UITSPRAAK
Geschilleninstantie Huisartsenzorg Kamer West Referentie: 20220002
UITSPRAAK
Inzake
De heer [naam] Wonende te [plaats] klager
tegen
Huisartsenpost [naam]
t.a.v. de heer [naam], directeur te [plaats] verweerder
DE PROCEDURE
Xxxxxxx een brief heeft klager een klacht ingediend jegens verweerder.
Klager heeft op 9 maart 2022 de Geschilleninstantie Huisartsenzorg Kamer West (hierna verder te noemen: de (geschillen)commissie) schriftelijk gemachtigd alle relevante gegevens betreffende de klacht op te vragen.
Verweerder en klager zijn gehoord op basis van een schriftelijke procedure van hoor en wederhoor.
De geschillencommissie heeft kennisgenomen van en zal beslissen op basis van de volgende en tussen partijen gewisselde stukken:
• de klachtenbrief van klager van 7 april 2021, ontvangen op 11 januari 2022;
• de aanvulling op de klacht van klager van 2 maart 2022;
• het verweerschrift van verweerder van 28 maart 2022;
• de repliek van klager van 26 mei 2022;
• de dupliek van verweerder van 13 juni 2022.
In haar vergadering van 22 juni 2022 heeft de geschillencommissie besloten op basis van de schriftelijke stukken tot een uitspraak te komen. De uitspraak is vastgesteld op 27 juni 2022.
SAMENVATTING VAN DE KLACHT
Klager verwijt de dienstdoende huisarts van de huisartsenpost dat hij op 31 oktober 2020, de diagnose acute appendicitis heeft gemist en als gevolg hiervan niet juist heeft gehandeld.
1. DE FEITEN
De geschillencommissie gaat uit van de volgende als vaststaand aangenomen feiten:
1.1 Het waarneembericht van de huisartsenpost [naam] vermeldt op 31 oktober 2020 het volgende:
Triage:
Ingangsklachten): Buikpijn volwassene
Triagecriteria:
Buikpijn = Ja, matig (b-Z) Bloedbraken = Nee
Kleur = Normaal
Rectaal bloedverlies volw. = Nee
Uitstraling buikpijn boven diafragma = Nee Braken = Ja
Vegetatieve verschijnselen r: Nee Urineretentie = Nee
Koorts = Vermoedelijk niet Buikpijn die verergert = Ja Urgentie: U3
Adviezen:
Vervolgactie: HA
Consult triagist
Beloop: maagpijn sinds vanmorgen, wordt erger, via SEH naar Hap verwezen Beleving : taalbarrière.
Subjectief:
Sinds vanmorgen pijn in de buik. vooral rond de maag.
moet alhier overgeven. 2 uur geleden gestart met braken'. gister tortilla gegeten kip, daarna ook ‘s nachts koffie gedronken.
geen diarree, geen bloed bij def, mictie normaal.
VG:maagulcus rned: iberogast
omeprazol 1Omg vandaag
Objectief:
temp 36.7
tensie 150/80mmhg pols 70reg ec
abd; np / wt/ soepele buik maar drukpijnlijk in epigastrio. geen defense
Plan:
mogelijk reactie op kip of reflux,
start omepraozol40 en domperidon voor de nacht. Bij koorts/rillingen of donkere def retour
Verrichting: Consult HAP/HDS Verwezen: nee
1.2 Het waarneembericht van de huisartsenpost West-Friesland vermeldt op 3 november 2020 het volgende:
Hulpvraag: Kan het weer een maagzweer zijn?
Beloop: Zoon belt; Eerder geweest ivm maagklachten, nu ook koorts erbij Temp 38.7. Maagklachten worden erger ondanks medicatie. plassen gb. Aanhoudende diarree ( nu al- 5x geweest, groen/bruin van kleur ) Maagzweer gehad ín het verleden ( 201r geleden ) Misselijk ?? bloedbraken ?? maag voelt branderig aan en pijnlijk ?
Medicatie: -. Voorgeschiedenis: -
subjectief
Vrijdagavond tortilla gegeten, zaterdagochtend pijn in maag. Zaterdagavond hier, 20j geleden maagzweer, Omeprazol en domperidon gehad met pcm. 'Zondag ging het iets beter. Maandag weer veel slechter nu al- 3 nachten niet geslapen ondanks med. Niet bij eigen
Ha geweest. Sinds gisteren koorts 38.7C. Sinds zaterdag niet meer gebraakt. Tevens diarree, 5x/dag zonder bloed, groen-bruin van kleur. Water drinken lust, eten niet, geen trek. Plassen normaal,
regelmatig. 6j terug vergelijkbare klachten gehad, toen echter veel minder heftig. Geen dagelijks alcoholgebruik, geen drugs, gebruikt
geen andere med, Verder helemaal geen VG. PCM 2dd 2stuks
Objectief
Niet acuut ziek, wel pijnlijk
temp. 37.4C; pols B0/rnin sat.98%
abd: bol, stille buik met gootsteengeruizen, diffuus hypertympane pijnlijke percussie, diffuus ook forse drukpijn zonder defense maar met loslaatpijn
Evaluatie
D01, Gegeneraliseerde buikpijn/buikkrampen
Plan
naar SEH chi
Verrichting: Consult HAP/HDS Verwezen: ja; Bestemming: SEH;
1.3 Een klinische brief van de afdeling chirurgie van het [naam] ziekenhuis van 4 november 2020:
“Bovengenoemde patiënt werd opgenomen op 04-11-2020 op de afdeling Chirurgie en geopereerd. lndicatie: appendicitis perforata met dunne darmileus.
Operatie: laparoscopische appendectomie, coecumbodem afgestapeld vanwege perforatie basis
Postoperatieve instructies:
antibiotica continueren, 3 dagen, per os zodra intake. maaghevel uit als retenties <200
poli TC 3 weken”
1.4 Verslaglegging afdeling Radiologie van het [naam] ziekenhuis van 4 november 2020:
“Conclusie:
Waarschijnlijk handelt het zich hier om een situatie na een eerdere perforatie van de appendix bij een langer durende appendicitis. Met abcedering in de bekkenregio.”
1.5 Een klinische brief van de afdeling chirurgie van het [naam] ziekenhuis van 19 november 2020:
“Bovengenoemde patiënt werd opgenomen op 18-11-2020 op de afdeling Chirurgie. Op 19-1 1-2020 is patiënt behandeld/geopereerd.
lndicatie: douglas abces na appendectomie Operateur: Bolmers
Operatie: laparoscopisch ontlasten abces Ontslag: na weekend
Poli controle: 2wk regulier Hechtingen: intracutaan”
2. TOELICHTING OP DE KLACHT
De klacht houdt zakelijk en samengevat het volgende in:
2.1 Klager heeft zich op zaterdagavond 31 oktober 2020 gemeld bij de huisartsenpost [naam] met acute buikpijn. Hij werd onderzocht door de dienstdoende huisarts. Volgens klager wezen alle verschijnselen op een acute appendicitis: opgezwollen maag/buik, diarree, pijn in de buik, beginnend aan de rechterkant en later uitbreidend naar de gehele buik. Klager kon niet meer rechtop lopen, had geen kracht meer, last van koortsaanvallen en was doorlopend misselijk en moest braken, ook tijdens het medisch onderzoek. De dienstdoende huisarts dacht in eerste instantie aan een Covid-19 besmetting, maar volgens klager kon dit niet omdat hij wekelijks een aantal keren werd getest op zijn werk. De laatste keer was op 30 oktober 2020; de uitslag was negatief. Uiteindelijk werd de diagnose ‘reflux’ gesteld en klager kreeg maagtabletten voorgeschreven en het advies om maandag zijn huisarts te bellen. Toen klager aangaf niet zo lang te kunnen wachten, kreeg hij het advies een dubbele dosis paracetamol in te nemen en als zijn toestand zou verslechteren, moest klager terugkomen.
2.2 Op 3 november 2020 xxxxxx xxxxxx zich opnieuw bij de huisartsenpost. In het waarneembericht staat hierover het volgende vermeld: "Zondag ging het iets beter. Maandag weer veel slechter, nu al 3 nachten niet geslapen ondanks medicijnen. Sinds gisteren koorts 38.7 C." Dit wijst volgens klager op de ontwikkeling van een acute appendicitis. Dat de pijn op zondagavond 1 november 2020 afnam, is volgens klager kenmerkend voor het intreden van de toxische fase van peritonitis, het gevolg van de
perforatie van de appendix. Klager werd doorverwezen naar de Spoedeisende hulpafdeling (SEH) van het [naam] ziekenhuis in [plaats].
2.3 Klager is op 4 november 2020 geopereerd aan een acute appendicitis. De inhoud van de geperforeerde appendix, kwam in de buikholte terecht en veroorzaakte een abces. Op 19 november 2020 volgde een tweede operatie om het abces te verwijderen. Ook dit was het gevolg van het niet tijdig stellen van de juiste diagnose en ingrijpen door de dienstdoende huisarts op 31 oktober 2020.
2.4 Klager vindt dat de dienstdoende huisarts van de huisartsenpost de protocollen voor acute buikpijn had moeten raadplegen, dan was hij direct doorverwezen naar het ziekenhuis. Herstel van vertrouwen is uitgesloten. Het is voor klager een ware hel geweest; hij heeft 20 dagen acute pijn geleden en doodsangst gehad.
2.5 Klager vordert een schadevergoeding van € 6993,00. Dit zijn drie maandsalarissen. Drie maandenlang werd klager getergd door lichamelijk, emotioneel en psychisch lijden. Daarnaast vordert klager het griffierecht van € 125,00 terug. Klager was in opleiding om operator bij [naam] (pluimveeverwerkende industrie) te worden. Hij werkte met snijmachines maar kon zich niet meer concentreren. Samen met de stress en vermoeidheid besloot klager zijn contract te beëindigen. Op dit moment werkt klager in de tuinbouw met een maximum aantal uren tussen de 32-38 uur. In de nacht werken gaat niet meer waardoor zijn inkomen aanmerkelijk lager is geworden.
3. HET VERWEER
Het verweer houdt zakelijk en samengevat het volgende in:
3.1 Verweerder treedt in deze procedure op als directeur van de huisartsenpost [naam]. Klager nam op 31 oktober 2020 contact op met de huisartsenpost en kreeg na triage een U3 urgentie: binnen enkele uren beoordelen. Hij werd onderzocht door de dienstdoende huisarts. Na anamnese en onderzoek, werd klager verdacht van een reactie op voedsel of een maagzuurprobleem. Daarop werd een behandelbeleid afgesproken. Klager kreeg het advies bij klachten en symptomen opnieuw contact op te nemen met de huisartsenpost. Er was op dat moment geen verdenking op een appendicitis.
3.2 Verweerder voert aan dat de richtlijn acute appendicitis van de NVvH (Nederlandse Vereniging voor Heelkunde), een tweedelijns richtlijn is die de diagnostiek beschrijft en behandeling bij verdenking op een acute appendicitis. De dienstdoende huisarts had op dat moment geen verdenking op een appendicitis en om die reden kan er volgens verweerder niet aan deze richtlijn worden gerefereerd. Verweerder stelt dat er geen eerstelijns richtlijn inzake appendicitis is.
3.3 Verweerder heeft geen reden om aan te nemen dat de werkdiagnose van de huisartsenpost [naam] "reactie op kip of reflux" van de dienstdoende huisarts, niet zou kloppen. Dat een aantal dagen later sprake blijkt van een andere diagnose, betekent niet automatisch dat er gesteld kan worden dat met deze kennis achteraf de diagnose acute appendicitis eerder gesteld had moeten worden.
3.4 Verweerder wijst het verzoek om schadevergoeding van klager af omdat er geen sprake is van een medische fout.
4. BEOORDELING DOOR DE GESCHILLENCOMMISSIE
4.1 Op de arts-patiënt relatie zijn de bepalingen van afdeling 7.7.5 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. Deze bepalingen leggen de hulpverlener de verplichting op om bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen en daarbij te handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard.
4.2 Klager verwijt de dienstdoende huisarts van de huisartsenpost dat hij op 31 oktober 2020, de diagnose acute appendicitis heeft gemist en als gevolg hiervan niet juist heeft gehandeld.
4.3 De commissie stelt bij haar beoordeling het volgende voorop. Op zichzelf behoeft het missen van de juiste diagnose – als dit al vast komt te staan - niet doorslaggevend te zijn voor het gegrond verklaren van de klacht. De klacht is pas gegrond als vast komt te staan dat de wijze waarop verweerder tot de onjuiste diagnose is gekomen in strijd is met de zorgvuldigheid die van een redelijk handelend en redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht. Daarbij rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard. In dat kader oordeelt de commissie als volgt.
4.4 Klager werd op 31 oktober 2020 na triage uitgenodigd voor een consult op de huisartsenpost. Daar werd hij onderzocht door de dienstdoende huisarts. Klager had in het verleden een maagzweer gehad en gebruikt daarvoor omeprazol. Na anamnese en lichamelijk onderzoek dacht de dienstdoende huisarts aan ‘reflux’. Klager had de avond daarvoor pittige kip gegeten en ’s nachts koffie gedronken. Klager werd geadviseerd omeprazol 40 mg en domperidon voor de nacht in te nemen. Bij koorts/rillingen of donkere ontlasting kreeg klager het advies terug te komen.
4.5 De vraag die de commissie moet beantwoorden is of de dienstdoende huisarts op 31 oktober 2020 voldoende onderzoek heeft gedaan en op grond van zijn waarnemingen bij het onderzoek tot de gestelde diagnose ‘mogelijke reactie op kip of reflux’ had kunnen komen. Bij het beoordelen van het handelen van verweerder gaat de commissie uit van
wat is vastgelegd in het waarneembericht (lees: medisch dossier) van de dienstdoende huisarts van de huisartsenpost, tenzij er redenen zijn om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Het waarneembericht vermeldt op 31 oktober 2020 het volgende: “temp 36.7 tensie 150/80mmhg pols 70reg ec abd; np / wt/ soepele buik maar drukpijnlijk in epigastrio. geen defense”. Naar het oordeel van de commissie waren er op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek, geen klinische verschijnselen aanwezig van een ‘acute buik’. Heftige buikpijn (niet te verwarren met een ‘acute buik’) is naar het oordeel van de commissie, geen alarmsymptoom wanneer de overige bevindingen - het onderzoek van de buik - niet verontrustend zijn. Er was op basis van de bevindingen zoals hiervoor genoemd geen grond voor een onmiddellijke verwijzing naar het ziekenhuis dan wel voor het doen van nader onderzoek. Het is te betreuren dat klager een aantal dagen later met een acute appendicitis is opgenomen in het ziekenhuis, maar daarmee is nog niet gezegd dat de dienstdoende huisarts op 31 oktober 2020 deze aandoening had kunnen onderkennen en nader onderzoek had moeten verrichten. De klacht van klager over de gemiste diagnose moet worden beoordeeld in het licht van wat er toen op 31 oktober 2020 aan de dienstdoende huisarts bekend was en bekend kon zijn. Dit betekent dat bij de beoordeling van het handelen van de dienstdoende huisarts geen rekening kan worden gehouden met hetgeen later bekend werd. Daarbij heeft de dienstdoende huisarts klager geadviseerd terug te komen bij toenemende klachten of naar zijn eigen huisarts te gaan. Klager heeft zich pas weer op 3 november 2020 gemeld bij de huisartsenpost. Het waarneembericht vermeldt hier het volgende over: “Niet acuut ziek, wel pijnlijk, temp. 37.4C; pols 80/min sat.98% abd: bol, stille buik met gootsteengeruizen, diffuus hypertympane pijnlijke percussie, diffuus ook forse drukpijn zonder defense maar met loslaatpijn”. Er was op dat moment sprake van een geheel ander klinisch beeld, nu waren er wel verschijnselen van een mogelijke ‘acute buik’ en naar het oordeel van de commissie voldoende reden om klager door te verwijzen naar het ziekenhuis. De commissie is van oordeel dat de dienstdoende huisarts op 31 oktober 2020 heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts in vergelijkbare omstandigheden en verklaart de klacht van klager ongegrond.
5. DE GEVORDERDE SCHADEVERGOEDING
Klager vordert een schadevergoeding van € 6993,00. Nu het geschil ongegrond is verklaard, komt de commissie ook niet toe aan een beoordeling van de gevorderde schade.
DE UITSPRAAK
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is genomen door:
De xxxx xx. X.X.X. Xxxx, voorzitter
Mevrouw drs. K. van Heusden, huisarts, lid op voordracht van de Landelijke Huisartsen Vereniging/Ineen
Mevrouw drs. G.M. Joppe, huisarts, lid op voordracht van de Landelijke Huisartsen Vereniging/Ineen
De heer mr. G.J. Bloemendal, lid vanuit patiëntenperspectief Xxxxxxx X. Xxxxxxxxx, lid vanuit patiëntenperspectief
bijgestaan door mw. mr. C.M.M. Xxxx, ambtelijk secretaris.
Eindhoven, 4 juli 2022 namens de commissie:
De xxxx xx. X.X.X. Xxxx, voorzitter.