STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 8268
3 juni
2011
Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Overgangsregeling 2011/ 2013 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 mei 2011 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Overgangsregeling voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
XXX Xx. 00000
Xx Xxxxxxxx van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van het secretariaat van de Federatie Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabri- kanten namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partij(en) te ener zijde: de Federatie Nederlandse Lederwaren en Schoenfabrikanten en de Federatie Nederlandse Lederfabrikanten;
Partij(en) te anderer zijde: CNV Vakmensen en FNV Bondgenoten.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids- overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald:
Artikel 1 Werkingssfeer
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
1. Lederindustrie:
Het geheel der ondernemingen dat zich bezighoudt met het vervaardigen van leder uit al dan niet bewerkte dierenhuiden of -vellen. Onder het vervaardigen van leder wordt mede verstaan het bewerken van dierenhuiden of -vellen tot producten die bestemd zijn om verder tot leder te worden bewerkt, alsmede het afwerken van leder.
2. Lederwarenindustrie:
De ondernemingen waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van het vervaardigen van Lederwaren en het verkopen daarvan aan wederverkopers;
onder Lederwaren wordt verstaan:
a. alle soorten tassen en mappen – met uitzondering van lederen zadeltasjes voor rijwielen –, foedralen, gordels, koffers, bureau-, reis- en toiletgarnituren, labels, portemonnaies, portefeuilles, sigaren- en sigarettenkokers, etuis, pokerbekers, tabakszakken en militaire uitrustingsstukken met uitzondering van kleding en schoeisel, geheel of gedeeltelijk vervaardigd uit leder, kunstleder, plastic, textielstof, karton of geperste vezelstof;
b. alle soorten riemwerk – met inbegrip van damesceintuurs, horlogebanden, schaatsmonturen, tuigen, halsters en banden voor paarden en vee, doch met uitzondering van drijfriemen – geheel of gedeeltelijk vervaardigd uit leder, kunstleder, plastic, wasdoek, canvas of textiel, alsmede losse boek- en albumomslagen, klompsokken, onderdelen voor bretels, voor hoeden en voor sokophou- ders, geheel of gedeeltelijk vervaardigd uit leder, kunstleder of plastic, en sportballen vervaardigd uit leder;
c. handschoenen, geheel of gedeeltelijk vervaardigd uit leder;
d. beschermingsartikelen, zoals beenkappen, hand- en oorwarmers, hand-, pols-, knie-, schouder- en voetbeschermers, helmen caps, spatlappen, werkschorten, handmoffen, duimen, vingers, wanten
en werkhandschoenen, geheel of gedeeltelijk vervaardigd uit leder, kunstleder, plastic en beenpij- pen vervaardigd uit waterdicht textiel.
3. Schoenindustrie:
De ondernemingen waarin het bedrijf van het in serie vervaardigen van schoeisel wordt uitgeoefend, alsmede de ondernemingen waarin door middel van stanzerij-, stikkerij- of lasserijwerkzaamheden, dan wel daaraan voorafgaande of daarbij aansluitende werkzaamheden, bedrijfsmatig onderdelen van schoeisel worden vervaardigd of bewerkt; onder schoeisel wordt verstaan: schoenen, laarzen en pantoffels, met uitzondering van schoenen en laarzen waarvan de buitenzijde geheel uit rubber bestaat en van sportschoeisel voorzien van een rubberzool en een bovenwerk van textiel.
4. Werkgever:
Iedere werkgever in de Leder-, Lederwaren- en Schoenindustrie.
5. Werknemer:
Iedere werknemer van 21 jaar tot 65 jaar die een arbeidsovereenkomst in de zin van BW artikel 7:610 heeft gesloten met de werkgever als genoemd onder lid 4 van dit artikel.
– Voor toepassing van artikel 5 van deze CAO geldt dat als werknemer worden uitgezonderd thuiswerksters, en de directeur/grootaandeelhouder van een naamloze of besloten vennootschap, diens echtgeno(o)t(e), partner en familieleden, die niet (meer) verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen.
– Voor toepassing van artikel 6 van deze CAO geldt dat als werknemer worden uitgezonderd thuiswerksters,
– Voor de toepassing van de Overgangsregeling, zoals opgenomen in artikel 3 van deze CAO, zijn geen werknemer in de zin van deze CAO:
1. bestuurders van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid;
2. thuiswerkers;
6. Pensioenreglement:
Het pensioenreglement 2002 van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie.
7. Pensioengevend salaris:
Het pensioengevend salaris is het vaste jaarinkomen (vast salaris, ploegentoeslag, vakantietoeslag en overige vaste toeslagen). De hoogte van het pensioengevend salaris wordt vastgesteld per 1 januari 2006 of bij latere aanvang van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks per 1 januari.
Artikel 2 Uitvoering
De overgangsregeling wordt uitgevoerd door AZL N.V. te Heerlen in opdracht van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Lederindustrie, de Stichting Uittreden en Overgangsregeling Lederwarenindustrie en de Stichting Uittreden en Overgangsregeling Schoenindustrie.
Artikel 3 Deelname aan de overgangsregeling
De werknemer kan aan de Overgangsregeling deelnemen op de wijze zoals vastgelegd in het Reglement van de Overgangsregeling. Het Reglement, de statuten van de Stichting Vrijwillig Ver- vroegde Uittreding Lederindustrie, de Stichting Uittreden en Overgangsregeling Lederwarenindustrie en de Stichting Uittreden en Overgangsregeling Schoenindustrie zijn een geïntegreerd onderdeel van deze CAO.
Artikel 4 Bijdrage voor de Overgangsregeling
1. De werkgever is voor deze overgangsregeling per 1 januari 2011 een premie verschuldigd van: 8% van het pensioengevend salaris voor werkgevers in de Schoenindustrie;
3,2% van het pensioengevend salaris voor werkgevers in de Lederwarenindustrie; 0% van het pensioengevend salaris voor werkgevers in de Lederindustrie.
2. Het pensioengevend salaris is gedefinieerd is artikel 1 van deze CAO.
3. Het pensioengevend salaris voor de vaststelling van de premie is gebonden aan een maximum van 261 maal het maximum premieloon als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financie- ring sociale verzekeringen met betrekking tot een loontijdvak van een dag. In 2011 bedraagt dit maximum € 49.297.
4. Met inachtneming van het in het vorige lid bedoelde maximum geldt ten aanzien van vertegen- woordigers dat:
a. Onder jaarinkomen wordt verstaan het inkomen aan vast salaris en provisie dat volgens opgave van de aangesloten onderneming in het onmiddellijk voorafgaande kalenderjaar door betrokkene werd genoten, verhoogd met 8% vakantietoeslag;
b. Tussen de aanvang van het deelnemerschap en de eerstvolgende januari, voor de toepassing van dit reglement, wordt uitgegaan van het inkomensbedrag – herleid tot jaarbasis – dat betrokkene naar verwachting van de aangesloten onderneming in die periode zal verwerven.
5. De deelnemer betaalt aan het pensioenfonds, middels verrekening via het loon door de werkgever, een gedeelte van de in lid 1 genoemde premie. De hoogte van zijn bijdrage is per 1 januari 2011: 2,92% van het pensioengevend salaris voor werknemers in de Schoenindustrie;
1,07% van het pensioengevend salaris voor werknemers in de Lederwarenindustrie; 0% van het pensioengevend salaris voor werknemers in de Lederindustrie.
Het verschil tussen de premies genoemd in lid 1 en in lid 5 komt ten laste van de werkgever. De hoogte van het werkgeverdeel van de premie bedraagt:
5,08% van het pensioengevend salaris voor werkgevers in de Schoenindustrie; 2,13% van het pensioengevend salaris voor werkgevers in de Lederwarenindustrie; 0% van het pensioengevend salaris voor werkgevers in de Lederindustrie.
6. Voor een gedeelte van een jaar worden de premie en de bijdrage berekend over een evenredig gedeelte van de pensioengrondslag.
Voor en door de deelnemer die gebruik maakt van een regeling voor ouderschapsverlof is een premie respectievelijk een bijdrage verschuldigd alsof er geen sprake is van ouderschapsverlof. De werkgever houdt de bijdrage van de deelnemer in evenredige gedeelten in op de periodieke loonbetalingen.
Artikel 5 Vrijwillig Vervroegd uittreden in de Schoen- en Lederwarenindustrie
Werknemers die voor 1 januari 2002 deelnamen aan de regeling voor vrijwillig vervroegd uittreden in de Schoen- en Lederwarenindustrie, welke is neergelegd in de CAO voor de Schoen- en Lederwarenin- dustrie inzake vrijwillig vervroegd uittreden met een looptijd van 1 april 1999 tot en met 31 december 2001, behouden hun rechten conform deze regeling.
Artikel 6 Vrijwillig Vervroegd uittreden in de Lederindustrie
Werknemers die voor 1 januari 2003 deelnamen aan de regeling inzake vrijwillig vervroegd uittreden in de Lederindustrie, welke is opgenomen in de CAO voor de Lederindustrie inzake vrijwillig ver- vroegd uittreden met een looptijd tot en met 31 december 2001, behouden hun rechten conform deze regeling.
REGLEMENT OVERGANGSREGELING VOOR DE SCHOEN-, LEDER- EN LEDERWARENINDUSTRIE
Artikel 1 Begripsbepalingen
1. Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
De ondernemingen welke vallen, respectievelijk zullen vallen, onder de omschrijving van de werkingssfeer van de CAO voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie inzake de Overgangsregeling.
2. Overgangsregeling
De overgangsregeling overeengekomen tussen partijen bij de CAO voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie inzake de Overgangsregeling.
3. Werkgever
Iedere werkgever in de Leder-, Lederwaren- en Schoenindustrie.
4. Werknemer
Iedere werknemer van 21 jaar tot 65 jaar die een arbeidsovereenkomst in de zin van BW artikel 7:610 heeft gesloten met de werkgever als genoemd onder lid 3 van dit artikel.
Geen werknemer zijn:
1. bestuurders van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid;
2. thuiswerkers.
5. Pensioenreglement
Het pensioenreglement van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie.
6. Pensioengevend salaris
Het pensioengevend salaris is het vaste jaarinkomen (vast salaris, ploegentoeslag, vakantietoeslag en overige vaste toeslagen). De hoogte van het pensioengevend salaris wordt vastgesteld per
1 januari 2006 of bij latere aanvang van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks per 1 januari.
Artikel 2 Voorwaarden voor deelname aan de overgangsregeling
1. Voor deze overgangsregeling komt na 31 december 2005, in aanmerking de werknemer die:
a. geboren is vóór 1 januari 1949, en
b. op 31 december 2001 deelnemer was aan de pensioenregeling voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, en
c. van 1 januari 2002 tot zijn uittredingsdatum onafgebroken deelnemer was aan de pensioenre- geling van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, en
d. gedurende de laatste tien jaar onmiddellijk voorafgaande aan zijn uittredingsdatum onafgebro- ken werkzaam is geweest in de Nederlandse Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie.
2. Aan de in lid 1, sub b en c genoemde voorwaarden wordt eveneens voldaan indien de werknemer in dienst is van een onderneming waaraan op grond van artikel 11 van de statuten van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie vrijstelling is verleend, en waarvoor elders een vervangende pensioenregeling is getroffen en mits de vervangende pensioenregeling voor die werknemer voldoet aan de in lid 1, sub b en c genoemde termijnen.
3. Uitgesloten van deze overgangsregeling zijn:
a. werknemers die al voor 1 januari 2006 recht hebben op een uitkering uit de tot die datum geldende overgangsregeling, dan wel recht hebben op een VUT-uitkering, en
b. werknemers die werkzaam zijn bij een onderneming die op 31 december 2001 niet deelnam aan de VUT-regeling zoals die gold tot 1 januari 2002 voor de Schoen- en Lederwarenindustrie respectievelijk geldt tot 1 januari 2003 voor de Lederindustrie.
4. De bepalingen in deze regeling gelden vanaf het moment dat aan alle bovengenoemde voorwaar- den is voldaan.
Artikel 3 Aanvulling tussen 62 en 65 jaar
1. De werknemer die geboren is vóór 1 januari 1949 en die tijdens de looptijd van de CAO voldoet aan de in artikel 2 gestelde vereisten, komt gedurende de periode gelegen tussen de eerste dag van de maand waarin hij de in het tweede lid gestelde uittredingsleeftijd bereikt en de eerste dag van de maand waarin hij 65 jaar wordt in aanmerking voor een aanvulling van zijn recht op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen tot 80% van zijn gemiddelde pensioengevend salaris. Voor werknemers vanaf geboortejaar 1947 die werkzaam zijn in de Schoenindustrie geldt dat zij in aanmerking komen voor een aanvulling van het recht op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen tot 70% van zijn gemiddelde pensioengevend salaris.
2. Voor de werknemers;
a. werkzaam in de Schoenindustrie is de uittredingsleeftijd:
Geboortejaar werknemer | Uittredingsleeftijd |
1944 | 62 jaar |
1945 | 62,5 jaar |
1946 | 62 jaar en 8 maanden |
1947 | 63 jaar |
1948 | 63 jaar |
b) werkzaam in de Leder- en Lederwarenindustrie is de uittredingsleeftijd:
Geboortejaar werknemer | Uittredingsleeftijd |
1945 of eerder | 62 jaar |
1946 | 62 jaar en 4 maanden |
1947 | 62 jaar en 8 maanden |
1948 | 63 jaar |
3. Indien de aanvulling op een latere datum dan de eerste dag van de maand waarin de werknemer de in lid 2 bedoelde uittredingsleeftijd bereikt ingaat, wordt de uitkering herrekend (verhoogd) aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde tabel welke is gebaseerd op algemeen aanvaarde actuariële grondslagen.
4. Het pensioengevend salaris is gedefinieerd is artikel 1 van dit reglement.
Voor de werknemer die gedeeltelijk arbeids(on)geschikt is en op grond daarvan een WAO- of WIA-uitkering geniet, wordt voor het pensioengevend salaris uitsluitend in aanmerking genomen het inkomen van de werknemer dat voortvloeit uit het dienstverband met een werkgever uit de bedrijfstak.
Het pensioengevend salaris is gebonden aan een maximum van 261 maal het maximum premie- loon als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen met betrekking tot een loontijdvak van een dag. In 2011 is dit bedrag € 49.297.
Met inachtneming van het genoemde maximum geldt ten aanzien van vertegenwoordigers dat:
a. Onder jaarinkomen wordt verstaan het inkomen aan het vast salaris en provisie dat volgens opgave van de aangesloten onderneming in het onmiddellijk voorafgaande kalenderjaar door betrokkene werd genoten, verhoogd met 8% vakantietoeslag;
b. Tussen de aanvang van het deelnemerschap en de eerstvolgende januari, voor de toepassing van dit reglement, wordt uitgegaan van het inkomensbedrag – herleid tot jaarbasis – dat betrokkene naar verwachting van de aangesloten onderneming in die periode zal verwerven.
Onder gemiddeld pensioengevend salaris wordt verstaan het pensioengevend salaris dat gemiddeld werd genoten van 1 januari 2002 tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 62 jaar werd, waarbij het gemiddelde in beginsel jaarlijks per 1 januari wordt aangepast conform de algemene loonontwikkeling in de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie.
Voor de bepaling van de aanspraken op grond van dit artikel blijven buiten beschouwing:
– pensioenaanspraken die zijn verworven op grond van een vóór 1 januari 2002 geldend pensioenreglement;
– aanspraken die voortvloeien uit een op of na 1 januari 2002 gepleegde waardeoverdracht;
– aanspraken die voortvloeien uit deelname aan de bijspaarregeling (Bijlage E van het pensioen- reglement 2002 van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie).
Artikel 4 Aanvulling op het ouderdomspensioen
1. De werknemer die geboren is vóór 1 januari 1949 en die tijdens de looptijd van de CAO voldoet aan de in artikel 2 gestelde vereisten, komt per gemist opbouwjaar vanaf de uittredingsdatum in aanmerking voor een aanvulling op het levenslang ouderdomspensioen waarop recht bestaat op grond van de vanaf 1 januari 2002 geldende pensioenregeling van de Stichting Bedrijfstakpensi- oenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie van 1,75% van de pensioengrondslag zoals die geldt op 1 januari voorafgaand aan de uittredingsdatum.
2. Voor de werknemer die gedeeltelijk arbeids(on)geschikt is en op grond daarvan een WAO- of WIA-uitkering geniet, wordt voor de werking van lid 1 uitsluitend de pensioengrondslag in
aanmerking genomen die voortvloeit uit het dienstverband van de werknemer met een werkgever uit de bedrijfstak.
3. De aanvulling op ouderdomspensioen overeenkomstig dit artikel wordt ondergebracht bij de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie. Indien het een werknemer betreft die in dienst was van een onderneming waaraan op grond van artikel 11 van de statuten van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwaren- industrie vrijstelling is verleend, en waarvoor elders een vervangende pensioenregeling is getroffen, wordt de aanvulling op ouderdomspensioen ondergebracht bij de pensioenuitvoerder van de vervangende pensioenregeling.
Artikel 5 Keuzemogelijkheden
1. De werknemer die voldoet aan de voorwaarden voor deelname aan de overgangsregeling uit artikel 2 van dit reglement, en die gebruik maakt van de keuzemogelijkheden zijnde
– inruil levenslang ouderdomspensioen voor nabestaandenpensioen;
– volledig vervroegen van het ouderdomspensioen;
– volledig uitstellen van het ouderdomspensioen;
– gedeeltelijk vervroegen of uitstellen van het ouderdomspensioen (deeltijdpensioen), behoudt zijn aanspraak op een aanvulling op grond van artikel 3 en 4.
2. De aanvulling op grond van artikel 3 en 4 wordt, in het geval dat gebruik wordt gemaakt van de keuzemogelijkheden als genoemd in lid 1, berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 en 4 alsof geen gebruik wordt gemaakt van de bedoeld keuzemogelijkheden. De dan berekende aanvulling wordt vervolgens omgerekend in een aanvulling die aansluit bij de gemaakte keuze. Deze omrekening gebeurt volgens algemeen aanvaarde, voor mannen en vrouwen gelijke actuariële grondslagen.
3. De aanvulling ingevolge de Overgangsregeling kan, bij uitstel van het ouderdomspensioen,
tezamen met de uitkering uit hoofde van de pensioenregeling niet meer bedragen dan het pensioengevend salaris met een maximum als bedoeld in artikel 3 lid 4.
Indien bij uitstel het pensioengevend salaris wordt overschreden, wordt het meerdere gekort op de uitkering uit hoofde van de overgangsregeling. De op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen herrekende waarde van deze korting wordt in dat geval, op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 65 jaar wordt, in één keer aan de in artikel 4 lid 3 bedoelde pensioen- uitvoerder uitgekeerd, die de waarde zal omzetten in levenslang ouderdomspensioen voor de werknemer. De werknemer heeft het recht in dat geval zijn keuze aan te passen.
4. Bij uitstel van het ouderdomspensioen kan de uitkering uit hoofde van deze overgangsregeling vermeerderd met de tegelijkertijd verstrekte uitkeringen uit hoofde van de pensioenregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, niet meer bedragen dan het pensioengevend salaris bedoeld in artikel 3, met inachtneming van het in dat artikel genoemde maximum.
Indien bij uitstel het pensioengevend salaris wordt overschreden, wordt het meerdere gekort op de uitkering uit hoofde van de overgangsregeling. De op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen herrekende waarde van deze korting wordt in dat geval, op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 65 jaar wordt, in een keer aan de in artikel 4 lid 3 bedoelde pensioen- uitvoerder uitgekeerd, die de waarde zal omzetten in levenslang ouderdomspensioen voor de werknemer. De werknemer heeft het recht in dat geval zijn keuze aan te passen.
STATUTEN STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING LEDERINDUSTRIE
Artikel 1: Naam, Zetel en Duur
1. De stichting draagt de naam: ‘Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Lederindustrie’.
2. Zij heeft haar zetel in de gemeente Tilburg.
De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.
Artikel 2: Doel
1. De stichting heeft ten doel uitvoering te geven aan de CAO de Overgangsregeling voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, voor zover de uitvoering betrekking heeft op de lederindustrie.
2. De stichting tracht haar doel te verwezenlijken door:
– uitvoering van de CAO Overgangsregeling voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
– het doen van beleggingen met de beschikbare gelden met in achtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling. Gerede gelden, effecten en/of geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.
Artikel 3: Vermogen
Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door:
a. Werkgeversbijdragen; b Werknemersbijdragen.
De hoogte van de onder a en b genoemde bijdragen wordt vastgesteld krachtens de CAO Overgangsregeling voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
De werkgevers- en de werknemersbijdragen worden door de werkgevers aan de stichting afgedragen.
c. Reserve Bedrijfschap voor de Lederindustrie en Dienst Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Lederindustrie
d. Alle andere op wettige wijze verkregen baten.
Artikel 4: Bestuur
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit zes leden, welke voor de eerste maal bij deze akte worden benoemd. Voor ieder lid zal een plaatsvervangend lid worden benoemd. Drie leden van het bestuur en hun plaatsvervangers worden door de Federatie van Nederlandse Lederfabrikanten benoemd. De werknemers organisaties FNV Bondgenoten te Amsterdam, CNV Vakmensen te Houten benoemen gezamenlijk drie bestuursleden en drie plaatsvervangend bestuursleden.
2. Het bestuur wijst uit zijn leden een werkgeverslid of een werknemerslid aan voor de functie van voorzitter en uit een van de leden een werkgeverslid of een werknemerslid voor de functie van
secretaris/penningmeester. Zij hebben een zittingsduur van twee jaar. Daarbij wordt rekening gehouden met het feit bij de achtereenvolgende zittingstermijnen het voorzitterschap en het secretaris/penningmeesterschap wisselt van werkgeverslid naar werknemerslid en omgekeerd.
3. Bestuursleden worden benoemd voor de periode van drie jaar. Na afloop van deze periode zijn ze terstond herbenoembaar.
4. Mocht(en) in het bestuur om welke reden dan ook één of meer leden ontbreken, dan vormen de overblijvende bestuursleden, of vormt het enige overblijvende bestuurslid niettemin een wettig bestuur.
De leden van het bestuur genieten geen beloning voor hun werkzaamheden. Zij hebben wel recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten.
Artikel 5: Bestuursvergaderingen en bestuursbesluiten
1. De bestuursvergaderingen worden gehouden te Tilburg.
2. Ieder jaar wordt tenminste één vergadering gehouden.
3. Vergaderingen zullen voorts telkenmale worden gehouden, wanneer de voorzitter dit wenselijk acht of indien twee der andere bestuursleden daartoe schriftelijk en onder nauwkeurige opgave der te behandelen punten aan de voorzitter het verzoek richten. Indien de voorzitter aan een dergelijk verzoek geen gevolg geeft in dier voege, dat de vergadering kan worden gehouden binnen drie weken na het verzoek, zijn de verzoekers bevoegd zelf een vergadering bijeen te roepen met inachtneming van de vereiste formaliteiten.
4. De oproeping tot de vergadering geschiedt – behoudens het in lid 3 bepaalde – door de voorzitter, tenminste zeven dagen tevoren, de dag der oproeping en die der vergadering niet meegerekend, door middel van oproepingsbrieven.
5. De oproepingsbrieven vermelden, behalve plaats en tijdstip van de vergadering, de te behandelen onderwerpen.
6. Zolang in een bestuursvergadering tenminste twee van de door de werkgeversorganisaties en twee van de door de werknemersorganisaties benoemde bestuursleden aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen.
7. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur; bij diens afwezigheid wijst de vergadering zelf haar voorzitter aan.
8. Van het verhandelde in de vergaderingen worden notulen gehouden door de secretaris/ penningmeester of door één der andere aanwezigen, door de voorzitter daartoe aangezocht. De notulen worden vastgesteld en getekend door degenen, die in de vergadering als voorzitter en secretaris/penningmeester hebben gefungeerd.
9. Een bestuurslid kan zich ter vergadering door een medebestuurslid laten vertegenwoordigen op overlegging van een schriftelijke, ter beoordeling van de voorzitter der vergadering voldoende, volmacht. Een bestuurslid kan daarbij slechts voor één medebestuurslid als gevolmachtigde optreden.
10. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle bestuursleden in de gelegen- heid zijn gesteld schriftelijk, telegrafisch, per telex of per telefax hun mening te uiten. Van een aldus genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden door de secretaris/ penningmeester een relaas opgemaakt, dat na mede-ondertekening door de voorzitter bij de notulen wordt gevoegd.
11. Elk werkgeverslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werknemersleden. Elk werknemerslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werkgeversleden.
Voorzover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden alle bestuursbesluiten genomen met volstrekte meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen.
12. Over zaken geschiedt de stemming mondeling, over personen schriftelijk. Schriftelijke stemming geschiedt bij ongetekende, gesloten briefjes.
13. Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen wordt
het voorstel in een volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
In alle geschillen omtrent stemmingen, niet bij de statuten voorzien, beslist de voorzitter.
Artikel 6: Bestuursbevoegdheid en vertegenwoordiging
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.
2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, ver- vreemding en bezwaring van registergoederen.
3. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.
Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoording van het bestuur en met in achtneming van het door het bestuur vastgestelde instructie gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur.
Het bestuur zal de kosten van beheer van de middelen en de wijze van verrekening vaststellen.
Artikel 7
1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting in en buiten rechte.
2. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt mede gezamenlijk toe aan de voorzitter en de secretaris/penningmeester of de vice-voorzitter en de secretaris/penningmeester.
Het bestuur kan volmacht verlenen aan één of meer bestuursleden, alsook aan derden, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
Artikel 8: Einde bestuurslidmaatschap
Het bestuurslidmaatschap eindigt:
door overlijden van een bestuurslid, bij verlies van het vrije beheer over zijn vermogen, bij schriftelijke ontslagneming (bedanken), door zijn ontslag hem verleend door de gezamenlijke overige bestuursle- den alsmede bij ontslag op grond van artikel 298 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en bij ontslag door de in artikel 4 genoemde benoemende instanties voor wat betreft de door hun benoemde leden.
Artikel 9: Boekjaar en jaarstukken
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting van ontvangsten en uitgaven vast. De vorenbedoelde stukken zijn beschikbaar voor bij het fonds betrokken werkgevers- en werknemers en zullen ten kantore van de stichting ter inzage worden gelegd tot één jaar na de datum, waarop zij zijn vastgesteld en worden desgevraagd tegen betaling van de daaraan verbonden kosten toegezonden. De begroting is ingericht en gespecificeerd volgens de onder artikel 2 beschreven bestedingsdoelen.
2. Per het einde van ieder boekjaar worden de boeken der stichting afgesloten. Daaruit worden door de administrateur een balans en een staat van baten en lasten over het geëindigde boekjaar opgemaakt, welke jaarstukken, vergezeld van een rapport van een register-accountant of van een accountant-administratieconsulent, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan het bestuur worden aangeboden. Het bestuur stelt jaarlijks het financiële verslag vast waarin zij rekenschap geeft van het gevoerde beleid. Het financieel verslag is gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen uit artikel 2 van de statuten en gecontroleerd door een registeraccountant of accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid, uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.
3. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers/werknemers ten kantore van het fonds neergelegd en op plaatsen aangewezen door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
4. Het verslag en de accountantsverklaring worden op aanvrage van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
Artikel 10: Reglement
1. Het bestuur is bevoegd een reglement vast te stellen, waarin die onderwerpen worden geregeld, welke niet in deze statuten zijn vervat.
2. Het reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd het reglement te wijzigen of op te heffen.
Op de vaststelling, wijziging en opheffing van het reglement is het bepaalde in artikel 11 lid 1 van toepassing.
Artikel 11: Statutenwijziging
1. Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen met schriftelijke goedkeuring van de organisaties als in artikel 4 vermeld. Deze hebben na ontvangst van de schriftelijke mededeling van het bestuur daarvoor één maand de tijd. Het besluit daartoe moet worden genomen met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zonder dat in het bestuur enige vacature bestaat.
2. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen.
De leden van het bestuur zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging, alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van handelsregister, gehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken, binnen welker gebied de stichting haar zetel heeft.
De wijziging van de statuten en de reglementen treedt in werking nadat deze voor een ieder ter inzage zijn gelegd bij de griffie van de rechtbank binnen welk ressort de stichting is gevestigd.
Artikel 12: Ontbinding en vereffening
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is het bepaalde in artikel 11 lid 1 van toepassing. De stichting wordt ontbonden, indien hetzij de werkgeversorgani- saties, hetzij de werknemersorganisaties alle door hen benoemde bestuursleden ontslaan onder mededeling dat de vacatures niet zullen worden vervuld, echter niet eerder dan de laatste deelnemer aan de VUT-regeling overleden is of gepensioneerd is.
2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voorzover dit tot vereffening van haar vermo- gen nodig is.
3. De vereffening geschiedt door het bestuur.
4. De vereffenaars dragen er zorg voor, dat van de ontbinding van de stichting inschrijving geschiedt in het register, bedoeld in artikel 11 lid 3.
5. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
6. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt zoveel mogelijk besteed overeenkom- stig het doel van de stichting.
Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende tien jaren berusten onder de jongste vereffenaar.
7. De reglementen en de statuten, alsmede de in de statuten en reglementen aangebrachte wijzigin- gen zullen eerst in werking treden als een volledig exemplaar van de stukken, onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor eenieder ter inzage is neergelegd ter Griffie van het rechtbank te Tilburg.
Artikel 13: Slotbepalingen
In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
STATUTEN STICHTING UITTREDEN EN OVERGANGSREGELING LEDERWARENINDUSTRIE
Artikel 1 Naam, zetel, tijdsduur
De stichting draagt de naam: Stichting Uittreden en Overgangsregeling Lederwarenindustrie, hierna te noemen: de SUOL.
De SUOL is opgericht voor onbepaalde tijd en gevestigd te Tilburg.
Artikel 2 Doel
De SUOL heeft als doel uitvoering geven aan de CAO inzake de overgangsregeling voor de schoen-, leder- en lederwarenindustrie, voor zover de uitvoering betrekking heeft op de lederwarenindustrie.
Artikel 4 Bestuur
Het bestuur van de SUOL is paritair samengesteld en bestaat uit vertegenwoordigers van de werkge- versorganisaties en de werknemersorganisaties bij de CAO.
Artikel 5 Benoeming van de leden van het bestuur
1. Het bestuur van de SUOL bestaat uit vierleden, waarvan worden benoemd:
– één lid door FNV Bondgenoten;
– één lid door CNV Vakmensen;
– twee leden door de Federatie Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten;
2. Voor elk lid kan een plaatsvervangend lid worden benoemd.
Plaatsvervangende leden nemen slechts bij ontstentenis van het zittende bestuurslid zitting in het bestuur.
3. Benoeming van een (plaatsvervangend) lid geschiedt voor onbepaalde tijd.
4. Indien het aantal leden daalt beneden het voorgeschreven aantal blijft het bestuur bevoegd, maar neemt onverwijld maatregelen tot aanvulling.
5. De in lid 1 genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door haar benoemde (plaatsvervangende) leden te ontslaan.
6. In de vacature, welke conform het voorafgaande lid is ontstaan, wordt voorzien door de organisa- tie, die het vorige bestuurslid heeft ontslagen.
Artikel 6 Einde bestuurslidmaatschap
Het (plaatsvervangend) bestuurslidmaatschap eindigt door:
a. schriftelijk bedanken;
b. ontslag als bedoeld in artikel 5 lid 5;
c. ontslag door de rechtbank;
d. verklaring in staat van faillissement;
e. aanvrage van surséance van betaling;
f. ondercuratelestelling;
g. overlijden.
Artikel 7 Bevoegdheid bestuur
1. Het bestuur is binnen de grenzen van het doel van de SUOL zelfstandig bevoegd tot het verrichten van alle handelingen en het sluiten van alle overeenkomsten de SUOL betreffende.
2. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen.
3. Het bestuur kan ter uitvoering van haar taken reglementen vaststellen. Een reglement mag geen bepalingen bevatten, die in strijd zijn met de wet of de statuten.
Artikel 8 Voorzitter
1. Het bestuur wijst elk kalenderjaar uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan, met dien verstande, dat indien het voorzitterschap wordt vervuld door één van de leden uit de werkgeversorganisaties het vice-voorzitterschap wordt bekleed door één van de leden uit de werknemersorganisaties en omgekeerd.
2. Het voorzitterschap en vice-voorzitterschap zal ieder kalenderjaar wisselen.
Artikel 9 Secretariaat
Het bestuur wordt in de uitvoering van zijn taak bijgestaan door een door het bestuur aangewezen secretariaat.
Artikel 10 Administrateur
Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur en met
inachtneming van een door het bestuur vastgestelde instructie gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging schriftelijk benoemde administrateur.
Artikel 11 Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert tenminste één keer per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of tenminste twee bestuursleden dit nodig achten.
2. De wijze en de termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.
3. Volgens daartoe door het bestuur vast te stellen regelen genieten de (plaatsvervangende) leden een vergoeding voor reiskosten alsmede een vergoeding ten laste van de SUOL voor het bijwonen van vergaderingen of daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten.
Artikel 12 Besluitvorming
1. Het bestuur kan geen besluiten nemen, indien niet tenminste één van de door de werkgeversorga- nisaties en één van de door de werknemersorganisaties aangewezen bestuursleden aanwezig is.
2. Ieder lid van werkgeverszijde heeft steeds zoveel stemmen als die van de aanwezigen van werknemerszijde en omgekeerd.
3. Besloten wordt bij gewone meerderheid van stemmen.
4. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen opnieuw dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
5. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd. Indien over de aard van het onderwerp twijfel bestaat, beslist de voorzitter.
6. Het bestuur kan ook buiten vergaderingen rechtsgeldige besluiten nemen. Dit geschiedt schriftelijk en met algemene stemmen. Het bepaalde in lid 4 en lid 5 is daarbij van overeenkomstige toepassing.
Een buiten vergadering genomen besluit staat gelijk met een besluit, dat in een bestuursvergade- ring wordt genomen en wordt ten behoeve van de verslaglegging in de eerstvolgende bestuurs- vergadering bekrachtigd.
Artikel 13 Geheimhouding
De leden van het bestuur alsmede de medewerkers van het secretariaat en de administrateur zijn tot geheimhouding verplicht omtrent alle aangelegenheden, welke hen ter kennis komen en waarvan de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd dan wel waarvan zij het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen.
Artikel 14 Vertegenwoordiging
1. De SUOL wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het voltallige bestuur of door de voorzitter en vice-voorzitter gezamenlijk.
2. Het bestuur kan volmacht verlenen aan één of meer bestuursleden alsook aan derden om de SUOL binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
Artikel 15 Commissies
1. Het bestuur kan bepaalde onderdelen van haar taak onder haar verantwoordelijkheid delegeren aan door haar in te stellen permanente commissies of commissies ad hoc.
2. De commissies zullen paritair zijn samengesteld uit de werkgevers- en werknemersorganisaties bij de CAO.
Artikel 16 Geldmiddelen
De geldmiddelen van de SUOL bestaan uit:
a. afgezonderd stichtingskapitaal;
b. bijdragen, welke bijdrageplichtigen ingevolge artikel 4 van de CAO inzake de overgangsregeling voor de schoen-, leder- en lederwarenindustrie aan de SUOL verschuldigd zijn;
c. baten uit anderen hoofde.
Artikel 17 Aanwending der middelen
1. De geldmiddelen als bedoeld in artikel 16 worden aangewend:
a. tot uitvoering van de CAO de overgangsregeling voor de schoen-, leder- en lederwarenindus- trie, voorzover deze betrekking heeft op de lederwarenindustrie.
b. tot het betalen van de premies, die ten laste komen van de SUOL;
c. tot betaling van casu quo reservering voor kosten, verband houdende met de uitvoering van de werkzaamheden van de SUOL.
2. Voor zover gelden van de SUOL voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.
3. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.
Effecten en andere geldswaardige papieren worden in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.
4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.
Artikel 18 Begroting
1. Het bestuur ontwerpt jaarlijks in oktober een begroting van ontvangsten en uitgaven voor het komende boekjaar, dat gelijk is aan het kalenderjaar. De begroting is ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen zoals omschreven in artikel 2 van de statuten. De begroting is beschikbaar voor bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers.
2. Deze begroting bevat:
a. de inkomsten uit de bijdragen aan de SUOL ingevolge de XXX;
b. de kosten van xx XXXX;
c. eventuele andere inkomsten en kosten.
3. De ontwerpbegroting van inkomsten en uitgaven van de stichting wordt ter goedkeuring voor- gelegd aan de Vakraad voor de Schoen- en Lederwarenindustrie en wordt niet eerder dan een maand daarna vastgesteld door het bestuur.
4. De begroting zal ten kantore van de stichting ter inzage worden gelegd tot één jaar na de datum, waarop deze is vastgesteld.
Artikel 19 Boekjaar, rekening en verantwoording
1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.
2. Na afloop van het boekjaar geeft de administrateur aan de stichting vóór een april een verwachte realisatie en legt vóór een juli rekening en verantwoording af over het door hem gevoerde beheer in het afgelopen boekjaar. Het financiële verslag is gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen in artikel 2 van de statuten en gecontroleerd door een registeraccountant of accountants- administratieconsulent met certificerende bevoegdheid uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.
Goedkeuring van de rekening en verantwoording door het bestuur van de stichting strekt tot décharge van de administrateur.
3. De rekening en verantwoording met een verklaring van de externe registeraccountant of accountants-administratieconsulent wordt overeenkomstig de wettelijke bepalingen jaarlijks gepubliceerd en ter kennis gebracht van de in artikel 5 genoemde werkgevers- en werknemers- organisaties, de Vakraad voor de Schoen- en Lederwarenindustrie en de Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving. De vorenbedoelde stukken zullen ten kantore van de stichting ter inzage worden gelegd en op plaatsen aangewezen door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot één jaar na de datum, waarop zij zijn vastgesteld en worden desgevraagd tegen betaling van de daaraan verbonden kosten toegezonden.
Artikel 20 Vaststellen en inning bijdrage
Vaststelling en inning van de ingevolge artikel 4 van de CAO de overgangsregeling voor de schoen-, leder- en lederwarenindustrie verschuldigde bijdrage voor zover deze betrekking heeft op de lederwar- enindustrie geschiedt op een volgens het bestuur vastgestelde wijze.
Artikel 21 Handhaving en wijziging van statuten en reglementen, ontbinding
1. Het bestuur waakt voor handhaving van de statuten en het reglement.
2. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten en het reglement.
3. Een ontwerpbesluit tot wijziging van de statuten en tot de ontbinding van de SUOL dient ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de Vakraad voor de Schoen- en Lederwarenindustrie.
4. Besluiten tot wijziging van de statuten en tot ontbinding van de SUOL kunnen na verkregen goedkeuring van de Vakraad voor de Schoen- en Lederwarenindustrie slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering, waarin tenminste drie/vierdeder bestuursleden aanwezig is.
5. In afwijking van het bepaalde in het vierde lid kan een besluit tot wijziging van de statuten schriftelijk door het bestuur worden genomen. Bij schriftelijke besluitvorming dienen alle leden van het bestuur hun stem uit te brengen en dient het besluit met algemene stemmen te worden genomen.
Indien door één of meer leden van het bestuur bezwaar wordt gemaakt tegen de schriftelijke voorlegging of tegen het voorgelegde ontwerpbesluit dient het besluit te worden genomen in een vergadering van het bestuur.
6. Op besluiten tot wijziging van reglementen is het bepaalde in lid 4 en lid 5 van overeenkomstige toepassing, tenzij de wijziging direct voortvloeit uit wijziging van de CAO.
7. Het besluit tot ontbinding duidt tevens de bestemming van een eventueel batig saldo aan, welke zoveel mogelijk in overeenstemming is met het doel van de SUOL
8. De reglementen en de statuten, alsmede de in de statuten en reglementen aangebrachte wijzigin- gen zullen eerst in werking treden als een volledig exemplaar van de stukken, onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor eenieder ter inzage is neergelegd ter Griffie van de rechtbank te Tilburg.
Artikel 22 Slotbepaling
In alle gevallen, waarin door deze statuten niet is voorzien, beslist het bestuur.
STATUTEN STICHTING UITTREDEN EN OVERGANGSREGELING SCHOENINDUSTRIE
Artikel 1 Naam, zetel, tijdsduur
De stichting draagt de naam: Uittreden en Overgangsregeling Schoenindustrie, hierna te noemen: de SUOS.
De SUOS is opgericht voor onbepaalde tijd en gevestigd te Tilburg.
Artikel 2 Doel
De SUOS heeft als doel uitvoering geven aan de CAO inzake de overgangsregeling voor de schoen-, leder- en lederwarenindustrie, voor zover de uitvoering betrekking heeft op de schoenindustrie.
Artikel 4 Bestuur
Het bestuur van de SUOS is paritair samengesteld en bestaat uit vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties en de werknemersorganisaties bij de CAO.
Artikel 5 Benoeming van de leden van het bestuur
1. Het bestuur van de SUOS bestaat uit vier leden, waarvan worden benoemd:
– twee leden door de Federatie Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten;
– één lid door FNV Bondgenoten;
– één lid door CNV Vakmensen;
2. Voor elk lid kan een plaatsvervangend lid worden benoemd.
Plaatsvervangende leden nemen slechts bij ontstentenis van het zittende bestuurslid zitting in het bestuur.
3. Benoeming van een (plaatsvervangend) lid geschiedt voor onbepaalde tijd.
4. Indien het aantal leden daalt beneden het voorgeschreven aantal blijft het bestuur bevoegd, maar neemt onverwijld maatregelen tot aanvulling.
5. De in lid 1 genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door haar benoemde (plaatsvervangende) leden te ontslaan.
6. In de vacature, welke conform het voorafgaande lid is ontstaan, wordt voorzien door de organisa- tie, die het vorige bestuurslid heeft ontslagen.
Artikel 6 Einde bestuurslidmaatschap
Het (plaatsvervangend) bestuurslidmaatschap eindigt door:
a. schriftelijk bedanken;
b. ontslag als bedoeld in artikel 5 lid 5;
c. ontslag door de rechtbank;
d. verklaring in staat van faillissement;
e. aanvrage van surséance van betaling;
f. ondercuratelestelling;
g. overlijden.
Artikel 7 Bevoegdheid bestuur
1. Het bestuur is binnen de grenzen van het doel van de SUOS zelfstandig bevoegd tot het verrichten van alle handelingen en het sluiten van alle overeenkomsten de SUOS betreffende.
2. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen.
3. Het bestuur kan ter uitvoering van haar taken reglementen vaststellen. Een reglement mag geen bepalingen bevatten, die in strijd zijn met de wet of de statuten.
Artikel 8 Voorzitter
1. Het bestuur wijst elk kalenderjaar uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan, met dien verstande, dat indien het voorzitterschap wordt vervuld door één van de leden uit de werkgeversorganisaties het vice-voorzitterschap wordt bekleed door één van de leden uit de werknemersorganisaties en omgekeerd.
2. Het voorzitterschap en vice-voorzitterschap zal ieder kalenderjaar wisselen.
Artikel 9 Secretariaat
Het bestuur wordt in de uitvoering van zijn taak bijgestaan door een door het bestuur aangewezen secretariaat.
Artikel 10 Administrateur
Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur en met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde instructie gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging schriftelijk benoemde administrateur.
Artikel 11 Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert tenminste één keer per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of tenminste twee bestuursleden dit nodig achten.
2. De wijze en de termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.
3. Volgens daartoe door het bestuur vast te stellen regelen genieten de (plaatsvervangende) leden een vergoeding voor reiskosten alsmede een vergoeding ten laste van de SUOS voor het bijwonen van vergaderingen of daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten.
Artikel 12 Besluitvorming
1. Het bestuur kan geen besluiten nemen, indien niet tenminste één van de door de werkgeversorga- nisaties en één van de door de werknemersorganisaties aangewezen bestuursleden aanwezig is.
2. Ieder lid van werkgeverszijde heeft steeds zoveel stemmen als die van de aanwezigen van werknemerszijde en omgekeerd.
3. Besloten wordt bij gewone meerderheid van stemmen.
4. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen opnieuw dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
5. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd. Indien over de aard van het onderwerp twijfel bestaat, beslist de voorzitter.
6. Het bestuur kan ook buiten vergaderingen rechtsgeldige besluiten nemen. Dit geschiedt schriftelijk en met algemene stemmen. Het bepaalde in lid 4 en lid 5 is daarbij van overeenkomstige toepassing.
Een buiten vergadering genomen besluit staat gelijk met een besluit, dat in een bestuursvergade- ring wordt genomen en wordt ten behoeve van de verslaglegging in de eerstvolgende bestuurs- vergadering bekrachtigd.
Artikel 13 Geheimhouding
De leden van het bestuur alsmede de medewerkers van het secretariaat en de administrateur zijn tot geheimhouding verplicht omtrent alle aangelegenheden, welke hen ter kennis komen en waarvan de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd dan wel waarvan zij het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen.
Artikel 14 Vertegenwoordiging
1. De SUOS wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het voltallige bestuur of door de voorzitter en vice-voorzitter gezamenlijk.
2. Het bestuur kan volmacht verlenen aan één of meer bestuursleden alsook aan derden om de SUOS binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
Artikel 15 Commissies
1. Het bestuur kan bepaalde onderdelen van haar taak onder haar verantwoordelijkheid delegeren aan door haar in te stellen permanente commissies of commissies ad hoc.
2. De commissies zullen paritair zijn samengesteld uit de werkgevers- en werknemersorganisaties bij de CAO.
Artikel 16 Geldmiddelen
De geldmiddelen van de SUOS bestaan uit:
a. afgezonderd stichtingskapitaal;
b. bijdragen, welke bijdrageplichtigen ingevolge artikel 4 van de CAO de overgangsregeling voor de schoen-, leder- en lederwarenindustrie aan de SUOS verschuldigd zijn;
c. baten uit anderen hoofde.
Artikel 17 Aanwending der middelen
1. De geldmiddelen als bedoeld in artikel 16 worden aangewend:
a. tot uitvoering van de CAO de overgangsregeling voor de schoen-, leder- en lederwarenindus- trie, voorzover deze betrekking heeft op de schoenindustrie.
b. tot het betalen van de premies, die ten laste komen van de SUOS
c. tot betaling van casu quo reservering voor kosten, verband houdende met de uitvoering van de werkzaamheden van de SUOS.
2. Voor zover gelden van de SUOS voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.
3. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.
Effecten en andere geldswaardige papieren worden in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.
4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.
Artikel 18 Begroting
1. Het bestuur ontwerpt jaarlijks in oktober een begroting van ontvangsten en uitgaven voor het komende boekjaar, dat gelijk is aan het kalenderjaar. De begroting is ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen zoals omschreven in artikel 2 van de statuten. De begroting is beschikbaar voor bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers.
2. Deze begroting bevat:
a. de inkomsten uit de bijdragen aan de SUOS ingevolge de XXX;
b. de kosten van de SUOS;
c. eventuele andere inkomsten en kosten.
3. De ontwerpbegroting van inkomsten en uitgaven van de stichting wordt ter goedkeuring voor- gelegd aan de Vakraad voor de Schoen- en Lederwarenindustrie en wordt niet eerder dan een maand daarna vastgesteld door het bestuur.
4. De begroting zal ten kantore van de stichting ter inzage worden gelegd tot één jaar na de datum, waarop deze is vastgesteld.
Artikel 19 Boekjaar, rekening en verantwoording
1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.
2. Na afloop van het boekjaar geeft de administrateur aan de stichting vóór een april een verwachte realisatie en legt vóór een juli rekening en verantwoording af over het door hem gevoerde beheer in het afgelopen boekjaar. Het financiële verslag is gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen in artikel 2 van de statuten en gecontroleerd door een registeraccountant of accountants- administratieconsulent met certificerende bevoegdheid uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.
Goedkeuring van de rekening en verantwoording door het bestuur van de stichting strekt tot décharge van de administrateur.
3. De rekening en verantwoording met een verklaring van de externe registeraccountant of accountants-administratieconsulent wordt overeenkomstig de wettelijke bepalingen jaarlijks gepubliceerd en ter kennis gebracht van de in artikel 5 genoemde werkgevers- en werknemers- organisaties, de Vakraad voor de Schoen- en Lederwarenindustrie en de Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving. De vorenbedoelde stukken zullen ten kantore van de stichting ter inzage worden gelegd en op plaatsen aangewezen door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot één jaar na de datum, waarop zij zijn vastgesteld en worden desgevraagd tegen betaling van de daaraan verbonden kosten toegezonden.
Artikel 20 Vaststellen en inning bijdrage
Vaststelling en inning van de ingevolge artikel 4 van de CAO inzake de overgangsregeling voor de schoen-, leder- en lederwarenindustrie verschuldigde bijdragevoor zover deze betrekking heeft op de schoenindustrie geschiedt op een volgens het bestuur vastgestelde wijze.
Artikel 21 Handhaving en wijziging van statuten en reglementen, ontbinding
1. Het bestuur waakt voor handhaving van de statuten en het reglement.
2. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten en het reglement.
3. Een ontwerpbesluit tot wijziging van de statuten en tot de ontbinding van de SUOS dient ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de Vakraad voor de Schoen- en Lederwarenindustrie.
4. Besluiten tot wijziging van de statuten en tot ontbinding van de SUOS kunnen na verkregen goedkeuring van de Vakraad voor de Schoen- en Lederwarenindustrie slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering, waarin tenminste drie/vierde der bestuursleden aanwezig is.
5. In afwijking van het bepaalde in het vierde lid kan een besluit tot wijziging van de statuten schriftelijk door het bestuur worden genomen. Bij schriftelijke besluitvorming dienen alle leden van het bestuur hun stem uit te brengen en dient het besluit met algemene stemmen te worden genomen.
Indien door één of meer leden van het bestuur bezwaar wordt gemaakt tegen de schriftelijke voorlegging of tegen het voorgelegde ontwerpbesluit dient het besluit te worden genomen in een vergadering van het bestuur.
6. Op besluiten tot wijziging van reglementen is het bepaalde in lid 4 en lid 5 van overeenkomstige toepassing, tenzij de wijziging direct voortvloeit uit wijziging van de CAO.
7. Het besluit tot ontbinding duidt tevens de bestemming van een eventueel batig saldo aan, welke zoveel mogelijk in overeenstemming is met het doel van de SUOS.
8. De reglementen en de statuten, alsmede de in de statuten en reglementen aangebrachte wijzigin- gen zullen eerst in werking treden als een volledig exemplaar van de stukken, onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor eenieder ter inzage is neergelegd ter Griffie van de rechtbank te Breda.
Artikel 22 Slotbepaling
In alle gevallen, waarin door deze statuten niet is voorzien, beslist het bestuur.
Dictum II
De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 30 juni 2013.
Dictum III
Voorzover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
Dictum IV
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 juli 2013 en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 30 mei 2011
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze:
de directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
X.X.X. xxx xxx Xxxx.