COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET HOGER PERSONEEL IN DE METALEKTRO 2013/2015
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET HOGER PERSONEEL IN DE METALEKTRO 2013/2015
Tussen
1. de Vereniging FME-CWM, ondernemersorganisatie voor de technologische industrie, gevestigd te Zoetermeer, hierna te noemen werkgeversvakvereniging of w.v., handelende voor en namens die le- den van de w.v. wier onderneming valt resp. zal vallen onder de omschrijving van de werkingssfeer in artikel 1.2 van deze cao,
en
2. de Vereniging VHP2, gevestigd te Eindhoven,
3. de Vereniging FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht,
4. de Vereniging CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht,
5. de Vereniging De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, gevestigd te Culemborg,
de verenigingen 2 t/m 5 hierna gezamenlijk te noemen de werknemersvakverenigingen of v.v., hande- lend voor die leden van de v.v. die met vorengenoemde leden van de w.v. een arbeidsovereenkomst hebben,
is de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst gesloten. In deze cao is de cao voor het hoger perso- neel in de Metalektro inzake de regeling van de arbeidsduur en de werktijden ingaande 1 januari 1985 geïntegreerd.
INLEIDING
1. Partijen hebben de bedoeling in de toekomst deze collectieve arbeidsovereenkomst samen te voegen met de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro, waarbij een punt van overleg zal vormen welke bepalingen in de dan tot stand te brengen ene cao, voor de verschillende categorieën van het personeel van toepassing zullen kunnen zijn.
2. Op het niveau van de ondernemingen kunnen de v.v. en de ondernemingsleiding met elkaar overleg voeren over alle aspecten van de werkgelegenheid, waarbij inbegrepen de effecten van de nieuwe ar- beidsduurregeling ingaande 1 januari 1985.
3. Partijen zullen zich nader beraden over de programmering van het overleg over:
- integratie van de cao’s;
- middellange termijnbeleid;
- artikel 44 Cao-HP in de Metalektro.
4. Partijen zien het verzuim wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid in de bedrijven als een blijvend punt van zorg. Zij zijn van mening dat in eerste instantie op het niveau van de onderneming het ver- zuim dat voortvloeit uit het werk, dient te worden aangepakt.
Het is van belang dat ondernemingen in de bedrijfstak voorkoming van (definitieve) uitval door ziekte nastreven.
Partijen onderschrijven het protocol Aanstellingskeuringen van 1 juni 1995, uitgegeven door KNMG. Dit protocol is bij partijen op te vragen.
Partijen bevelen aan werknemers van 55 jaar en ouder in de gelegenheid te stellen een periodieke keuring te ondergaan.
5. Partijen bevelen aan in het in de onderneming te voeren beleid tevens aandacht te besteden aan de aan het productieproces verbonden milieueffecten. Aanbevolen wordt een intern milieuzorgsysteem in te voeren.
6. Partijen bevelen aan in overleg met de ondernemingsraad een regeling op te stellen voor de behande- ling van klachten betreffende aangelegenheden in verband met de arbeid. Indien de behandeling van klachten binnen de onderneming plaatsvindt in het kader van een klachtenregeling, wordt aanbevolen in deze regeling tevens een bepaling op te nemen dat het de werknemer vrij staat zich in de klachten- procedure en de eventuele beroepsprocedure te laten bijstaan door een door hem gekozen persoon. Partijen wijzen er op dat na de binnen de onderneming openstaande wegen tot behandeling van klachten, nl. de hiërarchische lijn inclusief de bemoeiingen van de personeelsafdeling en het inroe- pen van hulp van het lid van de ondernemingsraad uit de eigen afdeling, nog de weg via de vakvere- nigingen openstaat. Voor het juist functioneren van deze laatste mogelijkheid tot behandeling van klachten en daarmee het voorkomen van conflictsituaties is een goede communicatie tussen de v.v. en hun leden van belang.
7. Op de werkgever wordt een beroep gedaan om overwerk waar mogelijk te beperken.
8. Partijen bevelen werkgevers en werknemers aan te doen wat in hun vermogen ligt om conflictsitua- ties over gewetensbezwaren te voorkomen, onder meer door zo spoedig mogelijk, nadat de werkne- mer de gewetensbezwarende situatie kenbaar heeft gemaakt, met elkaar in overleg te treden.
9. Partijen achten het van belang dat de ondernemingen in de Metalektro beschikken over gekwalifi- ceerde werknemers. Zij stellen vast dat loopbaanbeleid gericht op optimale afstemming van de moge- lijkheden van de werknemers op de eisen van de onderneming hierbij een belangrijk instrument is. Derhalve bevelen zij aan in de ondernemingen aan loopbaanbeleid aandacht te schenken.
10. Partijen rekenen het tot hun verantwoordelijkheid de toepassing van “Arbeidsvoorwaarden à la carte” in de ondernemingen te stimuleren. Partijen bevelen aan in overleg met v.v. in de onderneming con- crete regelingen te treffen die het de werknemer onder bepaalde voorwaarden mogelijk maakt op ba- sis van individuele keuze bepaalde arbeidsvoorwaarden uit te ruilen tegen andere, al dan niet in com- binatie met een rekening-courant systeem (zie brochure Arbeidsvoorwaarden à la carte).
11. Partijen bevelen aan in de onderneming extra aandacht te besteden aan het ontwikkelen van integraal ouderenbeleid waaronder o.a. te verstaan:
- problemen van oudere werknemers, in het bijzonder met betrekking tot leeftijds-, gezins-, en ge- zondheidsaspecten;
- in samenhang daarmee voor oudere werknemers passende mogelijkheden voor loopbaanontwikke- ling en scholing, waaronder begrepen het gebruik van specifiek cursusaanbod o.m. van de Stich- ting Arbeidsmarkt en Opleiding (A+O) in de Metalektro; alsmede aan problemen van gehandicapten en buitenlandse werknemers.
Artikel 1.1 – Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
1. “Werknemer”: degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten;
2. “Werkgever”: de natuurlijke of rechtspersoon voor wie een werknemer als bedoeld in lid 1 arbeid pleegt te verrichten;
3. “W.v.”: de werkgeversvakvereniging, genoemd in de aanhef van deze overeenkomst;
4. “V.v.”: de werknemersvakverenigingen, genoemd in de aanhef van deze overeenkomst;
5. “Raad van Overleg in de Metalektro”: de Stichting Raad van Overleg in de Metalektro, gevestigd te ‘s- Xxxxxxxxxx.Xx Raad van Overleg is gerechtigd tot de taken die hem krachtens deze overeenkomst zijn opgedragen.
6. “Loonsom Wfsv”: het totaal van het loon als omschreven in artikel 16 Wet financiering sociale verze- keringen (Wfsv).
Artikel 1.2 – Werkingssfeer
1. De bepalingen betreffende de werkingssfeer zijn opgenomen in bijlage A. Deze bijlage maakt een geïntegreerd onderdeel uit van deze cao. Een onderneming die activiteiten verricht als beschreven in bijlage A valt volgens die bijlage onder de werkingssfeer als in hoofdzaak Metalektro-activiteiten wor- den verricht.
2. Of in hoofdzaak activiteiten binnen de Metalektro worden verricht, wordt bepaald aan de hand van het aantal arbeidsuren dat door werknemers van de onderneming aan die activiteiten wordt besteed. Van “in hoofdzaak” is sprake als dat gewoonlijk meer dan 50% is van de in de onderneming met de werk- nemers overeengekomen arbeidsuren.
3. Tot de Metalektro-activiteiten behoren zowel de specifieke activiteiten genoemd in bijlage A als werk- zaamheden van werknemers die, in een al dan niet ondersteunende functie - waartoe mede wordt ver- staan werknemers in de ‘overhead’ -, werkzaam zijn ten behoeve van die specifieke activiteiten.
4. Voor zover werknemers al dan niet in een ondersteunende functie - waartoe mede wordt verstaan werknemers in de ‘overhead’ - werkzaam zijn zowel ten behoeve van de Metalektro-activiteiten als ten behoeve van andere ondernemingsactiviteiten, wordt het aantal arbeidsuren van deze werknemers naar evenredigheid toegerekend aan de verschillende activiteiten van de onderneming.
Artikel 1.3 – Geen nawerking eerdere collectieve arbeidsovereenkomsten
Rechten voortvloeiend uit bepalingen van eerdere collectieve arbeidsovereenkomsten komen met de inwerkintreding van deze cao te vervallen. In plaats daarvan gelden de rechten voortvloeiend uit de bepa- lingen van deze cao. De huidige cao heeft, voor zover deze mindere aanspraken geeft, voorrang op de voorgaande cao(en).
Artikel 1.4 – Deeltijd
De bepalingen in deze cao gaan uit van werknemers die in voltijd (voltijders) werkzaam zijn. Voor werknemers in deeltijd (deeltijders) gelden de in deze overeenkomst opgenomen arbeidsvoorwaarden naar evenredigheid van het aantal door de deeltijder te werken uren op kalenderjaarbasis ten opzichte van de BJA. Het bepaalde in de vorige volzin geldt niet voor de artikelen 41 (kort verzuim) en 50 (vakbondsverlof).
Artikel 2 – Sollicitatie
De werkgever en degenen die bij de sollicitatieprocedure zijn betrokken zijn verplicht ten aanzien van een sollici- tatie, indien en voor zover de sollicitant zulks verzoekt, geheimhouding te betrachten.
Artikel 3 – Bevestiging van aanstelling
1. De gesloten arbeidsovereenkomst wordt tussen partijen schriftelijk vastgelegd. In deze schriftelijke bevesti- ging worden in ieder geval vermeld:
a. de datum van ingang van het dienstverband;
b. indien de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gesloten, de duur van de overeenkomst;
x. xx xxxxxxx, dan wel een omschrijving van de belangrijkste te verrichten werkzaamheden;
d. de plaats of plaatsen waar de arbeid wordt verricht;
e. de overeengekomen beloning, zowel de periodieke als eventuele éénmalige of bijzondere beloningsele- menten;
f. de salarisgroep, alsmede de plaats van betrokkene daarin, voorzover een ondernemingssalarissysteem van toepassing is;
g. de vakantierechten: hierbij is ten minste van toepassing het gestelde in de artikelen 5.3, 5.4 en 5.5 van de cao in de Metalektro;
h. de voor de werknemer getroffen of te treffen pensioenverzekering, alsmede het aandeel van de werkgever en werknemer in de daarvoor te betalen premie (zie hiervoor artikel 7.1 van de cao in de Metalektro);
i. de financiële regeling die bij arbeidsongeschiktheid zal gelden;
j. de bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst door werkgever resp. werknemer ten minste in acht te nemen opzegtermijn;
k. een eventueel overeengekomen bijdrage van de werkgever in de ziektekostenverzekering en eventuele overeengekomen onkostenvergoedingen;
l. de toepasselijke cao.
2. Wijzigingen zullen eveneens schriftelijk worden bevestigd.
3. Het geheel van de arbeidsvoorwaarden tussen werkgever en werknemer overeengekomen en genoemd in dit artikel dient ten minste gelijkwaardig te zijn aan het betreffende pakket arbeidsvoorwaarden voor de werkne- mers in de onderneming op wie de cao in de Metalektro van toepassing is.
Artikel 4 – Voorafgaande uitzendrelaties
In afwijking van het bepaalde in artikel 7: 668a BW geldt ten aanzien van de perioden waarin een werknemer, voorafgaande aan zijn indiensttreding bij de werkgever, als uitzendkracht bij de werkgever heeft gewerkt, dat deze als één arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden meegerekend, indien en voor zover die periode uitsluitend onderbroken is als gevolg van arbeidsongeschiktheid van de uitzendkracht en een daarmee samen- hangende beëindiging van de arbeidsovereenkomst met het uitzendbureau, met dien verstande dat de tijdstermijn van artikel 7: 668a BW (zijnde drie jaar) niet overschreden wordt c.q. doortelt.
Artikel 5 – Gunstiger en andere bepalingen/Flexibilisering
1. De werkgever kan in voor werknemers gunstige zin van bepalingen van deze overeenkomst afwijken.
2. De werkgever kan niet in voor werknemers ongunstige zin van bepalingen van deze overeenkomst afwijken.
3. De werkgever zal in zijn onderneming geldende arbeidsvoorwaarden, die voor alle of één of meer groepen van werknemers in gunstige zin van bepalingen van deze overeenkomst afwijken, niet in on- gunstige zin wijzigen dan na voorafgaand overleg met de ondernemingsraad en de v.v..
Toelichting bij lid 3: Dit lid heeft betrekking op de overlegprocedure bij voorgenomen wijzigingen in arbeidsvoorwaarden voor groepen werknemers. Daarnaast zijn ook op de arbeidsovereenkomsten de algemene bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zoals genoemd in de artikelen 6: 248 en 6: 258.
4. De werkgever die om belangrijke redenen zoals de continuïteit van de onderneming en/of de daarmee verband houdende werkgelegenheid in zijn onderneming voor alle of één of meer groepen van werk- nemers wenst af te wijken van het gestelde in lid 2 van dit artikel, kan daartoe overgaan indien daar- over op ondernemingsniveau overeenstemming is bereikt met v.v. en w.v.. Het resultaat van het over- leg dient te worden gemeld aan de ROM. Voor zover bij de aldus vastgestelde regeling is afgeweken van cao-bepalingen, gelden deze cao-bepalingen niet vanaf het moment waarop de regeling in wer- king is getreden.
De werkgever stelt de betrokken werknemers schriftelijk in kennis van de gesloten overeenkomst, van de bepalingen van deze cao waarop de afwijking betrekking heeft, van de ingangsdatum, welke na de kennisgeving moet zijn gelegen, en van de duur van de overeenkomst.
5. De op basis van dit artikel van een vorige cao overeengekomen regeling(en) blijft resp. blijven van kracht, ook na wijziging(en) van de cao bepaling(en) waarvan bij die regeling(en) is afgeweken, zulks met inachtneming van de bij die regeling(en) overeengekomen looptijd.
Artikel 6 – MetalektroB-CAO
1. Bij of krachtens een cao met bij deze overeenkomst betrokken vakverenigingen kan worden afgewe- ken van de B-bepalingen in deze overeenkomst. Die cao wordt hierna aangeduid als “MetalektroB- CAO”, afgekort “MB-CAO”. Van de A-bepalingen in deze cao kan bij MB-CAO slechts in voor werk- nemers gunstige zin worden afgeweken.
2. Een bij deze overeenkomst betrokken vakvereniging kan er van afzien betrokken te zijn bij het over- eenkomen van de in het vorige lid bedoelde MB-CAO.
3. Voor zover bij MB-CAO is afgeweken van de B-bepalingen in deze overeenkomst, gelden deze niet voor de betrokken werkgever(s) en zijn (hun) werknemers vanaf het moment waarop de desbetreffen- de MB-CAO van kracht is geworden.
4. Wordt na afloop van een MB-CAO geen nieuwe MB-CAO afgesloten, dan worden de B-bepalingen van deze overeenkomst voor zover daarvan bij MB-CAO was afgeweken van kracht een jaar nadat de looptijd van de MB-CAO is verstreken, tenzij partijen bij de MB-CAO anders overeenkomen.
5. In een MB-CAO kan worden bepaald wat de consequenties zijn van wijzigingen in B-bepalingen van deze cao voor de lopende MB-CAO.
6. De op basis van dit artikel van een vorige cao overeengekomen MB-CAO blijft van kracht, ook na wijziging(en) van de cao bepaling(en) waarvan bij die MB-CAO is afgeweken, zulks met inachtneming van de bij die MB-CAO overeengekomen looptijd en het bepaalde in lid 4 en lid 5.
7. De werkgever stelt de betrokken werknemers schriftelijk in kennis van de gesloten MB-CAO, van de bepaling(en) van deze overeenkomst waarop de afwijking betrekking heeft, van de ingangsdatum en van de duur van de MB-CAO.
8. Partijen bij de in lid 1 bedoelde MB-CAO melden de MB-CAO aan bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en zenden een exemplaar ter informatie aan de Raad van Overleg in de Metalek- tro.
Artikel 7 – Einde van de arbeidsovereenkomst*)
1. Opzegging van een voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst gebeurt schriftelijk en zodanig dat de arbeidsovereenkomst eindigt aan het einde van de kalendermaand.
Toelichting bij lid 1:
Voor de werknemer die op het tijdstip van het in werking treden van de Wet Flexibiliteit en Zekerheid (1 januari 1999) 45 jaar of ouder was en voor wie op dat tijdstip een langere termijn voor opzegging gold dan volgens deze wet, blijft de oude termijn gel- den zo lang hij bij dezelfde werkgever in dienst blijft.
2. Bij het bereiken door de werknemer van de pensioengerechtigde leeftijd zoals bedoeld in de Algemene Ou- derdomswet (AOW) eindigt de dienstbetrekking zonder dat opzegging nodig is.
*) geldt vanaf 1 april 2012
Artikel 8 – Indeling van functies in de onderneming / Indeling van functies in de onderneming
1. Indien en voor zover de werkgever besluit gebruik te gaan maken van een systeem van functieclassificatie voor de rangordebepaling van functies, geschiedt dit behoudens het bepaalde in lid 2 met behulp van ISF (In- tegraal Systeem van Functiewaardering).
2. Indien en voor zover de werkgever besluit bij de rangordebepaling van functies gebruik te gaan maken van een ander systeem van functieclassificatie dan ISF, kan dit slechts geschieden in overleg met de v.v. en w.v.. Hetzelfde geldt bij wijziging van het toegepaste systeem of invoering van een nieuw systeem.
3. Bij de toepassing van ISF zullen de volgende groepsgrenzen van toepassing zijn: salarisgroep L : 591 - 645 punten ISF
M : 646 - 700 punten ISF
N : 701 - 760 punten ISF
O : 761 - 820 punten ISF
P : 821 - 880 punten ISF
Q : 881 - 940 punten ISF
4. Bij de toepassing van ISF zal het terzake in de cao Metalektro geregelde eveneens gelden.
Artikel 9 – Salarissen
1a. Per 1 december 2013 worden de feitelijke salarissen verhoogd met 2,35%. 1b. Per 1 augustus 2014 worden de feitelijke salarissen verhoogd met 1,5%. 1c. Per 1 januari 2015 worden de feitelijke salarissen verhoogd met 0,35%.
2. Het bepaalde in lid 1 geldt niet voor werknemers met een jaarsalaris vermeerderd met de vakantietoe- slag van € 90.000,- bruto of hoger bij voltijd. Voor de salarisverhoging per 1 januari 2015 is het bedrag
€ 91.000,- bruto of hoger bij voltijd. Voor de berekening van dat bedrag van € 90.000,- resp. € 91.000,- wordt uitgegaan van het brutomaandsalaris over de maand waarin de verhoging plaats vindt, waarbij de verhoging niet wordt meegerekend. Dat maandsalaris wordt vermenigvuldigd met 12,96.
Artikel 10 – Andere inkomstenbestanddelen
Indien en voor zover in de periode vóór 31 december 1984 aan de werknemer een vakantietoeslag is toe- gekend, zal deze vakantietoeslag ook nà 31 december 1984 worden toegekend. De vakantietoeslag wordt verdiend in de periode van 1 juli t/m 30 juni en bedraagt 8% op jaarbasis.
De uitvoering van deze bepaling kan nimmer leiden tot verhoging van aanspraken van de werknemer.
Artikel 11 – Uitkering bij arbeids(on)geschiktheid
De leden 1 tot en met 10 gelden vanaf 1 april 2005
1. De werkgever is verplicht aan de arbeidsongeschikte werknemer die geen recht heeft op een Ziekte- wet-uitkering, gedurende de eerste 52 weken van de arbeidsongeschiktheid een aanvulling op het wettelijk verplichte loon te verstrekken ter hoogte van het verschil tussen het wettelijk verplichte loon en 100% van het volledige Ziektewet-dagloon*. Onder Ziektewet-dagloon wordt in dit kader verstaan het Ziektewet-dagloon, voor zover nodig, vermeerderd met het spaarloon. Verder wordt voor de bepa- ling van het Ziektewet-dagloon het privé gebruik van de door de werkgever ter beschikking gestelde auto buiten beschouwing gelaten.
*) De samenstelling van het Ziektewet-dagloon is opgenomen op de website van de ROM: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx
2. De werkgever is verplicht aan de arbeidsongeschikte werknemer die geen recht heeft op een Ziekte- wet-uitkering, na de eerste 52 weken van arbeidsongeschiktheid gedurende 52 weken het wettelijk verplichte loon te betalen met een maximum van 70% van het maximum Ziektewet-dagloon*).
3. De werkgever kan in overleg met v.v., met inachtneming van het bepaalde in artikel 7: 629 lid 1 B.W., het in lid 1 genoemde percentage verminderen met een aantal procentpunten, indien gewenst ver- deeld over verschillende tijdvakken gedurende de eerste 52 weken van de arbeidsongeschiktheid, onder gelijktijdige vermeerdering van het in lid 2 bedoelde wettelijk percentage met hetzelfde aantal procentpunten, indien gewenst eveneens verdeeld over verschillende tijdvakken.
4. Over de eerste twee dagen waarop wegens arbeidsongeschiktheid niet is gewerkt behoeft door de werkgever aan de werknemer geen loon te worden betaald en geen aanvulling te worden verstrekt, en na die dagen behoeft geen aanvulling op de wettelijk verplichte loondoorbetaling te worden verstrekt indien:
- de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;
- de werknemer rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
5. Over de eerste dag waarop wegens arbeidsongeschiktheid niet is gewerkt behoeft door de werkgever aan de werknemer geen loon te worden doorbetaald en geen aanvulling te worden verstrekt in de ge- vallen en op de voorwaarden als is omschreven in de regeling ter voorkoming van misbruik welke in de onderneming reeds bestaat of na met de ondernemingsraad bereikte overeenstemming door de werkgever wordt vastgesteld.
6. De werkgever zal geen gebruik maken van de wettelijke mogelijkheid met de werknemer overeen te komen bij ziekmelding een vakantiedag af te boeken.
7. Indien en voor zolang de arbeidsongeschikte werknemer naar het oordeel van de werkgever en naar het oordeel van de bedrijfsarts optimaal meewerkt aan zijn herstel en reïntegratie, is de werkgever verplicht aan de werknemer na de eerste 52 weken van de arbeidsongeschiktheid gedurende 52 we-
ken een aanvulling op het wettelijk verplichte loon te verstrekken ter hoogte van het verschil tussen het wettelijk verplichte loon en 80% van het volledige Ziektewet-dagloon*).
8. Indien naar het oordeel van de bedrijfsarts de volledig arbeidsongeschikte werknemer geen duur- zaam benutbare mogelijkheden meer heeft, is de werkgever verplicht aan de werknemer na de eerste 52 weken van de arbeidsongeschiktheid gedurende 52 weken een aanvulling op het wettelijk verplich- te loon te verstrekken ter hoogte van het verschil tussen het wettelijk verplichte loon en 80% van het volledige Ziektewet-dagloon*).
9. De werkgever is gerechtigd, zo nodig in afwijking van het gestelde in de leden 1 t/m 8 van dit artikel, sancties op te leggen aan de werknemer die de controlevoorschriften overtreedt die zijn neergelegd in een ondernemingsregeling waarin is geregeld hoe de werknemer dient te handelen bij ziekte. De sancties dienen in de regeling te zijn opgenomen.
Deze ondernemingsregeling zal in overleg met de ondernemingsraad worden vastgesteld.
10. De werkgever is in het kader van zijn goed werkgeverschap gehouden een gedeeltelijk arbeidsge- schikte werknemer zo mogelijk passend werk aan te bieden. Indien de werkgever geen passend werk beschikbaar heeft, deelt hij dat schriftelijk aan de werknemer mee. In dat geval zal de werknemer be- geleiding naar passend werk bij een andere werkgever binnen of buiten de bedrijfstak worden aange- boden. De werknemer zal -met inachtneming van de wettelijke beroepsmogelijkheden- zijn medewer- king hieraan verlenen.
11. De werkgever is verplicht aan de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer gedurende maximaal twee jaren te rekenen vanaf de datum van werkhervatting, aanvullingen te verstrekken, indien deze werknemer passende of eigen, aangepaste, werkzaamheden bij de werkgever, dan wel passende werkzaamheden, met het daarbij behorende salaris, bij een andere werkgever hervat. De aanvullingen zijn zodanig dat ze tezamen met het salaris, eventuele andere aanvullingen en/of uitkeringen en de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, gedurende het eerste jaar vanaf de datum van werkhervatting een bedrag opleveren dat gelijk is aan het bedrag, dat de werknemer zou hebben ontvangen, indien hij gedurende die periode bij hem 100% van het volledige Ziektewet-dagloon*) zou hebben ontvangen. Gedurende het tweede jaar vanaf de datum van werkhervatting dienen deze aanvullingen te leiden tot een bedrag gelijk aan 90% van het volledige Ziektewet-dagloon*).
12. De in lid 11 bedoelde aanvullingen bij werkhervatting dienen ook te worden verstrekt aan de werkne- mer die in overleg met de bedrijfsarts arbeid op arbeidstherapeutische basis verricht.
13. Indien gedurende de referteperiode die voor de vaststelling van het Ziektewet-dagloon geldt, de voor de werknemer geldende arbeidsduur is vermeerderd of verminderd, geldt voor de toepassing van de leden 1, 7, 8 en 11 een fictief Ziektewet-dagloon. Dit fictieve Ziektewet-dagloon is gelijk aan het Ziek- tewet-dagloon dat zou hebben gegolden indien voor de werknemer gedurende de gehele referteperi- ode de arbeidsduur had gegolden die voor hem gold op het moment waarop de arbeidsongeschikt- heid is ingetreden.
14. Het in de leden 1, 2, 7, 8, 11 en 13 bedoelde (fictieve) Ziektewet-dagloon wordt gewijzigd met de in de Metalektro van toepassing zijnde algemene salariswijzigingen.
Aanbeveling 1:
In het kader van de reïntegratie van (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemers binnen de bedrijfstak bevelen partij- en aan dat de ondernemingen onderzoeken welke functies binnen de onderneming geschikt zijn, dan wel geschikt te maken zijn, om vervuld te worden door (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemers.
Tevens bevelen partijen aan dat bij vacatures in deze functies, deze vacatures ter bemiddeling worden gemeld bij één of meer organen belast met de reïntegratie van deze werknemers.
Aanbeveling 2:
Om te komen tot een integrale aanpak ter voorkoming van vermijdbaar ziekteverzuim en mogelijke arbeidsongeschikt- heid bevelen partijen aan dat ondernemingen in de bedrijfstak in overleg met de ondernemingsraad of de VGW- commissie een plan van aanpak gericht op de eigen onderneming ontwikkelen.
Aspecten die ten minste een onderdeel van een dergelijk plan van aanpak zijn, betreffen:
- een tijdsfasering ten aanzien van de nagestreefde verbeteringen zodat effectieve bewaking van de voortgang en evaluatie mogelijk is;
- een inventarisatie van mogelijke verbeteringen met betrekking tot de kwaliteit van de arbeid binnen de onderne- ming, waarin met name aandacht zal zijn voor lawaai, ergonomische omstandigheden, sociale arbeidsomstandig- heden en gevaarlijke stoffen;
- de gekozen aanpak ter bevordering van het terugdringen van het ziekteverzuim, waarbij gedacht moet worden aan het opzetten van een gericht verzuimbeleid waarvan een aanpak voor de sociaal-medische begeleiding onderdeel uitmaakt.
Artikel 12 – WGA-hiaatverzekering
1. De werkgever is met ingang van 1 januari 2009 verplicht de werknemer een WGA-hiaatverzekering aan te bieden ter dekking van het financiële risico bij arbeidsongeschiktheid van ten minste 35% doch minder dan 80%.
Deze verzekering dient de werknemer een aanspraak te verlenen op een periodieke uitkering ter aan- vulling op de WGA-vervolguitkering tot uiterlijk de AOW-gerechtigde leeftijd. De hoogte van die uitke- ring dient gelijk te zijn aan 70% van het Ziektewet-dagloon tot het maximum Ziektewet-dagloon ver- menigvuldigd met het arbeidsongeschiktheidspercentage, en verminderd met de WGA- vervolguitke- ring. De premie tot 1 januari 2011 voor deze WGA-hiaatverzekering is voor rekening van de werkne- mer. Vanaf 1 januari 2011 komt 50% van de premie voor deze WGA-hiaatverzekering voor rekening van de werkgever. Voor de bepaling van het Ziektewet-dagloon wordt het privé gebruik van de door de werkgever ter beschikking gestelde auto buiten beschouwing gelaten.
2. Indien de werkgever op 1 november 2007 al een WGA-hiaatverzekering aan zijn werknemers heeft aangeboden, dan dient die verzekering ter gelegenheid van de eerste contractsverlenging na 1 januari 2009 aan het bepaalde in het vorige lid te voldoen.
3. De verplichting tot het aanbieden van een WGA-hiaatverzekering geldt niet voor de werkgever die zelf het risico als bedoeld in lid 1 draagt dan wel na advies van de ondernemingsraad besluit daartoe over te gaan.
Artikel 13 – WIA-bodemverzekering
De werkgever is verplicht om met ingang van 1 januari 2009 50% van de premie van een door de ROM te bepalen WIA-bodemverzekering voor zijn rekening te nemen, indien de werknemer deelneemt aan die verzekering.
Toelichting:
Partijen hebben afgesproken dat per 1 januari 2009 in de bedrijfstak een WIA-bodemverzekering wordt aangeboden. Werkne- mers zal de keuze worden voorgelegd of zij al dan niet aan die verzekering wensen deel te nemen. De WIA-bodemverzekering zal het financiële risico dekken bij arbeidsongeschiktheid van 15% tot 35%. Deze verzekering zal de werknemer een periodieke uitkering verlenen van 100% van het Ziektewet-dagloon tot het maximum Ziektewet-dagloon vermenigvuldigd met het arbeids- ongeschiktheidspercentage gedurende een bepaalde periode. Voor de bepaling van het Ziektewet-dagloon wordt het privé gebruik van de door de werkgever ter beschikking gestelde auto buiten beschouwing gelaten.
Artikel 14 – Gedifferentieerde WGA-premie
De werkgever kan gedurende de looptijd van deze cao maximaal 50% van de gedifferentieerde premie voor de WGA die volgens de wettelijke regeling voor verhaal op de werknemer in aanmerking komt op de werknemer verhalen.
Artikel 15 – Vervroegd uittreden*)
1. De werkgever die aan het bestuur van de Stichting Pensioenfonds van de Metalektro (PME) (mede) vrijstelling heeft gevraagd van deelname aan de in de Metalektro verplicht gestelde pensioenregeling, en aan wie deze vrijstelling is verleend, is verplicht een vervroegde uittredingsregeling te treffen. Op grond van deze regeling kunnen zijn werknemers die voldoen aan de voorwaarden zoals vermeld in artikel 2 van onderdeel B van genoemd Pensioenreglement, vervroegd uittreden met behoud van de- zelfde rechten als die welke zijn geregeld in onderdeel B van genoemd pensioenreglement.
Dit geldt niet voor de in de eerste volzin bedoelde werkgever die voor zijn overeenkomstige werkne- mers een pensioenregeling treft en/of in stand houdt die ten minste de rechten toekent die in onder- deel B van genoemd Pensioenreglement aan de in artikel 2 van onderdeel B van dat reglement ge- noemde deelnemers worden toegekend.
Onder werknemers die voldoen aan de voorwaarden zoals vermeld in artikel 2 van onderdeel B van genoemd Pensioenreglement, wordt in dit artikel verstaan:
degenen die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7: 610 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek hebben gesloten met de in de eerste volzin bedoelde werkgever en die voldoen aan de volgende voorwaarden;
- geboren zijn voor 1950;
- op de laatste dag van de maand van uittreden 60 jaar of ouder zijn doch niet ouder dan 64 jaar en 11 maanden;
- direct voorafgaand aan de datum van vervroegd uittreden 7 jaar onafgebroken werkzaam zijn ge- weest in de Metalektro, dan wel 6 jaar onafgebroken werkzaam zijn geweest in de Metalektro en to- taal ten minste 13 jaar werkzaam zijn geweest in de Metalektro, dan wel 5 jaar onafgebroken werk- zaam zijn geweest in de Metalektro en totaal ten minste 19 jaar werkzaam zijn geweest in de Meta- lektro.
Bij de toetsing van het aantal in de Metalektro gewerkte jaren, worden in de Metaal en Technische
Bedrijfstakken gewerkte jaren eveneens meegeteld. Het dienstverband direct voorafgaand aan de uit- treding moet echter in de Metalektro zijn doorgebracht. Bovendien worden jaren waarbij de over- gangsregeling SUM in het kader van de pensioenregeling van de Stichting Pensioenfonds van de Me- talektro vrijwillig is voortgezet als jaren werkzaam in de Metalektro beschouwd. Dit geldt ook voor de jaren waarin de voortzetting van het deelnemerschap aan die pensioenregeling wegens arbeidsonge- schiktheid heeft plaatsgevonden.
Bij de toetsing van het aantal in de Metalektro gewerkte jaren wordt een onderbreking korter dan een jaar niet als onderbreking gezien.
*) Geldt vanaf 1 januari 2006
2. De werkgever aan wie de in het eerste lid bedoelde vrijstelling is verleend, is verplicht aan de Stich- ting Pensioenfonds van de Metalektro een bijdrage te betalen.
De bijdrage is gelijk aan het omslagpremiepercentage over de desbetreffende heffingsgrondslag be- horend bij onderdeel B van het Pensioenreglement als bedoeld in het eerste lid. Hierop wordt in min- dering gebracht de in enig jaar geldende actuariële contante waarde van de in dat jaar ingegane uitke- ringen uit hoofde van de regeling voor zover die in de plaats komt van de regeling als bedoeld in on- derdeel B van het Pensioenreglement, vastgesteld volgens regels door de ROM op advies van het be- stuur van de Stichting Pensioenfonds van de Metalektro gesteld. Het in dit lid bedoelde premieper- centage alsmede de wijze van betaling van de bijdrage aan de Stichting Pensioenfonds van de Meta- lektro worden jaarlijks door de ROM op advies van het bestuur van de Stichting Pensioenfonds van de Metalektro vastgesteld.
Artikel 16 – Pensioen*)
De werkgever die aan het bestuur van de Stichting Pensioenfonds van de Metalektro (PME) vrijstelling heeft gevraagd van deelname aan de in de Metalektro verplicht gestelde pensioenregeling en aan wie deze vrijstelling is verleend, is verplicht om vóór 1 januari 2008 een regeling te treffen en vervolgens in stand te houden die dezelfde voorwaardelijke extra pensioenaanspraken toekent als die in hoofdstuk C van het pensioenreglement van PME worden toegekend aan de in artikel 2 en artikel 3 van hoofdstuk C van het pensioenreglement bedoelde deelnemers. In deze door de werkgever te treffen regeling wordt tevens bepaald, dat bij individuele en collectieve verandering van dienstbetrekking binnen de Metalektro geen verlies van voorwaardelijke extra pensioenaanspraken zal optreden, echter uitsluitend indien en voor zover in de regeling van de nieuwe werkgever deze aanspraken nog niet (vervroegd) zijn ingekocht en derhalve onvoorwaardelijk zijn geworden.
De financiering van deze overgangsregeling kan plaatsvinden uit een vast te stellen premie. De bijdrage
van de werknemer aan deze premie bedraagt maximaal 50% van het verschil tussen deze premie en de voor PME vastgestelde premie voor het voorwaardelijk extra pensioen. De premie voor PME bedraagt voor het jaar 2014 2,5% over de pensioengrondslag.
Toelichting:
PME heeft de reguliere premie voor het voorwaardelijk extra pensioen (VEP) voor 2014 vastgesteld op 2,5%. In 2014 heft PME 3,0% VEP-premie. De extra 0,5% is bestemd ter compensatie voor het in 2012 en 2013 door PME bestemmen van een deel van de VEP-premie voor de PME-pensioenregeling. Die extra 0,5% is niet van belang voor werkgevers die zijn vrijgesteld van deelname aan de PME-pensioenregeling.
*) Artikel geldt vanaf 1 januari 2012
Artikel 17 – Levensloopregeling en verlof
1. Indien de werknemer met verlof wenst te gaan in een geval dat niet bij wet is geregeld*) met gebruikmaking van zijn tegoed in het kader van de levensloopregeling, dan geldt het bepaalde in de volgende leden.
2. De werknemer kan het verlof zowel in voltijd als in deeltijd opnemen.
3. De werknemer dient een verzoek van minder dan drie maanden verlof tenminste drie maanden voor het be- oogde tijdstip van ingang schriftelijk in bij de werkgever. Een verlof van drie maanden of langer wordt ten minste zes maanden voor dat tijdstip schriftelijk bij de werkgever ingediend.
4. De werkgever neemt een beslissing op het verzoek na overleg met de werknemer binnen een maand na ontvangst van het verzoek als bedoeld in lid 3.
5. Indien de werknemer met verlof wil gaan voor een periode van niet langer dan twee jaren direct voorafgaand aan het moment waarop hij met pensioen gaat, willigt de werkgever het verzoek in.
*) Hierbij wordt gedoeld op bijvoorbeeld onbetaald verlof voor het meer tijd besteden aan de zorg voor hulpbehoevende
ouders of voor studie of voor een sabbatical leave en niet aan bijvoorbeeld de volgende, in de Wet arbeid en zorg geregel- de, verlofvormen: zwangerschaps- en bevallingsverlof, verlof bij adoptie, kraamverlof, calamiteiten- en kortverzuimverlof, kortdurend zorgverlof en ouderschapsverlof.
Artikel 18 – Vakbondscontributie
De werknemer kan uiterlijk op 15 november van een kalenderjaar de werkgever schriftelijk verzoeken zijn brutoloon in de maand december te verlagen met de door hem in het betreffende kalenderjaar betaalde contributie voor het lidmaatschap van een vakvereniging. De werknemer overlegt bij het schriftelijk ver- zoek het bewijs van betaling van de jaarcontributie van het lidmaatschap van de vakvereniging en even- tueel verdere benodigde informatie. De werkgever zal binnen de grenzen van de fiscale wetgeving het verzoek inwilligen in ruil voor een kostenvergoeding gelijk aan de door de werknemer betaalde contribu- tie.
Artikel 19 – Overlijdensuitkering
De nagelaten betrekkingen van een werknemer hebben recht op een overlijdensuitkering overeenkomstig het gestelde in artikel 7: 674 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat deze, voorzover nodig in afwijking van artikel 7: 674 B.W., gaat over de periode vanaf de dag na overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na die waarin het overlijden plaatsvond. Deze uitkering, die wordt betaald in een bedrag ineens, komt ten laste van de werkgever voor zover zij niet wordt gedaan door een uitvoeringsor- gaan van de Ziektewet respectievelijk WAO respectievelijk WIA.
Toelichting: Wanneer in vóór 31 december 1970 gesloten individuele arbeidsovereenkomsten op dit punt gunstiger voorwaarden zijn opgenomen, blijven deze voorwaarden krachtens artikel 6: 248 lid 2 B.W. in deze arbeidsovereen- komsten gehandhaafd.
*) Voor de inhoud van artikel 7: 674 B.W. wordt verwezen naar de website van de ROM: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx
Artikel 20 – Nevenbedingen
Indien tussen werkgever en werknemer een concurrentiebeding en/of regeling inzake octrooi-, auteurs- of publi- catierecht is overeengekomen, zal/zullen die regelingen tussen partijen schriftelijk worden vastgelegd.
ARBEIDSDUUR EN WERKTIJDEN
§1. Arbeidsduur
Artikel 21 – Begrippen / Begrippen
1. “Feestdagen”: Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag, Eerste en Tweede Kerstdag en de Nationale Feestdag (27 april).
2. “De Basis Jaarlijkse Arbeidsduur (BJA)”: het saldo van het aantal dagen in een kalenderjaar verminderd met:
- het aantal zaterdagen en zondagen in dat jaar,
- de vakantiedagen als bedoeld in art. 5.3 eerste, tweede en derde volzin van de cao in de Metalektro,
- de feestdagen die niet op zaterdag of zondag vallen,
- 13 roostervrije dagen (104 vrije roosteruren), vermenigvuldigd met 8 uren.1
1 De BJA bedraagt in 2013: 1712 uur De BJA bedraagt in 2014: 1720 uur De BJA bedraagt in 2015: 1720 uur
In afwijking van het hiervoor vermelde bedraagt de BJA voor de werknemer op wie de overgangsrege- ling extra vakantie voor senioren als bedoeld in artikel 5.5 van de cao in de Metalektro, zoals dat geldt vanaf 1 januari 2009, van toepassing is in 2013 1728 uur, in 2014 1736 uur en in 2015 1736 uur.
3. “Vrije roosteruren”: uren waarop de werkgever de werknemer binnen het dienstrooster vrijstelt van dienst.
Artikel 22 – Aanpassing van het aantal roostervrije uren
1. Bij een aantal te werken uren gelijk aan de BJA bedraagt het aantal roostervrije uren 104.
2. De werkgever kan in afwijking van het vorige lid in overleg met de ondernemingsraad voor de gehele onder- neming, één of meer afdelingen of één of meer groepen werknemers het aantal roostervrije uren voor een ka- lenderjaar vaststellen op een lager aantal dan 104 uren (13 dagen), maar niet lager dan op 32 uren (4 da- gen). Gaat de werkgever daartoe over, dan wordt het feitelijk salaris van de desbetreffende werknemers voor dat kalenderjaar verhoogd met 0,383% voor elke roostervrije dag (8 uren) die de werkgever lager vaststelt dan het aantal van 13 roostervrije dagen (104 uren) per 1 januari van dat kalenderjaar.
3. De werkgever stelt de desbetreffende werknemers uiterlijk in de maand november voorafgaand aan het be- treffende kalenderjaar in kennis van een besluit als bedoeld in lid 2.
4. Het besluit als bedoeld in lid 2 geldt niet voor de werknemer die binnen 3 weken na de kennisgeving van dat besluit aan de werkgever schriftelijk meedeelt, dat hij recht wil blijven houden op 104 vrije roosteruren.
Toelichting: Over de verhoging voor een bepaald kalenderjaar verdient de werknemer vakantietoeslag, indien van toepassing ploegentoeslag, en moet pensioenpremie worden betaald.
Artikel 23 – Aanpassing van de individuele arbeidsduur
1. De werknemer heeft op grond van de Wet Aanpassing Arbeidsduur (WAA*) en op de wijze als daar is be- paald recht op vermindering van de arbeidsduur. De werknemer kan in afwijking van de WAA op dit recht ook een beroep doen:
- vanaf de datum van indiensttreding,
- indien de werkgever minder dan 10 werknemers heeft.
2. De werknemer heeft in afwijking van artikel 2 WAA alleen recht op vermeerdering van de arbeidsduur in over- leg met de werkgever.
Stemt de werkgever niet in met een vermeerdering van de arbeidsduur, dan moet hij dat schriftelijk en gemo- tiveerd aan de werknemer meedelen.
Artikel 24 – Vrije dagen
1. De werkgever biedt aan de werknemer op diens verzoek de mogelijkheid om door het inzetten van daarvoor beschikbare vrije vakantie- en roostervrije uren tijdelijk vier dagen per week te werken bij een voltijds dienst- verband. De werkgever hoeft dat niet te doen indien het bedrijfsbelang zich daartegen verzet.
2. De werkgever en werknemer maken in goed overleg nadere afspraken over het verzoek van de werknemer om vier dagen te werken.
3. Het bepaalde in lid 1 kan nader worden uitgewerkt in een ondernemingsregeling.
Toelichting:
Voorbeelden van beschikbare vrije uren zijn de seniorendagen en gespaarde vakantiedagen uit afgelopen jaren. Voorbeelden van niet beschikbare vrije uren zijn: al vastgestelde uren, de in een rooster (bijv. ploegendienst) opgenomen uren, collectieve vakantie- en roostervrije uren en de jaarlijkse individuele aaneengesloten vakantie.
Artikel 25 – Aanpassing arbeidsduur in de werktijdregeling
De werkgever die van plan is de arbeidsduur per dag in de werktijdregeling te vermeerderen tot boven de 8,5 uur pleegt hierover overleg met de v.v..
§2. Werktijden
Artikel 26 – Begrippen
1. Dienstrooster:
het voor de werknemer vastgestelde rooster van werktijden en rusttijden, vrije roostertijden en vakantietijden.
2. Vrije roostertijd:
de van dienst vrijgestelde uren, welke als vrije roosteruren voor de werknemer(s) binnen het dienstrooster door de werkgever worden aangewezen.
Artikel 27 – Arbeidstijdenwet (ATW)
Indien de werkgever een werktijdregeling wil gaan invoeren die niet past binnen de normen van de overlegrege- ling van de tot 1 november 2007 geldende Arbeidstijdenwet en de normen van de op deze wet gebaseerde Ar- beidstijdenbesluiten, dan dient hij daarover overeenstemming te bereiken met de bij deze cao betrokken vakvere- nigingen.
Artikel 28 – Vaststelling dienstrooster
1. De werkgever stelt na overleg met de werknemer het voor hem geldende dienstrooster vast.
2. Ten minste veertien kalenderdagen voor het in werking treden stelt de werkgever de werknemer in kennis van het voor hem geldende dienstrooster. De werkgever kan met de ondernemingsraad een andere termijn overeenkomen.
Artikel 29 – Nadere regels inzake de vaststelling van het dienstrooster
De werkgever zal bij het opnieuw vaststellen van de begin- en eindtijden in de dienstroosters voor de dagdiensten op maandag tot en met vrijdag in beginsel de aanvangstijd niet stellen voor 07.00 uur en de eindtijd niet na 19.00 uur.
Artikel 30 – Vaststelling vrije roostertijden
1. Bij deeltijdarbeid zal het aantal vrije roosteruren naar evenredigheid van het aantal door de werknemer te werken uren op kalenderjaarbasis ten opzichte van de BJA worden vastgesteld. Vrije roosteruren worden verdiend in evenredigheid met de duur van de arbeidsovereenkomst gedurende het kalenderjaar.
2. De vrije roosteruren worden in de vorm van halve diensten volgens het rooster aangewezen. De werkgever kan hiervan op grond van bedrijfseconomische, organisatorische en/of arbeidsmarkttechnische redenen af- wijken.
3. De werkgever stelt na overleg met de werknemer de voor hem geldende vrije roosteruren vast.
4. Ten minste veertien kalenderdagen voor het in werking treden van het rooster stelt de werkgever de werk- nemer van de voor hem geldende vrije roosteruren in kennis. De werkgever kan met de ondernemingsraad een andere termijn overeenkomen.
5. De werkgever mag na overleg met de ondernemingsraad 24 vrije roosteruren, geldend voor alle of nagenoeg alle werknemers gezamenlijk, aanwijzen. Voor het aanwijzen van meer vrije roosteruren voor alle of nage- noeg alle werknemers gezamenlijk is de instemming van de ondernemingsraad vereist.
6. De instemming van de ondernemingsraad is nodig voor wijziging van de in de onderneming gebruikelijke vorm waarin de vrije roosteruren worden aangewezen of de in de onderneming gebruikelijke verdeling van de vrije roosteruren over het jaar, indien de wijziging de gehele onderneming of een afdeling betreft.
7. In afwijking van de leden 4, 5 en 6 is de instemming van de ondernemingsraad niet nodig, indien werkzaam- heden buiten eigen bedrijf moeten worden verricht en op de werkplek de werkzaamheden niet kunnen wor- den uitgevoerd als gevolg van een aldaar geldende regeling van collectief vrijaf. De werkgever zal in dat ge- val eerst de 24 vrije roosteruren als bedoeld in lid 5 daarvoor gebruiken.
8. Andere afwijkingen van de aanwijzing van vrije roosteruren in de vorm van halve diensten volgens het rooster dan als bedoeld in de leden 6 en 7 vinden plaats na overleg met betrokkene(n).
Toelichting:
Bij arbeidsongeschiktheid op vastgestelde roostervrije dagdelen bestaat geen recht op vervangende vrije roostertijd.
§3. Afwijkingen
Artikel 31 – Tijdsparen
1. De werknemer heeft het recht in het kader van de mogelijkheid tot individueel sparen, na overleg met de werkgever, maximaal 12 roostervrije dagdelen te kapitaliseren en aan te wenden voor de (vroeg)pensioenvoorziening.
2. Het recht van de werknemer als bedoeld in lid 1 is afwezig of beperkt tot minder dan 12 roostervrije dagdelen indien en voor zover de werkgever conform artikel 3.8 lid 5 van de cao in de Metalektro alle of méér dan veer- tien roostervrije dagdelen voor alle of nagenoeg alle werknemers, waaronder de werknemer, gezamenlijk, heeft aangewezen.
3. Het recht van de werknemer als bedoeld in lid 1 is eveneens afwezig of beperkt tot minder dan 12 roostervrije dagdelen indien en voor zover de werkgever conform artikel 3.8 lid 6 van de cao in de Metalektro alle of méér dan veertien roostervrije dagdelen voor de gehele onderneming of een afdeling, waaronder de werknemer, in een andere vorm dan bedoeld in artikel 3.8 lid 2 van de cao in de Metalektro, aanwendt.
4. Het recht van de werknemer als bedoeld in lid 1 is eveneens afwezig of beperkt tot minder dan 12 roostervrije dagdelen indien en voor zover, ondanks het gestelde in de leden 2 en 3, redelijkerwijs niet van de werkgever gevergd kan worden dat hij dat recht toekent. Is de werkgever dat van oordeel, dan zal hij dat schriftelijk en gemotiveerd aan de werknemer meedelen.
Artikel 32 – Tijd verkopen of sparen
1. Op verzoek van de werknemer kunnen werkgever en werknemer afspreken dat de werknemer bovenwettelij- ke vakantiedagen tot een maximum van 6 dagen per jaar kan verkopen voor andere specifieke doeleinden dan de (vroeg)pensioenvoorziening of een tijdspaarregeling.
2. De werknemer kan bovenwettelijke vakantiedagen sparen tot een maximum van 13 maal de overeengeko- men arbeidsduur per week. Die gespaarde vakantiedagen verjaren niet.
Artikel 33 – Tijdspaarregeling
1. In de onderneming kan in overleg tussen de v.v. en/of de ondernemingsraad en de werkgever een tijdspaar- regeling worden ingesteld. Bronnen hiervoor zijn: vrije roostertijd, bovenwettelijke vakantiedagen en over- uren.
2. Binnen het kader van een tijdspaarregeling kunnen werkgever en werknemer afspreken dat de werknemer meer dan 6 bovenwettelijke vakantiedagen per jaar kan sparen in de vorm van tijd of geld.
3. Deelname aan de tijdspaarregeling is voor de werknemer vrijwillig met dien verstande dat de bepalingen in deze cao met betrekking tot het vaststellen van roostervrije uren, vakantie en overuren dan van toepassing blijven.
4. Gaat de werkgever over tot het instellen van een tijdspaarregeling, dan moet hij zekerheid stellen bijvoor- beeld door middel van het oprichten van een fonds en/of herverzekering.
5. De aanspraak van de werknemer op de in het kader van een tijdspaarregeling gespaarde vrije uren verjaart niet.
§4. Overige bepalingen
Artikel 34 – Bijzonder verzuim
1. In het kader van de voor de werknemer geldende basis jaarlijkse arbeidsduur (BJA) wordt - met de gevolgen als geregeld in de volgende leden van dit artikel - als gewerkte uren beschouwd het aantal uren gedurende welke hij in afwijking van het voor hem vastgestelde dienstrooster niet heeft gewerkt, of, bij gebreke van een dienstrooster een aantal van 8 uren per werkdag, in geval van:
art. 5.4, 5.5 cao Metalektro - extra vakantie;
art. 11 - arbeidsongeschiktheid, met uitzondering van de dagen of gedeelten van dagen die overeenkomstig de wensen van de arbeidsongeschikte werk- nemer zijn vastgesteld en van (de) collectieve vakantiedag(en) waarop de arbeidsongeschikte werknemer vrij wilde zijn van zijn reintegratie- verplichtingen;
art. 35 - opleidingsdagen;
art. 38 - compenserende vrije roostertijd;
art. 41 - kort verzuim;
art. 43 - werkloosheid tijdens dienstverband;
art. 50 - bijzonder verlof.
2. Eveneens worden in het kader van de voor de werknemer geldende basis jaarlijkse arbeidsduur (BJA) als gewerkte uren beschouwd de uren, die ingevolge het dienstrooster voor de werknemer reeds waren aange- wezen als vakantie, indien hij gedurende deze uren arbeidsongeschikt is.
Artikel 35 – Opleidingsdagen
1. De werknemer heeft het kalenderjaar 2013, het kalenderjaar 2014 en het kalenderjaar 2015 recht op 2 oplei- dingsdagen (16 uren).
2. Opleidingsdagen (-uren) worden verdiend in evenredigheid met de duur van de arbeidsovereenkomst gedu- rende het kalenderjaar.
3. Opleidingsdagen (-uren) moeten in het betreffende of daarop volgende kalenderjaar worden genoten. De opleidingsdagen (-uren) van het betreffende kalenderjaar die een werknemer dan niet heeft genoten, verval- len op dat moment. *)
Werkgever en werknemer kunnen afspreken dat de opleidingsdagen (-uren) op een later moment vervallen.
*) Voorbeeld: indien de werknemer de opleidingsdagen van 2013 niet heeft genoten voor het einde van het kalenderjaar 2014 dan vervallen deze dagen.
4. De werknemer kiest in overleg met de werkgever voor welke opleiding hij opleidingsdagen zal gebruiken.
5. De werkgever en de werknemer stellen in goed overleg de dagen (uren) vast waarop de werknemer de oplei- ding op een opleidingsdag zal volgen.
Toelichting:
Artikel 36 – Studiekostenregeling
De werkgever stelt een studiekostenregeling vast voor het na 31 december 2008 volgen van een opleiding.
Artikel 37 – EVC (Erkenning van Verworven Competenties)
De werknemer heeft vanaf 1 januari 2008 eenmaal in elke periode van vijf kalenderjaren recht op het door de werkgever vergoeden van gemaakte kosten voor een EVC-test tot een bedrag van ten hoogste € 850 bruto.
§5. Compensatieregeling
Artikel 38 – Niet-genoten vrije roosteruren
1. De werknemer heeft als vergoeding voor niet-genoten vrije roosteruren aanspraak op compenserende vrije uren op tijdstippen, waarop de bedrijfssituatie dit mogelijk maakt en waarop de werknemer ingevolge zijn dienstrooster zou hebben moeten werken. De vaststelling van de tijdstippen geschiedt na overleg met de werknemer door de werkgever.
Het verdient aanbeveling het compenserend vrijaf te realiseren binnen het kwartaal. De compensatie ge- schiedt in de vorm van ten minste halve diensten volgens het rooster.
2. In overleg tussen de werkgever en werknemer kan de aanspraak van de werknemer als bedoeld in lid 1 van dit artikel worden vervangen door een uitbetaling van de niet-genoten vrije roosteruren.
3. Niet-genoten vrije roosteruren die aan het einde van het kalenderjaar niet zijn gecompenseerd in vrije tijd, noch zijn vergoed overeenkomstig het bepaalde in lid 2 van dit artikel, worden overgebracht naar het volgen- de jaar en in dat jaar aan de werknemer als compenserende vrije roostertijd toegekend, of in overleg met de werknemer wordt 50% van deze uren uitbetaald en het restant aan uren overgebracht naar het volgende jaar en in dat jaar aan de werknemer als compenserende vrije roostertijd toegekend.
Artikel 39 – Vrije roostertijd
Bij het einde van het dienstverband worden de te veel of te weinig genoten vakantiedagen en vrije roosteruren verrekend in tijd dan wel in geld.
Artikel 40 – Christelijke Feestdagen en Nationale Feestdag
Op Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag, Eerste en Tweede Kerstdag en de Nationale Feestdag (27 april) wordt, voor zover deze dagen niet vallen op een roostervrije dag, vrijaf gegeven met behoud van salaris. Deze dagen komen niet in mindering op de vakantie.
Artikel 41 – Kort verzuim
1. Aan de werknemer, voor wie wegens bijzondere omstandigheden (kort) verzuim binnen de arbeidstijd nood- zakelijk is, wordt dit toegestaan voor zover dit in de onderneming gebruikelijk is.
2. Bij zodanig verzuim wordt het salaris doorbetaald in de hieronder opgenomen gevallen tot de daarbij vermel- de duur:
a. over 4 dagen: bij overlijden van de levenspartner;
bij overlijden van een inwonend kind;
b. over 2 dagen: bij het huwelijk van de werknemer of
bij het aangaan van een notariële samenlevingsovereenkomst of
voor registratie van het partnerschap;
bij het overlijden van een niet inwonend kind; bij het overlijden van een van de ouders;
c. over 1 dag: bij bevalling van de levenspartner*;
bij adoptie van een kind;
bij 25- of 40-jarig huwelijk van de werknemer; bij huwelijk van een kind;
bij overlijden of voor het bijwonen van de begrafenis van: een van de grootouders van de werknemer of
xxx xx xxxxxxxxxxxxx;
een zuster en/of haar levenspartner; een broer en/of zijn levenspartner;
één van de ouders van de levenspartner; een zuster van de levenspartner;
een broer van de levenspartner; de levenspartner van een kind; een kleinkind;
bij keuring voor de militaire dienst;
* Toelichting: Naast het kort verzuim bij de bevalling van de levenspartner heeft de werknemer recht op kraamverlof op grond van wetgeving.
d. over ten hoogste bij het huwelijk van een broer, zuster of kleinkind, 1 dag in totaal professie van een kind, broer of zuster,
per kalenderjaar: priesterwijding van een kind of broer;
e. over een naar bij de vervulling van een bij wettelijk voorschrift of door de overheid opgelegde redelijkheid te verplichting, welke persoonlijk moet worden nagekomen, voor zover hiervoor van bepalen tijd tot ten de overheid geen geldelijke vergoeding kan worden verkregen;
hoogste 1 dag: voor het doen van een vakexamen ter verkrijging van een erkend diploma, indien dit in het belang van het bedrijf is;
bij ondertrouw.
3. Onder levenspartner als bedoeld in lid 2 wordt verstaan de echtgeno(o)t(e) dan wel hij of zij met wie de werk- nemer respectievelijk een kind van de werknemer een duurzame levensrelatie onderhoudt en die tevoren als zodanig bij de werkgever bekend is gemaakt door de werknemer.
4. Over eventuele afwijking van de in lid 2 genoemde gevallen, bijvoorbeeld op grond van regionale of plaatse- lijke gebruiken, zal in de onderneming overleg worden gepleegd.
5. Voor verzuim in verband met bezoek aan huisarts, tandarts, specialist of in verband met nabehandeling na ziekte, dient in de onderneming een regeling te worden getroffen.
Artikel 42 – Kopen van dagen
De werknemer heeft recht tot het kopen van maximaal zes dagen verlof per jaar. De werknemer die deeltijdarbeid verricht heeft recht op verlof zonder behoud van salaris over een evenredig aantal dagen.
De werknemer kan het onbetaald verlof genieten na overleg met de werkgever.
Artikel 43 – Uitkering bij werkloosheid tijdens dienstverband
1. De toepassing van artikel 7: 628 B.W. wordt beperkt tot één week. Gedurende deze tijd betaalt de werkgever het salaris.
2. In geval van onderbreking van het werk op grond van de “Algemene Machtiging tot werktijdverkorting bij onwerkbaar weer of ongunstige waterstand” (Beschikking College van Rijksbemiddelaars d.d. 6 december 1945, Stcrt. 1945, nr. 129), geldt het in lid 1 bepaalde voor elke periode van werkonderbreking opnieuw.
3. Bij invoering door de werkgever van een door de bevoegde instantie goedgekeurde tijdelijke werktijdverkor- ting blijft, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, artikel 7: 628 B.W. geheel buiten toepassing en be- taalt de werkgever derhalve geen salaris over de uren waarin geen arbeid is verricht.
Toelichting bij lid 3:
Aan de werkgever wordt aanbevolen om, alvorens tot invoering van tijdelijke werktijdverkorting ex. artikel 8 BBA over te gaan, overleg te plegen met de v.v. en de w.v., alsmede met de ondernemingsraad.
4. Wanneer de werknemer aanspraak heeft op uitkering krachtens de Werkloosheidswet omdat de werkgever ingevolge het bepaalde in de voorgaande leden niet of niet meer verplicht is tot betaling van het salaris, zal de werkgever deze uitkering aanvullen tot het bedrag van het salaris.
5. Aan werknemers op wie het bepaalde in lid 4 niet kan worden toegepast in verband met de voorwaarden gesteld bij of krachtens de artikelen 15 t/m 21 van de Werkloosheidswet*), zal de werkgever in de gevallen als bedoeld in de leden 2 en 3 het salaris doorbetalen.
N.B. De Werkloosheidswet geldt niet voor werknemers ouder dan 65 jaar.
*) Deze artikelen bepalen onder andere, verkort weergegeven, dat in het algemeen slechts aanspraak op uitkering volgens de Werkloosheidswet bestaat indien de werknemer:
a. vijf of ten minste de helft van zijn arbeidsuren per week heeft verloren en
b. in de 36 weken voorafgaand aan de werkloosheid in ten minste 26 weken als werknemer arbeid heeft verricht.
Artikel 44 – Bescherming personeelsvertegenwoordigers
1. De werknemer, die als vertegenwoordiger van het personeel is gekozen in een orgaan van de onderneming, zal van het uitoefenen van deze functie geen nadelige invloed ondervinden in zijn positie als werknemer.
Toelichting bij lid 1:
Hierbij is niet alleen gedacht aan ontslag, maar ook aan nadelige invloed op de beloning en promotiemogelijkheden.
2. De werknemer, die meent dat zijn werkgever in strijd handelt met het bepaalde in het eerste lid, kan een beroep doen op de in artikel 10.8 van de Cao in de Metalektro 2013/2015 bedoelde Bemiddelingsprocedure. Daarbij kan het bepaalde in artikel 4 onder A, leden 2, 3, 4 en 5 van bijlage D buiten toepassing blijven.
Artikel 45 – Fusie, reorganisatie, sluiting, inschakelen van organisatiebureaus
1. De werkgever zal, alvorens een definitieve opdracht te verlenen aan een organisatiebureau om een onder- zoek in te stellen met betrekking tot de organisatie van de onderneming, overleg plegen met de onderne- mingsraad en de v.v. inlichten ingeval daarbij werknemers zijn betrokken.
De procedure met betrekking tot de uitvoering van en de wijze van informatie aan het personeel over het onderzoek vormt een punt van overleg met de ondernemingsraad.
2. De werkgever die overweegt een fusie aan te gaan zal bij het nemen van zijn beslissing de sociale conse- quenties betrekken.
a. In verband daarmede zal de werkgever zo spoedig mogelijk, mede gezien het hierna volgende, de v.v. en de w.v. inlichten over de overwogen maatregelen.
Uiterlijk een week hierna zullen de ondernemingsraad en de werknemers hierover door de werkgever wor- den ingelicht.
In overleg met de v.v. kan van deze termijn worden afgeweken. Tot aan het tijdstip van informatie aan de ondernemingsraad zullen de werkgever, de v.v. en de w.v. de geheimhouding over de overwogen maatre- gelen in acht nemen.
b. Daarna zal de werkgever de overwogen maatregelen en de daaruit eventueel voor de werknemers of een aantal werknemers voortvloeiende gevolgen bespreken met de v.v. en de w.v., alsmede met de onderne- mingsraad, teneinde deze in de gelegenheid te stellen hun zienswijze naar voren te brengen en hierdoor (eventueel) de beslissing van de werkgever te beïnvloeden.
De werkgever zal de resultaten van dit beraad meedelen aan de Raad van Commissarissen dan wel aan de daarmee vergelijkbare beleidsinstantie.
3. De werkgever die overweegt een bedrijf of bedrijfsonderdeel te sluiten en/of de personeelsbezetting ingrij- pend te wijzigen zal bij het nemen van zijn beslissing de sociale consequenties betrekken.
a. Indien de werkgever verwacht dat bepaalde ontwikkelingen de omvang van de werkgelegenheid in de on- derneming in ernstige mate in gevaar zullen brengen, zal hij de v.v. en de w.v. zo spoedig mogelijk hiervan op de hoogte brengen en voor een gesprek uitnodigen.
In dat gesprek zal de werkgever de v.v. en de w.v. inzicht verschaffen in aard en mogelijke consequenties van die ontwikkelingen.
Uiterlijk een week hierna zullen de ondernemingsraad en de werknemers hierover door de werkgever wor- den ingelicht.
In overleg met de v.v. kan van deze termijn worden afgeweken. Tot aan het tijdstip van informatie aan de ondernemingsraad zullen de werkgever, de v.v. en de w.v. de geheimhouding over de overwogen maatre- gelen in acht nemen.
b. Vervolgens zal met de v.v. en de w.v. worden besproken welke voorgenomen maatregelen tot aanpassing van de personeelsbezetting binnen welk tijdsbestek dienen te worden getroffen, waarbij met medewerking van de betrokkenen wat betreft om-, her- en bijscholing, over- en, herplaatsing, er naar zal worden ge- streefd om gedwongen ontslagen te voorkomen.
Hierbij zal o.m. worden gesproken over maatregelen die de herplaatsing hetzij binnen het bedrijf hetzij el- ders kunnen bevorderen en de wijze waarop e.e.a. zal plaatsvinden.
c. Voorts zal de werkgever de te treffen maatregelen bespreken met de ondernemingsraad teneinde deze in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen en hierdoor (eventueel) de beslissing van de werkgever te beïnvloeden. De werkgever zal de resultaten van dit beraad mededelen aan de Raad van Commissarissen dan wel aan de daarmee vergelijkbare beleidsinstantie.
Toelichting bij lid 3:
Partijen gaan er van uit dat de v.v. en de ondernemingsraad voldoende gelegenheid krijgen voor beraad met de werknemers over de te treffen maatregelen en de daaruit eventueel voor de werknemers voortvloeiende gevolgen.
4. Indien de in de leden 2 en 3 genoemde gevolgen voor de werknemers of een aantal werknemers zijn te ver- wachten zal de werkgever in overleg met de v.v. en de w.v. een sociaal plan opstellen waarin wordt aange- geven met welke belangen van de werknemers in het bijzonder rekening dient te worden gehouden en welke voorzieningen in verband daarmede kunnen worden getroffen.
In verband hiermede zal, indien de v.v. zulks verzoeken, hierbij tevens het inzicht van het betreffende UWV WERKbedrijf worden gevraagd inzake de plaatsbaarheid van de betrokken werknemers.
Ingeval te verwachten is dat daarbij beëindiging van het dienstverband zal plaatsvinden in een omvang die gevolgen heeft voor de plaatselijke arbeidsmarkt, zal in het overleg tussen de werkgever, de v.v. en de w.v. de vraag worden betrokken of het wenselijk is ter zake advies van de betreffende regionale raad voor de ar- beidsmarkt te vragen.
Artikel 46 – Sociaal Fonds
Er is een “Stichting Sociaal Fonds in de Metalektro” (SSF). De hierop betrekking hebbende bepalingen zijn opgenomen in de Cao Metalektro 2013/2015.
Artikel 47 – Behandeling van geschillen
1. Wanneer er een geschil bestaat betreffende de toepassing of nakoming van deze overeenkomst (waaronder begrepen: beweerde niet-nakoming van bij deze overeenkomst opgelegde verplichtin- gen), heeft elk der daarbij betrokken partijen, met inachtneming van het in lid 2 genoemde reglement, het recht zich bij gemotiveerd klaagschrift te wenden tot de Geschillencommissie.
Indien de klagende partij van dit recht gebruik maakt is de wederpartij gebonden aan de behandeling van het geschil door de Geschillencommissie.
2. De Geschillencommissie zal het geschil behandelen met inachtneming van het reglement voor de behandeling van geschillen. Voor dit reglement zie bijlage C van de Cao in de Metalektro 2013/2015.
3. De uitspraak van de Geschillencommissie heeft de kracht van een bindend advies.
Artikel 48 – Bemiddelingsprocedure
1. Bij een klacht van een werknemer of van een groep van werknemers inzake de arbeidsverhouding kan deze alsmede de betrokken werkgever de klacht, met inachtneming van het gestelde in bijlage D, ter bemiddeling (doen) voorleggen aan de Bemiddelingsinstantie voor de Metalektro.
2. Bij verschil van mening tussen één of meer werknemersvakverenigingen enerzijds en een werkgever ander- zijds over het in de onderneming gevoerde of te voeren sociaal beleid, kan elk der daarbij betrokken partijen, alsmede de w.v. het meningsverschil, met inachtneming van het gestelde in bijlage D, ter bemiddeling voor- leggen aan de Bemiddelingsinstantie voor de Metalektro.
3. Tevens kan (kunnen) een of meer der werknemersvakverenigingen, alsmede de w.v., schriftelijk aan de Be- middelingsinstantie verzoeken te bemiddelen en/of een oordeel te geven met betrekking tot het in artikel 10.4 van de Cao in de Metalektro 2013/2015 bedoelde voornemen.
4. Ook kunnen, in geval zich een in artikel 10.4 lid 6 van de Cao in de Metalektro 2013/2015 bedoelde conflictsi- tuatie heeft voorgedaan, zowel de betrokken werkgever en/of de w.v., als de v.v. achteraf de Bemiddelingsin- stantie verzoeken een oordeel te geven.
5. Indien de aanleiding tot de klacht, het verschil van mening of het voornemen werkstaking of andere acties toe te passen is ontstaan tijdens de looptijd van deze overeenkomst wordt zowel in geval van voorlegging aan de Bemiddelingsinstantie vóór het einde van deze overeenkomst als in geval van voorlegging na het einde van deze overeenkomst, de behandeling van de klacht, het verschil van mening of het voornemen als bedoeld in artikel 10.4 van de Cao in de Metalektro 2013/2015 door de Bemiddelingsinstantie voortgezet resp. aange- vangen.
Indien de aanleiding tot de klacht, het verschil van mening of het voornemen werkstaking of andere acties toe te passen is ontstaan na het einde van deze overeenkomst kan de klacht, het verschil van mening of het voornemen als bedoeld in artikel 10.4 van de Cao in de Metalektro 2013/2015 aan de Bemiddelingsinstantie worden voorgelegd indien de bij deze cao betrokken partijen daarmede instemmen.
6. De Bemiddelingsinstantie zal een verzoek zoals bedoeld in de leden 1 t/m 5 behandelen met inachtneming van het reglement Bemiddelingsinstantie dat als bijlage D van de Cao in de Metalektro 2013/2015 aan deze overeenkomst is toegevoegd.
Artikel 49 – Bondswerk in de onderneming
1. Als de v.v. aan de onderneming meedelen dat zij het vakbondswerk binnen de onderneming willen effectue- ren en/of de delegatie voor het overleg over arbeidsvoorwaarden en alle andere voor de werknemers belang- rijke zaken die met de v.v. plegen te worden geregeld, (mede) willen laten bestaan uit werknemersleden der
v.v. uit de onderneming, zal over de consequenties hiervan met de werkgever overleg worden gepleegd. De
v.v. kunnen zich in de onderneming laten vertegenwoordigen door een in die onderneming werkzaam kader- lid, tenzij anders is overeengekomen.
2. In het verband van het in lid 1 bepaalde zal de werkgever, ten behoeve van het onderhouden van de contac- ten door de v.v. met hun leden in de onderneming, faciliteiten verlenen.
Over de vraag welke faciliteiten alsmede over de mate en de vorm waarin deze faciliteiten worden verleend zal tussen werkgever en v.v. overleg worden gepleegd.
Hierbij kan onder meer worden gedacht aan:
- het toestaan van aankondigingen op publicatieborden van bijeenkomsten van ledengroepen der v.v. per bedrijf;
- het vrijaf geven aan kaderleden der v.v., werkzaam in ploegendienst voor het bijwonen van voor hen be- stemde bijeenkomsten der v.v. over bedrijfsaangelegenheden;
- het beschikbaar stellen – als regel buiten bedrijfstijd – van bedrijfsruimte voor vakbondsvergaderingen over bedrijfsaangelegenheden;
- het – alleen in dringende gevallen – beschikbaar stellen van bedrijfsruimte in bedrijfstijd voor contacten van leden van de v.v. met degenen die – al dan niet werkzaam bij de onderneming – een functie in de v.v. vervullen;
- het aantal uren per jaar ten behoeve van het vakbondswerk binnen de onderneming.
Toelichting:
1. Bij de bepaling van het aantal uren bedoeld onder het laatste gedachtestreepje kan rekening worden gehouden met het aantal georganiseerden in de onderneming.
2. Bij het gebruik maken van de gegeven faciliteiten zullen de in de onderneming geldende spelregels worden gevolgd.
3. a. Indien het in lid 1 genoemde overleg heeft plaatsgehad en faciliteiten zijn verleend, zullen kaderleden der
v.v. van de uitoefening van deze vakbondsfunctie geen nadelige gevolgen ondervinden in hun positie als werknemer, mits de namen van bedoelde werknemers door de v.v. van tevoren aan de onderneming schriftelijk zijn meegedeeld.
Onder kaderleden worden verstaan: leden van het bestuur van de bedrijfsleden groepen alsmede in grote ondernemingen: leden van sectiebesturen vallende onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de bedrijfsledengroep en eventuele werknemersleden van een onderhandelingsdelegatie.
b. Het kaderlid zal niet worden ontslagen indien hij ook niet ontslagen zou worden als hij geen kaderlid zou zijn.
c. Indien een werkgever voornemens is een kaderlid te ontslaan zal hij daar niet toe overgaan alvorens een gesprek te hebben met de bezoldigde bestuurder van de v.v. waar de werknemer kaderlid is.
In dit gesprek zal geprobeerd worden een oplossing voor de gerezen problematiek te vinden.
Een kaderlid dat meent dat zijn werkgever in strijd handelt met het bepaalde in de leden 3 a. en b. kan een be- roep doen op de Bemiddelingsinstantie.
Indien de Bemiddelingsinstantie in geval van ontslag aan het eind van de ontslagtermijn nog geen uitspraak heeft gedaan wordt het eventueel ontslag opgeschort tot de Bemiddelingsinstantie uitspraak heeft gedaan.
In geval van ontslag wegens dringende reden ex. artikel 7: 678 B.W. zal het dienstverband worden geacht niet onderbroken te zijn geweest als de Bemiddelingsinstantie van oordeel is dat het ontslag van het kaderlid is gege- ven omdat hij kaderlid is.
Toelichting bij lid 3:
Het is een beginsel van goed beleid dat een werknemer, gekozen of benoemd in binnen de onderneming fungerende organen of commissies, niet door de werkgever zal worden ontslagen of belemmerd zal worden in zijn mogelijkheden of kansen binnen de onderneming door het enkele feit dat hij een dergelijke functie vervult. Hierbij is gedacht aan nadelige invloed op de beloning en promotiemogelijkheden. Dit beginsel is evenzeer van toepassing op de krachtens gemaakte afspraken daartoe aangewezen vakbondskaderleden. Algemene of bijzondere wettelijke voorzieningen ten aanzien van ontslagverlening zijn in de daarvoor in
aanmerking komende gevallen normaal van toepassing. Zoals voorgeschreven in het Reglement Bemiddelingsinstantie (zie bijlage D van de Cao in de Metalektro 2013/2015) dient het verschil van mening eerst aan de wederzijdse organisaties te worden voorgelegd alvorens de Bemiddelingsinstantie kan worden benaderd.
Artikel 50 – Bijzonder verlof voor werknemers die lid zijn van de v.v. / Bijzonder verlof voor werknemers die lid zijn van de v.v.
1. Aan werknemers die lid zijn van de v.v. wordt, mits de aanvraag daartoe tijdig door de v.v. tot de onderne- ming is gericht, met inachtneming van het bepaalde in lid 2 vrijaf gegeven met behoud van salaris voor de volgende activiteiten:
a. het als officieel afgevaardigde deelnemen aan bondscongres, bondsraad, algemene vergadering of het daarmee gelijk te stellen orgaan;
b. het deelnemen aan door de v.v. georganiseerde cursussen; in dit geval zal slechts vrijaf worden gegeven indien de bedrijfsbelangen zich daartegen niet verzetten;
c. het als officieel afgevaardigde deelnemen aan cao-onderhandelingen in de Raad van Overleg in de Meta- lektro.
*) Van dit artikel kan bij MB-CAO slechts worden afgeweken met betrekking tot de werknemers die lid zijn van v.v. die feitelijk betrokken zijn bij de totstandkoming van de MB-CAO en deze hebben gesloten.
Toelichting bij lid 1 sub a: Met gelijk te stellen organen worden bedoeld voor FNV Bondgenoten: Bedrijfsgroepsraad en Bedrijfsgroepafdeling,
voor CNV Vakmensen: Coördinatiecommissie, districtsmetaalcommissies, cao commissie voor de Metaal- en Elektro technische Industrie; Vakgroep Bestuur Metaal- en Elektro;
voor De Unie: Bestuursraad en Bedrijfsgroepbestuur Metaalindustrie voor VHP2: bestuur, ledenraad en beleidcommissies.
2. De in lid 1 sub b genoemde verplichting tot het verlenen van bijzonder verlof met behoud van salaris is in
beginsel per onderneming beperkt tot 2 dagen per 2 jaar per 9 bij de v.v. georganiseerde werknemers.
Artikel 51 – Uitzendbureaus
De werkgever is verplicht voor in Nederland te verrichten werkzaamheden gebruik te maken van een uitzendbu- reau dat NEN-gecertificeerd is. Met ingang van 1 januari 2012 dient het uitzendbureau tevens te zijn opgenomen in het register van de Stichting Normering Arbeid.
Artikel 52 – Niet in dienst zijnde werknemers / Niet in dienst zijnde werknemers
1. a. De werkgever draagt in zijn onderneming zonder voorafgaand overleg met de ondernemingsraad aan niet in dienst zijnde werknemers geen werkzaamheden op elke naar hun aard door werknemers in zijn dienst plegen te worden verricht, noch direct noch indirect via (onder)aannemers.
b. Het algemeen beleid van de onderneming inzake het gebruik maken van niet in dienst zijnde werknemers zal ten minste tweemaal per jaar met de ondernemingsraad worden besproken.
c. Onder “niet in dienst zijnde werknemer” wordt in dit artikel verstaan de natuurlijke persoon, die werkzaamheden verricht in de onderneming van een werkgever met wie hij geen dienstverband heeft aangegaan.
2. De werkgever zal bij het in lid 1 sub a bedoelde overleg de ondernemingsraad informeren omtrent:
- naam en adres van xxxxxx(n) bij wie de niet in dienst zijnde werknemers in dienst zijn dan wel van dege- ne(n) die de niet in dienst zijnde werknemers ter beschikking stelt (stellen);
- aard en geschatte duur van de werkzaamheden;
- aantal, namen en leeftijden van de niet in dienst zijnde werknemers;
- de arbeidsvoorwaarden van de niet in dienst zijnde werknemers.
3. De bepalingen in deze cao met betrekking tot de persoonlijke minimum maandverdiensten, de beta- ling van de overwerktoeslagen, de ploegentoeslagen en de kostenvergoedingen zijn van overeen- komstige toepassing op uitzendkrachten.
4. Wanneer vaststaat dat het totaal van arbeidsvoorwaarden van de niet in dienst zijnde werknemers gemiddeld per functie en leeftijd meer dan 10% ligt boven dan wel 10% beneden dat van de vergelijkbare eigen werk- nemers in dezelfde salarisgroep, zal de werkgever van deze niet in dienst zijnde werknemers geen gebruik maken resp. het gebruik beëindigen, tenzij in overleg met de v.v. dit verschil in arbeidsvoorwaarden tot ten hoogste 10% wordt teruggebracht. In alle gevallen dient het totaal van arbeidsvoorwaarden ten minste gelijk te zijn aan het totaal van de arbeidsvoorwaarden van deze cao.
Bij deze vergelijking van arbeidsvoorwaarden wordt ten aanzien van de niet in dienst zijnde werknemers uitgegaan van het totale inkomen uit deze arbeid, omgerekend naar de in de onderneming gebruikelijke beta- lingsperiode. Onder dit totale inkomen worden alle, op geld waardeerbare elementen, hoe ook genaamd, be- grepen.
Ten aanzien van de eigen werknemers wordt bij deze vergelijking uitgegaan van het gemiddelde salaris in de salarisgroep, zo nodig afzonderlijk berekend voor werknemers in vergelijkbare leeftijdscategorieën. Hierbij wordt het jaarinkomen, waarin alle vaste toeslagen en/of vaste gratificaties worden begrepen, vastgesteld en omgerekend naar de in de onderneming gebruikelijke betalingsperiode.
Onder arbeidsvoorwaarden worden mede begrepen:
a. vakantierechten;
b. vergoedingen voor reisuren, reiskosten, koffiegeld, e.d.;
c. andere vergoedingen en toeslagen;
d. het geheel of gedeeltelijk achterwege laten van de inhouding van premies voor sociale verzekeringen en pensioenvoorzieningen;
e. duidelijke, kwantificeerbare verstrekkingen aan de betrokken werknemers zoals kleding, schoeisel en ge- reedschap;
f. duidelijke, kwantificeerbare voorzieningen voor de betrokken werknemers zoals pensioenvoorziening en ziektekostenverzekering;
g. uitkeringen in het lopende jaar verband houdende met de winst, zodra de hoogte van de uitkering bekend is.
5. Het bepaalde in lid 4 is per 1 januari 2014 niet van toepassing op bij de werkgever gedetacheerde werkne- mers met een jaarsalaris vermeerderd met de vakantietoeslag van € 60.000,-- bruto of meer..
6. De werkgever moet zich ten aanzien van de beloning van uitzendkrachten ervan vergewissen dat het be- paalde in lid de leden 3 en 4 wordt toegepast.
7. Wanneer de werkgever in de ondernemingsraad aantoont dat sprake is van:
a. aanneming van werk, indien de werkzaamheden geschieden door personeel in dienst van de betreffende (onder)aannemer en waarbij
1. de (onder)aannemer aansprakelijk is voor het opgeleverde werk;
2. de werknemers onder rechtstreeks toezicht en verantwoordelijkheid van de (onder)aannemer staan;
3. de (onder)aannemer economisch risico loopt ten aanzien van prijs, kwaliteit of levertijd;
b. collegiaal uitlenen zonder winstoogmerk;
c. werkzaamheden door werknemers in dienst van de leverancier terzake van montage ingebruikstelling en onderhoud van een geleverd produkt;
d. een gemeenschappelijk door ondernemers in de Metalektro in stand gehouden arbeidsreserve zonder winstoogmerk,
is het bepaalde in de leden 2 tot en met 5 niet van toepassing.
In dit geval zal de werkgever de ondernemingsraad niettemin informeren omtrent:
- naam en adres van xxxxxx(n) bij wie de niet in dienst zijnde werknemers in dienst zijn;
- aard en geschatte duur van de werkzaamheden.
Artikel 53 – Aanbeveling
Aanbevolen wordt werknemers van 55 jaar en ouder alsmede werknemers die specifieke werkzaamheden of werkzaamheden onder specifieke omstandigheden verrichten, periodiek medisch te laten onderzoeken.
Artikel 54 – Secretariaatskosten op bedrijfstakniveau
Er is een “Stichting Raad van Overleg in de Metalektro”(ROM). De hierop betrekking hebbende bepa- lingen zijn opgenomen in de Cao Metalektro 2013/2015.
Artikel 55 – Looptijd van de overeenkomst
Deze overeenkomst wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 juli 2013 en eindigt op 30 april 2015 zonder dat daarvoor opzegging nodig is.
Aldus overeengekomen en in vijfvoud getekend:
VERENIGING FME-CWM, ONDERNEMERSORGANISATIE VOOR
DE TECHNOLOGISCHE INDUSTRIE CNV VAKMENSEN
w.g. w.g.
xx. X. Xxxxxxxx Hammink-Bluemink X.X. xxx Xxxxxxxxxxx voorzitter. voorzitter.
w.g. w.g.
X. xx Xxxxxx, X.X. xx Xxxx,
vice-voorzitter. bestuurder.
VHP 2
VAKORGANISATIE VAN HET DE UNIE, VAKBOND VOOR MIDDELBAAR EN HOGER INDUSTRIE EN DIENSTVERLENING PERSONEEL
w.g. w.g.
G.H. Dierssen F.R. Castelein
voorzitter. voorzitter.
w.g. w.g.
xx. X. Xxxxx mr. G.W.E. ter Welle,
directeur/adviseur senior belangenbehartiger. arbeidsverhoudingen.
FNV BONDGENOTEN
w.g.
J.P.M. Brocken,
landelijk bestuurder metaal.
w.g.
xxx. X. xxx Xxxxx
landelijk bestuurder metaal.
BIJLAGE A. BEHORENDE BIJ DEZE CAO WERKINGSSFEER
(als bedoeld in artikel 1.2 van deze cao) Werkingssfeer
1. Deze overeenkomst is van toepassing op arbeidsovereenkomsten gesloten door werkgevers in de Metalektro, die lid zijn van de w.v. en voor en namens wie de w.v. deze overeenkomst heeft afgeslo- ten, met hun medewerkers, die een functie vervullen boven het niveau van de in de collectieve ar- beidsovereenkomst in de Metalektro opgenomen functies.
2. Deze overeenkomst is niet van toepassing op de bestuurders van de onderneming en de functiona- rissen, die rechtstreeks bij het bepalen van het ondernemingsbeleid zijn betrokken.
Toelichting bij lid 2:
Voor de begrippen “bestuurder” en “onderneming” wordt verwezen naar de Wet op de ondernemingsraden, artikel 1 lid 1.
3. Tot de ‘Metalektro’ behoren – voor zover niet genoemd in lid 4 en 5 – ondernemingen waarin, reke- ning houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende ten minste 1.200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 1 van deze overeenkomst*), doch met inachtneming van het gestelde onder 6 t/m 15 en 17, werkzaamheden worden verricht en waarin:
a. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend, waaronder onder meer wordt verstaan:
1e het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, her- stellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten, samenstellen, slopen, verscheuren en/of vermalen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen, walsen van metaal (waaronder onder meer te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood, messing, staal, tin, ijzer, zink en legeringen of com- po-sities hiervan) of metalen apparaten, drijfwerk, gereedschappen, machines, toestellen, voor- werpen en werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigen, landbouwtracto- ren, -machines en -werktuigen), alles in de ruimste zin des woords, zoals appendages, automaten, automobielen, beelden, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bromfietsen, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, elektriciteitsmeters, elektroden, gaas, gasmeters, haarden, instrumenten (waaronder optische apparaten), jaloezieën, kachels, ketels (o.a. voor centrale ver- warming), kinderwagens, klinknagels, kroonkurken, matrassen, matrijzen, meubelen, moeren, mo- toren, motorrijwielen, muziek-instrumenten, ovens, radiatoren, ramen, reservoirs, rolhekken, rol- lend materieel, rolluiken, rijwielen, schaatsen, schepen, schroeven, schuifhekken, sierhekken, slui- tingen, stempels, tanks, taximeters, tuben, uurwerken, watermeters, zon-weringen;
2e het vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen e.d. die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, over- brengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken;
3e het staalblazen en/of zandstralen;
4e het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt; 5e het reviseren van verbrandingsmotoren en/of onderdelen daarvan in de ruimste zin;
b. uitsluitend of in hoofdzaak het elektrotechnische scheepsinstallatiebedrijf wordt uitgeoefend;
c. uitsluitend of in hoofdzaak rechtstreeks voor derden het bedrijf wordt uitgeoefend van het:
1. wikkelen of herstellen van elektrotechnische machines en gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroominstallaties (elektrotechnisch wikkelbedrijf);
2. monteren en bedraden van elektrotechnische en elektronische apparatuur van bedienings-, schakel- en signaleringspanelen (elektrotechnisch paneelbouwbedrijf);
3. demonteren, repareren, monteren, vervangen, wijzigen, onderhouden, gebruiksgereed opleveren van apparaten, installaties, toestellen, voorwerpen e.d. die elektrische energie afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken (elektrotechnisch reparatiebedrijf);
*) Zie beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 juni 1990 (Stcrt. 1990, 112)
d. uitsluitend of in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7:690
B.W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden
geacht te behoren tot de Metalektro; echter, niet tot de Metalektro worden geacht te behoren on- dernemingen waarin uitsluitend het bedrijf van het ter beschikking stellen van werknemers van derden wordt uitgeoefend indien de betreffende onderneming:
- werknemers voor 25% of meer van de arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers ter be- schikking stelt van derden die niet uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen uitoefenen dan wel niet op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro;
- én voor 15% of meer van het totale premieplichtige loon op jaarbasis werknemers ter beschik- king stelt van derden op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in ar- tikel 7: 691 lid 2 B.W., zoals laatstelijk nader gedefinieerd in Bijlage 1, behorend bij artikel 5.1 van de Regeling van de Minister van Sociale Zeken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen (Regeling Wfsv), gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van 13 december 2005. De onderneming heeft aan dit criterium voldaan indien en voor zover dit door de uitvoeringsinstelling (Belastingdienst), die voor de sociale verzekeringen is belast met het indelen van ondernemingen bij sectoren, als zodanig is vastgesteld;
- én geen onderdeel uitmaakt van een groep van ondernemingen die geacht wordt te behoren tot de Metalektro;
- én geen door werkgevers- en werknemers (organisatie(s)) tot stand gebrachte arbeidspool is;
e. anders dan in hoofdzaak het bedrijf van het be- en/of verwerken van metalen en/of een of meer van de in lid 4 genoemde bedrijven wordt uitgeoefend en daarnaast anders dan in hoofdzaak werkne- mers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7: 690 B.W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Meta- lektro, indien in de betreffende onderneming het grootste deel van het totale premieplichtige loon op jaarbasis wordt aangewend ten behoeve van deze activiteiten gezamenlijk.
Onder “vervaardigen” dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstel- len uit van derden betrokken onderdelen.
Toelichting:
De werkzaamheden in een onderneming vallen in hoofdzaak onder de Metalektro, indien het aantal overeengekomen arbeidsuren dat de in dienst zijnde werknemers direct en indirect betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals vermeld in dit artikellid onder sub a tot en met e meer dan 50% bedraagt van het totaal aantal met alle in dienst zijnde werkne- mers overeengekomen arbeidsuren.
4. Ongeacht het aantal arbeidsuren gedurende welke in de regel per week door bij die ondernemingen in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht, worden, behoudends het bepaalde in lid 3 tevens geacht tot de Metalektro te behoren ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de volgende bedrijven worden uitgeoefend:
a. het walsen van staal;
b. het ijzer- en staalgietersbedrijf;
c. het vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen;
d. het vervaardigen en/of herstellen van liften.
Onder “vervaardigen” dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstel- len uit van derden betrokken onderdelen.
Toelichting:
In ondernemingen wordt in hoofdzaak één van de onder sub a tot en met d vermelde bedrijven uitgeoefend, indien het aantal overeengekomen arbeidsuren dat de in dienst zijnde werknemers direct en indirect betrokken zijn bij de werk- zaamheden van dat bedrijf meer dan 50% bedraagt van het totaal aantal met alle in dienst zijnde werknemers overeen- gekomen arbeidsuren.
5. Niet onder de werkingssfeer van deze overeenkomst ressorteren ondernemingen, die weliswaar on- der de omschrijving van lid 4 vallen, doch waarop met goedkeuring van de daartoe bevoegde instan- tie een (algemeen verbindend verklaarde) collectieve arbeidsovereenkomst of regeling van arbeids- voorwaarden in de Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) van toepassing is.
6. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers behoort tot de Metalektro, behoort, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononder- broken periode van onderscheidenlijk 3, 2, of 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, minder heeft bedragen dan onderscheidenlijk 1200, 800 of 400, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 7 bepaalde, tot het metaalbewerkingsbedrijf. **)
**) Als bedoeld in artikel 77, eerste lid van het besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14
december 1983 (Stcrt 1983, 246)
7. De in lid 6 bedoelde onderneming behoort tot het metaalbewerkingsbedrijf met ingang van de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor onder lid 6 genoem- de perioden.
8. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 3 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werk- nemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de sector Metaalindustrie of de sector Elektro- technische Industrie (voorheen Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Electrotechnische Industrie), doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfs- vereniging voor de Metaalnijverheid (thans de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken) had moe- ten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot de Metalektro.
9. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 6 en 8 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 6 en 8 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.
10. Indien een onderneming als bedoeld in lid 8 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Rege- ling Wfsv (Wet financiering sociale verzekeringen) van de Minister van Sociale Zaken en Werkgele- genheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/F&W/05/96420, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van 13 december 2005, overgaat naar de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken behoort die onderneming met ingang van dezelf- de datum tot het metaalbewerkingsbedrijf.
11. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers behoort tot het metaalbewerkingsbedrijf, behoort, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderne- ming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2 en 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, ten minste heeft bedragen onderscheidenlijk 1200, 2000 of 3000, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 11 bepaalde, tot de Metalektro.
12. De in lid 10 bedoelde onderneming behoort tot de Metalektro met ingang van de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor in lid 10 genoemde perioden.
13. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 2 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werk- nemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) (voorheen Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid), doch waarbij op of voor genoemde da- tum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Elektro- technische Industrie (thans de sector Metaalindustrie en de sector Elektrotechnische Industrie) had moeten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf.
14. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 10 en 12 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 10 en 12 bepaalde aangenomen dat sprake is van een zelfde aansluiting.
15. Indien een onderneming als bedoeld in lid 13 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Rege- ling Wfsv (Wet financiering sociale verzekeringen) van de Minister van Sociale Zaken en Werkgele- genheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/F&W/05/96420, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van 13 december 2005, overgaat naar de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie behoort die onderneming met ingang van dezelfde datum tot de Metalektro.
16. De Commissie Werkingssfeer*) ziet toe op de toepassing van de met betrekking tot de indeling en de overgang van ondernemingen in lid 6 t/m 15 gestelde regelen.
*) De Commissie Werkingssfeer is samengesteld door de Stichting Raad van Overleg in de Metalektro en de Stich- ting Vakraad Metaal en Techniek.
Het secretariaat van de Commissie Werkingssfeer is gevestigd:
Postbus 93235, 2509 AE Den Haag, telefoon 070-3160325.
In de commissie hebben tevens zitting, het Pensioenfonds van de Metalektro en het Pensioenfonds Metaal en Techniek.
17. Deze overeenkomst is niet van toepassing op:
Nedtrain B.V. te Utrecht, Rollepaal B.V. en Romit B.V. te Dedemsvaart, Océ Technologies BV te Venlo, NXP Semiconductors Netherlands B.V. te Nijmegen en Eindhoven en Philips en de met deze vennoot- schap in concernverband verbonden ondernemingen. De Raad van Overleg in de Metalektro kan te al- len tijde deze overeenkomst wel van toepassing verklaren op de in dit lid genoemde ondernemingen indien de grond voor het uitzonderen van de toepassing vervalt. Tijdens de looptijd van deze over-
eenkomst kan de Raad van Overleg in de Metalektro (bepalingen van) deze overeenkomst desge- vraagd niet van toepassing verklaren op andere ondernemingen. Een gemotiveerd schriftelijk verzoek tot dispensatie van (bepalingen van) deze overeenkomst dient te worden ingediend bij de ROM (Post- bus 407, 2260 AK te Leidschendam. De ROM zal dit verzoek behandelen met inachtneming van het reglement dispensatie. Dit reglement is opgenomen als bijlage B van deze overeenkomst.
BIJLAGE B. REGLEMENT DISPENSATIE (ALS BEDOELD IN LID 17 BIJLAGE A WERKINGSSFEER)
Artikel 1
1. De ROM doet uitspraak over een verzoek tot dispensatie als bedoeld in lid 17 van bijlage A Werkingssfeer.
2. De werkgroep Werkingssfeer van de ROM adviseert de ROM over een ingediend dispensatieverzoek.
Artikel 2
1. De werkgroep Werkingssfeer bestaat uit één lid van de ROM van werkgeverszijde en één lid van de ROM van werknemerszijde.
2. De leden van de werkgroep Werkingssfeer worden benoemd door de ROM.
Artikel 3
1. Een verzoek tot dispensatie van (bepalingen van) deze overeenkomst kan worden ingediend door een werk- gever of groep van werkgevers. Uit het verzoek moet duidelijk blijken of het verzoek mede namens één of meer verenigingen van werknemers wordt gedaan.
2. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend bij het secretariaat van de ROM (Postbus 407, 2260 AK Leidschen- dam).
3. Het verzoek dient ten minste te bevatten:
a. de naam en het adres van de verzoeker;
b. de ondertekening door verzoeker;
c. een nauwkeurige beschrijving van de aard en het bereik van het dispensatieverzoek;
d. de motivering van het verzoek;
e. de dagtekening.
Artikel 4
1. Na ontvangst van het verzoek wordt door het secretariaat van de ROM binnen twee weken beoordeeld of het verzoek in behandeling kan worden genomen. Indien nodig krijgt verzoeker de gelegenheid om het verzoek aan te vullen.
2. Een verzoek wordt in behandeling genomen nadat de verstrekte informatie voldoende is voor de beoordeling van het verzoek.
Artikel 5
1. De verzoeker ontvangt bericht van het in behandeling nemen van het verzoek. Nadat het verzoek in behan- deling is genomen, wordt de beslissing op het verzoek binnen 2 maanden genomen.
2. De termijn bedoeld in het eerste lid kan met hoogstens 2 maanden worden verlengd, indien naar het oordeel van de ROM resp. de werkgroep werkingssfeer aanvullende informatie nodig is voor de beoordeling van het verzoek. De verzoeker krijgt binnen die termijn 2 weken voor het overleggen van de aanvullende informatie.
Artikel 6
1. De beslissing van de ROM wordt met redenen omkleed.
2. Het secretariaat van de ROM zendt zo spoedig mogelijk de schriftelijke beslissing aan verzoeker.
Artikel 7
Door de ROM worden aan derden geen mededelingen gedaan over een ingediend dispensatieverzoek.
Artikel 8
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de ROM.