Looptijd
XXX Xxxxx
Looptijd
01-01-2021 t/m 31-12-2022
Daar waar in dit document gesproken wordt over hij/werknemer/medewerker dient tevens gelezen te worden zij/werkneemster/medewerkster
Inhoud
Artikel 2 Duur van de overeenkomst 7
HOOFDSTUK 2 ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN PARTIJEN 8
Artikel 4 Verplichtingen van de werkgever en werknemer(organisaties) 8
Artikel 5 Aansprakelijkheid eigen vervoermiddel 8
HOOFDSTUK 3 AANVANG, DUUR EN EINDE DIENSTVERBAND 9
Artikel 6 Aanvang en duur van het dienstverband 9
Artikel 7 Collectief ontslag 9
HOOFDSTUK 4 ARBEIDSDUUR EN WERKTIJDEN: SPAARUREN MODEL 10
Artikel 11 Aanvang werktijd en garantie werkuren 11
Artikel 14 Ongemakkentoeslag 12
Artikel 15 Samenloop overwerk- en ongemakkentoeslag 12
Artikel 16 Spaaruren toeslag 12
HOOFDSTUK 5 FUNCTIE INDELING, SALARISSEN EN SALARISSCHALEN 13
Artikel 17 Functie-indeling en salarisgroepen 13
Artikel 18 Toepassing van de salarisschalen 13
HOOFDSTUK 6 BIJZONDERE BELONINGEN EN VERGOEDINGEN 14
Artikel 21 Persoonlijk Keuze Budget (PKB) 14
Artikel 22 EHBO- / Bedrijfshulpverlening vergoeding 15
Artikel 23 Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer 15
Artikel 24 Zakelijke reiskostenvergoedingen 15
HOOFDSTUK 7 AFWEZIGHEID EN VERLOF 17
Artikel 27 Onbetaalde afwezigheid 17
Artikel 28 Onbetaald verlof 17
Artikel 29 Betaalde afwezigheid 17
Artikel 31 Tijdstip van de vakantie 18
Artikel 32 Buitengewoon verzuim met behoud van loon 19
Artikel 34 Studie-/scholingsverlof 20
HOOFDSTUK 8 ZIEKTE EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID 22
Artikel 35 Basis uitgangspunten 22
Artikel 36 Loondoorbetaling bij ziekte 22
Artikel 37 Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen 23
Artikel 38 Pensioenregeling cao-personeel 24
Artikel 39 Pensioenregeling UTA-personeel 24
HOOFDSTUK 10 OVERIGE BEPALINGEN 25
Artikel 40 Ongevallenverzekering 25
HOOFDSTUK 11 VAKBONDSFACILITEITEN 26
Artikel 43 Vakbondsactiviteiten in de onderneming 26
Artikel 44 Vakbondscontributie 26
Artikel 45 Werkgeversbijdrage aan vakbonden 27
BIJLAGE 1: FUNCTIE INDELING EN BRUTO SALARISSCHALEN VOOR WERKNEMERS NIET VALLEND ONDER BIJLAGE 2 OF ONDER HET “BOVEN- CAO” PERSONEEL (ZOGENAAMDE CRG-GROEPEN) 28
Artikel 1 Doelgroep bijlage 1 28
Artikel 2 Functiegroepen bijlage 1 28
Artikel 3 Salarissen en salarisschalen 31
BIJLAGE 2: FUNCTIE INDELING EN BRUTO SALARISSCHALEN VOOR LEIDINGGEVEND, TOEZICHTHOUDEND, HOGER TECHNISCH EN ADMINISTRATIEF PERSONEEL (UTA) 36
Artikel 1 Doelgroep bijlage 2 36
Artikel 3 Salarissen en salarisschalen 37
BIJLAGE 3: VOORBEELDEN SPAARUREN MODEL 41
Bijlage 4: Studieafspraken i.v.m. overgang naar HC NL cao per 44
01-01-2021 resp. per 01-01-2023 44
XXX Xxxxx
Mebin B.V., gevestigd te ’s-Hertogenbosch als partij ter ene zijde en
1) FNV, gevestigd te Utrecht
2) CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht Elk als partij ter andere zijde,
zijn een cao overeengekomen. Deze cao Mebin (verder te noemen “cao”) geldt integraal
voor werknemers die op 31 december 2016 nog geen vaste arbeidsovereenkomst hadden waarop de cao voor de mortel- en morteltransportondernemingen (verder te noemen “cao betonmortel”) van toepassing was. Deze oude cao betonmortel kende als einddatum 31 december 2012. Voor de werknemers die op 31 december 2016 wel een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur hadden, waarop de cao betonmortel van toepassing was gelden (tevens) de bepalingen van de cao OVERGANGSBEPALINGEN Mebin (verder te noemen “cao-O”).
Artikel 1 Definities
In deze cao wordt verstaan onder:
a. werkgever: Mebin B.V., Xxxxx Xxxxxxxxxx B.V., Meppeler Betoncentrale B.V., en B.V. Betonmortelcentrale “BEMA”
b. vakvereniging/werknemers-: elk der partijen ter andere zijde; organisaties
c. ondernemingsraad (OR): de ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de
Ondernemingsraden;
d. werknemer: medewerker waarvan de functie valt onder de categorie zoals opgenomen in Bijlage 1 (“ cao-er” ) dan wel Bijlage 2 (“ UTA”) van deze cao, met wie werkgever een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde duur is aangegaan, met uitzondering van vakantiewerkers en stagiairs;
e. evenredigheidsbeginsel: voor de werknemer met wie een deeltijdcontract is
aangegaan gelden de bepalingen van de cao naar verhouding resp. aangepast aan de overeengekomen arbeidsduur;
f. partner van de werknemer: de echtgenoot, respectievelijk echtgenote of de
ongehuwde meerderjarige persoon, niet zijnde familielid in de rechte lijn, met wie de ongehuwde werknemer blijkens een notariële akte tenminste gedurende een half jaar een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd;
g. schaalsalaris: het salaris geregeld in Bijlage 1 (“ cao-er” ) dan wel Bijlage 2 (“ UTA”) van deze cao;
h. maandinkomen: het schaalsalaris verhoogd met de voor betrokken
werknemer geldende combifunctietoeslag en persoonlijke toeslag, voor zover deze persoonlijke toeslag expliciet als onderdeel van het maandinkomen is toegekend.
i. Bruto uurloon: Het bruto uurloon wordt bepaald als (12 maal het bruto
schaalsalaris per maand) gedeeld door (52 x 5 x 8 uur). (52 weken van 5 dagen van 8 uur, ofwel 52 weken van
40 uur).
j. Volwassen werknemer: Werknemer van 20 jaar of ouder
k. Jeugdige werknemer: Werknemer van 16 tot 20 jaar
Hoofdstuk 1 De overeenkomst
Artikel 2 Duur van de overeenkomst
Deze cao heeft een looptijd van 1 januari 2021 en eindigt op 1 januari 2023 zonder dat daarvoor opzegging noodzakelijk is. De cao is definitief tot stand gekomen op 5 juli 2021.
Artikel 3 Werkingssfeer
De volgende artikelen gelden niet voor werknemers in de zogenoemde UTA-functies (Uitvoerend Technische en Administratief personeel) uit Bijlage 2:
- Artikel 10 Spaaruren model
- Artikel 11 Aanvang werktijd en garantie werkuren
- Artikel 12 Overwerk
- Artikel 13 Overwerktoeslag
- Artikel 14 Ongemakkentoeslag
- Artikel 15 Samenloop overwerk- en ongemakkentoeslag
- Artikel 16 Spaaruren toeslag
- Protocol t.a.v. Hoofdstuk 4
- Artikel 24 lid 2: Zakelijke reiskostenvergoedingen; extra reistijd
- Artikel 38 Pensioenregeling cao-personeel
- Artikel 42 Onwerkbaar weer
- Bijlage 1: Functie indeling en salarisschalen (cao-personeel)
- Bijlage 3: Voorbeelden spaaruren model
Hoofdstuk 2 Algemene verplichtingen van partijen
Artikel 4 Verplichtingen van de werkgever en werknemer(organisaties)
1. Partijen zijn verplicht nakoming van deze overeenkomst (door hun leden) te bevorderen, geen actie te zullen voeren of bevorderen met het doel wijziging te brengen in deze overeenkomst en deze overeenkomst te goeder trouw na te komen.
2. De werknemer kan – tegen dezelfde voorwaarden als in zijn huidige onderneming – bij een andere werkgever (buiten de HeidelbergCement groep) incidenteel te werk worden gesteld (maximum aaneengesloten periode van 3 maanden).
3. De werknemer moet voor nevenwerkzaamheden schriftelijk goedkeuring vragen aan werkgever. Werkgever kan de goedkeuring weigeren als strijdigheid met de belangen van werkgever of met de arbeidstijden- of rijtijdenwet aan de orde is.
4. De werknemer is samen met de werkgever verantwoordelijk voor de orde en netheid, veiligheid en zedelijkheid in het bedrijf van de werkgever. Hij is verplicht de daarvoor door of namens werkgever gegeven aanwijzingen en voorschriften na te leven.
5. De werknemer is verplicht om alle hem door of namens werkgever opgedragen werkzaamheden zo goed mogelijk uit te voeren, voor zover deze redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht te nemen.
6. De werknemer is verplicht tot geheimhouding ten aanzien van alles wat hem in verband met zijn arbeidsovereenkomst bekend wordt, bijvoorbeeld over de inrichting van het bedrijf, de grondstoffen, bewerking daarvan en de producten.
7. De werkgever verplicht zich in geval van fusie de gedragsregels van de Sociaal Economische Raad in acht te nemen. In geval van fusie of bedrijfssluiting zal de werkgever tevens zorgen voor naleving van de bepalingen van de Wet op de Ondernemingsraden.
Artikel 5 Aansprakelijkheid eigen vervoermiddel
1. De werknemer is niet verplicht gebruik te maken van een door de werkgever of diens vertegenwoordiger ter beschikking gesteld vervoermiddel, dat niet voldoet aan de wettelijke bepalingen.
Hoofdstuk 3 Aanvang, duur en einde dienstverband
Artikel 6 Aanvang en duur van het dienstverband
1. Tussen werkgever en werknemer wordt voor de aanvang van het dienstverband een schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten. Hierin wordt onder meer vastgelegd de datum van aanvang en duur van het dienstverband, de functie en het salaris. Indien sprake is van een proeftijd dan dient deze opgenomen te zijn in de arbeidsovereenkomst.
2. Arbeidsovereenkomsten tussen de werknemer met andere werkgevers(s), die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze moet(en) worden geacht de voorganger(s) van de werkgever te zijn (bijvoorbeeld uitzendbureaus), moeten worden beschouwd als één arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7.668a lid 1 (of lid 3) Burgerlijk Wetboek.
Artikel 7 Collectief ontslag
In geval de werkgever moet overgaan tot gedwongen collectief ontslag zoals bedoeld in de Wet melding collectief ontslag, zal de werkgever tijdig met de werknemersorganisaties en de ondernemingsraad in overleg treden.
Artikel 8 Uitzendkrachten
1. Werkgever zal bij het inhuren van uitzendkrachten uitsluitend bonafide uitzendbureaus inschakelen. Daarbij is de Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS) van toepassing.
2. Indien per maand structureel meer dan 10% van het werknemersbestand uit uitzendkrachten bestaat om andere redenen dan voor opvang van pieken, ziekte of verlof, wordt hetgeen boven deze 10% uitgaat, omgezet in een dienstverband bij werkgever. Onder uitzendkrachten in de zin van chauffeur, wordt in dit kader verstaan de persoon die door Xxxxx wordt ingeleend en ingezet wordt op het wagenpark van Mebin zelf.
Hoofdstuk 4 Arbeidsduur en werktijden: spaaruren model
Zie voor dit hoofdstuk tevens enkele voorbeelden in Bijlage 3.
Artikel 9 Arbeidsduur
1. De normale arbeidsduur voor een voltijds werknemer bedraagt gemiddeld 40 uur per week.
2. De normale werkweek loopt van maandag tot en met vrijdag. Zaterdag en zondag zijn geen normale werkdagen. Op zaterdag en zondag wordt slechts bij uitzondering gewerkt indien de markt- of bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken.
3. Indien de bedrijfsomstandigheden en functie dit toelaten wordt de mogelijkheid geboden tot invulling van parttime dienstverbanden op basis van roosters van 4 werkdagen van 9 werkuren.
4. Pauzetijd geldt niet als werktijd. Tenzij specifiek anders overeengekomen wordt rekening gehouden met 45 minuten pauze per dag (administratief ingebouwd als 15 minuten 2 uur na aanvang plus 30 minuten 5 uur na aanvang werk. Werkelijke pauzemomenten kunnen hiervan afwijken). Voor UTA/CRG is sprake van 30 minuten middagpauze per dag.
Artikel 10 Spaaruren model
1. Om op een goede manier te kunnen inspelen op de door de markt gevraagde flexibiliteit en wisselingen in werkaanbod, en een betere verdeling van overwerk mogelijk te maken, is een spaaruren model van toepassing. Dit spaaruren model is als verplichting van toepassing op alle werknemers in functies zoals genoemd in Bijlage 1.
2. Opbouwfase
In de periode van 1 april tot 1 november dient werknemer vanuit zijn overuren een spaaruren saldo van 80 uur (parttimer naar rato) op te bouwen. Tot deze 80 uren zijn bereikt worden de overuren met een maximum van 15 uur per maand in het spaaruren saldo gezet. De werknemer kan er zelf voor kiezen de opbouw versneld in te vullen.
Alleen de overuren zelf worden in het spaaruren saldo opgenomen. De toeslagen
worden uitbetaald.
3. Opnamefase
In de periode van 1 december tot 1 april kan de werkgever sturen op verplichte opname van spaaruren, om op die manier een lager werkaanbod te kunnen opvangen.
Werknemer kan niet verplicht worden tot opname van een volledige dag aan spaaruren indien sprake is van inhuur van een flexkracht voor deze werkzaamheden op dezelfde locatie (of binnen 50 km van deze locatie).
4. Het spaaruren saldo is niet bedoeld voor de eindejaar periode (2 weken Kerst/Jaarwisseling).
5. Werknemers in cao functies (zoals aangegeven in Bijlage 1 van deze cao) zijn verplicht deel te nemen aan het spaaruren model. Indien in bijzondere situaties een werknemer wordt uitgezonderd van deelname aan het spaaruren model (bijvoorbeeld in verband met arbeidsongeschiktheid of beperkingen), is er ook geen recht op de spaaruren
toeslag zoals vermeld in artikel 16. Bij een incidentele ziekmelding loopt de spaaruren toeslag door. Na 1 maand ziekte vervalt de spaaruren toeslag.
Artikel 11 Aanvang werktijd en garantie werkuren
1. De normale aanvangstijd ligt tussen 06.00 uur en 10.00 uur.
2. Maximaal 1 keer per week per persoon kan werkgever een later aanvangstijdstip vaststellen. In dat geval is de uiterste aanvangstijd 12.00 uur. Van deze mogelijkheid kan slechts gebruik worden gemaakt indien op de desbetreffende bedrijfslocatie (of binnen een afstand van 50 km van deze locatie) geen sprake is van een eerdere start door een externe flexkracht in dezelfde functie.
3. Per dienst geldt een minimale garantie van 6 werkuren (tenzij men op de desbetreffende dag minder uren volgens rooster zou werken, bijvoorbeeld in het geval van parttimers).
4. In de periode april tot en met november geldt dat de werknemer de garantie heeft dat hij op weekbasis de contractuele werkuren kan invullen. Vakantie, tijd-voor-tijd opname, ziekte-uren, e.d. tellen hierbij mee voor de bepaling van deze contractuele werkuren.
Artikel 12 Overwerk
1. Overwerk is door of namens de werkgever opgedragen arbeid, waardoor de contractuele werktijd op weekbasis wordt overschreden. Overwerk wordt zoveel mogelijk voorkomen maar is verplicht indien de werkgever dit, met inachtneming van de wettelijke regels, eist.
2. Normale werktijd en overwerk samen moeten liggen binnen de grenzen van de arbeidstijdenwet.
3. Voor zover de bedrijfsomstandigheden dit mogelijk maken, zal rekening worden gehouden met medische c.q. sociale omstandigheden van werknemer bij de verplichtstelling van overwerk. Indien dit betekent dat effectief geen invulling wordt gegeven aan de bepalingen van het spaaruren model, is ook geen sprake van recht op de spaaruren toeslag zoals vermeld in artikel 16. Ingeval van ziekte of arbeidsongeschiktheid vervalt de spaaruren toeslag, zoals vermeld in artikel 16, na 1 maand.
Artikel 13 Overwerktoeslag
1. Indien werknemer conform artikel 12 recht heeft op een overwerktoeslag, dan gelden de volgende overwerktoeslagen op het bruto uurloon:
- 30% voor uren vallend tussen zondag 24.00 uur en zaterdag 00.00 uur;
- 100% voor uren vallend tussen zaterdag 00.00 uur en zondag 24.00 uur of voor uren op een niet op een zaterdag of zondag vallende feestdag;
- 150% voor uren op een op een zaterdag of zondag vallende feestdag.
2. De overwerktoeslag wordt altijd uitbetaald. Als grondslag voor de overwerktoeslag geldt het schaalsalaris plus eventueel van toepassing zijnde combifunctie toeslag plus eventueel van toepassing zijnde persoonlijke toeslag voor zover deze deel uitmaakt van het maandinkomen, omgerekend naar een bedrag per uur.
3. Het basis overuur wordt benut voor opbouw van het spaaruren saldo zoals vermeld in artikel 10 lid 2. Voor zover de overuren de daarin genoemde maxima (of 80 uren saldo) te boven gaan kunnen deze uren omgezet worden in tijd-voor-tijd dan wel kan tot uitbetaling worden overgegaan. De werknemer die deze uren om wil zetten in tijd-voor- tijd moet deze uren in overleg met de werkgever binnen 3 maanden na het ontstaan opnemen in hele of halve dagen. De werknemer kan niet verplicht worden deze tijd- voor-tijd uren in halve dagen op te nemen.
Artikel 14 Ongemakkentoeslag
In bijzondere gevallen, ter beoordeling door de werkgever, is de werknemer verplicht zijn normale dagelijkse arbeid te verrichten op afwijkende tijden. Indien en voor zover de normale werkuren van werknemer vallen tussen 21.00 uur en 06.00 uur op maandag tot en met vrijdag is een ongemakkentoeslag van toepassing van 30%. Voor weekenduren geldt een ongemakkentoeslag van 100%. De grondslag voor de berekening van de ongemakkentoeslag komt overeen met de grondslag voor de overwerktoeslag in artikel 13.
Artikel 15 Samenloop overwerk- en ongemakkentoeslag
De werknemer kan voor hetzelfde uur niet in aanmerking komen voor beide toeslagen. Bij samenloop geldt de hoogste van toepassing zijnde toeslag.
Artikel 16 Spaaruren toeslag
Werknemers die deelnemen in het spaaruren model zoals omschreven in Hoofdstuk 4 en voldoen aan de daaraan gestelde voorwaarden, ontvangen hiervoor een spaaruren toeslag. Deze spaaruren toeslag bedraagt 2,5% van het bruto maandinkomen zoals vermeld in artikel 1 lid h. De spaaruren toeslag maakt zelf geen deel uit van het maandinkomen en telt niet mee in de berekening van vakantiegeld, pensioensalaris, beëindigingsvergoedingen, e.d.. Indien men niet voldoet aan de invulling van het spaaruren model, heeft men geen recht op deze toeslag.
- Er zal een werkgroep worden ingericht die de ervaringen van het spaaruren model zal evalueren. Aan de hand van de aanbevelingen van de werkgroep kunnen cao partijen nadere aanvullende afspraken maken inzake de interpretatie en de toepassing van het spaaruren model.
Hoofdstuk 5 Functie indeling, salarissen en salarisschalen
Artikel 17 Functie-indeling en salarisgroepen
De functies van werknemers zijn ingedeeld in groepen. In Bijlage 1 wordt een overzicht gegeven van de zogenoemde cao-functies. In Bijlage 2 van de zogenoemde UTA-functies. Tevens worden in genoemde bijlagen de daarbij behorende salarisschalen vermeld.
Werknemer wordt ingedeeld in de salarisgroep die hoort bij zijn functie.
Artikel 18 Toepassing van de salarisschalen
De schaalsalarissen van werknemers, die nog niet het maximale schaalsalaris hebben bereikt wat voor de desbetreffende functie van toepassing is, zullen eenmaal per jaar (normaal gesproken per 1 januari) worden verhoogd, mits de prestaties hiertoe aanleiding geven. Normaal gesproken is in die situatie sprake van een verhoging met 1 trede/periodiek in de desbetreffende schaal. Een werknemer die korter dan een jaar in dienst is, heeft geen recht op een periodieke verhoging. Indien de prestaties onvoldoende zijn, bestaat geen recht op verhoging met een trede/periodiek. De werknemer heeft in dat geval recht op een schriftelijke verklaring waarom de periodieke verhoging achterwege blijft.
De werkgever kan een werknemer die uitstekend heeft gepresteerd een extra periodiek toekennen.
Het schaalsalaris van jeugdige werknemers wordt met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op de maand waarin de verjaardag valt, herzien.
Artikel 19 Salarisbetaling
De werkgever zal uiterlijk op de laatste dag van de maand zorgen voor uitbetaling van het netto bedrag inzake salaris, vergoedingen e.d.. Werknemer ontvangt daarbij een salarisstrook waarop de bruto bedragen en inhoudingen vermeld zijn.
Tevens verstrekt werkgever eenmaal per jaar een zogenaamde jaaropgave ten behoeve van de aangifte inkomstenbelasting. De salarisstroken en jaaropgave worden in principe digitaal verstrekt.
Hoofdstuk 6 Bijzondere beloningen en vergoedingen
Artikel 20 Vakantietoeslag
1. Bij de salarisbetaling over de maand mei ontvangt de werknemer, over de periode van 1 juni van het voorafgaande jaar tot en met 31 mei van het lopende jaar, een vakantietoeslag van 8% van twaalf maal zijn maandinkomen over de maand mei. Indien door overplaatsing naar een andere functie of door tussentijdse aanpassing van de contractuele werkuren het maandinkomen in mei in belangrijke mate afwijkt van de voorafgaande 12 maanden, wordt de vakantietoeslag gebaseerd op het gemiddelde maandinkomen over deze periode (juni vorig jaar tot en met mei lopende jaar)
2. Voor de werknemer die niet het gehele genoemde tijdvak in actieve dienst is geweest, wordt de vakantietoeslag vastgesteld naar rato van die diensttijd.
3. De vakantietoeslag wordt aan de werknemer die het dienstverband beëindigt, bij zijn vertrek betaald. In dit geval wordt de maand van vertrek als basis voor de berekening genomen voor de bepalingen van lid 1.
4. Aangezien tot en met 2016 de vakantietoeslag berekend werd over de periode van 1 september van het voorafgaande jaar tot en met 31 augustus van het jaar van uitbetaling, zal in 2017 een eenmalige correctie plaatsvinden. In 2017 bestaat er immers slechts recht op vakantietoeslag over de periode van 1 september 2016 tot en met 31 mei 2017, ofwel over 9 maanden. Als tegenhanger geldt een positief effect bij uitdiensttreding ten opzichte van de oude situatie.
Artikel 21 Persoonlijk Keuze Budget (PKB)
1. Met ingang van 1 januari 2018 is PKB als structurele arbeidsvoorwaarde van toepassing.
2. Niveau PKB
Het PKB recht op jaarbasis wordt bepaald als 1,0% van het schaalsalaris van de maand januari x 12,96. Het betreft een bruto arbeidsvoorwaarde. Aanpassing van het PKB recht gedurende het jaar gebeurt slechts bij aanpassing van de contractuele werkuren. Voor de werknemer die niet het gehele genoemde tijdvak in actieve dienst is geweest, wordt het PKB-recht vastgesteld naar rato van die diensttijd. Het PKB recht kan niet worden overgeheveld naar een volgend jaar. Indien het bestemde onderdeel uit lid 4 in het desbetreffende jaar niet wordt benut, vervalt het niet benutte deel.
3. Vrij besteedbare deel (75%)
Van het totale PKB-recht is 75% vrij besteedbaar. Dit kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor bruto betaling of aankoop van extra op te nemen vakantiedagen. Indien geen keuze is gemaakt vóór 1 december van het desbetreffende jaar, zal dit (resterende) vrij besteedbare deel in december worden verwerkt als bruto betaling.
4. Bestemde deel (25%)
Van het totale PKB-recht is 25% slechts beschikbaar indien invulling wordt gegeven aan besteding aan specifieke bestemmingen op het gebied van duurzame inzetbaarheid, gezondheid, e.d.. Hierbij kan men denken aan individuele opleidingen, die niet door werkgever worden ondersteund, beroepentest of arbeidsmarktoriëntatie, loopbaanscan, gezondheid (contributie sportvereniging, cursus stoppen met roken, e.d.); advisering
inzake pensioen (bijv. inschakelen financieel adviseur inzake pensioenkeuze of pensioen offerte traject, cursus pensioen in zicht, e.d.). Nadere voorwaarden, procedures en uitwerking zullen in 2017 plaatsvinden.
5. Het PKB maakt geen onderdeel uit van het maandinkomen. Er wordt niet separaat vakantiegeld over toegekend. Tevens blijft het PKB buiten het pensioensalaris en grondslagen voor eventuele beëindigingsvergoedingen.
Artikel 22 EHBO- / Bedrijfshulpverlening vergoeding
Werknemers die in het bezit zijn van een geldig algemeen erkend EHBO diploma dan wel de cursus Bedrijfshulpverlening met goed gevolg hebben afgesloten en up to date hebben gehouden hebben recht op een EHBO/BHV vergoeding. Deze bedraagt op voltijdsbasis
€ 19,93 per maand.
Artikel 23 Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer
Indien de werknemer voor het woon-werkverkeer structureel gebruik maakt van openbaar vervoer zullen de openbaar vervoer kosten worden vergoed onder overlegging van de daarbij behorende bewijsstukken, mits gereisd wordt volgens voordeligste tarieven en reismogelijkheden.
Indien de werknemer voor woon-werkverkeer gebruik maakt van eigen vervoer, geldt hiervoor de navolgende maandelijkse vergoeding:
Woon-werk afstand enkele reis meer dan | Maar niet meer dan | Vergoeding per maand |
0 km | 10 km | € 50,38 |
10 km | 15 km | € 70,00 |
15 km | 20 km | € 96,00 |
20 km | -- | € 135,00 |
Zowel voor reizen met eigen als met openbaar vervoer gelden de in de tabel aangegeven afstandsgrenzen.
De weergegeven vergoedingen zijn gebaseerd op 5 werkdagen per week. Bij minder werkdagen gelden de vergoedingen naar rato. Voor zover de in de tabel genoemde bedragen vallen binnen de fiscale vrijgestelde vergoeding, worden zij netto betaald. Het eventuele meerdere betreft een bruto vergoeding.
Voor de bepaling van de woon-werkafstand wordt gebruik gemaakt van de ANWB routeplanner, snelste route.
Artikel 24 Zakelijke reiskostenvergoedingen
1. De werknemer die in opdracht van de werkgever gebruik dient te maken van eigen vervoer ten behoeve van werkzaamheden, niet behorend tot het norm ale woon- werkverkeer ontvangt een kilometervergoeding van € 0,35 per km voor de extra kilometers die boven het normale woon-werk traject gereden moeten worden. De vergoeding wordt onbelast vergoed voor zover dit binnen de gerichte fiscale vrijstellingsregels mogelijk is; het meerdere wordt bruto vergoed. In 2021 bedraagt de
netto component € 0,19 per km en is de bruto component dus € 0,16 per km. De vergoeding is mede bedoeld ter dekking van een (casco) verzekering.
2. De werknemer die in opdracht van de werkgever tijdelijk met eigen vervoer naar een andere standplaats moet reizen, ontvangt voor de extra km een vergoeding conform lid 1 van dit artikel. Er is slechts sprake van een vergoeding van extra reistijd op basis van het uurloon (zonder toeslagen, en niet meetellend voor de bepaling van werkuren/overwerk), indien en voor zover de enkele reisafstand van de woning tot aan de andere standplaats meer bedraagt dan 50 km (enkele reis). Als reistijd wordt in dat geval vergoed de tijd van de extra km boven de 50 km tegen een standaard gemiddelde snelheid van 60 km per uur. Mocht de normale reisafstand meer zijn dan 50 km, dan geldt voor de vergoeding van extra reistijd de afstand boven de normale woon- werkafstand.
Artikel 25 Werkkleding
De werkgever stelt aan de werknemer passende werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar, conform de wettelijke en binnen het bedrijf geldende veiligheidsvoorschriften.
Artikel 26 Maaltijd
Wanneer de werktijd tot na 18.30 uur voortgaat en er tenminste 8 uur is gewerkt (bij roosters met meer uur per dag het hogere aantal uur volgens het rooster) heeft werknemer recht op een warme maaltijd, verstrekt door werkgever.
Hoofdstuk 7 Afwezigheid en verlof
Artikel 27 Onbetaalde afwezigheid
1. Algemene regel
De werkgever is aan de werknemer geen salaris en/of toeslagen verschuldigd over de tijd gedurende welke de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht (artikel 7:627 van het Burgerlijk Wetboek).
2. Nadere regeling
Het bepaalde in artikel 7:628 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot de doorbetaling van loon is in de daar bedoelde gevallen van kracht in zoverre dat de werkgever niet gehouden is salaris door te betalen in geval van schorsing als gevolg van overtreding van de bedrijfsregels en het bijbehorende sanctiebeleid.
Artikel 28 Onbetaald verlof
Werknemers zullen voor zover de bedrijfsomstandigheden dit toelaten, incidenteel in de gelegenheid worden gesteld gedurende maximaal 10 dagen per jaar verlof op te nemen zonder behoud van loon. In dat geval zal dit geen consequenties hebben voor de pensioenopbouw.
Artikel 29 Betaalde afwezigheid
In de gevallen zoals vermeld in de artikelen 30 tot en met 33 is afwezigheid – met behoud van maandinkomen binnen de aangegeven voorwaarden en grenzen – toegestaan.
Artikel 30 Vakantie
1. Normale vakantie
De basis vakantie bedraagt 25 dagen per jaar, waarbij het vakantiejaar gelijk is aan het kalenderjaar. Hiervan zijn 20 dagen wettelijk en 5 dagen bovenwettelijk.
2. Extra vakantie
Per vakantiejaar heeft de werknemer recht op extra vakantie van:
a. 1 dag, indien de werknemer per 1 januari van het desbetreffende jaar tenminste 5 dienstjaren heeft;
b. 3 dagen, indien de werknemer per 1 januari van het desbetreffende jaar tenminste 10 dienstjaren heeft;
c. 5 dagen, indien de werknemer per 1 januari van het desbetreffende jaar tenminste 15 dienstjaren heeft.
Als eerste dienstjaar geldt het eerste volle kalenderjaar dat de dienstbetrekking heeft geduurd per 1 januari.
3. Omrekening van vakantierecht in uren
De omrekening van het vakantierecht naar uren geschiedt op basis van de gemiddelde contractuele arbeidsduur per dag.
4. Opname vakantie
Bij opname van een volledige vakantiedag wordt het aantal uren afgeboekt dat normaal gesproken op de desbetreffende dag gewerkt had moeten worden. Voor een voltijd medewerker met een vijfdaagse werkweek geldt daarbij het gemiddelde van 8 uur per dag.
5. Vakantie naar rato
De werknemer die niet het gehele kalenderjaar in dienst is, heeft voor iedere volle kalendermaand dat het dienstverband heeft geduurd recht op 1/12 deel van de in lid 1 en 2 vermelde vakantieduur.
Artikel 31 Tijdstip van de vakantie
1. Opname vakantie en recht op aaneengesloten vakantie
a. De werknemer heeft recht op 3 weken aaneengesloten zomervakantie. Deze periode kan op verzoek van werknemer in goed overleg met werkgever worden verlengd met 1 week, mits de bedrijfsomstandigheden dit toelaten. De periode van deze vakantie wordt in goed overleg tussen werkgever en werknemer vastgesteld. Voor zover mogelijk zal dit plaatsvinden vóór 1 december van het jaar, voorafgaande aan het vakantiejaar. Bij de vaststelling zal een eventuele regionale bedrijfssluiting worden betrokken. In gevallen waarin sprake is van een collectieve (regionale) bedrijfssluiting, kan de werknemer in goed overleg met de werkgever en voor zover de bedrijfsomstandigheden dit toelaten, in een andere periode de aaneengesloten vakantie opnemen.
b. Ingeval een werknemer, indien het onder a) bepaalde van toepassing is, nog onvoldoende vakantierechten (en/of tijd voor-tijd-rechten) heeft, kan de werkgever bepalen dat de betrokken werknemer:
- In een andere afdeling of locatie werkzaamheden moet verrichten en/of;
- Zoveel vakantiedagen reserveert als nodig zijn om zijn vakantierechten aan te vullen en/of teveel genoten vakantiedagen inhaalt vóór het einde van het desbetreffende vakantiejaar (in dat geval worden deze inhaaluren uiteraard niet beloond en tellen niet als werkuren maar als compensatie van negatieve vakantie-uren);
- Ingeval de werknemer direct aansluitend aan zijn schoolperiode in dienst is getreden, er sprake is van een collectieve sluiting van zijn locatie en er geen mogelijkheden zijn om op een andere locatie werkzaamheden te verrichten zal het tekort aan vakantie/tijd-voor-tijd op dat moment worden aangevuld.
c. Voor een mogelijke collectieve sluiting aan het einde van het jaar wordt verwezen naar artikel 10 lid 4.
d. Werkgever is bevoegd om naast de genoemde aaneengesloten perioden van collectieve (regionale) bedrijfssluiting 2 losse collectieve (regionale) vakantiedagen vast te stellen, na overleg met de Ondernemingsraad.
e. De resterende losse vakantiedagen kunnen door de werkgever op verzoek van en in overleg met de werknemer worden vastgesteld.
f. Indien de werknemer de hem toekomende (aaneengesloten) vakantiedagen niet heeft opgenomen vóór 30 april volgend op het vakantiejaar waarin zij zijn verworven, dan is de werkgever gerechtigd data vast te stellen waarop de werknemer deze zal genieten.
Artikel 32 Buitengewoon verzuim met behoud van loon
Voor zover het binnen de gestelde arbeidstijd noodzakelijk is heeft de werknemer aanspraak op buitengewoon verzuim met behoud van loon gedurende de voor ieder van onderstaande gevallen noodzakelijke tijd met de daarbij vermelde maximum duur, mits hij (voor zover mogelijk) tenminste 3 dagen van tevoren aan de werkgever met opgaaf van redenen van het verzuim kennis geeft:
1. Bij overlijden van de partner van werknemer of ongehuwd inwonend kind, stief- of pleegkind: 4 werkdagen;
2. Bij kerkelijk en wettelijk huwelijk van de werknemer tezamen: 2 werkdagen. Indien dit echter plaatsvindt op een zaterdag, een zondag, een feestdag als bedoeld in artikel 33 dan wel op de laatste werkdag van de verplichte bedrijfssluiting (vakantie en periode rond Kerstmis en Nieuwjaar), zal een vergoeding over 1 werkdag worden gegeven.
3. Bij overlijden van één van de ouders, stief- of schoonouders van de werknemer: 2 werkdagen. Indien door de werknemer de uitvaart wordt geregeld en naar het oordeel van de werkgever de omstandigheden dit rechtvaardigen, kan dit verlof tot maximaal 4 werkdagen worden uitgebreid.
4. Bij bevalling van de echtgenote/partner: 2 werkdagen. Indien dit echter plaatsvindt op een zaterdag, een zondag, een feestdag als bedoeld in artikel 33, dan wel op de laatste werkdag van de verplichte bedrijfssluiting (vakantie en de periode rond Kerstmis en Nieuwjaar), zal een vergoeding over 1 werkdag worden gegeven.
5. Bij het huwelijk van een eigen kind, stief- of pleegkind, broer, zuster, zwager, schoonzuster, schoonzoon, schoondochter, kleinkind, halfbroer, xxxxxxxxxx, xxxxx, xxxxxxxxxxx, xxxxxxxxxx, behuwd grootouder, overgrootouder en een in het gezin opgenomen huisgenoot, indien dit huwelijk wordt bijgewoond: 1 werkdag.
6. Bij het overlijden dan wel bij de uitvaart, indien deze wordt bijgewoond, van een eigen kind (gehuwd of uitwonend), pleeg- of stiefkind, broer, zuster, zwager, xxxxxxxxxxxx, xxxxxxxxxx, xxxxxxxxxxxxx, kleinkind, halfbroer, halfzuster, xxxxxxxxxx, behuwd grootouder, overgrootouder en een in het gezin opgenomen huisgenoot: 1 werkdag.
7. Bij ernstige ziekte van de partner van werknemer, eigen kinderen, ouders of stiefouders en in gezinsverband met hem/haar levende stief- en pleegkinderen: 1 werkdag.
8. Voor het zoeken van een nieuwe werkgever, wanneer de dienstbetrekking door de werkgever is opgezegd anders dan om in lid 2 van artikel 7: 678 BW, bedoelde dringende reden en de werknemer gedurende tenminste 6 weken, onmiddellijk aan de opzegging voorafgaande, onafgebroken bij de werknemer in dienst is geweest: ten hoogste 5 uren al dan niet opeenvolgend.
9. Bij ondertrouw en bij vervulling van een van overheidswege zonder geldelijke vergoeding opgelegde persoonlijke verplichting, tenzij deze verplichting is ontstaan door eigen schuld of nalatigheid van de werknemer: de werkelijke benodigde tijd tot ten hoogste 1 werkdag.
10. Voor het afleggen van een vakexamen: de daarvoor benodigde tijd met een minimum van 1 werkdag. Onder vakexamen wordt verstaan een examen als zodanig door de werkgever aangemerkt.
11. Bij 25- en 40-jarig huwelijk van de werknemer: 1 werkdag.
12. Bij 25-, 40- en 50-jarig huwelijk van de (schoon)ouders van de werknemer: 1 werkdag
13. Voor dokters- en tandartsbezoek: maximaal 2 uur per bezoek, indien het werkobject is gelegen in de woonplaats van de werknemer en maximaal 3 uur indien dit niet het geval is.
14. In geval van aantoonbare calamiteiten heeft de werknemer recht op maximaal 3 dagen verlof per jaar ten behoeve van het treffen van voorzieningen voor de verzorging van de partner of kind(eren) die tot zijn huishouding behoren.
15. Voor het bezoek aan een fysiotherapeut of een vergelijkbare deskundige, na verwijzing door de arts, maximaal 2 uur indien dit absoluut niet buiten werktijd gepland kan
worden, met dien verstande dat het tijdstip van het bezoek in overleg met de werkgever wordt vastgesteld.
16. Bij verhuizing van de werknemer op verzoek van de werkgever: 1 werkdag.
Artikel 33 Feestdagen
1. Onder feestdagen wordt in dit artikel verstaan de algemeen erkende feestdagen: Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, eerste en tweede Kerstdag en Koningsdag. Tevens geldt 5 mei eenmaal per vijf jaar als feestdag (lustrumjaren zoals 2020, 2025, …).
2. Op de in lid 1 genoemde feestdagen wordt als regel niet gewerkt.
3. Als de feestdag niet op een zaterdag of zondag valt, wordt het loon doorbetaald.
4. Een feestdag wordt bepaald op 8 uur (voltijdsmedewerker), dan wel het meer of minder aantal uren dat op die dag volgens rooster gewerkt had moeten worden.
Artikel 34 Studie-/scholingsverlof
1. Cursussen op verzoek van werkgever gericht op eigen functie
Cursussen op verzoek van werkgever betreffen cursussen, trainingen en opleidingen die direct verband houden met de voor de invulling van de functie noodzakelijke (bij)scholing. Deze hebben een verplicht karakter en vinden in principe onder werktijd plaats. Voor zover deze cursussen in de avonduren plaatsvinden worden deze cursusuren vergoed (zonder toeslagen). De cursuskosten zijn voor rekening van werkgever, maar kunnen bij onvoldoende inzet door werknemer voor maximaal 50% op de werknemer worden verhaald. Indien werknemer niet op komt dagen zonder geldige reden en tijdige afmelding, kunnen de cursuskosten volledig op werknemer verhaald worden. De reiskosten worden vergoed op basis van openbaar vervoer. Indien werkgever en werknemer gezamenlijk van mening zijn dat openbaar vervoer geen redelijke optie is, zullen zij in overleg een vergoeding van reiskosten overeen komen.
Reistijd wordt niet vergoed.
2. Cursussen op verzoek van werknemer: specifiek verband houdend met de betonmortelsector
Indien de werknemer met toestemming van werkgever een specifieke cursus volgt die verband houdt met de betonmortel sector, maar niet gericht op de eigen functie, kan deze cursus onder werktijd worden gevolgd en komen de cursuskosten voor de helft voor rekening van de werkgever. Voor zover de cursus buiten werktijd kan worden gevolgd, worden de desbetreffende uren niet vergoed. Er is geen sprake van
reiskosten- of reistijd vergoeding. Bij onvoldoende inzet door werknemer kan werkgever maximaal 50% van zijn bijdrage op werknemer verhalen. Indien de werknemer de cursus niet volgt of voortijdig beëindigt kan werkgever maximaal 100% van zijn bijdrage verhalen op werknemer. De werkgeversbijdrage zoals bedoeld in dit lid kan door werkgever op werknemer worden verhaald indien laatstgenoemde het dienstverband verbreekt:
- Voor 100% binnen 1 jaar na afronding van de cursus
- Voor 67% binnen 2 jaar na afronding van de cursus
- Voor 33% binnen 3 jaar na afronding van de cursus.
Afwijkingen hiervan zijn slechts mogelijk indien deze schriftelijk zijn overeengekomen tussen werkgever en werknemer.
3. Overige cursussen op verzoek van werknemer
Hiervoor kan de werknemer zijn PKB bijdrage aanspreken, zoals opgenomen in artikel
21. Deze cursussen zullen altijd in eigen tijd worden gevolgd.
Hoofdstuk 8 Ziekte en arbeidsongeschiktheid
Artikel 35 Basis uitgangspunten
Bij ziekte en arbeidsongeschiktheid van de werknemer zijn de wettelijke bepalingen (artikel 629 van het Burgerlijk Wetboek, de Ziektewet, de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) en de Wet Verbetering Poortwachter) van toepassing. Daarnaast gelden de voorschriften zoals vermeld in het reglement ziekteverzuim en de daarbij aangegeven sancties.
Artikel 36 Loondoorbetaling bij ziekte
1. Loondoorbetaling 1e ziektejaar (eerste 52 weken)
Mits werknemer voldoet aan de voorwaarden zoals vermeld in artikel 35 heeft hij gedurende de eerste 52 weken ziekte recht op doorbetaling van het overeengekomen bruto maandinkomen volgens artikel 1 lid h.
2. Loondoorbetaling 2e ziektejaar (tweede 52 weken)
Bij voortdurende arbeidsongeschiktheid ontvangt de werknemer (mits hij nog steeds voldoet aan de voorwaarden zoals vermeld in artikel 35) vervolgens voor de tweede periode van maximaal 52 weken 85% van het maandinkomen volgens artikel 1 lid h. De pensioenopbouw blijft in dit geval gebaseerd op 100% in deze periode.
3. Re-integratie bonus
Een werknemer die gedurende de tweede periode van 52 weken arbeidsongeschiktheid fulltime dan wel deeltijd en duurzaam (stabiel gedurende minimaal 3 maanden) is gere- integreerd, ontvangt een re-integratie bonus van 15% van het bruto maandinkomen volgens artikel 1 lid h over de periode die na afloop van het eerste ziektejaar tot aan het moment van de re-integratie is verstreken. Re-integratie kan binnen of buiten de eigen functie en binnen of buiten het eigen bedrijf.
4. Inkomen na 2 jaar ziekte
Afgezien van mogelijke door het UWV opgelegde loonsancties stopt de loondoorbetalingsverplichting van werkgever na de tweede periode van 52 weken arbeidsongeschiktheid. Voor zover bij werkgever een (andere) passende (deeltijd)functie beschikbaar is waarin werknemer tewerk gesteld wordt, zullen de arbeidsvoorwaarden omgezet worden naar de daarbij van toepassing zijnde voorwaarden en deeltijd dienstverband. Een en ander onder voorbehoud van voldoen aan artikel 35.
5. Arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door derden
Indien en voor zover de werkgever ter zake van de arbeidsongeschiktheid van zijn werknemer ten gevolge van ziekte of uit hoofde van een ongeval, jegens één of meer derden een vordering tot schadevergoeding kan doen gelden, dient de betrokken werknemer zijn volledige medewerking te verlenen de schadevergoeding op deze derde(n) te verhalen.
Artikel 37 Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
1. Voor het zogenaamde WGA-hiaat is een verplichte verzekering van toepassing waarvan de premie voor rekening van werknemer komt.
2. Voor het zogenaamde excedent deel (inkomen boven het gemaximeerde sociale verzekeringsloon) is een aparte verzekering van toepassing. De premie hiervoor komt voor 50% voor rekening van werknemer en voor 50% voor rekening voor werkgever.
Hoofdstuk 9 Pensioen
Artikel 38 Pensioenregeling cao-personeel
Op grond van de lopende verplichtstelling (voortvloeiend uit de oude cao betonmortel en de daaraan voorheen gekoppelde pensioenregeling voor de mortel- en morteltransportondernemingen) is voor het personeel, werkzaam in de zogenaamde cao- functies zoals vermeld in Bijlage 1, momenteel sprake van deelname aan de basis pensioenregeling die is ondergebracht bij het Bedrijfstakpensioenfonds (Bpf) Bouw.
Artikel 39 Pensioenregeling UTA-personeel
Het personeel werkzaam in de zogenaamde UTA functies zoals vermeld in Bijlage 2 neemt evenals het hoger personeel (zogenaamde CRG-personeel) deel aan de bedrijfseigen pensioenregeling voor de HeidelbergCement bedrijven in Nederland. Deze pensioenregeling heeft de volgende kenmerken:
- Individueel Beschikbare Premieregeling (Individual Defined Contribution ofwel IDC- regeling) op basis van de vanaf 01-01-2015 afgesproken staffel;
- Van toepassing op pensioensalaris tot fiscale maximum (€ 112.189 in 2021) met een
franchise van € 15.135,89 (niveau 2021). De franchise volgt de collectieve loonontwikkeling van de ENCI cao (aanpassing per 1 januari).
- Premie wordt vastgesteld als percentage van de pensioengrondslag (pensioensalaris - franchise). Hierbij wordt voor de premieverdeling (incl. administratiekosten en verzekeringspremies (nabestaanden en arbeidsongeschiktheid)) uitgegaan van een verhouding werknemer-/werkgeverpremie van 1/3 resp. 2/3. Het premiepercentage voor werknemer wordt hierbij vastgesteld voor een periode van 5 jaar op basis van de 5- jaarsprognose van de bestandsontwikkeling. Na 5 jaar wordt deze opnieuw vastgesteld. Ingaande 01-01-2020 is de werknemerspremie vastgesteld op 6,5219% van de pensioengrondslag.
Voor de financieringsafspraken wordt verder verwezen naar de bepalingen in de uitvoeringsovereenkomst. Gelet op het karakter van de pensioenregeling (individueel beschikbare premieregeling) is de werkgeversbijdrage beperkt tot de vastgestelde premie. Voor de exacte voorwaarden wordt verwezen naar de uitvoeringsovereenkomst en het pensioenreglement.
Hoofdstuk 10 Overige bepalingen
Artikel 40 Ongevallenverzekering
Werkgever zal voor het personeel, vallende onder deze cao, een ongevallenverzekering afsluiten, dan wel anderszins voorzieningen treffen, met als verzekerde bedragen voor een voltijdsdienstverband van minimaal € 31.000,-- bij overlijden en € 63.000,-- bij blijvende algehele invaliditeit van het personeelslid. Het betreft bruto bedragen. Niet gedekt zijn ongevallen ontstaan door opzet, medicijnen, alcoholgebruik of het gebruik van verdovende middelen en slaap- of pepmiddelen.
Artikel 41 ANW-hiaat
Indien door werknemer wordt gekozen voor verzekering van het zogenaamde ANW-hiaat, zal de werkgever zijn medewerking verlenen voor de inning en afdracht van de premie. De premie voor de desbetreffende verzekering komt voor rekening van werknemer.
Artikel 42 Onwerkbaar weer
De werkgever beoordeelt wanneer en hoe lang ten gevolge van vorst of de aanwezigheid van een sneeuwdek niet kan worden gewerkt, in welk geval, na overleg met de betrokken werknemers, zal worden nagegaan door wie wel en door wie niet gewerkt zal worden.
In geval van verhindering zal de werkgever, indien er sprake is van een uitkering van het uitkeringsorgaan, aan de betrokken werknemer een aanvulling betalen op de uitkering van het uitkeringsorgaan tot 100% van een evenredig deel van het schaalsalaris van de betrokken werknemer. Deze aanvulling geldt voor zover deze aanvulling niet door het uitkeringsorgaan op de uitkering in mindering wordt gebracht. Ingeval op grond van algemene overwegingen extra uitkeringen plaatsvinden, zullen deze extra uitkeringen in mindering worden gebracht op de aanvullingen zoals omschreven in dit artikel.
De werknemer is verplicht, ingeval de werkgever hem gedurende de hierboven bedoelde tijd ander werk opdraagt waarvoor hij geschikt is, deze arbeid te verrichten, mits de werkgever bereid is hem voor deze werkzaamheden door te betalen.
In bovengenoemde situaties van onwerkbaar is artikel 7:628 BW uitgesloten.
NB: aangezien dit artikel niet meer voldoet aan de desbetreffende eisen die de gewijzigde regelgeving stelt, kan hierop geen beroep meer worden gedaan en is dit artikel feitelijk niet meer van toepassing.
Hoofdstuk 11 Vakbondsfaciliteiten
Artikel 43 Vakbondsactiviteiten in de onderneming
1. Ten behoeve van de vakbondsactiviteiten binnen de onderneming zal de werkgever – nadat het tijdstip in overleg met de werkgever en de betrokken vakbondsbestuurder is vastgesteld – bestuurders toelaten in zijn onderneming, die daartoe door de werknemersorganisaties, welke partij zijn bij deze CAO, zijn aangewezen.
2. Door eerdergenoemde werknemersorganisaties zullen per onderneming minimaal 1 en maximaal 3 contactpersonen worden aangewezen, waarvan mededeling zal worden gedaan aan de betrokken werkgever. Deze contactpersonen dienen gedurende maximaal 5 uren per maand, hun werkzaamheden met behoud van loon te kunnen onderbreken, voor activiteiten in de onderneming ten behoeve van hun werknemers- organisaties. Voorwaarde hierbij is dat het bestaande patroon van contacten en overleg niet wordt aangetast en dat de normale bedrijfsgang niet wordt verstoord. Mocht dat wel het geval zijn of zou anderszins een conflictsituatie ontstaan tussen werkgever en de werknemersorganisatie(s), dan kan werkgever de verleende faciliteiten opschorten.
3. De werkgever dient ervoor zorg te dragen dat de contactpersonen niet uit hoofde van hun vakbondsactiviteiten in hun positie in de onderneming worden benadeeld.
4. De werkgever ziet erop toe dat de in lid 2 bedoelde contactpersonen bij de uitoefening van hun functie kunnen beschikken over een ruimte en gebruik kunnen maken van faciliteiten voor communicatie.
5. Overleg tussen werknemersorganisaties en hun leden, dan wel tussen leden onderling inzake vakbondsaangelegenheden, zullen als regel buiten werktijd plaatsvinden. Voor formeel overleg tussen werknemersorganisaties en werkgever, kunnen werknemersorganisaties verzoeken 1 vakbondslid per werknemersorganisatie, te betrekken in dit overleg, waarbij dit overleg voor deze persoon beschouwd wordt als werktijd.
Artikel 44 Vakbondscontributie
Met ingang van 2015 is de werkkostenregeling van toepassing. Daarmee is de aparte fiscale faciliteit voor het belastingvriendelijk behandelen van vakbondscontributie verdwenen en valt een dergelijke behandeling binnen de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Werkgever zal de vakbondscontributie daarbij fiscaalvriendelijk verwerken indien de fiscaal vrije ruimte van deze werkkostenregeling dit in het desbetreffende jaar mogelijk maakt. Dat wil zeggen dat de contributie in dat geval betaald wordt van het bruto loon waardoor de medewerker een belasting voordeel heeft. Een en ander binnen de fiscale regelgeving en grenzen en onder overlegging van de bijbehorende bewijsmiddelen. Verandering van regelgeving of gebrek aan fiscale ruimte zal nimmer leiden tot compensatie. De uitvoering van deze faciliteit zal om administratieve redenen worden geconcentreerd in de maand december.
Artikel 45 Werkgeversbijdrage aan vakbonden
Voor de looptijd van de cao zal aan vakbonden een werkgeversbijdrage worden toegekend volgens de “AWVN-regeling”. Deze bijdrage wordt gebaseerd op het aantal werknemers, in dienst van de werkgever per 1 januari van het desbetreffende jaar.
Aldus overeengekomen te ’s-Hertogenbosch en getekend ter respectieve woonplaatsen:
Partij ter ene zijde: Partijen ter andere zijde:
FNV sector Bouwen en Wonen
Mebin B.V. CNV Vakmensen
Bijlage 1: Functie indeling en bruto salarisschalen voor werknemers niet vallend onder Bijlage 2 of onder het “boven-cao” personeel (zogenaamde CRG-groepen)
Artikel 1 Doelgroep bijlage 1
De bepalingen van deze bijlage zijn van toepassing op werknemers, genoemd in artikel 2 van deze bijlage.
Artikel 2 Functiegroepen bijlage 1
De werknemers worden met betrekking tot hun werkzaamheden ingedeeld in 5 groepen. Groep 1 assistent-laborant, chauffeur, schepen-losser, terreinwerker, leidinglegger.
Groep 2 allround chauffeur, assistent-kraanmachinist, assistent-mengmeester, cementpompmachinist, laadschopmachinist.
Groep 3 allround chauffeur met ervaring, allround laadschopmachinist, kraanmachinist, laborant, mengmeester, betonpompmachinist.
Groep 4 allround kraanmachinist, allround laborant, allround mengmeester, allround betonpompmachinist
Groep 5 chauffeur betonpompmixer, hoofd betonpompmachinist.
GROEP 1
1. Assistent-laborant
Onder assistent-laborant wordt verstaan de werknemer, die in staat is grondstoffen te keuren en het product op kwaliteit te controleren en te beoordelen.
2. Chauffeur
Onder chauffeur wordt verstaan de werknemer, die belast is met het besturen van één of meer types truckmixers of vrachtwagens met aanhangwagen, alsmede het dagelijks onderhoud van de truckmixer en die bovenstaande werkzaamheden nog geen half jaar in de betonmortelindustrie heeft uitgevoerd. Hij moet in staat zijn met dergelijke combinaties op bouwterreinen over rijplaten te rijden
3. Schepenlosser
Onder schepenlosser wordt verstaan de werknemer, die belast is met de werkzaamheden verbonden aan een goede en verantwoorde gang van zaken bij het lossen van grondstoffen, welke als regel in bulk per schip worden aangevoerd, alsmede werkzaamheden op het fabrieksterrein verricht.
4. Terreinwerker
Onder terreinwerker wordt verstaan de werknemer, die behulpzaam is bij het lossen van grondstoffen, welke worden aangevoerd, alsmede werkzaamheden op het fabrieksterrein verricht.
5. Leidinglegger
Onder leidinglegger wordt verstaan een werknemer, die belast is met het leggen, opbreken, reinigen en onderhouden van leidingen en verder met alle voorkomende werkzaamheden volgens aanwijzingen
GROEP 2
1. Allround chauffeur
Onder allround chauffeur wordt verstaan de werknemer, die in staat is alle mogelijke in de onderneming voorkomende types van truckmixers op bekwame wijze te besturen, zelfstandig grondstoffen met behulp van aangebrachte mixer tot mortels van diverse samenstellingen te mengen, alsmede het dagelijks onderhoud van de truckmixers te verrichten en mede de werknemer die tenminste een half jaar als chauffeur werkzaam is in de betonmortelindustrie. Onder allround chauffeur wordt tevens verstaan de werknemer, die belast is met het besturen van alle mogelijke voorkomende types van mobiele pompen. Hij moet tevens in staat zijn het dagelijks onderhoud van en de controle op deze voertuigen te verrichten en bovenstaande werkzaamheden reeds 2 jaar in de betonmortelindustrie hebben uitgevoerd.
2. Assistent-kraanmachinist
Onder assistent-kraanmachinist wordt verstaan de werknemer, die in hoofdzaak belast is met de bediening van een bepaald type kraan, alsmede de zorg voor het dagelijks onderhoud daarvan.
3. Assistent-mengmeester
Onder assistent-mengmeester wordt verstaan de werknemer, die belast kan worden met het doseren van grondstoffen en het mengen daarvan met behulp van een betonmolen of truckmixer tot mortels van diverse samenstellingen, alsmede het normale onderhoud van een betonmolen.
4. Cementpompmachinist
Onder cementpompmachinist wordt verstaan de werknemer, die belast is met het zelfstandig bedienen van een cementpomp, alsmede het dagelijks onderhoud van een cementpomp.
5. Laadschopmachinist
Onder laadschopmachinist wordt verstaan de werknemer, die belast is met het transporteren van grondstoffen met behulp van een laadschop, alsmede de zorg voor het normale onderhoud.
GROEP 3
1. Allround chauffeur met ervaring
Onder allround chauffeur met ervaring wordt verstaan de werknemer, die in staat is alle mogelijke in de onderneming voorkomende types van truckmixers op bekwame wijze te besturen, zelfstandig grondstoffen met behulp van aangebrachte mixer tot mortels van diverse samenstellingen te mengen, alsmede het dagelijks onderhoud van de truckmixers te verrichten en die bovenstaande werkzaamheden reeds 2 jaar in de betonmortelindustrie heeft uitgevoerd. Onder allround chauffeur met ervaring wordt tevens verstaan de werknemer, die belast is met het besturen van alle mogelijke voorkomende types van mobiele pompen. Hij moet tevens in staat zijn het dagelijks onderhoud van en de controle op deze voertuigen te verrichten en bovenstaande werkzaamheden reeds 2 jaar in de betonmortelindustrie hebben uitgevoerd.
2. Allround laadschopmachinist
Onder allround laadschopmachinist wordt verstaan de werknemer, die belast is met het transporteren van grondstoffen met behulp van een of meer types laadschoppen, alsmede de zorg voor het normale onderhoud en het verrichten van kleine reparaties.
3. Kraanmachinist
Onder kraanmachinist wordt verstaan de werknemer, die belast is met de bediening van één of meer types kranen, waarbij tevens door hem het dagelijks onderhoud alsmede kleine reparaties worden verricht.
4. Laborant
Onder laborant wordt verstaan de werknemer, die in staat is grondstoffen en producten onder toezicht en leiding te controleren en te keuren, die alle voorkomende betonsamenstellingen kan berekenen en die behulpzaam is bij de verstrekking van adviezen inzake toe te passen betonsoorten.
5. Mengmeester
Onder mengmeester wordt verstaan de werknemer, die belast is met het doseren van grondstoffen en het mengen daarvan met behulp van een speciemolen of truckmixer tot mortels van diverse samenstellingen, alsmede het normale onderhoud van een betonmolen.
6. Betonpompmachinist
Onder betonpompmachinist wordt verstaan de werknemer, die belast is met de bediening van betonpompen. Tevens moet hij alle voorkomende werkzaamheden, zoals het laden en lossen, het leggen en verleggen van de transportleidingen, alsmede het schoonmaken hiervan, verrichten. Tevens is hij behulpzaam bij het gelijkmatig verdelen van de betonspecie in de bekisting.
GROEP 4
1. Allround kraanmachinist
Onder allround kraanmachinist wordt verstaan de werknemer die uitsluitend belast is met de bediening van alle mogelijke voorkomende types kranen, waarbij tevens door hem het dagelijks onderhoud alsmede kleine reparaties worden verricht.
2. Allround laborant
Onder allround laborant wordt verstaan de werknemer, die in staat is grondstoffen en producten zelfstandig te controleren en te keuren; die alle voorkomende betonsamenstellingen kan berekenen, die onder toezicht en leiding adviezen inzake toe te passen betonsoorten kan verstrekken en tot vervulling van die functie een theoretische opleiding heeft genoten.
3. Allround mengmeester
Onder allround mengmeester wordt verstaan de werknemer, die belast is met het doseren van grondstoffen en het mengen daarvan met behulp van een betonmolen of truckmixer tot mortels van diverse samenstellingen, alsmede belast is met administratieve werkzaamheden, en het normale onderhoud van een betonmolen kan verzorgen.
4. Allround betonpompmachinist
Onder allround betonpompmachinist wordt verstaan een werknemer, die belast is met het bedienen van alle voorkomende types betonpompen, waaronder de betonpompen met giek en die voorts medeverantwoordelijk is voor de goede gang van zaken voor wat betreft het pompen van mortels. Hij dient tevens te zorgen voor het dagelijks normale onderhoud en het
verrichten van kleine reparaties aan de betonpompen. Tevens is hij behulpzaam bij het gelijkmatig verdelen van de betonspecie in de bekisting
GROEP 5
1. Chauffeur van een betonpompmixer
Onder chauffeur van een betonpompmixer wordt verstaan de werknemer, op wie de functie allround chauffeur en de functie betonpompmachinist, zoals genoemd in artikel 3, beide van toepassing is.
2. Hoofdbetonpompmachinist
Onder hoofdbetonpompmachinist wordt verstaan een vakbekwame werknemer, die speciaal belast is met grotere en bijzondere objecten. Hij is belast met de leiding en draagt alle verantwoordelijkheid voor het juist opstellen van de betonpompen, respectievelijk het afvoeren van het materieel.
Overige werknemers
Onder overige werknemers worden verstaan werknemers, die niet genoemd zijn in de bovenstaande categorieën, met uitzondering van leidinggevend, toezichthoudend, hoger technisch en administratief personeel (UTA dan wel CRG personeel).
Op verzoek van de desbetreffende werknemer en/of werkgever zullen CAO-partijen bepalen in welke categorie de desbetreffende werknemer wordt ingedeeld.
Artikel 3 Salarissen en salarisschalen
1 cao verhogingen
a. Per 1 januari 2019: 3,50%
b. Per 1 januari 2020: 3,50%De schalen zijn opgenomen in lid 2.
c. Aangezien de cao pas tot stand is gekomen op 10 januari 2020 en het jaar 2019 al afgesloten was, is de verhoging van 2019 toegekend in de vorm van een eenmalige nabetaling in januari 2020 aan werknemers die op 10 januari 2020 (nog) in dienst waren. De cao verhoging zoals vermeld onder a) is meegenomen in de nieuwe salarisschalen per 1 januari 2020 zoals opgenomen in lid 2.
d. De verhogingen zijn van toepassing op werknemers die (nog) in dienst waren op het moment dat het definitief cao akkoord bereikt werd (10 januari 2020).
2 cao schalen
Voor de toepassing van de salarisschalen is rekening gehouden met de volgende overeengekomen cao-verhogingen:
a. Per 01-01-2021: 3,00%
b. Per 01-01-2022: 2,50%
De cao verhogingen zijn van toepassing op werknemers die op 05-07-2021 (het moment waarop een definitief cao akkoord werd bereikt) in dienst waren.
Met ingang van 1 januari 2021 zijn de volgende cao-schalen van toepassing (op basis van voltijds dienstverband van 40 uur per week; bruto maandbedragen):
Schaal | |||||
Trede | cao-1 | cao-2 | cao-3 | cao-4 | cao-5 |
0 | € 2.138,31 | € 2.250,86 | € 2.307,14 | € 2.363,40 | € 2.363,40 |
1 | € 2.205,84 | € 2.329,64 | € 2.408,42 | € 2.475,94 | € 2.498,45 |
2 | € 2.273,36 | € 2.408,42 | € 2.509,71 | € 2.588,48 | € 2.633,50 |
3 | € 2.340,90 | € 2.487,20 | € 2.610,99 | € 2.701,03 | € 2.768,56 |
4 | € 2.408,42 | € 2.565,99 | € 2.712,29 | € 2.813,57 | € 2.903,61 |
5 | € 2.475,94 | € 2.644,76 | € 2.813,57 | € 2.926,12 | € 3.038,65 |
De bijbehorende bruto uurlonen per 1 januari 2021 zijn:
Schaal | |||||
Trede | cao-1 | cao-2 | cao-3 | cao-4 | cao-5 |
0 | € 12,34 | € 12,99 | € 13,31 | € 13,64 | € 13,64 |
1 | € 12,73 | € 13,44 | € 13,89 | € 14,28 | € 14,41 |
2 | € 13,12 | € 13,89 | € 14,48 | € 14,93 | € 15,19 |
3 | € 13,51 | € 14,35 | € 15,06 | € 15,58 | € 15,97 |
4 | € 13,89 | € 14,80 | € 15,65 | € 16,23 | € 16,75 |
5 | € 14,28 | € 15,26 | € 16,23 | € 16,88 | € 17,53 |
Met ingang van 1 januari 2022 zijn de volgende cao-schalen van toepassing (op basis van voltijds dienstverband van 40 uur per week; bruto maandbedragen):
Schaal | |||||
Trede | cao-1 | cao-2 | cao-3 | cao-4 | cao-5 |
0 | € 2.191,77 | € 2.307,13 | € 2.364,82 | € 2.422,49 | € 2.422,49 |
1 | € 2.260,99 | € 2.387,88 | € 2.468,63 | € 2.537,84 | € 2.560,91 |
2 | € 2.330,19 | € 2.468,63 | € 2.572,45 | € 2.653,19 | € 2.699,34 |
3 | € 2.399,42 | € 2.549,38 | € 2.676,26 | € 2.768,56 | € 2.837,77 |
4 | € 2.468,63 | € 2.630,14 | € 2.780,10 | € 2.883,91 | € 2.976,20 |
5 | € 2.537,84 | € 2.710,88 | € 2.883,91 | € 2.999,27 | € 3.114,62 |
De bijbehorende bruto uurlonen per 1 januari 2022 zijn:
Schaal | |||||
Trede | cao-1 | cao-2 | cao-3 | cao-4 | cao-5 |
0 | € 12,64 | € 13,31 | € 13,64 | € 13,98 | € 13,98 |
1 | € 13,04 | € 13,78 | € 14,24 | € 14,64 | € 14,77 |
2 | € 13,44 | € 14,24 | € 14,84 | € 15,31 | € 15,57 |
3 | € 13,84 | € 14,71 | € 15,44 | € 15,97 | € 16,37 |
4 | € 14,24 | € 15,17 | € 16,04 | € 16,64 | € 17,17 |
5 | € 14,64 | € 15,64 | € 16,64 | € 17,30 | € 17,97 |
Voor de werknemers van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het Wettelijk Minimum Loon (WML), maar die wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en die behoren tot de doelgroep voor loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet, wordt een aparte loonschaal naast het bestaande loongebouw opgenomen. Deze loonschaal volgt de ontwikkeling van het WML. Deze loonschaal is hieronder opgenomen (bruto salaris per maand voor mensen van 21 jaar en ouder, o.b.v. 40 uren per week):
Trede | Salaris als % van WML | Salaris in € per maand 01-01-2021 |
0 | 100% | € 1.684,80 |
1 | 101% | € 1.701,65 |
2 | 102% | € 1.718,50 |
3 | 103% | € 1.735,34 |
4 | 104% | € 1.752,19 |
5 | 105% | € 1.769,04 |
6 | 106% | € 1.785,89 |
7 | 107% | € 1.802,74 |
8 | 108% | € 1.819,58 |
9 | 109% | € 1.836,43 |
10 | 110% | € 1.853,28 |
- Werkgever betaalt aan een werknemer, die nog nooit eerder in de bedrijfstak heeft gewerkt en voorafgaand langdurig werkloos was, maximaal voor de periode van één jaar een salaris volgens de inloopschaal. Daarnaast zal aan de werknemer bij aanvang van dit dienstverband een vakopleiding aangeboden worden. Na één jaar geldt bij gebleken geschiktheid, de salarisschaal die behoort bij de betreffende functie. Onder een langdurig werkloze wordt verstaan iemand die, direct voorafgaande aan de indiensttreding, langer dan 1 jaar werkloos is geweest. Als inloopschaal geldt het volgende:
o Gedurende de eerste 6 maanden van het dienstverband geldt een schaalsalaris van het wettelijk minimum loon (WML), vermeerderd met 25% van het verschil tussen het WML en het schaalsalaris van cao groep 1 (cao-1), trede 0.
o Gedurende de tweede 6 maanden van het dienstverband geldt een schaalsalaris van het wettelijk minimum loon (WML), vermeerderd met 50% van het verschil tussen het WML en het schaalsalaris van cao groep 1 (cao-1), trede 0.
- Voor jeugdige werknemers is een jongerenschaal van toepassing. Dit betreft de schaal van cao-groep 1 (cao-1) voor jeugdigen zonder leerovereenkomst in het kader van de Wet Educatie Beroepsonderwijs, respectievelijk de schaal van cao-groep 2 (cao-2) voor jeugdigen met leerovereenkomst in het kader van de Wet Educatie Beroepsonderwijs, met toepassing van de volgende leeftijd staffel:
o 16 jaar: 60%
o 17 jaar: 70%
o 18 jaar: 80%
o 19 jaar: 90%
3 Combifunctie
a. Een werknemer, die structureel gelijkelijk verdeeld werkzaamheden vervult, die behoren tot twee of meerdere functies, zoals genoemd in artikelen 2 van deze bijlage, zal voor het geval deze functies in verschillende groepen zijn opgenomen recht hebben op een indeling in de hoogste cao-groep die van toepassing is op de onderscheidende uitgeoefende functies. Het recht op voornoemde beloning geldt voor de gehele arbeidsduur waarin de werknemer bij de werkgever werkzaam is en deze situatie van toepassing is en geldt met ingang van de eerste volle maand waarin bovenstaande situatie zich voor het eerst voordoet.
b. Indien werknemer naast zijn eigen functie, structureel tenminste 20% van zijn tijd een functie vervult van gelijkwaardig of hoger niveau, heeft hij recht op een bruto combifunctie-toeslag. Deze bedraagt voor een voltijdsmedewerker € 58,55 per maand (01-01-2021) resp. € 60,01 per maand (01-01-2022). De combifunctie toeslag vervalt zodra niet langer sprake is van invulling van genoemde combiwerkzaamheden.
Bijlage 2: Functie indeling en bruto salarisschalen voor leidinggevend, toezichthoudend, hoger technisch en administratief personeel (UTA)
Artikel 1 Doelgroep bijlage 2
De bepalingen van deze bijlage zijn van toepassing op werknemers, genoemd in artikel 2 van deze bijlage.
Artikel 2 UTA-groepen
De werknemers worden met betrekking tot hun werkzaamheden ingedeeld in UTA-groepen. Per groep wordt een omschrijving gegeven van de aard van de werkzaamheden en de daarvoor benodigde kennis en ervaring. De opgave van enkele voorbeeldfuncties is bedoeld als illustratie van de functiegroepen.
Groep 1
Het uitvoeren van eenvoudige, regelmatig wederkerende werkzaamheden, waarvoor geen theoretische kennis of praktijkervaring noodzakelijk is. Het werk wordt onder directe leiding uitgevoerd. Onder deze groep vallen als regel de jeugdigen, die na maximaal twee jaren ervaring naar groep II overgaan.
Voorbeeld functies:
- Administratief medewerker(ster)
Verricht eenvoudig sorteer-, telefoon- en registratiewerk, als regel geen typewerk voor externe doeleinden.
- Jongste bediende
Kan zowel op kantoor als bijvoorbeeld op het laboratorium worden aangetroffen.
Groep 2
Het uitvoeren van regelmatig wederkerende werkzaamheden, waarvoor enige algemene ontwikkeling en praktijkervaring noodzakelijk zijn. Het werk wordt onder leiding uitgevoerd doch enige mate van zelfstandigheid bij de uitvoering, evenwel zonder beoordelings- bevoegdheid (hieronder te verstaan de bevoegdheid om in twijfelgevallen eigen keuzes te doen) kan verlangd worden.
Voorbeeld functies:
- Administratief medewerker(ster)
Voorbereiding van facturering, voorbereiding van loonadministratie en registratiewerk.
- Telefoniste/typiste
Tevens belast met eenvoudige administratieve werkzaamheden.
Groep 3
Het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor naast enige algemene ontwikkeling en theoretische kennis, praktijkervaring noodzakelijk is. De werkzaamheden worden met een redelijke mate van zelfstandigheid uitgevoerd, evenwel zonder beoordelingsbevoegdheid.
Voorbeeld functies:
- Administratief medewerker(ster)
De theoretische kennis blijkt uit het bezit van PDB of een daaraan gelijkwaardig te achten opleiding, al dan niet afgesloten met diploma of certificaat
- Stenotypiste
Groep 4
Het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor naast een redelijke algemene ontwikkeling en theoretische kennis op lager tot middelbaar niveau, enige jaren praktijkervaring noodzakelijk is. De werkzaamheden worden met een ruime mate van zelfstandigheid uitgevoerd. Leiding geven aan één of meer medewerkers kan inherent zijn aan de functie.
Voor sommige functies kan praktijkervaring de theoretische kennis compenseren, omdat geen ruime mate van eigen verantwoordelijkheid wordt verlangd.
Voorbeeld functies:
- Administrateur /administratief medewerker
De theoretische kennis blijkt uit het bezit van PDB of mogelijk MBA-diploma
- Secretaresse
Groep 5
Het verrichten van werkzaamheden waarvoor naast een redelijke algemene ontwikkeling en theoretische kennis op tenminste middelbaar niveau, een gedegen praktijkervaring onontbeerlijk is. De uitvoering vraagt een grote mate van zelfstandigheid benevens het ontplooien van initiatieven op het eigen werkterrein. Als regel zal leiding worden gegeven aan één of meer medewerkers.
Voorbeeld functies:
- Administrateur
Minimaal opleidingsniveau MBA, dan wel MEAO
- Commercieel medewerker
- Transportleider
Groep 6
Het verrichten van werkzaamheden waarvoor naast algemene ontwikkeling en theoretische kennis, bij voorkeur op hoger niveau, een grote praktijkervaring onontbeerlijk is. De uitvoering vraag een grote mate van zelfstandigheid benevens het ontplooien van initiatieven op het eigen werkterrein. Als regel zal leiding worden gegeven aan één of meer medewerkers en kan direct verantwoording verschuldigd zijn aan de bedrijfsdirecteur dan wel bedrijfsleider.
Voorbeeldfuncties:
- Administrateur
Theoretische kennis mogelijk op HEAO-niveau
- Commercieel medewerker
- Chef betonpompsectie
- Transportinspecteur
Artikel 3 Salarissen en salarisschalen
1 cao verhogingen
a. Per 1 januari 2021: 3,00%.
b. Per 1 januari 2022: 2,50%. De schalen zijn opgenomen in lid 2.
c. De cao verhogingen zijn van toepassing op werknemers die op 05-07-2021 (het moment waarop een definitief cao akkoord werd bereikt) in dienst waren.
2 UTA-schalen
Met ingang van 1 januari 2021 zijn de volgende UTA-schalen van toepassing (op basis van voltijds dienstverband van 40 uur per week; bruto maandbedragen):
Schaal | ||||||
Trede | UTA-1 | UTA-2 | UTA-3 | UTA-4 | UTA-5 | UTA-6 |
0 | € 2.075,27 | € 2.271,18 | € 2.566,23 | € 2.762,81 | € 3.057,24 | € 3.255,05 |
1 | € 2.114,53 | € 2.326,69 | € 2.632,43 | € 2.842,77 | € 3.139,07 | € 3.357,96 |
2 | € 2.153,75 | € 2.382,17 | € 2.698,62 | € 2.922,73 | € 3.220,90 | € 3.460,88 |
3 | € 2.192,99 | € 2.437,68 | € 2.764,81 | € 3.002,69 | € 3.302,73 | € 3.563,81 |
4 | € 2.232,24 | € 2.493,18 | € 2.831,01 | € 3.082,66 | € 3.384,56 | € 3.666,72 |
5 | € 2.271,48 | € 2.548,67 | € 2.897,19 | € 3.162,60 | € 3.466,39 | € 3.769,65 |
6 | € 2.310,70 | € 2.604,17 | € 2.963,37 | € 3.242,57 | € 3.548,22 | € 3.872,56 |
7 | € 2.349,95 | € 2.659,66 | € 3.029,57 | € 3.322,51 | € 3.630,04 | € 3.975,50 |
8 | € 2.389,19 | € 2.715,16 | € 3.095,76 | € 3.402,49 | € 3.711,86 | € 4.078,42 |
9 | € 2.428,43 | € 2.770,67 | € 3.161,95 | € 3.482,45 | € 3.793,70 | € 4.181,35 |
10 | € 2.467,66 | € 2.826,16 | € 3.228,13 | € 3.562,41 | € 3.875,53 | € 4.284,26 |
11 | € 3.642,37 | € 3.957,36 | € 4.387,18 | |||
12 | € 3.722,34 | € 4.039,19 | € 4.490,10 | |||
13 | € 4.593,03 | |||||
14 | € 4.695,93 |
Met ingang van 1 januari 2022 zijn de volgende UTA-schalen van toepassing (op basis van voltijds dienstverband van 40 uur per week; bruto maandbedragen):
Schaal | ||||||
Trede | UTA-1 | UTA-2 | UTA-3 | UTA-4 | UTA-5 | UTA-6 |
0 | € 2.127,15 | € 2.327,96 | € 2.630,39 | € 2.831,88 | € 3.133,67 | € 3.336,43 |
1 | € 2.167,39 | € 2.384,86 | € 2.698,24 | € 2.913,84 | € 3.217,55 | € 3.441,91 |
2 | € 2.207,59 | € 2.441,72 | € 2.766,09 | € 2.995,80 | € 3.301,42 | € 3.547,40 |
3 | € 2.247,81 | € 2.498,62 | € 2.833,93 | € 3.077,76 | € 3.385,30 | € 3.652,91 |
4 | € 2.288,05 | € 2.555,51 | € 2.901,79 | € 3.159,73 | € 3.469,17 | € 3.758,39 |
5 | € 2.328,27 | € 2.612,39 | € 2.969,62 | € 3.241,67 | € 3.553,05 | € 3.863,89 |
6 | € 2.368,47 | € 2.669,27 | € 3.037,45 | € 3.323,63 | € 3.636,93 | € 3.969,37 |
7 | € 2.408,70 | € 2.726,15 | € 3.105,31 | € 3.405,57 | € 3.720,79 | € 4.074,89 |
8 | € 2.448,92 | € 2.783,04 | € 3.173,15 | € 3.487,55 | € 3.804,66 | € 4.180,38 |
9 | € 2.489,14 | € 2.839,94 | € 3.241,00 | € 3.569,51 | € 3.888,54 | € 4.285,88 |
10 | € 2.529,35 | € 2.896,81 | € 3.308,83 | € 3.651,47 | € 3.972,42 | € 4.391,37 |
11 | € 3.733,43 | € 4.056,29 | € 4.496,86 | |||
12 | € 3.815,40 | € 4.140,17 | € 4.602,35 | |||
13 | € 4.707,86 | |||||
14 | € 4.813,33 |
Voor de werknemers van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het Wettelijk Minimum Loon (WML), maar die wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en die behoren tot de doelgroep voor loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet, wordt een aparte loonschaal naast het bestaande loongebouw opgenomen. Deze loonschaal volgt de ontwikkeling van het WML. Deze loonschaal is hieronder opgenomen (bruto salaris per maand voor mensen van 21 jaar en ouder, o.b.v. 40 uren per week):
Trede | Salaris als % van WML | Salaris in € per maand 01-01-2021 |
0 | 100% | € 1.684,80 |
1 | 101% | € 1.701,65 |
2 | 102% | € 1.718,50 |
3 | 103% | € 1.735,34 |
4 | 104% | € 1.752,19 |
5 | 105% | € 1.769,04 |
6 | 106% | € 1.785,89 |
7 | 107% | € 1.802,74 |
8 | 108% | € 1.819,58 |
9 | 109% | € 1.836,43 |
10 | 110% | € 1.853,28 |
- Werkgever betaalt aan een werknemer, die nog nooit eerder in de bedrijfstak heeft gewerkt en voorafgaand langdurig werkloos was, maximaal voor de periode van één jaar een salaris volgens de inloopschaal. Daarnaast zal aan de werknemer bij aanvang van dit dienstverband een vakopleiding aangeboden worden. Na één jaar geldt bij gebleken geschiktheid, de salarisschaal die behoort bij de betreffende functie. Onder een langdurig werkloze wordt verstaan iemand die, direct voorafgaande aan de indiensttreding, langer dan 1 jaar werkloos is geweest. Als inloopschaal geldt het volgende:
o Gedurende de eerste 6 maanden van het dienstverband geldt een schaalsalaris van het wettelijk minimum loon (WML), vermeerderd met 25% van het verschil tussen het WML en het schaalsalaris van UTA groep 1 (UTA-1), trede 0.
o Gedurende de tweede 6 maanden van het dienstverband geldt een schaalsalaris van het wettelijk minimum loon (WML), vermeerderd met 50% van het verschil tussen het WML en het schaalsalaris van UTA groep 1 (UTA-1), trede 0.
- Voor jeugdige werknemers (onder de 20 jaar) is een jongerenschaal van toepassing.
Dit betreft de schaal van UTA-groep 1 (UTA-1), met toepassing van de volgende leeftijd staffel:
o 16 jaar: 60%
o 17 jaar: 70%
o 18 jaar: 80%
o 19 jaar: 90%
Bijlage 3: Voorbeelden Spaaruren model
In de voorbeelden worden de situaties weergegeven voor 4 verschillende personen met de volgende contractuele werkuren:
Persoon 1: contract voor 40 uur per week
Persoon 2: contract voor 36 uur per week; 4 werkdagen van 9 uur, maandag roostervrij Persoon 3: contract voor 24 uur per week; 3 werkdagen (wo/do/vrij) van 8 uur
Persoon 4: contract voor 24 uur per week over 4 werkdagen; di/wo 4 uur, do/vrij 8 uur
A. Opbouwperiode spaaruren: april – november: voorbeeld van minder werkuren dan contract
Persoon 1 | Persoon 2 | Persoon 3 | Persoon 4 | |
Maandag | 4* | Vrij | Vrij | Vrij |
Dinsdag | 7 | 4* | Vrij | 4 |
Woensdag | 11 | 11 | 11 | 4 |
Donderdag | 10 | 10 | 7 | 8 |
Vrijdag | 8 | 7 | 4* | 7 |
Sub-totaal | 40 | 32** | 22 | 23** |
Aanvulling minimum uren/dag | 2* | 2* | 2* | |
Aanvulling week-uren | 2** | 1** | ||
Totaal “werkuren” | 42 | 36 | 24 | 24 |
* : Minimum uren per dag van 6 uur (tenzij volgens rooster minder uur)
** : Minimum uren aanvulling tot contractuele werkweek
Deze aanvulling als werkuren is alleen aan de orde als er geen ander werk is en persoon door de leiding naar huis wordt gestuurd.
Toelichting
Persoon 1 heeft op maandag slechts 4 uur kunnen werken en is door de leiding naar huis gestuurd omdat er geen ander werk is. Omdat er een minimum werkduur van 6 uur gegarandeerd is, krijgt hij op die maandag 2 uur van werkgever als werkuren. Ondanks het feit dat hij over de 5 dagen toch 40 uur echt gewerkt heeft komt daarmee het aantal administratieve werkuren op 42. De 2 uur extra wordt benut voor de opbouw van het spaaruren saldo, tenzij de 80 uur al zijn bereikt.
Persoon 2 is op dinsdag na 4 uur werken naar huis gestuurd omdat er geen ander werk meer was. In totaal heeft hij die week maar 32 uren kunnen werken, gelet op beperkt beschikbaar werk. Hij krijgt voor de dinsdag 2 uur aanvulling om te komen tot het minimum van 6 werkuren. Dan nog komt hij 2 uur tekort. Deze worden ook nog aangevuld om te komen tot de gegarandeerde 36 contracturen. Deze persoon heeft dus feitelijk maar 32 uur kunnen werken, maar heeft 4 uur aanvulling gekregen.
Persoon 3 heeft op de vrijdag maar 4 uur kunnen werken en is toen naar huis gestuurd omdat er geen ander werk was. Hij krijgt deze aangevuld met 2 uur tot het minimum van 6 uur. Daarmee bereikt hij tevens het totaal aantal contracturen per week.
Persoon 4 heeft op dinsdag en woensdag 4 uur gewerkt. Dit komt overeen met de uren die hij op die dag contractueel had moeten werken. Het minimum aantal uren op deze dagen bedraagt dus 4 uur en er is geen sprake van aanvulling op basis van minimaal 6 uur per dag. Omdat hij die week maar 23 uur heeft kunnen werken, krijgt hij wel 1 uur aanvulling tot de contractuele 24 uur.
B. Opbouwperiode spaar uren: april – november: meer uren gewerkt dan contractueel
Persoon 1 | Persoon 2 | Persoon 3 | Persoon 4 | |
Maandag | 6 | Vrij | 6 | 6 |
Dinsdag | 8 | 6 | 8 | 8 |
Woensdag | 11 | 11 | 11 | 8 |
Donderdag | 10 | 10 | 10 | 10 |
Vrijdag | 8 | 9 | 8 | 6 |
Sub-totaal | 43 | 36 | 43 | 38 |
Naar spaaruren saldo of Tijd-voor-Tijd/uitbetaling | 3 | 0 | 19 | 14 |
Persoon 1 heeft deze week 3 uur meer gewerkt dan de 40 contracturen. De extra gewerkte uren gaan naar het spaaruren saldo (tenzij de 80 uur al bereikt zijn of het maximum van 15 spaar uren opbouw per maand al bereikt is).
Persoon 2 heeft zijn contractuele werkuren precies gewerkt. Er is geen sprake van aanvulling of overwerk.
Persoon 3 heeft op zijn roostervrije maandag en dinsdag gewerkt. Tevens heeft hij op de andere dagen in totaal meer gewerkt dan volgens contract voorzien was. Totaal heeft hij deze week 43 uur gewerkt, terwijl hij volgens contract maar 24 uur had hoeven werken. De 19 extra uren komen voor 15 uur op het spaar uren saldo (tenzij de 48 uur al bereikt zijn en onder de veronderstelling dat er in de andere weken van de maand geen sprake is van meer uren dan contractueel vastgelegd). De andere overuren mogen naar keuze worden benut voor extra opbouw spaaruren, tijd-voor-tijd of uitbetaling.
Persoon 4 heeft op zijn roostervrije maandag toch gewerkt en heeft totaal 38 uur gewerkt terwijl hij een contract voor 24 uur heeft. Hij heeft deze week dus 14 uur extra gewerkt. Deze worden benut voor de opbouw van het spaar uren saldo (saldo (tenzij de 48 uur al bereikt zijn en onder de veronderstelling dat er in de andere weken van de maand geen sprake is van meer uren dan contractueel vastgelegd).
C. Aanwijsperiode spaaruren: december tot en met maart
In deze periode is geen sprake van aanvulling tot minimum uren per week. Het tekort aan werkuren wordt afgeboekt van het spaaruren saldo. Wel is ook in deze periode sprake van garantie van een minimum aantal werkuren per dag indien men moet komen. Dit minimum bedraagt ook in dit geval 6 uur per dag, tenzij er contractueel op die dag minder uren gewerkt moet worden.
Persoon 1 | Persoon 2 | Persoon 3 | Persoon 4 | |
Maandag | 0 | Vrij | Vrij | Vrij |
Dinsdag | 7 | 7 | Vrij | 4 |
Woensdag | 8 | 8 | 6 | 4 |
Donderdag | 9 | 9 | 7 | 8 |
Vrijdag | 6 | 7 | 7 | 6 |
Sub-totaal | 30 | 31 | 20 | 22 |
Opname spaar uren | 10 | 5 | 4 | 2 |
Totaal “werkuren” | 40 | 36 | 24 | 24 |
Persoon 1 had 40 uur moeten werken. Is op maandag uitgeroosterd omdat er te weinig werk was. Heeft deze week 10 uur te weinig gewerkt die worden opgevangen door 10 uur af te boeken van het spaaruren saldo.
Persoon 2 heeft deze week 5 uur te weinig gewerkt. Deze worden afgeboekt van het spaaruren saldo. Voor persoon 3 en persoon 4 is sprake van 4 uur respectievelijk 2 uur te weinig gewerkt die afgeboekt worden van het spaaruren saldo.
Door de afboeking van het spaaruren saldo komt men weer op het totaal van de contractuele “werkuren”.
Bijlage 4: Studieafspraken i.v.m. overgang naar HC NL cao per 01-01-2021 resp. per 01-01-2023
Nieuwe afspraken inzake studies
Partijen hebben de intentie tot de invoering van een zwaar werk (tijdelijke RVU) regeling, conform afspraken uit het Pensioenakkoord. Hiervoor zal een werkgroep gevormd worden en beide kanten zullen vertegenwoordigers benoemen die samen in goed vertrouwen en in goede sfeer dit proces zullen aansturen. De studie zal aanduiden om welke doelgroep(en) het gaat, de tijdspanne, wat de daarmee gemoeide kosten zijn, welke aanvullende voorwaarden gelden om in aanmerking te komen en wat kan worden gedaan om de continuïteit van de bedrijfsvoering te waarborgen. Gestreefd wordt naar invoering van de regeling per 01-01-2022 na afronding van de voorbereidende werkzaamheden van de werkgroep.
Alle andere afspraken en studies die in de vorige cao opgenomen zijn blijven gelden.
Studieafspraken zoals overeengekomen in CAO 2019/2020
In afwijking van de in het verleden gemaakte afspraken zal niet per 01-01-2019 de invoering van de HC NL (HeidelbergCement Nederland) cao worden doorgevoerd. De intentie blijft te werken naar één HC NL cao. Partijen zullen hierover dan eerst een akkoord moeten bereiken. Hierbij zal HeidelbergCement een concept cao-voorstel opstellen dat als basis dient voor verdere onderhandelingen inzake de geharmoniseerde HC NL cao. Hierin zullen ook de resultaten uit de onderstaande studies worden meegenomen. Zodra hierover een akkoord bereikt is tussen werkgever en vakbonden, zal o.b.v. een pakketvergelijking per oorspronkelijke cao doelgroep (ENCI, Mebin, Sagrex) sprake zijn van overeen te komen overgangsafspraken.
Gelet op dit uitstel wordt de Mebin cao verlengd en overeengekomen voor de periode 01-01- 2019 t/m 31-12-2020.
In 2020 zullen enkele wezenlijke studies worden ingevuld inzake de verdere harmonisatie van arbeidsvoorwaarden binnen de HC NL cao, samen met betrokken cao-partijen in een gezamenlijke aanpak en overleg:
a) Studie functiehuis en salarisschalen
Een belangrijk onderdeel voor de HC NL cao betreft een totaal functiehuis en passende salarisschalen. Deze studies zullen met betrokkenheid van specialisten van AWVN en vakbonden worden ingevuld. Voor de opzet van het functiehuis zal daarbij voor deze studie gebruik gemaakt worden van de ORBA-systematiek. Voor de salarisschalen, functiegroepen, e.d. zal gebruik worden gemaakt van de ORBA-benchmark gegevens van AWVN. Procesafspraken hierbij zijn vastgelegd in het proces voorstel d.d. 26-03-2019.
b) Generatiepact
In gezamenlijk overleg met alle cao-partijen zal een nadere studie worden ingevuld inzake een mogelijke aanpassing van het door werkgever ingediende voorstel (ref. 19-037 d.d. 27- 09-2019). Uitgangspunt hierbij is dat een andere invulling leidt tot een gelijkwaardig kostenniveau. Mochten partijen komen tot een afspraak voor een invulling die leidt tot hogere kosten, dan zal dit gefinancierd moeten worden vanuit de loonruimte voor 2021 e.v..
Er zal eenmalig een totaal bedrag van maximaal € 5.000 voor de bij HC NL betrokken vakbonden gezamenlijk worden toegekend als bijdrage in de specifieke studies die zijn afgesproken.