STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 6955
2 maart
2018
Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg 2018 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 februari 2018 tot wijziging van het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve
arbeidsovereenkomst voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg
XXX Xx. 00000
Xx Xxxxxxxx van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van het Sociaal Overleg Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindend- verklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partijen ter ener zijde: ActiZ en Branchebelang Thuiszorg Nederland;
Partijen ter andere zijde: CNV Zorg en Welzijn, NU ‘91 Beroepsorganisatie van de Verpleging en de Verzorging, vertegenwoordiger van EADV, FBZ, Federatie van Beroepsorganisaties in de Zorg en daaraan gerelateerd onderwijs en onderzoek, vertegenwoordiger van: Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie, Ergotherapie Nederland, Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie, sectie Gezondheidszorg, Neder- landse Vereniging voor Psychomotorische Therapie, Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische kinder Therapie, Nederlands Instituut van Psychologen, Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen, Nederlandse Vereniging van Diëtisten, Vereniging van Hoger en Middelbaar Personeel in de Zorg en Welzijn, Nederlandse Vereniging voor Beeldende Therapie, Nederlandse Vereniging voor Danstherapie, Nederlandse Vereniging voor Dramatherapie, Nederlandse Vereniging voor Muziektherapie, Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck, de Nederlandse Associatie Physician Assistants, Nederlandse Vereniging van pedagogen en Onderwijskundigen, Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten en Nederlandse Vereniging voor Slechthorenden.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereen- komst voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg1 wordt met inachtneming van dictum II als volgt gewijzigd:
A
De onder dictum I opgenomen bepalingen worden als volgt gewijzigd: Artikel 1.1 lid 1 sub 1b, sub 2c en sub 3 komen te luiden:
‘Artikel 1.1 Definities
In deze CAO voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT) wordt verstaan onder:
1 Stcrt. 2017, nr. 27304; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 oktober 2017 (Stcrt. 2017, nr. 55137).
1. Werkgever De organisatie als bedoeld in sub 1 dan wel sub 2 dan wel een combinatie daarvan:
Verpleeg- en/of Verzorgingshuis
1. Verpleeg- en/of Verzorgingshuis
De privaatrechtelijke rechtspersoon die één of meer instellingen beheert of doet beheren, die ingevolge het wettelijk verzekerde pakket van langdurige zorg tenminste als vorm van zorg verblijf in een instelling aanbiedt, waaronder het verstrekken van eten en drinken, het schoonhouden van de woonruimte en het verstrekken van hulpmiddelen en (roerende) voorzieningen, alsmede ten minste één of meer van de navolgende vormen van zorg aanbiedt:
a. Persoonlijke verzorging en/of begeleiding en/of en verpleging en/of behandeling en/of geriatrische revalidatiezorg bij of krachtens de Zorgverzekeringswet (Staatsblad 2005, nr. 649) en/of logeeropvang, voor zover deze instellingen, al dan niet in combinatie, voornamelijk werkzaam zijn ten behoeve van cliënten met een somatische en/of psychogeriatrische aandoening of beperking.
b. Een of meer bij of krachtens de Wet langdurige zorg (Stb. 2014, nr. 443, laatstelijk gewijzigd Stb. 2017, nr. 253) en/of de Zorgverzekeringswet (Stb. 2005, nr. 649 laatstelijk gewijzigd Stb. 2017, nr. 253) bepaalde vormen van zorg zonder verblijf, waaronder persoonlijke verzorging, begeleiding en verpleging, wijkverpleging, modulair resp. volledig pakket thuis, extramurale palliatieve zorg en intensieve kindzorg, aan zelfstandig wonende cliënten, waaronder tevens zijn begrepen geclusterde bewoning in huur- of koopwoningen en/of aanleunwoningen.
c. De door de in lid 1 bedoelde rechtspersoon beheerde voorziening die voornamelijk diensten verleent ten behoeve van deze instelling(en) en/of hun cliënten alsmede de door de rechtspersoon geëxploi- teerde voorziening op het gebied van verzorging en/of huisvesting van ouderen.
d. Behoudens verblijf in een instelling en het bepaalde in sub b, kunnen de overige vormen van zorg van lid 1 sub a zowel ten behoeve van intramuraal verblijvende en/of zelfstandig wonende cliënten worden verricht waaronder tevens zijn begrepen cliënten wonend in geclusterde (huur of koop) en aanleunwoningen.
e. Onder de in dit artikel genoemde rechtspersoon wordt verstaan zowel de rechtspersoon zonder winstoogmerk als de rechtspersoon met winstoogmerk, mits de winst volledig ten goede komt aan de zorg(instelling). Niet onder het begrip rechtspersoon valt de overheidswerkgever in de zin van de Wet Privatisering ABP (Stb. 1995, nr. 639, laatstelijk gewijzigd Stb. 2014, nr. 143).
Thuiszorgorganisatie 2. Thuiszorgorganisatie
De privaatrechtelijke organisatie, dan wel een al of niet juridisch zelfstandig onderdeel hiervan, al dan niet met rechtspersoonlijkheid en al dan niet met winstoogmerk, waarvan de activiteiten hoofdzakelijk een extramuraal karakter hebben en die zich voornamelijk richten op het verlenen van één of meer van de volgende ondersteunings- of zorgvormen:
a. bij of krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Stb. 2014, nr. 281) geheel of gedeelte- lijk gefinancierde algemene en/of maatwerkvoorzieningen ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking, aandoening of problematiek, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving, bestaande uit één of meer van de volgende, al dan niet in samenhang uitgevoerde vormen:
hulp bij het huishouden, bestaande uit activiteiten zoals het schoonhouden van de woonruimte, strijken, bedden opmaken en boodschappen doen, waarbij tevens sprake kan zijn van het signaleren van veranderingen bij cliënten of het signaleren van bijzonderheden in de huishouding van de cliënt; extramurale begeleiding, zowel individueel als in groepsverband waaronder dagopvang en dagbeste- ding en in gezinsverband (gezinsbegeleiding), bestaande uit ondersteunende activiteiten gericht op de bevordering van participatie en zelfredzaamheid van de cliënt.
Voor de toepassing van sub a. wordt onder de bij of krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 gefinancierde algemene en/of maatwerkvoorzieningen tevens verstaan de financiering daarvan op grond van de decentralisatie- en/of integratie-uitkering van het Gemeentefonds.
b. Jeugdgezondheidszorg, ingevolge:
de publieke gezondheidszorg, waarbij een landelijk preventief gezondheidszorgpakket actief wordt aangeboden aan alle jeugdigen tot 18 jaar als bedoeld in of krachtens de Wet publieke gezondheid (Stb. 2008, nr. 460). Hieronder wordt tenminste verstaan: het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheid bevorderende en
-bedreigende factoren, het ramen van de behoeften aan zorg, de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen, het aanbieden van vaccinaties voortkomend uit het rijksvaccinatiepro- gramma, het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding en het formuleren van maatrege- len ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen en/of preventie en jeugdhulp als bedoeld in of krachtens de Jeugdwet (Stb. 2014, nr. 105, laatstelijk gewijzigd Stb. 2016, nr. 448), gericht op normalise- ren, herstel van eigen regie dan wel voorkomen van verlies van eigen regie in het gezin.
c. Een of meer bij of krachtens de Wet langdurige zorg (Stb. 2014, nr. 443, laatstelijk gewijzigd Stb. 2017, nr. 253) en/of de Zorgverzekeringswet (Stb. 2005, nr. 649 laatstelijk gewijzigd Stb. 2017, nr. 253) bepaalde vormen van zorg zonder verblijf, waaronder persoonlijke verzorging, begeleiding en verpleging, wijkverpleging, modulair resp. volledig pakket thuis, extramurale palliatieve zorg en intensieve kindzorg, aan zelfstandig wonende cliënten, waaronder tevens zijn begrepen geclusterde bewoning in huur- of koopwoningen en/of aanleunwoningen.
d. Uitlenen van verpleegartikelen.
e. De privaatrechtelijke organisatie die beheerd wordt door een thuiszorgorganisatie en die uitsluitend dan wel nagenoeg uitsluitend activiteiten verricht ten behoeve van die organisatie.
3. De zorg en ondersteuning in de wetgeving van artikel 1.1 lid 1 (werkgever) kan, onder de in deze wetgeving bepaalde voorwaarden, plaatsvinden zowel in de vorm van zorg en ondersteuning in natura dan wel gefinancierd worden op basis van een persoonsgebonden budget.’
Artikel 1.1 lid 22 wordt toegevoegd en komt te luiden:
‘Voor min/max- nulurencontracten als bedoeld in artikel 4.2 juncto artikelen 5.1A lid 7 sub c en 8.2 van de CAO geldt dat in deze cao geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid tot afwijken van artikel 7:628 lid 5.’
Artikel 4.2 komt te luiden:
‘Artikel 4.2 Inzet- en contractenbeleid van flexibele arbeid
1. Algemene uitgangspunten
Er moet een evenwicht zijn tussen de doelstellingen van je werkgever betreffende de kwaliteit en betrouwbaarheid, het rendement en de doelmatigheid van de zorgverlening en jouw belangen zoals inkomen en werkzekerheid, het kunnen combineren van werk met je privésituatie, zorgtaken, studie of hobby’s of kunnen bijhouden van vaardigheden die voor een deskundige uitoefening van je functie noodzakelijk zijn.
a. Je werkgever voert daarom een beleid zodat de inzet van de medewerkers zo goed mogelijk aansluit bij de zich voordoende veranderingen en wisselingen in de zorgvraag van de cliënten.
b. Bij het organiseren van goede zorg is het belangrijk dat er een duurzame binding is tussen jou en je cliënt. Dit bevordert de kwaliteit, de continuïteit en (her)kenbaarheid van zorg- en dienstverlening aan de cliënten.
c. Actieve betrokkenheid van het medezeggenschapsorgaan is van groot belang voor het bereiken van het evenwicht tussen de bedrijfsbelangen en de belangen van de medewerkers. Om dit te ondersteunen overlegt je werkgever minimaal eenmaal per jaar met het medezeg- genschapsorgaan over ten minste de volgende onderwerpen:
– het inzet- en contractenbeleid;
– de analyse van de toepassing van het gebruik van nulurencontracten als bedoeld in lid 2a en het gebruik van min/max-contracten als bedoeld in lid 3 en de mogelijkheden tot terugdringing daarvan ter uitvoering van de doelstellingen van dit artikel;
– de mogelijkheden voor het aanbieden van arbeidsovereenkomsten met een hogere arbeidsduur of het uitbreiden van het aantal arbeidsovereenkomsten;
– knelpunten bij de uitvoering van de werktijdenregeling;
– omvang van het gebruik van extern personeel en de mogelijkheden tot verlaging daarvan.
d. Het medezeggenschapsorgaan heeft het recht om een of meer van de werknemersorganisaties, partij bij de cao, om advies te vragen of te raadplegen over de onderwerpen van lid 1 sub c;
2. Nul-urencontracten
a. Je werkgever zal geen nulurencontracten gebruiken tenzij in uitzonderlijke situaties, waarbij sprake is van:
– opvang van onvoorziene en onplanbare cliëntvragen en/of
– opvang van onvoorziene en onplanbare uitval van personeel,
die niet door je collega werknemers kan worden geleverd of alleen door onevenredige aantasting van geplande roosters van jouw of je collega’s mogelijk is.
b. Als je werkt op basis van een nulurencontract biedt je werkgever je jaarlijks de gelegenheid aan te geven of je jouw nulurencontract wilt omzetten naar een arbeidsovereenkomst waarin wel een gemiddelde wekelijks arbeidsduur is opgenomen. In dat geval overlegt je werkgever met jou om, als dat mogelijk is, te komen tot een arbeidsovereenkomst met een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur.
c. Je werkgever mag geen gebruik maken van een zgn. voorovereenkomst. Bij deze overeen- komst geldt dat als je gehoor geeft aan de oproep, voor elke periode waarin je werkt, je een nieuwe tijdelijke arbeidsovereenkomst krijgt, waarbij de afspraken in de voorovereenkomst gelden.
3. Min/max contracten:
a. Met een min/max contract wordt je bereidheid uitgedrukt om, als dat nodig is, extra ingezet te worden. Met het maximum wordt wel een duidelijke bovengrens aan je bereidheid gesteld. Boven de maximum arbeidsduur zal je werkgever geen beroep op je doen, zodat je in staat bent je werk te combineren of af te stemmen met bijvoorbeeld privé- en zorgtaken.
b. ls je een min/max contract bent overeengekomen dan bedraagt de maximum arbeidsduur hooguit anderhalf maal (150% van) de minimum arbeidsduur.
c. Als je dit wenst, is je werkgever verplicht, aan de hand van het wettelijk rechtsvermoeden van artikel 7:610b BW te beoordelen of de overeengekomen minimum arbeidsduur nog aansluit bij je feitelijk structureel gewerkte uren. Indien dat niet het geval is, dan moet je werkgever in overleg met jou de minimum arbeidsduur in de arbeidsovereenkomst verhogen, gebaseerd op een representatieve referteperiode.
d. Indien er sprake is van een min/max-contract kun je bij je werkgever aangeven op welke dagen of tijden je wel of niet inzetbaar bent.’
Artikel 5.1A lid 7 sub c wordt toegevoegd en komt te luiden:
‘Artikel 5.1A Decentrale vaststelling werktijden (kanteling)
c. de wijze waarop door een team kan worden voorzien in flex-behoeften, waaronder het gebruik van nuluren- en min/maxcontracten;’
Artikel 8.2 wordt toegevoegd en komt te luiden:
‘Artikel 8.2 Loon bij ziekte/arbeidsongeschiktheid voor werknemers met min/max-contract
Als je een min/max-contract hebt, zoals bedoeld in artikel 4.2 en je hebt nog geen afspraak gemaakt over het te werken variabele gedeelte, dan wordt, in afwijking van artikel 8.1 lid 3 eerste zin, je salaris tijdens ziekte vastgesteld op basis van het gemiddelde salaris over de drie maanden of drie periodes, voorafgaand aan de maand of de periode waarin je ziek bent geworden. De hoogte van structurele looncomponenten wordt berekend over het gemiddelde van de laatste zes maanden voordat je ziek werd. Artikel 8.1 blijft van toepassing.’
Dictum II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 28 februari 2018
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze,
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
M.H.M. xxx xxx Xxxx