Aan de Veiligheidsregio’s
Aan de Veiligheidsregio’s
t.a.v. het bestuur
Onderwerp
Uitwerkingen arbeidsvoorwaardenakkoord 2023 e.v.
Landelijk Overleg Arbeidsvoorwaarden Veiligheidsregio’s
Datum
18 april 2023
Kenmerk
Lbr. 23/03 LOAV 23/01
Inlichtingen bij xxxx@xxxx.xx Doorkiesnummer 026-3552400
Samenvatting
Met deze brief informeren wij u over de afspraken opgenomen in het arbeidsvoorwaar- denakkoord 2023 e.v. en de wijzigingen in de CAR(-UWO) Veiligheidsregio’s.
Deze wijzigingen zijn het gevolg van overeengekomen afspraken in het Landelijk Overleg Arbeidsvoorwaarden Veiligheidsregio’s (LOAV) en gelden voor het personeel in dienst van de veiligheidsregio’s. De wijzigingen gelden niet voor het personeel in dienst van de veiligheidsregio’s die onder de werkingssfeer van een cao vallen, bijvoorbeeld ambulan- cepersoneel.
LOAV / WVSV
Xxxxxxxxxxxxxxx 000 Xxxxxx | 6801 HA | Postbus 7010
Onderwerp
Uitwerkingen arbeidsvoorwaardenakkoord 2023 e.v.
Geachte leden,
Met deze brief informeren wij u over de afspraken opgenomen in het arbeidsvoorwaar- denakkoord 2023 e.v. en de wijzigingen in de CAR(-UWO) Veiligheidsregio’s (bijlage 1). Deze wijzigingen zijn het gevolg van overeengekomen afspraken in het Landelijk Overleg Arbeidsvoorwaarden Veiligheidsregio’s (LOAV) en gelden voor het personeel in dienst van de veiligheidsregio’s. De wijzigingen gelden niet voor personeel in dienst van de vei- ligheidsregio’s die onder de werkingssfeer van een cao vallen, bijvoorbeeld ambulance- personeel.
Overlegpartners in het LOAV hebben een akkoord voor 16 maanden afgesproken. Ken- merk van de afgelopen periode is hoge inflatie en financiële onzekerheid, waardoor de koopkracht onder druk staat ondanks diverse rijksmaatregelen. Dit akkoord speelt in op de breed gevoelde noodzaak om de waardering voor de medewerkers ook financieel tot uiting te laten komen, tegemoet te komen aan de hoge financiële lasten van medewer- kers, de wens te investeren in het imago van de sector en voorspelbaar te zijn voor wat betreft de financiële lasten voor gemeenten.
In het akkoord staan afspraken over
1. Loon en looptijd
2. Reiskosten
3. Thuiswerkvergoeding
4. Duurzame inzetbaarheid en balans werk/privé
5. Werkgeversbijdrage
6. Diversen (o.a. ouderschapsverlof)
1. Loon en looptijd
Overlegpartners in het LOAV zijn een akkoord voor 16 maanden overeengekomen, van
2 januari 2023 tot 1 mei 2024. De uitwerking van de afspraken met betrekking tot het loon zijn onderstaand nader uitgewerkt.
A. Salarismaatregelen met ingang van 2 januari 2023 Salarismutatie per 2 januari 2023
De salarisverhoging ziet op een nominale stijging van € 100,- gevolgd door een procentu-
ele stijging van 5,5%. Dit leidt tot de bedragen weergegeven in de salaris- en vergoe- dingstabellen opgenomen in bijlage 1.
Vrijwillige brandweer
De algemene salarismaatregelen per 2 januari 2023 gelden ook voor de medewerkers van de vrijwillige brandweer. In artikel 19:24 CAR is bepaald dat de vrijwillige brandweer de LOAV-afspraken voor salaris volgt voor zover dit de algemene salarismutatie betreft. Voor de vrijwillige brandweer zijn de nominale stijging en de procentuele stijging uit de salarisontwikkeling omgerekend naar een totaalpercentage. Daarom worden alle vergoe- dingen per 2 januari 2023 met 9,3% verhoogd.
B. Verhoging Individueel Keuzebudget (IKB)
Het akkoord bevat een verhoging van het IKB (eindejaarsuitkering) van 1,58% naar in to- taal 8,33% per 2 januari 2023. Artikel 3:28, tweede lid onder b CAR(-UWO) Veiligheidsre- gio’s is hierop aangepast. Het aangepaste artikel is in bijlage 1 opgenomen.
C. Invloed van de salarismaatregelen op bovenwettelijke uitkeringen en toelagen
De salarismaatregelen per 2 januari 2023 werken door naar de reeds ingegane boven- wettelijke uitkeringen in verband met ontslag, arbeidsongeschiktheid in en door de dienst en werkloosheid op grond van respectievelijk hoofdstuk 7 en 10d CAR volgens de in de desbetreffende hoofdstukken beschreven indexatiesystematiek.
Gezien de combinatie van een nominale en procentuele verhoging geldt het volgende voor de berekening van de indexatie van toegekende uitkeringen of toelagen. Ter vast- stelling van de procentuele verhoging wordt het verschil berekend van de schaal en peri- odiek tussen 1 april 2022 en 2 januari 2023. Met het percentage uit deze berekening wor- den de toegekende uitkeringen of toelagen verhoogd.
Voorbeeld:
Medewerker is ingeschaald in salarisschaal 7 periodiek 11 en heeft een toelage van € 115,68. Op basis van het procentuele verschil tussen het salaris op 1 april 2022 (oud) en het salaris op 2 januari 2023 (nieuw) wordt de toelage verhoogd.
Dat is € 3.588,- minus € 3.301,-: € 287,-. Een verhoging van 8,69%. Daarmee wordt de uitkering van € 115,68 verhoogd naar € 125,73.
D. Invloed van de salarismaatregelen op overige groepen Flexkrachten (uitzendkrachten, payroll)
De algemene salarismaatregelen per 2 januari 2023 gelden ook voor uitzend- en payroll- krachten werkzaam bij Veiligheidsregio’s, omdat in de WAADI voor payrollwerknemers alsmede artikel 16 (inlenersbeloning) xxx XXX voor uitzendkrachten een initiële (structu- rele) loonsverhoging bij de inlener ook geldt voor in- geleende werknemers.
ZZP
Zelfstandigen (zonder personeel) zijn niet in dienst bij een Veiligheidsregio en kunnen geen rechten ontlenen aan deze salarisontwikkelingen.
FLO-overgangsrecht
De salarismaatregelen werken door in de berekeningsgrondslag voor medewerkers die gebruik maken van het FLO-overgangsrecht zoals dat luidt vanaf 1 januari 2018.
Voor medewerkers die gebruik maken van FLO-overgangsrecht én inactief waren op 1 oktober 2016 (FLO2006) geldt de verhoging van de eindejaaruitkering niet. Voor deze groep geldt naar rato van de arbeidsduur per 2 januari 2023 een nominale stijging van het geïndexeerd inkomen met € 100,- gevolgd door een procentuele stijging van 5,5%.
2. Reiskosten
Ingaande 1 april 2023 is een reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer en dienstrei- zen overeengekomen met een zgn. minimum karakter. Overlegpartners vinden een reis- kostenvergoeding passen bij goed en aantrekkelijk werkgeverschap en hebben afgespro- ken dat de onderhandelingen over reiskosten in het vervolg uitsluitend plaatsvinden in het LOAV en dus vanaf 2023 geen onderwerp meer zijn in het lokale overleg.
A. Woon-werkverkeer
De overeengekomen reiskostenvergoeding woon-werkverkeer gaat in op 1 april 2023 en bestaat uit de volgende elementen, t.w.:
• € 0,11 per kilometer (km); met een maximum van 45 km per enkele reis, ongeacht het soort vervoer (auto, fiets, openbaar vervoer, etc.);
• indexering van de vergoeding per km ligt op een bedrag van € 0,10 onder de maxi- maal fiscaal vrijgestelde vergoeding (thans € 0,21);
• een eenmalige compensatie voor het eerste kwartaal 2023.
Eenmalige compensatie
De nieuwe regeling gaat op 1 april 2023 in. Voor het eerste kwartaal van 2023 hebben medewerkers recht op een eenmalig compensatiebedrag.
Het compensatiebedrag is als volgt vast te stellen;
1. bepaal de aanspraken reiskostenvergoeding woon-werkverkeer voor het 2e kwartaal op basis van de nieuwe regeling;
2. stel vast of dit meer of minder is dan de betalingen in het 1e kwartaal op basis van de bestaande lokale regeling;
3. is dit minder en is het te compenseren bedrag over het 1e kwartaal € 15,- of meer, dan volgt een eenmalig compensatiebedrag over het verschil tussen het 2e en 1e kwartaal;
4. geeft het verschil tussen 2e en 1e kwartaal geen representatief beeld van de reisbe- wegingen woon-werkverkeer dan vindt een aangepaste berekening plaats binnen de fiscale grenzen.
Uitruil IKB
Binnen de fiscale grenzen blijft het mogelijk om in het IKB (art. 3.29 CAR) de woon-werk- verkeervergoeding als lokaal doel te benutten.
B. Dienstreizen
Voor dienstreizen geldt een vergoeding van het maximaal fiscaal vrijgestelde bedrag per km (thans € 0,21) of de volledige kosten voor gebruik van het openbaar vervoer.
Een regeling met een zgn. minimum karakter met ingang van 2 januari 2023.
C. Toelichting minimum karakter
Aangezien 14 van de 25 veiligheidsregio’s reeds lokale afspraken hebben over vergoe- dingen voor woon-werkverkeer en/of dienstreizen, zijn regelingen overeengekomen met een zgn. minimum karakter. Dat wil zeggen dat veiligheidsregio’s die op respectievelijk 2 januari 2023 (dienstreizen) en 1 april 2023 (woon-werkverkeer) een reiskostenregeling kennen met op onderdelen gunstigere afspraken, die lokale regeling behouden. De me- dewerker gaat er als gevolg van de nieuwe regeling niet op achteruit;
Daarbij geldt voor de vergoeding voor woon-werkverkeer het volgende:
• is de km-vergoeding in de lokale regeling lager dan € 0,11 per km, dan wordt de ver- goeding per km verhoogd naar € 0,11; dit ongeacht het aantal te vergoeden km (20 km,60 km of onbeperkt);
• is de km-vergoeding in de lokale regeling hoger dan € 0,11 per km, dan blijft dit ho- gere km-bedrag van toepassing;
• vergoedt de lokale regeling voor een enkele reis minder dan 45 km, dan wordt deze verhoogd tot 45 km enkele reis;
• vergoedt de lokale regeling voor een enkele reis meer dan 45 km, dan blijft dit meer- dere aantal (bv. 60 km) gehandhaafd.
• Ingeval de lokale regeling een zgn. tabelvergoeding kent, dan blijven de tabelver- goedingen van toepassing voor de medewerkers waarvoor dit gunstiger uitvalt. Voor de overige medewerkers geldt een vergoeding conform de landelijke regeling.
• Ingeval aanvullende afspraken over reiskosten van toepassing zijn, bijvoorbeeld op basis van sociaal plan of statuut, blijven deze van kracht.
Deze toelichting op de uitvoering van het minimum karakter heeft tot doel een eenduidige toepassing. Zie hieronder een aantal voorbeelden.
Hieronder drie voorbeelden met betrekking tot de vergoeding voor woon-werkverkeer. Voorbeeld 1:
• Lokale regeling: max. 50 km enkele reis tegen € 0,10 per km (max. € 5).
• Situatie per 1 april 2023: max. 50 km enkele reis tegen € 0,11 per km (max. € 5,50).
Voorbeeld 2:
• Lokale regeling: max. 30 km enkele reis tegen € 0,15 per km (max. € 4,50).
• Situatie per 1 april 2023: max. 45 km enkele reis tegen € 0,15 per km (max. € 6,75).
Voorbeeld 3:
• Lokale regeling: max. 50 km enkele reis tegen € 0,21 per km, waarbij de eerste 10 km niet vergoed (max. € 8,40).
• Situatie per 1 april 2023: max. 50 km enkele reis tegen € 0,21 per km (max. € 10,50).
3. Thuiswerkvergoeding
In de CAR is een thuiswerkvergoeding van € 2,00 netto per thuiswerkdag afgesproken. Overlegpartners zijn m.i.v. 2 januari 2023 een verhoging van deze vergoeding overeen- gekomen tot € 3,00 netto per thuiswerkdag bestaande uit:
• de fiscaal vrijgestelde thuiswerkvergoeding van € 2,15 netto en
• aangevuld met internetvergoeding van € 0,85 netto.
Het fiscaal vrijgestelde bedrag van de thuiswerkvergoeding bepaalt de hoogte van de in- ternetvergoeding. De thuiswerkvergoeding en de internetvergoeding zijn gericht vrijge- steld van loonbelasting. Deze vrijstellingen zijn op basis van artikel 31a, tweede lid, on- derdeel k (thuiswerkvergoeding) en onderdeel g (internetvergoeding) van de Wet op de loonbelasting 1964. De werkgever moet aannemelijk maken dat het internetgebruik nood- zakelijk is voor de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. Of voldaan wordt aan het noodzakelijkheidscriterium staat in een concreet geval ter beoordeling van de belas- tinginspecteur.
4. Duurzame inzetbaarheid en balans werk/privé
Overlegpartners zijn overeengekomen om concrete maatregelen te (onder)zoeken ter be- vordering van duurzame inzetbaarheid en de balans tussen werk en privé. Met betrekking tot een vroegpensioen/RVU regeling en de ontheffing van nachtdiensten is afgesproken om voor 1 mei 2023 concrete voorstellen uit te werken. Daarna volgt bespreking en be- sluitvorming in het LOAV.
A. Vroegpensioen/RVU-regeling
In 2021 is het zogeheten Pensioenakkoord gesloten voor vernieuwing van het pensioen- stelsel in Nederland. In het pensioenakkoord worden zeven onderwerpen behandeld waarvan de RVU-regeling er één is: werkgevers krijgen tijdelijk de mogelijkheid om fis- caal aantrekkelijke regelingen te treffen waardoor medewerkers vervroegd met pensioen kunnen gaan. Oorspronkelijk gold die afspraak alleen voor medewerkers in zgn. zware beroepen. De criteria voor de vraag wat een zwaar beroep is, zijn lastig vast te stellen. Om deze reden is besloten niet te komen met een lijst met zware beroepen, maar dat ex- tra mogelijkheden worden geboden om gezond toe te werken naar de pensioengerech- tigde leeftijd.
Partijen gaan in overleg om voor 1 mei 2023 te komen tot concrete voorstellen over een Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU).
B. Ontheffing nachtdiensten
De CAR kende in het verleden de mogelijkheid om vanaf de leeftijd van 55 jaar ontheffing van nachtdiensten te verzoeken met behoud van de nachtdiensttoeslag. Medewerkers met een bezwarende functie waren hiervan uitgezonderd. Met de komst van de FPU (Flexibel Pensioen en Uittreden) in 2006/2007 zijn deze seniorenmaatregelen afgeschaft. Het aspect van leeftijdsdiscriminatie speelde toen een grote rol.
Op de meldkamers, waar samengewerkt wordt met personeel van Politie en Ambulance- diensten, is het werken in nachtdiensten een issue. Zowel het Politie- als Ambulanceper- soneel hebben in hun rechtspositieregeling/cao de mogelijkheid van het vragen van ont- heffing. Het brandweerpersoneel kent een dergelijke ontheffingsregeling niet. In het licht van de arbeidsomstandigheden is dit voor de vakcentrales een belangrijk onderwerp.
Partijen gaan in overleg om voor 1 mei 2023 te komen tot concrete voorstellen over een regeling voor ontheffing nachtdiensten.
C. Duurzame inzetbaarheid en werk-privé balans
Overeengekomen is een paritaire werkgroep in te stellen voor het uitwerken van andere (aanvullende) maatregelen.
Partijen stellen een paritaire werkgroep duurzaamheid in die onderzoekt of concrete maatregelen voor de sector gewenst zijn en of, en onder welke voorwaarden, draagvlak is onder werkgevers en medewerkers voor een sectorale afspraak, mogelijk parallel aan de (tussentijdse) resultaten van het SemFire onderzoek voor medewerkers met een be- zwarende functie. Van belang hierbij is dat duurzaamheid meer omvat dan een generatie- pact of de vrijstelling van nachtdiensten. Het betreft een gezamenlijke verantwoordelijk- heid van werkgever en medewerker, niet verbonden aan functie, leeftijd, achtergrond, kennis, ervaring et cetera. Het onderzoek van de paritaire werkgroep zou zich daarom moeten richten op duurzame inzetbaarheid in brede zin: het bevorderen van gezond, vei- lig en vitaal werken, van goed werkgeverschap en opdrachtgeverschap én het stimuleren van de arbeidsmobiliteit van werkenden (‘een leven lang ontwikkelen’). Tenslotte moet de aandacht zich ook richten op het bevorderen van de bewustwording bij werkenden, zowel van duurzame inzetbaarheid als van de eigen regie op de loopbaan.
Partijen spreken af een paritaire werkgroep te formeren voor duurzame inzetbaarheid, waarbij de uitkomsten gedurende de looptijd van deze cao worden vastgesteld. De maat- regelen kunnen dan in het volgende akkoord worden opgenomen.
5. Werkgeversbijdrage
Afgesproken is een werkgeversbijdrage conform maatstaf AWVN t.w. € 22,71 per fte per jaar ingaande 2 januari 2023 en gebaseerd op het aantal fte in dienst van de veiligheids- regio’s op wie de CAR(-UWO) Veiligheidsregio van toepassing is. Deeltijders tellen mee naar rato.
Voor de brandweervrijwilliger (hoofdstuk 19 CAR) vindt een omrekening naar fte plaats. 1 brandweervrijwilliger telt in deze berekening mee voor 0,25 fte.
Veiligheidsregio’s zijn inmiddels van het proces op de hoogte hoe de werkgeversbijdrage vast te stellen en af te dragen.
Een nieuw artikel ter vastlegging van de afspraken is opgenomen in bijlage 1.
6. Diversen (o.a. ouderschapsverlof)
Sinds de inwerkingtreding van de Wet betaald ouderschapsverlof zijn diverse onge- wenste uitwerkingen en een complexe uitvoering ontstaan aangaande een combinatie van wettelijk betaald ouderschapsverlof en betaald ouderschapsverlof op grond van de CAR(-UWO) Veiligheidsregio’s. Daarnaast is sprake van een ongewenste pensioenpre- miedrempel, gemis aan opbouw vakantieverlof over de uren betaald ouderschapsverlof en scheefgetrokken doorbetalingspercentages. Ook zijn afspraken gemaakt over onbe- taald (Wazo-)verlof.
Het doel van de afspraken in dit akkoord is te zorgen voor een eenvoudigere uitvoering en een evenwichtige verdeling van de hoogte van het percentage doorbetaling tijdens ou- derschapsverlof met voldoende keuzevrijheid voor de medewerkers.
Onbetaald (Wazo-)verlof
Per 1 juni 2023 blijft de premieverdeling van de pensioenafdracht ongewijzigd tijdens on- betaald verlof op grond van de Wazo, ongeacht de duur van het onbetaald verlof. Het werkgeversdeel van de pensioenafdracht komt tijdens onbetaald Wazo-verlof dus niet voor rekening van de medewerker, ook niet als het verlof langer duurt dan drie maanden.
Per 1 juni 2023 wijzigt het artikel over het verhalen van de pensioenafdracht tijdens onbe- taald verlof anders dan op grond van de Wazo (artikel 6:9 CAR). Werkgever verhaalt op medewerkers met xxxxxxxxx xxxxxx met ingang van de vierde maand het werkgeversdeel
van de pensioenpremies. Perioden van onbetaald verlof die elkaar opvolgen met een on- derbreking van minder dan zes weken, behoren tot dezelfde periode van onbetaald ver- lof.
Voorbeeld
1 mei 2023 start een periode van onbetaald verlof tot 1 juli 2023 (2 maanden). 1 augustus 2023 vangt een nieuwe periode aan van onbetaald verlof tot 1 november 2023 (3 maan- den). Omdat de perioden elkaar binnen zes weken opvolgen komt de volledige pensioen- afdracht voor rekening van de medewerker met ingang van de vierde maand onbetaald verlof, in dit voorbeeld vanaf 1 september 2023.
Ouderschapsverlof
Het ouderschapsverlof (CAR 6:5 e.v.) wijzigt op een aantal onderdelen.
Per 1 januari 2024 gelden andere regels voor betaald ouderschapsverlof.
A. Wijziging doorbetalingspercentages
Het doorbetalingspercentage tijdens ouderschapsverlof op grond van de CAR(-UWO) Veiligheidsregio’s is gebaseerd op het (fulltime) salaris van een medewerker, in plaats van de salarisschaal.
Medewerkers met een (fulltime) salaris
• gelijk aan of kleiner dan het maximum van schaal 2 hebben recht op 80% doorbeta- ling;
• groter dan het maximum van schaal 2 maar gelijk aan of kleiner dan het maximum van schaal 4 hebben recht op 70% doorbetaling;
• groter dan het maximum van schaal 4 hebben recht op 50% doorbetaling.
Voorbeeld:
Een medewerker is ingeschaald in schaal 6 periodiek 6 en heeft een dienstverbandper- centage van 50% en neemt per 1 februari 2024 tot 1 maart 2024 volledig ouderschaps- verlof op, op grond van de CAR-UWO Veiligheidsregio’s. Het fulltimesalaris van deze me- dewerker is € 2.806. Dit bedrag is hoger dan het maximum van schaal 2 (€ 2.615) en la- ger dan het maximum van schaal 4 (€ 2986). Daarmee bestaat in de maand februari 2024 tijdens het ouderschapsverlof recht op 70% doorbetaling.
Bijlage 2 geeft de tabel met de doorbetalingspercentages voor medewerkers.
B. Wijziging keuzemogelijkheden doorbetalingspercentages
Medewerkers kunnen kiezen voor een hoger of lager percentage doorbetaling tijdens het ouderschapsverlof. De duur van het ouderschapsverlof wijzigt evenredig met de ge- maakte keuze. De keuzemogelijkheden zijn bij opname van alleen betaald ouderschaps- verlof op grond van de CAR(-UWO) Veiligheidsregio’s 50%, 70%, 80% of 100%.
Bij opname van 1 tot 9 weken wettelijk betaald ouderschapsverlof in het eerste levensjaar van het kind in combinatie met betaald ouderschapsverlof op grond van de CAR(-UWO) Veiligheidsregio’s, is nog één keuze mogelijk t.w. 100% doorbetaling van salaris- en sala- ristoelagen. Het aantal weken dat een medewerker hiervoor kiest wordt in mindering ge- bracht op het totaal aantal weken betaald ouderschapsverlof op grond van de CAR(- UWO) Veiligheidsregio’s. Voor de medewerker blijft het mogelijk om in het eerste levens- jaar van het kind onbetaald ouderschapsverlof op te nemen en een uitkering van het UWV aan te vragen.
Volledigheidshalve: alle vormen van ouderschapsverlof mogen samen nooit meer dan het wettelijke recht op ouderschapsverlof zijn, t.w. 26 maal de wekelijkse arbeidsduur.
Voor wat betreft de afspraken opgenomen onder A en B geldt dat genomen besluiten op aanvragen ouderschapsverlof die aanvangen of doorlopen in 2024 worden gehandhaafd, tenzij de medewerker verzoekt om een nieuw besluit te nemen op basis van de nieuwe regelgeving.
Per 1 juni 2023 gelden andere regels voor betaald ouderschapsverlof.
C. Verlofopbouw tijdens betaald ouderschapsverlof
Medewerkers bouwen tijdens betaald ouderschapsverlof op grond van de CAR(-UWO) Veiligheidsregio’s volledig vakantieverlof op.
D. Terugbetalingsverplichting betaald ouderschapsverlof
Aanvullend op hetgeen is vastgelegd in het principeakkoord vervalt de terugbetalingsver- plichting van het betaald ouderschapsverlof op grond van de CAR(-UWO) Veiligheidsre- gio’s voor medewerkers die op of na 1 juni 2023 ontslag nemen of urenvermindering aan- vragen
Inwerkingtreding
De CAR(-UWO) Veiligheidsregio’s is aangepast en treedt in werking met in gang van 2 januari 2023 (bijlage 1) of op de in het artikel aangegeven datum.
Rechtskrachtbepaling
Veiligheidsregio’s zijn gehouden om uitvoering te geven aan de in het LOAV overeenge- komen afspraken en aanpassingen van de CAR(-UWO) Veiligheidsregio’s.
De CAR(-UWO) Veiligheidsregio’s is geen cao in de zin van de Wet op de collectieve ar- beidsovereenkomst, waardoor overeengekomen wijzigingen niet rechtstreeks doorwerken in de aanstelling van individuele ambtenaren.
Op grond van artikel 11.2 Aanpassingswet Wnra is de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) niet op het personeel van veiligheidsregio’s van toepassing, maar uit- gesteld tot een nader bij koninklijk besluit te noemen tijdstip. Het bestuur van een veilig- heidsregio is op grond van de Ambtenarenwet verplicht voor haar ambtenaren een lokale arbeidsvoorwaarden- en rechtspositieregeling vast te stellen in de vorm van een alge- meen verbindend voorschrift.
De lokale arbeidsvoorwaarden- en rechtspositieregeling is een algemeen verbindend voorschrift. Artikel 6 van de Bekendmakingswet bepaalt dat besluiten, die algemeen ver- bindende voorschriften inhouden, pas verbinden wanneer zij op de juiste manier zijn be- kendgemaakt.
Hoogachtend,
Landelijk Overleg Arbeidsvoorwaarden Veiligheidsregio’s,
Xxxxxxx xx Xxxxx, Secretaris
Deze circulaire staat ook op xxx.xxxx.xx
Bijlage bij LOAV-circulaire 23/01
Bijlage 1 CAR-tekst per 2 januari 2023
A. Artikel 1:1 wordt aangevuld met:
bbb Wettelijk betaald ouderschapsverlof: de periode waarin de ambtenaar recht heeft op een uitkering op grond van artikel 6:3 Wazo
B. Artikel 3:21 wijzigt en komt als volgt te luiden:
3:21 Reiskostenvergoeding dienstreizen
1. Met ingang van 2 januari 2023 heeft een ambtenaar recht op een kilometerver- goeding ter hoogte van het maximaal fiscaal vrijgestelde bedrag voor reiskosten die de ambtenaar maakt in het belang van de dienst. Bij gebruik van het open- baar vervoer is de vergoeding op basis van het 2e klas tarief.
2. Indien de kilometervergoeding als bedoeld in het eerste lid op basis van de voor 2 januari 2023 vastgestelde lokale regeling hoger is, heeft de ambtenaar aan- spraak op de kilometervergoeding uit de lokale regeling.
3. Een ambtenaar heeft recht op een vergoeding voor verblijfkosten die zijn ge- maakt in het belang van de dienst.
C. Artikel 3.22 wijzigt en komt als volgt te luiden:
3:22 Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer
1. Met ingang van 1 april 2023 heeft een ambtenaar voor maximaal 45 kilometer en- kele reis recht op een kilometervergoeding ter hoogte van het maximaal fiscaal vrijgestelde bedrag minus € 0,10 voor reisbewegingen in het kader van woon- werkverkeer.
2. Indien de kilometervergoeding of het aantal kilometers enkele reis als bedoeld in het eerste lid op basis van de voor 1 april 2023 vastgestelde lokale regeling ho- ger is dan behoudt de ambtenaar de hogere aanspraken van de lokale regeling.
D. In artikel 3:22a wijzigt het eerste lid en komt als volgt te luiden: 3:22a Thuiswerkvergoeding
1. Met ingang van 2 januari 2023 heeft een ambtenaar recht op een vergoeding per thuiswerkdag van € 3,- netto, ongeacht de omvang van de aanstelling, bestaande uit:
a. de fiscaal vrijgestelde thuiswerkvergoeding,
b. aangevuld met een netto internetvergoeding tot € 3,- netto.
E. In artikel 3:28, tweede lid onder b wijzigt het percentage van 6,75% in 8,33%
F. Artikel 6:5 wijzigt per 1 januari 2024 en komt als volgt te luiden: Artikel 6:5 Betaald ouderschapsverlof
1. De ambtenaar met ouderschapsverlof heeft voor maximaal 13 keer de formele arbeidsduur per week aanspraak op doorbetaling van een percentage van zijn salaris en salaristoelage(n). Bij een voltijddienstverband is dit 468 uur. Het per- centage is:
Salaris | Percentage doorbetaling salaris en sala- ristoelage(n) |
≤ het maximum salarisschaal 2 | 80% |
˃ het maximum van salarisschaal 2 en ≤ het maximum van salarisschaal 4 | 70% |
˃ het maximum van salarisschaal 4 | 50% |
2. In afwijking van het eerste lid, kan de ambtenaar per kind kiezen voor:
a. een hoger percentage doorbetaling van salaris en salaristoelage(n) met als ge- volg dat het aantal uren betaald ouderschapsverlof minder wordt dan 468 uur, of
b. een lager percentage doorbetaling van salaris en salaristoelage(n) met als ge- volg dat het aantal uren betaald ouderschapsverlof meer wordt dan 468 uur.
Salaris Uren betaald ouder- schapsverlof voor 13 weken | Keuze per- centage van de ambte- naar: 50% | Keuze per- centage van de ambtenaar: 70% | Keuze per- centage van de ambte- naar: 80% | Keuze per- centage van de ambte- naar: 100% |
≤ het max. schaal 2 | 748,8 uur | 534,9 uur | 468 uur | 374,4 uur |
˃ het max. van schaal 2 en ≤ het max. van schaal 4 | 655,2 uur | 468 uur | 409,5 uur | 327,6 uur |
˃ het maximum van sa- larisschaal 4 | 468 uur | 334,3 uur | 292,5 uur | 234 uur |
3. Vervallen per 1 januari 2024.
4. De ambtenaar mag tijdens het betaald ouderschapsverlof geen betaald werk ver- richten. Het bestuur kan hierover aanvullende regels stellen.
5. Vervallen per 1 januari 2024.
6. Als uitgangspunt bij het bepalen van het percentage in het tweede lid geldt het salaris van een voltijddienstverband bij aanvang van de opname van het betaald ouderschapsverlof.
7. Het recht op betaald ouderschapsverlof is korter dan 13 weken als het betaalde ouderschapsverlof in lid 2 wordt gecombineerd met de Wazo-uitkering geregeld in artikel 6:5b. Dan geldt de volgende rekenformule:
(x weken recht gedeeld door 13 weken) vermenigvuldigd met het aantal uren als aangegeven in het tweede lid.
G. Artikel 6:5:2 wordt gewijzigd per 1 juni 2023 en komt als volgt te luiden: Artikel 6:5:2 Meerlingen
1. Bij twee- of meerlingen bestaat voor één kind aanspraak op betaald ouder- schapsverlof.
2. De bepaling uit artikel 6:5:7 is van overeenkomstige toepassing indien, voor het tweede en de meerdere kinderen van een twee- of meerling, gebruik wordt ge- maakt van de mogelijkheid onbetaald ouderschapsverlof te genieten.
H. Artikel 6:5:4 vervalt met ingang van 1 juni 2023;
I. Artikel 6:5:5 vervalt met ingang van 1 juni 2023;
J. Opgenomen wordt een nieuw artikel 6:5b luidende als volgt:
Artikel 6:5b Betaald ouderschapsverlof gecombineerd met Wazo-uitkering
1. De ambtenaar die tijdens het eerste levensjaar van het kind het betaald ouder- schapsverlof in artikel 6.5 combineert met het wettelijk betaald ouderschapsverlof heeft aanspraak op maximaal 9 weken van doorbetaling van zijn salaris en sala- ristoelage(n) voor 100%. Voor de resterende periode betaald ouderschapsverlof geldt het bepaalde in artikel 6.5.
2. De lengte van de resterende periode betaald ouderschapsverlof, als in het eerste lid bedoeld, hangt af van het aantal opgenomen weken 100% betaald ouder- schapsverlof dat de ambtenaar heeft opgenomen in het eerste levensjaar van het kind. De volgende combinaties zijn mogelijk:
Ouderschapsverlof 100% betaald (CAR en Wazo samen) In het eerste levensjaar kind | Betaald ouderschapsverlof artikel 6.5 Vóór het achtste levensjaar kind | Xxxxxx |
9 weken = 324 uur | 4 weken = 144 uur | 13 weken = 468 uur |
8 weken = 288 uur | 5 weken = 180 uur | 13 weken = 468 uur |
7 weken = 252 uur | 6 weken = 216 uur | 13 weken = 468 uur |
6 weken = 216 uur | 7 weken = 252 uur | 13 weken = 468 uur |
5 weken = 180 uur | 8 weken = 288 uur | 13 weken = 468 uur |
4 weken = 144 uur | 9 weken = 324 uur | 13 weken = 468 uur |
3 weken = 108 uur | 10 weken = 360 uur | 13 weken = 468 uur |
2 weken = 72 uur | 11 weken = 396 uur | 13 weken = 468 uur |
1 week = 36 uur | 12 weken = 432 uur | 13 weken = 468 uur |
3. De ambtenaar kan in afwijking van het eerste en tweede lid kiezen om in het eer- ste levensjaar van het kind alleen gebruik te maken van het wettelijk betaald ou- derschapsverlof zonder de doorbetaling van 100% van zijn salaris en salaristoe- lage(n). De ambtenaar heeft dan aanspraak op de wettelijke uitkering voor maxi- maal 9 weken en behoudt aanspraak op betaald ouderschapsverlof voor maxi- maal 13 weken als bedoeld in artikel 6.5.
4. Bij twee- of meerlingen bestaat voor één kind aanspraak op 100% betaald ouder- schapsverlof als bedoeld in het eerste lid.
K. Artikel 6:9 wordt gewijzigd met ingang van 1 juni 2023 en komt als volgt te lui- den:
Artikel 6:9 Onbetaald verlof
1. De ambtenaar die langer dan een jaar in dienst is van de veiligheidsregio kan het bestuur verzoeken hem onbetaald verlof te verlenen voor een periode van ten- minste 1 maand en ten hoogste 18 maanden.
2. De ambtenaar geniet in een periode van vijf jaar maximaal 18 maanden onbe- taald verlof. Per jaar heeft de ambtenaar recht op maximaal één periode van on- betaald verlof.
3. Het bestuur kan afwijken van de in het eerste en tweede lid gestelde voorwaar- den.
4. Het verzoek van de ambtenaar heeft betrekking op de volledige arbeidsduur of op een deel daarvan.
5. De ambtenaar dient het verzoek tenminste drie maanden voor de gewenste in- gangsdatum in. Het bestuur stelt vast hoe het verzoek wordt ingediend.
6. Het bestuur beslist zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee maanden na ont- vangst van het verzoek. De ambtenaar ontvangt schriftelijk bericht van de beslis- sing van het bestuur.
7. Indien de ambtenaar betaalde arbeid verricht over de uren dat hij onbetaald ver- lof geniet, kan het bestuur het verlof intrekken.
8. Onverminderd het zevende lid kan het onbetaalde verlof niet tussentijds worden beëindigd tenzij het bestuur en de ambtenaar hiermee instemmen.
9. Het bestuur kent een verzoek om onbetaald verlof dat betrekking heeft op een periode direct voorafgaand aan de pensionering toe, tenzij zwaarwegende dienst- belangen zich daartegen verzetten. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt het verlof verleend voor een periode van maximaal drie jaren.
10. Gedurende de periode van onbetaald verlof bestaat geen aanspraak op salaris, uitkeringen, tegemoetkomingen, toeslagen, toelagen en (kosten)vergoedingen. Bij deeltijd verlof wordt dit naar rato vastgesteld.
11. Tijdens onbetaald verlof behoudt de ambtenaar de tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering opgenomen in artikel 3.25.
12. Tijdens de eerste drie maanden van onbetaald verlof blijft het verhaal van de pensioenpremies voor de ambtenaar en werkgever gelijk aan het bedrag dat con- form het Pensioenreglement verschuldigd is. Xxxxx het onbetaald verlof langer dan drie maanden, dan verhaalt de werkgever met ingang van de vierde maand naast het verschuldigde werknemersdeel van de premies ook het verschuldigde werkgeversdeel van de premies op de werknemer. Bij gedeeltelijk onbetaald ver- lof wordt het verhaal naar rato vastgesteld.
13. Voor de toepassing van lid 12 gelden periodes van onbetaald verlof die elkaar opvolgen binnen een periode van zes weken als één periode.
14. De duur van de vakantie van de ambtenaar die onbetaald verlof geniet wordt ver- minderd naar evenredigheid van de omvang van het onbetaald verlof.
L. Artikel 6:10 komt met ingang van 1 juni 2023 te vervallen;
M. Opgenomen wordt per 1 juni 2023 een nieuw artikel 6:13 luidende als volgt: Artikel 6:13 Aanspraken tijdens onbetaald Wazo-verlof
1. Tijdens onbetaald Wazo-verlof bestaat geen aanspraak op salaris, uitkeringen, tegemoetkomingen, toeslagen, toelagen en (kosten)vergoedingen
2. Tijdens onbetaald Wazo-verlof krijgt de ambtenaar, in afwijking van lid 1, wel de gehele tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering zoals in artikel 3.25.
3. Tijdens onbetaald Wazo-verlof blijft het verhaal van de pensioenpremies voor de werknemer en de werkgever gelijk aan het bedrag dat conform het Pensioenre- glement verschuldigd is.
4. Artikel 6.9 geldt niet voor onbetaald Wazo-verlof.
N. Opgenomen wordt een nieuw artikel 12:4 luidende als volgt:
Artikel 12:4 Werkgeversbijdrage
1. De veiligheidsregio’s betalen de vakcentrales die partij zijn in het LOAV per ka- lenderjaar een financiële werkgeversbijdrage via de werkorganisatie van één van de aangesloten vakcentrales.
2. Het jaarbedrag voor de werkgeversbijdrage is gelijk aan de actuele norm van de Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN), vermenigvuldigd met het aantal medewerkers met een volledig dienstverband dat op 1 januari van dat jaar een aanstelling bij de veiligheidsregio heeft. Voor medewerkers die geen volledig dienstverband hebben geldt de deeltijdfactor in de berekening van het jaarbe- drag. Voor brandweervrijwilligers geldt een deeltijdfactor van 0,25.
3. De veiligheidsregio’s verstrekken de in lid 1 genoemde werkorganisatie uiterlijk op 1 april een overzicht van het totaal aantal medewerkers op 1 januari van dat lopende kalenderjaar.
4. De werkorganisatie stuurt uiterlijk 1 mei een factuur naar de veiligheidsregio voor het lopende kalenderjaar. De veiligheidsregio betaalt de factuur uiterlijk 1 juni.
5. Bestaande financiële lokale bijdrageregelingen vervallen. De vakcentrales die partij zijn in het LOAV leggen geen nieuwe andere bijdrageregeling voor aan de veiligheidsregio.
6. De vakcentrales doen uiterlijk op 1 april aan de Werkgeversvereniging Samen- werkende Veiligheidsregio’s opgave van de op 1 januari van dat jaar bij de Veilig- heidsregio’s werkzame leden waarop de CAR(-UWO) van toepassing is, gesplitst naar brandweervrijwilligers en overig personeel.
7. De vakcentrales die partij zijn in het LOAV zien af van bevoordeling van leden.
CAR-bijlage per 2 januari 2023: Bijlage IIa
Salaristabel per 2 januari 2023, nieuwe structuur.
perio- diek | Schaal | |||||||||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | |
0 | 1.897 | 1.938 | 1.985 | 2.038 | 2.094 | 2.226 | 2.485 | 2.829 | 3.128 | 3.365 |
1 | 1.938 | 2.000 | 2.062 | 2.124 | 2.189 | 2.323 | 2.585 | 2.939 | 3.257 | 3.517 |
2 | 1.983 | 2.061 | 2.140 | 2.211 | 2.284 | 2.419 | 2.686 | 3.049 | 3.385 | 3.668 |
3 | 2.028 | 2.123 | 2.217 | 2.296 | 2.379 | 2.516 | 2.786 | 3.160 | 3.514 | 3.820 |
4 | 2.072 | 2.184 | 2.295 | 2.383 | 2.474 | 2.613 | 2.886 | 3.270 | 3.643 | 3.972 |
5 | 2.117 | 2.246 | 2.372 | 2.469 | 2.568 | 2.710 | 2.986 | 3.380 | 3.771 | 4.124 |
6 | 2.162 | 2.307 | 2.450 | 2.555 | 2.663 | 2.806 | 3.087 | 3.492 | 3.901 | 4.275 |
7 | 2.207 | 2.368 | 2.527 | 2.642 | 2.758 | 2.902 | 3.187 | 3.602 | 4.030 | 4.427 |
8 | 2.252 | 2.430 | 2.605 | 2.728 | 2.853 | 2.999 | 3.288 | 3.712 | 4.158 | 4.579 |
9 | 2.296 | 2.491 | 2.682 | 2.814 | 2.948 | 3.096 | 3.388 | 3.823 | 4.287 | 4.731 |
10 | 2.341 | 2.553 | 2.760 | 2.900 | 3.042 | 3.193 | 3.488 | 3.933 | 4.416 | 4.882 |
11 | 2.386 | 2.615 | 2.838 | 2.986 | 3.137 | 3.289 | 3.588 | 4.043 | 4.544 | 5.034 |
perio- diek | Schaal | |||||||||
10A | 11 | 11A | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | |
0 | 3699 | 4010 | 4404 | 4797 | 5344 | 5670 | 6089 | 6513 | 7195 | 7964 |
1 | 3855 | 4172 | 4565 | 4959 | 5502 | 5861 | 6310 | 6770 | 7473 | 8263 |
2 | 4010 | 4333 | 4727 | 5118 | 5660 | 6053 | 6531 | 7027 | 7751 | 8561 |
3 | 4166 | 4495 | 4887 | 5277 | 5818 | 6243 | 6752 | 7285 | 8028 | 8860 |
4 | 4321 | 4656 | 5049 | 5435 | 5977 | 6435 | 6973 | 7543 | 8306 | 9158 |
5 | 4477 | 4818 | 5207 | 0000 | 0000 | 0000 | 7194 | 7800 | 8584 | 9457 |
6 | 4632 | 4980 | 5365 | 5751 | 6294 | 6818 | 7416 | 8057 | 8862 | 9755 |
7 | 4788 | 5140 | 5524 | 5910 | 6452 | 7009 | 7637 | 8315 | 9139 | 10054 |
8 | 4943 | 5298 | 5682 | 6068 | 6611 | 7201 | 7858 | 8572 | 9417 | 10352 |
9 | 5097 | 5457 | 5840 | 6227 | 6768 | 7391 | 8079 | 8830 | 9695 | 10651 |
10 | 5249 | 5615 | 5999 | 6385 | 6927 | 7583 | 8300 | 9087 | 9972 | 10949 |
11 | 5402 | 5773 | 6157 | 6544 | 7085 | 7774 | 8521 | 9345 | 10250 | 11248 |
CAR-bijlage per 2 januari 2023: Bijlage IIb
Vergoedingentabel betreffende de vrijwilligers bij veiligheidsregio’s per 2 januari 2023
Jaarvergoe- ding | uurbedrag oe- feningen en cursussen e.d. | uurbedrag voor brandbestrijding en hulpverle- ning | uurbedrag voor langdurig aanwezigheid | |
1. Aspirant manschap | 423 | 13,06 | 24,43 | 16,27 |
2. Manschap met maximaal 1 specialisatie (Chauffeur, Voertuigbediener, Gaspakdrager, Brandweerdui- ker of Verkenner gevaarlijke stoffen) | 423 | 15,01 | 28,23 | 18,80 |
3. Duikploegleider, of Man- schap met 2 of meer specialisa- ties uit categorie 2, of langer dan 5 jaar Manschap in catego- rie 2 | 423 | 16,65 | 31,23 | 20,82 |
4. Bevelvoerder | 634 | 20,88 | 39,23 | 26,14 |
5. Officier van dienst | 4.998 | 0,00 | 49,98 | 0,00 |
6. Hoofdofficier van dienst, ad- viseur gevaarlijke stoffen | 7.179 | 0,00 | 71,79 | 0,00 |
7. Commandant van dienst | 10.678 | 0,00 | 80,11 | 0,00 |
CAR-bijlage per 2 januari 2023: Bijlage IIc
Gebruteerde vergoedingentabel betreffende de vrijwilligers bij veiligheidsregio’s per 2 ja- nuari 2023
jaarvergoeding | uurbedrag oefeningen en cursus- sen e.d. | uurbedrag voor brandbestrijding en hulpverlening | uurbedrag voor langdurig aanwezigheid | |
1. Aspirant manschap | 427 | 13,24 | 24,84 | 16,53 |
2. Manschap met maximaal 1 specialisatie | ||||
(Chauffeur, Voertuigbediener, Gaspakdrager, Brandweerdui- ker of Verkenner gevaarlijke stoffen) | 427 | 15,08 | 28,79 | 19,18 |
3. Duikploegleider, of Man- schap met 2 of meer speciali- saties uit categorie 2, of lan- ger dan 5 jaar Manschap in categorie 2 | 427 | 16,72 | 31,73 | 21,16 |
4. Bevelvoerder | 646 | 20,92 | 39,82 | 26,54 |
5. Officier van dienst | 5.093 | 0,00 | 50,93 | 0,00 |
6. Hoofdofficier van dienst, adviseur gevaarlijke stoffen | 7.308 | 0,00 | 73,08 | 0,00 |
7. Commandant van dienst | 10.880 | 0,00 | 81,54 | 0,00 |
Bijlage bij LOAV-circulaire 23/01
Bijlage 2 Tabel doorbetalingspercentages ouderschapsverlof (m.i.v. 1 januari 2024)
Salaristabel per 2 januari 2023, nieuwe structuur
80%
70%
50%
periodiek | Schaal | |||||||||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | |
0 | 1.897 | 1.938 | 1.985 | 2.038 | 2.094 | 2.226 | 2.485 | 2.829 | 3.128 | 3.365 |
1 | 1.938 | 2.000 | 2.062 | 2.124 | 2.189 | 2.323 | 2.585 | 2.939 | 3.257 | 3.517 |
2 | 1.983 | 2.061 | 2.140 | 2.211 | 2.284 | 2.419 | 2.686 | 3.049 | 3.385 | 3.668 |
3 | 2.028 | 2.123 | 2.217 | 2.296 | 2.379 | 2.516 | 2.786 | 3.160 | 3.514 | 3.820 |
4 | 2.072 | 2.184 | 2.295 | 2.383 | 2.474 | 2.613 | 2.886 | 3.270 | 3.643 | 3.972 |
5 | 2.117 | 2.246 | 2.372 | 2.469 | 2.568 | 2.710 | 2.986 | 3.380 | 3.771 | 4.124 |
6 | 2.162 | 2.307 | 2.450 | 2.555 | 2.663 | 2.806 | 3.087 | 3.492 | 3.901 | 4.275 |
7 | 2.207 | 2.368 | 2.527 | 2.642 | 2.758 | 2.902 | 3.187 | 3.602 | 4.030 | 4.427 |
8 | 2.252 | 2.430 | 2.605 | 2.728 | 2.853 | 2.999 | 3.288 | 3.712 | 4.158 | 4.579 |
9 | 2.296 | 2.491 | 2.682 | 2.814 | 2.948 | 3.096 | 3.388 | 3.823 | 4.287 | 4.731 |
10 | 2.341 | 2.553 | 2.760 | 2.900 | 3.042 | 3.193 | 3.488 | 3.933 | 4.416 | 4.882 |
11 | 2.386 | 2.615 | 2.838 | 2.986 | 3.137 | 3.289 | 3.588 | 4.043 | 4.544 | 5.034 |
periodiek | Schaal | |||||||||
10A | 11 | 11A | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | |
0 | 3699 | 4010 | 4404 | 4797 | 5344 | 5670 | 6089 | 6513 | 7195 | 7964 |
1 | 3855 | 4172 | 4565 | 4959 | 5502 | 5861 | 6310 | 6770 | 7473 | 8263 |
2 | 4010 | 4333 | 4727 | 5118 | 5660 | 6053 | 6531 | 7027 | 7751 | 8561 |
3 | 4166 | 4495 | 4887 | 5277 | 5818 | 6243 | 6752 | 7285 | 8028 | 8860 |
4 | 4321 | 4656 | 5049 | 5435 | 5977 | 6435 | 6973 | 7543 | 8306 | 9158 |
5 | 4477 | 4818 | 5207 | 0000 | 0000 | 0000 | 7194 | 7800 | 8584 | 9457 |
6 | 4632 | 4980 | 5365 | 5751 | 6294 | 6818 | 7416 | 8057 | 8862 | 9755 |
7 | 4788 | 5140 | 5524 | 5910 | 6452 | 7009 | 7637 | 8315 | 9139 | 10054 |
8 | 4943 | 5298 | 5682 | 6068 | 6611 | 7201 | 7858 | 8572 | 9417 | 10352 |
9 | 5097 | 5457 | 5840 | 6227 | 6768 | 7391 | 8079 | 8830 | 9695 | 10651 |
10 | 5249 | 5615 | 5999 | 6385 | 6927 | 7583 | 8300 | 9087 | 9972 | 10949 |
11 | 5402 | 5773 | 6157 | 6544 | 7085 | 7774 | 8521 | 9345 | 10250 | 11248 |