STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 682
9 februari
2011
Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf Bijdrage Fonds 2011/2013 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van
4 februari 2011 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Bijdrage Fonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf
XXX Xx. 00000
Xx Xxxxxxxx van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van de Bedrijfsraad voor het Motorvoertuigen- en Tweewielerbedrijf namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindend- verklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partij(en) te ener zijde: de BOVAG en de VBS, Nederlandse Vereniging van Bergingsspecialisten; Partij(en) te anderer zijde: FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond en de Unie.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids- overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald:
Artikel 1 Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
Stichting:
Stichting Fonds voor het Motorvoertuigenbedrijf en het Tweewielerbedrijf, gevestigd te Rijswijk (zh).
werkgever:
de in Nederland wonende natuurlijke persoon of de in Nederland gevestigde rechtspersoon, dan wel de maatschap, de vennootschap onder firma of de commanditaire vennootschap gevormd door twee of meer zodanige natuurlijke en/of rechtspersonen gezamenlijk, alsmede de in het Rijk in Europa gevestigde nevenvestiging van een daarbuiten wonende natuurlijke persoon en/of een daarbuiten gevestigde rechtspersoon (al dan niet geconstitueerd naar of vallend onder buitenlands recht), waarvoor op grond van de Handelsregisterwet 1996 een verplichting tot inschrijving in het Handelsre- gister bestaat;
werknemer:
degene die in dienst van een werkgever tegen xxxxxxx arbeid verricht, tenzij in de hierna volgende artikelen of reglementen anders is bepaald.
motorvoertuigenbedrijf en tweewielerbedrijf:
a. het herstellen, veranderen, onderhouden, monteren, reviseren of vervangen van een of meer onderdelen of van delen daarvan van motorvoertuigen en/of tweewielers en/of caravans en/of aanhangwagens;
b. aan het publiek verkopen van motorvoertuigen en/of tweewielers en/of caravans en/of aanhangwa- gens, onderdelen of delen daarvan, en/of motorbrandstoffen en/of smeermiddelen,;
c. het stallen en/of wassen van motorvoertuigen en/of tweewielers en/of caravans en/of aanhangwagens;
d. het verhuren van motorvoertuigen, en/of tweewielers, en/of caravans en/of aanhangwagens;
e. het takelen en bergen van motorvoertuigen; Ten deze wordt verstaan onder:
– motorvoertuigen: personenauto’s, bedrijfsauto’s, trucks en opleggers, kampeerauto’s, race-auto’s;
– tweewielers: motorrijwielen, bromfietsen, heren-, dames- en kinderfietsen, transportfietsen, invalidewagens en carriers (driewielers);
– caravans: toercaravans, vouwcaravans, vouwwagens, stacaravans;
– onderdelen of delen daarvan: motor, chassis, frame, wielen, vering, stuurinrichting, instrumenten, transmissiesysteem, remsysteem, brandstoftoevoersysteem, uitlaatsysteem, koelsysteem, schok- dempers, vloeistof voor krachtoverbrenging, hydraulische systemen, remvloeistof, alsmede die electrotechnische uitrustingsstukken, welke bestemd zijn om permanent op het circuit te worden aangesloten en tevens een wezenlijk bestanddeel van het mechanisme vormen.
werkgever in het motorvoertuigenbedrijf en het tweewielerbedrijf:
de werkgever bij wie het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers, die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals genoemd in de hiervoren omschreven tak van bedrijf, groter is dan het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf, blijvende bij de hiervoren omschreven vergelijking de economische functie van elk der werkzaamheden buiten beschouwing.
Deze CAO is niet van toepassing op de werkgever die voldoet aan de volgende cumulatieve vereisten:
a. de bedrijfsactiviteiten van de werkgever bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 BW én
b. het aantal overeengekomen arbeidsuren van de bij deze werkgever in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals uitgeoefend in de in artikel 1 genoemde takken van bedrijf bedraagt minder dan 75% van het totaal aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers, dat wil zeggen dat tenminste 25% van het aantal arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers betrekking heeft op werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf dan in artikel 3 genoemd én
c. de werkgever zendt voor tenminste 15% van het totale premieplichtige loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek, zoals nader gedefinieerd in artikel 1, lid 1 en 2, en artikel 2 van het Besluit Indeling Uitzendbedrijven van het LISV d.d. 6 oktober 1999, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 49 van 9 maart 2000. De werkgever heeft aan dit criterium voldaan indien en voor zover dit door de uitvoeringsinstelling dan wel het LISV als zodanig is vastgesteld, én
d. de werkgever is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door algemeen verbindend verklaring gebonden is aan de CAO van een der bedrijfstakken zoals genoemd in artikel 1 én
e. de werkgever is geen paritair afgesproken arbeidspool én
f. de werkgever viel op 1 december 1999 niet onder de (algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de) XXX Xxxxxxxxx Uittreden Metaal en Technische Bedrijfstakken.
Voor de toepassing van de onderdelen a. en b. blijven buiten beschouwing de werknemers, c.q. het aantal arbeidsuren van werknemers, wier functie geheel ten dienste staat aan de bedrijfsactiviteit ‘ter beschikking stellen’ zoals administratie en bemiddeling.
Artikel 2 Stichting fonds voor het motorvoertuigenbedrijf en het tweewielerbedrijf
1. Er is een Stichting Fonds voor het Motorvoertuigenbedrijf en het Tweewielerbedrijf. De statuten en reglementen van de Stichting maken een integrerend deel uit van deze overeenkomst.
2. De in lid 1 genoemde stichting heeft ten doel het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de bedrijfstak. Activiteiten zijn het bevorderen van:
a. het ontwikkelen en/of implementeren van beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten die gericht zijn op optimale werkgelegenheid in de bedrijfstak;
b. het adviseren, geven van voorlichting en informatie over voorschriften, die uit de cao Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf voortvloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden/ -verhoudingen en/of de vaktechnische ontwikkeling liggen;
c. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg, met uitzondering van het cao overleg, tussen sociale partners ten behoeve van de werkgevers en werknemers in de bedrijfstak;
d. het bevorderen van een goede toepassing van de wet- en regelgeving op sociaal-economisch terrein in de bedrijfstak;
e. opleidings-, scholings- en vormingsactiviteiten in het kader van de arbeid ten behoeve van de werknemers en de werkgevers in de bedrijfstak;
f. het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de bevordering van goede arbeidsomstan- digheden en medezeggenschap in de bedrijfstak;
g. het (doen) verrichten van en informeren over onderzoek op de hierboven onder a t/m e genoemde terreinen met het oog op het ontwikkelen van beleid;
h. het (doen) verrichten van en informeren over onderzoeken en projecten in het kader van de
bevordering van de professionaliteit op het terrein van de arbeid van de bedrijfstak;
i. en voorts de werkzaamheden van de stichting in het kader van de uitvoering van de in de statuten, reglementen en CAO genoemde activiteiten.
Artikel 3 Bijdrage
1. De werkgever is over het kalenderjaar aan de stichting een bijdrage verschuldigd waarvan de hoogte wordt vastgesteld overeenkomstig het te dezer zake bepaalde in de statuten van de stichting.
2. De in het vorige lid bedoelde bijdrage zal maximaal 0,2% op jaarbasis bedragen.
3. Ten behoeve van de vaststelling van de verschuldigde bijdrage doet de werkgever aan de administrateur van de Stichting opgave van de bij hem in dienst zijnde werknemers door vermelding van namen, adressen, woonplaatsen en geboortedata, alsmede van de jaarsalarissen.
4. Bij gebreke van de in lid 3 bedoelde opgave is de Stichting gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.
5. De werkgever voldoet aan de in lid 1 genoemde verplichting door het bedrag waarvoor hij door de Stichting is aangeslagen, binnen de daarbij gestelde termijn ten gunste van de Stichting over te maken op de door of namens de Stichting aangegeven rekening.
STATUTEN
Artikel 1 Naam, zetel en duur
1. De stichting draagt de naam ‘Stichting Fonds voor het Motorvoertuigenbedrijf en het Tweewieler- bedrijf’ en is gevestigd te Rijswijk, Zuid-Holland.
2. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.
Artikel 2 Begrippen
In deze statuten wordt verstaan onder:
CAO: de Collectieve Arbeidsovereenkomst bijdrage Fonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbe- drijf.
Werkgever: degene die als zodanig is gedefinieerd in de CAO.
Werknemer: degene die als zodanig is gedefinieerd in de CAO.
Bedrijfstak: Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf, als bedoeld in de CAO.
Artikel 3 Doel
De in artikel 1 genoemde stichting heeft ten doel het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de bedrijfstak. Activiteiten zijn het bevorderen van:
a. het ontwikkelen en/of implementeren van beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten die gericht zijn op optimale werkgelegenheid in de bedrijfstak;
b. het adviseren, geven van voorlichting en informatie over voorschriften, die uit de cao Motorvoer- tuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf voortvloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden/ -verhoudingen en/of de vaktechnische ontwikkeling liggen;
c. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg, met uitzonde- ring van het cao overleg, tussen sociale partners ten behoeve van de werkgevers en werknemers in de bedrijfstak;
d. het bevorderen van een goede toepassing van de wet- en regelgeving op sociaal-economisch terrein in de bedrijfstak;
e. opleidings-, scholings- en vormingsactiviteiten in het kader van de arbeid ten behoeve van de werknemers en de werkgevers in de bedrijfstak;
f. het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de bevordering van goede arbeidsomstandig- heden en medezeggenschap in de bedrijfstak;
g. het (doen) verrichten van en informeren over onderzoek op de hierboven onder a t/m e genoemde terreinen met het oog op het ontwikkelen van beleid;
h. het (doen) verrichten van en informeren over onderzoeken en projecten in het kader van de bevordering van de professionaliteit op het terrein van de arbeid van de bedrijfstak;
i. en voorts de werkzaamheden van de stichting in het kader van de uitvoering van de in de statuten, reglementen en CAO genoemde activiteiten.
Artikel 4 Bestuur: bevoegdheden en vertegenwoordiging
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit acht natuurlijke personen, te weten vier werkgeversleden en vier werknemersleden.
Indien het bestuur bestaat uit minder dan acht personen behoudt het niettemin zijn bevoegdheden zulks evenwel onverminderd het bepaalde in artikel 10.
2. Het bestuur is belast met het besturen van de zaken van de stichting, het beheer van haar vermogen, alsmede het innen van gelden en het doen van uitkeringen: het bestuur is bevoegd, met inachtneming van het in deze statuten bepaalde, tot alle rechtshandelingen, geen uitgezon- derd, met name ook tot het sluiten van die overeenkomsten, waarvoor het regelend recht een beperking kent.
3. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt bovendien toe aan de voorzitter en de vice-voorzitter gezamenlijk.
4. Het bestuur kan besluiten tot de verlening van een al dan niet beperkte volmacht aan de secretaris, een voorzitter van een commissie of werkgroep of één of meer andere derden om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen. Een volmacht wordt op schrift gesteld.
Artikel 5 Bestuur: samenstelling en benoeming
1. De BOVAG – hierna ook aan te duiden als de werkgeversorganisatie – benoemt vier bestuurders.
2. FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond en De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, – hierna ook aan te duiden als de werknemersorganisaties – benoemen respectievelijk twee, één en één bestuurder.
3. De benoeming geldt voor een periode van ten hoogste drie jaar.
Artikel 6 Bestuur: herbenoeming en rooster van aftreden
(Her)benoeming van een bestuurder kan slechts plaatsvinden wanneer de betrokkene de leeftijd van vijf en zestig jaar nog niet heeft bereikt.
Het bestuur stelt een rooster van aftreden vast, zo, dat telkenjare een zoveel mogelijk gelijk aantal bestuurders aftreedt. Bij tussentijdse vervulling van een vacature geldt een benoeming voor de lopende periode.
Artikel 7 Eind bestuurslidmaatschap
1. Het bestuurslidmaatschap eindigt voor het verstrijken van de benoemingsperiode en door tussentijds aftreden.
2. Het bestuurslidmaatschap eindigt voorts door een daartoe strekkende besluit van de benoemende organisatie.
Artikel 8 Bestuur: functieverdeling
1. De functie van voorzitter wordt jaarlijks bij toerbeurt vervuld door een bestuurder benoemd door de werkgeversorganisatie respectievelijk door de werknemersorganisaties. De aanwijzing van de voorzitter geschiedt door de betrokken groep van bestuurders uit haar midden. Voor het jaar waarin de ene groepering de voorzitter levert, wijst de andere groepering een vice-voorzitter aan, die in principe het volgende jaar tot voorzitter wordt benoemd. De vice-voorzitter treedt als voorzitter op bij belet of ontstentenis van de voorzitter.
2. Het bestuur benoemt uit zijn midden een penningmeester.
3. Het bestuur benoemt een secretaris, die geen deel uitmaakt van het bestuur.
4. Indien door de minister belast met sociale zaken daartoe de wens te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de bedoelde Minister een waarnemer toegelaten. Deze waarne- mer is gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen. Hij ontvangt alle ter zake dienende stukken.
5. Het bestuur kan toestaan, dat waarnemers en/of adviseurs tot de vergadering worden toegelaten.
Artikel 9 Bureau
1. De stichting kent een Bureau. Het bestuur kan de uitvoering van de werkzaamheden, verbonden aan het secretariaat en het penningmeesterschap, zomede andere door het bestuur te bepalen taken, opdragen aan de secretaris. De secretaris heeft de dagelijkse leiding heeft over het Bureau van de stichting en handelt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 lid 4, in opdracht van en onder verantwoordelijkheid van het bestuur.
2. De secretaris is belast met die taken en bevoegdheden die hem bij reglement zijn toebedeeld. In elk geval is de secretaris bevoegd tot het (doen) voorbereiden en uitvoeren van de besluitvorming van het bestuur, alsmede belast met de externe communicatie.
Artikel 10 Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en verder zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee bestuursleden dit gewenst achten.
2. De secretaris zorgt voor tijdige – dat is op een termijn van ten minste twee weken – convocatie van de vergaderingen, schriftelijk onder opgave van de agenda. De voorzitter kan bepalen dat de convocatie van een vergadering op een kortere termijn plaatsvindt.
Artikel 11 Besluitvorming
1. Voor het nemen van rechtsgeldige besluiten is de aanwezigheid vereist van tenminste vijf bestuursleden en/of bij volmacht vertegenwoordigde leden, waarbij in ieder geval twee werk- nemersorganisaties moeten zijn vertegenwoordigd en bij de stemming zich aan elke zijde ten minste 4 stemmen voor aanvaarding van het besluit verklaren.
2. De gezamenlijke werkgeversleden brengen, evenals de gezamenlijke werknemersleden in het bestuur in totaal 7 stemmen uit, met dien verstande dat ieder bestuurslid aan werkgeverszijde afzonderlijk een aantal stemmen uitbrengt dat gelijk is aan het quotiënt dat gevormd wordt door het getal zeven te delen door het aantal aanwezige of bij volmacht vertegenwoordigde leden van zijn groep. Aan werknemerszijde brengt het aantal aanwezige of bij volmacht vertegenwoordigde leden van FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond en De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, in totaal respectievelijk vier, twee en één stemmen uit.
3. In afwijking van lid 1 kan een wijziging of aanvulling van de statuten of reglementen en een besluit tot ontbinding van de stichting ex artikel 22 slechts rechtsgeldig genomen worden indien ten minste zes bestuursleden aanwezig en/of bij volmacht vertegenwoordigd zijn, waarbij in ieder geval twee werknemersorganisaties moeten zijn vertegenwoordigd, en bij de stemming zich aan elke zijde ten minste vier stemmen voor aanvaarding van het besluit verklaren.
4. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling en over personen schriftelijk gestemd. Schriftelijke stemming geschiedt met behulp van stembriefjes, welke een naar de groep van bestuurders onderscheiden waarmerk dragen.
5. De leden van het bestuur zijn bevoegd zich door een daartoe schriftelijk gevolmachtigd ander lid van het bestuur te doen vertegenwoordigen.
6. Het bestuur is bevoegd buiten de vergadering besluiten te nemen. In dat geval is vereist dat alle bestuursleden hun stem schriftelijk (telegrafisch, per telex, per e-mail of per telefax) uitbrengen. Een dergelijk besluit staat gelijk met een besluit genomen in een vergadering.
Artikel 12 Geldmiddelen
De geldmiddelen van de stichting bestaan uit:
a. het Stichtingskapitaal;
b. bijdragen die door de werkgevers in de zin van de CAO Bijdrage Fonds voor het Motorvoertuigen- bedrijf en het Tweewielerbedrijf worden verstrekt ingevolge het bepaalde in genoemde CAO;
c. eventuele andere baten.
Artikel 13 Boekjaar en begroting
1. Het boekjaar loopt van één januari tot en met één en dertig december daaropvolgend.
2. Uiterlijk in de maand december biedt de penningmeester aan het bestuur de begroting van
inkomsten en van uitgaven voor het eerstvolgende kalenderjaar aan. De begroting omvat:
a. de inkomsten als bedoeld in artikel 12 van de statuten;
b. de uitgaven als bedoeld in artikel 16 van de statuten waarbij:
3. de uitgaven als bedoeld onder a. worden gespecificeerd overeenkomstig hetgeen in artikel 3 is omschreven;
4. de overige uitgaven als bedoeld onder b. worden gespecificeerd naar kosten van administratie en bestuur en eventuele andere kosten.
5. De begroting wordt voor de betrokkenen ten kantore van de stichting ter inzage gelegd en een afschrift daarvan zal op verzoek worden toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
Artikel 14 Jaarstukken
1. Jaarlijks, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, is het bestuur verplicht een balans en een staat van baten en lasten van de stichting op te maken.
2. Het verslag moet overeenkomstig hetgeen in artikel 3 is beschreven, zijn gespecificeerd en gecontroleerd door een door het bestuur aangewezen externe registeraccountant, uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven overeenkomstig de bestedingsdoelen zijn gedaan.
3. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:
a. ten kantore van de stichting;
b. op een of meer door de Minister xxxxxx met sociale zaken aan te wijzen plaatsen.
4. Het verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
5. Het bestuur is verplicht de in dit artikel genoemde bescheiden tien jaren lang te bewaren.
Artikel 15 Werkgeversbijdragen
1. De methode van berekening van de bijdrage genoemd in artikel 12 lid 1 sub b, alsmede de wijze van incassering daarvan, worden bij reglement als bedoeld in artikel 18 vastgesteld.
2. De hoogte van de in het vorige lid bedoelde bijdrage wordt door het bestuur van de stichting vastgesteld.
3. Tot gerechtelijke invordering der bijdragen wordt niet overgegaan dan krachtens besluit van het bestuur.
Artikel 16 Besteding van de geldmiddelen
De uitgaven van de stichting bestaan uit:
a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van hetgeen in artikel 3 is omschreven;
b. de overige uitgaven.
Artikel 17
1. Bij een aanvraag om subsidie dient een gespecificeerde begroting, overeenkomstig hetgeen is beschreven in artikel 3 van de statuten, betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden ingezonden.
2. Jaarlijks dient de subsidie-ontvangende instelling een door een registeraccountant of accountants- administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen over de besteding van de subsidiegelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgens hetgeen in artikel 3 is beschreven en moet geïntegreerd onderdeel uitmaken van het financieel jaarverslag.
3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
Artikel 18 Reglementen
1. Het bestuur kan voor de uitvoering van zijn taak één of meer reglementen vaststellen.
2. De in lid 1 bedoelde reglementen mogen geen bepalingen bevatten welke in strijd zijn met deze statuten.
Artikel 19 Commissies en werkgroepen
1. Het bestuur kan besluiten tot de instelling en opheffing van één of meer (tijdelijke) commissies of werkgroepen. Een (tijdelijke) commissie of werkgroep kan onder meer belast zijn met de beoorde- ling van subsidieverzoeken als bedoeld in artikel 17, de voorbereiding van de voor subsidiever- strekking vereiste besluitvorming en de (periodieke) evaluatie.
2. De interne werkwijze en besluitvorming van de (tijdelijk) ingestelde commissie of werkgroep kunnen in een door het bestuur vast te stellen reglement nader worden bepaald.
Artikel 20 Vrijwaring en vrijtekening
1. De stichting stelt iedere persoon die, vanwege het feit dat hij lid van het bestuur van de stichting is of was, als partij betrokken was of is of als partij betrokken dreigt te worden bij een op handen zijnde, aanhangige of beëindigde actie of procedure van welke aard dan ook, door of namens de stichting danwel door derden ingesteld, schadeloos voor alle nadelige financiële gevolgen, daaronder begrepen kosten en boetes, die hij in werkelijkheid en redelijkerwijze heeft moeten dragen in verband met een dergelijke actie of procedure, mits hij heeft gehandeld op een wijze die hij redelijkerwijze kon beschouwen in het belang van of niet tegen de belangen van de stichting te zijn, en tenzij (en voorzover) het doen van een beroep op deze regeling in strijd zou zijn met de goede trouw, daarbij wordt het begrip goede trouw zo ruim uitgelegd als juridisch van tijd tot tijd mogelijk is.
2. Een schadeloosstelling door de stichting bedoeld in het vorige lid geschiedt na een vaststelling dat het lid van het bestuur voldaan heeft aan de van toepassing zijnde gedragsnorm genoemd in het vorige lid. Op het besluit vaststelling daartoe is toepasselijk hetgeen in artikel 11 lid 3 is bepaald aangaande een wijziging van de statuten.
3. Kosten gemaakt voor het voeren van verweer in een actie of procedure kunnen door de stichting worden voorgeschoten in afwachting van de einduitspraak in de actie of procedure en wel krachtens besluit van het bestuur met betrekking tot het desbetreffende geval, na ontvangst van een schriftelijke toezegging door of namens het lid van het bestuur om dit bedrag terug te betalen, tenzij uiteindelijk vastgesteld wordt dat hij het recht heeft door de stichting schadeloos gesteld te worden zoals in dit artikel bepaald.
4. De schadeloosstelling voorzien in dit artikel wordt niet geacht enig ander recht uit te sluiten dat degene die schadeloosstelling tracht te verkrijgen zou kunnen toekomen krachtens een reglement, overeenkomst of van de niet-belanghebbende bestuursleden of anderszins, zowel met betrekking tot handelingen in hoedanigheid als met betrekking tot handelingen in een andere hoedanigheid, terwijl hij een voornoemde hoedanigheid bekleedt, en zal blijven gelden voor een persoon die geen lid meer van het bestuur is en zal ook ten goede komen aan de erfgenamen of legatarissen.
Artikel 21 Statutenwijziging
Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten. Op het daartoe te nemen besluit is toepasselijk hetgeen in artikel 11 lid 3 van deze statuten is bepaald.
Artikel 22 Ontbinding
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is toepasselijk hetgeen in artikel 11 lid 3 van deze statuten is bepaald.
2. De stichting wordt bovendien ontbonden indien het doel van de stichting is bereikt of niet meer bereikt kan worden; voorts door haar insolventie nadat zij in staat van faillissement is verklaard of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel, zomede door rechterlijke uitspraak in de bij de wet genoemde gevallen.
Artikel 23 Vereffening
1. De vereffening geschiedt door het bestuur of door de bij het ontbindingsbesluit aangewezen vereffenaar(s).
2. De stichting blijft na ontbinding voortbestaan indien en voor zover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.
3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten voor zoveel mogelijk en nodig van kracht.
4. In stukken en aankondigingen, die van de stichting uitgaan, moeten aan haar naam worden toegevoegd de woorden ‘in liquidatie’.
5. Het bestuur bepaalt welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de overgebleven bezittingen van de stichting zal worden gegeven, met dien verstande dat het saldo zal worden bestemd voor een doel, dat het doel van de stichting zoveel mogelijk nabij komt.
Artikel 24 Slotbepaling
In alle gevallen waarin door de statuten of reglementen van de stichting niet is voorzien, beslist het bestuur.
FINANCIERINGSREGLEMENT
Artikel 1 Definities
In dit reglement wordt verstaan onder:
de Stichting:
Stichting Fonds voor het Motorvoertuigenbedrijf en het Tweewielerbedrijf, gevestigd te Bunnik.
de CAO:
de CAO Bijdrage Fonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf 2009/2013;
werkgever:
de werkgever in het motorvoertuigenbedrijf en het tweewielerbedrijf bedoeld in artikel l van de CAO
werknemer:
degene die in dienst van de werkgever tegen xxxxxxx arbeid verricht, met uitzondering van:
a. bestuurders van naamloze vennootschappen of van besloten vennootschappen met beperkte aanprakelijkheid, die als zodanig zijn ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;
b. degene die op 1 januari van het jaar waarover de bijdrage is verschuldigd de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
c. personen die geen eigenlijke bedrijfsarbeid verrichten en wier dienstverband tevens een tijdelijk karakter draagt en/of geen volledige dagtaak meebrengt;
d. stagiairs;
jaarsalaris:
a. bij salarisbetaling per maand 12,96 maal het voor de betrokken werknemer vastgestelde salaris over de maand januari van het betreffende jaar;
b. bij salarisbetaling per vierwekenperiode 14,09 maal het voor de betrokken werknemer vastgestelde salaris over de tweede vierwekenperiode van het betreffende jaar, waarbij het percentage waarmee de salarissen na 1 januari van dat jaar zijn verhoogd krachtens CAO-afspraken in de Metaal en Techniek, buiten beschouwing blijft;
Indien het dienstverband in de loop van een jaar wordt beëindigd dan wel wordt aangevangen, wordt het jaarsalaris berekend met inachtneming van de duur van de periode van het dienstverband in dat jaar.
Indien het inkomen mede is gebaseerd op provisie, wordt bij de bepaling van het jaarsalaris bovendien meegerekend de op jaarbasis herleide provisie welke in het voorafgaande kalenderjaar bij dezelfde werkgever is verdiend, onafhankelijk van de datum van uitbetaling van deze provisie.
Bovendien worden, voor zover van toepassing, bij de bepaling van het jaarsalaris mede in aanmerking genomen de navolgende elementen:
loon in natura voor zover gekwantificeerd aangegeven in de loonstaten van de werkgever, toeslagen op grond van een overheidsbesluit, verdiensten op grond van een in de onderneming geldend beloningssysteem (tarief, merit-rating e.d.) en ploegentoeslag, alsmede een, naar de periode waarover het loon werd genoten, evenredig gedeelte van elke met de werkgever schriftelijk overeengekomen vaste jaarlijkse uitkering onder welke benaming ook, zoals dertiende maand, vaste einde- jaarsuitkering, gegarandeerde tantième, e.d.
Vergoedingen terzake van overwerk, reisuren, onkosten, alsmede gratificaties, winstdelingsregelingen
en soortgelijke emolumenten blijven buiten beschouwing terwijl de vakantiebijslag in de factoren 12,96 en 14,09 geacht wordt te zijn verwerkt. Tot het jaarsalaris behoort niet de overhevelingstoeslag. loonsom:
het totaal van de jaarsalarissen van de bij de werkgever in dienst zijnde werknemers bedoeld in dit artikel.
bedrijfspensioenfonds:
de stichting ‘Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek’ gevestigd te ’s-Gravenhage.
Artikel 2
De door de werkgever verschuldigde bijdrage aan de Stichting als genoemd in de CAO beloopt telkens het percentage als vastgesteld krachtens artikel 3 leden 1 en 2 van de CAO.
Artikel 3
De bijdrage als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de CAO wordt met inachtneming van het bepaalde in artikel 1, respectievelijk berekend over maximaal het maximum-jaarsalaris, zoals voor de jaren 2009 tot en met 2013, vastgesteld op grond van het bepaalde in artikel I.1.13.a van het pensioenreglement van het bedrijfspensioenfonds.
Artikel 4
1. De door de werkgever verschuldigde jaarlijkse bijdrage wordt geheven in 4 kwartaaltermijnen. De administrateur van de Stichting stelt de werkgever daarvan telkenmale op de hoogte door het toezenden van een nota met begeleidend schrijven onder vermelding van het bedrag dat hij over het in de nota vermelde tijdvak aan de Stichting is verschuldigd. Het bedrag over het eerste kwartaal van enig jaar is een schatting indien het betreffende jaarsalaris bij de administrateur nog niet bekend is.
Bij deze schatting wordt uitgegaan van het jaarsalaris van het voorafgaande jaar verhoogd met het percentage waarmee de salarissen zijn verhoogd na 1 januari van het voorafgaande jaar krachtens CAO-afspraken in de Metaal en Techniek.
2. De in het vorige lid bedoelde nota’s hebben de vorm van een premienota met specificatie vermeldende ten minste naam en adres van de werkgever en de werknemer(s) met bijbehorende salarisgegevens, het tijdvak waarover de bijdrage is verschuldigd alsmede de hoogte van het te betalen bedrag.
3. De werkgever dient de nota aan de Stichting te voldoen binnen de daartoe door het bestuur blijkens de mededeling op de betaalopdracht gestelde termijn.
4. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in gebreke.
De stichting is dan bevoegd te vorderen:
– rente over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn en
– vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten vast te stellen op 15% van de vordering met een minimum van € 22,50, onverminderd de overige kosten van vervolging, verschuldigd volgens de Wet.
De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente bedoeld in de artikelen 6:119 en 6:120 van het BW, dat geldt voor de periode waarover de rente door de stichting wordt gevorderd.
Artikel 5
De voorzitter en de vice-voorzitter bepalen in goed overleg of, en zo ja, wanneer en op welke wijze bij wanbetaling kan worden ingevorderd. Hiervan wordt verslag uitgebracht aan het bestuur.
Artikel 6
Wijziging van dit reglement behoeft de goedkeuring van 3/4 deel van de bestuursleden.
Dictum II
De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2013.
Dictum III
Voorzover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
Dictum IV
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2014 en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 4 februari 2011
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze:
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
X.X.X. xxx xxx Xxxx.