Onderhandelaarsakkoord CAO 1 januari 2012 – 1 januari 2014
Onderhandelaarsakkoord CAO 1 januari 2012 – 1 januari 2014
Ten opzichte van de tekst van de nog vigerende CAO, die een looptijd had tot 1 januari 2012, worden de volgende tekstwijzigingen aangepast:
Looptijd CAO
De looptijd van de CAO is twee jaar (1 januari 2012 t/m 31 december 2013)
Artikel 2.4 Beëindiging van de overeenkomst bij pensionering
De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op de eerste dag van de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt. In onderling overleg kunnen werkgever en werknemer besluiten na deze datum opnieuw een arbeidsovereenkomst aan te gaan, waardoor de werknemer langer door kan werken.
Artikel 3.1 Algemeen
De jaarlijkse indexering per 1 juni 2012 en 2013 van de lonen op basis van de CAO-index van het CBS blijft van kracht.
Artikel 4.3 Variabele werktijden
Vervalt; de regeling is overbodig en sluit niet aan op de telewerkregeling die we inmiddels hebben.
Artikel 4.5 Meeruren
Vervalt; de regeling is overbodig. Om het werk flexibel uit te kunnen voeren is het aan leidinggevende en medewerker om in onderling overleg de werkzaamheden in te plannen. Dit sluit goed aan bij het niveau van de medewerkers van de Consumentenbond.
Artikel 4.7 Arbeidstijdvermindering ouderen
De AVO-regeling houdt op te bestaan per 1 januari 2013. Artikel 4.7 zal als volgt worden aangepast om de regeling uit te faseren:
4.7.1 De medewerker die op 1 januari 2013 60 jaar of ouder is (en langer dan 10 jaar onafgebroken in dienst is), heeft recht op de volgende arbeidstijdvermindering met behoud van het volledige salaris:
• Indien de medewerker op 1 januari 2013 60 jaar oud is: 4 uur per week tot het einde van zijn dienstverband
• Indien de medewerker op 1 januari 2013 61 jaar oud is: 6 uur per week tot het einde van zijn dienstverband
• Indien de medewerker op 1 januari 2013 62 jaar oud is: 8 uur per week tot het einde van zijn dienstverband
• Indien de medewerker op 1 januari 2013 63 jaar oud is: 12 uur per week tot het einde van zijn dienstverband
• Indien de medewerker op 1 januari 2013 64 jaar oud is: 16 uur per week tot het einde van zijn dienstverband
4.7.2 t/m 4.7.4 blijven ongewijzigd.
In januari 2013 wordt eenmalig een bedrag van totaal 150.000 euro bruto verdeeld over de medewerkers van de CB die in de periode 2013-2017 niet in aanmerking komen voor arbeidstijdvermindering op grond van de regeling in artikel 4.7. De exacte hoogte van het bedrag verschilt per medewerker en is afhankelijk van het aantal dienstjaren, om recht te doen aan het feit dat wie lang in dienst is geweest ook het langst heeft bijgedragen aan de regeling. De uitkering per medewerker wordt als volgt bepaald:
150.000 euro
Bruto uitkering = -------------------------- * Aantal dienstjaren
Totaal CB-dienstjaren
Waarbij:
Totaal CB-dienstjaren = de som van de dienstjaren* van alle CB-werknemers die op peildatum (1 januari 2013) jonger zijn dan 60 jaar
Aantal dienstjaren = het aantal dienstjaren* van de betreffende medewerker
* Bij het bepalen van de het aantal dienstjaren vindt een correctie plaats op grond van de omvang van het dienstverband: iemand die 5 jaar in dienst is en een contract heeft voor 40 uur ontvangt een tweemaal zo hoge uitkering als iemand die 5 jaar in dienst is met een dienstverband van 20 uur. Voor het bepalen van de omvang van het individuele dienstverband wordt peildatum 1 januari 2013 gebruikt.
Artikel 4.8 Vakantie
Artikel 4.8 wordt als volgt aangepast:
4.8.1 Iedere medewerker heeft, op basis van een voltijd dienstverband, recht op 35 vakantiedagen per jaar (is gelijk aan 280 uren).
• Indien de medewerker vóór 1 januari 2012 in dienst is getreden en op 1 januari 2012 45-49 jaar oud is, heeft hij recht op 1 extra vakantiedag (totaal 36 dagen of 288 uren) tot het einde van zijn dienstverband
• Indien de medewerker vóór 1 januari 2012 in dienst is getreden en op 1 januari 2012 50-54 jaar oud is, heeft hij recht op 2 extra vakantiedagen (totaal 37 dagen of 296 uren) tot het einde van zijn dienstverband
• Indien de medewerker vóór 1 januari 2012 in dienst is getreden en op 1 januari 2012 55-59 jaar oud is, heeft hij recht op 3 extra vakantiedagen (totaal 38 dagen of 304 uren) tot het einde van zijn dienstverband
• Indien de medewerker vóór 1 januari 2012 in dienst is getreden en op 1 januari 2012 60 jaar of ouder is, heeft hij recht op 4 extra vakantiedagen (totaal 39 dagen of 312 uren) tot het einde van zijn dienstverband
4.8.2 t/m 4.8.11 blijven ongewijzigd.
Artikel 6.2 Eindejaarsuitkering
Vanaf 1 januari 2013 wordt de eindejaarsuitkering verhoogd met 0,4% naar 4,4%.
Artikel 7.5 Pensioenregeling
Artikel 7.5.b: tekst vanaf “Vanaf 1 juni 2009…” vervalt. De pensioenpremies gaan per 1 juni 2012 weer terug naar de oorspronkelijke omvang van 22,5%. We hebben het voorbehoud gemaakt om in 2012 alsnog in gesprek te gaan over verdeling van de premie als nieuwe regeling na 1 januari 2012 wordt vastgesteld.
Bijlage 2 Werkgelegenheid en reorganisaties
Wordt aangepast: duur van de aanvulling bij een dienstverband van 35 jaar en langer is maximaal 38 maanden (=maximale duur van het recht op WW).
Daarnaast is er nog een aantal aanpassingen ingegeven door:
- Wijzigingen in wet- en regelgeving
- Wijzigingen ter vereenvoudiging en/of verduidelijking
- Tekstuele wijzigingen Deze zijn als bijlage bijgevoegd.
Aldus overeengekomen op 2 februari 2012
Namens Abvakabo FNV Namens Consumentenbond
Xxxxx Xxxxxxx Xxxx Xxxxxx
Plaats: Den Haag
Datum: 13 februari 2012
Bijlage: overzicht overige aanpassingen
Aanpassingen CAO 2012-2014
Laatst bijgewerkt op: 26-01-2012
1. Wijzigingen wet- en regelgeving
1. Artikel 4.8 lid 7 Vakantieopbouw en -opname bij ziekte Huidige tekst:
De medewerker die tengevolge van arbeidsongeschiktheid zijn werkzaamheden niet heeft kunnen verrichten, heeft over de eerste 6 maanden van de arbeidsongeschiktheid aanspraak op vakantiedagen/-uren. Na de eerste 6 maanden vindt bij volledige arbeidsongeschiktheid geen opbouw van vakantierecht meer plaats. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt het vakantierecht naar rato van de arbeidsgeschiktheid opgebouwd.
Voorstel tekst:
De medewerker die tengevolge van arbeidsongeschiktheid zijn werkzaamheden niet heeft kunnen verrichten, bouwt verlof op volgens de wettelijke regeling. Thans betekent dit dat de arbeidsongeschikte medewerker vanaf 1 januari 2012 verlofrechten opbouwt en opneemt zoals de arbeidsgeschikte medewerker.
2. Artikel 4.8 lid 8 Vakantieopbouw en -opname bij ziekte Huidige tekst:
In geval dat de arbeidsongeschiktheid tijdens de vakantie ontstaat, behoudt de medewerker aanspraak op dientengevolge gemiste vakantiedagen/-uren, mits hij aan de volgende voorwaarden heeft voldaan:
• De medewerker moet zich terstond ziekmelden en na afloop van de arbeidsongeschiktheid terstond beter melden bij de werkgever.
• De medewerker moet een doktersverklaring overleggen aan de bedrijfsarts.
• De bedrijfsarts moet instemmen met de hiervoor bedoelde doktersverklaring.
Voorstel tekst:
tekst vervalt.
3. Levensloopregeling (artikel 4.10) blijft open staan voor deelnemers die 31-12-2011 meer dan 3000 euro gespaard hadden. Spaarloonregeling (7.4) komt te vervallen per 01-01-2012.
Voorstel tekst:
Artikel 4.10 Levensloop
Vanaf 1 januari 2012 kunnen nieuwe deelnemers zich niet meer aanmelden voor de levensloopregeling.
De levensloopregeling wordt vanaf 2012 nog opengehouden voor deelnemers die op 31 december 2011 een saldo op hun levensloopregeling hebben staan. Deelnemers met een saldo minder dan € 3.000 kunnen in 2012 en 2013 niet meer bijstorten, overige deelnemers kunnen dat wel.
Vanaf het jaar 2013 kunnen alleen nog deelnemers die op 31 december 2011 € 3.000 of meer hebben opgebouwd, gebruikmaken van de levensloopregeling totdat zij de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt.
Alle deelnemers aan de levensloopregeling kunnen in het jaar 2013 hun levenslooptegoed zonder belastingheffing omzetten in vitaliteitssparen. Van de deelnemers die op 31 december 2011 minder dan € 3.000 hebben opgebouwd en in het jaar 2013 het tegoed niet omzetten in vitaliteitssparen, wordt het levenslooptegoed op 31 december 2013 belast als loon.
Vanaf het jaar 2014 kan er alleen nog circa € 20.000 uit levensloop zonder belastingheffing worden omgezet in vitaliteitssparen. Over het meerdere dient dan belasting te worden betaald. Mensen die eenmaal aan vitaliteitssparen hebben deelgenomen, kunnen niet meer aan levensloop deelnemen.
Stortingen in vitaliteitssparen zijn fiscaal aftrekbaar in box 1. Daar dit geen werknemersregeling betreft is dit niet opgenomen is deze CAO.
Artikel 7.4 Spaarloon
De spaarloonregeling wordt per 1 januari 2012 afgeschaft. Dit betekent dat het opgebouwde spaarloon met ingang van 1 januari 2012 vrij op te nemen is.
2. Wijzigingen ter vereenvoudiging of verduidelijking
1. Artikel 3.2 indeling salarisschaal
Huidige tekst: Voldoet de medewerker niet aan de functie-eisen dan zal hij gedurende maximaal twee jaar lager worden ingeschaald. In geval van een functie op het niveau tot schaal 18 is een lagere schaalindeling maximaal een jaar van kracht, en maximaal tot een verschil van 10% van het bedrag in trede 0 in de betreffende schaal. In geval van een functie op het niveau van schaal 18 of hoger is de lagere schaal indeling maximaal twee jaar van kracht en maximaal tot een bedrag van 15% van het verschil in trede 0 in de betreffende schaal.
Voorstel tekst: Voldoet de medewerker niet aan de functie-eisen dan wordt hij gedurende maximaal één jaar één schaal lager ingeschaald.
2. Artikel 3.8 CAO à la Carte laten vervallen (elke besteding staat afzonderlijk al in de CAO)
Medewerkers hebben de mogelijkheid keuzes te maken over de besteding van een gedeelte van hun inkomen of betaling van bepaalde kosten. Zo kan de eindejaarsuitkering als pensioenstorting worden verwerkt. Bovenwettelijke verlofdagen kunnen worden uitbetaald of als pensioenstorting verwerkt (artikel 7.5).
3. Artikel 4.8 lid 6 Huidige tekst:
Medewerkers die het gehele jaar in dienst zijn moeten minimaal 15 vakantiedagen per kalenderjaar opnemen waarvan twee weken aaneengesloten. In overleg met de werkgever kan voor een ander opnamepatroon gekozen worden. Een vakantie omvat maximaal vier weken aaneengesloten tenzij de leidinggevende toestemming geeft voor een langere periode.
Voorstel tekst:
Medewerkers die het gehele jaar in dienst zijn moeten minimaal 15 vakantiedagen per kalenderjaar opnemen. Een vakantie omvat maximaal vier weken aaneengesloten tenzij de leidinggevende toestemming geeft voor een langere periode.
4. Artikel 4.8 lid 8 ziekte tijdens vakantie Huidige tekst:
In geval dat de arbeidsongeschiktheid tijdens de vakantie ontstaat, behoudt de medewerker aanspraak op dientengevolge gemiste vakantiedagen/-uren, mits hij aan de volgende voorwaarden heeft voldaan:
• De medewerker moet zich terstond ziekmelden en na afloop van de arbeidsongeschiktheid terstond beter melden bij de werkgever.
• De medewerker moet een doktersverklaring overleggen aan de bedrijfsarts.
• De bedrijfsarts moet instemmen met de hiervoor bedoelde doktersverklaring.
Voorstel tekst:
In geval dat de arbeidsongeschiktheid tijdens de vakantie ontstaat, behoudt de medewerker aanspraak op dientengevolge gemiste verlofuren, mits hij aan de volgende voorwaarden heeft voldaan:
• De medewerker moet zich terstond ziekmelden en na afloop van de arbeidsongeschiktheid terstond beter melden bij de werkgever.
• Indien de vakantie buitenshuis (binnenland of buitenland) genoten wordt, moet de medewerker ter plaatste een doktersverklaring laten opstellen en deze aan de werkgever overleggen.
• De bedrijfsarts moet kunnen instemmen met de opgestelde doktersverklaring.
5. Artikel 4.13 Buitengewoon verlof Huidige tekst:
Vier dagen: op de dag van huwelijk van de medewerker en de dagen daaropvolgend.
Voorstel tekst:
Vier dagen: op de dag van huwelijk/geregistreerd partnerschap van de medewerker en de dagen daaropvolgend.
Huidige tekst:
op de xxx xxx xxxxxxxxxx, eenmaal per jaar als de werkgever geen verhuiskostenvergoeding toekent. Twee dagen: op de dag van verhuizing als de werkgever een verhuiskostenvergoeding toekent plus een dag
Voorstel tekst:
op de dag van verhuizing, eenmaal per jaar.
6. Artikel 4.14b Xxxxxx bij adoptie en duurzame pleegzorg Huidige tekst:
1 Bij binnenlandse adoptie heeft de medewerker recht op betaald verlof voor de helft van de benodigde tijd, doch maximaal 5 dagen per jaar.
2 Bij buitenlandse adoptie heeft de medewerker recht op betaald verlof voor de helft van de benodigde tijd, doch maximaal 10 dagen per jaar.
3 Wanneer meer tijd benodigd is ten behoeve van adoptie dan heeft de medewerker recht op onbetaald verlof van ten hoogste vier aaneengesloten weken, minus aftrek van de in lid 1 of lid 2 vermelde dagen. De medewerker heeft voor deze periode recht op een uitkering krachtens de Wet Arbeid en Zorg. De medewerker moet deze uitkering uiterlijk twee weken voordat het adoptieverlof of het recht op uitkering ingaat via de werkgever aanvragen bij het UWV. Tijdens de periode van uitkering vindt geen opbouw van pensioen en vakantietoeslag plaats. Op grond van de vakantiewetgeving zoals geregeld in het BW, gaat de opbouw van vakantiedagen tijdens het adoptieverlof gewoon door.
4 Het verlof moet worden opgenomen binnen een tijdvak van achttien weken. Dit tijdvak vangt aan twee weken voordat de feitelijke opneming ter adoptie heeft plaatsgevonden of zal plaatshebben.
5 De medewerker meldt zo mogelijk uiterlijk drie weken voor de ingang van het verlof dat hij adoptieverlof opneemt onder vermelding van de ingangsdatum en de duur van het verlof.
6 De medewerker dient de werkgever daarbij een document te overhandigen waaruit blijkt dat een kind ter adoptie of voor duurzame pleegzorg is of zal worden opgenomen, en waarin tevens de datum van opneming is aangeduid.
Voorstel tekst:
Bij adoptie heeft de medewerker recht op betaald verlof conform de Wet Arbeid en Zorg. De adoptie- of pleegzorguitkering duurt maximaal vier aaneengesloten weken. De medewerker heeft voor deze periode recht op een uitkering krachtens de Wet Arbeid en Zorg.
Bij het adopteren van meer dan één kind tegelijk heeft de medewerker alleen recht op één adoptie- of pleegzorguitkering.
7. Artikel 4.14 1c Calamiteiten- en ander kort verzuimverlof
Toevoegen lid d.: Wanneer ook aan de voorwaarden van het kortdurend zorgverlof wordt voldaan, eindigt het calamiteitenverlof na één dag en gaat het over in kortdurend zorgverlof (artikel 4.14d)
8. Artikel 4.14 2 (kraamverlof) Calamiteiten- en ander kort verzuimverlof Huidige tekst:
De medewerker heeft gedurende 4 weken na de bevalling van de echtgenote, relatiepartner of degene van wie hij het kind erkent, recht op verlof met behoud van loon voor 2 werkdagen.
Voorstel tekst:
Na de bevalling van de echtgenote, de geregistreerde partner, de persoon met wie hij ongehuwd samenwoont of degene van wie hij het kind erkent, heeft de werknemer gedurende een tijdvak van vier weken recht op verlof met behoud van loon voor twee dagen waarop hij arbeid pleegt te verrichten. Het recht bestaat vanaf de eerste dag dat het kind feitelijk op hetzelfde adres als de moeder woont.
9. Artikel 5.1
Volgende tekst verwijderen:
Er is een contract met de arbodienst waarin enerzijds de leidinggevende optimale ruimte heeft om te sturen in de benodigde ondersteuning, en anderzijds verscheidene deskundigen beschikbaar zijn ter ondersteuning van het herstel.
10. Artikel 7.7 Onkostenvergoeding woon-werkverkeer Huidige tekst:
Lid 2 Elke medewerker krijgt eenmaal per jaar de keuze of hij/zij per OV of met een prive- vervoermiddel (auto of fiets) wil reizen. Reizen per OV moet worden aangetoond door overlegging van een kopie van de openbaarvervoerbewijzen aan de salarisadministratie.
Lid 3 Wie kiest voor reizen per OV ontvangt een vergoeding op basis van het goedkoopste OV-jaartarief, tot een maximum van € 2400 per jaar.
Lid 7 De vergoeding van prive vervoer en openbaar vervoer wordt middels een vast bedrag per maand verrekend, afhankelijk van het aantal werkdagen per week en op basis van de norm dat over 205 werkdagen per jaar op fulltime basis wordt vergoed. De vergoeding stopt bij ziekte langer dan een maand.
Lid 9 Medewerkers die per fiets naar het werk komen, kunnen in plaats van een maandelijkse vergoeding ook kiezen voor een fietsvergoeding. Dat betekent dat zij eenmaal per drie kalenderjaren een fiets vergoed kunnen krijgen met een maximale cataloguswaarde van € 749 inclusief BTW. Met de fiets samenhangende zaken en een fietsverzekering worden binnen het bedrag vergoed.
Voorstel tekst:
Lid 2: Xxxx medewerker krijgt eenmaal per jaar de keuze of hij/zij per OV of met een prive- vervoermiddel (auto of fiets) wil reizen. Reizen per OV moet worden aangetoond door overlegging van een kopie van de openbaarvervoerbewijzen aan de salarisadministratie en wordt vergoed tot een maximum van €2.400 per jaar.
Lid 3: laten vervallen.
Lid 7 De vergoeding van prive vervoer en openbaar vervoer wordt middels een vast bedrag per maand verrekend, afhankelijk van het aantal werkdagen per week en op basis van de norm dat over 205 werkdagen per jaar op fulltime basis wordt vergoed. De vergoeding stopt bij ziekte langer dan een maand en afwezigheid langer dan 2 maanden.
Lid 9: Medewerkers die per fiets naar het werk komen, kunnen in plaats van een maandelijkse vergoeding ook kiezen voor een fietsvergoeding conform de fietsregeling (H6 BER).
3. (overige) tekstuele wijzigingen
1. Artikel 1.11 overgangsregelingen: komen te vervallen
2. Artikel 3.3 lid 3 jaarlijkse bepaling individueel salaris Huidige tekst:
Een medewerker komt alleen voor een periodieke verhoging in aanmerking op basis van het beoordelingsresultaat.
Een medewerker die het maximum van de schaal nog niet heeft bereikt komt in aanmerking voor 0, 1⁄2, 1, 11⁄2 of 2 periodieken. Wanneer een leidinggevende op basis van de beoordeling meer dan 1 periodiek wil toekennen, dan overlegt de leidinggevende eerst met de directie.
Voorstel tekst:
Een medewerker komt alleen voor een periodieke verhoging in aanmerking op basis van het beoordelingsresultaat.
Een medewerker die het maximum van de schaal nog niet heeft bereikt komt in aanmerking voor 0, 1⁄2, 1, 11⁄2 of 2 periodieken. Wanneer een leidinggevende op basis van de beoordeling meer dan 1 periodiek wil toekennen, dan moet deze worden goedgekeurd door de directie.
3. Artikel 4.8 lid 11 Vakantiedagen kopen Huidige tekst:
De medewerker kan extra vakantiedagen kopen. Dit kan gefinancierd worden met bruto salaris, de vakantietoeslag of de eindejaarsuitkering. Voor het kopen van extra vakantiedagen is geen toestemming nodig van de werkgever. Voor het opnemen van de extra vakantiedagen geldt dezelfde regeling als voor reguliere vakantiedagen.
Voorstel tekst:
De medewerker kan extra vakantiedagen kopen. Dit kan gefinancierd worden met bruto salaris, de vakantietoeslag of de eindejaarsuitkering. Voor het kopen van extra vakantiedagen is geen toestemming nodig van de leidinggevende. Voor het opnemen van de extra vakantiedagen geldt dezelfde regeling als voor reguliere vakantiedagen.