COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
Voor Lamb Weston / Meijer bedrijven in Nederland
Looptijd van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013
INHOUDSOPGAVE
Bladzijde | ||
Voorwoord | 4 | |
Artikel 1 | Definities | 5 |
Artikel 2 | Algemene verplichtingen van partijen | 5 |
Artikel 3 | Algemene verplichtingen van de medewerker | 6 |
Artikel 4 | Aanneming | 7 |
Artikel 5 | Einde dienstverband | 7 |
Artikel 6 | Opzegtermijn | 7 |
Artikel 7 | Dienstrooster en arbeidsduur | 8 |
Artikel 8 | Salarisinschaling en aanpassingen | 9 |
Artikel 9 | ATV-regeling | 10 |
Artikel 10 | Deeltijdarbeid | 11 |
Artikel 11 | Ploegentoeslagen | 11 |
Artikel 12 | Afbouwregeling ploegentoeslag | 12 |
Artikel 13 | Einde boekjaar uitkering | 12 |
Artikel 14 | Beschikbaarheiddienst | 13 |
Artikel 15 | Extra opkomst | 13 |
Artikel 16 | Vervangingstoeslag hoger ingeschaalde | 14 |
Artikel 17 | Overwerkvergoeding | 14 |
Artikel 18 | Werkkostenregeling | 15 |
Artikel 19 | Vergoeding reiskosten woon-werkverkeer | 15 |
Artikel 20 | Vergoeding dienstreizen | 16 |
Artikel 21 | Pensioen | 16 |
Artikel 22 | Zorgverzekering | 16 |
Artikel 23 | WGA | 16 |
Artikel 24 | Vakantie | 16 |
Artikel 25 | Vakantietoeslag | 18 |
Artikel 26 | Feestdagen | 18 |
Artikel 27 | Bijzonder verlof | 19 |
Artikel 28 | Uitkering bij arbeidsongeschiktheid | 20 |
Artikel 29 | Uitkering na overlijden | 20 |
Artikel 30 | Xxxxxxxxxxxxx | 00 |
Artikel 31 | Sociaal beleid | 21 |
Artikel 32 | Vertrouwenspersoon | 22 |
Artikel 33 | Re-integratiebeleid | 23 |
Artikel 34 | Interne voorschriften | 23 |
Artikel 35 | Tussentijdse wijzigingen | 23 |
Artikel 36 | Duur van de collectieve overeenkomst | 25 |
BIJLAGE I Functielijst
BIJLAGE II Salarisschalen
BIJLAGE III Voorschriften bij ziekteverzuim BIJLAGE IV Pensioenregeling (beknopt)
BIJLAGE V Collectieve Ongevallenverzekering (beknopt) BIJLAGE VI Scholings- en Studiekostenregeling BIJLAGE VII A Levensloopregeling
BIJLAGE VII B Incidentele ploegentoeslag BIJLAGE VIII Tijdelijk werken andere vestiging BIJLAGE IX Tijdelijk werken in het buitenland
BIJLAGE X Gedragscode E-mail en internetgebruik BIJLAGE XI WGA-hiaatverzekering
BIJLAGE XII ANW-hiaatverzekering
BIJLAGE XIII Fietsregeling
BIJLAGE XIV Protocolafspraken
Voorwoord
Xxxx Xxxxxx / Meijer v.o.f. heeft in 2013 een nieuwe CAO afgesloten in overleg met de vakbonden met een looptijd van zes maanden. Deze CAO gaat in op 1 juli 2013 en loopt tot 1 januari 2014.
In bijgaande CAO staan alle afspraken verwoord. Naast de afspraken over loonsverhogingen zijn afspraken gemaakt over de verlenging van het sociaal kader tot en met 31 december 2015, de werkgroep Pensioenen en de werkgroep Duurzame Inzetbaarheid.
Tussen de ondergetekenden Lamb Weston / Meijer bedrijven, als partij ter ene zijde
en
CNV Vakmensen te Utrecht en FNV Bondgenoten te Utrecht RMU Werknemers te Veenendaal elk als partij ter andere zijde
is de volgende collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) aangegaan.
Artikel 1 Definities
In deze CAO wordt verstaan onder:
1. | werkgever : | de partij ter ene zijde. |
2. | vakvereniging : | elk der partijen ter andere zijde. |
3. | medewerker : | de medewerker (m/v) met een arbeidsovereenkomst bij de |
werkgever op de vestiging Kruiningen, Bergen op Zoom of | ||
Oosterbierum waarvan de functie is opgenomen in een bijgesloten | ||
functielijst van deze CAO. Als medewerker in de zin van deze | ||
overeenkomst wordt niet beschouwd de stagiair en de vakantiewerker. | ||
4. | periode : | 4 weken. |
5. | week : | een periode van 7 etmalen, waarvan het eerste aanvangt bij |
het begin van de ochtenddienst op maandagochtend. | ||
6. | dienstrooster : | een arbeidstijdregeling, welke aangeeft op welke tijdstippen |
de medewerkers normaliter hun werkzaamheden aanvangen, | ||
onderbreken en beëindigen. | ||
7. | schaalsalaris : | het salaris zoals vermeld in één van de bijgesloten salarisschalen. |
8. | deeltijdarbeid: | van deeltijdarbeid of parttime werken is sprake als in de arbeids- |
overeenkomst of in een schriftelijke afspraak een lagere arbeidsduur is | ||
vastgesteld dan de normale arbeidsduur. | ||
9 | basissalaris : | het salaris per 4 weken exclusief toeslagen. |
10. | ondernemingsraad: | de ondernemingsraad zoals bedoeld in de Wet op de Ondernemings- |
raden (W.O.R). | ||
11. | B.W. : | Burgerlijk Wetboek. |
12. | B.B.A. : | Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen. |
13. | boekjaar : | loopt van medio juli van het ene jaar tot medio juli van het |
daaropvolgende jaar. | ||
14. | werkuren : | het aantal uren dat men per dienst dient te werken. |
15. | persoonlijke | |
toeslag : | toeslag (PT) die wordt toegekend na herwaardering (functiewaardering) | |
van de functie. | ||
16. | persoonlijke | |
toeslag(2) : | Toeslag die voorkomt uit het sociaal kader van LWM. | |
Deze toeslag is in tegenstelling tot de normale PT wel pensioengevend. |
Artikel 2 Algemene verplichtingen van partijen Verplichtingen van de werkgever
1. De werkgever verplicht zich deze CAO ter goeder trouw na te komen.
2. De werkgever verplicht zich generlei actie te voeren of te steunen, welke ten doel heeft wijziging te brengen in de volgens deze CAO geregelde arbeidsvoorwaarden, onverlet het bepaalde in het artikel, “tussentijdse wijzigingen” en het artikel, “de duur van de regeling”.
3. De werkgever zal met iedere medewerker schriftelijk een individuele arbeidsovereenkomst aangaan, waarin de hoofdzaken van de overeenkomst worden vastgelegd. Bij indiensttreding
wordt een exemplaar van deze CAO alsmede een exemplaar van het VGHM (Veiligheids-, Gezondheids-, Hygiëne- en Milieu-) handboek aan de medewerker uitgereikt.
4. De werkgever is gehouden bij het uit dienst treden van de medewerker op diens verzoek aan deze een getuigschrift te verstrekken.
5. De werkgever is gehouden om aan het einde van de proefperiode en verder jaarlijks een beoordelingsgesprek te laten plaats vinden.
Verplichtingen van de vakverenigingen
1. De vakverenigingen verplichten zich deze CAO ter goeder trouw na te komen.
2. De vakverenigingen verbinden zich met alle hun ten dienste staande middelen nakoming van deze overeenkomst door hun leden te bevorderen, generlei actie te voeren of te bevorderen, welke beoogt wijzigingen te brengen in deze overeenkomst onverlet het bepaalde in artikel “tussentijdse wijzigingen” en artikel “de duur van de regeling” en voorts hun krachtige medewerking aan de werkgever te verlenen tot een ongestoorde voortzetting van het bedrijf, ook indien een actie door derden is of wordt veroorzaakt.
3. De vakverenigingen verplichten zich te zullen bevorderen dat hun leden een individuele arbeidsovereenkomst tekenen, waarin deze CAO van toepassing wordt verklaard.
Artikel 3 Algemene verplichtingen van de medewerker
1. Naast de algemene verplichting zoals gesteld in het Burgerlijke Wetboek, is de medewerker gehouden deze CAO ter goeder trouw na te komen (zie ook Bijlage III en bijlage X).
2. De medewerker is gehouden de belangen van het bedrijf van de werkgever als een goed medewerker te behartigen, ook indien geen nadrukkelijke opdracht daartoe is gegeven.
3. De medewerker is gehouden alle hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, voorzover deze redelijkerwijze van hem kunnen worden verlangd en voorzover verband houdende met werkzaamheden in het bedrijf, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht te nemen.
4. De medewerker is mede verantwoordelijk voor de orde en veiligheid in het bedrijf van de werkgever, zoals gesteld in het VGHM (Veiligheids-, Gezondheids-, Hygiëne- en Milieu-) handboek en is gehouden tot naleving van de desbetreffende aanwijzingen en voorschriften door of namens de werkgever gegeven, waaronder de in overleg met de ondernemingsraad opgestelde (gedrags)regelingen, alsmede de algemeen geldende omgangs- en fatsoensnormen in acht te nemen.
5. De medewerker is gehouden, voor wat zijn dienst- en rusttijd betreft, de bepalingen van de Arbeidstijdenwet in acht te nemen.
6. De medewerker die naast zijn werkzaamheden voor de werkgever elders arbeid voor derden of als zelfstandige wenst te verrichten, dient hiervoor vooraf schriftelijk toestemming van de werkgever te verkrijgen.
7. De medewerker is gehouden volledige geheimhouding te betrachten tegenover een ieder van alle feiten en bijzonderheden over xx Xxxx Xxxxxx / Meijer bedrijven, waarvan hij redelijker- wijze geacht kan worden te begrijpen dat deze als geheim dienen te worden beschouwd.
8. Indien de medewerker zich schuldig maakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven kan beëindiging van de dienstbetrekking om dringende redenen plaatsvinden.
9. Zonder uitdrukkelijke toestemming van de directie is het niet toegestaan dat de medewerker informatie en/of gegevens over de onderneming publiceert of meewerkt aan een geschreven of gesproken publicatie betreffende de onderneming. In het geval de pers contact opneemt met een personeelslid (bijvoorbeeld bij calamiteiten) dient verwezen te worden naar de directie. Deze verplichtingen gelden ook na beëindiging van de dienstbetrekking.
10. Alcohol- en drugsgebruik:
a. De medewerker onthoudt zich tijdens de dienst van het gebruik van alcoholhoudende dranken en andere middelen (o.m. drugs).
b. De medewerker vangt de dienst aan zonder onder invloed van deze middelen te zijn.
c. Het is de medewerker verboden om op het terrein betrokken te zijn bij de handel in deze middelen of daarvan in het bezit te zijn.
d. Bij overtreding van de bepalingen in dit artikel door de medewerker, is de werkgever bevoegd disciplinaire maatregelen te nemen in de sfeer van berisping, schorsing of ontslag.
11. Indien een medewerker op voorschrift van een arts gebruik maakt van medicijnen die een risico vormen voor zijn werkzaamheden (rijvaardigheid, reactievermogen, etc.), dan dient de medewerker daarvan melding te maken bij de ARBO dienst. De ARBO dienst kan aan de werkgever aangeven welke werkzaamheden de betrokkene (tijdelijk) kan doen.
Artikel 4 Aanneming
1. Bij het aangaan van een dienstbetrekking voor onbepaalde tijd geldt wederzijds een proeftijd van maximaal twee maanden en bij een dienstbetrekking voor bepaalde tijd geldt wederzijds een proeftijd van maximaal een maand.
2. Indien men voor het aangaan van de dienstbetrekking al tenminste drie maanden, fulltime en in dezelfde functie, bij de werkgever heeft gewerkt, is er geen proeftijd van toepassing.
3. Een dienstverband kan worden aangegaan:
a. voor onbepaalde tijd;
b. voor een bepaalde tijdsduur;
c. voor het verrichten van een bepaald karwei;
4. Indien in de individuele arbeidsovereenkomst niet anders wordt bepaald, wordt het dienstverband geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan.
Artikel 5 Einde dienstverband
1. De arbeidsovereenkomst van de medewerker voor onbepaalde tijd eindigt:
a. door schriftelijke vastlegging van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden;
b. bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, zoals vermeld in het pensioenreglement, zonder dat daartoe opzegging is vereist;
c. door opzegging nadat de arbeidsongeschiktheid twee jaren heeft geduurd, nadat door de werkgever, bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, een ernstige poging tot re- integratie is ondernomen;
d. door ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de rechter.
2. Een dienstverband voor een bepaalde tijdsduur eindigt op het tijdstip genoemd in de individuele arbeidsovereenkomst, zonder dat opzegging noodzakelijk is. Indien een dienstverband voor bepaalde tijd niet wordt verlengd of wordt omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd, wordt er naar gestreefd om de betrokkene uiterlijk een maand van te voren hiervan op de hoogte te stellen.
3. Vanaf de dag dat tussen dezelfde partijen:
a. arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van niet meer dan 3 maanden hebben opgevolgd en een periode van 24 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden, geldt met ingang van die dag de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd;
b. meer dan 2 voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan 3 maanden, geldt de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd.
4. Het bepaalde in artikel 7:670 lid 1 en 3 BW (opzeggingsverbod tijdens arbeidsongeschiktheid) is niet van toepassing op het voortgezette dienstverband voor bepaalde tijd.
5. Dienstverbanden aangegaan voor een bepaald karwei eindigen op het moment dat de medewerker zijn werkzaamheden ten behoeve van dat karwei heeft beëindigd.
Artikel 6 Opzegtermijn
1. Tenzij de opzegging geschiedt tijdens de proeftijd of wegens dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 en 7:679 BW, geldt voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd artikel 7:672 BW, tenzij hier in de volgende bepalingen uitdrukkelijk van is afgeweken.
2. De door de werkgever in acht te nemen opzegtermijn bedraagt overeenkomstig artikel 7:672 BW bij een arbeidsovereenkomst die op de dag van opzegging:
- korter dan vijf jaar heeft geduurd: één maand;
- vijf jaar of langer, maar korter dan tien jaar heeft geduurd: twee maanden;
- tien jaar of langer, maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd: drie maanden;
- vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden.
3. De door de medewerker in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt een maand, tenzij schriftelijk anders overeengekomen.
4. De opzegging geschiedt tegen het einde van de kalendermaand.
5. De opzegtermijn wordt verkort met de duur van de ontslagvergunningsprocedure vanaf het moment van de verzending van de vergunningaanvraag tot het moment van de vergunningverlening, met dien verstande dat de resterende termijn van opzegging tenminste één maand bedraagt.
6. Ten aanzien van de medewerker, die op 31 december 1998 45 jaar of ouder was en voor wie op grond van artikel XXI van de Wet Flexibiliteit en Zekerheid (stb.300) op dat moment een langere opzegtermijn gold, blijft de oude opzegtermijn voor de werkgever van kracht voor zover en voor zolang deze langer is dan de in lid 2 bepaalde termijn.
Artikel 7 Dienstrooster en arbeidsduur
1. Bij de dagdienst vallen de lunchpauzes niet onder de werkuren. Bij de ploegendienst vallen de lunchpauzes wel onder de werkuren.
2. Indien de werkzaamheden dit vereisen, zal de medewerker enige tijd voor aanvang en/of enige tijd na afloop van de diensttijd aanwezig dienen te zijn.
3. De tijd die nodig is voor het overdragen van de werkzaamheden, aansluitend voor of na de dienst komt niet voor overwerkvergoeding in aanmerking.
4. De fulltime aanstelling in dagdienst is gebaseerd op 5 diensten van 8 uur, exclusief lunchpauzes, per week. De werkuren en lunchpauzes worden in onderling overleg vastgesteld en liggen in de regel tussen 07.00 en 18.00 uur.
5. De fulltime aanstelling in ploegendienst is gebaseerd op 5 diensten van 8 uur, inclusief lunchpauzes, per week. In de ploegendienst heeft men per dienst van 8 uur; 30 minuten lunchpauze en 15 minuten koffiepauze. De pauzes dienen glijdend opgenomen te worden. Bij een parttime aanstelling waarbij per dienst niet de volledige 8 uur worden gewerkt, zullen de pauzes naar rato worden opgenomen.
6. De aanvangstijden in ploegendienst zijn per vestiging, na overleg met de onderdeels- commissie (OC) vastgelegd en liggen tussen:
- ochtenddienst: 06.00 - 08.00 uur;
- middagdienst: 14.00 - 16.00 uur;
- nachtdienst: 22.00 - 00.00 uur.
7. 2-ploegendienst
Per week wordt, volgens een vastgesteld rooster van maandag t/m vrijdag, roulerend in een ochtend- en middagdienst gewerkt.
8. 3-ploegendienst
Per week wordt, volgens een vastgesteld rooster van maandagmorgen tot zaterdagmorgen, roulerend in een ochtend-, middag- en nachtdienst gewerkt.
9. 4-ploegendienst
Gedurende de gehele week wordt, behoudens 1 weekend per 2 weken, volgens een vastgesteld rooster roulerend in een ochtend-, middag- en nachtdienst gewerkt. Volgens dit basisrooster werkt men gemiddeld 18 diensten per periode van 4 weken. Boven het basisrooster, maar niet vanaf zaterdag 12.00 uur tot maandag 07.00 uur, dient men een “terugkomdag of terugkomuren te maken”. Deze uren zijn reeds inbegrepen in de jaarlijkse arbeidsduur en worden niet extra beloond. Per kalenderjaar is er één terugkomdag (8 uren).
Het overgaan van een 4- naar een 3-ploegensysteem, met de daarbij behorende arbeidsvoorwaarden, blijft mogelijk.
10. 4-ploegen plusrooster
Volgens een vastgesteld rooster wordt roulerend in een ochtend-, middag- en nachtdienst gewerkt, waarbij in elke periode van 14 dagen gedurende 13 dagen geproduceerd wordt. Vakantiedagen, terugkomdagen en feestdagen zullen gelijk zijn aan die van het standaard
4-ploegenrooster dat in andere vestigingen wordt gedraaid. Per kalenderjaar dient het aantal werkelijk te werken diensten ook gelijk te zijn aan het 4-ploegenrooster. Om dat te bereiken wordt per kalenderjaar een aantal roostervrije dagen gegeven. De roostervrije dagen hebben dezelfde status als ATV-dagen. Ook voor dit rooster geldt dat het overgaan van een 4- naar een 3-ploegensysteem, met de daarbij behorende arbeidsvoorwaarden, mogelijk blijft.
11. Aangepast 4-ploegen voor zondag gewetensbezwaarden
Dit rooster is van toepassing op degenen in 4-ploegendienst die thans uit geloofsovertuiging vrijstelling hebben van de verplichting om op zondag te werken. Het 4-ploegenpakket is van toepassing, waarbij men 19 diensten in plaats van 18 diensten per 4 weken werkt. De diensten die men niet op zondag werkt worden op een ander moment ingehaald.
12. 5-ploegendienst
Gedurende de gehele week wordt, volgens een vastgesteld rooster, roulerend in een ochtend-, middag- en nachtdienst gewerkt. Volgens dit basisrooster werkt men gemiddeld 16,8 diensten per periode van 4 weken. Boven het basisrooster, maar niet vanaf zaterdag
12.00 uur tot maandag 07.00 uur, dient men “terugkomdagen of terugkomuren te maken”. Deze uren zijn reeds inbegrepen in de jaarlijkse arbeidsduur en worden niet extra beloond. Voor deze terugkomdagen of terugkomuren ontvangt men geen extra beloning. Per kalenderjaar zijn er acht terugkomdagen (64 uur).
13. Weekendrooster Maintenance
Door een deel van de medewerkers van de afdeling Maintenance kan, volgens een vastgesteld rooster, roulerend in dagdienst gedurende de gehele week worden gewerkt. Volgens dit basisrooster werkt men gemiddeld per periode van 4 weken; 2 diensten op zaterdag, 2 diensten op zondag en 16 diensten op “doordeweekse” dagen.
14. Gemiddelde werkweek
Indien rekening gehouden wordt met het gemiddeld aantal diensten, de lunchpauzes en de arbeidstijdverkorting (ATV) heeft men bij een fulltime aanstelling een zogeheten netto-effectieve werkweek van:
- in dag- twee- en drieploegendienst: van 38,61 uur;
- in vierploegendienst: van 33,89 uur;
- in vijfploegendienst: van 32,65 uur.
15. Als uitgangspunt voor deze CAO geldt de arbeidstijdenwet (ATW), Indien werkgever bestaande roosters wil wijzigen zal daartoe overleg conform de WOR plaatsvinden. Indien een wijzigingsvoorstel afwijkt van de in CAO gegeven kaders, zal invoering van het wijzigingsvoorstel slechts in overleg met de vakbonden plaatsvinden.
16. De individuele roosters dienen minimaal een week, maar zo mogelijk twee weken van tevoren bekend te zijn.
17. Vrijstelling van zondagsarbeid
Er wordt niet getornd aan de vrijstelling van zondagsarbeid, die een aantal medewerkers nu hebben.
18. Door LWM aangewezen medewerkers die deelnemen aan de gestructureerde werkoverdracht krijgen hiervoor compensatie in de vorm van 2 dagen extra verlof op jaarbasis. Dit verlof zal naar rato worden toegekend afhankelijk van start of beëindiging van deelname aan de bijgewoonde werkoverdracht(en). De dagen worden door LWM aangewezen om op een specifiek moment, buiten de schoolvakanties om, op te nemen. Leidinggevenden komen niet voor compensatie in aanmerking omdat dit reeds onderdeel is van hun arbeidsvoorwaardenpakket.
Artikel 8 Salarisinschalingen en aanpassingen
1. De arbeidsduur en het basissalaris (zie bijlage II) van een fulltime aanstelling bij dagdienst is gebaseerd op 160 uur per periode en bij ploegendienst op 152 uur per periode.
2. Uitbetaling van het salaris vindt plaats in de derde week van de periode van 4 weken, uiterlijk per de laatste vrijdag van de periode op de bank- of girorekening van de medewerker.
3. Afhankelijk van de functie (zie bijlage I Functielijst), opleiding, ervaring en leeftijd zal de medewerker ingedeeld worden in een van de salarisschalen. De medewerker kan worden ingedeeld in een aanloopschaal indien men nog onvoldoende opleiding en/of ervaring heeft. Bij de indeling wordt het salaris behorende bij het minimum van een schaal gehanteerd indien men tenminste 22 jaar is, anders gelden de zogeheten jeugdsalarissen.
Afwijkingen met betrekking tot het inschalen bij indiensttreding kunnen alleen plaats vinden na advies door Human Resources en na goedkeuring door de directie.
4. Medewerkers die bij de invoering van een nieuwe functie en salarissysteem op een hoger periodesalaris zijn ingeschaald dan het maximum van de nieuwe salarisgroep zullen worden ingedeeld op het maximum van deze nieuwe salarisgroep. Het verschil tussen het nieuwe en oude periodesalaris wordt omgezet in een persoonlijke toeslag (PT). Over de PT wordt de ploegentoeslag en de overwerktoeslag toegekend en tevens wordt de collectieve CAO- verhoging toegepast. Over de PT wordt geen vakantietoeslag betaald en geen pensioen opgebouwd.
5. Bij latere indeling in een hogere salarisgroep (bijvoorbeeld bij promotie of hogere waardering van de functie) zal een eventuele PT worden afgebouwd.
6. In beginsel worden de individuele arbeidsvoorwaarden in de loop van het jaar niet gewijzigd, maar wordt alleen aan het eind van elk kalenderjaar bekeken of er aanpassing dient plaats te vinden.
7. Na een beoordelingsgesprek met de directe leidinggevende, aan het eind van elk kalenderjaar, kan de toekenning van een verhoging plaatsvinden volgens de overeengekomen methodiek en indien er nog loonruimte binnen de schaal is. Deze individuele verhoging wordt met ingang van de eerstvolgende periode in het daaropvolgende jaar toegepast.
8. De individuele verhoging kan zijn:
0% indien men ver onder verwachting presteert; 1% indien men juist onder verwachting presteert; 2% indien men conform de verwachting presteert; 2,5% indien men boven verwachting presteert;
3% indien men ver boven verwachting presteert.
9. Indien een nieuwe medewerker na 30 juni in dienst is gekomen kan de - eventuele - toekenning van een individuele verhoging pas aan het eind van het daaropvolgende kalenderjaar worden toegekend.
10. Medewerker waarvoor een jeugdschaal geldt, wordt ook jaarlijks beoordeeld. Maar de desbe- treffende individuele verhoging zal pas vanaf de dag van zijn verjaardag, bij goed functioneren, worden toegepast. In het jaar dat men voor het laatst een individuele verhoging krijgt in verband met het bereiken van de 21-jarige leeftijd, kan de - eventuele - toekenning van een volgende verhoging pas aan het eind van het daaropvolgende jaar worden toegekend indien deze laatste verhoging na 30 juni heeft plaatsgevonden.
11. Voorschotten op het salaris worden alleen na toestemming van de Human Resources Manager verstrekt en worden in beginsel met de eerstvolgende uitbetaling van het salaris verrekend.
12. De basissalarissen zullen als volgt worden verhoogd: Per 1 juli 2013 met 1%.
Artikel 9 ATV-regeling
1. Op ATV-dagen hoeft de medewerker volgens het vastgestelde rooster niet te werken waardoor de gemiddelde arbeidsduur op jaarbasis wordt gebracht beneden de 40 uur per week. Het karakter van deze dagen is zodanig dat deze niet vervangbaar zijn ingeval van ziekte of een andere, de medewerker persoonlijk betreffende omstandigheid, die hem verhindert de roostervrije tijd te genieten.
2. De ATV-dagen kunnen, na overleg met de ondernemingsraad, aan het begin van elk jaar, per kalenderjaar ingeroosterd worden en worden beloond als vakantiedagen..
3. Met uitzondering van medewerkers in 4- en 5-ploegendienst, heeft men per kalenderjaar recht op 9 ATV-dagen (72 uur).
Artikel 10 Deeltijdarbeid
1. Een verzoek van de medewerker om in deeltijd te werken zal door de werkgever, conform de Wet Aanpassing Arbeidsduur (WAA) positief worden benaderd.
2. Een medewerker die minimaal 1 jaar in dienst is bij de werkgever kan hem vragen de arbeidsduur aan te passen, dat wil zeggen te verminderen of uit te breiden.
3. Het verzoek tot aanpassing moet minimaal 4 maanden voor de gewenste ingang schriftelijk bij de werkgever worden ingediend onder opgave van het gewenste tijdstip van de ingang, de gewenste omvang van de aanpassing en de gewenste spreiding van de uren over de week.
4. Een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur kan ten hoogste eenmaal per 12 maanden door een medewerker worden gedaan.
5. In beginsel dient de werkgever het verzoek van de medewerker om aanpassing in te willigen, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.
De WAA noemt een aantal situaties waarin er in ieder geval sprake is van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang. Dit is geen limitatieve opsomming. Bij vermindering van de arbeidsduur is er in ieder geval sprake van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang, indien die vermindering leidt tot ernstige problemen:
- voor de bedrijfsvoering bij de herbezetting van de vrijgekomen uren;
- op het gebied van de veiligheid;
- van roostertechnische aard.
6. Bij vermeerdering van de arbeidsduur is in ieder geval sprake van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang indien die vermeerdering leidt tot ernstige problemen:
- van financiële of organisatorische aard;
- wegens het niet voorhanden zijn van voldoende werk;
- omdat de vastgestelde personeelsbegroting daartoe ontoereikend is.
7. De werkgever stelt de spreiding van de uren vast conform de wensen van de medewerker. De werkgever kan de gewenste spreiding echter wijzigen, indien hij daar een zo groot belang bij heeft, dat de wens van de medewerker daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
8. De werkgever moet wel reageren op het verzoek van de medewerker. Indien hij niet uiterlijk 1 maand voor het beoogde tijdstip van ingang schriftelijk en onder opgave van redenen op het verzoek heeft beslist, wordt de arbeidsduur aangepast overeenkomstig het verzoek van de medewerker.
9. Indien een verzoek wordt afgewezen zal dit schriftelijk en gemotiveerd aan de medewerker medegedeeld worden.
10. Arbeidsvoorwaarden worden naar rato toegepast mits nadrukkelijk anders vermeld of individueel afgesproken.
Artikel 11 Ploegentoeslagen
1. Voor de 2-ploegendienst geldt een toeslag op het basissalaris van 12,5 %. Voor de 3-ploegendienst geldt een toeslag op het basissalaris van 20 %. Voor de 4-ploegendienst geldt een toeslag op het basissalaris van 25,6 %.
Voor de 4-ploegen plusdienst (13 uit 14) geldt een toeslag op het basissalaris van 27,5%. Voor de 5-ploegendienst geldt een toeslag op het basissalaris van 30,8 %.
2. Voor het aangepaste 4-ploegen voor zondag gewetensbezwaarden geldt een toeslag van 20%.
3. Voor het “weekendrooster”, waarbij per 4 weken 2 diensten op zaterdag alsmede 2 diensten op zondag en 16 diensten op “doordeweekse” dagen gewerkt wordt, geldt een toeslag op het basissalaris van 17,6%.
4. Indien er volgens een rooster gemiddeld per periode van 4 weken; 1 dienst op zaterdag alsmede 1 dienst op zondag en 18 diensten op “doordeweekse” dagen gewerkt wordt, geldt een toeslag van 8,8%.
5. Voor Oosterbierum geldt dat de bestaande afspraken inclusief de ploegentoeslag en/of beschikbaarheidstoeslag voor de zogeheten “weekendroosters”, worden gehandhaafd; voor nieuwe roosters gelden de in de CAO vermelde toeslagen.
6. Voor de incidentele ploegentoeslag is de ploegenmatrix bijgevoegd.
Artikel 12 Afbouwregeling ploegentoeslag
1. De medewerker, die niet door eigen toedoen of niet op eigen verzoek, wordt overgeplaatst uit de ploegendienst naar een met lagere ploegentoeslag beloond rooster of naar de dagdienst, behoudt voor een bepaalde termijn de hieronder genoemde percentages van de oorspronke- lijke, in geld uitgedrukte, ploegentoeslag of het verschil tussen de 2-, 3-, 4-, 4 plus of
5-ploegentoeslag. De termijn waarin men recht heeft op de afbouwregeling wordt bepaald door de tijd dat men in de betreffende ploegendienst werkzaam is geweest.
Met lopende periode wordt de betalingsperiode bedoeld waarin wordt overgegaan naar een ander ploegenschema.
2. Indien korter dan een jaar:
lopende periode: 100%
3. Indien langer dan een jaar maar korter dan drie jaar:
lopende periode: 100% en
volgende periode: 100%
4. Indien langer dan drie jaar maar korter dan vijf jaar:
lopende periode: | 100% en |
volgende periode: | 100% |
volgende 2 perioden: | 80% |
volgende 1 periode: | 60% |
volgende 1 periode: | 40% |
volgende 1 periode: | 20% |
5. Indien langer dan vijf jaar:
lopende periode: | 100% en |
volgende periode: | 100% |
volgende 2 perioden: | 80% |
volgende 2 perioden: | 60% |
volgende 2 perioden: | 40% |
volgende 2 perioden: | 20% |
6. Indien jaarlijks wordt overgegaan van een 4-ploegen naar een 3-ploegensysteem geldt, in positieve afwijking van hetgeen hierboven onder 2 punt genoemd, dat men niet alleen in de lopende periode 100% van de 4-ploegentoeslag ontvangt maar dat men tevens de volgende periode 85% van de 4-ploegentoeslag ontvangt.
7. Medewerkers van 55 of ouder die 10 jaar of langer in ploegendienst werken en veranderen van functie naar dagdienst of met minder ploegentoeslag gehonoreerde ploegendienst behouden hun ploegentoeslag bij gebleken geschiktheid voor een beschikbare gelijkwaardige functie.
Artikel 13 Einde boekjaar uitkering
1. Aan de medewerker wordt een einde boekjaar uitkering toegekend. Het boekjaar loopt van medio juli van het ene jaar tot medio juli van het andere jaar.
2. De berekeningsgrondslag voor de uitkering is het basissalaris vermeerderd met de eventuele persoonlijke toeslag, de ploegentoeslag en de vakantietoeslag. Deze uitkering is niet pensioengevend.
3. Deze uitkering wordt betaald in periode 8 over het gehele afgelopen boekjaar; dus over 13 perioden.
4. De uitkering bedraagt vanaf 1 juli 2012 4,75%.
5. De uitkering zal slechts worden betaald aan die medewerkers die op het moment van uitbetaling in dienst zijn met als peildatum 1 juli van het jaar waarin de uitkering plaatsvindt. Aan medewerkers die het bedrijf verlaten vanwege (vervroegde) pensionering of als gevolg van langdurige arbeidsongeschiktheid zal de uitkering naar rato worden gedaan.
6. Aan medewerkers die tijdens een boekjaar in dienst treden wordt de uitkering naar rato van de duur van het dienstverband uitbetaald.
Artikel 14 Beschikbaarheiddienst
1. Naast hun reguliere dienst hebben een aantal medewerkers, volgens een vastgesteld rooster beschikbaarheiddienst (“consignatiedienst”).
2. Het rooster van deze beschikbaarheiddienst wordt, ruimschoots van te voren, in onderling overleg vastgesteld.
3. Tijdens de beschikbaarheiddienst is de medewerker uitsluitend verplicht bereikbaar te zijn om in geval van onvoorziene omstandigheden zo spoedig mogelijk de bedongen werkzaamheden te verrichten.
4. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden, wordt afgesproken dat een medewerker zal zorgen dat hij zich, indien noodzakelijk, binnen een half uur na oproep op het bedrijfsterrein bevindt of dat de werkzaamheden in de regel vanuit een “thuissituatie” verricht zullen worden.
5. De medewerkers die een gehele week beschikbaarheiddienst hebben, ontvangen hiervoor een vaste vergoeding van 7,5% van hun bruto basissalaris per 4 weken.
6. Medewerkers die in incidentele gevallen beschikbaar dienen te zijn, ontvangen een overeenkomstige vergoeding:
• indien men beschikbaar is van maandag tot en met vrijdagmiddag: 3,75% van het bruto basissalaris per 4 weken;
• indien men beschikbaar is per volledig weekend eveneens: 3,75% van het bruto basissalaris per 4 weken.
7. De gewerkte uren en de reisuren die, in verband met een oproep, besteed moeten worden, vallen onder de regeling overwerk.
8. De werkelijk gewerkte uren, alsmede eventuele reisuren, worden betaald met dien verstande dat:
• Indien men binnen een half uur een of meerdere malen werkzaamheden verricht, ten minste een half uur wordt uitbetaald;
• Indien binnen een half uur na beëindiging van de werkzaamheden die voortvloeien uit een oproep, opnieuw een oproep wordt gedaan, de tussenliggende tijd als gewerkte tijd geldt;
• Indien men door een oproep naar het werk dient te komen, tenminste twee uur wordt uitbetaald, inclusief reistijd.
9. Indien een medewerker in dit kader naar het bedrijf dient te reizen, wordt deze reis aangemerkt als zakelijke kilometers (zie artikel dienstreis).
10. De tijdens de beschikbaarheiddienst gewerkte uren in een nachtdienst kunnen, indien gewenst, in de eerstvolgende werkdag als het ware in de vorm van tijd voor tijd door de medewerker worden opgenomen, tenzij het bedrijfsbelang zich daartegen verzet. Er wordt dan alleen de overwerktoeslag en eventuele incidentele ploegentoeslag uitbetaald. Deze aansluitende compensatie van de met in de nacht gewerkte uren komt niet ten laste van het maximale per jaar op te nemen Tijd voor Tijd saldo.
11. Indien men geen (vaste) telefoonvergoeding heeft, kunnen de tijdens de beschikbaarheid- dienst gemaakte telefoonkosten gedeclareerd worden.
12. De vergoedingen (toeslag en gewerkte uren) van een beschikbaarheiddienst dienen binnen een periode van 4 weken na afloop van deze dienst gedeclareerd te worden en worden dan gelijktijdig met het salaris uitbetaald.
Artikel 15 Extra opkomst
1. Er is sprake van extra opkomst indien een medewerker buiten het normale dienstrooster en/of beschikbaarheiddienst (dus door onvoorziene omstandigheden) in opdracht van de werkgever wordt opgeroepen voor het verrichten van spoedeisende werkzaamheden.
2. Per extra opkomst ontvangt men een vergoeding over het basissalaris per periode van:
- 0,5 % indien extra opkomst valt op een maandag tot en met een vrijdag.
- 1,5 % indien extra opkomst valt op zaterdag, zondag of feestdag.
De vergoeding wordt gelijktijdig met het salaris van de eerstvolgende periode uitbetaald.
3. De uren die in het kader van de extra opkomst gewerkt worden, vallen onder regeling overwerk.
4. In het kader van de extra opkomst gemaakte reiskosten worden vergoed conform de zakelijke kilometervergoeding.
Artikel 16 Vervangingstoeslag hoger ingeschaalde
1. Deze regeling is gestoeld op het langdurig vervangen van een hogere functie, in geval van ziekte, verlof of in geval van een vacature. Men heeft recht op een vervangingstoeslag na de eerste werkweek (= 5 diensten). Bij vervanging die 3 weken of langer duurt, zal met terugwerkende kracht, ook een vergoeding gegeven worden vanaf de eerste tot en met de vijfde dienst waarop de vervanging aanving.
2. De medewerker die in opdracht van zijn directe leidinggevende tijdelijk een functie waarneemt waarvan het basisniveau in een hogere salarisgroep is ingedeeld, ontvangt hiervoor een toeslag op zijn basissalaris.
3. De opdracht tot waarneming dient elke 4 weken via een formulier te zijn vastgelegd.
4. De toeslag bedraagt per dienst van 8 uur een percentage van het minimum van de schaal van degene wiens functie men vervangt.
- indien het verschil een salarisgroep is: 0,3 %;
- indien het verschil twee of meer salarisgroepen bedraagt: 0,5 %.
5. Deze vervangingstoeslag wordt niet toegekend aan medewerkers, waarbij in de functiewaardering van hun functie dan wel in de gemaakte afspraken al rekening is gehouden met het eventueel waarnemen van een hogere functie.
6. De vergoeding zal vanaf de zesde dag gelijktijdig met het salaris van de eerstvolgende periode uitbetaald worden.
7. Wanneer een medewerker minimaal 6 maanden waargenomen heeft in een structurele vacature en hij voldoet aan de gestelde functie-eisen voor deze functie en indien de waarneming tot tevredenheid is verlopen, zal de medewerker met voorrang in aanmerking komen bij de definitieve invulling van de vacature.
Artikel 17 Overwerkvergoeding
1. Als overwerk wordt beschouwd door of namens de werkgever opgedragen arbeid, waardoor de in de onderneming geldende normale dagelijkse arbeidsduur wordt overschreden.
2. Niet als overwerk wordt beschouwd:
- arbeid aansluitend aan een normale dienst van niet langer dan een kwartier direct voor alsmede een kwartier direct na een dienst;
- indien de arbeid, op verzoek van de werkgever, langer duurt dan een kwartier wordt overwerk betaald over de gehele duur;
- arbeid, verricht door een medewerker die in zijn functie zelf kan bepalen of en hoe lang er wordt overgewerkt en of hij meer werkt dan de normale arbeidsduur;
3. De medewerker die in deeltijd werkzaamheden verricht, maakt aanspraak op een toeslag voor overwerk indien hij langer dan 8 uur per dienst of meer dan het volgens het voor fulltimers gebruikelijke aantal diensten per week werkt.
Indien de medewerker die in deeltijd werkt wel zijn individuele maar nog niet de gebruikelijke arbeidstijd overschrijdt, ontvangt hij naast het basisuurloon een “meerurentoeslag” (ter compensatie van de vakantie-uren en vakantietoeslag) van 20% .
4. Voor de medewerker ingedeeld in salarisschaal 8 komen de extra gewerkte uren die men boven de 8,5 uur per ingeroosterde dienst werkt in aanmerking voor een overwerkvergoeding. Wel worden de extra gewerkte uren tijdens een beschikbaarheiddienst direct vergoed. Voor de medewerker ingedeeld in salarisschaal 9 geldt dat men geen recht heeft op overwerkvergoeding. Wel worden de extra diensten alsmede de extra gewerkte uren in verband met vervanging van een collega in ploegendienst alsmede de tijdens een beschikbaarheiddienst gewerkte uren vergoed tegen 100 % van het basisuurloon. Voor de medewerker ingedeeld in salarisschaal 10 geldt dat men geen recht heeft op overwerkvergoeding. Wel worden de extra gewerkte uren tijdens een beschikbaarheiddienst vergoed tegen 100% van het basisuurloon.
5. Er zal naar worden gestreefd om het verrichten van overwerk zoveel mogelijk te beperken. Indien de eisen van het bedrijf het naar het oordeel van de werkgever noodzakelijk maken, kan
overwerk verplicht worden tot maximaal 48 uren (zijnde 6 diensten) per kalenderjaar plus 50 uur aansluitend op eigen diensten. Vrijwillig overwerk kan binnen de grenzen die de Arbeidstijdenwet stelt. Een medewerker van 50 jaar of ouder zal niet verplicht worden tot overwerk.
6. De onder punt 5 genoemde diensten kunnen, na overleg met de onderdeelscommissie van de betreffende plant, ook gebruikt worden om het 4-ploegenrooster tijdelijk te verlengen. Dit kan in de vorm van maximaal twee diensten op zaterdag of zondag; aansluitend na of voor het geldende rooster. Deze extra diensten zullen aan de betrokken medewerkers minimaal twee weken van te voren worden gemeld
7. Overwerkuren worden als volgt vergoed:
- tussen maandag 07.00 uur en zaterdag 12.00 uur: 150% van het basisuurloon;
- tussen zaterdag 12.00 uur en maandag 07.00 uur: 200% van het basisuurloon;
- op feestdagen: 200% van het basisuurloon. Over de overwerkuren wordt tevens de van toepassing zijnde ploegentoeslag uitbetaald.
8. Overwerk kan worden gecompenseerd in vrije tijd en wel door eenzelfde aantal uren als er is overgewerkt. Het aantal op te nemen Tijd voor Tijd uren bedraagt maximaal 80 uren per kalenderjaar. Indien er verschoven productie is in verband met het vervallen van productie met Kerst en Nieuwjaarsdag, wordt dat 100 uren.
9. Indien overwerk omgezet wordt in Tijd voor Tijd, wordt aan de medewerker alleen de over- werktoeslag betaald. Bij opname Tijd voor Tijd-uren wordt het basissalaris, inclusief eventuele persoonlijke toeslag alsmede de ploegentoeslag doorbetaald. Indien de Tijd voor Tijd-uren alsnog worden uitbetaald, wordt behalve het basissalaris en eventuele persoonlijke toeslag ook de ploegentoeslag uitbetaald.
10. De overwerkvergoeding wordt gelijktijdig met het salaris van de eerstvolgende periode uitbetaald.
Artikel 18 Werkkostenregeling
1. Iedere medewerker ontvangt een vergoeding van € 15,- netto per periode.
2. De medewerkers die in ploegendienst werkzaam zijn ontvangen een extra vergoeding van € 10,- netto per periode. Deze vergoeding cumuleert, met uitzondering van lid 1, niet met andere vaste werkkostenvergoedingen.
Artikel 19 Vergoeding reiskosten woon-werkverkeer
1. Op basis van de enkele reisafstand in kilometers, gemeten van postcode eigen woonadres tot postcode standplaats en uitgaande van een fulltime aanstelling, wordt per 4 weken een netto reiskosten vergoeding uitgekeerd:
Tot en met 10 kilometer geen vergoeding;
Meer dan 10 kilometer tot en met 15 kilometer € 65,65; Meer dan 15 kilometer tot en met 20 kilometer € 92,11; Meer dan 20 kilometer of meer € 131,60.
2. De netto vergoeding dient te passen binnen de fiscale mogelijkheden; beperkingen van de fiscale mogelijkheden worden onverkort toegepast. De reiskosten vergoeding wordt per gewerkte dag berekend. Vakantie- en ATV-dagen worden daarbij als gewerkte dagen beschouwd. Medewerkers die wegens arbeidsongeschiktheid langer dan 4 weken afwezig zijn ontvangen geen reiskostenvergoeding.
3. In de vergoeding zijn de kosten voor tol-, parkeer-, boot- en/of tunnelkosten inbegrepen.
4. Van deze regeling zijn die medewerkers uitgesloten die voor de vervulling van hun functie een vervoermiddel van de werkgever tot hun beschikking hebben.
5. De vergoeding van reiskosten wordt gelijktijdig met de periodieke salarisafrekening uitbetaald.
6. De vergoeding voor reiskosten is gekoppeld aan de standplaats. Bij een wijziging is de regeling ‘tijdelijk werken in een andere vestiging’ van toepassing (zie bijlage VIII en/of IX).
Artikel 20 Vergoeding dienstreizen
1. Indien een medewerker incidenteel op verzoek of met toestemming van de werkgever een reis moet maken in het kader van zijn werkzaamheden, woon-werkverkeer buiten beschouwing gelaten, dan wordt deze reis aangemerkt als een dienstreis.
2. Voor dienstreizen wordt, vanuit duurzaamheidsoogpunt, zoveel mogelijk gebruik gemaakt van openbaar vervoer, tweede klasse. Indien daarmee belangrijke tijdwinst of kostenbesparing is te behalen, kan de privé-auto van de medewerker, dan wel een auto die reeds ter beschikking is gesteld door de werkgever, worden gebruikt.
3. Bij gebruikmaking van openbaar vervoer worden de kosten van dat openbaar vervoer, na overleg van nota’s, volledig vergoed.
4. Het aantal voor vergoeding in aanmerking komende kilometers wordt per dienstreis berekend en is gelijk aan het aantal werkelijk gereden kilometers met als maximum het aantal kilometers volgens de kortste en meest gebruikelijke route van de stand/woonplaats naar de plaats(en) van bestemming en terug. Op het aantal kilometers worden de volgens de fiscale definitie verreden kilometers woon-werkverkeer (voor zover van toepassing) in mindering gebracht.
5. De vergoeding voor zakelijke kilometers en voor extra opkomst bedraagt 19 Eurocent netto plus 9 Eurocent bruto per gereden kilometer.
6. Algemeen geldt dat het gebruik van een privé-auto bij dienstreizen geheel voor rekening en risico van de medewerker geschiedt. Het vergoeden van autokosten door de werkgever betekent nimmer de aanvaarding door de werkgever van enig risico of enige aansprakelijkheid.
7. Boetes door overtreding van de verkeersregels, bij gebruik van privé- of zakelijke auto, worden niet vergoed.
Artikel 21 Pensioen
De werkgever heeft voor medewerkers van 21 jaar en ouder een pensioenregeling getroffen. Voor meer informatie verwijzen wij naar de beknopte samenvatting in bijlage IV, naar de startbrief die de medewerker bij indiensttreding ontvangt en naar de jaarlijkse Uniform Pensioen Overzicht (UPO).
Artikel 22 Zorgverzekering
Werkgever zal een collectieve overeenkomst afsluiten, zodat aan de medewerker een zorgverzekering met een goed pakket, voor de basisverzekering alsmede aanvullende verzekeringen, tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden wordt aangeboden.
Artikel 23 WGA
1. De werkgever sluit voor alle medewerkers een collectieve WGA-hiaat verzekering af waarbij de premie door de werkgever wordt betaald.
2. De werkgever zal 50% van de gedifferentieerde WGA-premie blijven verhalen op de medewerker.
Artikel 24 Vakantie
1. Per kalenderjaar heeft de medewerker met een fulltime aanstelling recht op 25 vakantie- dagen (200 uur) met behoud van het salaris. De medewerkers in 5-ploegendienst hebben recht op 22 vakantiedagen (176 uur). Indien men in ploegendienst werkzaam is heeft men over deze vakantiedagen ook recht op de ploegentoeslag.
2. Degenen die in deeltijd werken hebben naar rato recht op vakantiedagen.
3. Aan de medewerker, zal bij het bereiken van een bepaalde leeftijd, extra vakantie toegekend worden ingevolge het volgende schema:
a. op 50-jarige leeftijd: 8 uur
b. op 56-jarige leeftijd: 16 uur
c. op 57-jarige leeftijd: 24 uur
d. op 58-jarige leeftijd: 32 uur
e. vanaf 59-jarige leeftijd: 40 uur
De extra vakantie wordt jaarlijks toegekend naar de situatie op 1 juli van het desbetreffende kalenderjaar.
4. Medewerkers mogen eenmaal per kalenderjaar 5 vakantiedagen kopen of te verkopen. Zowel bij het kopen als verkopen van dagen geldt dezelfde waarde; 1/20 van het basissalaris vermeerderd met eventuele ploegentoeslag en/of persoonlijke toeslag. Medewerkers van
50 jaar en ouder mogen per jaar 10 vakantiedagen kopen.
5. Het tegoed aan vakantiedagen wordt gedurende het kalenderjaar opgebouwd.
6. De medewerker heeft recht op 3 aaneengesloten kalenderweken vakantie per jaar; met uitzondering van de schoolvakantieperiode. Tijdens de schoolvakanties worden de vakanties in onderling overleg gepland waarbij er naar gestreefd wordt om zo veel mogelijk, aan iedere medewerker die dat wenst, 3 aaneengesloten weken vakantie te geven. Vanwege de lagere bezetting in deze periode, kunnen deze 3 weken dan niet gegarandeerd worden.
7. Indien er sprake is van een jaarlijkse bedrijfssluiting, dienen van deze vakantiedagen
3 weken aaneengesloten te worden opgenomen. Het tijdstip van de bedrijfssluiting zal in overleg en met instemming van de ondernemingsraad voor 1 januari van elk jaar worden bepaald. Voor medewerkers van de afdeling Maintenance geldt dat na overleg met de Operations of Plant Manager de vakantie wordt vastgesteld.
8. Als de normale voortgang van de werkzaamheden dit volgens de hoogste leidinggevende van de plant en corporate managers (voor wat betreft de corporate organisatie) toelaat, is een aaneengesloten vakantieperiode van maximaal 5 weken toegestaan. De aanvraag zal zoals gebruikelijk via de eigen leidinggevende worden ingediend. Per locatie is dit artikel uitgewerkt.
9. De werkgever kan per vakantiejaar ten hoogste 3 diensten als verplichte vakantiedag aanwijzen. Na overleg met de onderdeelscommissie van de betreffende plant kunnen deze diensten ook gebruikt worden om het 4-ploegenrooster tijdelijk te verkorten. Indien het
4-ploegenrooster wordt verkort, kunnen de betrokken medewerkers ook TvT-dagen opnemen in plaats van vakantiedagen.
10. De medewerker kan de overblijvende vakantiedagen opnemen op een tijdstip dat dit door hem wordt gewenst, tenzij het bedrijfsbelang zich daar tegen verzet. Dit in overleg met de directe leidinggevende
11. De medewerker dient de vakantiedagen in de loop van het kalenderjaar waarin deze worden opgebouwd op te nemen. In het betreffende kalenderjaar dient tenminste het wettelijk minimum aantal van 20 vakantiedagen (bij fulltime aanstelling) opgenomen te worden.
12. Aan het eind van de salarisperiode 13 kunnen de nog resterende Tijd voor Tijd-, ATV- en/of vakantie-uren, met een maximum van in totaal 80 uren (bij fulltime aanstelling) in de hiervoor genoemde volgorde meegenomen naar het volgende jaar.
13 Tevens is het toegestaan de bovenwettelijke vakantiedagen (bij fulltime aanstelling in de regel 5 dagen) mee te nemen naar het volgende jaar voor een maximale termijn van 5 jaar.
14. Bij het beëindigen van de dienstbetrekking zal de medewerker desgewenst in de gelegenheid worden gesteld de hem toekomende vakantiedagen op te nemen, met dien verstande dat in onderling overleg maximaal 50% van deze vakantiedagen in de termijn van opzegging kunnen zijn begrepen.
15. Bij uitdiensttreding worden de eventueel teveel opgenomen vakantiedagen verrekend en het tegoed aan vakantiedagen uitbetaald.
16. Opbouw van vakantie tijdens arbeidsongeschiktheid
De medewerker die arbeidsongeschikt is bouwt gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid verlof op als ware hij niet arbeidsongeschikt. De opbouw van vakantiedagen tijdens arbeidsongeschiktheid vindt niet plaats indien de medewerker door zijn eigen toedoen zijn genezing heeft belemmerd of vertraagd of hij zonder deugdelijke grond geen passend werk verricht. Het recht op vakantiedagen wordt gedurende het jaar opgebouwd, maar administratief aan het begin van elk kalenderjaar bijgeboekt. Aan het eind van elk kalenderjaar zal in voorkomende gevallen een correctie op het vakantiesaldo worden verwerkt, waarover men zal worden geïnformeerd.
17. Opnemen van vakantie tijdens arbeidsongeschiktheid
Tijdens het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid bepaalt de bedrijfsarts of het medisch verantwoord is om op vakantie te gaan. Indien dit het geval is, zal men, ongeacht de mate van arbeidsongeschiktheid (bijvoorbeeld bij arbeidstherapie), hele vakantiedagen verlof op moeten nemen. Indien men aansluitend aan deze vakantie om dezelfde reden weer arbeidsongeschikt is, geldt dit in beginsel als een doorlopend ziektegeval (wordt bepaald door bedrijfsarts). Het afschrijven van vakantiedagen tijdens ziekte wegens genoten vakantie zal alleen gebeuren tijdens de periode van opbouw.
18. Hardheidsclausule
In gevallen waarin toepassing van de punten “opbouw en de opnemen van de vakantie tijdens arbeidsongeschiktheid” tot een te onbillijke situatie zou leiden kan de directie, in een voor medewerker gunstige zin, hiervan afwijken. Uitgangspunt hierbij is dat men ook in het kalenderjaar dat men langdurig ziek was het gebruikelijke aantal vakantiedagen op kan nemen.
Artikel 25 Vakantietoeslag
1. Aan de medewerker wordt een vakantietoeslag toegekend ten bedrage van 8,33% van het jaarinkomen.
2. Indien medewerker niet gedurende deze gehele periode in dienst was, zal de vakantietoeslag naar rato berekend worden. De medewerker die in deeltijd werkt en wel zijn individuele maar nog niet de gebruikelijke arbeidstijd overschrijdt, ontvangt naast het basisuurloon een “meerurentoeslag” van 20% als compensatie voor de vakantie-uren en de vakantietoeslag over deze “meeruren”.
3. Onder jaarinkomen wordt verstaan het bij de werkgever in de 13 periodes voorafgaande aan het tijdstip van uitkering van de vakantietoeslag verdiende basissalaris, exclusief over- werkvergoedingen en toeslagen en inclusief de ontvangen wettelijke en bovenwettelijke uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid.
4 Uitbetaling van de vakantietoeslag geschiedt in periode 5 van elk jaar; waarbij periode 6 t/m periode 5 de basis is voor de uitbetaling van de vakantietoeslag.
Artikel 26 Feestdagen
1. Onder feestdagen wordt verstaan: Nieuwjaarsdag, de beide Paasdagen, Hemelvaartsdag, de beide Pinksterdagen, de beide Kerstdagen alsmede Koningsdag. Tevens wordt 5 mei eenmaal per 5 jaar een vrije dag, voor de eerstvolgende maal op 5 mei 2015. Het hierboven vermelde geldt voor zover deze feestdagen niet op een zaterdag of zondag vallen.
2. Voor de toepassing van dit artikel en de overige artikelen van deze CAO worden de feestdagen geacht een periode van 24 aaneengesloten uren (van 0.00 tot 24.00 uur) te omvatten.
3. Voor een medewerker met een fulltime dienstverband, in zowel dagdienst als in 2- als 3- ploegendienst, geldt dat men op een feestdag die op een maandag t/m vrijdag valt, in de regel vrij heeft met behoud van inkomen.
4. Indien er volgens het vastgestelde (ploegen)rooster op de betreffende feestdag wel gewerkt dient te worden, heeft men recht op een vervangende vrije dag.
5. Indien volgens het 4-, 4-plus of 5-ploegensysteem op een maandag t/m vrijdag vallende feestdag wordt geproduceerd, heeft men recht op een vervangende vrije dienst; zowel indien men volgens het geldende rooster dienst heeft maar ook als men vrij is.
6. Voor een medewerker met een parttime aanstelling geldt dat men bij een vast rooster (vervangend) vrij heeft als men was ingeroosterd op die dag. Indien men een variabel rooster heeft waarbij men, naar rato alle diensten werkt, geldt dat men recht heeft op (vervangend) vrij voor feestdagen naar rato van de aanstelling.
7. Indien men volgens het vastgestelde dienstrooster vrij was op een feestdag en men verricht op verzoek van de werkgever werkzaamheden op deze dag dan worden deze overwerkuren vergoed tegen 200% van het basisuurloon.
8. Wat betreft de productie tijdens de Kerstdagen en tijdens Nieuwjaarsdag is afgesproken dat er geen fritesproductie zal plaatsvinden. Indien er tijdens de Kerstdagen en Nieuwjaarsdag niet geproduceerd wordt, zullen zo nodig directie en OR overleggen over hoe in de roosters daardoor gemiste productie kan worden vervangen. Bij gebruikmaking hiervan zal de verloren productie worden heringepland tussen 1 november en 1 maart en zullen deze diensten als zodanig worden aangeduid ter voorkoming van verwarring met de diensten als vermeld in artikel 17, lid 5. De diensten zullen worden gepland in overleg met de OC’s op dezelfde wijze als de diensten als vermeld in artikel 17, lid 5. Voor alle duidelijkheid: dus niet middenin een rustperiode. Per medewerker zullen maximaal 2 diensten mogen worden ingepland ter compensatie voor de productie die verloren is gegaan. De extra diensten zullen worden beloond conform de overwerkvergoeding als vermeld in de CAO. Wanneer deze extra diensten worden gedraaid, wordt de opname van TvT verruimd van 80 naar 100 uur TvT per kalenderjaar. Dit geldt ook voor degenen die daar direct bij betrokken zijn zoals medewerkers van Maintenance en Sanitation.
Artikel 27 Bijzonder verlof
1. In geval van kort verzuim zal het inkomen worden doorbetaald gedurende de hieronder genoemde zeer bijzondere omstandigheden en de daarbij vastgestelde tijd.
Onder levenspartner wordt hieronder verstaan de echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner dan wel hij/zij waarmee de medewerker een duurzame levensrelatie onderhoudt en die van tevoren bekend is gemaakt is bij de werkgever.
2. Twee dagen:
- bij bevalling van de levenspartner.
- bij het huwelijk van de medewerker of bij registratie van het partnerschap.
3. Een dag:
- bij ondertrouw van de medewerker.
- mits de feestdag wordt bijgewoond:
- bij het huwelijk van eigen kinderen of pleegkinderen, zusters, broers en de ouders van de medewerker of levenspartner;
- bij het 25- en 40-jarig wettelijk huwelijksfeest van de medewerker;
- bij het 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksfeest van de ouders van de medewerker of levenspartner;
- bij het 25-, 40- en 50-jarig dienstjubileum van de medewerker.
- mits de begrafenis of crematie wordt bijgewoond: bij overlijden van één der grootouders, broers, zusters, of kleinkinderen; van zowel de medewerker als van de levenspartner.
4. Bij overlijden van de levenspartner, (schoon)ouders en (pleeg)kinderen van de dag van overlijden tot en met uitvaart.
5. Het bezoek aan arts, tandarts dient zoveel mogelijk buiten de vastgestelde arbeidstijd plaats te vinden. Indien dit niet mogelijk is wordt ten hoogste 2 uur per keer in arbeidstijd toegestaan, mits tevoren toestemming aan de werkgever is gevraagd voor het afleggen van dit bezoek.
6. Bezoek aan een specialist / ziekenhuis dient zoveel mogelijk buiten de vastgestelde arbeidstijd plaats te vinden. Indien dit niet mogelijk is, wordt hiervoor in beginsel 2 uur per keer in arbeidstijd toegestaan, mits tevoren toestemming is gevraagd voor het afleggen van dit bezoek. Als dat bezoek aan een specialist / ziekenhuis meer tijd in beslag neemt dan
2 uur en dit kan aan de werkgever worden aangetoond, dan zal de tijd die meer nodig was dan 2 uur eveneens voor compensatie in aanmerking komen.
7. Medewerkers kunnen gebruik maken van het recht op ouderschapsverlof op basis van de Wet Arbeid en Zorg alsmede van de mogelijkheden van wettelijke zorg- en calamiteiten- regelingen.
8. Tijdens ouderschapsverlof zal de pensioenopbouw volledig door lopen. Als het medewerkers betreft die zelf ook een eigen bijdrage leveren aan de kosten van pensioen, dan wordt ervan uitgegaan dat deze eigen bijdrage van deze medewerkers tijdens een periode van ouderschapsverlof eveneens niet verandert.
Artikel 28 Uitkering bij arbeidsongeschiktheid
1. Aan de medewerkers die arbeidsongeschikt worden, wordt in de eerste 104 weken 100% van het basissalaris vermeerderd met eventuele persoonlijke- en/of ploegentoeslag alsmede de vakantietoeslag doorbetaald.
2. Werkgever zal zich tot het uiterste inspannen om gedeeltelijk arbeidsongeschikte medewerkers intern dan wel extern te re-integreren.
Artikel 29 Uitkering na overlijden
1. Indien een medewerker overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering worden verstrekt gelijk aan het bedrag van het de medewerker laatstelijk rechtens toekomende salaris over het resterende deel van de kalendermaand van overlijden plus de twee daarop volgende kalendermaanden.
Op dit bedrag wordt door de werkgever in mindering gebracht hetgeen de nagelaten betrekkingen xxxxxxx van het overlijden van de medewerker toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet.
Onder laatstelijk rechtens toekomend salaris wordt in dit artikel verstaan het laatstelijk genoten schaalsalaris vermeerderd met een eventuele persoonlijke toeslag, ploegentoeslag, beloningen voor overwerk voorzover deze extra beloningen niet een incidenteel karakter dragen, vakantietoeslag en vast overeengekomen jaarlijkse uitkeringen.
2. Onder nagelaten betrekkingen worden verstaan:
de langstlevende der echtgenoten dan wel geregistreerde partners van wie de medewerker niet duurzaam gescheiden leefde dan wel degene met wie de medewerker ongehuwd samenleefde, bij ontstentenis van deze:
de minderjarige kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond en bij ontstentenis van dezen degene met wie de medewerker in gezinsverband leefde en in wiens kosten van bestaan hij grotendeels voorzag. Van ongehuwd samenleven als bedoeld in de eerste zin is sprake indien twee ongehuwde personen een gezamenlijke huishouding voeren, met uitzondering van bloedverwanten in de eerste graad. Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in de tweede zin is sprake indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.
3. Geen uitkering is verschuldigd indien de medewerker onmiddellijk voorafgaande aan het overlijden door toepassing van artikel 7:629 lid 3 BW, geen aanspraak had op loon als bedoeld in artikel 7:629 lid 1 BW of indien ten gevolge van het toedoen van de medewerker geen aanspraak bestaat op een uitkering krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Artikel 30 Bedrijvenwerk
1. Activiteiten van de vakverenigingen in het kader van het bedrijvenwerk zijn toegestaan, mits hierdoor de voortgang van de werkzaamheden niet wordt geschaad en mits de voorzitter en andere bestuursleden van de bedrijfsledengroep als zodanig bij werkgever bekend zijn.
2. In de regel zullen de activiteiten in het kader van het bedrijvenwerk in eigen tijd van de betrokkenen plaatsvinden. Afspraken op het bedrijf vereisen de voorafgaande instemming van de Human Resources Director.
3. De werkgever stelt in totaal maximaal 30 werkdagen per jaar beschikbaar aan de vakverenigingen teneinde hun leden in de gelegenheid te stellen tot het bijwonen van vergaderingen van statutaire organen van de vakverenigingen en voor het bijwonen van cursussen die door de vakverenigingen worden gegeven. Verzoeken daartoe dienen tijdig bij de afdeling Human Resources te worden aangemeld.
4. Werkgever zal ervoor zorgdragen dat de medewerkers, die een functie in een vakvereniging vervullen, niet op grond daarvan in hun positie worden benadeeld.
5. De vakvereniging kan voor het doen van feitelijke mededelingen (zoals het aankondigen van vakbondsvergaderingen/mededelingen) na voorafgaande toestemming door de werkgever en via de normale bedrijfskanalen, gebruik maken van de door de werkgever aan te wijzen publicatieborden.
6. Bestuursleden van de bedrijfsledengroep kunnen, in redelijke mate, gebruik maken van kopieermachine, de telefoon en, als regel buiten werktijd, van vergaderruimte binnen het bedrijf.
7. De vakverenigingen zullen in staat gesteld worden om, na overleg met de bedrijfsleiding, in de kantine ledenvergaderingen te beleggen.
8. De te verlenen faciliteiten kunnen worden opgeschort indien door bestuursleden van de bedrijfsledengroep of de vakverenigingen in strijd wordt gehandeld met deze afspraken of indien er anderszins sprake is van een conflictsituatie met de werkgever.
9. Werkgever is bereid de contributie van de vakbondsleden fiscaal vriendelijk te behandelen (zolang dit fiscaal is toegestaan) door deze netto te vergoeden en af te trekken van het bruto salaris. Om dit administratief eenvoudig te houden zal het slechts eenmaal per jaar (in november) mogelijk zijn de betaalde contributie over de daaraan voorafgaande 12 maanden te verrekenen.
10. Aan deze regeling kunnen slechts faciliteiten worden ontleend voor zover en gedurende dezelfde periode als de CAO van kracht is.
Artikel 31 Sociaal beleid
1. Uitgangspunt is dat in de looptijd van deze CAO geen gedwongen collectieve ontslagen zullen plaatsvinden, met uitzondering van de periode waarin het sociaal kader van toepassing is verklaard.
2. Ingeval de werkgever van oordeel is dat op grond van onvoorziene omstandigheden in belangrijke mate tot inkrimping van het aantal medewerkers in vaste dienst moet worden overgegaan, zal hij in overleg treden met de vakverenigingen op een zodanig tijdstip, dat de gevolgen die hieruit voor de medewerkers voortvloeien nog beïnvloedbaar zijn. Ook indien er door een reorganisatie, samenwerking of fusie sprake is van een in belangrijke mate verlies van arbeidsplaatsen zal werkgever vooraf overleggen met vakverenigingen.
3. De werkgever zal de vakverenigingen tweemaal per jaar uitnodigen teneinde hen te informeren over de algemene gang van zaken in de onderneming. De onderwerpen die besproken zullen worden zijn onder meer: werkgelegenheid, uitzendwerk, werkdruk, arbeidsomstandigheden, intern promotiebeleid, scholing en overige CAO-afspraken.
4. De vakverenigingen zullen gedurende de looptijd van de CAO jaarlijks een bijdrage ontvangen ter hoogte van de AWVN-regeling.
5. Als onderdeel van het totale sociale beleid in de onderneming zal bijzondere aandacht worden geschonken aan de tewerkstelling van medewerkers uit de zogenaamde zwakke groeperingen op de arbeidsmarkt als ook aan hun omstandigheden. Waar mogelijk zullen medewerkers met een moeilijke arbeidspositie via de uitzendformule ingezet worden.
6. Bij privé problemen in verband met de opvang van minderjarige kinderen kan in overleg met de afdeling Human Resources de medewerker voor een langere termijn onbetaald verlof krijgen, met een maximum van 1 jaar. Daarna kan de medewerker terugkeren in de oude functie.
7. Vacatures zullen in beginsel eerst intern bekend gemaakt worden voordat deze extern geplaatst worden. In het regulier OR-overleg of OC-overleg kan de gevolgde procedure van een werving besproken worden.
8. Medewerkers kunnen gebruik maken van aangeboden scholings- en studie faciliteiten (zie bijlage VI).
9. De aanwezige risico-inventarisatie en de daarbij horende plannen van aanpak, zullen jaarlijks worden geëvalueerd. Op grond van de risico-inventarisatie en evaluatie kan de werkgever een periodiek arbeidsgeneeskundig onderzoek (PAGO) organiseren; met een minimum van eenmaal per 4 jaar. De medewerker kan voor medische klachten of andere zaken die in relatie staan tot het werk of werkomstandigheden, gebruik maken van het open spreekuur bij de bedrijfsarts van de gecertificeerde deskundigheidsdienst.
10. Wat betreft het aantal BHV’ers zal er naar gestreefd worden om tijdens elke dienst een BHV’er aanwezig te laten zijn.
11. Medewerkers van 50 jaar of ouder die in ploegendienst werken, krijgen bij gebleken geschiktheid voorrang bij vacatures in dagdienst of een minder belastende ploegendienst.
12. Ter dekking van het zogeheten “ANW-hiaat” is er een collectief contract afgesloten bij
een verzekeraar (zie bijlage XII). Hierdoor kunnen de medewerkers zich op vrijwillige basis herverzekeren. De premie komt voor rekening van de medewerker.
13. Werkgever heeft voor alle medewerkers een collectieve ongevallenverzekering (zie bijlage V) afgesloten.
14. Medewerkers kunnen onder bepaalde voorwaarden gebruik maken van de levensloopregeling (zie bijlage VII). Onder voorwaarden kunnen medewerkers eenmaal per drie jaar meedoen aan de fietsregeling (zie bijlage XIII).
15. Uitzendkrachten worden volgens de CAO voor uitzendkrachten beloond.
Artikel 32 Vertrouwenspersoon
1. Daar de werkgever zich verantwoordelijk acht voor het sociaal beleid in de organisatie, wenst zij een klimaat te scheppen waarin mannen en vrouwen de integriteit van elkaar respecteren en waarin geen discriminatie plaatsvindt op grond van ras, sekse of geloof. Op grond van deze overweging is een regeling voor klachtenbehandeling door een vertrouwenspersoon ingesteld.
2. De functie van vertrouwenspersoon is het verlenen van de eerste opvang bij klachten over discriminatie, seksuele intimidatie of andere ernstige misdragingen, met in het verlengde daarvan het verlenen van nazorg.
3. De vertrouwenspersoon zorgt voor de eerste opvang van de medewerker met klachten. De klaagster/klager kan samen met de vertrouwenspersoon naar eventuele mogelijkheden zoeken om het probleem zelf tot een oplossing te brengen.
4. De vertrouwenspersoon dient de anonimiteit van de klaagster/klager te respecteren en zal geen actie ondernemen zonder haar/zijn toestemming. De klacht dient strikt vertrouwelijk te worden behandeld. Alleen met toestemming van klaagster/klager is het mogelijk om met behulp van management (bijv. directie, afdeling Human Resources, afdelingsleidinggevende) de klacht over te brengen bij de beklaagde en te trachten met elkaar tot overeenstemming te komen.
5. De vertrouwenspersoon heeft tevens een taak in de nazorg. Voorkomen moet worden dat de klaagster/klager hinder ondervindt, in welke vorm dan ook, van het feit dat een klacht is ingediend.
6. Van de vertrouwenspersoon wordt verwacht dat hij/zij een anonieme registratie bijhoudt aangaande de ontvangen klachten en de afwikkeling daarvan.
7. De bevoegdheden en taken van een vertrouwenspersoon zijn:
- zelfstandig deskundigen raadplegen;
- toegang hebben tot alle afdelingen in het bedrijf;
- voorlichting geven over de functie van vertrouwenspersoon;
- klaagster/klager bijstaan en/of vertegenwoordigen als deze voornemens is een officiële klacht in te dienen.
- de vertrouwenspersoon dient rechtstreeks toegangsrecht te hebben tot de directie.
8. Een vertrouwenspersoon dient om te kunnen gaan met emotionele gedragingen, zelfstandig op te kunnen treden, goede contactuele eigenschappen te hebben en uit het bedrijf afkomstig te zijn of goed bekend te zijn met het bedrijf.
9. Seksuele intimidatie kan tot uiting komen in woord, gebaar of handeling, die zowel opzettelijk als onopzettelijk kan zijn en waarbij het geïntimideerde persoon duidelijk te kennen geeft daar geen prijs op te stellen en dit dus als ongewenst, kwetsend of bedreigend ervaart.
10. Deze regeling is van toepassing op degenen die krachtens een arbeidsovereenkomst werkzaam is of is geweest bij de werkgever. Het is ook van toepassing op stagiaires, uitzendkrachten en andere personen, die ten behoeve de werkgever werkzaamheden verrichten.
11. De vertrouwenspersonen worden, na overleg met de ondernemingsraad, door de directie aangewezen en binnen de vestiging bekend gemaakt.
Artikel 33 Re-integratiebeleid
1. Ten aanzien van de (dreigende) geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikte medewerker, zal het beleid van de werkgever erop gericht zijn deze medewerker zoveel mogelijk te handhaven door middel van aanpassing van de functie en/of werkplaats of door middel van omscholing. Indien interne herplaatsing niet mogelijk is zal het beleid gericht worden op het vinden van een functie buiten de eigen onderneming.
2. De werkgever zal bij aanstelling en tewerkstelling, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, gelijke kansen bieden aan gedeeltelijk arbeidsgeschikten. De werkgever zal er naar streven gedeeltelijk arbeidsgeschikte medewerkers op passende wijze te werk te stellen. Het
re-integratiebeleid van de werkgever kan arbeidsvoorwaardelijk onder andere worden ondersteund door:
A. Plaatsing naar een lager ingedeelde functie
Indien de medewerker op grond van medische redenen naar een lager ingedeelde functie wordt overgeplaatst, is - rekening houdend met de uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten - de afbouwregeling als genoemd in artikel ‘Afbouwregeling ploegentoeslag’ op overeenkomstige wijze van toepassing.
B. Gedeeltelijk arbeidsgeschikte medewerker
De werkgever zal de indeling in een salarisschaal van een gedeeltelijk arbeidsgeschikte medewerker zodanig vaststellen, dat deze gelijk is aan de indeling van een niet-gedeeltelijk arbeidsgeschikte medewerker in een gelijkwaardige functie bij een gelijkwaardige arbeidsprestatie en een gelijk dienstrooster.
C. Vakantie en re-integratie
Medewerker en werkgever kunnen schriftelijk overeenkomen om de dagen/uren, waarop de arbeidsongeschikte medewerker deelneemt aan door de werkgever georganiseerde scholings- en bemiddelingsactiviteiten in het kader van een intern of extern
re-integratieprogramma, aan te merken als vakantiedagen.
D. Bovenwettelijke aanvulling op de uitkering bij arbeidsongeschiktheid en re-integratie
Werkgever en medewerker kunnen in het kader van een re-integratieplan overeenkomen om de gekapitaliseerde bovenwettelijke aanvulling op de wettelijke uitkering tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid als bedoeld in het artikel “uitkering bij arbeidsongeschiktheid” uit te smeren over een langere periode.
3. Wanneer een arbeidsgehandicapte medewerker alleen extern herplaatst kan worden, dan zal op het loonverlies een tijdelijke aanvulling worden gegeven tot 90% van het laatstverdiende inkomen bij werkgever. Voor een medewerker die op het moment van externe herplaatsing minder dan 5 dienstjaren heeft zal de aanvulling 1 jaar bedragen. Voor een medewerker met meer dan 5, maar minder dan 10 dienstjaren zal de aanvulling 2 jaar bedragen. Voor een medewerker met meer dan 10 dienstjaren zal de aanvulling 3 jaar bedragen.
4. De aanvulling wordt berekend op basis van het verschil tussen het laatstverdiende inkomen bij werkgever (inclusief ploegentoeslag), minus het nieuwe salaris vermeerderd met andere (verzekerings) uitkeringen. Voor zover het laatstverdiende inkomen bij werkgever hoger is dan het maximale loon voor WGA/WW telt dat niet mee voor berekening van de aanvulling.
Artikel 34 Interne voorschriften
De werkgever is bevoegd regels en voorschriften vast te stellen ten aanzien van de orde en veiligheid, de arbeid en de arbeidsverhoudingen in het bedrijf, een en ander onverlet de bepalingen in artikel 27 W.O.R.
Artikel 35 Tussentijdse wijzigingen
1. Ingeval van ingrijpende veranderingen in de algemene sociaaleconomische verhoudingen in Nederland, zijn partijen bevoegd ook tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst wijzigingen in de salarisbepalingen aan de orde te stellen.
2. In geval tussen partijen verschil van mening bestaat over de vraag of er inderdaad sprake is van ingrijpende veranderingen in de algemene sociaaleconomische verhoudingen in Nederland, zal over deze vraag binnen 4 weken een advies aan de Stichting van de Arbeid worden gevraagd, dat partijen zal binden.
3. Indien over de voorgestelde wijzigingen binnen twee maanden, nadat deze aan de orde zijn gesteld geen overeenstemming wordt bereikt, is de partij welke de wijzigingen heeft voorgesteld, gerechtigd deze collectieve arbeidsovereenkomst met een termijn van een maand per aangetekend schrijven aan alle overige partijen op te zeggen.
Artikel 36 Duur van de collectieve arbeidsovereenkomst
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking per 1 juli 2013 en eindigt van rechtswege op 31 december 2013, zonder dat enige opzegging is vereist.
Aldus overeengekomen en getekend te;
Partij ter ene zijde, Partijen ter andere zijde,
Lamb Weston / Meijer CNV Vakmensen
bedrijven te Utrecht
FNV Bondgenoten te Utrecht
RMU Werknemers te Veenendaal
Functielijst Lamb Weston / Meijer v.o.f. | referentie functie | update | 21-6-2013 | ||||
Schaal | Corporate | Kruiningen | Bergen op Zoom | Oosterbierum | |||
Punten | |||||||
1 | |||||||
0-40 | |||||||
2 | assistant packaging | assistant sanitation | schoonmaker / medew kantine | ||||
40-60 | assistant sanitation | ||||||
operator in training | |||||||
3 | assistant tare employee | assistant QA | basisoperator inpak | afzakker vlokkenlijn | |||
60-80 | pallet administrator | flakes operator B | basisoperator productie | forkliftdriver | |||
forklift driver | heftruckchauffeur | medewerker afvalstromen en terrein | |||||
forkliftdriver sanitation | operator casepacker | ||||||
loader/unloader | operator palletiser | ||||||
operator B raw | |||||||
packaging operator B | |||||||
proces operator B | |||||||
qc assistant raw | |||||||
specialist sanitation B | |||||||
4 | administrator planning B | flakes operator A | aankomend operator | medewerker inpakmachines | |||
80-100 | financial administrator B | flakes operator A packaging | algemeen logistiek medewerker | operator aardappelontvangst | |||
mailroom clerk | freezestore administrator | inpakoperator | operator vrieshuis | ||||
raw inspector | operator A raw | medewerker dagdienst sanitation | quality control technician | ||||
secretary B | operator optical sorting | packaging operator A | tegra operator | ||||
support executive | packaging operator A | productcontroleur | medewerker dry supply | ||||
tare employee | qa technician | ||||||
telephonist/receptionist | specialist sanitation A | ||||||
qa sample technician | |||||||
5 | raw administrator logistics | allround flakes operator | aardappelkeurmeester | aardappelkeurmeester | |||
100-120 | assistant purchaser | allround operator raw | administratief medewerker | allround operator (packaging) | |||
documentation administrator | allround packaging operator | allround packaging operator | allround operator frozen | ||||
financial administrator A | operator effluent plant | assistent kwaliteitssystemen | expedition employee | ||||
quality assurance specialist 2 | proces operator A | lijnoperator | operator vlokkenlijn | ||||
support assistant | qa administrator | magazijnbeheerder droge opslag | operator waterzuivering | ||||
product technician | qa daytime | administrator toolstore | telefoniste/receptioniste | ||||
field assistant | qa technician flakes | medewerker kwaliteitsborging | |||||
qc technician raw | operator | ||||||
senior qa technician | operator AWZI | ||||||
toteroom coordinator | operator vlokkenlijn | ||||||
warehouse mechanic | telefoniste/receptioniste | ||||||
6 | customer service representative | allround proces operator | allround operator 5-ploegendienst | allround operator 5-ploegen | |||
120-140 | corporate stock controller | coordinator packaging en logistic flakes | inpakchef | eerste operator | |||
human resources secretary | daylead freeze store | supervisor sanitation | medewerker planning en logistiek | ||||
Raw administrator planning | electrical engineer | voorraadbeheerder | technical system operator | ||||
product & packaging coordinator B | mechanic | trouble shooter packaging | |||||
replenishment executive | panel operator | quality assurance specialist | |||||
secretary A | plant administrator | coordinator technical warehouse | |||||
senior pallet administrator | shift mechanic | logistic supervisor | |||||
administrator planning / flakes planner KNG | shift mechanic packaging | ||||||
shiftleader freeze store | |||||||
shiftleader sanitation | |||||||
workshop mechanic | |||||||
7 | administrator data integrity | assistant facility manager | assistent ploegchef | chef inpakafdeling | |||
140-160 | administrator payroll | E & I engineer (electricalspecialist) | planningsfunctionaris | E & I engineer | |||
assistant hr officer | human resources secretary | qa & environmental specialist | electrical technician | ||||
business unit managent assitant | Industrial automation engineer | allround shift mechanic | environmental coordinator | ||||
channel marketing support coordinator | knife systems mechanic | mechanic daytime | |||||
coordinator cs processen & systemen | line mechanic | schoonmaakcoordinator | |||||
corporate planner flakes/copack/folie | management assitant plant KNG | use support specialisr | |||||
corporate replenishment controller | packaging engineer | user support specialist | |||||
logistic bussiness specialist | plant mechanic | utility engineer | |||||
production planner | senior M&R administrator | waste water & utillities technician | |||||
purchaser | supervisor flakes | ||||||
quality assurance specialist 1 | utillity Engineer | ||||||
raw inspector coordinator | wastewater (utillity) engineer | ||||||
raw administrator finance A | |||||||
senior financial administrator 2 | |||||||
senior financial adminstator A | |||||||
senior replenishment executive | |||||||
technical support analist | |||||||
8 | coördinator sales & distribution & commercial forecast | human resources officer | human resources officer | procestechnoloog | |||
160-180 | corporate junior project engineer | optical sorting specialist | opleidingscoördinator | productieleider | |||
corporate warehouse coordinator | planner / workpreparation | procestechnoloog | supervisor mechanics | ||||
demand planner | senior electrical & industrial automation | qa specialist | supervisor E&I | ||||
executive assistant | production supervisor | supervisor flakes / receiving | |||||
executive assitant sale & marketing | QA proces coordinator | engineer industrial automation | |||||
inside sales representative | junior project engineer | ||||||
junior accountant | senior mechanics | ||||||
key account coordinator qsr | supervisor effluent plant | ||||||
management assistente sr. leadership team | trainer | ||||||
manufacturing support specialist | |||||||
marketing services officer | |||||||
qa system specialist | |||||||
raw inspection coordinator | |||||||
special sales & sales support coordinator | |||||||
9 | corporate planner A | maintenance engineer | facilitair manager | ||||
180-200 | corporate raw palnner | pq supervisor | milieu coördinator | ||||
fieldsupervisor | pq supervisor raw | ploegchef | |||||
financial raw controller | project engineer | procestechnoloog | |||||
international sales coordinator | qa engineer | project engineer | |||||
quality assurance technical manager | |||||||
transport & warehouse services coordinator | |||||||
system engineer | |||||||
seed specialist | |||||||
corporate raw planner | |||||||
10 | credit controller | senior human resources officer | superintendent | ||||
200-220 | corporate planner A / Key-user PP/MM/APO/BW | shift superintendent | |||||
long term planner | SI operational & maintenance | ||||||
superintendent electrical & packaging | |||||||
Behorende bij de CAO xxx Xxxx Xxxxxx / Meijer Bijlage II
Loonschalen per 1 juli 2013, inclusief verhoging van 1%
Ploegen- dienst | 18 jaar (= 80%) | 19 jaar (= 85%) | 20 jaar (= 90%) | 21 jaar (= 95%) | Minimum vanaf 22 jaar | Maximum |
wettelijk | ||||||
Schaal 0 | minimumloon | |||||
Schaal 1 | 1.190 | 1.265 | 1.339 | 1.414 | 1.488 | 1.705 |
Schaal 2 | 1.246 | 1.324 | 1.402 | 1.480 | 1.558 | 1.797 |
Schaal 3 | 1.306 | 1.387 | 1.469 | 1.550 | 1.632 | 1.888 |
Schaal 4 | 1.364 | 1.449 | 1.535 | 1.620 | 1.705 | 2.012 |
Schaal 5 | 1.482 | 1.574 | 1.667 | 1.759 | 1.852 | 2.218 |
Schaal 6 | 1.623 | 1.725 | 1.826 | 1.928 | 2.029 | 2.436 |
Schaal 7 | 2.206 | 2.682 | ||||
Schaal 8 | 2.437 | 2.986 | ||||
Schaal 9 | 2.692 | 3.349 | ||||
Schaal 10 | 2.985 | 3.717 |
Dag- dienst | 18 jaar (= 80%) | 19 jaar (= 85%) | 20 jaar (= 90%) | 21 jaar (= 95%) | Minimum vanaf 22 jaar | Maximum |
wettelijk | ||||||
Schaal 0 | minimumloon | |||||
Schaal 1 | 1.231 | 1.308 | 1.385 | 1.462 | 1.539 | 1.769 |
Schaal 2 | 1.294 | 1.374 | 1.455 | 1.536 | 1.617 | 1.862 |
Schaal 3 | 1.354 | 1.438 | 1.523 | 1.607 | 1.692 | 1.955 |
Schaal 4 | 1.415 | 1.504 | 1.592 | 1.681 | 1.769 | 2.082 |
Schaal 5 | 1.535 | 1.631 | 1.727 | 1.823 | 1.919 | 2.299 |
Schaal 6 | 1.682 | 1.787 | 1.892 | 1.997 | 2.102 | 2.525 |
Schaal 7 | 2.285 | 2.776 | ||||
Schaal 8 | 2.525 | 3.094 | ||||
Schaal 9 | 2.791 | 3.470 | ||||
Schaal 10 | 3.093 | 3.851 |
Individuele verhoging na beoordeling | ||
A | 0% | ver onder verwachting |
B | 1% | juist onder verwachting |
C | 2% | conform verwachting |
D | 2,5% | boven verwachting |
E | 3% | ver boven verwachting |
Behorende bij de CAO xxx Xxxx Xxxxxx / Meijer Bijlage III
Voorschriften bij ziekteverzuim
1. Ziekmelding
Bij ziekte is de medewerker verplicht zelf de ziekmelding (telefonisch) door te geven aan zijn/haar directe leidinggevende (bij afwezigheid van de leidinggevende diens plaatsvervanger). De ziekmelding dient zo spoedig mogelijk plaats te vinden:
- bij dagdienst in de regel voor 09.00 uur;
- bij avond- of nachtdienst bij voorkeur voor aanvang van de dienst.
Indien de medewerker tijdens werktijd naar huis vertrekt, meldt hij zich persoonlijk af bij zijn directe leidinggevende.
Bij de ziekmelding vermeldt de medewerker:
- de oorzaak/aard van het verzuim;
- de vermoedelijke duur van de ziekte en;
- zijn (verpleeg-)adres en telefoonnummer.
De directe leidinggevende (of diens plaatsvervanger) is er verantwoordelijk voor dat de ziekmelding direct op de juiste wijze wordt doorgegeven.
2. Raadpleeg uw huisarts
Het is in het belang van de medewerker dat hij/zij zich (indien nodig) binnen redelijke termijn onder behandeling stelt en de voorschriften van deze arts opvolgt.
3. Thuisblijven
Na ziekmelding kan men een huisbezoek van een medewerker van Arbo-dienst verwachten. Gedurende de eerste 5 dagen, zolang dit huisbezoek nog niet heeft plaats gevonden, is het alleen toegestaan om het (verpleeg-)adres te verlaten voor een bezoek aan de huisarts of specialist, de bedrijfsarts van Arbo-dienst of om het werk te hervatten. Wanneer de medewerker meent, dat daartoe aanleiding is, kan aan de afdeling Human Resources en zo nodig de bedrijfsarts van Arbo-dienst gevraagd worden om vrijstelling van de verplichting om thuis te zijn.
4. Maak bezoek mogelijk
De medewerkers van Arbo-dienst moeten de medewerker kunnen bereiken. Daartoe is het nodig dat de medewerker hen in de gelegenheid stelt om hem/haar in de woning of op het verpleegadres te bezoeken. De medewerker dient ervoor te zorgen dat wanneer de medewerker van Arbo-dienst hem/haar niet thuis treft, zij op dat adres kunnen vernemen waar de medewerker is.
5. Het juiste adres
Indien de medewerker tijdens arbeidsongeschiktheid verhuist of tijdelijk elders verblijft of van verpleegadres verandert (bijv. opname in een ziekenhuis of andere zorginstelling) behoort de medewerker dit binnen 24 uur aan de afdeling Human Resources door te geven.
6. Genezing niet belemmeren
Indien de medewerker zich tijdens arbeidsongeschiktheid zodanig gedraagt, dat daardoor de genezing kan worden belemmerd (bijv. deelname aan dans-/feestavonden, sport beoefenen) kan de werkgever, naar aanleiding van een advies van de bedrijfsarts doorbetaling van xxxx xxxxxxxx.
7. Het verrichten van werkzaamheden
De medewerker dient tijdens arbeidsongeschiktheid geen arbeid te verrichten behalve voor zover het werkzaamheden betreft, welke voor het herstel van de gezondheid zijn voorgeschreven, dan wel waarvoor toestemming is ontvangen van de bedrijfsarts van de Arbo-dienst.
8. Verblijf in het buitenland
Bij ziekte tijdens vakantie in het buitenland dient de medewerker:
- dit direct telefonisch te melden bij de direct leidinggevende of diens vervanger; hierbij dienen tevens de aard van de klachten, verblijfadres en telefoonnummer te worden aangegeven.
- afspraken te maken met zijn directe leidinggevende of diens vervanger wanneer hij contact met hem zal opnemen over de ontwikkeling van het ziektebeeld.
- zich onder behandeling te stellen van een erkend arts en hierover bij thuiskomst een rapport mee te nemen. In dit rapport dient duidelijk en goed leesbaar te worden aangegeven: diagnose, vervolgafspraken, mate en verwachte duur van de arbeidsongeschiktheid. Dit rapport wordt door de Arbo-dienst en zo nodig UWV beoordeeld; eventueel kan de medewerker ter controle worden opgeroepen. Daarna wordt bepaald of de ziekmelding als zodanig wordt geaccepteerd. De bedrijfsarts adviseert in dezen aan de hand van o.a. de over te leggen stukken de directie of het loon over de ziekteperiode moet worden uitbetaald.
Voor de meeste landen geldt dat de medewerker een rapport door een arts naar eigen keuze of door een controlerende instantie in het land waar hij of zij verblijft kan laten doen. Gezien het zogeheten administratieve akkoord met Marokko en Turkije gelden voor deze landen specifieke instanties. Voor Marokko is dit het CNSS en voor Turkije is dit het SSK.
Wanneer hij zich aan het einde zijn vakantieperiode gezien zijn ziekte niet in staat acht direct naar Nederland terug te keren dient hij hiervoor goedkeuring te hebben van de Arbo-dienst. De bedrijfsarts adviseert aan de hand van o.a. de over te leggen stukken aan de directie of het loon over de ziekteperiode moet worden uitbetaald.
9. Op het spreekuur komen
Aan een oproep om te verschijnen op het spreekuur van de bedrijfsarts of een door de Arbo-dienst aangewezen specialist dient de medewerker gevolg te geven, ook indien de medewerker van plan is op de dag na die, waarop dat onderzoek moet plaatsvinden, of op een andere dag het werk te hervatten. Indien de medewerker inmiddels de werkzaamheden heeft hervat, dan belt de medewerker Arbo-dienst met de vraag of hij/zij alsnog op het spreekuur moet verschijnen. Als de medewerker een geldige reden tot verhindering heeft (bijv. bedlegerigheid), dan behoort hij/zij dit terstond telefonisch aan Arbo-dienst mee te delen. Vanzelfsprekend dient de medewerker dan, behalve voor bezoek aan de behandeld arts of in het geval van werkhervatting, de woning tot het eerstvolgende bezoek van de medewerker van Arbo-dienst, niet te verlaten. Dit om de laatstgenoemden de gelegenheid te geven de medewerker thuis aan te treffen voor een huisbezoek.
De mogelijkheid bestaat dat de medewerker tijdens arbeidsongeschiktheid ook door het UWV wordt opgeroepen. De medewerker dient hieraan eveneens gehoor te geven.
10. Medisch onderzoek
De medewerker is gehouden mee te werken aan een medisch onderzoek door of in opdracht van de bedrijfsarts van Arbo-dienst, indien deze in overleg met de huisarts, een dergelijk onderzoek noodzakelijk acht.
11. Hervatten bij herstel
Zodra de medewerker daartoe in staat is, dient hij het werk geheel of gedeeltelijk te hervatten. De medewerker hoeft dus niet te wachten op een opdracht tot werkhervatting. Hij meldt zijn werkhervatting bij zijn leidinggevende. De leidinggevende dient de herstelmelding direct door te geven aan de afdeling Human Resources.
12. Als de medewerker het er niet mee eens is
Wanneer een medewerker een beslissing van Arbo-dienst niet begrijpt of het er niet mee eens is, dan moet dit terstond aan de werkgever en Arbo-dienst worden gemeld. Handhaaft de bedrijfsarts van Arbo- dienst de beslissing dan kan de medewerker een deskundigenoordeel aanvragen bij UWV. De bedrijfsarts van Arbo-dienst geeft aan hoe en waar UWV bereikbaar is. De kosten hiervan komen voor rekening van medewerker. Mocht dit deskundigenoordeel uitwijzen dat betrokkene gelijk krijgt, dan worden de kosten van het deskundigenoordeel door werkgever vergoed.
Tussen het moment van herstelverklaring door de bedrijfsarts en het moment dat de uitslag van het deskundigenoordeel bekend wordt, zal 50% van het bruto loon worden doorbetaald. Mocht het deskundigenoordeel uitwijzen dat de medewerker gelijk had, dan zal alsnog het loon met terugwerkende kracht worden aangevuld tot 100%.
13. Als de medewerker een klacht heeft
Wanneer de medewerker niet tevreden is over de wijze waarop door medewerkers van Arbo-dienst is gehandeld, kan de medewerker hierover een klacht indienen bij de afdeling Human Resources. De Human Resources Manager bespreekt de klacht met Arbo-dienst en zal de medewerker hierover informeren.
14. Informatieverstrekking aan werkgever
Met inachtneming van hetgeen onder het medisch beroepsgeheim valt, geeft de Arbo-dienst relevante informatie door aan de werkgever. Waaronder eventueel de gegevens die ertoe hebben geleid dat beoordeling en begeleiding niet mogelijk zijn geweest door toedoen van de medewerker.
15. Open spreekuur
De medewerker kan, zonder dat hieraan een ziekmelding aan vooraf is gegaan, bij klachten zelf een afspraak maken met de bedrijfsarts van de Arbo-dienst.
16. Sancties
Als Arbo-dienst een overtreding van bovengenoemde controlevoorschriften constateert, wordt de werkgever hierover geïnformeerd. De werkgever is gerechtigd om in geval van overtreding van bepalingen van dit reglement sancties te treffen tegen de medewerker. De sancties kunnen bestaan uit een schriftelijke waarschuwing of het niet door betalen van loon, of in een uiterste geval ontslag om dringende redenen.
Behorende bij de CAO xxx Xxxx Xxxxxx / Meijer Bijlage IV Pensioenregeling
De pensioenregeling, zoals summier hieronder beschreven, is de pensioenregeling per
1 januari 2006 die van toepassing is op alle medewerkers die vanaf 1 januari 2006 in dienst zijn getreden en op de meeste medewerkers die op dat moment in dienst waren. Rechten van voor die datum zijn hier om ter voorkoming van verwarring niet verder beschreven; deze zijn separaat geadministreerd.
De pensioenregeling die van toepassing is op oud-medewerkers van Danisco per 1 januari 2006, die destijds ervoor gekozen hebben de toenmalige pensioenregeling van Danisco te behouden,
is hier om dezelfde reden ook niet nader omschreven.
Uw pensioenregeling, die bij Delta Lloyd is verzekerd, is gebaseerd op een pensioenleeftijd van
65 jaar. Het is echter onder voorwaarden mogelijk hiervan eerder gebruik te gaan maken. Voor u is verzekerd een ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen.
De premie wordt gedurende de looptijd van deze CAO volledig door de werkgever betaald. Jaarlijks wordt er op basis van een middelloonregeling 1,75 % van de pensioengrondslag *) aan ouderdomspensioen opgebouwd.
*) de pensioengrondslag is het deel van het pensioengevend salaris waarop het pensioen is gebaseerd. Dit is het salaris plus de vakantietoeslag verminderd met de zogenaamde franchise**).
**) de franchise is het gedeelte waarover geen pensioen wordt opgebouwd omdat de AOW daarin voorziet. De franchise bedraagt per 1 januari 2013 € 16.240.
Het nabestaandenpensioen bedraagt, bij een volledig dienstverband, 70% van het ouderdoms- pensioen, het wezenpensioen bedraagt 14% van het ouderdomspensioen.
Zolang u in dienst blijft van LWM zullen al uw opgebouwde aanspraken, onder bepaalde voor- waarden, jaarlijks worden verhoogd met de CAO loonontwikkeling bij Lamb Weston / Meijer. Er geldt een maximum indexatiepercentage van 3% per jaar.
Heeft u nog vragen over uw pensioenregeling dan xxxxx xxx u aan om contact op te nemen met de afdeling salarisadministratie xxx Xxxx Xxxxxx / Meijer.
Voor een toelichting op uw pensioenopgave kunt u terecht op xxx.xxxxxxxxxx.xx
Het hierboven vermelde is slechts een korte samenvatting van de regeling waaraan geen formele rechten kunnen worden ontleend. Graag verwijzen wij u voor een uitgebreide beschrijving van de pensioenregeling naar het officiële pensioenreglement. In het pensioenreglement staat uitgebreid omschreven hoe uw pensioenregeling in elkaar zit : welk pensioen er voor u is verzekerd, hoe het pensioen wordt berekend en op welk moment het pensioen ingaat.
Behorende bij de CAO xxx Xxxx Xxxxxx / Meijer Bijlage V
Collectieve ongevallenverzekering
Hierbij de hoofdlijnen van de collectieve ongevallenverzekering. Aan deze informatie kunnen geen rechten ontleend worden. Voor gedetailleerde informatie wordt u verwezen naar de bij de afdeling Human Resources te verkrijgen Algemene Voorwaarden Ongevallen Verzekering.
De verzekering maakt onderscheid tussen verschillende groepen medewerkers:
A. Medewerkers die voorkomen in de salarisadministratie van LWM.
B. Stagiaires, uitzendkrachten, vakantiekrachten die voorkomen in de administratie van LWM.
C. Alle medewerkers die in de administratie van LWM voorkomen en die wonen en werken in het buitenland.
D. Bedrijfshulpverleners die voorkomen in de administratie van LWM.
Hieronder zullen wij alleen de onder A genoemde medewerkers verder toelichten.
1. Voor de medewerkers tot 65 jaar is het volgende verzekerd:
- 2 x het jaarsalaris *), uit te keren bij overlijden van de werknemer als gevolg van een ongeval.
- 3 x het jaarsalaris *), uit te keren bij algehele blijvende invaliditeit als gevolg van een ongeval. Indien het ongeval gedeeltelijke invaliditeit ten gevolge heeft wordt volgens vaste percentages uitgekeerd.
2. Begunstigde bij overlijden is:
- gehuwden: aan de levenspartner van de verzekerde;
- ongehuwden: de wettige erfgenamen van de verzekerde.
3. Uitkering is belast:
Van de bovengenoemde uitkering is de verzekeringsmaatschappij verplicht loonbelasting en sociale premies in te houden.
4. Dekking:
- dekkingsgebied: wereld
- dekkingsperiode: 24 uur per dag, dus ook ongevallen die buiten het beroep plaatsvinden. De meeste amateursporten zijn mee verzekerd.
5. Schademelding:
Indien mogelijk binnen 3 x 24 uur na het ongeval en in geval van dodelijke afloop binnen 24 uur na het ongeval.
6. Premiebetaling:
De premie komt voor rekening van de werkgever.
*) Onder jaarsalaris wordt verstaan: het totale loonbedrag dat aan de fiscus is opgegeven over het kalenderjaar voorafgaande aan het tijdstip van het ongeval.
Behorende bij de CAO xxx Xxxx Xxxxxx / Meijer Bijlage VI
Scholings- en studiekostenregeling
1. Bij- en nascholing
1.1 Teneinde de kanspositie van de werknemer op de arbeidsmarkt (binnen of buiten de onderneming) te behouden en - zo nodig - te versterken, is voortdurende aandacht voor de kennis en ervaringstoerusting van de werknemer van wezenlijk belang.
De verantwoordelijkheid voor het op peil houden van de kanspositie van de werknemer, wordt door werkgever en werknemer gedeeld.
Het vereist van de werkgever het voeren van een opleidingsbeleid dat aan deze voortdurende aandacht vorm geeft en aan de werknemer de noodzakelijke informatie en middelen verschaft. Van de werknemer wordt verwacht dat hij van deze informatie en middelen zo goed mogelijk gebruik maakt.
1.2 Het opleidingsbeleid is erop gericht de werknemer toe te rusten en toegerust te houden voor zowel de huidige als de voorzienbare toekomstige functie, rekening houdend met de capaciteiten van de werknemer, deze zo nodig ontwikkelend, en rekening houdend met de ontwikkelingen zoals voorzien in de ondernemingsplannen.
1.3 De opleidingsbehoefte wordt éénmaal per jaar geïnventariseerd op basis van:
- ondernemingsplannen en personeelsplanning;
- ontwikkelingen binnen en buiten de onderneming;
- individuele behoeften van werknemers en/of functiecategorieën.
1.4 Deze inventarisatie wordt vertaald in een opleidingsplan. Dit opleidingsplan wordt in het periodieke overleg met de ondernemingsraad en de vakverenigingen besproken en geëvalueerd. Daarbij zal, voor zover redelijkerwijs mogelijk, worden aangegeven welke aandachtsgebieden (vaktechniek, milieu, veiligheid, veranderingen in de omgeving, sociale vaardigheden) in welke opleidingen een rol van betekenis hebben gespeeld.
1.5 Voor de introductie van nieuwe medewerkers wordt regelmatig een gezamenlijke bijeenkomst gehouden.
2. Omscholing
2.1 Werknemers wier functie feitelijk dan wel inhoudelijk vervalt en van wie verwacht kan worden dat zij door omscholing in staat zullen zijn binnen de onderneming een functie te vervullen van hetzelfde niveau als de eerder uitgeoefende functie, zullen, indien de werkgever daar toestemming voor geeft, in staat worden gesteld dergelijke scholing te volgen.
2.2 Voor werknemers die door (dreigende) langdurige arbeidsongeschiktheid hun eigen werk in de toekomst niet meer kunnen verrichten zal, vroegtijdig worden gestart met scholing en opleiding die erop is gericht de werknemer in het arbeidsproces te houden.
3. Tegemoetkoming studiekosten
3.1 De werknemer heeft recht op vergoeding van de kosten die voor hem verbonden zijn aan het volgen van opleidingen die tot doel hebben zijn positie op de arbeidsmarkt (binnen of buiten de onderneming) te behouden en, zo nodig, te versterken.
Door middel van het formulier ‘‘studiefaciliteiten” kunnen opleidingen worden aangevraagd; op dit formulier worden de afspraken over de betreffende opleiding vastgelegd.
3.2 Alvorens een opleiding als onder 3.1 bedoeld aan te vangen, pleegt de werknemer overleg met de werkgever. De werkgever kan verlangen dat een deskundige en onafhankelijke derde zijn oordeel geeft over de bekwaamheid van werknemer tot het volgen van de voorgenomen opleiding. De aan een dergelijk oordeel verbonden kosten worden door de werkgever gedragen.
3.3 Van vergoeding zijn uitgesloten de kosten van opleidingen in de sfeer of ten behoeve van de vrije tijdsbesteding; hiertoe behoren mede die opleidingen die, gerekend naar de aard en het niveau van de werkzaamheden die werknemer in dienst van de werkgever verricht, als zodanig zijn aan te merken. Indien een verzoek wordt afgewezen, zal dit schriftelijk en gemotiveerd aan de werknemer medegedeeld worden. De betrokken werknemer kan gezamenlijk overleg tussen werkgever en vakbond eisen indien hij van mening is dat het verzoek ten onrechte is afgewezen.
3.4 Tot de kosten verbonden aan het volgen van een opleiding worden gerekend:
a. inschrijfgelden;
b. cursus-, tentamen- en examengelden;
c. bij ziekte of bijzondere omstandigheden, na vooroverleg met de werkgever, tevens één herexamen;
d. kosten van boeken, exclusief algemeen gangbare naslagwerken en woordenboeken;
e. reiskosten ten bedrage van 19 Eurocent netto per km of de kosten openbaarvervoer (tegen overlegging van het vervoersbewijs).
Tentamen- en examengelden worden een maal per opleiding aan de werknemer vergoed.
3.5 Bij het voortijdig afbreken van de opleiding heeft de werkgever het recht de verstrekte kostenvergoeding terug te vorderen. De werkgever zal van dit recht eerst na overleg met de werknemer gebruik maken.
3.6 Een kostenvergoeding wordt gestaakt indien en zodra de werknemer het dienstverband heeft opgezegd. Er geldt geen verplichting tot terugbetaling indien de kosten van de opleiding maximaal € 2000,- (tweeduizend Euro) bedragen; tenzij men de opleiding tussentijds beëindigt of indien men tijdens de opleiding uit dienst treedt. In dat geval bestaat een terugbetalingsverplichting van 100%.
3.7 Indien de kosten van een opleiding meer dan € 2000,- bedragen, is de werknemer bij beëindiging van het dienstverband binnen het eerste, tweede of derde jaar na beëindiging van de opleiding verplicht om respectievelijk 100%, 50% of 25% van de verstrekte vergoeding aan werkgever terug te betalen. Deze terugbetalingsverplichting vervalt indien de werkgever de arbeidsovereenkomst via de kantonrechter of het arbeidsbureau, anders dan om dringende reden, beëindigt. Iedere werknemer heeft de mogelijkheid tot scholing met behoud van loon met een maximum van 5 dagen per jaar. De toekenning van het aantal scholingsdagen wordt bepaald door de directie en is afhankelijk van de zwaarte van de studie en het tijdstip waarop de lessen kan worden gevolgd. Voor het afleggen van aan de opleiding verbonden tentamens en examens (met uitzondering van herexamens) wordt de benodigde tijd vrijaf gegeven met behoud van salaris.
3.8 Voor het volgen van een opleiding kunnen bestaande verlof- en vakantierechten door de werknemer zo nodig in uren worden opgenomen, mits in voorafgaand overleg met de werkgever. Indien het volgen van een opleiding noodzakelijk is in verband met een adequate uitoefening van de huidige en/of toekomstige functie en dientengevolge in opdracht van de werkgever plaatsvindt, wordt de voor het volgen van de studie benodigde tijd, voorzover deze ingevolge het lesrooster gelegen is binnen het voor de werknemer geldende dienstrooster, aangemerkt als werktijd.
3.9 Wanneer een opleiding als verplicht is aangeduid, dan zal worden getracht deze binnen de vastgestelde arbeidstijd te laten plaatsvinden. Wanneer dat niet mogelijk blijkt te zijn dan zal de benodigde opleidingstijd en extra reistijd worden vergoed tegen 100% van het uurloon met inachtneming van een maximale opleidingstijd van 8 uur en een maximale extra reistijd van 2 uur per dag.
3.10 De werknemer kan aan de kostenvergoeding jegens werkgever geen recht ontlenen op tewerkstelling in een met de gevolgde opleiding overeenstemmende functie.
4. Gratificatie
4.1.1 Indien de werknemer een in het kader van deze regeling gevolgde opleiding - van voldoende zwaarte - met goed gevolg afsluit, komt hij/zij in aanmerking voor een bruto gratificatie van maximaal
€ 230,-. Of de betreffende opleiding van voldoende zwaarte is, alsmede de hoogte van de gratificatie, wordt door de werkgever bepaald.
4.1.2 De werknemer die een diploma van een tweejarige VAPRO-opleiding dan wel een diploma heeft behaald van een opleiding vergelijkbaar met het niveau van een tweejarige
VAPRO-opleiding (bv. moderne bedrijfsadministratie) heeft aanspraak op een verhoging van het basisloon van 2%, tenzij hij het maximum salaris van de schaal heeft bereikt of in een leeftijdsschaal zit. De bruto gratificatie van € 230,- als bedoeld in artikel 4 van de scholings- en studiekostenregeling vervalt. De werknemer die een diploma behaalt als hiervoor bedoeld en die het maximum schaalsalaris heeft bereikt of in een leeftijdsschaal zit, ontvangt bruto een gratificatie van € 230,-.
5. Slotbepalingen
5.1 De regeling studiekosten heeft geen betrekking op deelname van de werknemer aan seminars of congressen.
5.2 Indien Lamb Weston / Meijer gebruik wenst te maken van subsidies uit het Europees Sociaal Fonds loopt de aanvraag via een branchegerelateerde (opleidings)organisatie.
5.3 In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist de werkgever, daarbij de redelijkheid en de billijkheid alsmede het doel van deze bepalingen in acht nemend.
Behorende bij de CAO xxx Xxxx Xxxxxx / Meijer Bijlage VII
Reglement Levensloopregeling
Artikel 1 Definities
In dit reglement wordt verstaan onder:
1. Werkgever: inhoudingsplichtige waarbij de werknemer op basis van een
arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is.
2. Werknemer: degene die op basis van een arbeidsovereenkomst naar Nederlands burgerlijk recht werkzaam is bij de werkgever.
3. Deelnemer: de werknemer die overeenkomstig artikel 3 aan de levensloopregeling deelneemt.
4. Levensloopvoorziening: de voorziening ingevolge de levensloopregeling als bedoeld in artikel 2.
5. Instelling: de door de werknemer aan te wijzen instelling waarbij de
levensloopvoorziening wordt aangehouden.
6. Levenslooprekening: een bij de instelling ten name van de deelnemer geopende
geblokkeerde rekening- levenslooprekening-, waarop het ingehouden loon gestort wordt.
7. Levensloopverzekering: een bij de instelling ten name van de deelnemer afgesloten verzekering
– levensloopverzekering – waarop het ingehouden loon gestort wordt.
8. Levenslooploon: het ingehouden loon vermeerderd met de daarop gekweekte inkomsten en de daarmee behaalde rendementen bij een levenslooprekening onderscheidenlijk de waarde van de polis bij een levensloop- verzekering.
9. Levenslooptegoed: het tegoed op een levenslooprekening onderscheidenlijk het verzekerd kapitaal.
Artikel 2 Doel
Deze levensloopregeling heeft ten doel het treffen van een voorziening voor het sparen van geld uitsluitend ten behoeve van het opnemen van een periode van verlof.
Artikel 3 Deelname
1. Iedere werknemer die in dienst is bij Lamb Weston / Meijer, heeft het recht deel te nemen aan de levensloopregeling.
2. De deelname geschiedt door invulling en ondertekening van het aanmeldingsformulier. Op dit aanmeldingsformulier geeft de werknemer aan welke inleg per periode of jaarlijks op de levenslooprekening of levensloopverzekering moet worden gestort.
3. De werknemer kan het verzoek tot deelname een keer per jaar doen, met dien verstande dat de werknemer te allen tijde kan verzoeken om de inhoudingen en stortingen te wijzigen of te beëindigen.
4. Daarenboven kan men jaarlijks eenmalige uitkeringen (zoals vakantiegeld; einde boekjaar- uitkering) geheel of gedeeltelijk bij laten storten door invulling van het aanmeldingsformulier.
5. In totaal mogen er volgens punt 3 en punt 4 van artikel 3 een viertal mutaties per kalenderjaar plaatsvinden.
6. De deelnemer verklaart zich door de ondertekening van het aanmeldingsformulier akkoord met de bepalingen van dit reglement .
7. De deelnemer verklaart schriftelijk aan de werkgever bij welke instelling de voorziening wordt aangehouden.
8. De deelnemer verklaart op het aanmeldingsformulier voor de levensloopregeling, dat hij geen aanspraken ingevolge een levensloopregeling heeft bij een of meer gewezen inhoudingsplichtigen. Indien de deelnemer wel aanspraken heeft bij een of meer gewezen inhoudingsplichtigen verklaart hij schriftelijk aan de werkgever wat zijn inleg in het kalenderjaar van de ondertekening van de verklaring is geweest en hoeveel jaar hij deelgenomen heeft. Tevens verklaart hij jaarlijks wat de omvang daarvan op 1 januari van het kalenderjaar is.
9. De deelnemer verklaart schriftelijk dat hij geen voorziening ingevolge een levensloopregeling opbouwt in het kalenderjaar waarin hij bij een inhoudingsplichtige ingevolge een spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964; dit met uitzondering van de overgangsregeling in 2006.
Artikel 4 Inhouding op brutoloon
1. De inhouding per kalenderjaar ingevolge de levensloopregeling bedraagt:
a. Indien aan het begin van het kalenderjaar het levenslooploon minder bedraagt dan 2,1 maal het loon op jaarbasis gerelateerd aan het in het voorafgaande kalenderjaar genoten loon (= het op de jaaropgave vermelde loon): ten hoogste 12% van het loon in het kalenderjaar.
b. Indien aan het begin van het kalenderjaar het levenslooploon gelijk is aan of meer bedraagt dan 2,1 maal het loon op jaarbasis gerelateerd aan het in het voorafgaande kalenderjaar genoten loon (= het op de jaaropgave vermelde loon): nihil.
2. De hoogte van de inhouding wordt door de deelnemer bij het verzoek tot deelname op het aanmeldingsformulier vastgelegd in een nominaal bedrag per jaar of per periode van 4 weken of als percentage van het brutoloon.
3. Wijziging van de inleg kan geschieden per 1 januari van elk jaar, mits de deelnemer minstens één maand tevoren de werkgever hiervan schriftelijk in kennis stelt.
4. Daarenboven kan men een keer per jaar eenmalige uitkeringen (vakantiegeld, ziektebonus en/of eindejaarsuitkering) geheel of gedeeltelijk bij laten storten door middel van het aanmeldingsformulier.
Artikel 5 Wijze van sparen
1. Het ingehouden loon van de deelnemer wordt door de werkgever onmiddellijk na de inhouding op de levenslooprekening gestort of als premie ten behoeve van de levensloopverzekering ten name van de deelnemer gestort, bij de instelling.
2. De op de levenslooprekening gekweekte inkomsten en de daarmee behaalde rendementen worden op de levenslooprekening bijgeschreven.
3. De bij de levensloopverzekering behaalde rendementen worden aangewend voor een verhoging van het verzekerde kapitaal.
4. Het tegoed op de levenslooprekening onderscheidenlijk het verzekerd kapitaal op grond van de levensloopverzekering mag uitsluitend bestaan uit het levenslooploon.
Artikel 6 Opname van tegoed
Over het levenslooptegoed mag tijdens het bestaan van de dienstbetrekking worden beschikt ten behoeve van loon gedurende een periode van extra verlof.
1. Voor het opnemen van levenslooptegoed, zoals bedoeld in lid 1 doen de deelnemer en de werkgever een gezamenlijk schriftelijk verzoek aan de instelling waar het levenslooptegoed wordt aangehouden.
2. Het loon gedurende de periode van extra verlof bedraagt, tezamen met het mogelijk daarnaast van de werkgever genoten loon, niet meer dan het laatstgenoten loon van de deelnemer.
Levensloopregeling Artikel 7 Afkoop
1. De aanspraken ingevolge de levensloopregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden anders dan ten behoeve van de in artikel 61k Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 bedoelde verpanding.
2. Onverminderd het eerste lid, mogen de aanspraken ingevolge de levensloopregeling worden afgekocht bij de beëindiging van het dienstverband tussen de deelnemer en de werkgever.
3. Indien de instelling hiertoe de mogelijkheid biedt, kan de werknemer bij aanvaarding van een nieuwe dienstbetrekking de aanspraak ingevolge de levenslooprekening in brengen in de levensloopregeling bij de nieuwe werkgever.
4. Indien de instelling hiertoe de mogelijkheid biedt, kan de aanspraak als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van de werknemer ter beschikking van de erfgenamen worden gesteld.
5. Indien de pensioenuitvoerder hiertoe de mogelijkheid biedt, kan de werknemer een
aanspraak ingevolge de levensloopregeling omzetten in een aanspraak ingevolge een pensioenregeling voor zover de fiscale grenzen in de Wet op de loonbelasting 1964 niet worden overschreden.
Artikel 8 Verlof
De werknemer kan alleen het levenslooptegoed opnemen voor een periode van verlof als daarvoor voorafgaand schriftelijk toestemming is verleend door de werkgever. In beginsel wordt toestemming voor verlof verleend als voldaan wordt aan de voorwaarden van de Wet arbeid en zorg of de voorwaarden van de CAO.
Artikel 9
1. De werkgever heeft het recht, na overleg met de ondernemingsraad, dit reglement te wijzigen.
2. In alle gevallen, waarin dit reglement niet voorziet, beslist de werkgever.
Artikel 10 Opnemen van verlof Gebruik maken van onbetaald verlof
De aanvraag tot het opnemen van onbetaald verlof kan dienen ter financiering van zorgverlof, verlof voor stervensbegeleiding, ouderschapsverlof, als overbrugging van het werkzame leven naar pensioen en overige vormen van onbetaald verlof.
Het opnemen van onbetaald verlof voorafgaande aan uitdiensttreding (bijvoorbeeld pensionering) is vanuit organisatorisch oogpunt gemakkelijker te honoreren dan tussentijds verlof. Immers onbetaald verlof voorafgaande aan uitdiensttreding komt als het ware overeen met de situatie dat de desbetreffende werknemer feitelijk eerder vertrekt. Het opnemen van geld van de levensloopregeling om voorafgaande aan het uit dienst treden deels te blijven werken en deels verlof op te nemen is bespreekbaar.
Echter in alle gevallen geldt dat opname van onbetaald verlof individueel bekeken zal worden. Hierbij spelen zaken als duur van het verlof, functie die iemand uitoefent, de aanwezigheid van collega’s die het werk kunnen waarnemen / uitvoeren etc. een rol.
Minimale duur en aanvraag
Voorkomen moet worden dat verlof gefinancierd vanuit de levenslooprekening wordt gebruikt als een vorm van aanvullend verlof naast de reguliere vakantiedagen. Wij willen daarom voor zowel fulltime als deeltijd verlof in beginsel een minimum stellen van 4 perioden aaneengesloten verlof van elk 4 weken (m.u.v. verlof voor stervensbegeleiding en zorgverlof). Tijdens de verlofperiode mag in beginsel geen betaalde arbeid voor derden worden verricht.
Een aanvraag dient tijdig te worden gedaan. Werknemers moeten minimaal 6 maanden voor verlofopname (m.u.v. stervensbegeleiding en zorgverlof) dit schriftelijk kenbaar maken bij hun leidinggevende en HR. Het verzoek moet minimaal de volgende inhoud hebben: startdatum van het verlof, einddatum van het verlof, of het voltijd of deeltijd verlof betreft, hoeveel verlof wordt opgenomen en in geval van deeltijd op welke dagen. Dit verzoek dient goedgekeurd te worden door de eindverantwoordelijke directeur en de eindverantwoordelijk HR Manager. Indien akkoord worden de gemaakte afspraken schriftelijk vastgelegd.
Ziekte tijdens verlof
Als eenmaal verlof is toegekend zal bij ziekte tijdens verlof over het gedeelte waarin verlof wordt genoten geen loondoorbetaling plaatsvinden. Over het deel waarin gewerkt wordt worden de normale CAO bepalingen toegepast. Indien de werknemer tijdens opname van onbetaald verlof ziek wordt, loopt het verlof gewoon door en blijft hij zijn opgenomen levenslooptegoed als inkomen genieten. Als de werknemer na afloop van de afgesproken verlofperiode nog steeds ziek is, geldt de dag na afloop van het verlof als eerste ziektedag voor de toepassing van de regels inzake de loonbetaling bij ziekte. De re-integratieactiviteiten worden vanaf de eerste feitelijke ziektedag gestart.
Arbeidsvoorwaarden tijdens de verlofperiode
Gedurende voltijd onbetaald verlof worden de betaling van het salaris, de eventuele toelagen en de reiskostenvergoeding, stopgezet en stopt de opbouw van vakantiedagen, vakantietoeslag en
eindejaarsuitkering. Salarisverhogingen indien van toepassing worden opgeschort tot het moment dat de werknemer weer aan de slag gaat. Voor deeltijd onbetaald verlof worden alle hierboven genoemde arbeidsvoorwaarden naar rato toegepast. Salarisverhogingen worden normaal per afgesproken datum uitgevoerd. Voor ouderschapsverlof zijn specifieke afspraken in de CAO gemaakt.
Tijdens het voltijd verlof worden eventuele onkostenvergoedingen stopgezet. Tijdens deeltijdverlof worden eventuele andere vaste onbelaste onkostenvergoedingen slechts doorbetaald voor zover de werknemer de betreffende onkosten daadwerkelijk maakt, de onkosten een grotendeels zakelijk karakter hebben en onbelaste uitbetaling volgens de fiscale regelgeving is toegestaan. Met toepassing van de daarvoor geldende wettelijke regelingen blijft de werknemer gedurende zijn verlofperiode verzekerd voor de werknemersverzekeringen (ZW, WIA, WW). Hieraan is echter een wettelijke maximumduur verbonden, doorgaans is dat 18 maanden.
Tijdens het opnemen van voltijds verlof uit de levensloopregeling zal de pensioenopbouw worden stopgezet. Indien gewenst kan de pensioenopbouw op kosten van de werknemer worden voortgezet. Zowel tijdens voltijds en deeltijds verlof zal het nabestaandenrisico door LWM verzekerd blijven evenals het wezenpensioen en de premievrijstelling tegen arbeidsongeschiktheid. De diensttijdopbouw loopt door tijdens het opnemen van het verlof. Tijdens het opnemen van deeltijd verlof zal de pensioenopbouw naar rato worden voortgezet.
Zaken die tijdens de normale functie-uitoefening door het bedrijf ter beschikking van de werknemer werden gesteld en die tijdens het opnemen van het onbetaald verlof niet nodig zijn zullen in beginsel moeten worden ingeleverd (denk aan laptop, telefoon etc.). Voor lease auto’s verwijzen wij naar de afspraken hierover in de leaseregeling.
Bij dit alles geldt dat als de periode van opname van de levensloopregeling voor stervensbegeleiding of zorgverlof niet langer duurt dan een periode van 4 weken de secundaire arbeidsvoorwaarden gehandhaafd blijven (denk aan pensioen, onkostenvergoedingen, reiskosten woon-werkverkeer, collectieve verzekeringen, etc.)
De verzekeringen voor WGA en ANW hiaat lopen door voor zover de premies door de werknemer worden betaald. De collectieve ongevallen verzekering blijft doorlopen.
Terugkeer / functiegarantie
Voor zover het onbetaald verlof niet wordt opgenomen direct voorafgaande aan het pensioen keert de werknemer na afloop van het verlof in principe terug in de functie die hij vóór het verlof vervulde, tenzij hierover andere afspraken worden gemaakt, bijvoorbeeld vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen.
Reorganisatie tijdens onbetaald verlof
Indien er tijdens het onbetaald verlof van de werknemer een reorganisatie plaats vindt bij LWM of het betreffende deel van de organisatie waar de werknemer werkzaam is, wordt de werknemer op gelijke wijze behandeld als de andere bij de reorganisatie betrokken werknemers. De werkgever en de werknemer overleggen of de reorganisatie aanleiding geeft om de verlofafspraken aan te passen of het verlof tussentijds te beëindigen.
Xxxxxx tijdens opnemen verlof
Tijdens voltijds onbetaald verlof kan niet doorgespaard worden omdat er geen loon meer wordt betaald. Tijdens deeltijds onbetaald verlof kan over het restant loonbetaling maximaal 12% worden ingehouden met uitzondering van werknemers die op 31-12-2005 51 jaar of ouder waren maar nog geen 56. Deze werknemers zitten in de overgangsregeling en mogen zonder maximum sparen, tot de hoogte van hun loon.
Wettelijke wijzigingen
Wettelijke wijzigingen in de toepassing en uitvoering van de regeling zullen onvoorwaardelijk worden toegepast. De gewijzigde regeling zal ter informatie aan de ondernemingsraad worden gezonden.
Onvoorziene situaties
In situaties waarin niet is voorzien beslist de directie.
Artikel 11
Deze levensloopregeling is op 1 januari 2006 in werking getreden en gewijzigd per 1juli 2010.
Behorende bij de CAO xxx Xxxx Xxxxxx / Meijer Bijlage VII
Uur | Maandag | Dinsdag | Woensdag | Donderdag | Vrijdag | Zaterdag | Zondag |
07-08 uur | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 50 | 100 |
08-09 uur | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 50 | 100 |
09-10 uur | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 50 | 100 |
10-11 uur | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 50 | 100 |
11-12 uur | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 50 | 100 |
12-13 uur | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 50 | 100 |
13-14 uur | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 50 | 100 |
14-15 uur | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 50 | 100 |
15-16 uur | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 50 | 100 |
16-17 uur | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 50 | 100 |
17-18 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 50 | 50 | 100 |
18-19 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 50 | 50 | 100 |
19-20 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 50 | 50 | 100 |
20-21 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 50 | 50 | 100 |
21-22 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 50 | 50 | 100 |
22-23 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 50 | 50 | 100 |
23-00 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 50 | 50 | 100 |
00-01 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 50 | 50 | 100 |
01-02 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 50 | 50 | 100 |
02-03 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 50 | 50 | 100 |
03-04 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 50 | 50 | 100 |
04-05 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 50 | 50 | 100 |
05-06 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 50 | 50 | 100 |
06-07 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 50 | 50 | 100 |
Matrix incidentele ploegentoeslag Toeslagen in % per uur
Ter bepaling van de - gemiddelde - ploegentoeslag per 4 weken:
Totaal aan % delen door 152 (standaard uren in ploegen) of 160 (dagdienst)
Behorende bij de CAO xxx Xxxx Xxxxxx / Meijer Bijlage VIII
Tijdelijk werken in andere vestiging
1. Inleiding
We maken onderscheid tussen:
Dienstreizen
Men reist incidenteel van de vaste standplaats naar een andere vestiging om daar eenmalig zijn werkzaamheden te doen of een vergadering bij te wonen.
Korte uitleenperiode
Men gaat gedurende maximaal vijf dagen per week en gedurende maximaal veertig dagen per kalender jaar werkzaamheden verrichten op een andere vestiging.
Lange uitleenperiode
Men gaat gedurende maximaal vijf dagen per week en gedurende een periode, langer dan veertig dagen per kalenderjaar, werkzaamheden verrichten op een andere vestiging.
Overplaatsing
Men gaat definitief op een andere vestiging werken
De regels die gelden bij deze vormen staan hieronder vermeld.
2. Algemene richtlijnen
Netto vergoedingen
Netto vergoedingen kunnen slechts gegeven worden indien dit fiscaal is toegestaan.
De reiskosten voor woon-werkverkeer worden volgens een bepaald schema (zie matrix) vergoed waarbij de reisafstand en het aantal malen dat men per week heen en weer reist bepalend is.
Dienstreizen
Bij "dienstreizen" worden de kosten van openbaar vervoer vergoed of kan bij gebruik van de privé auto een vergoeding voor zakelijke kilometers gegeven worden van maximaal 19 Eurocent netto plus 9 Eurocent bruto per gereden kilometer. Maar indien een werknemer 40 keer of meer per kalenderjaar naar dezelfde arbeidsplaats reist, is er geen sprake meer van dienstreizen; maar van woon-werkverkeer. In dat geval wordt een vergoeding gegeven overeenkomstig de lange uitleenperiode (zie punt 5).
Kosten vergoeding
Voor vergoeding komen slechts de extra reiskosten in aanmerking. Dus alleen die kilometers die men extra moet afleggen ten opzichte van het normale dagelijkse woon-werkverkeer kunnen in aanmerking komen voor vergoeding.
Kosten beheersing
Uit kostenoverweging dient men zoveel als mogelijk gezamenlijk te reizen. Alleen de bestuurder van de privé auto kan in aanmerking komen voor vergoeding van de reiskosten. Indien men met 2 of meer personen reist, kan door de werkgever beslist worden dat er - tijdelijk - een bedrijfsauto ter beschikking gesteld wordt. Deze bedrijfsauto dient uitsluitend voor woon-werkverkeer gebruikt te worden en men dient een sluitende registratie van de ritten bij te houden, dit om fiscale bijtelling te voorkomen. De vergoedingen voor de reiskosten komen dan te vervallen.
Vergoeding reistijd
Bij zowel de korte als de langere uitleenperiode komt ook de extra reistijd voor een vergoeding, tegen 100% van het uurloon, in aanmerking (zie ook de matrix). De extra reistijd van en naar OBM zal ook in het geval van een dienstreis worden vergoed tegen 100% van het uurloon indien en voor zover de optelsom van werktijd en reistijd het aantal van 10 uur overschrijdt.
Deze vergoeding geldt alleen voor medewerkers tot en met functieschaal 9.
Diverse onkosten
Vervolg bijlage VIII Tijdelijk werken in andere vestiging
De noodzakelijk te maken kosten voor bijv. parkeergelden, overnachting en dergelijke kunnen gedeclareerd worden. Uitsluitend indien hiervoor geen andere (onkosten)regeling van toepassing is die hieraan gerelateerd is.
Overnachtingen
Na toestemming van de directe leidinggevenden kan men overnachten bij de - tijdelijke - standplaats. Indien dit incidenteel is en korter dan 1 week, dient men de overnachting te laten regelen door de afdeling Human Resources. Indien er sprake is van een langere periode dient in overleg met de Human Resources afdeling hierover nadere afspraken gemaakt te worden.
3. Dienstreizen
Men krijgt een vergoeding voor de extra reiskosten:
- Kosten openbaar vervoer of,
- bij gebruik van de privé auto: 19 Eurocent netto plus 9 Eurocent bruto per gereden kilometer.
Noodzakelijke kosten kunnen gedeclareerd worden (zie hierboven)
4. Korte uitleenperiode
Men krijgt een vergoeding voor de extra reiskosten:
- Kosten openbaar vervoer of,
- bij gebruik van de privé auto: 19 Eurocent netto plus 9 Eurocent bruto per gereden kilometer.
Noodzakelijke kosten kunnen gedeclareerd worden (zie hierboven)
5. Langere uitleenperiode
Door de werkgever wordt - tijdelijk - een bedrijfsauto ter beschikking gesteld. Deze bedrijfsauto dient uitsluitend voor woon-werkverkeer gebruikt te worden en men dient een sluitende registratie van de ritten bij te houden, dit om fiscale bijtelling te voorkomen. De vergoedingen voor de reiskosten komen dan te vervallen. Op verzoek van de werknemer kan, in plaats van een bedrijfsauto, de volgende vergoeding voor de reiskosten gegeven worden:
- Aanpassing van vergoeding van de reiskosten voor woon-werkverkeer conform het reiskostenforfait (zie matrix).
- Alsmede bij gebruik van de privé auto, voor de kilometers boven de 30 kilometers enkele reis (is 60 kilometer heen en terug): 19 Eurocent netto plus 9 Eurocent bruto per gereden kilometer.
In beide gevallen krijgt men tevens een vergoeding voor de extra reistijd: Voor de - extra - reistijd wordt een vergoeding gegeven tegen 100% van het bruto uurloon (exclusief toeslagen).
6. Overplaatsing
Het arbeidsvoorwaardenpakket van de nieuwe standplaats is van toepassing. Men krijgt een nieuwe aanstelling, datum in dienst blijft onveranderd. Indien van toepassing worden er afspraken gemaakt over vergoeding in het kader van een verhuizing.
7. Verantwoording gewerkte en vrije tijd
De directe leidinggevende van de tijdelijke standplaats dient aan de leidinggevende van de formele standplaats door te geven: gewerkte tijd en eventueel overwerk en opgenomen vrije tijd.
De directe leidinggevenden van de formele standplaats blijft verantwoordelijk voor de opgave van gewerkte uren, etc. aan de tijdsregistratie of loonadministratie.
Vervolg bijlage VIII Tijdelijk werken in andere vestiging
8. Registratie
De afdeling Human Resources zal de gemaakte afspraken schriftelijk bevestigen en zorg dragen voor de registratie c.q. bewaking van het aantal gemaakte (dienst)reizen.
9. Declareren
De bovengenoemde vergoedingen dienen, zoals gebruikelijk, d.m.v. een declaratieformulier met bewijsstukken, gedeclareerd te worden. De declaratie dient goedgekeurd en ondertekend te worden door de directe leidinggevende van betrokkene van de normale standplaats en ook aldaar ingeleverd te worden.
10. Schema vergoedingen
Dienstreis | Korte uitleen | Langere uitleen | Overplaatsing | |
Extra reiskosten | Openbaar vervoer of | Openbaar vervoer of | Aanpassen Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer | Aanpassen reiskostenvergoeding woon-werkverkeer |
Voor chauffeur | 19 Eurocent netto plus 9 Eurocent bruto per gereden kilometer. | 19 Eurocent netto plus 9 Eurocent bruto per gereden kilometer. | > 30 km enkele reis : 19 Eurocent netto plus 9 Eurocent bruto per gereden kilometer. | |
Extra reistijd | N.v.t. | 100% uurloon t/m schaal 9 | 100% uurloon t/m schaal 9 | - |
Diverse onkosten | Conform regeling declareren | Conform regeling Declareren | Conform regeling Declareren | - |
Diversen | - | - | - | Aanpassen van de Arbeidsvoorwaarden Vergoeding verhuiskosten Overgangsregeling |
11. Reiskosten woon-werkverkeer
Conform artikel 19
12. Standaard afstanden en standaard reistijd; enkele reis
De enkele reisafstand tussen de vestigingen is: De enkele reistijd tussen de vestigingen is:
KNG 🡸🡺 BoZ | 35 kilometer | KNG 🡸🡺 BoZ | 0,5 uur |
KNG 🡸🡺 OBM | 300 kilometer | KNG 🡸🡺 OBM | 3,5 uur |
BoZ 🡸🡺 OBM | 265 kilometer | BoZ 🡸🡺 OBM | 3 uur |
Behorende bij de CAO xxx Xxxx Xxxxxx / Meijer Bijlage IX
Regeling tijdelijk werken in het buitenland
Conform de regeling “Tijdelijk werken in andere vestiging” maken we onderscheid tussen:
Dienstreizen
Men reist incidenteel van de vaste standplaats naar een andere vestiging in een ander Europees land om daar eenmalig zijn werkzaamheden te doen of een vergadering bij te wonen.
Korte uitleenperiode
Men gaat gedurende maximaal vijf dagen per week en gedurende maximaal veertig dagen per kalender jaar werkzaamheden verrichten op een andere vestiging.
Lange uitleenperiode
Men gaat gedurende maximaal vijf dagen per week en gedurende een periode, langer dan veertig dagen per kalenderjaar, werkzaamheden verrichten op een andere vestiging.
A. Dienstreizen
* De te maken reis-, verblijfs- en andere noodzakelijk onkosten (zie ook de CAO-regeling “Tijdelijk werken andere vestiging”) komen voor rekening van de werkgever.
* De extra reistijd zal worden vergoed tegen 100% van het uurloon indien en voor zover de optelsom van werktijd en reistijd van die dag het aantal van 10 uur overschrijdt.
Deze vergoeding geldt alleen voor medewerkers tot en met functieschaal 9.
B Korte uitleenperiode
Naast de onder A genoemde vergoeding geldt tevens:
* Indien men meer dan de normale uren per dag/dienst werkt (exclusief de dagelijkse reistijd) is de gebruikelijke overwerkregeling van toepassing.
* Men ontvangt een mobiliteitsvergoeding van € 25,- bruto per gewerkte dag.
C Lange uitleenperiode
Naast de onder B genoemde vergoeding geldt een extra mobiliteitsvergoeding van € 12,50 bruto per gewerkte dag. Totaal is de vergoeding dan € 37,50 bruto per gewerkte dag.
Indien nog niet direct duidelijk is of men langer dan 40 kalenderdagen per jaar in het buitenland zal werken, wordt in eerste instantie uitgegaan van de dagvergoeding van € 25,- per dag.
Indien de 40 dagen grens wordt overschreden zal alsnog de hogere vergoeding, over alle dagen in het buitenland gewerkte dagen, worden vergoed.
Bij uitzendingen naar een ander Europees land tot maximaal 6 maanden blijven de overige arbeidsvoorwaarden ongewijzigd.
Behorende bij de CAO xxx Xxxx Xxxxxx / Meijer Bijlage X
Gedragscode E-mail en internet gebruik
Overwegingen
Deze tekst omschrijft het gebruik van internet en e-mail voor Xxxx Xxxxxx / Meijer v.o.f. (LWM) De volgende punten zijn overwogen bij het vaststellen van deze gedragscode:
1. Gebruik van het internet en e-mail is voor velen binnen LWM nodig om het werk goed te doen. Maar onjuist hiermee omgaan kost tijd en capaciteit van mensen en apparatuur en brengt diverse risico's met zich mee.
2. Internet kent verschillende verschijningsvormen. Dit zijn onder andere e-mail (via internet en via intranet), World Wide Web (surfen), File Transfer (bestandsuitwisseling), Usenet (nieuwsgroepen) en chat (babbelbox). Aan het gebruik van internet zijn, per verschijningsvorm, risico's verbonden die nopen tot het stellen van gedrags- en gebruiksregels. Bij risico's valt te denken aan beschadiging van het netwerk door virussen, uitlekken van bedrijfsgeheimen en het in diskrediet brengen van de goede naam van de onderneming.
3. Ter vermijding van dergelijke risico's kan LWM voorschriften geven voor het verrichten van de arbeid, en maatregelen nemen ter bevordering van de goede orde in de onderneming. De hierna weergegeven regels vallen onder deze bepaling.
4. Tegen de achtergrond van de risico's van het gebruik van internet en e-mail wordt van de gebruiker professioneel en integer handelen verwacht.
5. Het gebruik van internet en e-mail wordt vastgelegd. Deze registratie geschiedt om de continuïteit van de technische infrastructuur te waarborgen, verstoring van bedrijfsprocessen en andere (financiële) schade tegen te gaan en om toezicht te houden op de naleving van de gedrags- en gebruiksregels door de gebruiker.
6. Inhoudelijke controle van het internet- en e-mailgebruik kan plaatsvinden indien sprake is van een vermoeden van strijd met de gedrags- en gebruiksregels door de gebruiker. Niet naleving van deze regels kan leiden tot disciplinaire en arbeidsrechtelijke maatregelen.
7. Deze gedragscode omtrent internet en e-mail betreft:
- de regels die de werknemer dient na te leven bij het gebruiken van de door LWM voor zakelijk gebruik ter beschikking gestelde internet- en e-mailsystemen;
- de omstandigheden waaronder LWM besluit tot het registreren, verzamelen en monitoren van tot personen herleidbare data omtrent internet- en e-mailgebruik.
1. Werkingssfeer
Deze regeling geldt voor een ieder die voor LWM werkzaam is.
2. Algemeen
2.1 LWM behoudt zich het recht voor om de toegang tot bepaalde sites te beperken. Met name sites met een pornografische, racistische, discriminerende of een op entertainment gerichte inhoud kunnen worden geweerd.
2.2 LWM kan het recht tot gebruik van (een deel van) internet toestaan, maar ook altijd weer intrekken. Zonder dat recht is gebruik van (een deel van) internet niet toegestaan.
2.3 De gebruikelijke gedragsregels, zoals de regels die momenteel gelden voor het ondertekenen van schriftelijke correspondentie, het vertegenwoordigen van LWM en voor het verzenden van post (zoals correct taalgebruik), zijn ook van toepassing op e- mail en andere toepassingen (zoals nieuwsgroepen, telefoneren via internet).
In het kader van uniforme uitstraling van onze onderneming en vertrouwelijkheid zal door de afdeling ICT standaard een disclaimer worden toegevoegd aan uitgaande e-mailberichten.
3. Gebruik
3.1 Internet is bedoeld om hiervan zakelijk gebruik te maken. Gebruik is dus verbonden met taken/bezigheden die voortvloeien uit de functie. Daarbij dienen zij zich te houden aan de door LWM opgestelde regels en procedures. Beperkt persoonlijk gebruik is toegestaan binnen de in deze gedragscode aangegeven kaders en mits hieraan geen additionele kosten zijn verbonden.
3.2 De infrastructuur voor elektronische communicatie kent een eigen vorm van kwetsbaarheid, en een eigen vorm van beveiliging. Deze vraagt om speciale aandacht op tenminste de volgende punten:
- user-identificatie (inlognaam) en wachtwoord zijn persoonsgebonden en mogen niet aan anderen worden doorgegeven. In een situatie waarin user-identificatie en wachtwoord aan een derde wordt verspreid (bijvoorbeeld om reden van continuïteit) blijft degene die de user-identiteit en/of wachtwoord heeft doorgegeven verantwoordelijk voor het juiste gebruik.
- het downloaden van software en applicaties is niet toegestaan, tenzij vooraf schriftelijke toestemming is verleend door de Corporate ICT Manager. Deze toestemming wordt alleen verleend als wordt voldaan aan de geldende rechten en eventuele licenties worden betaald. Gedownloade software en applicaties moeten op virussen zijn gescand voor gebruik;
- vertrouwelijke gegevens en bedrijfsgevoelige informatie mogen niet zonder toestemming van de direct leidinggevende naar buiten de organisatie worden verstuurd. Het berichtenverkeer hoort dan versleuteld te verlopen;
- het is niet toegestaan inkomende privé-berichten te genereren door deel te nemen aan niet-zakelijke nieuwsgroepen, abonnementen op e-zines, nieuwsbrieven en dergelijke.
Onbedoelde inbreuken op beveiliging, van binnenuit of van buitenaf, behoort u aan de ICT afdeling te melden.
3.3 Werknemers mogen internet en e-mail incidenteel en kortstondig voor persoonlijke doeleinden gebruiken, zowel intern als extern, mits dit niet storend is voor de dagelijkse werkzaamheden en mits hierbij voldaan wordt aan de verdere richtlijnen van deze gedragscode. Bij onacceptabel persoonlijk gebruik van internet moet onder andere gedacht worden aan het spelen of downloaden van spelletjes, winkelen, gokken of deelnemen aan kansspelen en het bezoeken van chat-/babbelboxen.
3.4 Het is in het bijzonder niet toegestaan om op internet:
- sites te bezoeken die pornografisch, racistisch, discriminerend, beledigend of aanstootgevend materiaal bevatten;
- pornografisch, racistisch, discriminerend, beledigend of aanstootgevend materiaal te bekijken of te downloaden;
- zich ongeoorloofd toegang te verschaffen tot niet openbare bronnen op het internet;
- opzettelijk informatie waartoe men via internet toegang heeft verkregen zonder toestemming te veranderen of te vernietigen.
Indien u ongevraagd informatie van deze aard krijgt aangeboden, dient u dat aan de ICT afdeling te melden.
3.5 Het is bovendien niet toegestaan om door middel van e-mail:
- berichten anoniem of onder een fictieve naam te versturen;
- dreigende, beledigende, seksueel getinte, racistische dan wel discriminerende berichten en kettingmailberichten te verzenden of door te sturen;
- iemand elektronisch lastig te vallen.
Indien u ongevraagd informatie van deze aard aangeboden krijgt, dient u dit te melden aan de ICT afdeling.
3.6 Het is ook anderszins niet toegestaan op internet in strijd met de wet of onethisch te handelen.
4. Controle
4.1 Om de veiligheid van het netwerk te waarborgen en toe te zien op een zorgvuldig gebruik overeenkomstig deze regeling worden softwarematig voorzieningen getroffen en worden van tijd tot tijd controles uitgevoerd. Hiernaast wordt toegezien op de technische integriteit en beschikbaarheid van de infrastructuur en diensten. Het toezicht op het gebruik zal bestaan uit het steekproefsgewijs controleren van het gebruik van internet- en e- mailverkeer (tijdsbesteding, sites die bezocht worden). Daartoe kunnen anonieme lijsten van bezochte internetsites en van verstuurde e-mails worden uitgedraaid.
4.2 Indien er een redelijke verdenking is dat in strijd met deze regeling wordt gehandeld of indien daarvoor concrete aanwijzingen zijn (zoals klachten, signalen van binnen of buiten de organisatie en systeemstoringen), dan kunnen gegevens van (de) betrokken gebruiker(s) worden uitgedraaid, bekeken en gebruikt. Controleren alsmede openen van e- mail, ook die voor privé gebruik, ten behoeve van het opsporen van onrechtmatig gedrag van de werknemer is alleen dan toegestaan indien er sprake is van een redelijke verdenking of vermoeden van ongeoorloofd handelen.
4.3 Indien het gaat om medewerkers in een bijzondere positie zoals OR of OC leden of andere medewerkers in een vertrouwensfunctie, dan zal individueel onderzoek slechts plaatsvinden nadat vooroverleg met de corporate HR manager en de voorzitter van de OR heeft plaatsgevonden.
4.4 De betreffende gegevens worden bewaard zoals dit in het kader van nader onderzoek en eventueel te treffen maatregelen jegens een gebruiker noodzakelijk is.
4.5 Binnenkomend internet- en e-mailverkeer wordt zo goed mogelijk gecontroleerd op virussen en soortgelijk ongerief. Mocht blijken dat een e-mailbericht een virus bevat, dan wordt het automatisch tegengehouden en worden de verzender en ontvanger daarover ingelicht. Indien desondanks een e-mail wordt ontvangen dat mogelijk een virus bevat, dan dient de ontvanger onverwijld contact op te nemen met de ICT afdeling.
5. Sancties
5.1 Bij handelen in strijd met deze regeling, het bedrijfsbelang of de algemeen geldende normen en waarden voor het gebruik van internet, kunnen, afhankelijk van de aard en de ernst van de overtreding, maatregelen worden getroffen. Hierbij gaat het om disciplinaire en arbeidsrechtelijke maatregelen, zoals berisping, overplaatsing, schorsing en beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
6. Slot
6.1 In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist de directie van LWM.
6.2 Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2004.
Behorende bij de CAO xxx Xxxx Xxxxxx / Meijer Bijlage XI
1 WGA-hiaatverzekering
2
3 WIA
Vanaf 1 januari 2006 is de WAO vervangen door de WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen). In de WIA wordt onderscheid gemaakt tussen de Inkomensregeling Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) en de Werkhervattingregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA).
4 WGA
LWM heeft een collectieve WGA-hiaat verzekering voor alle medewerkers geregeld bij Delta Lloyd. Deze WGA-hiaat verzekering is een verzekering tegen een inkomensterugval, waar je bij een eventuele toekomstige langdurige arbeidsongeschiktheid mee te maken kunt krijgen. Het is een verzekering vergelijkbaar met de vroegere WAO-gat verzekering.
Het WGA-hiaat bestaat uit het verschil tussen het dagloon en het minimumloon vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage.
5 Automatisch verzekerd
Iedereen wordt bij indiensttreding automatisch verzekerd. Om de kosten zo laag mogelijk voor je te houden ontvang je geen polisblad. De premie wordt door de werkgever betaald.
Mocht je nog meer willen weten, dan kun je bij de afdeling Human Resources terecht of kijk op xxx.xxx.xx.
Aan deze tekst kunnen geen rechten worden ontleend. Voor een volledig overzicht van alle voorwaarden verwijzen we u naar de polisvoorwaarden van de WGA-hiaatverzekering. Deze liggen ter inzage bij LWM.
Behorende bij de CAO xxx Xxxx Xxxxxx / Meijer Bijlage XII
Collectieve ANW-hiaatverzekering
Inleiding
Wanneer u komt te overlijden, dan is het niet zeker dat uw nabestaande een uitkering van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ontvangt vanuit de Algemene Nabestaandenwet (ANW).
Het is zeer waarschijnlijk dat uw nabestaande slechts tijdelijk of gedeeltelijk die uitkering ontvangt. LWM biedt daarom aan alle medewerkers met een partner* de mogelijkheid een aanvullende ANW- hiaatverzekering af te sluiten.
Extra pensioen
Je kunt met de ANW-hiaatverzekering een extra nabestaandenpensioen regelen dat niet tot kortingen leidt op de wettelijke ANW-uitkering. Met andere woorden, de ANW-hiaatverzekering keert altijd uit en valt daarnaast buiten de inkomenstoets. De hoogte van het verzekerde bedrag zit rond de € 14.620,- per jaar (2013), maar er kan ook een lager bedrag worden verzekerd. Het verzekerde bedrag wordt aangepast aan de jaarlijkse verhoging van het werkelijke ANW-bedrag. Dit is niet het geval indien gekozen is voor een afwijkend bedrag. De uitkering van het pensioen gaat direct in nadat u bent overleden vóór de 65-jarige leeftijd en wordt uitgekeerd totdat uw nabestaande (partner) 65 wordt. Vanaf dat moment zal de AOW worden uitgekeerd. Is een uitkering eenmaal ingegaan, dan zal deze jaarlijks worden geïndexeerd.
Hoe doe ik mee?
Degenen die in dienst komen bij LWM en een partner* hebben, worden automatisch verzekerd voor het ANW-hiaat, tenzij men een getekende afstandsverklaring inlevert.
Wanneer afmelden?
De verzekering stopt automatisch bij echtscheiding, beëindiging van een samenlevingscontract of geregistreerd partnerschap of bij beëindiging van het dienstverband. Als u om een andere reden de verzekering wilt beëindigen, dan kunt u dat altijd doen mits uw partner hiermee instemt. Het afmelden dient u uiteraard door te geven aan uw werkgever.
Wat zijn de kosten?
De premie is afhankelijk van uw leeftijd (premietabel te verkrijgen bij de afdeling Human Resources). Jaarlijks per 1 januari wordt opnieuw vastgesteld hoe hoog uw individuele premie is voor het komende jaar. De premie wordt iedere 4-wekelijkse periode op uw brutoloon ingehouden.
Wat gebeurt er als ik arbeidsongeschikt word?
Als u meer dan 35% arbeidsongeschikt wordt, wordt vrijstelling van premiebetaling verleend. Afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de premie geheel of gedeeltelijk vrijgesteld
1. Extra informatie
Wilt u meer informatie over de ANW en het ANW-hiaat dan kunt u informeren bij uw afdeling Human Resources of kijken op xxx.xxx.xx.
* partner = de huwelijkspartner of de partner waarmee een samenlevingscontract is gesloten of een geregistreerd partnerschap is aangegaan.
Aan deze tekst kunnen geen rechten worden ontleend. Voor een volledig overzicht van alle voorwaarden verwijzen we u naar de polisvoorwaarden van de ANW-hiaatverzekering. Deze liggen ter inzage bij uw werkgever. Wij wijzen er u nadrukkelijk op dat u zelf verantwoordelijk bent voor het aanmelden of afmelden voor deze verzekering indien u gaat trouwen of samenwonen.
Behorende bij de CAO xxx Xxxx Xxxxxx / Meijer Bijlage XIII
Reglement voor aanschaf van een fiets via werkgever
1. Xxxx Xxxxxx / Meijer v.o.f., hierna te noemen werkgever, kent een “fietsregeling”, waarbij door de werkgever aan de medewerker, naar eigen keuze, een fiets wordt verstrekt met een maximum cataloguswaarde van € 749,- inclusief BTW. Tevens mogen de kosten voor de fietsverzekering belastingvrij worden vergoed. Daarenboven kan eenmalig “met de fiets samenhangende zaken” (die praktisch alleen voor die fiets gebruikt worden zoals extra slot, steun voor aktetas) tot maximaal € 246 (3 maal € 82) belastingvrij worden vergoed. Dit tegen inlevering van bruto loon en/of vakantiedagen.
2. Deze regeling geldt alleen als de fiets voor woon-werkverkeer wordt gebruikt. De werknemer dient derhalve aannemelijk te kunnen maken dat de fiets voor woon-werkverkeer gebruikt wordt en dient een “verklaring fiets voor woon-werkverkeer” te ondertekenen. Degenen die een ‘‘auto van de zaak“ hebben, kunnen niet van deze regeling gebruik maken.
3. Uitgangspunt is dat men, op jaarbasis gezien, tenminste de helft van de te werken dagen op de fiets naar het werk gaat.
4. De fiets en bijbehorende zaken worden eigendom van de werknemer.
5. Er wordt niet vaker dan één keer per drie jaar een fiets plus andere “samenhangende zaken” volgens deze regeling aangeschaft. Dit houdt in het lopende kalenderjaar alsmede in de twee daaraan voorafgaande kalenderjaren niet eerder gebruik gemaakt is van deze regeling.
6. Voor zover de werknemer gebruik maakt van de fiets voor het woon-werkverkeer blijft, voor zover van toepassing, het recht op een vergoeding van de reiskosten van kracht, zoals geldend bij de betreffende standplaats.
7. Er mag niet zodanig veel vrije tijd worden ingeleverd dat de wettelijk vereiste vier weken jaarlijkse vakantie in het gedrang komt en het eventueel verlaagde loon moet ten minste gelijk zijn aan het geldend minimumloon en/of andere wettelijke regelingen.
8. De werknemer realiseert zich dat bij verlaging van het brutoloon minder sociale lasten en/of pensioenpremies worden betaald en dat derhalve de grondslag voor zijn sociale zekerheid, pensioen en vakantiegeld wordt verminderd.
9. Mochten premies en/of loonbelasting worden nageheven, dan houdt de werkgever zich het recht voor het werknemersgedeelte alsnog in te houden op het loon.
10. De kosten worden, zo mogelijk, in éénmaal maar in ieder geval binnen 13 periodes verrekend. Indien men binnen deze periode uit dienst gaat wordt het restant in eenmaal verrekend met de laatste loonbetaling.
11. Een besluit tot toepassing van deze regeling wordt door Human Resources Manager genomen.
Behorende bij de CAO xxx Xxxx Xxxxxx / Meijer Bijlage XIV
Protocolafspraken in deze cao
1. Sociaal kader
Het bestaande sociaal kader wordt verlengd tot en met 31 december 2015.
2. Werkgroep Pensioen
Opdracht formulering pensioenstudie Lamb Xxxxxx Xxxxxx
Achtergrond pensioenstudie
Uit het vooronderzoek van Xxxx Xxxxxx Xxxxxx blijkt dat de pensioenkosten in de afgelopen jaren bijna 40% zijn gestegen. De kosten zullen als gevolg van het feit dat mensen steeds langer leven de komende jaren verder stijgen. Daarnaast zullen de pensioenregelingen als gevolg van wijzigende wettelijke kaders moeten worden aangepast.
Ten slotte kennen de huidige pensioenregelingen een aantal specifieke kenmerken die mogelijk geoptimaliseerd kunnen worden.
Deze zaken geven aanleiding een onderzoek te starten naar de mogelijkheden om te komen tot nieuwe pensioenregelingen vanaf 1 januari 2014. Hiervoor wordt door sociale partners een werkgroep ingericht.
Doelstellingen studie:
- Komen tot een duurzame pensioenregeling waarin de pensioenlasten voor de werkgever beter voorspelbaar en beheersbaar zijn.
- De regeling zou moeten resulteren in vergelijkbare aanspraken voor bestaande werknemers, rekening houdend met de wettelijke kaders.
- Formuleren en doorrekenen van alternatieve regelingen op basis van middelloon. Hierbij zullen elementen als ploegendienstpensioenen, indexatie, de franchise en de hoogte van de eigen bijdrage worden meegenomen.
- Onderzoek naar haalbaarheid van een eventuele harmonisatie van de twee pensioenregelingen binnen LWM.
- De werkgroep dient voor 1 november 2013 tot een eenduidig voorstel aan de stuurgroep te komen.
Uitgangspunt bij de herziening van de regelingen is, dat de effecten voor werknemers en werkgever op een evenwichtige wijze worden gerealiseerd.
Sociale partners zeggen toe zich te zullen spannen om te komen tot een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2014. In ieder geval zullen sociale partners voor 1 januari 2014 afspraken maken over de aanpassing van de pensioenregelingen aan nieuwe wetgeving per 1 januari 2014.
Uitgangspunten in onderzoek mee te nemen:
- Instellen van een premieplafond voor de werkgever
- Onderzoek naar behoud van indexatie kansen
- Inzicht in pensioenuitkomsten op maatmensniveau rekening houdend met wetgeving en verwachte wetgeving.
- Communicatie van de werkgroep zal alleen via de stuurgroep plaatsvinden.
Deelnemers werkgroep
Werkgeversvertegenwoordiger, Xxxx Xxxxxxx, OR lid, Xxxxxx xxx xx Xxxxx (AWVN) De werkgroep zal periodiek rapporteren aan de stuurgroep.
Deelnemers stuurgroep:
Xxxxx Xxxxxxxxx, Xxxx Xxxxxxx, Xxxxx Xxxxxx, Xxxx xxx xx Xxxxx, Xxxx xxx Xxxxx, Xxxxxx Xxxxxx, Xxxx Xxxxx, Xxx Xxxx, Xxxxxx Xxxxxx, Xxxxx Xxxxx en Xxxx Xxxxxxxx.
Eerste afspraak werkgroep: 21 mei 2013 om 14:00 te Kruiningen
Bijpraten van de stuurgroep: 24 juni 2013 om 10:00 te Yerseke (tot 17:00)
30 september 2013 om 10:30 te Yerseke (tot 17:00)
28 oktober 2013 om 10:30 te Yerseke (eindrapportage)
3. Werkgroep Duurzame inzetbaarheid
Opdracht formulering studie voor duurzame inzetbaarheid (DI) Lamb Weston / Meijer
Achtergrond studie
DI is in het belang van werknemers en werkgever. De werkgroep heeft als doel om voorstellen voor te bereiden voor het komende cao overleg, zodat cao partijen afspraken kunnen maken over DI. Als belangrijkste thema’s:
- Gezondheid en vitaliteit
- Ouderenregelingen; waaronder ontziemaatregelen, mogelijkheden tot deeltijdpensioen en werken in minder zware functie.
- Leeftijdsfasebewust personeelsbeleid
- Flexibele(r) arbeidstijden; zelfroosteren en het nieuwe werken
- Opleidingsfaciliteiten.
Deelnemers werkgroep
Xxxxxx Xxxxxx, Xxxx Xxxxx, Xxx Xxxx, Xxxxx Xxxxx, Xxxxxx Xxxxxx, Xxxx Xxxxxxx
Eerste afspraak werkgroep: 1 juli 2013 om 10:00 te Kruiningen en 24 juli 2013 om 10:00 te Kruiningen.
De werkgroep zal periodiek rapporteren aan de stuurgroep. Deelnemers stuurgroep
Xxxxx Xxxxxxxxx, Xxxx Xxxxxxx, Xxxxx Xxxxxx, Xxxx xxx xx Xxxxx, Xxxx xxx Xxxxx, Xxxxxx Xxxxxx, Xxxx Xxxxx Xxx Xxxx, Xxxxxx Xxxxxx, Xxxxx Xxxxx en Xxxx Xxxxxxxx.
Bijpraten van de stuurgroep: 24 juni 2013 om 10:00 te Yerseke (tot 17:00)
30 september 2013 om 10:30 te Yerseke (tot 17:00)
28 oktober 2013 om 10:30 te Yerseke (eindrapportage).