisting opwerpt waarvan de partijen bij conclusie het bestaan hebben uitgesloten, dat hij enkel steunt op elementen die hem regelmatig zijn voorgelegd, dat hij het voorwerp van de vordering niet wijzigt en dat hij daarbij het recht van verdediging van de partijen niet miskent (1). (1) Cass. 6 mei 2016, AR C.15.0365.F, xxx.xxxxxxx.xx; Cass. 8 mei 2015, XX X.00.0000.X-X.00.0000.X, AC 2015, nr. 300;
Cass. 30 januari 2014, AR C.12.0305.N, AC 2014, nr. 83; Cass. 23 januari 2014, AR C.12.0467.N, AC
2014, nr. 58; Cass. 31 oktober 2013, AR C.13.0005.N, AC 2013, nr. 571, met concl. van advocaat-
generaal X. XXX XXXXXXXX; Cass. 27 september 2013, AR C.12.0381.F, AC 2013, nr. 487; Cass. 27
juni 2013, AR C.11.0508.F, AC 2013, nr. 399; Cass. 25 maart 2013, AR C.12.0037.N, AC 2013, nr. 207.
14 september 2017
14 september 2017
VREEMDELINGEN
C.2016.0526.N AC nr. 469
- Vastgehouden vreemdeling - Beslissing tot verwijdering - Uitvoering - Wederrechtelijk verzet tegen de verwijdering - Nieuwe vasthoudingsbeslissing - Aard
Noch artikel 74/5 Vreemdelingenwet, noch enige andere wetsbepaling verbieden de minister of zijn gemachtigde om, met toepassing van § 1 van voornoemd artikel 74/5, een nieuwe vrijheidsberovende maatregel te nemen t.a.v. een vreemdeling die rechtmatig wordt vastgehouden in een plaats gesitueerd in het grensgebied en die louter door zijn wederrechtelijk verzet zijn effectieve verwijdering belet (1); die nieuwe maatregel is een autonome titel die in de plaats komt van de titel waarop hij volgt en waarvan hij dus geen verlenging vormt (2). (1) Cass. 31 maart 2004, AR P.04.0363.F, AC 2004, nr. 173; Cass. 31 augustus 1999, AR P.99.1294.N, AC 1999, nr. 428, met
concl. xxx X. XX XXXXX, toen advocaat-generaal; Cass. 28 september 1999, XX X.00.0000.X, AC 1999, nr. 487, met concl. xxx X. xx XXXXXX, toen eerste advocaat-generaal; Cass. 2 november 1999, XX X.00.0000.X, AC 1999, nr. 582. (2) Zie Cass. 31 maart 2004, AR P.04.0363.F, AC 2004, nr. 173.
- Art. 74-5, § 1 Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
4 oktober 2017
4 oktober 2017
P.2017.0936.F AC nr. 527
- Vastgehouden vreemdeling - Beslissing tot verwijdering - Uitvoering - Wederrechtelijk verzet tegen de verwijdering - Nieuwe vasthoudingsbeslissing - Verdrag Rechten van de Mens - Artikel 5.1.f
De overheid die met toepassing van artikel 74/5, § 1, Vreemdelingenwet een nieuwe vrijheidsberovende maatregel neemt t.a.v. een vreemdeling die rechtmatig wordt vastgehouden in een plaats gesitueerd in het grensgebied en die louter door zijn wederrechtelijk verzet zijn effectieve verwijdering belet, schendt artikel 5.1.f EVRM niet (1). (1) Zie Cass. 31 maart 2004, AR P.04.0363.F, AC 2004, nr. 173: "De artikelen 5.1.f en 18 EVRM verbieden de verdragsluitende partijen niet om, met toepassing van hun nationale wetten te bepalen dat er t.a.v. de vreemdeling die hun grondgebied wederrechtelijk tracht binnen te dringen, een nieuwe maatregel van vrijheidsberoving zal kunnen worden genomen, telkens wanneer hij die daad opnieuw stelt".
- Art. 5.1.f Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
- Art. 74-5, § 1 Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
4 oktober 2017
4 oktober 2017
P.2017.0936.F AC nr. 527
WEGVERKEER
WEGVERKEERSWET
Wetsbepalingen - Art. 69bis - Vervangende straf - Verval van het recht tot sturen
In afwijking van artikel 40 Strafwetboek voorziet artikel 69bis Wegverkeerswet voor de geldboete enkel in een vervangend rijverbod (1); bij gebreke van betaling van de geldboete binnen de wettelijke termijn kan de rechter bijgevolg geen vervangende gevangenisstraf opleggen. (1) Cass. 12 april 2005, AR P.04.1292.N, AC 2005, nr. 217.
- Art. 40 Strafwetboek
- Art. 69bis Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968
4 oktober 2017
4 oktober 2017
P.2017.0355.F AC nr. 526
WERKLOOSHEID
ALLERLEI
Allerlei - Administratieve sanctie - Betwisting - Bevoegdheid - Arbeidsrechtbank - Bevoegdheid van de rechter - Toetsing met volle rechtsmacht
Wanneer de directeur van het werkloosheidsbureau een werkloze uitsluit van het recht op uitkeringen en laatstgenoemde die administratieve sanctie betwist, ontstaat tussen de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en de werkloze een betwisting over het recht op uitkeringen gedurende het tijdvak van de uitsluiting; de arbeidsrechtbank is bevoegd om uitspraak te doen over die
betwisting, aangezien dat rechtscollege, krachtens artikel 580, 2°, Gerechtelijk Wetboek, kennisneemt van de geschillen over de rechten en plichten van de loontrekkenden die voortvloeien uit de wetten en reglementen inzake werkloosheid; de arbeidsrechtbank die over een dergelijk geschil moet beslissen, oefent, met naleving van het recht van verdediging en binnen het kader van het geding zoals de partijen dat zijn overeengekomen, een toetsing met volle rechtsmacht uit over de beslissing die de directeur heeft genomen over de strafmaat, waarbij ze kan kiezen voor uitsluiting van het recht op de uitkeringen zonder uitstel, voor uitsluiting met uitstel of verwittiging en, desgevallend, de duur en de modaliteiten van die sanctie kan kiezen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr. ...
5 maart 2018
5 maart 2018
S.2016.0062.F AC nr. ...
Allerlei - Inschakelingsuitkeringen - Mogelijkheid tot het uitoefenen van activiteiten als
stadswachter - Opheffing - Artikel 63, § 2, Werkloosheidsbesluit - Aanzienlijke vermindering van het beschermingsniveau - Grondwet - Artikel 23 - "Standstill"-verplichting - Schending
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
5 maart 2018
5 maart 2018
S.2016.0033.F AC nr. ...
Allerlei - Inschakelingsuitkeringen - Mogelijkheid tot het uitoefenen van activiteiten als
stadswachter - Opheffing - Artikel 63, § 2, Werkloosheidsbesluit - Aanzienlijke vermindering van het beschermingsniveau - Grondwet - Artikel 23 - "Standstill"-verplichting - Schending
Het arrest dat beslist dat artikel 63, § 2, Werkloosheidsbesluit, ingevoegd door artikel 9 van het koninklijk besluit van 28 december 2011 en dat voortaan de werkloze die inschakelingsuitkeringen ontvangt de mogelijkheid ontneemt om op grond van artikel 79ter van hetzelfde koninklijk besluit, bij voorrang diegene die minstens 40 jaar oud zijn, activiteiten als stadswachter uit te oefenen die men niet aantreft in de reguliere arbeidscircuits ten bate van de plaatselijke overheden, de graad van bescherming die geboden wordt door de norm die van toepassing is op die werkloze aanzienlijk vermindert, verantwoordt zijn beslissing naar recht (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr. ...
5 maart 2018
5 maart 2018
S.2016.0033.F AC nr. ...
Allerlei - Administratieve sanctie - Betwisting - Bevoegdheid - Arbeidsrechtbank - Bevoegdheid van de rechter - Toetsing met volle rechtsmacht
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
5 maart 2018
5 maart 2018
WRAKING
S.2016.0062.F AC nr. ...
- Oorspronkelijke vordering voor de rechter in kortgeding - Arrest dat een vordering tot wraking verwerpt - Cassatieberoep - Verzoek tot inkorting van de termijn om een memorie van antwoord
neer te leggen - Schorsende werking van een vordering tot wraking - Duur
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
28 februari 2018
28 februari 2018
C.2018.0077.F AC nr. ...
- Oorspronkelijke vordering voor de rechter in kortgeding - Arrest dat een vordering tot wraking verwerpt - Cassatieberoep - Verzoek tot inkorting van de termijn om een memorie van antwoord neer te leggen - Dringende aard van een vordering in kortgeding
Uit de loutere omstandigheid dat een vordering in kortgeding per definitie dringend van aard is, kan niet worden afgeleid dat het algemeen belang of de volstrekte noodzakelijkheid vereisen dat van het gemeenrecht wordt afgeweken bij het vaststellen van het tijdsverloop van de rechtspleging (1).
(1) Zie concl. OM in Pas. 2018, nr.
- Artt. 28, 837, eerste lid, 1118 en 1094/1 Gerechtelijk Wetboek
28 februari 2018
28 februari 2018
C.2018.0077.F AC nr. ...
- Oorspronkelijke vordering voor de rechter in kortgeding - Arrest dat een vordering tot wraking verwerpt - Cassatieberoep - Verzoek tot inkorting van de termijn om een memorie van antwoord neer te leggen - Schorsende werking van een vordering tot wraking - Duur
Wanneer het hof van beroep in burgerlijke zaken uitspraak doet over een vordering tot wraking, blijft de door artikel 837, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek bepaalde schorsende werking voortduren gedurende de termijn van het ingestelde cassatieberoep tegen een dergelijke beslissing en, indien dat buitengewoon rechtsmiddel binnen de termijn wordt uitgeoefend, totdat het Hof hierover uitspraak heeft gedaan; het voortduren van de schorsende werking die verbonden is aan de wraking ontneemt aan het verzoek tot inkorting zijn voornaamste voorwerp (1). (1) Zie concl. OM in Pas.
2018, nr.
- Artt. 28, 837, eerste lid, 1118 en 1094/1 Gerechtelijk Wetboek
28 februari 2018
28 februari 2018
C.2018.0077.F AC nr. ...
- Oorspronkelijke vordering voor de rechter in kortgeding - Arrest dat een vordering tot wraking verwerpt - Cassatieberoep - Verzoek tot inkorting van de termijn om een memorie van antwoord neer te leggen - Dringende aard van een vordering in kortgeding
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
28 februari 2018
28 februari 2018
C.2018.0077.F AC nr. ...